Klin 10 Deel 5

  • Uploaded by: De Oude Klin
  • 0
  • 0
  • December 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Klin 10 Deel 5 as PDF for free.

More details

  • Words: 11,204
  • Pages: 35
Nr. 10 - 1995 HERINNERINGEN AAN BEZETTINGSTIJD EN BEZETENHEID. Voor het leven gebrandmerkt. Als snotneus van veertien jaar beleefde ik het begin van de oorlog. Toch welbewust, want door de belangstelling van mijn ouders voor het wereldgebeuren, en in het bijzonder voor wat zich in Duitsland afspeelde, maakten wij ons over Hitlers doelstellingen geen illusies. Getuigenissen van bijvoorbeeld de Duitse joodse zangeres Rosie Hahn, die voor de oorlog enige tijd in ons gezin doorbracht, lieten daarover geen twijfel. Ook Rauschning, een vroegere medewerker van Hitler, had in een boek (in de Franse vertaling 'Hitler m'a dit') diens plannen – trouwens in Mein Kampf al zo goed als onomwonden geopenbaard – verklapt. Toen ik in de vroege morgen van de tiende mei 1940 door het bombardement van het vliegveld Bergen werd gewekt, wist ik dan ook meteen: dat zijn de moffen! Velen begrepen pas later, en soms véél later, wat deze overval te betekenen had. Op de 17e mei 1940, toen de eerste Duitse militairen in ons toen nog mooie, stille en plattelandsdorp in de kop van Noord-Holland aankwamen, bracht een huismoeder hen op een dienblad kopjes koffie. Die arme jongens zagen er zo vies en moe uit (na bij de Afsluitdijk tegen Nederlandse soldaten te hebben gevochten)... De eerste actieve verzetsman die ik kende, was de met mijn vader bevriende dominee Krop (een zoon van de toen nog bekende fel anticommunistische dominee Krop 'van de ingeblikte kindertjes'. Deze bijnaam kwam voort uit zijn eens geuite bewering, dat de Sovjets hun kinderen opaten. De CPN had daarop gereageerd met te zeggen, dat zij ze niet alleen opaten, maar ook nog inblikten). Hij zei bij zijn huisbezoeken, dat nu de duivel op straat te zien was, in de gedaante van de Duitse soldaat. Op 17 augustus 1941 werd hij gearresteerd en kwam in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam terecht. Daar ontmoette hij toevallig mijn vader die daar ook verbleef; op 28 augustus wegens 'sabotage' gepakt. Als zodanig werd het door twee potige verplegers met een ziekenauto doen ophalen en opnemen in de zenuwafdeling van de met verlof zijnde vrijwilliger in het Duitse leger Cor de Jong, die thuis aan het Bullepad de boel kort en klein sloeg, door de Duitsers opgevat.

Historische Vereniging

- 216 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Op 2 september kwam vader weer thuis, maar op 23 september moest hij zich melden op het politiebureau in Alkmaar en werd hij voor de tweede maal gepakt, en nu naar Scheveningen gebracht. Op 3 december daaropvolgend werd hij weer, zonder uitleg van redenen, losgelaten. De doorstane beproeving had hem grijze haren gegeven. Later werd dominee Krop naar Dachau overgebracht, waar hij zijn ook gepakte broer bij de administratie ontmoette. Dominee Krop overleefde ternauwernood de oorlog; we hebben hem een paar maal een bezoek gebracht in de inrichting waar hij werd verpleegd. Zijn broer overleefde langer, het klimaat van Dachau was paradoxaal genoeg gunstig geweest voor het herstel van zijn, bij zijn arrestatie door een schot beschadigde long. De Duitsers, volgens de officiële propaganda gekomen om ons te beschermen (tegen een beraamde Engelse inval) gedroegen zich aanvankelijk 'correct en beleefd', zoals de stereotype term het uitdrukte. Maar de ware aard van hun regime kwam, zoals uit de bovenomschreven gebeurtenissen ook blijkt, al gauw aan het licht en bevestigde onze voorgevoelens. Van lieverlee werd de weerstand tegen de Duitsers, in een heel klein kringetje van vertrouwden, groter. Ik werd natuurlijk overal buiten gehouden, maar kleine potjes hebben nu eenmaal grote oren. Zo wist ik al gauw meer dan voor de veiligheid gewenst was. Pas veel later bracht dit besef mij de rillingen over de rug; hoe zou ik mij bij een straf verhoor door de moffen hebben gedragen? Gelukkig zijn er genoeg voorbeelden van kinderen die zich, en hun familie, er dan heel slim hebben uitgered. Hier wil ik meteen belichten, aan welke invloeden een opgroeiende jongen in die jaren blootstond. Het Duitse volk was en is natuurlijk niet stommer dan welk ander volk dan ook. Zijn geschiedenis en cultuur hebben het zijn eigen karakter gegeven. Zonder hier al te diep op deze zaken in te gaan, kan worden opgemerkt dat het Verdrag van Versailles, dat na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, Duitsland op de knieën en tot zware boetedoening had gedwongen, niet helemaal onterecht bij de Duitsers wraakgevoelens had opgewekt. Die konden door Hitler makkelijk worden aangewakkerd.

Historische Vereniging

- 217 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Daarbij kwam nog, dat de Duitse economie als door een wonder door hem (en de hem steunende grootindustriëlen) weer tot bloei werd gebracht. Waar overal in de wereld en ook in Europa de in 1929 ontstane crisis grote werkloosheid had doen ontstaan, was er in het nazi-Duitsland van na 1933 al snel bijna overal volop werk te vinden. Zelfs Pancrassers vonden er een goedbetaalde baan, en kwamen eens in de veertien dagen thuis met weekend. Anderen konden er een vorming vinden, die in ons land niet bestond: zoals Zahntechniker, tandheelkundig technicus zonder medische opleiding. Hun diploma was in Nederland niet geldig, en werd als een onwettige concurrentie van de tandartsen gezien, maar niettemin werd de activiteit daarna wel in Nederland wederrechtelijk uitgeoefend – wat tot arrestaties leidde. Maar daar de tarieven van deze Zahntechniker aanmerkelijk beneden die van de gewone tandarts lagen, hadden zij de sympathie van hun patiënten, en waren zij een van de voorbeelden van hoe goed men in Duitsland de boel aanpakte. Als men het nationaal-socialistische principe even los kan en wil zien van het nazisme dat zich ernaast ontwikkelde en het verving, moet worden vastgesteld dat ook elders deze van huis uit sociaaleconomische gedachte werd gepropageerd. De vooroorlogse Nederlandse kreet Koopt Nederlandse waar, dan helpen wij elkaar, door de VNF (Vereniging Nederlands Fabrikaat) gebracht, ging ervan uit. Evenals het na de oorlog door de Franse communisten gewenste Produisons francais, achetons francais (Frans produceren, Frans kopen). Deze opstelling heeft in Duitsland tot gevolg, dat naarstig wordt gezocht naar vervangingsmiddelen voor tot dan toe geïmporteerde producten. En zo ontwikkelt het Duitse vernuft de Ersatzproducten, voor bijvoorbeeld rubber en benzine, in hoofdzaak uit steenkool gewonnen. De Duitse motoren van de Blitzkrieg draaien, tot de Roemeense olie beschikbaar komt, voor een goed deel op synthetische benzine en olie. De Amerikanen zijn voor de oorlog tot concessies bereid om in deze kennis mee te delen. Ondanks zijn dreigende onthullingen in Hitlers Mein Kampf – waarin al zijn plannen al sinds 1933 onomwonden staan beschreven! – vindt hij in de hele wereld aanhangers. Het Amerikaanse tijdschrift Time roept hem in 1938 uit tot 'de man van het jaar'. Ondanks het feit dat hij bij de Olympische Spelen in 1936 geweigerd had de bij het hardlopen winnende neger 'Jesse' Owens de hand te drukken.

Historische Vereniging

- 218 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De film over die Spelen: Triumf des Willens, door Leni Riefenstahl gemaakt, werd in Hollywood verklaard tot een van de beste tien films ooit gemaakt. Haar film over de bijeenkomst van de nazi-partij in Neurenberg in 1934 gaat nog steeds door voor een universeel meesterwerk, waarin bijna alle later door iedereen gebruikte filmopnametechnieken door haar werden uitgevonden. Zelfs velen in de door de Duitsers overwonnen en bezette landen kunnen zich niet verweren tegen de magische uitstraling die er van deze, dan nog onoverwinnelijke, machine uitgaat. Ten onrechte, en jammer genoeg. De bevolking, en vooral de voor alles wat nieuw is ontvankelijke jeugd (en is eigenlijk niet alles nieuw voor ze), was aangewezen op wat de Duitsers te bieden hadden aan cultuur en ontspanning. Zoals de later jeugd opgroeide met de Beatles of de Rolling Stones, zo groeiden wij op met de dansmuziek van de Ramblers, Klaas van Beek, Frans Wouters en Boyd Bachman, de zangers Jan de Vries en Eddy Christiani, om er maar een paar te noemen. Allen Nederlanders die niet noodzakelijk overtuigd collaborateur waren, maar wel lid moesten zijn van de Kultuurkamer en daarvoor een verklaring hadden moeten tekenen om zich loyaal tegenover de bezetter en zijn maatregelen, dus inzonder ook de anti-joodse, te gedragen. Daarnaast waren o.a. Duitse sterren als Zarah Leander, Christine Soderbaum, Johan Heesters en Hans Albers, ondanks alles, populair. Lang niet alle films waren doordrenkt met propaganda, musicals als Wunschkonzert of Musik waren zo goed als onschuldig, zoals ook de avonturenfilms Robinson Crusoe of Baron von Munchhausen met Hans Albers in de hoofdrol. Humoristische films met het koppel Hans Moser en Theo Lingen konden de vergelijking met Laurel en Hardy glansrijk doorstaan. Hans de brokkenpiloot met Heinz Ruhman was een remake van Ademai aviateur met Fernandel, of omgekeerd. De Duitse dansmuziek swingde, hoewel dat eigenlijk verboden was, evengoed als de Amerikaanse, Amerikaanse deuntjes werden, onder arisch vertaalde titels, rustig overgenomen: Choo-choo-chanooga werd Zeg conducteur. waar staat de Rotterdamse sneltrein, Steeple chase werd Hindernisrennen.

Historische Vereniging

- 219 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Doordat, vooral na de oorlog, niet toegegeven kon worden dat Duitse sterren toch ook hun charme konden hebben gehad, bleef de jeugd van toen later wat gefrustreerd opgescheept met een onherkenbare sterrennostalgie. Ook al wist je dat het des duivels was; het feit dat jongens in de Ha-Jott (Hitlerjeugd) leerden motorrijden of zweefvliegen, deed menige snuiter spijtig vaststellen dat zoiets bij de vooroorlogse padvinderij, de AJC (de socialistische Algemene Jeugdcentrale of de Kajotters (Katholieke Jeugdbeweging) niet mogelijk was geweest. Het Duitse uniform, vooral dat van de soldaten van de Panzers, was al punk vòòr zijn tijd. Van een jongen wiens vader achter het nationaal-socialisme stond, was het moeilijk te verwachten dat hij niet voor de nationaalsocialistische verleiding zwichtte. Het ten toon gespreide antisemitisme werd toen niet zwaarder opgenomen dan het racistische gepraat dat men vandaag kan horen. De gruwelijke Duitse praktijken kwamen voor bijna iedereen pas na de oorlog aan het licht. Wie ligt er vandaag wakker van de honger in de derde wereld, de vervuiling, Joegoslavië, en de rest? Vanaf 1942 moest ik, zestien jaar oud, van tijd tot tijd mondelinge boodschappen, waarin vaak sprake was van een konijn, overbrengen. Al doende kwam ik in aanraking met o.a. de timmerman Jaap Balder in Broek op Langedijk, die veel konijnen, 'piloten' – zoals alle uit aangeschoten vliegtuigen gesprongen bemanningsleden werden genoemd – op weg naar Engeland terug hielp. Hij was het allereerste punt van een lange ontsnappingslijn, die meestal naar de Pyreneeën leidde. Maar dat hoorde ik pas veel later. Meer hierover verder in dit verhaal. Met heel goede vrienden sprak je wel over de mogelijkheid om naar Engeland te gaan. Ik maakte een plan om met mijn kano op een aanhangwagentje naar Vlissingen te fietsen en van daar over te steken (ik heb het kaartje nog). Maar doordat de kuststreek verboden gebied werd, kon dat al gauw niet meer. Van een jongen van het internaat in Zeist, Mario (van Boeschoten of zo heette hij), kreeg ik een Franse bajonet als eerste wapen (ook die heb ik nog).

Historische Vereniging

- 220 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Pas later, het moet omstreeks juni 1944 zijn geweest, ging ik naar het hoofd van de christelijke school, meester Monster, die ik kende omdat hij mij Franse bijles had gegeven – en zei hem dat ik 'in de ondergrondse' wilde. Waarom ik daarvoor juist bij hèm kwam? Ik zei hem dat iemand (J.M.) mij gezegd had dat hij er bij hoorde. Daarover was hij, begrijpelijk genoeg, onaangenaam verrast. Maar niettemin zond hij mij, omdat hij wel wist uit welk nest ik kwam, naar de vader van Jaap Zeeman. Daarmee heb ik als eerste werk de noordelijke en westelijke omgeving afgefietst, om op een wegenkaart de Duitse versterkingen aan te geven, terwijl de oude (maar taaie) op de uitkijk stond. Later, toen ik in september 1944 uit Groningen kwam, waar ik een blauwe maandag op de zeevaartschool (toen uit Delfzijl uit het verboden kustgebied naar Groningen overgeplaatst) was geweest voordat die vlak na Dolle Dinsdag sloot, werkte ik dagelijks in de garage van Jan Kooy, waar de groep van Jaap Zeeman zijn 'technische afdeling' had. Allerlei gewone klusjes moesten er worden opgeknapt als camouflage voor het verzetswerk. Waardoor ik bijvoorbeeld eens de motor van de motorvlet van de NSB'ers Maarten en Piet Visser, overigens heel geschikte jongens, heb gerepareerd. Dat ik mij als dokterszoon met zulk werk bezighield wekte in die tijd geen argwaan. Alles was ontwricht, de scholen waren gesloten. Behalve de bouwers voor wie alles zo goed als gewoon doorging, werkte bijna niemand meer normaal bij gebrek aan vervoer, aanvoer, en aan grondstoffen en elektriciteit – en omdat iedereen druk bezig was om aan eten te komen, wat hoe langer hoe meer tijd en energie vroeg. Voor ons opgeschoten zorgeloze jongens ging de ellende langs ons heen. Wij zagen in hoofdzaak de avontuurlijke kant van alles, al was de hevigheid ervan soms toch wel wat teveel van het goede. Wanneer bijvoorbeeld een goede vriend of kennis was gepakt, of zelfs doodgeschoten. Zoals Henk Gottlieb, 'slakkie' Balder, Jan Walter. Daar werd je koud van. En ook razend. Het afstropen van vliegtuigwrakken, het demonteren van alles wat maar kon worden losgeschroefd was een heerlijk avontuurlijke bezigheid, ook al stond daar al snel de doodstraf op. De in grote getale overvliegende bommenwerpers, de begeleidende jagers, de luchtgevechten en de brandend neerstortende vliegtuigen waren, en niet alleen voor de jongeren, een vaak adembenemend schouwspel. In het laatste halfjaar kwamen daar de van langs de kust afgeschoten

Historische Vereniging

- 221 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 V2's nog bij, die wanneer zij oostwaarts vertrokken, wat meer dan eens gebeurde, een heerlijke Schadefreude gaven. Als heel teleurstellend ondervond ik tijdens de bezetting, dat je steeds bij de zelfde mensen terecht kwam als het erom ging daadwerkelijke hulp te krijgen. Wanneer je vroeg om onderdak voor iemand, een jood of een 'gewone' onderduiker, had men altijd een uitvlucht klaar. Dat het steeds dezelfden waren die hielpen was des te gevaarlijker, omdat dit ook opvallend kon zijn voor de buren, en voor daaronder mogelijke verraders. Soms werden mensen verplicht om iemand te nemen. Dan kwamen zij voor de keus: of door de moffen te worden gesnapt, of door het verzet te worden uitgeknepen. Er was over het algemeen meer lijdelijk dan lijfelijk verzet. Laat men niet denken, dat iedereen het verzet in dank zijn actie afnam. Vlak na de bevrijding – je was ook voor onbekenden als voormalig verzetsman herkenbaar door je 'uniform': de blauwe overal, het alpientje en de oranje band – werd mij door onbekenden op straat meer dan eens het verwijt onder de neus gewreven, dat het verzet door zijn toedoen de Duitse represailles had uitgelokt... Het was onze schuld geweest dat gijzelaars waren doodgeschoten. Dat was om uit je vel te springen. Gelegenheid om te schieten heb ik tijdens de bezetting niet gehad. Mijn vuurdoop kreeg ik pas na de bevrijding, toen bij het ophalen van NSB'ers een Duitse soldaat op mijn makker, Cor Gouda, en mij schoot. Ook wij schoten, jammer genoeg, mis. Als die NSB'ers in de stad werden opgehaald en lopend naar het Huis van Bewaring gingen (vervoer was schaars in die dagen) dan moesten zij soms de Hitlergroet brengen, of met het portret van Mussert boven hun hoofd dragend lopen. Misschien niet al te menslievend en verheffend, maar gezien de omstandigheden ook weer niet onaanvaardbaar. Wel onaanvaardbaar was dat die NSB'ers door de begeleidende BS'ers soms moesten worden beschermd tegen agressie uit het publiek. De vlak-na-oorlogse ontwikkeling in Nederland ontging mij, zoals ook de anderen die als oorlogsvrijwilliger tegen Japan tekenden. De opleiding in Weert, het vertrek in oktober 1945 naar Engeland en de opleiding daar, het vertrek op oudejaarsavond richting Malakka, de verdere reizen, de vele nieuwe indrukken en tenslotte de inzet in

Historische Vereniging

- 222 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Nederlands Oost-Indië, maar ook de slechte voorlichting, de minimale levensomstandigheden, drongen de belangstelling voor wat in Nederland gebeurde op de achtergrond. Niet alleen het verblijf en de taak in de tropen, maar ook de terugkeer in Nederland, veroorzaakten bij de allermeesten van ons een, nog steeds niet verkropte, teleurstelling. De zuivering bleek op niets te zijn uitgelopen, de algemene mentaliteit kwam lamentabel op ons over en was verre van hoopgevend. Even te ontgoocheld door de Indonesische ervaring, en door de ontdekking van de ontwikkeling van de naoorlogse Nederlandse samenleving bij de terugkomst na bijna drie jaar afwezigheid, emigreerde ik in 1950 naar Frankrijk en verloor het contact met het Nederlandse wel en wee. De uitreiking van het verzetsherdenkingskruis bracht mij, bijna een halve eeuw later, opnieuw in de sfeer van toen. Al is voor de meeste oud-verzetsmensen de denigrerende benaming van deze onderscheiding stuitend. De curieuze aanduiding 'herdenkings-' doet immers denken aan herdenkingspenning, een voorwerp waaraan geen enkele verdienste is verbonden. Spijtig is, dat dit kruis niet verzetsdeelnemingskruis heet, een juistere benaming. Misschien is het gekozen woord niet helemaal een onschuldige slordigheid, maar nog een klein trapje van de regering na? Aan de verzetsmensen, de verzetsslachtoffers en hun gezinsleden, die het van de publieke weldadigheid moesten hebben, en die regering gewoon heeft laten barsten – even in duidelijk Nederlands gezegd.

Over konijnen en kraaienpoten. Bij Jaap Balder moest ik, toen een jaar of zestien oud, wel eens mondelinge boodschappen afgeven, waarin van konijnen sprake was. Zo heb ik daar tijdens het wachten op het antwoord, kennis gemaakt met zijn beide dochters, ongeveer van mijn leeftijd. De jongste, Maap, was later bevriend met Jan Leegwater, die met mij als oorlogsvrijwilliger in hetzelfde peloton van de Stoottroepen in 'Indië' terechtkwam – en in een hinderlaag sneuvelde.

Historische Vereniging

- 223 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Schuin tegenover Balder, wiens timmermanswerkplaats en woning in het begin van Broek op Langedijk stonden, woonde de tuinbouwer Vroegop waar ik ook wel eens om dezelfde redenen heen moest. Zoals in december 1943. Vroegop vroeg mij even in de woonkamer te gaan wachten op zijn antwoord. Als ik daar binnen kom zitten er drie mannen, ongebruikelijk in 'zondagse' pakken, in hun leunstoel achter een opgeheven krant, zodat je hun gezicht niet kunt zien. Ik hoor een van hen aan een ander fluisteren, in het Engels, en maak meteen van de gelegenheid gebruik om een gesprek aan te knopen, voor zover dat met mijn gebrekkige schoolengels mogelijk was. Zij waren blij wat afleiding te hebben. Later ben ik nog een paar maal teruggeweest, om ze o.a. Duitse boekje over Kriegsflugzeuge te laten zien. De Canadese sergeant John Hooley, radio-operator en mitrailleurschutter, maakte een potloodschetsje voor me, om te tonen hoe en waar zij boven de Kop van Noord-Holland werden neergeschoten. De Engelsman John Ogg, boordwerktuigkundige, die op 16 december 1943 neergekomen was bij de familie Kees Vader in de Schermer en door mijn vader naar Balder was gebracht, maakt ook deel uit van dit gezelschap. Op 26 juni 1943 was de viermotorige Canadese Halifax bommenwerper DK180 door een nachtjager neergeschoten. De officierpiloot Gerald Alban Gagnon kwam in Huiswaard neer, maar hij was dood. De staartschutter, sergeant Ray Munson uit Manitoba, 20 jaar oud, kwam neer bij het huis van de familie Piersma aan het Zuidend. Hij was aan een voet zwaar gewond. Na overleg van mijn vader met de 'goede' opperwachtmeester Leegwater van de Marechaussee (toen omgedoopt tot Staatspolitie), werd de man, die dringend chirurgische hulp nodig had, aan een al op weg zijnde Duitse patrouille gemeld. Ook omdat zijn wegwerking door te veel aanwezige getuigen niet meer haalbaar is. Verraders staan immers steeds op de loer. Een ander bemanningslid is bij Jacob Blom neergekomen. Ook hij wordt door de Duitsers gepakt. Nog een andere komt bij de Rijksveldwachter Maarten Rol, die ook aan het Zuidend woont, terecht. Mijn vader wordt er bij gehaald om als tolk te dienen. Deze parachutist wordt door mensen van de Alkmaarse KP, die gekleed in Duitse uniformen en met een Duitse vrachtauto komen, weggewerkt. Als even later de echte Duitsers komen, kan Rol met een verbaasd gezicht zeggen, dat zijn gevangene al gehaald is.

Historische Vereniging

- 224 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Pas in 1994 ontdek ik, door lezing van de bemanningslijst van deze Halifax, dat deze laatste waarschijnlijk John Hooley moet zijn geweest, en dat Munson en Hooley in het zelfde vliegtuig zaten. Hieruit blijkt ook, dat Hooley (die ik bij Vroegop aantrof) dus minstens van 26 juni tot midden december 1943 op verder transport terug naar Engeland heeft zitten wachten. Hij zal de tijd wel lang hebben gevonden. Hoe het verder met hem afliep heb ik niet gehoord. Ray Munson heeft de oorlog overleefd, en daarna verschillende malen gecorrespondeerd met mijn vader. De bemanning van de Canadese Halifax bestond, naast de al genoemde Alban Gagnon, Ray Munson en John Hooley, uit: R.J. Frost, officierpiloot en navigator, E.A. Shannon, sergeant werktuigkundige, C.R. Page. sergeant bommenrichter, en A. MCKinnon, sergeant mitrailleurschutter. In de op 5 december 1943 brandend in de Schermer bij de Slingerdijk neergekomen Lancaster JB 656 MG-D van John Ogg zaten nog vier Engelsen en drie Australiërs, waaronder de Australiër William Scott en de twintigjarige Brit William Buntain, die bij deze, zijn allereerste vlucht, voor iemand anders was ingevallen. Behalve John Ogg kwamen allen om. John Oggs parachute is onder verschillende belangstellenden verdeeld en een stuk doet nog steeds dienst als lampenkapbekleding. Zijn parachuteharnas heb ik in 1990 gegeven aan het Nederlandse Luchtoorlogmuseum 'Icarus en Mars', opgezet door de Stichting Aircraft Recovery Group 1940-1945, en gevestigd in het Fort aan de Assendelfter Zeedijk, in de polder ten oosten van Beverwijk. John Ogg is tijdens de oorlog niet naar Engeland teruggekomen, maar in Rotterdam als verbindingsofficier blijven steken. Hij heeft de meegemaakte ellende nooit kunnen verwerken, heeft er nooit over willen spreken, en is in 1983 gestorven. Een gedenkplaat is ter ere van de omgekomen bemanning geplaatst op het monument bij Stompetoren, en een propeller van het vliegtuig is opgericht bij de boerderij 'Wacht en Zie', bij de crashplaats aan de Slingerdijk. Dit laatste ereteken is op 5 mei 1994 door de zoon van John Ogg, Stephan onthuld.

Historische Vereniging

- 225 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Op een nacht wordt er gebeld. Ik vraag door het raampje in de voordeur, wat de roodharige grote man die op de stoep staat wil. Hij antwoordt me in het Engels iets dat ik niet begrijp. Ik waarschuw mijn vader, die al naar bed was. Het blijkt een Engelse parachutist te zijn die door Balder is gestuurd. De man heeft alleen maar zin om even een praatje in het Engels te maken. Misschien niet erg voorzichtig. Met de vader van Jaap Zeeman ben ik er op de fiets op uit geweest, o.a. langs de 'nieuwe weg' bij Noord-Scharwoude. Terwijl hij op de uitkijk stond, tekende ik op een kaart aan, waar Duitse versperringen en andere verdedigingswerken waren aangelegd. De werkplaats van de 'ondergrondse' was gevestigd in de garage van Jan Kooy, gelegen aan de Bovenweg, op de zuidhoek van het begin van de toenmalige Achterweg. Jan Kooy, getrouwd met Ant Bruin, één van de dochters (de andere zijn: Bets, de zangeres, Trijn, de vrouw van de (ook) organist Cor Booy uit de Daalmeer, en Siem), van bakker Bruin (die ook nog twee zoons heeft: Gerard en Jaap), had met zijn gezin moeten onderduiken, nadat iemand had verraden dat zij een jodin in huis hadden. Ab Meier, die bij hem werkte, werd zaakwaarnemer. Verschillende illegalen werkten daar min of meer geregeld, waaronder Wim Rol, Jan Mulder, Maarten Kooy en ikzelf. Als camouflage werden gewone reparatiewerkzaamheden verricht, of noodkacheltjes gemaakt. De grote draaibank moest met de hand in beweging worden gebracht als er geen stroom beschikbaar was. Het werk vorderde dus soms niet al te snel. Maar de grote schuifdeur bleef altijd dicht, want daarnaast werd gedaan wat nodig was voor het ondergrondse werk. Zoals het punten veilen aan kraaienpoten; dat zijn drie kruiselings in het midden aan elkaar gelaste stukken dun betonijzer van zo'n twintig centimeter lang. Zij dienden om, eenmaal op straat gegooid, de banden te laten springen. De kraaienpoten werden 's nachts, onder een dekzeil, gelast bij het PEN-huisje bij de Halvemaansbrug bij Oudorp. Jaap Zeeman, die bij 'de' PEN werkte, zorgde daar voor gratis stroom. Daarna werden zij op een handkar geladen en ergens neergezet.

Historische Vereniging

- 226 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De volgende dag heb ik die handkar, met het dekzijl er natuurlijk overheen, naar de garage van Jan Kooy geduwd. Een zenuwachtig werkje, want je moest geen nieuwsgierige Duitser tegen komen. Daarom waren we met z'n tweeën: de ander (Wim Rol?) ging vooruit om te kijken of de kust veilig was. Een ander klusje dat ik opknapte was het aanbrengen van een antenne in de wieken van het molentje van Heynis. De daar geplaatste zender werd gevoed met een grote accu, in een glazen bak. Die was loodzwaar. Toen hij daarheen werd gedragen, en van de schouders van een ander op die van Ab Meier werd verplaatst, gulpte er accuzuur over de rand, waardoor Ab als een haas de accu op de grond moest zetten en zijn overal en zijn ondergoed uittrekken, wat niet al te schoon bleek. Waarmee hij zijn onder ons gangbare bijnaam Schmutzige Albertus eer aandeed. Enfin, het was oorlog en de zeep was schaars. Er was in de garage ook een schuilplaats op een zoldertje achter strobalen. Duitse Kareltje (Karl Weinreich, een in 1942 gedeserteerde Duitser) heeft daar eens met zijn mensen een nacht doorgebracht. Tot grote ontevredenheid van Jaap Zeeman had ik ze binnengelaten, toen zij daar eens onverwacht met hun fietsen voor de deur stonden. Zij kwamen uit de Langedijk; één had een geweer onder zijn regenjas, die met een veiligheidsspeld om de loop was vastgemaakt, wat je duidelijk kon zien. Jaap Zeeman vond Kareltje te roekeloos naar zijn zin. Toen die een keer met zijn mannen de spoorbrug onklaar wilde maken, is Jaap hem in zijn eentje op de spoorbaan op gaan zoeken, om hem te zeggen dat hij in Jaap's vaarwater zat en snel moest opdonderen. Wat gebeurde. De razzia's gingen langzamerhand horen bij de gewone onaangename verrassingen die het leven kon bereiden. Deze razzia's hadden soms tot doel de arbeidskrachten op de Marinewerf van Den Helder aan te vullen. Dat was nodig, omdat veel van de elders, ook in Sint Pancras, geëvacueerde werkkrachten hoe langer hoe meer verstek laten gaan. Zij wilden hun leven niet riskeren in de steeds frequenter wordende geallieerde bombardementen van de werf.

Historische Vereniging

- 227 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Op 25 september hadden verschillende Pancrassers en onderduikers van elders zich verstopt in een veld met tabaksplanten, gelegen achter ons huis, bij de Twuyverweg. Ook wij waren gewaarschuwd dat er een razzia aan de gang was. Wij dat waren o.a. Willem van Baar, Cit Fluitman en de verloofde van Aafje Schuur. Thijs de Pee, die naast mij lag tussen de planten, reikte me een tabaksblad toe: Moet je er eentje draaien, vroeg hij lachend. Omdat Cit Fluitman zijn kop boven de planten uitstak om te zien of de kust al vrij was, werd hij door de Duitsers, die met hun vrachtauto's op de Twuyverweg stonden, opgemerkt. Meteen werd er over het veldje heen geschoten en kwamen een paar Duitsers de sloot over om het te doorzoeken. We bleven liggen, maar werden de een na de ander allemaal gepakt en moesten in de vrachtauto met dekzeil klimmen, waar al een man of twintig in zaten. Alie (geboren Nieuwland), Thijs' vrouw kwam hem nog gauw even zijn hoed, een das, vork, lepel en servet brengen – opdat hij ertegen zal kunnen. Waar we allemaal om moesten lachen. De stemming bleef, gek genoeg, opperbest. In Broek gooide een bakkersjongen broden, een hele kostbaarheid, uit zijn bakfiets bij ons in de auto. Als de moffen constateren dat zijn kar leeg is, moet hij ook de auto in. Tegen de avond ging het vanaf einde Broek regelrecht richting Den Helder. Achter de vrachtauto hing een lang touw met zijkoorden, waardoor een hele troep moffen op de fiets zich kon laten voorttrekken. We reden langs een kanaal, maar toen ergens een brug moest worden overgestoken, remden de achtersten zo sterk dat een paar die zich halverwege het touw bevonden tegen de brugleuning aanklapten en zich flink pijn deden. Wat wij met niet verbloemd genoegen beleefden. De nacht was ingevallen toen wij bij de werf waren aangekomen. Bij de ingang vertelden opgewonden Duitsers dat er een bombardement was geweest, dat "Heinz schwer verletzt ist, und Karl tot"; waar wij ook alweer, nu inwendig, om gniffelden. We kregen een lokaal met kribben aangewezen, en zelfs een flink stuk zwart brood met boter en jam als avondmaaltijd. Van slapen kwam niet veel, omdat er veel werd afgekletst en moppen werden getapt. Van tijd tot tijd werd het licht aangedraaid, omdat dan meteen werd geschreeuwd: lichten aus.' Flieger-alarm.' Wat ons weer tot lachen bracht.

Historische Vereniging

- 228 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De volgende morgen moesten we in de rij staan en bij toerbeurt werden we door een officier ondervraagd. Wat is je vak? Bakker. Mooi, dan kom je in de bankwerkerei. En jij? Bankwerker. Goed, je komt in de keuken. Onbegrijpelijk staaltje van Duits organisatietalent. Toen ik aan de beurt kwam, moest ik zeggen wanneer ik geboren was. In mei. Ah, also ein Mayerke. Wie meine Frau.! zei de mof. En ik mocht naar huis terug. Sommigen moesten blijven, verscheidene anderen, waaronder Thijs de Pee, kwamen diezelfde dag ook weer terug. Op een nacht moest door Bart Benedick een hoeveelheid wapens met een vlet worden vervoerd van Sint Pancras naar de molen van Jaap Koning aan de Molenkade, bij de Halvemaansbrug. Dat transport leidde via een vrij brede sloot zuidwestelijk van Sint Pancras. Voorzichtig kloetend voer hij voort, totdat vanachter een rieten winddekking die sloot werd ingedraaid. In de duisternis bleek uit tegenovergestelde richting ook een schuit te komen. Daarin stond een, onder het dekzijl toch nog herkenbare, auto. Zijn het Duitsers? Omkeren kon niet meer. Met bonzend hart kloette hij door, vooral niet in de richting van die schuit kijkend toen hij die passeerde. En natuurlijk zonder dat wederzijds een woord klonk. Het raadsel wordt pas bijna vijftig jaar later opgelost. Ziehier hoe. Tijdens een bijeenkomst van de oud-verzetsmensen van de Kop van Noord-Holland in 1991 in Heiloo, vertel ik, dat ik eens op uitkijk had moeten staan in het Zuidend van Sint Pancras; voor de schijn sleutelend aan de motor van een vlet. Die was gemeerd naast een schuurtje, waarin Ab Meier een daarin gestalde auto moest repareren. Afgesproken was dat ik bij onraad Piet Hein zijn naam is klein zou gaan fluiten. Na enige tijd kwam er iemand vanaf de huizen aan de Benedenweg aan, en ik begon Piet Hein te fluiten. Maar daar Ab nogal lawaaiig bezig was, hoorde hij niets. Ook het tenslotte luidop blèren van het bekende lied gaf geen effect. Het was te laat om nog anderszins te waarschuwen.

Historische Vereniging

- 229 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

Tuinbouwers. Jan Wijn en vader

De boet van Koedijk met buurtbewoners

Historische Vereniging

- 230 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De genaderde, mij onbekende bezoeker, begon een praatje met mij, en vroeg wie er in het schuurtje was. Ik zei dat ik dat niet wist en dat het me ook niet kon schelen. Maar hij ging naar het schuurtje waaruit nog steeds veel geluid klonk, morrelde aan de dichte deur en riep: Is er volk in? Nu werd het stil. ‘Ondergrondse zeker’, zei hij, zich tot mij wendend. Ik hield mij van de domme. Toen kwam Ab naar buiten. Hij bleek de man te kennen. Hij liet hem in het schuurtje en vertelde hem, dat hij na de oorlog met de auto als taxi wilde gaan rijden, maar dat de ander dat natuurlijk niet verder moest verklappen. Wat ook niet gebeurd is. Als ik dit verhaaltje in Heiloo vertel, luistert toevallig Jaap Snijder uit Huiswaard mee. Die zegt meteen: Ja, dat was mijn auto. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Op een nacht hebben we die auto met mankracht in een vlet getild en van Huiswaard naar het Zuidend van Sint Pancras gevaren. Toen we een brede sloot invoeren, kwam uit tegenovergestelde richting uit het duister een andere vlet opdoemen. Zijn het Duitsers? Het enige wat we konden doen was doorvaren, met bonzende harten en vooral niet in de richting van die andere schuit kijkend als we elkaar passeren. Er gebeurde niets. We zetten de auto tenslotte in dat schuurtje. Bart Benedick, die ook meeluistert, buldert in lachen uit: Verrek, was jij dat! En dan komt hij met zijn verhaal, dat al aan het begin van deze geschiedenis is verteld. Tot dan toe was het voor beide kanten een raadsel gebleven wie ze nu wel gekruist hadden! Het verhaal heeft nog een vervolg. Toen de vlet met de door Bart getransporteerde wapens in de sloot bij de Hoornseweg was beland, moesten ze daar nog die weg, en de Hoornsevaart met weer een schuit, over worden gebracht. Zonder lawaai te maken. Maar Jaap Zeeman, die meehielp, bleek nachtblind te zijn. Bij de molen van Jaap Koning stond een glazen windscherm. Daar liep Jaap met een arm vol wapens dwars doorheen. Wat een hels lawaai in de doodstille nacht veroorzaakte. Als door de bliksem getroffen stond iedereen stijf, totdat de opgekropte zenuwen allen in een geweldige lachbui deed uitbarsten, Jaap, die geen schrammetje had opgelopen inbegrepen. Ter volledigheid zij hier vermeld, dat Jaap Zeeman – als veel andere verzetsstrijders – stank voor dank heeft gekregen en, zo kan men het zeggen, in 1966 daardoor van ellende is omgekomen. Men herdenke hem met hoogachting.

Historische Vereniging

- 231 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De leden van de ploeg van Jaap Zeeman kregen extra voedsel. Trots als een pauw kwam ik af en toe thuis met een tarwebroodje of een stuk spek. Deze extraatjes waren afkomstig van vrijwillige bijdragen, of van gedwongen vorderingen door het verzet, liefst bij NSB-boeren of bouwers. Maar deze vorderingen waren in hoofdzaak noodzakelijk voor het levensonderhoud van onderduikers zonder bonkaarten. Meestal verliepen die vorderingen zonder slag of stoot, maar een enkele maal was er weerstand. Een boer die zich verdekt had opgesteld achter een deur en die de eerst-binnengekomene een klap met een koevoet gaf, kreeg daarna zelf zo'n opdonder, dat hij het niet overleefde. In principe werd bij zo'n vordering een schuldbekentenis afgegeven, die na de bevrijding zou worden vergoed. Behalve etenswaren werden soms ook andere nuttige zaken meegenomen. Eens fietste ik met Jaap Zeeman op de Bovenweg. Een andere fietser, die ons inhaalde, zei tegen Jaap: Mooi karretje heb je, Jaap. Ja, antwoordde hij. En de ander reed weer door. Jaap besefte dat zijn fiets, die de vorige nacht door mensen van zijn ploeg was gevorderd, door de eigenaar was herkend. Van de Knokploeg van de Amsterdammer Rinus Knape heeft vooral de Oegstgeester Piet Oud in ons huis onderdak gevonden. Zijn broer, de Alkmaarder Martin Oud maakte ook deel van deze KP uit. Ik ontmoette hem weer op de boot naar Indië. Ook Wim van Kesteren vond evenals ‘van der Berg’ bij ons onderdak, en Annie Kuenen kwam wel eens een praatje maken met mijn moeder. Cor Schouten was ons natuurlijk al hekend door zijn werk als secretaris op het Pancrasser gemeentehuis. Al deze mensen waren gehuisvest op verschillende adressen, aan of in de buurt van het Kerkplein. Behalve Cor, die in Bergen woonde. Ook van Jan Walter herinner ik mij nog dat hij bij ons kwam. Ik meen dat hij kleermaker was, en van een laken een regenjas voor me heeft getoverd. In de 'slag bij Rustenburg' op 11 oktober 1944 raakte hij eerst zwaar gewond, werd toch nog ruw ondervraagd en daarna in een boomgaard doodgeschoten.. Af en toe vonden we geschreven dreigementen in de brievenbus. Een ervan heeft ons erg vermaakt. De kinderachtig geschreven tekst luidde: "Dokter, men zegt u is comunist en je vrouw is ook een kren".

Historische Vereniging

- 232 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 In de hal van ons huis was bovenin de gangkast een dubbel plafond aangebracht. Met het laddertje uit de apotheek kon je, door de achter een schilderij verborgen opening, in de ruimte daarboven komen. Bij alarm of onzekere nachten werd daarin door betrokkenen, in hoofdzaak Cit Fluitman en ik, soms de tijd of de nacht doorgebracht. Vanachter het schilderij was een kleine strook van de hal zichthaar. Zo kon ik tijdens de razzia van 16 januari 1945 mijn moeder met een Duitser zien staan parlementeren. Met succes, want zij vertrokken onverrichter zake. Maar wij vroegen daarna aan burgemeester Kroonenburg, en kregen dat ook, een familieregister, waarop ik niet voorkwam. Het feit dat Cor Schouten gemeentesecretaris was, vergemakkelijkte dit soort oplossingen erg. Maar Cor Schouten werd bij deze gelegenheid zelf gepakt, en met een aantal andere mannen naar het stationnetje Sint Pancras afgevoerd. Daar werden zij met veel anderen uit het Zuidend in een goederenwagon gestopt. Burgemeester Kroonenburg wist echter al gauw zijn enige en onmisbare ambtenaar voor verdere wegvoering te behoeden. De telefoon was tegen het eind van de oorlog nog slechts beschikhaar voor enkelen, zoals het gemeentehuis, de politie en de dokter. Bij hen, die deelnamen aan het verzet, zoals de 'goede' politie of dokter, werden telefoonwachten ingesteld.

Historische Vereniging

- 233 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

In het expeditielokaal van Appel en Adolf dat na de bevrijding dient voor de legering van de groep van Jaap Zeeman: O.a. Klaas de Graaf, Jan Mulder, Klaas Smit (?), Charles Destree, Jan Punt, Gert Jongbloed, Toon vd Giessen en Aaf Conijn.

Historische Vereniging

- 234 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Als er Duitsers e.d. voorbijgingen, werd de volgende post gewaarschuwd dat zij er aankwamen. "Laat Jan om zes uur even langskomen", betekende dat er zes moffen langs waren gekomen. Piet was Landwacht, Klaas was Grunen (Grüne Polizei). Zo zaten op 25 april 1945 om een uur of half negen Wim Rol en ik in de erker van ons huis op de uitkijk. Een groep van een zestal Duitsers kwam twee aan twee in gelid op de fiets voorbij, richting Broek op Langedijk. Maar aan het begin van de Twuyverweg maakten zij rechtsomkeert. Hun doorrijden bleek een afleidingsmanoeuvre te zijn geweest, want meteen kwam er toen een hele troep, tegen de dertig man, onze oprijlaan in. Wim Rol en ik, die al klaar stonden om naar Broek te gaan bellen, schreeuwden luid "de moffen!" om vooral de in huis aanwezige onderduikers te waarschuwen, en renden aan de achterkant het huis uit. Door de vele vruchtbomen die daar stonden waren wij, gevolgd door de anderen, al gauw uit het zicht, en konden sluipend en kruipend in het aan de sloot staande 'boetje' van Piet Koedijk komen. Daar gingen we, Wim Rol, Wim en Piet Boeken (om reden van voedselvoorziening bij ons gehuisveste Haagse familieleden), Cit Fluitman en Jan van Leeuwen (ondergedoken studenten) en ik wachten op wat komen ging" Door het ruitje in de deur van het zoldertje konden wij volgen, wat er buiten gebeurde. Moeder van der Bijl bracht ons eten, afkomstig van de moeder van Wim Rol. Zij maakte ons erop opmerkzaam, dat we vanaf de Bovenweg te zien waren. Een jute zak werd daarom voor het raampje gehangen. Twee moffen die in de verlengde Vijzellaan aan jongens om inlichtingen vroegen, werden door hen naar het boetje verwezen, maar Wever, die dat zag en erbij kwam, wees hen de verkeerde richting uit. Toen ik daarna bij de familie Wever ging vragen, hoe de zaken er voor stonden, werd ik met een standje weer weggestuurd. In paradepas, met de schop op de schouder kwam ik weer terug. Een paar schoten vielen vanuit de richting van ons huis, glasgerinkel werd gehoord, en aan het eind van de ochtend kwamen een paar Duitsers met de bajonet op hun geweer op de akker achter het huis, waar toen Klaas Bobeldijk woonde. Daar prikten zij in op ruiters te drogen staand erwtenstro, (hoewel dat in april niet logisch lijkt).

Historische Vereniging

- 235 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Toen zij tot op een meter of twintig het schuurtje waren genaderd, stopten zij hun actie en gingen weer weg. Ondertussen waren in ons huis de daar aanwezigen, de twee oma's, mijn broertjes Aat en Olivier, en het dienstmeisje Jannie Pauw, eerst in de voorkamer verzameld, en werd het hele huis doorzocht. Mijn vader was al vertrokken voor zijn ronde bij de patiënten. Hij had de troep moffen voorbij zien komen en kwam de situatie opnemen. Bij ons huis gekomen, zag hij geen mof. Maar toen hij het pad opreed sprongen er een paar te voorschijn, die hem vroegen, wat hij wilde. "Ik kom voor de dokter, maar ik zie het al, ik kom later nog wel eens terug". Toevallig had iemand ons de avond tevoren het verhaal verteld van iemand, die op het punt om naar zijn werk te vertrekken, met zijn vrouw in de gang stond toen er werd gebeld. Zij deed open en twee Landwachters stonden voor haar neus. Zonder aarzelen nam haar man zijn hoed af en zei tegen zijn vrouw: Nou mevrouw, het spijt mij dat uw man niet thuis is, ik kom een volgende keer nog wel eens terug. En hij glipt, de Landwachters groetend, naar buiten. Die zeggen: We horen het al, uw man is niet thuis; hij heeft geluk gehad. En zij vertrekken. De moffen snauwden dat de dokter niet beschikbaar was, en dat hij schnell schnell weg moest wezen. Waaraan hij graag gehoor gaf. Bij de burgemeester Kroonenburg werd door dochter Baaf naar ons huis gebeld, waar iemand die zich een vriend noemde, antwoordde. Meer werd men niet wijzer. Mijn vader vervolgde verder zijn noodzakelijke visites. Op het moment dat de moffen mijn vader op het oprijpad aanhielden, zei een Landwachter, die het gebeurde door het erkerraam had gezien, aan mijn moeder, die hem bij de huiszoeking moest begeleiden: “Mevrouw, wilt u goed onthouden, dat ik nu niets heb gezegd?”. Hij bleek dus mijn vader te kennen. Toen hij een frontkaart met vlaggetjes en illegale krantjes vond, vroeg hij mijn moeder, waarom zij die rommel bewaarde, en of ze er nog meer van had. Hij raadde aan het maar in de nog brandende kachel te gooien. Daarna werden de dames naar de serre verhuisd.

Historische Vereniging

- 236 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Behang werd van de wand gescheurd, boekenkasten op de vloer geleegd, een wastafel stuk gebeukt. Een kristalontvangertje wordt achter een 'geheim' schot gevonden, en ook twee motorfietsen – een van Rinus Knape en een van Wessemius – die op de garagezolder achter strobalen waren verstopt. Maar een pistool dat aan Piet Oud behoorde, en in een lampekapje boven een wastafelspiegel was verborgen werd gelukkig niet gevonden, evenmin als het onder de kamervloer verstopte radiotoestel. Andere compromitterende boeken waren al eerder onder de vloer van het 'kamertje van meester' – de Ruyter – van de openbare school verstopt. En na de oorlog vergeten. Pas tientallen jaren later werden zij, bij de afbraak van de school, gevonden – en verdwenen zij, jammer genoeg. Piet Oud, de ondergedoken onderwijzer uit Oegstgeest en lid van de knokploeg van Rinus Knape, en tijdelijk bij ons in huis, was die dag al vroeg met Rinus naar de Schermer vertrokken. Hij had zijn pistool in een zakdoek gewikkeld en, na de lamp er uit te hebben gedraaid, in een cilindervormig lampenkapje boven de wastafel gestopt. Het werd niet gevonden. Snuisterijen, een paar gouden manchetknopen en dergelijke werden door de moffen ingepikt. In het begin van de middag kwam een Duitse vrachtauto de buit ophalen; zakken tarwe, het DKW'tje waarop mijn vader zijn ronde deed, toen er nog benzine beschikbaar was, inbegrepen. Het Peugeotje, dat niet meer bruikbaar was door een lekke koppakking, werd er achteraan gesleept. Tenslotte werden gevonden flessen wijn en een fles champagne (voor de bevrijding bewaard) met de ingepikte weckflessen en andere etenswaren door de moffen naar een huis aan het Kerkplein, waar ook een inval was gedaan, gebracht. Later worden er nog pannen gehaald om de boel klaar te maken. In dat huis, waar eerder Stenneberg woonde, was toen Duke Wijminga gehuisvest. Hij was werkzaam bij Rijkswaterstaat, en ook lid van de knokploeg van Rinus Knape. Deze ploeg, in de buurt gehuisvest, pleegde vanuit deze vestiging vele 'kraken' van verschillende aard, maar vooral voedselvorderingen bij boeren. Bij de huiszoeking werden daar de verborgen wapens ook niet gevonden.

Historische Vereniging

- 237 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 De Duitsers hadden zich aan het gepikte eten en de wijn tegoed gedaan en lagen op de vloer, anderen hielden verstopt de wacht. Toen in de loop van de dag verschillende mensen van de ploeg druppelsgewijs thuis kwamen van een operatie, werden zij de een na de ander ingerekend. Om half acht 's avonds vertrokken zij pas van daar. Wim van Kesteren en Duke Wijminga, die al in onze tuin was afgetuigd, werden meegenomen naar Alkmaar en door de SD verhoord. Wijminga werd weer zwaar mishandeld, maar liet geen woord los. Wim van Kesteren kreeg zijn echte persoonsbewijs terug, en zijn fiets, voorzien van goede banden, met de opdracht om zijn chef te gaan vragen, onder welke voorwaarden de Duitsers zich eventueel aan het verzet konden overgeven. Dit liep op niets uit, want de chef, Oom Theo, van Eekelen, voelde er niets voor om op het laatst nog risico te gaan lopen. Ook in de spreekkamer in Oudorp was alles, tot in de vroegere regenbak toe, doorzocht.

Wim en ik gingen in de loop van de middag uit het boetje, met een vletje, liggend ons aan de graspollen langs de akkers voorttrekkend, naar de boerderij van Gerbrand Nieuwland aan de Wije Veert, waar wij in een holte in de hooiberg afwachtten tot ons werd gezegd dat het sein op veilig stond. Mijn vader zocht, na die dag met een schaar als enig instrument met goed gevolg een bevalling te hebben verricht, eerst een onderdak bij 'meester' Monster, het hoofd van de 'School met den Bijbel', zoals op de gevel prijkte. Door een luik in het plafond van de WC, klom hij daar op de zolder van de school. Toen meester Monster poolshoogte had genomen en om twee uur kon melden, dat de Duitsers zich in het huis van Wijminga hadden teruggetrokken, daalde hij weer terug en ging in gezelschap van de verzetsman Piet 'Anders' de boterhammetjes eten, die mevrouw Monster had bereid. Toen om half acht de kust vrij was, vertrok mijn vader, met Piet Anders als verkenner vooruitgaand, op de fiets naar Kees Vader, aan de Middenweg in de Schermer. Dat was het al eerder afgesproken adres waar men zich zou treffen in geval van nood. Daar kwamen ook Wim en Piet Boeken, Cit Fluitman en Jan van Leeuwen en ik bij de gastvrije en moedige familie.

Historische Vereniging

- 238 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Moedig, want op het verbergen van 'terroristen' stond de doodstraf. Mijn moeder en Jaap Zeeman kwamen er later om de situatie te bespreken. Mijn vader vertrekt daarna naar familie van Jacob Glas in Andijk, en zal als de kunstschilder Arie Glas, gescheiden van Maria Zwart, voorlopig door het leven gaan. Ikzelf word Karel Sloten, landarbeider uit Koedijk, en blijf even in de Schermer. Jaap Zeeman en Annie Kuenen, ook lid van de ploeg van Rinus Knape, hebben voor de valse persoonsbewijzen gezorgd. Mijn moeder heeft ondertussen enige bezoeken aan de SD, o.a. bij de commandant Doring, in Alkmaar gebracht. Zij eiste dat de gestolen spullen terug zouden worden gebracht. Doring verzekerde haar, dat een Duitser niet steelt. Maar de situatie is zo veranderd – voedseldroppings door heel laag vliegende bommenwerpers hebben inmiddels plaatsgevonden – dat hij bakzeil haalt. Met een paard en wagen komen zij wat meel, suiker, olie (waarschijnlijk bij Verburg gestolen) en een paar flessen Rijnwijn brengen. Mijn vader en ik komen op 6 mei als clandestiene gasten weer in ons huis terug.

Historische Vereniging

- 239 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

Historische Vereniging

- 240 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

Een paar dagen na de bevrijding wordt er 's avonds gebeld. Omdat de tijden nog steeds een beetje onzeker zijn – er worden uit wraakoefening, of door verzetsmensen verraders, of door verraders verzetsmensen, uit de weg geruimd. Die geruchten lopen althans. Als ik open doe, staat er een man op de stoep, die mijn vader wil spreken. Hij kan mij niet vertellen waarover; het is persoonlijk. Dat doet wat verdacht aan, maar ik laat hem, voor mij uit lopend, de woonkamer binnen. Waar ik aan mijn vader zeg, dat deze man hem wil spreken. Achter de man staand, laat ik mijn vader zien dat ik een pistool in de hand heb. Maar deze voorzorg blijkt overbodig. De man legt uit, dat hij de broer is van de Landwachter die mijn moeder tijdens de huiszoeking had aangeraden, zaken te verbranden in de kachel en haar erop had gewezen dat mijn vader de oprijlaan opreed en door een Duitser werd teruggestuurd. Of zij nu zou willen getuigen bij zijn proces. Maar het antwoord is, dat zijn broer niet op ons verzoek bij ons was gekomen, en dat er geen prijs op wordt gesteld om de relatie voort te zetten. Waarop de man weer wordt uitgelaten. In de rare onzekere dagen tussen vier en acht mei, is de groep van Jaap Zeeman ondergebracht in de boerderij van Vethaak, aan de zuidkant van de Noordervaart, niet ver van de Omval. Van vader hebben wij 'weckamine' gekregen om, zo nodig, wakker te kunnen blijven. De eerste jeep die ik zie, rijdt in die dagen in zijn eentje met snelle vaart langs de linkeroever richting Schermerhorn. Wij wachten, ongeduldig en teleurgesteld, maar af. Mooi begin van de bevrijding. Ons eerste openbare optreden is het vormen van de erewacht langs de Kennemerstraatweg, bij het binnenrijden van de Canadezen. Daarna mag ik meelopen, wat ik een heel grote eer vind, naast de auto, waarop het lichaam van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard Veldman ligt, voor de herbegrafenis op de erebegraafplaats Sint Barbara in Alkmaar. Wij moeten wacht houden in verschillende gebouwen waar eerder Duitse en NSB-instanties waren ondergebracht. Zo kom ik in het Meisjeslyceum bij de Paardenmarkt in Alkmaar, waar de SD heeft gezeten. Uit nieuwsgierigheid open ik er kasten, vol met dossiers. Op zoek naar de D van Destrée, vind ik het rapport van de laatste huiszoeking bij ons, op 5 april 1945.

Historische Vereniging

- 241 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 In het vakje, waar moet worden ingevuld op wiens aanwijzingen dat is gebeurd, staat de naam van Klaas de Geus. Ik licht het dossier er uit en geef het aan Jan Punt, die dan bij de POD (Politieke Opsporings Dienst, later omgedoopt tot PRA, Politieke Recherche Afdeling) werkt. Deze verrader is, mede om nog ernstiger wandaden elders, ter dood veroordeeld. Maar na enige jaren is hij weer vrij gekomen. Het eerste werk na de bevrijding is voor de groep van Jaap Zeeman het ophalen van NSB'ers, en het vervolgens bewaken van ‘derzelven’ in het barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. Dat ligt dan tussen de Westerweg en de spoorbaan, vlak na de eerste bocht, komend van het station. Bij dat ophalen onderga ik mijn vuurdoop. Een Duitse militair, die bij onze nadering afscheid neemt van een boerenfamilie die op de lijst staat, stapt ondanks ons halt roepen, op zijn fiets. Als hij vanachter de boerderij weer, maar al ver, in ons zicht komt, roepen wij hem halt toe. Wanneer hij daar niet op reageert, schieten wij (Cees Gouda en ik) een schot in de lucht. Maar de Duitser zwaait als antwoord met een pistool. Wij lossen nu een schot in zijn richting, maar hij stapt van zijn fiets en schiet terug, zodat graspollen om ons heen opvliegen. Wij beantwoorden dat, maar daar we slechts zes patronen in de houder hebben is de pret snel over, en kan de mof de benen nemen. Als wij de boerenfamilie ondervragen, verwijten zij elkaar de schuldige te zijn van de narigheden die nu gaan komen. De mof was alleen maar een kennis, die er kwam om wat bij te eten. Ik ga met pa mee de zolder op, waar hij uit een kist zijn goeie goed pakt. Bibberend vraagt hij me, wat hij nodig heeft en hoe lang hij weg zal blijven, waarop ik zeg hem geen geruststellend antwoord te kunnen geven, want dat hangt niet van mij af. Ook dat hij zelf wel het beste zal weten, of hij iets ergs op zijn kerfstok heeft. Het is een zielige vertoning, als hij met ons mee moet en een huilende moeder en dochter achterlaat. In het kamp aan de Westerweg gaat het tamelijk gemoedelijk toe. Een bewaker, lid van de OD, (ik zal zijn naam niet noemen) haalt als demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkameraden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende maar nooit hardhandige wraakoefeningen na, op de gemeensten onder hen, kunnen de gevangenen over hun behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat, vaak door hun medeschuld, anderen werd aangedaan.

Historische Vereniging

- 242 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Een gevangen hoedenwinkelier uit het Payglop vraagt mij, eens te willen gaan kijken hoe het er met zijn winkel bij staat. Als ik dat heb gedaan en hem zonder omhaal vertel dat de ruiten ingegooid en de winkel geplunderd is, valt hij haast van zijn stokje. Ik heb geen meelij met hem. De NSB-burgemeester van Den Helder wordt bij zijn aankomst in het kamp aan mij toevertrouwd. Hij is vergezeld van zijn in bontjas geklede en opgedirkte vrouw en beide dito dochters. Daar hij meteen vanuit de hoogte bij mij begint te protesteren over zijn behandeling, daarin bijgestaan door vrouw en dochters, verzoek ik de hele familie in te binden en om te beginnen maar eens het gras tussen de tegels te gaan uittrekken. Zonder dat al te veel hoeft te worden aangedrongen, zijn zij daar even later op hun knieën mee bezig. Verheffend is dit, ook voor mij, niet. Maar als zij hadden geweigerd. zouden er geen middelen zijn geweest, of tenminste aangewend, om ze ertoe te dwingen. Het is hun eigen angst, in relatie tot wat zij weten dat anderen in Duitse kampen is aangedaan, die hen de moed ontneemt zich te verzetten. Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in uniform aantreden op de appelplaats. Alle gevangenen worden opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, toen Jaap Zeeman's adjunct of zoiets, houdt een vlammende toespraak, waarin deze officier verweten wordt, eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd, en deze daarna te hebben gebroken. Bij de laatste woorden buigt Henk de sabel van de officier op zijn opgeheven dij dubbel en kwakt het heel theatraal voor de voeten van de officier op de tegels, waarbij de vonken opspatten. Ik sta pal achter die officier, en zie dat hij staat te bibberen op zijn benen. Onvergetelijke momenten. Wij zijn in die tijd zelf ook gelegerd in een barakkenkamp, maar helemaal voorbij het eind van de Westerweg, in het Heilooër bos, bij de Kattenberg. Daar heb ik eens op wacht gestaan met een bazooka aan de schouder; niet bepaald het ideale wapen daarvoor. Ik had trouwens geen granaten om eventueel af te kunnen schieten. Aaf Konijn, een koerierster wier man, Jan 1 of 2, door de moffen was gepakt en gedood, was heel sceptisch wat betreft de onderlinge solidariteit. “Och Charles, straks is iedereen alles en iedereen vergeten. Niets blijft er over van al het mooie dat wij ons nu voorstellen.”

Historische Vereniging

- 243 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Ik vond dat wel erg pessimistisch; maar achteraf gezien sloeg ze de plank niet ver mis. Een fijn idee is, dat zij toch nog in de laatste jaren van haar leven door verzetsvrienden is opgedoken uit haar benarde omstandigheden, en goed werd gehuisvest. Dat vertelde Cor Schouten mij, in 1994. Later na de bevrijding wordt aan de groep van Jaap Zeeman opgedragen de wacht te betrekken in de Duitse radarpost Salzhering, in de duinen ten zuiden van Den Helder, aan de Barakkenveldweg. Voor het in stand houden van deze belangijke en technisch ongewoon interessante en voorlijke installatie, staan twee Duitsers met hun leven borg. Wij vervangen er de Canadezen waarvan we de voorraad eten overnemen. De rijstebrij met gedroogde abrikozen, waar wij ons de eerste dagen dankbaar en gulzig op werken, begint al gauw keel uit te hangen. Dit eten wordt bereid in de grote, met roestvrijstalen elektrische keukeninstallaties en in de eetzaal verorberd. We moeten iedere maaltijd op de van de Duitsers geerfde Esskarte laten afstrepen. Alles is natuurlijk ondergronds. Wij slapen op stapelbedden in de bunkers. Sommige ervan zijn luxueus ingericht, met Perzische tapijten op de vloer, verlichte vitrines met kristalwerk en schilderijen aan de wand, luchters aan het plafond. De kleermakerij hangt vol met spiksplinternieuwe uniformen, in de schoenmakerij staan, nog leerkleurige even nieuwe Stiefels. Die lokalen dienen voor ons als souvenirmijn. Het complex bestaat uit behalve een groot aantal manschappenbunkers en de bijbehorende gedeeltelijk al genoemde voor het levensonderhoud noodzakelijke inrichtingen, ook nog uit de technische installaties. De bovengrondse enorme Mammuth-antenne (vanuit Sint-Pancras te zien) en een paar oriëntabele cirkelvormige antennes vallen het meest in het oog. Onder de grond bevinden zich de bedienings- en ontvangstposten. In een grote bunker staat een op glas geplakte kaart van de Kop van Noord-Holland. Het is door het personeel met spotjes mogelijk op die kaart de positie van geallieerde vliegtuigen – via de radarinstallatie bekend – en Duitse nachtjagers te materialiseren. Op deze wijze wordt de nachtjager-piloot elektronisch, via een radarschermpje in zijn vliegtuig geplaatst, naar zijn prooi geleid. Wanneer de Duitse piloot tenslotte de uitlaatvlammen van de uitgezochte bommenwerper voor zich ziet, maakt hij zijn taak verder direct visueel af.

Historische Vereniging

- 244 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

Verschillende malen komen na de oorlog hooggeplaatste geallieerde militairen de installatie bezoeken. Daarbij laat men vliegtuigen in Engeland opstijgen, welke door de apparaten die in werking zijn gezet worden gevolgd. Aan de kust, bij het strand, completeren geschutsopstellingen in betonnen bunkers het complex. Aan de landzijde liggen rondom mijnenvelden, aangekondigd met bordjes Achtung Minen. Wij kijken wel uit om ons daar niet in te wagen, temeer omdat men ons verteld heeft, dat een Canadees is er door is omgekomen. Uit verveling worden er nogal wat, soms levensgevaarlijke, fratsen uitgehaald. Het slechte voorbeeld werd gegeven door de Canadezen die een groot terrein in de buurt van Julianadorp bewaken. Daar moeten de Duitsers al hun rollend materiaal achterlaten. Om de tijd te doden, houden de Canadezen er stock-car-races mee. Zonde in die tijd van, en nog lang aanhoudend, gebrek aan alles. (Jaap Zeeman heeft er een DKW'tje losgekregen, dat in panne is, maar dat wij met de hulp van Jan Mulder weer aan de praat krijgen. Later wordt het autootje dat Jaap voor zijn BS-werk gebruikt, hem weer afgenomen en krijgt hij een uitschijter van hogerhand. Voor mij een van de vele schandalen van die tijd, waarin het MG (Militair Gezag, meestal Militair Gezeik genoemd) de willekeurige scepter zwaait.) Wanneer anderen nog in de bunker slapen, is het natuurlijk heel geestig daarin tegen een muur een raffel met de sten af te schieten. Als je dat op een meter of vijf afstand van de muur recht voor je uit doet, ketsen de kogels met een plofje tegen je kleren. Door de woedende kreten van misnoegen die de wreed gewekten slaken, wordt de dader voor zijn grap ruimschoots beloond. Van de aanwezigheid van grote hoeveelheden springstoffen wordt door ons gretig gebruik gemaakt. Ettelijke kisten met trotyl worden voorzien van een onstekingsmechanisme en vuurkoord en tot ontploffing gebracht. Zo geven wij onszelf practisch onderricht. Ik heb in een bunker lichtseinpatronen gevonden, maar het bijbehorende afschietpistool blijkt niet te werken. Om ze toch tot ontsteking te brengen, heb ik bedacht zo'n patroon op een anderhalve meter hoog paaltje te leggen en dan met de sten op het slaghoedje te schieten. Op een tiental meter afstand volgt een aantal makkers, die

Historische Vereniging

- 245 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 aan een lange tafel buiten zitten te eten, mijn bezigheid. Na een paar schoten ontbrandt de patroon, draait in de rondte op het paaltje en vliegt dan gierend sissend, met een rode vuurstaart precies midden over de lengte van de tafel. Van schrik slaan aan beide kanten de jongens met bank en al achterover. Het wordt mij niet in dank afgenomen. Een ander tijdverdrijf is het afschieten van in de schoenmakerij gevonden voetballen. Een viertal jongens gooien in een Einmannsloch, een dekkingsputje, ieder een ontstoken handgranaat, leggen dan gauw het deksel met de voetbal erop en rennen weg. Als na een paar seconden de handgranaten ontploffen, wordt het deksel met de bal metershoog de lucht in geblazen. Langs de Barakkenveldweg trekken dagenlang grote drommen Duitse krijgsgevangenen voorbij, slecht gekleed, te voet, soms geschoeid met lappen. Zij zijn op weg naar Den Helder, vanwaar zij zullen worden ingescheept naar Harlingen, en dan verder naar Duitsland gebracht. Het is een zielige vertoning, die ons met wraakgenoegen vervult. Aan weerszijden van de weg is het besneeuwd met papiersnippers. Uit nieuwsgierigheid zoek ik er een aantal rose-gekleurde bij elkaar. Her blijkt een inlijvingsformulier van een Nederlander in een Duitse eenheid te zijn! Ik geef mijn vondst door aan de POD (Politieke Opsporingsdienst) – en later laat men mij weten dat de man in Harlingen is gepakt. Langere tijd na de bevrijding ben ik in dienst gekomen van het groepje dat de Militaire Politie vormde in Alkmaar. Jan Kieft was de commandant over ons: Bart Benedick, Piet Reus, Dirk Smit en ik. Op een avond moeten wij de orde handhaven in de Rode Leeuw (of de Rustende Jager?) in Heiloo, waar bij de bevrijdingsfeesten ongeregeldheden zijn voorgekomen. Ik loop er wat rond in de zaal, tot er iemand druk gebarend naar me toekomt en zegt: Eruit, die lui met die apepakkies kunnen we hier niet gebruiken! Stomverbaasd, en in mijn eer getast dat mijn mooie spiksplinternieuwe Canadese uniform zo wordt benaamd, vraag ik bij de ook aanwezige Jan Kieft, wat ik moet doen. Rustig je werk, zegt hij. Ga gewoon door. Als dezelfde man na mijn terugkomst in de zaal mij al vanuit de verte tekens geeft dat ik weg moet gaan, geef ik daar natuurlijk geen gehoor aan. Wanneer hij daarna in mijn richting komt en mij naar de foyerdeuren begint te

Historische Vereniging

- 246 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 dringen, reageer ik niet, want ik wil tot geen prijs de orde verstoren. Maar als we beiden de deuren gepasseerd zijn en in de ook volle foyer zijn beland, geef ik hem een vuistslag in zijn gezicht. Zodat hij tot mijn verwondering buiten westen tegen de wand in elkaar zakkend gaat zitten. Een andere vent die mij te lijf wil gaan, krijgt van Bart Benedick een klap, waardoor hij op de schoot van eerstgenoemde komt te zitten. Diens vrouw maakt aanstalten mij ook nog aan te vallen, maar als ik haar vraag, niet al te galant geef ik toe, of ze ook een watjekouw wil, wordt zij door iemand gekalmeerd. Als ik de volgende dag om verklaring zoek, blijkt dat de man die mij agresseerde, het hoofd van het feestcomité was. Ook vòòr de oorlog, en de hele oorlog door, was hij de gepatenteerde organisator van feestelijkheden geweest, of het nu Koninginnedag, 'Vreugde en Arbeid' of Winterhulp betrof.

Groep Militaire Politie Alkmaar: van l. nr. r.: Charles Destrée, Dirk Smit, chef Jan Kijft, Bart Renedict, Piet Reus.

Historische Vereniging

- 247 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

voor het gebouw van Appel en Adolf aan het begin van de Helderse weg, Alkmaar: Gert Jongbloed, Jan mulder, Charles Destrée, Klaas de Graaf.

Kennelijk was voor hem het Duitse uniform nog het enig echte gebleven. Dat zo'n man nog door de burgerij werd geaccepteerd, geeft geen hoge dunk van het politieke bewustzijn van diezelfde burgerij. Wij moeten ook gewoon politiewerk doen. Een jongen die in de politie wil, wordt mij eens op een avond toegevoegd, om de praktijk mee te maken. Hij vraagt mij of ik ook een bon kan schrijven. Dat heb ik natuurlijk nog nooit gedaan, maar ik heb wel een bonnenboekje bij me en wil me niet laten kennen. Ik zeg hem van ja, en zal even, heel kinderachtig, meteen het bewijs geven. Er komt iemand aan op de fiets, zonder licht. Ik houd hem aan, en zeg dat hij in overtreding is, omdat hij zonder licht rijdt. De man zegt, dat we toch bevrijd zijn, en dat al die controles gelukkig verleden tijd zijn. Maar ik antwoord, dat het juist daarom nu afgelopen moet zijn met het ongedisciplineerde gedrag en men zich aan de gewone oude voorschriften moet houden. Ik schrijf ondanks zijn protesten een bon uit, waarbij de aspirant-politieman aandachtig toekijkt. Daarna kan de zeer ontevreden fietser, als wandelaar natuurlijk, vertrekken. Daar ik niet weet wat er daarna met de bon moet gebeuren, is het daarbij gebleven.

Historische Vereniging

- 248 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995 Voor mijn dienst als MP'er had ik de beschikking over een één-cylinder Harley-Davidson. Ik ben er eens mee naar Apeldoorn gemoeten, met koerier voor de Staf van Prins Bernhard, waardoor ik ook bij zijn Staf in Amsterdam terecht kwam, waar het aan mooie meiden, zij het in in uniform, niet ontbrak. Het heeft kennelijk wel indruk op me gemaakt, dat ik het mij hier nog moet herinneren. Waarschijnlijk is de schokkende openbaring, dat ik daar ook iemand aantrof die ik gekend had als Hopman van de padvinderij – toch wel een aanwijzing voor voorbeeldige deugdelijkheid – de oorzaak van. De Harley in kwestie was in beslag genomen door de BS, van een Bergense NSB'er. Toen deze bericht had gekregen dat hij hem bij mij, en nadat de motorfiets weer helemaal was opgeknapt en opgepoetst, terug kon halen, had hij tal van vijven en zessen over een krasje hier en een deukje daar. Het resultaat was dat hij meteen, zonder zijn Harley, weer naar huis kon gaan. Toen ik mij had opgegeven als oorlogsvrijwilliger en naar het barakkenkamp in Medemblik moest gaan, verliet ik de MP. Ik had ik mijn mooie Colt-45 met plakband bevestigd onder het bovenblad van mijn bureau, in de Nassaulaan in Alkmaar. Als ze er niet om zouden vragen, was ik van plan het op te halen en als souvenir te bewaren. Maar de volgende dag kwam er al een kolonel of zo in Medemblik, om me te vragen wat ik met mijn pistool had gedaan. In afwachting van het vinden ervan werd ik onder arrest gesteld. Maar al gauw kwam een telefoontje bevestigen dat ik de waarheid had gezegd en losgelaten kon worden. C.D.

Historische Vereniging

- 249 -

Oud Sint Pancras

Nr. 10 - 1995

Tekening C. Booy. 10 mei 1940 . Onrust bij mens en dier in de Daalmeer vanwege het bombardement op Bergen.

Historische Vereniging

- 250 -

Oud Sint Pancras

Related Documents

Klin 10 Deel 5
December 2019 13
Klin 10 Deel 3
December 2019 14
Klin 10 Deel 4
December 2019 16
Klin 10 Deel 1
December 2019 12
Klin 10 Deel 2
December 2019 10
Klin 11 Deel 4
December 2019 11

More Documents from "De Oude Klin"

Klin 11 Deel 4
December 2019 11
Klin 10 Deel 3
December 2019 14
Klin 04
December 2019 9
Klin 10 Deel 5
December 2019 13
Klin 10 Deel 4
December 2019 16
Klin 09 Deel 2
December 2019 14