Nr. 10 - 1995
40 - 45 Illegaliteiten in en om Sint Pancras. In onderstaand verslag wordt getracht een karakteristieke indruk te geven van wat er in die jaren in en om Sint Pancras gebeurde. Dat is ter minste de bedoeling. Het is geen compleet overzicht van het onderwerp, wat ook moeilijk te verwerkelijken zou zijn. In de hoop dat zij, die niet worden genoemd, dit kunnen verontschuldigen. Hoe objectief men verder in deze materie ook wil zijn, een persoonlijke belichting, analyse en waardering van de feitelijke gebeurtenissen is onvermijdelijk. Om zich een juister beeld van het gebeurde te kunnen vormen is het, vooral voor hen die het niet van nabij hebben meegemaakt, – en dat worden er hoe langer hoe meer – misschien nuttig eerst even in het kort de toenmalige situatie te herinneren. Rond vier uur in de morgen van de 10 mei 1940 wordt de nachtrust in onze contreien verstoord door het hevige lawaai van inslaande bommen. Al gauw blijkt dat het vliegveld Bergen het doelwit is. De radio zendt na de aankondiging bericht luchtwachtdienst, meldingen over aankomende vliegtuigen en dalende parachutisten uit, en ook waar Duitse troepen de Nederlandse grens hebben overschreden. Die morgen wordt een radiotoestel het Pancrasser gemeentehuis binnengedragen. Wanneer iemand tegen hen opmerkt, dat Nederland nu dus ook in de oorlog is betrokken, wordt hij ongelovig aangekeken. Want goed, er is wel gebombardeerd en de Duitsers zijn ons land binnengevallen, maar dat dit ook meteen oorlog betekent leek wat al te gortig – ondanks het feit dat op 9 april daar voor, Noorwegen en Denemarken al even verraderlijk onder de voet waren gelopen. Geëvacueerden uit de streek van Renswoude en Veenendaal vinden in Sint Pancras tot een dag of vier na het eind van de Mei-oorlog een onderdak. De jacht op al dan niet vermeende parachutisten heeft tot gevolg dat op 12 mei in ons dorp de eerste oorlogsgewonde wordt geteld: Strijbis is op de Twuyverweg door een Nederlandse soldaat, die met anderen op zoek is naar (ten onrechte) gemelde parachutisten, in zijn dij geschoten, omdat hij om niet-verklaarde redenen geen gehoor gaf aan de sommaties.
Historische Vereniging
- 148 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Nadat Rotterdam in brand is gegooid wordt op 14 mei de capitulatie getekend en ons land vanaf die dag door de Duitsers bezet. Tot 27 mei vechten niettemin in Zeeland Nederlandse soldaten nog door. Dat de eerste, een paar dagen op het dorp aankomende Duitse soldaten, door een huismoeder met koffie worden verwelkomd, mag een illustratie zijn van het totale onbegrip voor wat er eigenlijk aan de hand is. Op 17 mei wordt Sint Pancras bezet door 200 Duitsers en 180 paarden. Men denkt aanvankelijk algemeen, dat met een paar weken de zaak wel bekeken zal zijn en de Engelsen en Fransen ons weer zullen hebben bevrijd. Maar die hoop vervliegt als Frankrijk op 22 juni ook capituleert. Het lijkt er zelfs een hele tijd op, dat Duitsland de oorlog zal gaan winnen; vooral als na de inval in de Sovjetunie op 20 juni 1941, de Duitse troepen er in het begin indringen als een mes in de boter. (Pas in februari 1943, na de slag om Stalingrad, zal het tij keren) Twee vooraanstaande Nederlanders hebben het intussen dan ook nodig gevonden om openbaar van hun geloof in een Duitse overwinning te getuigen. De voormalige minister-president Hendrikus Colijn heeft in juni 1940 een brochure uitgegeven, waarin hij zegt dat "een nederlaag van Duitsland niet langer binnen de grens der mogelijkheden mag worden gerekend". De voormalige minister-president van de naar Londen uitgeweken Nederlandse regering, Dirk de Geer, komt begin 1941 heimelijk in Nederland terug, omdat hij het niet meer ziet zitten. Deze feiten kunnen niet als een aanmoediging van het Nederlandse volk tot verzet worden gezien. Maar gelukkig zijn er ook, die een positiever kijk hebben. Een van de eerste Pancrassers die in verzet komt, is de hervormde dominee Krop. Hij verkondigt meteen aan ieder die het wil horen, en ook aan anderen, dat men nu de duivel in levende lijve kan aanschouwen; hij draagt een Duits uniform. Duitsland moet dus vernietigd worden. Ds. Krop werkt ook aan de actie voor opvang van kinderen uit het zwaar geteisterde Rotterdam, een actie die niet alleen als menslievende hulp moet worden gezien, maar tevens als reactie tegen de door de Duitsers als propaganda voor deze kinderen georganiseerde vakantiereizen naar Duitsland.
Historische Vereniging
- 149 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In juli 1940 trekt een aantal communisten in bij contactadressen in Sint Pancras. Zoals Henk en Mien Sneevliet, die na de overval in hun woning al op 19 mei 1940, moeten onderduiken – een term die al snel in zwang is. Het meest verblijven zij bij Klaas Barten, zoon van de voormalige Pancrasser veldwachter-gemeentebode Hermanus Barten. In 1920 was Klaas Barten met zijn vrouw naar Amerika geëmigreerd, en in het begin van de crisisjaren, in 1932 met hun zoontje Charly weer teruggekeerd. Door Simon Zeegers hadden zij hun huis aan de Achterweg (huidige A.V.H. Destréelaan) laten bouwen. Behalve Sneevliet, alias Henk Bos, vinden ook Menist, van Driesten, en Dolleman bij Barten, aanvankelijk met hun vrouwen, onderdak. Sneevliet, vooroorlogs leider van de RSAP (Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij) treft met andere voormannen de voorbereidingen voor de opbouw van het MLL (Marx – Lenin - Luxemburg) - Front, de illegale voortzetting van de RSAP. De voorlopige doelstelling is: het uitgeven van clandestiene bladen en onderlinge hulpverlening. Eind juli 1940 verschijnt het veertiendaagse MLL-Bulletin (later Bulletin van het MLL-Front), in januari 1941 opgevolgd door Spartacus, met benadrukking van de anti-imperialistische instelling bij de strijd tegen de bezetter. Klaas Barten verzorgt, tot september 1941, het drukken van Spartacus. Daarna alleen het zetwerk, dat vervolgens naar de drukker Witteveen in Oterleek wordt overgebracht. Dat doet Remmert van Graft, die als sergeant het bombardement van Rotterdam heeft meegemaakt, en begin juni 1940 uit krijgsgevangenschap is teruggegekeerd. Van Graft verzorgt ook de verspreiding van het drukwerk, levert dat o.a. in Amsterdam af. Maar in februari 1942 zal in het district Alkmaar het MLL-Front een einde nemen. Cor Gerritsen uit Haarlem wordt verraden en gearresteerd. Gevolgd door Jan Edel, de drukker Witteveen en een van zijn dochters, op 2 maart Remmert van Graft, Klaas Barten, Menist, Dolleman, enz. enz... Ook Sneevliet valt in handen van de Duitsers. Op 9 april 1942 worden acht onder hen ter dood veroordeeld. Klaas Barten, aan wie geen organisatorisch werk ten laste kan worden gelegd, wordt van de lijst van beklaagden afgevoerd, maar met Remmert van Graft gevangen gehouden.
Historische Vereniging
- 150 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Remmert van Graft, aan wie een Alkmaarse rechercheur vraagt waarom hij tegen de Duitsers is, antwoordt daarop: Heeft u Rotterdam meegemaakt? Dit is het laatste dat zijn broer Klaas hem heeft horen zeggen. Klaas Barten en Remmert van Graft worden eerst in het Amsterdamse Huis van Bewaring aan de Weteringschans opgesloten. Barten weet er op sigarettenvloei geschreven berichten, in de band van zijn pyjamabroek verstopt, naar buiten te smokkelen. Zij worden niet berecht, maar zullen later naar het doorgangskamp van Amersfoort worden gebracht. Van daar komt Remmert van Graft in Buchenwald terecht, waar hij eens in de veertien dagen een kort briefje aan zijn ouders en zijn verloofde, Alie Witteveen mag schrijven. Het laatste briefje van Remmert van Graft wordt ontvangen drie maanden voor zijn dood, in juni 1943. Twee maanden later krijgt de familie daarvan, via het gemeentehuis van Sint Pancras de officiële aankondiging. Mevrouw Barten zal pas in 1949 te horen krijgen dat haar man op 8 november 1942 naar het kamp Amersfoort was overgebracht, en daar tot 4 april 1944 was gebleven. Toen werd hij naar Vught verplaatst, vanwaar hij met vele anderen op 6 september 1944 naar het concentratiekamp Sachsenhausen werd getransporteerd. Gerbrandy, de toenmalige Nederlandse minister-president had op 4 september 1944 ’s avonds abusievelijk over de Londense radio meegedeeld, dat geallieerde troepen de Nederlandse grens hadden overschreden. Dit had tot gevolg dat de volgende dag, 5 september de 'Dolle Dinsdag' uitbrak. Bij de Nederlanders ontstond een voorbarige bevrijdingsvreugde, bij de Duitsers en NSB'ers een panische schrik. Tot in Groningen pakten zij hun spullen en vluchtten oostwaarts. Het kamp Vught werd daarom op 6 september ontruimd. Mevrouw Barten zal in 1973 weer, in gelukkiger omstandigheden, in Sint Pancras komen te wonen. Bovenstaande vermeldingen zijn voor het merendeel afkomstig van verklaringen van (zoon) Charles Barten en (broer) Klaas van Graft. De laatste wil benadrukt zien, dat Remmert, hoewel samenwerkend met communisten, zelf geen communist was. Zo konden ook katholieken samenwerken met protestanten en gereformeerden, niet gelovigen of overtuigd atheïsten met gelovigen, enz. Hoofdzaak in het verzet was: de moffen tegenwerken, hun slachtoffers in bescherming nemen.
Historische Vereniging
- 151 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het MLL-Front wordt door anderen voortgezet in de communistenbond Spartacus. De hier en daar verbreide mening, dat de communisten (zij het hier van de Sovjets - losgemaakte) pas in verzet gingen nadat op 20 juni 1941 de Sovjetunie door Duitsland werd aangevallen, blijkt volgens de Sneevliet-zaak dus niet op de feiten te berusten. Na de jaarwisseling 1940-1941 worden enkele joodse mensen in gezinnen opgenomen. Joden en communisten zijn vanaf het begin de meest gezochte prooien voor de Duitsers, waar verzetsdeelnemers al gauw bijgevoegd kunnen worden. Aanvankelijk is, behalve het huisvesten van onderduikers niet veel méér illegale activiteit mogelijk, ook al omdat ons dorp een relatief groot aantal NSB'ers (leden of sympathisanten van de Nationaal Socialistische Beweging) telt. Hun meestal al van vòòr de oorlog daterende aanhang valt te verklaren uit het feit dat de tuinbouw een slechte tijd heeft doorgemaakt. Daar de export van de tuinbouwproducten naar Duitsland (altijd al verreweg de voornaamste afnemer) iets was toegenomen, denken zij wat kortzichtig en naïef dat er ook in Nederland heil kan worden verwacht van de toepassing van het in Duitsland heersende nazi-regime. De Pancrasser groentenexporteur Jan Kloosterboer ging verder. Volgens de geschiedschrijver L. de Jong werkte hij samen met de Duitse spionage-officier Dierks, aan wie hij vertrektijden meldde van uitgaande Nederlandse zeeschepen. Volgens anderen zou het Nederlandse passagiersschip Simon Bolivar ten gevolge van zijn tussenkomst door een Duitse duikboot zijn getorpedeerd. Hij deed dit inlichtingenwerk in relatie met de timmerman Piet Booy, die met een Duitse was getrouwd. In de schuur bij diens huis werd in 1940 een zeewaardig jacht gebouwd. Wie kan nog vertellen voor wie, en waar dat gebleven is? Ook heeft deze exporteur voor de oorlog o.a. getracht twee neergekomen Duitse vliegers te bevrijden, waarna hij werd gearresteerd en gevangen gezet. Meteen na het eind van de Duitse inval in 1940 kwam hij weer thuis. Tijdens de oorlog dekt hij zich naar
Historische Vereniging
- 152 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 alle kanten, maar na de bevrijding wordt hij na een onderduikperiode opgespoord en gevangen gezet. Hij weet echter 'wonderbaarlijk' te onsnappen, maar wordt toch weer gepakt wanneer hij op een oorlogsschip (duikboot?), naar men wel beweert door hem uit naam van de Argentijnse regering gekocht, tracht naar Argentinië te ontkomen. Na te zijn berecht, waarbij zoals ook bij andere collaborateurs plotseling weinig of niets meer ten laste kan worden gelegd, komt hij snel weer vrij. Hoe men achteraf dit soort zaken beoordeelt, zal vaak afhangen van de persoonlijke ervaringen en de beleving daarvan door de beschouwer. Degene die geen gevolgen heeft ondervonden van verraad of zich niet zo bij het gebeurde betrokken voelt, zal een milder oordeel kunnen hebben dan degene die er zelf wel schade van heeft gehad of naasten ermee heeft verloren. De bezetting verloopt voor de doorsnee-burger aanvankelijk zonder veel andere invloed op het dagelijks bestaan dan beperkingen in de algemene omstandigheden: distributie van de eerste levensbehoeften en wisselende 'spertijden‘, de nachtelijke periode waarin men zich niet op straat mag bevinden. Af en toe worden mensen, om vaak niet na te sporen redenen, opgepakt. Zoals in mei 1941 Theo van der Gulik uit Oudorp. Hij weet echter te ontsnappen, wordt achtervolgd en krijgt op het moment dat hij bij de brug bij de V.B. in het water springt, een bajonetsteek in de rug. Maar hij weet achter de houtstellingen om thuis te komen. Ondanks het vuile water, en het feit dat bij het ademhalen lucht door de wond in en uitstroomt (wat door de dokter met een hechting wordt verholpen) loopt hij geen infectie op en herstelt weer snel. Eigenlijke oorlogshandelingen hebben in ons dorp weinig sporen achtergelaten, en dat zal tot het einde zo blijven. De eerste schade wordt op 14 juli 1941 aangericht. Dan laat een vliegtuig een lading bommen vallen op akkers en in sloten even voorbij de 'Merakele breg' aan de Twuyverweg. Een paar huizen lopen glasen pannenschade op. De daar wonende stokdove vrouw van Jaap Bobeldijk zou aan haar man hebben gevraagd: "Liet je wat vallen, Jaap?"
Historische Vereniging
- 153 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het voorjaar van 1942 komt er inkwartiering van Duitse soldaten in de scholen van Sint Pancras. Maar na een paar weken zijn ze alweer vertrokken. In ons land, zoals elders, gaan de Duitsers hoe langer hoe straffer de baas spelen. Daarin worden zij bijgestaan door welbewuste collaborateurs. Maar ook de overheidsorganen staan natuurlijk onder Duitse controle. Als dat voor sommige, zoals de belastingen of de posterijen, niet al te veel consequenties met zich meebrengt; voor politiemensen echter wordt het de keus: al dan niet graag meewerken, of doen alsof en zoveel mogelijk de boel saboteren. Ook de goedwillende burgemeesters staan voor dit probleem. Het is aan ambtenaren bij de Nederlandse (vooroorlogse) wet verboden ongehoorzaam te zijn aan de bezettingsautoriteit. Daaraan wordt door de minister-president Gerbrandy vanuit Londen via de radio nog verschillende malen herinnerd. Burgemeester Jacobus Kroonenburg zal tonen dat hij, mede omdat hij de Duitse taal goed meester is, redelijk weet te schipperen. Zo zal hij bijvoorbeeld in de hongerwinter bij de Duitsers een vergunning weten los te wurmen om bomen, voor brandhout, te kappen. Er is dan een kapverbod, omdat de Duitsers de bomen langs de wegen nodig hebben om daaronder hun auto’s tegen geallieerde vliegtuigen te kunnen verstoppen. Die vliegtuigen komen met de duur van de oorlog steeds vaker en talrijker in de lucht. De Duitsers schieten er natuurlijk op, met luchtafweergeschut en ook met hun jagers van het vliegveld Bergen. Al in de winter 1940-1941 komt een geallieerd vliegtuig neer bij de Broeker veiling. De omgekomen piloot Joe David wordt op het Kriegerfriedhof in Alkmaar begraven. Anderen zijn gelukkiger en kunnen zich redden met hun parachute. Zij worden met een beetje geluk door het verzet opgevangen en zo mogelijk, vroeger of later, meestal langs een ontsnappingslijn via België, Frankrijk, soms ook nog Zwitserland, naar Spanje en tenslotte Engeland geholpen. Op het huisvesten van deze bijzondere onderduikers, in de verzetsmond konijnen genoemd, staat de doodstraf. In Broek op Langedijk is de timmerman Jaap Balder hiermee zeer actief, bijgestaan door Vroegop, en in Alkmaar o.a. Nel Lind, Wubbo Graafhuis en ook Jet Roosenburg.
Historische Vereniging
- 154 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Later in de oorlog breidt de 'piloten'hulp zich uit. Dan worden, in een vaak ononderbroken komen en gaan, soms duizend bommenwerpers tegelijk ingezet – waarvan dikwijls meer dan zeventig worden neergeschoten, wat een personeelsverlies van 600 tot 700 man betekent. Een deel van hen bereikt, zoals gezien, per parachute behouden of geneeslijk de grond; weer een deel daarvan kan worden weggewerkt. Alleen in Nederland komen meer dan 6000 vliegtuigen tijdens de duur van de oorlog neer. Jaap Balder zal worden verraden en op 23 juni 1944 gearresteerd. Op 16 juli 1944 wordt hij, samen met de Alkmaarse KP'ers Kleising, Prins en Ritzema als represaille, na een poging tot ontzet van gevangenen uit het Huis van Bewaring in Amsterdam, gefusilleerd. Ook Nel Lind wordt verraden, gepakt en naar Duitsland gedeporteerd, waar zij door de Russen zal worden bevrijd. Al in het begin van de bezetting wordt een aanvang genomen met verplichte tewerkstelling in Duitsland, de Arbeitseinsatz. De jacht op joden zet in met de eerste razzia in Amsterdam op 22 en 23 februari 1941, welke de februaristaking op de 25e en 26e tot gevolg heeft, die hard wordt neergeslagen. Op 13 maart vallen 18 doden voor het vuurpeloton. De 400 gepakte joden worden eerst naar het kamp in Schoorl gebracht, later doorgevoerd naar Buchenwald en Mauthausen. Het kamp Schoorl was kort voor de oorlog als noodkazerne voor het Nederlandse leger gebouwd. De meeste Pancrassers horen pas veel later, na de oorlog, van het gebruik ervan als concentratiekamp. De bekende en verguisde Duitse uitvlucht "Wir haben es nicht gewuszt" krijgt hierdoor een nieuw profiel... In april 1941 ontwikkelen zich georganiseerde plaatselijke verzetsactiviteiten. Naast de Waarheidsgroepen verzamelen zich op initiatief van de CPN in mei 1941 mensen, die zich tot taak stellen bonkaarten, persoonsbewijzen (vanaf 15 mei 1941 verplicht) en geld te bemachtigen en te verdelen. Voorlopig nog alleen via contacten. In Huiswaard telt men Tinus Wetsteyn, in Sint Pancras Willem Looy en in Oudkarspel Cor Borst onder dezen. Op 18 augustus 1941 wordt dominee Krop gearresteerd en via het Huis van Bewaring in Amsterdam al spoedig gedeporteerd naar het
Historische Vereniging
- 155 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 concentratiekamp Buchenwald. Daar ontmoet hij toevallig zijn broer, die ook is gearresteerd en daarbij een schot door een long heeft opgelopen. Hij is in de administratie van Buchenwald te werk gesteld. Na de bevrijding zal dominee Krop, als hij doodziek is teruggekomen, nog even in Nederland kunnen worden verzorgd. Zijn broer overleeft langer. Op 25 augustus wordt dr. Destrée door twee Alkmaarse politieagenten opgehaald en in het Alkmaarse politiebureau opgesloten, waar de Alkmaarse zenuwarts Hoeneveld ook in een cel komt. De volgende dag worden zij naar Amsterdam naar de Sicherheitsdienst in de al snel beruchte Euterpestraat (nu Gerrit van der Veenstraat) en dan naar het (nu verdwenen) Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht. Daar wordt toevallig ds. Krop gezien, die in het voorbijlopen een waarschuwing kan toefluisteren. Hij laat zo weten dat hij vermoedt, dat de Duitse echtgenote van een dorpeling in het verraad gemengd zou kunnen zijn.
In de cel (dokter Destrée)
Historische Vereniging
- 156 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De reden van de arrestatie van de artsen is vermeende sabotage; wegens het ontoerekeningsvatbaar verklaren van een Pancrasser jongen, die als vrijwilliger voor de Wehrmacht had getekend. Op 2 september komt de dokter weer vrij, maar op 23 september moet hij zich opnieuw melden in Alkmaar, met de vader van genoemde jongen. Vandaar worden beiden de volgende dag naar het Oranjehotel in Scheveningen gebracht. Ook dr. Hoeneveld, die niet was vrijgelaten, wordt daarheen verhuisd. In cel 715 zit met dr. Destrée ook Arie de Leest uit Beverwijk. Die kon als brandwacht in Den Helder op de uitzichttoren komen, en gaf de vandaar uit waargenomen interessante zaken aan de illegaliteit door. Hij stond ook in verbinding met degene die in Delft een aanbrenger had terechtgesteld. Daar kwamen de Duitsers achter. Arie de Leest zal eerst naar het kamp van Amersfoort worden gebracht, vandaar naar Duitsland en weer terug, naar Utrecht. Daar wordt hij achttien maanden later gefusilleerd. In de ene naburige cel zitten de onderwijzers Lammes en Okma uit Utrecht, in de andere een kelner en majoor Ducelier-Mulder, die later gefusilleerd zal worden. In het 'Oranjehotel' fungeert in die tijd Piet Honig uit Zaandam als sportleraar, met als reserveleraar Albert Plesman, directeur-stichter van de KLM. Deze bijzonderheden worden vooral vermeld, omdat eruit blijkt dat men als gevangene, ondanks de afzondering, nog veel te weten kon komen. Na verhoren komen op 3 december 1941 dr. Destrée, de Jong en dr. Hoeneveld weer vrij. Behalve bovengenoemde vrijwilliger zijn er in de loop van de oorlog nog een paar andere Pancrassers in Duitse dienst. Als verrader, en ook een bij de NSKK (National-sozialistisches Kraftfahrer Korps, het militaire vervoers-bedrijf). Het verhaal doet de ronde dat deze eens in Rusland een praatje maakte met een Duitser. De Pancrasser zei dat hij Nederlander was, en uit Sint Pancras kwam. Waarop de Duitser heel enthousiast vertelde, dat hij daar zo'n leuk meisje had ontmoet. Hij liet zelfs een foto van haar zien. De Pancrasser herkende zijn eigen vrouw. In het dorp woonde, in het huis waar ook Piet Kok en Barbara Smit verbleven, aan het eind van een paadje dat achter de boet aan de wik van Maarten Zeegers erheen leidde, een Oostenrijker: Robert Elsner. In 1918 was hij met veel andere Oostenrijkse oorlogsweeskinderen naar Nederland geëmigreerd en door zijn pleegvader Kok geadopteerd. Hoewel de meeste van die kinderen weer terugkeerden, behoorde hij
Historische Vereniging
- 157 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 bij de enkelen die achterbleven. Later vindt hij werk bij zijn pleegvader. Maar daar hij de Oostenrijkse nationaliteit heeft behouden, wordt hij in het begin van de bezetting al snel door de Duitsers opgesnord en in hun dienst gedwongen. Hij zal de oorlog overleven, terugkeren, trouwen en in Staphorst gaan wonen waar hij zal sterven. Welgeteld één Pancrasser, Jan Wijn, is als militair na de Duitse overval in 1940 in Engeland beland. Via Normandië komt hij als lid van de Irene-Brigade (de in 1941 opgerichte gevechts-eenheid) weer bij de bevrijding in ons land en Sint Pancras terug. Eén andere, die hier niet met name genoemd wil worden, heeft tijdens de oorlog op een duikboot bij de Koninklijke Marine gediend en in de Javazee gevochten. Hoe langer de bezetting duurt, hoe meer mensen worden achtervolgd en moeten onderduiken. En hoe meer het verzetswerk, in de ware zin van het woord een noodzakelijkheid wordt. Sommigen plegen hun verzet op eigen houtje, anderen in samenwerking met een organisatie. Hoewel dat laatste gevaarlijker is, omdat meer mensen van allerlei op de hoogte zijn (en dat bij gevangenname en mishandeling kunnen verklappen), is het vaak onvermijdelijk. Zoals bijvoorbeeld voor de 'pilotenhulp'. In het eerste halfjaar van 1943 worden studentenrazzia's gehouden, op 29 april 1943 wordt het Nederlandse Leger in krijgsgevangenschap teruggeroepen. Stakingen zijn het gevolg, het Politiestandrecht wordt afgekondigd; de doodstraf komt te staan op staking en ontduiking van de meldingsplicht. Vooral in de lente van 1943 groeit het aantal onderduikers snel. Om aan de grote vraag naar bonkaarten te voldoen, worden op initiatief van de inmiddels opgerichte LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) de al bestaande plaatselijke KP's (Knok Ploegen) ondergebracht in deze overkoepelende organisatie. Daarnaast wordt op een vergadering op 14 augustus 1943 in Amersfoort door de leiding van de LO besloten tot stimulering van de vorming van nieuwe Knokploegen, maar het zal het tot augustus duren voordat in NoordHolland van een redelijk aantal kan worden gesproken.
Historische Vereniging
- 158 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Voor de lezer die het allemaal niet heeft meegemaakt moet worden herinnerd dat onderduiken een sleep van consequenties met zich meebrengt. Niet alleen pleegt men, door zich te onttrekken aan deze verplichte arbeidsdienst, een zwaar strafbaar feit – waarop de doodstraf staat – maar bovendien plaatst men zich ook anderszins buiten de wet. Doordat men op een geheim adres is gehuisvest, is het uitgesloten zich te voorzien van bonkaarten. Alle normale aankoop van noodzakelijke levensbehoeften, van voedsel tot textiel, van brandstof tot schoeisel, is onmogelijk geworden. Aan deze behoeften moet daarom met clandestiene middelen, dus ook meestal zwaar strafbaar, worden voldaan. De Oostenrijker dr. Arthur Seyss-Inquart (in de volksmond 'zes en en kwart' of 'sijs-inktzwart' genoemd) vertegenwoordigt sinds 29 mei 1940 in Nederland als Rijkscommissaris en Gauleiter het Duitse ‘burgerlijke' gezag. Op 6 mei 1943 kondigt hij de verordening voor verplichte tewerkstelling in Duitsland af. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moeten zich melden bij de Rijksarbeidsbureaus. Aanvankelijk is er niet al te veel weerstand, enkelen onttrekken zich aan deze verplichting en duiken onder, maar wanneer later de geallieerde bombardementen op Duitsland en zijn fabrieken toenemen, wordt het risico om daarbij geraakt te worden ook groter. Niet in de eerste plaats uit verzet, maar om het eigen vege lijf te redden wordt dan vaak maar besloten liever het gevaar van het onderduiken te nemen. Daar dit, hoe dan ook, het Duitse potentieel vermindert, verdient het aanmoediging, ook van de zijde van het verzet. Het aantal onderduikers gaat dus gestaag toenemen. Het probleem dat zich dan voordoet is: waar en bij wie? Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven, komt er in het laatste halfjaar van 1943 verandering in de verzetsorganisatie. Eind juli 1943 bezoekt een groepje Pancrassers, onder leiding van meester Arnoldus C. Monster, het hoofd van de School met de Bijbel, een LOvergadering in Broek op Langedijk, waarin o.a. wordt aangedrongen op de vorming van plaatselijke LO-groepen, voor plaatselijke hulp aan onderduikers. In januari 1944 zal de Pancrasser LO-afdeling van start gaan. Maar ondertussen wordt toch voor het onderhoud van de betrokkenen gezorgd.
Historische Vereniging
- 159 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Het versierde doktershuis bij de bevrijdingsfeesten.
Eind juni 1943 komt bij Piersma, in het Zuidend, een Canadese parachutist uit een geraakte bommenwerper neer. Ray Munson is zwaar gewond aan een voet. Ook doordat er al teveel mensen op de hoogte zijn, kan hij jammer genoeg niet uit de handen van de Duitsers worden gehouden.
Historische Vereniging
- 160 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Men gelooft overigens in die tijd nog, dat de Duitsers hun krijgsgevangenen volgens de conventies van Genève behandelen... (Munson overleeft gezond de oorlog en wisselt daarna met dr. Destrée, die hem de eerste hulp verleende, nog enige brieven.) Een andere parachutist, ongedeerd neergekomen bij Jacob Blom, wordt ook gepakt. In Huiswaard is de piloot van het vliegtuig neergekomen. Hij is dood. Bij de Rijkspolitieman Maarten Rol in het Zuidend zit er ook een (vermoedelijk de sergeant John Hooley). Hij is gebracht door de gebroeders Arie en Jaap Verduin, die altijd klaar staan als er 'iets' vervoerd moet worden. Dokter Destrée doet even dienst als tolk; de neergekomene wil zich wel laten wegwerken door het verzet. Leden van een Alkmaarse KP, gekleed in Duits uniform, komen hem halen. Als even later echte Duitsers komen opdagen, kan Maarten Rol heel verbaasd verklaren, dat de parachutist al met Duitsers is vertrokken. Op deze dag moet ook kort na zijn thuiskomst dr. Destrée een sprong wagen; in overal gekleed in de kassen van Kees Duif. De Gestapo die bot vangt, laat een arrestatiebevel achter bij de burgemeester en de opperwachtmeester. Wanneer de dokter met zijn collega's, in de Euterpestraat in Amsterdam 50 gulden boete heeft betaald, als genoegdoening tegenover Seyss-Inquart naar aanleiding van een in mei/juni 1943 beledigend geachte protestbrief van de artsen, kan hij evenals de anderen zijn werk weer hervatten. Op 4 december 1943 duiken dr. Maas Melchior en zijn vrouw uit Beverwijk bij zijn Pancrasser collega onder. Hij had het slachtoffer moeten worden van een Silbertannemoord, maar zijn aanvallers schoten mis. Als represaille tegen executies van landverraders door het verzet, plegen de Duitsers, of meestal hun handlangers, deze Silbertanne-aanslagen op vooraanstaande of geliefde Nederlanders, zoals de schrijver A.M. de Jong. Op 16 december halen beide artsen een neergekomen parachutist op bij Kees Vader in de Heerhugowaard. John Ogg wordt, bij afwezigheid van Jaap Balder, die juist een paar joden onderdak bezorgt, eerst bij de opper-wachtmeester Leeghwater ondergebracht. Balder brengt hem vervolgens onder bij zijn overbuurman Vroegop, die al meer van deze gasten heeft, w.o. sergeant John Hooley. Deze onderneming heeft de doktersauto twee pas nieuwe banden gekost,
Historische Vereniging
- 161 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 want dr. Melchior, wiens collega ondertussen zijn spreekuur is gaan moeten houden, is niet bekend met de plaatselijke valstrikken en heeft in het begin van Broek naast de overweg, over de spoorrails die naar de veiling leiden, gereden. Nog net voor elven, spertijd, heeft Dirk Minnesma, de Pancrasser garagehouder, de boel gerepareerd. John Ogg (foto) is voor het einde van de oorlog niet naar Engeland terug kunnen komen, maar als verbindingsofficier in Rotterdam blijven steken. Zijn zoon Stephen zal op 5 september '94 aan de Slingerdijk in de Schermer een gedenkplaat hebben mogen onthullen met de namen van de, op zijn vader na, alle met de Lancaster JB 656 MG-D daar omgekomen bemanningsleden. Zij liggen in Stompetoren begraven: vier Engelsen en drie Australiërs. Voor de twintigjarige William Buntain, die voor iemand anders was ingevallen, was het zijn eerste vlucht. Een stuk van John Oggs parachute doet nog steeds dienst als lampekap. In januari 1944 start de Pancrasser LO-afdeling, onder leiding van meester Monster, met Jaap Glas, Aldert Bijpost, Bekkering, Piet Groen, Jan Wagenaar en Gijs Klein als medewerkers. De ploeg houdt zich vooral bezig met het plaatsen van onderduikers, die via de centrale beurs naar Sint Pancras worden gestuurd, en ook met de aanschaf en distributie van bonkaarten, die door de LO-leider van de Heerhugowaard, Bouwe van den Bergh worden gebracht. Ook zorgt deze ploeg voor het onderhouden van contact met de onderduikers, de verspreiding van illegale bladen en het inzamelen van geld voor het NSF (Nationaal Steun Fonds), alsmede ten behoeve van de plaatselijke LO-kas, die dankzij een grote offervaardigheid altijd goed gespekt is.
Historische Vereniging
- 162 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Piet Anders, van Elders zoals er al gauw aan werd toegevoegd, lijkt ook als deelnemer van deze groep te kunnen worden genoemd. Deze schuilnaam van Piet van der Mout is een van de mooiste schuilnamen die gebruikt zijn geweest. Men kan hem er bij een controle geen verwijt van maken dat hij anders heet, want hij heeft immers gezegd, Anders te heten. Als voorbeeld van de persoonlijke drama's die de bezetting met zich meebrengt, kan het volgende worden vermeld. In juni 1944 komt meneer van Rossem in Sint Pancras onderduiken. Zijn eigenlijke naam is Braggaar, sergeant-majoor. Hij wordt door de Duitsers gezocht, zijn vrouw zit als gijzelaar vast in Vught. Hun zoon heeft zijn moeder vrij trachten te krijgen, door op een Duitse belofte daarvoor, dienst te nemen bij de Kriegsmarine. Die belofte wordt natuurlijk niet gehouden. Braggaar vindt later onderdak bij Hoogschagen, een boerderij aan de Westdijk van de Schermer. Hij zal zijn vrouw niet terugzien, en hun zoon zal later blijken te zijn omgekomen... In het huis van de transporteur Jan Kooy, wiens huis staat naast de garage, daar waar de Achterweg dan op de Bovenweg uitkomt (nu Vinkenlaan), is de jodin Marie Meulemans als hulp in de huishouding opgenomen. Hoewel zij eigenlijk is ondergedoken, beweegt zij zich vrij en zonder de verplichte ster te dragen op straat. Als eens twee SS'ers in de garage komen om aan Jan Kooy een chauffeur te vragen, staat zij er rustig bij. Maar enige tijd later komen NSB'ers haar midden in de nacht van haar bed lichten – zij weten precies waar zij op de zolder te vinden is – en voeren haar weg. Na aan Jan Kooy te hebben gezegd: "Je hebt geluk gehad". Zijn schoonvader, bakker Bruin, die ook joden in huis heeft, wordt door hem gewaarschuwd. (Wie de zaak verraden heeft wordt nooit bekend.) Jan Kooy en zijn vrouw gaan de volgende nacht bij de buren slapen en vertrekken daarop met de kinderen in een taxi naar Epe, waar zij anderhalf jaar blijven. Eerst in een vakantieoord en daarna in een huurhuis. Na de oorlog zullen zij hun huis bezet vinden en trekken zij in dat van bakker Bruin, voordat zij naar Australië emigreren. Ook Marie Meulemans zal de oorlog overleven.
Historische Vereniging
- 163 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het molentje van Heijnis, dat dan nog staat aan het begin van het Zuid-end, een eindje achter de huizen van de Benedenweg, richting Daalmeer bij wat ’de mare' wordt genoemd, zit een joodse familie ondergedoken voordat deze wordt verraden. Ook bakker Bruin, bij wie zij daarvòòr waren ondergebracht, en langs wiens huis men moet gaan om bij het molentje te komen, wordt daarbij betrokken. Begin juli 1944 wordt er bij hen op de deur gebonsd. Bakker Bruin doet open, en een aantal Alkmaarse politiemannen, waaronder de gewezen wachtmeester Dirk van Manen, komen binnen om huiszoeking te doen. Zij vertrekken later zonder meer, getuigt de erbij aanwezige dochter Trijn Bruin. Maar op zondag 15 juli komen de politiemannen terug en geeft van Manen het bevel dat bakker Bruin met hem mee moet. De rest van de Alkmaarse politiemannen doet opnieuw huiszoeking. Mogelijk is dit alles het gevolg van het feit dat hij geen aangifte heeft gedaan bij de politie van de aanwezigheid van de joden, waartoe men in die tijd op straffe van de dood bij in gebreke blijven, verplicht is. Maar dit moet dan wel door iemand zijn verraden. Ook hier wordt nooit ontdekt wie dat is geweest. Spoorloos verdwijnt bakker Bruin. Totdat pas in 1946 bekend wordt, dat hij eerst naar de Sicherheitsdïenst in de Euterpestraat (nu Gerrit van der Veenstraat) in Amsterdam werd gebracht, en daarna naar Vught. Vanuit Vught wordt hij naar het concentratiekamp Sachsenhausen getransporteerd, waar hij met een gebroken rib in het 'ziekenhuis' terecht komt. Een Gronings schoolhoofd heeft daar met hem gezeten, en deze vraagt in 1946 aan de familie Bruin of hun vader is teruggekomen. Pas vele jaren later wordt bekend dat bakker Bruin vanuit Sachsenhausen naar Buchenwald is vertrokken en tenslotte, als de Amerikanen dit kamp naderen, met andere zieken naar Bergen-Belsen wordt gebracht. Er is een aantekening gevonden dat hij daar is overleden. Gek genoeg worden Heynis en zijn vrouw door de Duitsers met rust gelaten. Toch volgen zij de raad maar op om onmiddellijk weg te gaan. Eerst vertrekken zij naar de Beemster, en later naar Overijssel. Inderdaad komen Duitsers later, en dus vergeefs, terug om ze op te halen.
Historische Vereniging
- 164 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Andere joden zijn, meestal voor enige tijd omdat het anders teveel in de gaten loopt, ondergebracht bij Cor Boon en juffrouw Verweel. Na de oorlog, bij zijn proces, weet van Manen zich niet meer te herinneren, ooit in Sint Pancras te zijn geweest. Later worden in het molentje wapens bewaard en wordt er wapeninstructie gegeven. Eens is er daar per ongeluk een onscherpe bazookagranaat afgeschoten, wat zonder verdere gevolgen bleef. Er wordt in het molentje ook van een zender gebruik gemaakt, in de wieken is de antenne aangebracht. De stroom wordt geleverd door een grote accu. Sint Pancras telt in deze tijd 2000 inwoners, waarnaast naar schatting 200 onderduikers, waarvan het leeuwendeel bestaat uit mensen die weigeren voor de bezetter te werken. Velen helpen een handje mee op het land. Alvorens het verzet in zijn verdere ontwikkeling te volgen, wordt hier eerst een apart overzichtje gegeven van de voor de morele steun zo belangrijke illegale pers. De Vrije pers. De verspreiding van de illegale pers in Sint Pancras vindt een aanvang in 1940 met het MLL-bulletin, vanaf januari 1941 overgegaan in Spartacus, gericht tot een klein aantal MLL'ers ter plaatse. Een vergelijkbare lezerskring betreft De Waarheid, uitgegeven door de nu illegale CPN (Communistische Partij Nederland). In 1942 vormt de Waarheidsgroep van Alkmaar een eigen redactie, die zelf stencilt en zorgdraagt voor de verspreiding in de kop van Noord-Holland. In maart 1943 verspreiden Jan en Aldert Bijpost de door hen op papier gezette berichten van Radio Oranje. In die tijd vinden ook Vrij Nederland, Je Maintiendrai en Trouw hun weg naar Sint Pancras. Trouw kent zelfs haar eigen bezorgers (vaak ook LO'ers) en verspreidt van tijd tot tijd een speciaal Trouw-bulletin. Onder redactie van meester Monster verschijnt ook nog even 't Houten paard van Troje. Een kleine groep ontvangt, voor het eerst op 11 juli 1943 in Alkmaar, Het Rose Bulletin. Dezelfde redactie zet het vanaf 26 november 1944
Historische Vereniging
- 165 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 voort als Het Parool Bulletin. Dik Jupijn redigeert en verspreidt begin 1944 Recht door zee dat door Ben Speets op het Verdronken Oord wordt gedrukt. Als op 12 februari 1945 Vrij Nederland zich bij Het Parool Bulletin aansluit, wordt de titel van het blad De Vrije Alkmaarder. Op 22 maart treden ook Je Maintiendrai en De Waarheid tot de redactie toe. De Vrije Alkmaarder is tegen die tijd een van meest gelezen bladen. Dirk Groen van de Twuyverweg, misschien om zijn magerheid 'groene kikker' bijgenaamd, verspreidt het blad De Vrije Pers, afkomstig uit Alkmaar en waarvan J. Houtman de algehele leiding heeft en D. Groen en C. Neef de redactie en verzorging op zich hebben genomen. Een, alleen in Sint Pancras sinds oktober 1944 tweewekelijks verspreid, blad is Eendracht maakt macht, uitgegeven door J. Bol en J.P. Weel, op basis van de Christofoorgedachte, nadat na Dolle Dinsdag het landelijke contact met deze organisatie was verbroken. In september 1944 komen er tengevolge van de door de Regering in Londen uitgevaardigde spoorwegstaking zoveel spoormannen naar Sint Pancras, dat de LO zich genoodzaakt ziet het gerucht te verspreiden dat 'er evacues uit Beverwijk' zijn aangekomen. Twintig à dertig mensen worden in één dag geplaatst. Hun financiële verzorging wordt afgewerkt door de contactman van ‘van Gend & Loos’. Tijdens de hongerwinter 1944-1945 plaatst de LO ook nog een aantal ondervoede kinderen uit Schiedam en elders bij particulieren. De huisvesting van de evacués uit Den Helder, elders veiliggesteld tegen de aangroeiende bombardementen op Marinewerf en de stad, valt buiten het illegale werk. Daarnaast zorgt de LO van Sint Pancras voor onderdak van doorgangs-mensen – zich verplaatsende illegale werkers, zoals Karl Weinreich (Duitse Kareltje, een sinds 1942 gedeserteerde militair) en Jan Brasser, die in Sint Pancras hun vaste adressen hebben. Hiernaast voorziet de LO ook vele Alkmaarse LKP'ers van permanente verblijfplaatsen. (LKP: Landelijke Knok Ploeg.) De Pancrasser LO mengt zich soms in een aantal activiteiten die niet strikt op haar weg liggen. Zo raakt zij betrokken bij het weghalen van het bevolkingsregister van Sint Pancras (maar niet bij dat van Koedijk, zoals wel abusievelijk wordt vermeld).
Historische Vereniging
- 166 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Dat men bij de verzetsactiviteiten soms voor onvoorziene situaties kan worden geplaatst illustreren de volgende anekdotes. De illegaliteit verzorgt ook EHBO cursussen. In de achtertuin van de dokter wordt eens een echte oefening met schijngewonden uitgevoerd. Bij de eerste EHBO-les, op een spreekuurloze woensdagavond, blijkt niet iedereen elkaar te kennen. Dat komt meer voor; hoe minder namen je kent, hoe beter. Maar als de les begonnen is, laten twee aanwezigen weten dat ze eigenlijk voor het spreekuur kwamen, echter graag van de gelegenheid gebruik willen maken om zich aan te sluiten. Iemand gaat er toch maar even op uit, om te weten te komen of deze Helderse geëvacueerden wel te vertrouwen zijn. De uitslag is positief, zij worden opgenomen – maar laten het al gauw weer, wegens ziekte, afweten. Wanneer op een dag twee onbekenden naar dr. Destrée vragen, belt zijn vrouw naar de 'goede' Rijkspolitieman Maarten Rol. Deze stapt de wachtkamer binnen en gebiedt ferm: "Handen hoog!". Het blijken twee leden van de sabotageploeg te zijn, die om inlichtingen over het treinverkeer komen. Het wantrouwen is echter gerechtvaardigd, omdat een Silbertanne-aanslag altijd mogelijk is.
Jaap Zeeman en echtgenote.
Historische Vereniging
- 167 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Orde en organiseren. De OD (Orde Dienst) is een al in 1940 gevormde, aanvankelijk door de Duitsers toegestane maar al snel verboden en clandestien geworden organisatie. Zij stelt zich tot doel om in de overgangsperiode tussen de Duitse bezetting en de terugkomst van het Nederlandse gezag de orde te handhaven. De grote wervingscampagne van de OD in begin 1944, brengt in augustus 1944 in Sint Pancras een OD-groep van 20 man tot stand, waaronder de politieman Aldert Bijpost, Coljier, Willem Commandeur, Piet v.d. Gragt, Jan Groen, Klaas de Groot, Wim Hogeboom, Jaap Huibers, A. Kaptein, Piet de Kraker, Gerrit Kuenen, Jaap Mulder, Tom Pijke, Klaas Smit, Jaap Snijder, Willem Timmer, en de politieman Wilbrink. Zij zijn in principe bestemd voor de normale OD-taak: handhaving van orde en gezag na de bevrijding. Na het uitroepen van de BS in september 1944 vormt deze groep daarvan het z.g. Niet-Strijdende Gedeelte of Bewakingstroepen. De eveneens uit de OD voortgekomen en later in BS-verband opererende Gewestelijke Stormtroepen worden in Sint Pancras vertegenwoordigd door de Sectie Vl, onder commando van Jaap Zeeman. Deze telt een dikke twintig leden, waaronder: Willem van Baar, Bart Benedick, A. Boer, Charles Destrée, Klaas van Dijkhuizen, Toon van de Giesen, Cees (Cor) Gouda, Klaas de Graaf, Corrie en Gert Jongbloed, Maarten Kooy, Ab Meier, Jan Mulder, Siem Pos, Jan Punt, Piet Reus, Maarten en Wim Rol, Henk van Schoorl, Dirk Smit en Gerrit Staa. Deze groep stelt zich o.a. ten doel gewapenderhand aan de bevrijding deel te nemen. Hij wordt bijgestaan door verschillende, dikwijls zeer actieve medewerkers die om persoonlijke redenen geen deel willen uitmaken van een verzetsgroep, zoals de gebroeders Arie en Jaap Verduin. Ook de beide politiemannen in Oudorp, postcommandant Bleijendaal en diens medewerker Evert Verweij, verlenen assistentie aan de groep van Jaap Zeeman, de laatste als wapen- en gevechtsinstructeur. Ook kunnen zij doeltreffend waarschuwen tegen komende Duitse operaties, zoals razzia's.
Historische Vereniging
- 168 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Jaap Zeeman, werkzaam bij het PEN, is een uiterlijk kalme man met een natuurlijk overwicht op zijn mensen. In zijn huis naast de hervormde kerk in Oudorp, waar ook wapens worden bewaard achter de dakpannen, en in het RK-parochiehuis vinden bijeenkomsten plaats. Ook op de zolder van de aangrenzende school zijn wapens verborgen, evenals bij enige leden van de groep, en in de garage van de ondergedoken Jan Kooy in Sint Pancras. Jan Kooy's zaak wordt na zijn onderduiking waargenomen door een van zijn werknemers, Ab Meier. In de garage worden spijkerplanken en kraaienpoten vervaardigd, wapens onderhouden en wordt ook normaal werk verricht, als camouflage. De kraaienpoten werden eens 's nachts elektrisch gelast onder een dik dekzijl bij de PEN-transformator bij de Halvemaansbrug. De functie van Jaap Zeeman bij het PEN brengt met zich mee, dat hij, indien nodig, voor gratis stroomvoorziening kan zorgen. Met de Duitse diefstallen als voorbeeld, wordt voor stelen nu de term 'organiseren' gebruikt. Via de geheime PEN-telefoonlijn kan hij verbinding hebben met het bevrijde Zuid-Nederland. In de garage is ook een schuilplaats voor de gaande en komende verzetsman, waaronder Karl Weinreich en zijn collega's.
Het molentje van Heijnis.
Historische Vereniging
- 169 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Naast bovengenoemde groepen is dan in Sint Pancras ook nog de voornamelijk bij het Kerkplein en in het begin van de Hoek gehuisveste, KP onder leiding van de Amsterdammer Rinus Knape operationeel. Deze ploeg bestaat behalve Rinus uit: Cor Brekelmans, Jaap en Cor Gaarthuis, Geer Kaay, Wifem Kloosterboer, Anny Kuenen, de broers Piet en Martin Oud. Siem Ursem, Durk Wijminga, Huib Pot, en de Pancrasser gemeentesecretaris Cor Schouten, die dan in Bergen woont. De KP van Rinus vormt ongeveer het derde deel van een grotere groep, die onder leiding van ene van der Berg staat, en waarvan de rest bij boer Gleynis is gehuisvest, waar ook wapens zijn verborgen. Van der Berg heeft weer 'Oom Theo', van Eekelen, boven zich staan. Daarboven staat overste 'Frits' Wastenecker, in BS-verband de commandant van Gewest II – Hollands Noorderkwartier, wiens hoofdkwartier tot kerstmis 1944 is gevestigd in Huize Westerlicht in Alkmaar, en daarna in de Zaanstreek. De familie Kuenen: Vader Gerrit, moeder, zoon Wim en dochter Anny, hebben door de spoorwegstaking moeten onderduiken, en ook omdat de SD op hen loerde. Die viste nu dan ook achter het net. Wim Kuenen was in 1944 van zijn bed gelicht geweest en naar het kamp in Amersfoort gebracht, maar zijn vader had hem, toen hij na een paar maanden gevangenschap al in zeer slechte gezondheid was, er pas uit weten te krijgen. De familie had de verzetsactie van zoon Jan voortgezet, o.a. met het vullen van glazen buisjes met een gemene vloeistof, beide door vriend van Wardenaar in het lab van de Hoogovens georganiseerd, en bedoeld om er brand mee te stichten. De buisjes werden naar Friesland en Groningen verzonden om daar in arbeidsbureaus e.d. te worden gegooid. Bij de Kuenens thuis werd ongewild de doeltreffendheid, zij het in het keukenvloerkleedje nog tijdig geblust, ervan aangetoond. Op een paard-en-wagen (dit woord staat niet eens meer in het woordenboek...) worden zij naar Sint Pancras vervoerd, waar zij tijdelijk huisvesting vinden in het huis van de gereformeerde dominee Verschoor die zelf elders is ondergedoken en dat een half jaar blijft. De eerste avond worden zij, na bij buren een kopje 'thee' te hebben gedronken, door een paar Duitsers bij hun terugkomst bij de pastorie beschoten, maar niemand wordt geraakt. De Duitsers willen weten waar de dominee is, maar dat kunnen de evacués – waar zij zich voor
Historische Vereniging
- 170 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 door laten gaan, ze natuurlijk niet vertellen. De hele nacht wachten de moffen, vergeefs, voor de deur. Anny vindt werk op het gemeentehuis, waar Cor Schouten haar al snel weer op het illegale pad helpt met onder andere het vervalsen van persoonsbewijzen. Daardoor komt zij in contact met Rinus Knape, voor wiens groep zij koeriersdiensten verricht. Als camouflage fietst zij nogal eens met verschillende mannen mee, wat dan onder vrouwen soms de opmerking ontlokt: “Nô moid, moet je koike, nou heb ze alweer een aar.” Jan Kuenen en zijn vriend Kees van der Poel, die in 1940 meteen in verzet waren gegaan, hadden eerst met de verzetsmakker Jan Schelvis en nog drie anderen uit Wijk aan Zee geprobeerd met een boot weg te komen van – uit de duinen daar – op 20 april 1941 profiterend van de dronkenschap van de Duitsers ter gelegenheid van Hitlers verjaardag. Maar de boottocht mislukte en Jan en Kees moesten, op de vaste wal teruggekomen weer duiken, terwijl Jan Schelvis die zelf op het laatste moment niet mee had kunnen gaan, kort daarop werd gearresteerd en in het Oranjehotel opgesloten. Als gevangene van twee Sicherheitsdienst-agenten werd hij daarna bij de familie Kuenen geleid, waar de SD Jan Kuenen en twee van zijn vrienden: Kees van der Poel en Piet Coenen hoopte aan te treffen. Maar zij kwam te laat; Piet Coenen was toen al naar Frankrijk vertrokken, Kees van der Poel wist in mei 1941 naar de Pyreneeën te komen, Jan Kuenen een maand later. Zij verbleven daar, in het toen en nog tot 11 november 1941 onbe-zette deel van Frankrijk, in een kamp dat door Kees van der Poel Le Soleil wordt genoemd. Maar daarmee zal waarschijnlijk Le Soler zal worden bedoeld: het Centre de réfugiés neerlandais (Centrum voor Nederlandse vluchtelingen). Daar zaten toen honderden Nederlanders te wachten op doorreisvisa, te verzorgen door de consulaire dienst onder J.W. Kolkman, die werd bijgestaan door o.a. de daar ook een tijdje aanwezige verzetsman Gijs de Jong. Zij moesten er grint scheppen in een rivier en kregen nauwelijks te eten. Daardoor raakte Kees nog even in een hospitaal in Perpignan. Omstreeks kerstmis 1941 kwamen Kees van der Ploeg en en Jan Kuenen, na een voettocht van twee dagen en een nacht zonder eten en drinken, en zonder rust omdat de bittere kou geen oponthoud toestond, over de Pyreneeën in Spanje.
Historische Vereniging
- 171 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Daar werden zij als zoveel andere 'Engelandvaarders' door de Guardia Civil ge-pakt en gevangen gezet. Eerst met negen anderen in een cel van vijf vierkante meter, daarna in het kamp Miranda de Ebro. Na twee maanden werden zij door de vader van een medegevangene vrijgekocht mèt diens zoon, en door de Engelse consul naar Madrid geholpen. Van daar kwamen zij via Curacao, Canada en Amerika tenslotte in maart 1943 pas in Engeland. Kees van der Poel gaat daar bij de RAF, en Jan Kuenen bij het de geheime dienst BBO, Bureau Bijzondere Opdrachten. Wanneer hij in de nacht van 31 mei op 1 juni 1944 voor een opdracht gedropt zal worden, komt door waarschijnlijk een navigatiefout het vliegtuig boven het vliegveld Gilze-Rijen terecht en wordt in brand- en neergeschoten, waarbij alle inzittenden omkomen: Jan Kuenen, een andere Nederlandse agent C.M. Dekkers, de Canadese piloot, de NieuwZeelandse waarnemer en een Engelsman. Jan Schelvis en Kees van der Poel zullen de oorlog overleven. Terug naar ons eigenlijke Pancrasser relaas. Vader Kuenen is in Sint Pancras van de partij in de OD-groep, maar helpt ook Rinus een handje in de voornaamste bezigheid van diens ploeg: het verzekeren van de illegale voedselvoorziening. Voor hem gaat hij bij verschillende boeren langs, om z.g. tarwe voor zichzelf te kopen. Zo komt hij te weten waar de boer zijn tarwe en andere etenswaren bewaart – en laat dan honderd gulden achter als borg voor de tarwe die hij de volgende dag nog zal komen halen. De volgende nacht komen echter Rinus' knapen dan de nodige zakken tarwe, boter en wat er nog meer aan eetbaars is weghalen, en gaan dat brengen naar de Alkmaarse ziekenhuizen, Sint Elisabeth- en Centraal Ziekenhuis. Daar weten de zieken, maar ook de voor zieken doorgaande illegalen er wel weg mee. Als vader Kuenen de volgende dag bij de boer om zijn tarwe komt, vertelt die hem dat het verzet alles heeft weggehaald. De honderd gulden krijgt hij van Rinus vergoed. Aan de boeren worden – na de oorlog te innen – schuldbekentenissen afgegeven. Bij een NSB-boer zal dat wel eens vergeten zijn. In de tuin achter het huis van de dominee bouwt Gerrit Kuenen een geventileerde schuilplaats met houten wanden en stro op de bodem,
Historische Vereniging
- 172 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 waar ook wapens worden verstopt. Het deksel op de ingang van de buis die er heen leidt wordt door een struik gecamoufleerd. De benaming BS (voor het bevrijde zuiden waar vele niet-illegalen er deel van uitmaken, en officieel eigenlijk juister NBS, Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten voor het nog bezette gebieden) voor 'de ondergrondse’ raakt in dit najaar 1944 in zwang. In de maanden na september 1944 worden bij de OD in allerijl nieuwe ploegen gevormd, voornamelijk gerekruteerd uit het voormalige Nederlandse leger. Deze worden door de eerder actieve anderen als 'septembergasten' betiteld. In de praktijk laat men zich aan de officiële organisatorische indeling vaak niet al te veel gelegen liggen. Meer dan eens weet men niet precies bij welke organi-satie men nu eigenlijk hoort, en werken mensen uit verschillende groepen samen, zoals zij dat soms al tevoren gewend waren. Voor sommigen wordt hun officiële administratieve indeling pas na de oorlog duidelijk. Naast deze organi-saties blijven ook nog individueel actieve verzetswerkers bestaan. De KP-Alkmaar legt in de periode voor Dolle Dinsdag (5 september 1944) een groot aantal activiteiten aan de dag, waaronder een overval op het distributiekantoor van Oudorp en dat van Sint Pancras. Een ander voorbeeld van een politieman die in onze contreien veel verzetswerk doet, is de marechaussee Henk Gottlieb. Medio 1944 wordt hij overgeplaatst naar den Haag, waar hij meedoet aan 'kraken'. Op 12 oktober wordt hij gearresteerd, evenals zijn verloofde en medewerkster Jopie Bohn. Jopie komt na drie weken vrij, maar Henk wordt op 6 of 8 november 1944 gefusilleerd. Henk Gottlieb ligt begraven op de erebegraafplaats in Overveen, niet ver van Jaap Balder. Doordat zoveel arbeidskrachten zich aan inzetting door de Duitsers onttrekken, kunnen de laatsten slechts door lukrake razzia's trachten het arbeidspotentieel aan te vullen. Zoals soms voor de Marinewerf van Den Helder gebeurt. Veel van de elders, ook in Sint Pancras, geëvacueerde werkkrachten laten hoe langer hoe meer verstek laten gaan. Zij willen hun leven niet riskeren in de steeds frequenter wordende geallieerde bombardementen van de werf.
Historische Vereniging
- 173 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op 25 september 1944 is er weer zo'n razzia. Verschillende Pancrassers en onderduikers van elders hebben zich verstopt in een veld met tabaksplanten, bij de Twuyverweg gelegen. Het zijn o.a. Willem van Baar, Cit Fluitman en de verloofde van Aafje Schuur. Thijs de Pee, liggend tussen de planten, reikt Charles Destrée een tabaksblad toe: Moet je er eentje draaien, vraagt hij lachend. Omdat een van hen zijn hoofd boven de planten uitsteekt om te zien of de kust al vrij is, wordt hij door de Duitsers, die met hun vrachtauto's op de Twuyverweg staan, opgemerkt. Meteen wordt er over het veldje heen geschoten en komen een paar Duitsers de sloot over om het te doorzoeken. De verstopten blijven liggen, maar worden de een na de ander allemaal gepakt en moeten in de vrachtauto met dekzeil klimmen, waar al een man of twintig in zit. Thijs' vrouw komt hem nog gauw even zijn hoed, een das, vork, lepel en servet brengen – opdat hij ertegen zal kunnen. Waar iedereen om moet lachen. De stemming blijft, gek genoeg, opperbest. In Broek gooit een bakkersjongen broden, een hele kostbaarheid, uit zijn bakfiets in de auto. Als de moffen constateren dat zijn kar leeg is, moet hij ook de auto in. Tegen de avond gaat het vanaf het eind van de Langedijk regelrecht richting Den Helder. Achter de vrachtauto hangt een lang touw met zijkoorden, waardoor een hele troep moffen op de fiets zich laat voorttrekken. De rit gaat langs een kanaal, maar als ergens een brug moet worden overgestoken, remmen de achtersten zo sterk dat een paar die zich halverwege het touw bevinden tegen de brugleuning worden aangeklapt en zich lelijk verwonden. Wat de gepakten met niet verbloemd genoegen aanschouwen.
Historische Vereniging
- 174 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
LO. gewest XI, district 2. Staande van l. naar r.: Slendebroek HHW, Piet Groen, Frans Slot N.Sch., Sneekes Zd.Sch., Jaap Glas, Piet Glas B.o.L. Zittend: Jan Leegwater BoL, A.C.Monster, B.v.d.Bergh HHW, Klaas Visser BoL.
De nacht is ingevallen als zij bij de werf zijn aangekomen. Aan de ingang vertellen opgewonden Duitsers dat er een bombardement is geweest, dat "Heinz schwer verletzt ist, und Karl tot", waar de gepakten ook alweer niet triest om zijn. Zij krijgen een lokaal met kribben aangewezen, en zelfs een flink stuk zwart brood met boter en jam als avondmaaltijd. Van slapen komt niet veel, omdat er veel wordt afgekletst en moppen worden getapt. Die nacht wordt er flink geschoten door het afweergeschut en vallen er een paar bommen. Van tijd tot tijd wordt door een van ons het licht opgedraaid, omdat dan meteen zenuwachtig wordt geschreeuwd: Lichten aus! Fliegeralarm! Waarom weer hartelijk gelachen wordt. Wij zijn ons van geen gevaar bewust, want de bommen zijn immers voor de moffen bedoeld.
Historische Vereniging
- 175 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Groep van de Gewestelijke Stormtroepen: Staande van l. nr r.: Jaap Masteling, Tiggelaar (Alkmaar) Cees Dissel, onbekend, Cor Sabel, Jaap Bloothoofd. Zittend: Lodewijk Wetsteyn, Mees van Slooten, Bert Wetsteyn.
Sommige van de gevangenen krijgen de volgende dag op de werf zeer willekeurig een taak toegewezen, anderen worden direct weer naar huis gestuurd. Op een nacht moet een hoeveelheid wapens met een schuit worden vervoerd van Sint Pancras naar de molen van Jaap Koning aan de Molenkade, bij de Halvemaansbrug. Dat transport leidt via een vrij brede sloot zuidwestelijk van Sint Pancras. Voorzichtig stil kloetend vaart men voort, totdat vanachter een rieten winddekking die sloot wordt ingedraaid. In de duisternis blijkt uit tegengestelde richting ook een schuit te komen. Daarin staat een, onder het dekzijl toch nog herkenbare, auto. Zijn het Duitsers? Met bonzend hart kloet men voort, want wat kan er anders worden gedaan? Er wordt vooral niet in de richting van de andere schuit gekeken, wanneer men elkaar passeert. Zonder dat wederzijds een woord klinkt.
Historische Vereniging
- 176 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het raadsel wordt pas bijna vijftig jaar later opgelost. Zie hier hoe. Tijdens een bijeenkomst van de oud-verzetsmensen van de kop van Noord-Holland in 1991 in Heiloo, vertelt Charles Destrée, dat hij eens op uitkijk had moeten staan in het Zuidend van Sint Pancras; voor de schijn sleutelend aan de motor van een vlet. Die was gemeerd naast een schuurtje van de gebroeders Verduin, een eindje van de Benedenweg af gelegen, en waarin Ab Meier een daarin gestalde auto moest repareren. Afgesproken was, dat bij onraad Piet Hein zijn naam is klein gefloten zou worden. Na enige tijd komt er iemand aan, en het Piet Hein-gefluit weerklinkt. Maar daar Ab nogal lawaaiig bezig is, hoort hij niets. Ook het tenslotte luidop blèren van het bekende lied geeft geen effect. Het is te laat om nog anderszins te waarschuwen. De genaderde onbekende maakt een praatje met Charles, vraagt wie er in het schuurtje is, waarop geen antwoord kan worden gegeven. Daarop gaat hij naar het schuurtje waaruit nog steeds veel lawaai klinkt, morrelt aan de dichte deur en roept: Is er volk in? Nu wordt het stil. Ondergrondse zeker! zegt hij. Nadat de vraag is herhaald, komt Ab naar buiten. Hij blijkt de man te kennen, laat hem in het schuurtje en vertelt hem, dat hij na de oorlog met de auto als taxi wil gaan rijden, maar dat de ander dat natuurlijk niet verder moet verklappen. Wat ook niet zal gebeuren. Als dit verhaaltje op die bijeenkomst in Heiloo wordt verteld, luistert toevallig Jaap Snijder uit Huiswaard mee. Die zegt meteen: Ja, dat was mijn auto. Ik heb hem nooit meer teruggezien. En hij vertelt dan dit verhaal: Op een nacht hebben we die auto met mankracht in een vlet getild en van Huiswaard naar het Zuidend van Sint Pancras gevaren. Toen we een brede sloot invoeren, kwam uit tegenovergestelde richting uit het duister een andere vlet opdoemen. Zijn het Duitsers? vroegen we ons af. Het enige wat we konden doen was doorvaren, met bonzend hart, en vooral niet in de richting van die andere schuit kijkend wanneer we elkaar passeren. Bart Benedick, die ook meeluistert, buldert in lachen uit: Verrek, was jij dat! En dan komt hij met zijn verhaal, dat al aan het begin van deze geschiedenis is verteld. Als de vlet met de door Bart getransporteerde wapens in de sloot bij de Hoornseweg zijn beland, moeten ze daar nog over die weg, en de
Historische Vereniging
- 177 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Hoornsevaart, weer met een schuit, worden gebracht. Zonder lawaai te maken. Maar Jaap Zeeman die meehelpt, blijkt nachtblind te zijn. Bij de molen van Jaap Koning staat een glazen windscherm, waar Jaap met een arm vol wapens dwars doorheen loopt. Wat een hels gerinkel in de doodstille nacht veroorzaakt. Als door de bliksem getroffen staat iedereen stijf, totdat de opgekropte zenuwen allen in een geweldige lachbui doen uitbarsten. Jaap die geen schrammetje heeft opgelopen inbegrepen. Na de slag om Arnhem, van 17 tot 27 september 1944, worden in het westen van ons land inzamelingen van voedsel en kleding ondernomen, als steun aan de Gelderse bevolking. In onze contreien wordt het ingezamelde bijeengebracht op de houtwerf van Jan Eecen in Oudkarspel, van waar het per boot wordt vervoerd naar Hilversum, en van daar verder per vrachtauto. Dit alles in de overtuiging dat het eigenlijk niet eens nodig zal blijken, de bevrijding staat immers voor de deur! De met gulle hand ingeleverde levensbehoeften zullen, vooral in de grote steden, in de niet verwachte maar uiterst strenge en ellendige hongerwinter, dramatisch tekortkomen. Eindeloze troepen haveloze etenhalers trekken dan door ons dorp, op zoek naar schaarse, peperdure leeftocht, die hen soms op de terugweg nog wordt afgepikt. Ook daarin toont de Landwacht zich ijverig. De Duitse onderdrukking wordt met het verloop van de tijd hoe langer hoe zwaarder en gemener. Sinds op 6 mei 1943 de verordening van Seyss-Inquart voor verplichte tewerkstelling is afgekondigd, wordt daaraan steeds minder gehoor gegeven. Met het gevolg dat de Duitsers daarna her en der razzia's gaan houden. Die zijn dus niet speciaal tegen het verzet gericht, maar dienen in hoofdzaak voor het aanvullen van arbeidskrachten; in Sint Pancras en de noordelijker gelegen gemeentes onder andere voor op de marinewerf in Den Helder. Het verzet kan soms tegen een komende razzia waarschuwen. Zo'n razzia wordt door de Duitsers met gewapende manschappen en vrachtauto's ondernomen. Een groep soldaten gaat vooruit en sluit een gedeelte van de gemeente of woonwijk af, wat vooral in onze streek met zijn lintbebouwing en daarachter meestal een sloot en vlak akkerland, heel doeltreffend kan gebeuren. Het ene huis na het andere wordt dan uitgekamd.
Historische Vereniging
- 178 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In Sint Pancras vinden twee grote razzia's plaats. De eerste op 25 september 1944. Van Sint Pancras tot Oudkarspel worden de huizen doorzocht. Veel van de gevangenen komen echter wonderlijk genoeg vaak na een paar dagen weer vrij. Het zo geroemde Duitse organisatietalent schiet te kort, de inzetting van een zo talrijk personeel voor deze acties lijkt weinig rendabel. De grootste werkkracht-razzia wordt op 10 en 11 november 1944 in Rotterdam gehouden, waarbij 50.000 mannen worden weggevoerd. Tenslotte zal op 14 december 1944 de Liese-actie worden afgekondigd, waardoor alle mannen van zestien tot veertig jaar (in het oosten van ons land vijftig) worden verplicht in Duitsland te werken. Begin 1944 heeft Roel Westerop moeten onderduiken wegens verraad van zijn anti-Duitse gezindheid door de Alkmaarse collegabelastingambtenaar Veraar. De Koedijker gemeenteambtenaar Jan Smit noteert hem ondertussen als overleden. Na een onderduikperiode van twee maanden in Steenbergen komt Roel weer in de Alkmaarse contreien terug. Daar neemt hij contact op met Dik Jupijn, die de redactie en verspreiding van Recht door zee verzorgt. Dit illegale blad wordt door Ben Speets op het Verdronkenoord gedrukt. Als dat om een of andere reden eens niet kan, wordt het in de nacht op het belastingkantoor, waarvan Roel nog een sleutel heeft, gestencild. Wanneer in het tweede halfjaar 1944 de BS opkomt, wordt vanuit Engeland gevraagd (stom genoeg, mag er hier aan worden toegevoegd) om naamlijsten van medewerkers te maken. Voordat de bevrijding daar is moet dit klaar zijn; dit zou t.z.t. een goede organisatie vergemakkelijken. Eind oktober, begin november zijn de lijsten klaar, op 10 november worden zij gecontroleerd en nog de laatste namen toegevoegd. Zij worden verstopt achter het doek van een schilderij dat bij Aad van Doorn in de woonkamer hangt. Op 11 november 1944 komt Roel in de rijwielzaak van Jan de Groot, die ook bij de RVV is. Die vertelt hem dat er een ramp is gebeurd; Aad van Doorn is gewond en gepakt, Joop Asjes is in zijn been geschoten maar ontsnapt, Alie van Berkum, Wim Kok en Mientje Hollander hebben moeten onderduiken. Wim Kok en Mientje worden in december alsnog gepakt, en door verraad van een buurjongen ook Dik Jupijn.
Historische Vereniging
- 179 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Aad van Doorn is na zijn arrestatie opgenomen in het Marine Lazaret in Heiloo. Daar wordt hij gemarteld en later gefusilleerd. Ook Dik Jupijn en Ben Speets worden doodgeschoten. Hoewel er op die ongeluksdag vele Landwachters op straat posten, moet toch getracht worden de namenlijst uit Aad van Doorns huis te halen. Dat lukt gelukkig; hij wordt bij opa Groot verbrand. Roel Westerop volgt Mientje Hollander op als koerier. Dat betekent dat hij drie tot vier maal per week, op antiplof banden, naar Kolhorn moet fietsen. Daar geeft hij zijn berichten aan een RVV'er af, die ervoor zorgt dat zij naar Engeland worden overgeseind. Tweemaal wordt Roel zijn fiets, ondanks de antiplof banden, afgenomen. Door tussenkomst van Jan Groot krijgt hij daarna de baanfiets van Jan Derksen, ook antiplof uitgerust. Als koerier raakt Roel betrokken bij enkele wapendroppings 'om de noord'. Jo Bos is daar eveneens bij aanwezig. Voor het vervoer van de spullen stelt bakker Gert Groot, aan het zuideinde, zijn bakfiets beschikbaar. Roel vlijt zich 's nachts in een gat onder de zoldervloer tussen de wapens en munitie. Eind 1944 krijgt Jaap Zeeman het bericht dat de Duitsers een grote razzia hebben gehouden bij een zuurkoolfabriek in Noord-Scharwoude. Op klaarlichte dag wordt een aantal jongens van zijn KP opgetrommeld. Via het Wuiver, het Kerkepad, lopen die naar het weggedeelte tussen de de Huygendijk en de Kerkebrug, om zich in daar door de Duitsers aangelegde schuttersputjes te nestelen. Overal langs de wegen zijn deze mansdiepe putjes te vinden, meestal echt durchorganisiert aangegeven met een bordje 'Einmannsdeckungsloch' en afgedekt met een houten deksel. Er gaat zelfs een eerste-hulp verlener, de timmerman maar ook voormalig legerhospik Gerrit Staa, met de jongens mee. De opdracht is, de Duitse vrachtauto's die de gevangenen transporteren zo dicht mogelijk te laten naderen, waarna ieder voor zich de dichtstbijzijnde auto tot stoppen moet dwingen door de banden lek te schieten, evenals (zoals Bert Benedick het uitdrukt) de begeleidende bewaking. Zo zal aan de gevangenen de gelegenheid worden gegeven te ontsnappen. Gelukkig is het niet tot een treffen gekomen, daar de Duitsers voor de terugweg een andere route hadden gekozen.
Historische Vereniging
- 180 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De volgende dag staan twee leden van de groep van Jaap Zeeman bij diens huis te praten over werk dat gedaan moet worden. Twee anderen, die de vorige dag in een putje voorlopig achtergelaten wapens in kleine jute zakken hebben opgehaald, voegen zich bij hen. Opeens roept een van hen: Verrek, de moffen! Vanaf richting Alkmaar komt een legervrachtauto aan, en draait Oudorp binnen. Jaap Zeeman heeft gauw een paar houwelen en een spa uitgedeeld en in een wip is er een paar meter van zijn ligusterhaag uitgegraven. Dit moet dienen om eventueel een rechtvaardiging te kunnen geven van hun aanwezigheid ter plaatse, tegenover de Duitsers. De vrachtauto is ondertussen bij hen aangekomen en eraf gesprongen moffen eisen: Papiere! Allen kunnen het bewijs tonen van hun vrijstelling van verplichte tewerkstelling, wegens onmisbaarheid in hun activiteit voor de voedselvoorziening. De moffen vervolgen hun weg, voor controle verderop. Opgelucht halen Jaap Zeeman en zijn mannen adem. Een van hen vraagt: Waar zijn zo gauw die wapens gebleven? Jaap wijst naar het platte dak van zijn bijkeuken. Als ze daarheen kijken, zien zij de kolf van een sten over de rand van het dak steken... Nog steeds krijgen zij kippevel als aan dit moment wordt teruggedacht. Als een van de Duitsers het had gezien, zouden zij zonder twijfel ‘stante pede’ zijn neergeschoten. Door Jaap Zeeman worden uitkijkposten op de verkeersknooppunten in de omgeving van Oudorp geplaatst. Vanuit huizen of schuren van goedgezinde dorpsgenoten wordt ieder verdacht verkeer via koeriersters aan andere posten doorgegeven. Dit blijkt doeltreffend. Voor extra voedsel voor de groepsleden wordt gezorgd. Van hier en daar 'georganiseerde' tarwe wordt door bakker Meijering in Oudorp brood voor ze gebakken, waarvan ook onderduikers profiteren. De gemeente Sint Pancras heeft, als andere, de opdracht gekregen lijsten van alle mannen van 18 tot 35 jaar, met naam, adres, leeftijd en beroep, bij de Ortskommandantur, gezeteld in Huize Voorhout aan de Kennemerstraatweg in Alkmaar in te leveren. Dat gebeurt ook, maar zij bevatten in hoofdzaak namen van hen, die al in Duitsland zijn.
Historische Vereniging
- 181 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Om dit te verhelpen, kondigt de Sicherheitsdienst aan, dat zij het bevolkingsregister van Sint Pancras zullen komen halen. Deze geheime boodschap wordt door een zenuwachtige burgemeester Kroonenburg aan Cor Schouten verklapt. Cor Schouten – aan wie dit relaas is ontleend – die als reeds vermeld ook deel uitmaakt van de ploeg van Rinus Knape, spreekt hier met Rinus over. Die belooft met zijn groep op de loer te gaan liggen, en het bevolkingsregister weer terug te roven. Maar om de grote risico's die aan deze onderneming zijn verbonden, besluit Cor tot een andere oplossing. Met Piet Groen, de plaatselijke leider van de LO, komt hij overeen dat een nep-overval zal worden georganiseerd. Bij Jacob Glas zal het bevolkingsregister, met de hulp van Piet Groen, kunnen worden verstopt. Een agent van politie uit Broek op Langedijk zal ook van de partij zijn. Afgesproken wordt, dat Piet Groen op 2 januari 1945 om 1 uur 's middags via de achterdeur van het gemeentehuis het bevolkingsregister zal weghalen. Het zal klaar staan in twee jute zakken, die hij met een kruiwagen weg zal brengen naar Jacob Glas. Piet Groen zal dan bij die gelegenheid eerst Cor Schouten opsluiten in de ruime kluis, en daarna de sleutel op een bepaalde plaats neerleggen. Met de politieambtenaar wordt afgesproken, dat die omstreeks 1.45 uur in de middag op het raadhuis zal aankomen. Op dat moment zal een aantal geëvacueerden uit Schoorl aanwezig zijn om hun uitkering te halen. Die zullen dan, zo nodig, kunnen getuigen. Vervolgens zal de politieman, gewaarschuwd door kloppen op de deur van de kluis, de sleutel zoeken, om de ambtenaar te bevrijden. Burgemeester Kroonenburg is hierin uiteraard niet gekend. Dat wordt echter wel noodzakelijk, als hij die middag niet als gewoonlijk naar huis gaat, omdat hij het naar zijn zeggen te druk heeft. Om tien minuten voor één deelt Cor Schouten de burgemeester mee, dat tien minuten later het bevolkingsregister door 'de ondergrondse' zal worden weggehaald, en dat de burgemeester er goed aan doet nu direct in de koude en donkere cel te gaan. Koud, want de houtkachel in de secretarie werkt slecht, en donker omdat er geen stroom meer is. Kort daarna worden de twee zakken met kaartenbakken door Piet Groen met de kruiwagen weggehaald, en laat Cor Schouten zich ook in de kluis opsluiten.
Historische Vereniging
- 182 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Met de burgemeester spreekt hij daar af, wat die zal moeten vertellen – onder het genot van een pannetje gaarkeukeneten, waarbij Cor en de burgemeester van lepel en vork wisselden, omdat de burgemeester Cor te vaak in zijn been prikt. Verteld moet worden dat de burgemeester, toen hij het raadhuis wilde verlaten, door twee gewapende mannen werd gedwongen met Schouten in de kluis te gaan, waarna die werd gesloten. Na drie kwartier worden beiden volgens plan door de politieman bevrijd, en inderdaad onder getuige van talrijke geëvacueerden. Door de Sicherheitsdienst, die telefonisch van het gebeurde in kennis wordt gesteld, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hoewel opgemerkt wordt dat er waarschijnlijk 'ein Leck' moet zijn, waarnaar een onderzoek zal worden ingesteld, blijft het uiteindelijk daarbij. Het lijkt hier de juiste plaats een paar herinneringen van Piet Groen op te halen. Reeds in de eerste helft van de oorlog probeerde meester Monster onderduikers onder dak te brengen. Zo kwam hij bij Piet Groen, en van lieverlee wordt die bij het verzetswerk betrokken. Gezinnen waar onderduikers waren ondergebracht hadden het moeilijk. Ook met brandstof. Op advies van meester Monster ging Piet Groen eens praten met de directeur van de verenigde brandstofbedrijven in Alkmaar. "Hij is goed", volgens meester Monster. Omdat het niet voor hemzelf was, ging Piet deze vreemde boodschap toch doen. De directeur liet hem weten, dat hij moeilijk iets kon geven. "Moeten we het dan maar halen?", stelde Piet voor. Nee, dat moest helemaal niet. Uiteindelijk werd de brandstof geleverd via Cor Kooy, de Pancrasser brandstof-fenhandelaar. 's Avonds laat distribueerde Cor het met de slee. Op een avond kwam ik uit Broek, zo noteerde Piet Groen verder, met veertig bonkaarten. Twee Duitsers hielden me aan op de Dijk. Dat was in feite de enige keer dat ik in aanraking kwam met het gevaar. Ik had een revolver op zak, maar ik had ook papieren, ondertekend door de Ortskommandant, dat ik in spertijd buiten mocht zijn. Want ik behoorde tot de bewakingsdiensten van de spoorlijn. Na controle van de papieren lieten ze me lopen. Op een bepaald moment had ik nogal wat bonkaarten over. Ik heb toen alle brood- en meelbonnen er af geknipt en ben ermee naar bakker Deen gegaan en heb hem gevraagd iets onoorbare te doen. "Het gaat
Historische Vereniging
- 183 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 wel tegen onze vijand, het mag eigenlijk niet, maar in dit geval.." Bakker Deen heeft de bonnen ingeleverd en er een toewijzing op gekregen. Wekelijks bezorgde hij een extra brood bij een lijstje van door mij verstrekte adressen. Iets anders. Op een zaterdagmorgen was ik bezig in mijn tuintje. Er stopt een mij onbekende jongeman. "Bent u Groen? Ja? Dan heb ik wat voor u" Ik wist niet wat me te wachten stond, en vroeg hem me eerst maar eens te vertellen wie hij was. "Dat doe ik liever niet." "Dan moest je maar doorgaan. Ik weet van niks en ik heb niks besteld." Hij haalt dan een doorgescheurde, beschreven briefkaart uit zijn binnenzak. "Als ik u dit nu eens laat zien." De andere helft was in mijn bezit. Ik nam het pak aan; er zat een gedemonteerde sten in. Ik was wel wat bezorgd over dit bezit. Jaap Groen van de Benedenweg, later raadslid, was een goede NSB‘er. Hij had ook onderduikers. Tegen het eind van de oorlog zei hij: “Het is me allang duidelijk dat ik op het verkeerde paard heb gewed. Maar het is me te kinderachtig om nu te bedanken." Toen als sabotagedaad de spoorbrug eens driekwart meter omhoog was gedraaid zat die ogenschijnlijk muurvast. Maar later hadden ze hem al weer los. De Duitsers wilden eerst als represaille het huis van Cor Smit in brand steken. Cor was aanvankelijk ook Duitsgezind en bij hem heeft ook Mussert aan de wand gehangen. Maar zijn vrouw was ziek, daarom hebben de Duitsers het huis van buurman Wiering maar genomen. 'Duitse Kareltje' was een wilde jongen. Hij heeft Kalis, de Boerenleider aan de Noordervaart, doodgeschoten. Als waarschuwing lichtte hij 'Barre Jan' van zijn bed en zette hem in een stoel op de Bovenweg. Eerder gooide hij in Alkmaar een handgranaat naar een groepje Duitse soldaten. In het laatste oorlogsjaar had de jeugd samenkomsten in de gereformeerde pastorie van Sint Pancras. Door de predikant georganiseerd, waarschijnlijk om ze toch nog enige ontspanning te bieden. Men zorgde er voor 's avonds voor spertijd, om acht uur aanwezig te zijn; het vertrek kon niet eerder plaatsvinden dan de volgende morgen om zes uur. Ieder was welkom, en moest zorgen
Historische Vereniging
- 184 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 voor de nodige proviand. Bakker Verkuil wilde koek bakken, als hij er de grondstoffen voor kreeg. Van iedereen werd verwacht dat hij zijn aandeel leverde in het programma: voordracht, accordeon, banjo, bijbellezen, dansen, enz. In Alkmaar was een zendamateur, Zandbergen. Op ongeregelde tijden had hij contacten met een Engelse amateur, die de berichten weer verder doorgaf. In het begin van de tachtiger jaren hebben zij elkaar voor het eerst gezien. Tot zover de herinneringen van Piet Groen. Daar in bovenstaande sprake is van een goede NSB'er, wordt hier even nader ingegaan op de mogelijke diverse stellingnames van verschillende Duitsgezinden. (Het onderscheid tussen pro en contra werd door de Duitsers Deutschfreundlich en Deutschfeindlich genoemd.) Alle graduaties, alle motiveringen zijn daaronder te vinden; van uiterst fanatiek collaboreren tot goedaardig en onbenullig meelopen. Onbenullig in de ware zin van het woord: geen benul hebbend van wat de Duitsers uitvoerden en nog van plan waren. Behalve politieke, konden ook financiële doelstellingen een rol spelen. Verraders kregen, dikwijls per affiche aangekondigde, geldelijke beloningen voor hun verraad; zelfs konden zij in vaste (Duitse politie-) dienst zijn. Aanvankelijk zag het er naar uit, dat dit straffeloos kon gebeuren. Slechts begin februari 1943, na het Duitse verlies van de slag om Stalingrad, begint het voor de meesten duidelijk te worden dat Duitsland de oorlog gaat verliezen. Anderen zien dat pas begin 1945, na het mislukken van het laatste Duitse offensief in de Ardennen. Niet weinigen beginnen dan aan de broek te trekken en gaan de bakens verzetten, draaien hun jasje om. Men kan het dan kinderachtig vinden om te bedanken na te hebben gemerkt op het verkeerde paard te hebben gewed. Maar nog kinderachtiger kan het worden geacht om er, desondanks, mee dòòr te gaan. Ook zou een sympathisant door het opnemen van onderduikers nog kunnen hebben aangetoond, op twee paarden tegelijk te kunnen wedden.
Historische Vereniging
- 185 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Wat niet wegneemt dat de Boerenleider Cor Groen in januari 1945, Klaas van Dijkhuizen (zoals verder in dit overzicht wordt verhaald) uit de handen van een mof vrijpraat. En ook dat hij, door hem al ondertekende, blanco vrijstellingen voor de Arbeitseinsatz heeft gegeven aan de gemeentesecretaris Cor Schouten – die daar wel weg mee wist. Verder zou hij voor elkaar hebben gekregen dat alleen mannen jonger dan 25 jaar op transport naar Duitsland werden gesteld. Dat kreeg hij toch maar even voor elkaar. Dat dit achteraf als een positieve daad wordt voorgesteld toont duidelijk, hoe verschillend de waardering kon, en nog steeds kan zijn, van de houding die men had aan te nemen. De jongeren dan 25 jaar zullen bijvoorbeeld niet al te erkentelijk voor deze door Cor Groen afgedwongen gunst zijn geweest... Dit voorbeeld toont ook duidelijk, hoe de hele arm, de hele mens kon worden meegesleept, als men een vinger in het raderwerk van de collaboratie had gestoken. De angst bij sympathisanten van het toenmalige bewind voor de komende vergelding is gegrond. Omdat een moffin zich had ingedrongen in een verzetsgroep in Amsterdam, hebben Cor Schouten en Anny Kuenen enige tijd (extra) moeten onderduiken. Want die indringster had eerder van hen een vals persoonsbewijs gekregen. Pas nadat zij is geliquideerd kunnen Cor en Anny weer opduiken. Ook in het gemeentehuis van Koedijk wordt het bevolkingsregister weggehaald. Daar is burgemeester Pesman echter Duitsgezind en blokleider van de NVD (Nederlandse Volks Dienst). Het hoofd der school C. Stuffers, ook lid van de NVD en secretaris van de Boerenraad van de Landstand, heeft eens een voetbalwedstrijd georganiseerd tussen scholieren en de Duitsers die in de school zijn gelegerd. Pesman heeft Stuffers aangeraden zijn zoon naar een Duitse Bildungs-anstalt (vormingsschool) in Valkenburg te zenden. Later komt de jongen bij de Luftwaffe. Na bovenstaande in het verslag van de naoorlogse rechtszaak te hebben aangehaald, schrijft niettemin en ijskoud ‘Het Vrije Volk’ van 30 juli 1946: Pesman staat als zeer goed Nederlander bekend. In september 1945 heeft Pesman dan ook al bij verschillende herdenkingsplechtigheden (w.o. bij een monument) het woord mogen voeren... Wie er iets van begrijpt mag het zeggen.
Historische Vereniging
- 186 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De overval op het gemeentehuis van Koedijk is voorbereid door Maarten Rol. Het hieronder volgende verslag erover is gevestigd op gegevens van Bart Benedick. Op 2 januari 1945, omstreeks het middaguur, komen Bart Benedick, Dirk Smit, Piet Reus, Wim Rol en Siem Pos bij het gemeentehuis aan. Zij zijn op de fiets uit Oudorp, via Huiswaard daar gekomen. Allen zijn gewapend met een stengun, zonder kolf, om hem onder de jas te kunnen verstoppen. Met behulp van een hun verschafte sleutel komen zij langs de achterdeur het gebouw binnen. Siem Pos blijft als wacht buiten, bij het café ernaast. Aan de hand van een plattegrond worden de telefoonverbindingen gevonden en meteen doorgesneden. Het aanwezige personeel wordt onder bedreiging van wapenen gedwongen het bevolkingsregister, stempels en andere nuttig voorkomende attributen, in de meegebrachte jute zakken te stoppen. De burgemeester, die tracht de aandacht van eventuele voorbijgangers te trekken door met zijn armen omhoog rechtop voor het raam te gaan staan, wordt gemaand op de vloer te gaan liggen. Terwijl men bezig is, wordt aan de zijdeur van het gemeentehuis aangebeld. Bart Benedick doet open, in de verwachting dat Siem Pos hem iets heeft te zeggen. Maar tot zijn niet geringe schrik ziet hij een hem onbekende man voor zich staan, die ter secretarie moet zijn. Deze man schrikt zich op zijn beurt lam bij het zien van iemand met een schietklaar wapen voor zijn buik. Hij krijgt uiteraard geen kans om zich te bedenken en weg te vluchten – met alle mogelijke gevolgen van dien voor de overvallers – maar wordt snel naar binnen geholpen. Als alles is ingepakt, worden burgemeester, personeel en de bezoeker in de arrestantencel opgesloten. De hele operatie heeft zo'n twintig minuten geduurd. Wanneer een Duitse schildwacht, die op gezichtsafstand van het gemeentehuis voor de als kazerne dienende school liep te ijsberen, wat oplettender was geweest, had dit verhaal niet verteld kunnen worden. Ieder, met een rijkelijk gevulde jutezak achterop de fiets, haast zich daarna weg. Bart heeft het ongeluk dat zijn zadelpen losraakt en naar beneden glijdt, waardoor de zak van de bagagedrager tuimelt. Nadat hij die weer heeft opgeraapt keert hij, met zijn zitvlak op een heen en weer laverend zadel, enige afstand op de anderen verliezend, naar zijn basis terug. Bij het passeren van Huiswaard wordt de buit voorlopig ondergebracht in een kas van de tuinder Wetsteijn. Dit ondanks het feit dat zijn broer,
Historische Vereniging
- 187 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Martinus Wetsteijn op 9 juni 1944 om zes uur 's morgens door Landwachters van zijn bed was gelicht en meegevoerd. Nog hetzelfde jaar sterft hij in het kamp Neuengamme. Wim Rol voegt hier nog het volgende aan toe. Bij de overval is een hoeveelheid stempels meegenomen, welke bij hem thuis door Maarten Rol worden geselecteerd. De rest moet Wim maar terugbrengen. Er wordt een pakje van gemaakt dat door Wim in het donker van de avond op de stoep van het gemeentehuis wordt gelegd. Als het de volgende morgen wordt gevonden, denkt de locoburgemeester Piet Hart, dat het wel een bom zal zijn. Dapper en plichtsgetrouw trekt hij zich alleen in de burgemeesterskamer terug om de bom onschadelijk te maken – na eerst afscheid te hebben genomen van de aanwezigen, w.o. de veldwachter Slooten, die dit alles aan Maarten Rol heeft naverteld. In het verzetsnest Huiswaard worden ook, met een motorvlet door Arie en Jaap Verduin en Maarten Rol uit Hensbroek opgehaalde wapens tijdelijk opgeslagen bij van der Struis. Van daar worden zij later, na in gereedheid te zijn gebracht, naar het molentje van Heynis vervoerd. Wim Rol moet eens een brief brengen naar Nico Waterdrinker, Rijkspolitieagent in Schermerhorn. Op de terugweg geeft Waterdrinker hem een 'pakje' mee, een in een jutezak verpakte loop van een 'bren' (lichte mitrailleur). Het wordt op de bagagedrager gebonden, de lange zwarte dienstcape van zijn vader die Wim aanheeft, hangt er overheen als camouflage. Op de Rustenburgerweg staat tot Wims grote schrik de Feldgendarmerie te controleren. Omkeren kan niet meer. Ter plaatse gekomen laat hij zich op zijn bagagedrager zakken en toont zijn papieren. Als hij mag weiterfahren, gaat hij weer behoedzaam op zijn zadel zitten. Eenmaal goed uit het zicht kijkt hij of zijn pakje nog in orde is; een stuk van de loop blijkt uit de zak te steken... Vader Maarten gaat 'wel even tot aan de rode streep', zoals Wim het uitdrukt, om dit niet zo verantwoorde aan zijn zoon toevertrouwde transport. Een dergelijk voorval is een koerierster overkomen. Haar man was door de Duitsers neergeschoten en zij was wanhopig. Niettemin ging zij door met het verzetswerk, waaronder eens het transporteren van gedemonteerde stens in haar fietstassen. Toen ook zij werd gecontroleerd, maar door de Landwacht, en zich verloren achtte toen
Historische Vereniging
- 188 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 haar werd gevraagd wat er in haar fietstassen zat, antwoordde zij uit verlossende zelfopoffering: Wapens voor de ondergrondse. Wat de Landwachters deed lachen en zeggen: Goed, rij maar door. De Duitsers houden 's avonds controle op de naleving van de spertijd en de verduisteringsvoorschriften. Begin januari 1945 wordt Klaas van Dijkhuizen, lid van de groep van Jaap Zeeman, door zo'n patrouille gearresteerd. Bij een snelle huiszoeking in het huis van Ab Meier, waar nog drie anderen op hem zitten te wachten om daarna wapens te gaan ontvetten in het molentje van Heynis, wordt niemand echter gevonden. Maarten Kooy had nog net weten weg te komen, Wim Rol en zijn makker zijn in de ruimte onder de bedstee gedoken, waarin Abs kinderen slapen. De huiszoekende officier, zijn pistool in de bibberende hand, spreekt zichzelf moed in door luid te schreeuwen: "Gib mir hundert Partisanen, ich habe keine Angst!" Hij heeft zo'n haast om weg te komen, dat niets wordt gevonden. Jaren na de oorlog komt de verklaring van deze zelfbemoediging. De Duitsers in Alkmaar waren, volgens de late getuigenis van een van hen, in de veronderstelling dat zich in de Kop van Noord-Holland honderden partizanen ophielden. Mogelijk is ook het vrijlaten van Klaas van Dijkhuizen te danken aan het feit dat deze Duitsers geen risico wilden lopen. Dat dit risico niet denkbeeldig was mag blijken uit het feit dat door de inmiddels gewaarschuwde Jaap Zeeman wel degelijk maatregelen waren genoten om de gevangene gewapenderhand te bevrijden bij zijn afvoer richting Alkmaar. Als Klaas zich door de Duitsers naar de 'Boerenleider', de plaatselijke vertegenwoordiger van de nationaal-socialistische boerenorganisatie Landstand heeft laten brengen, wordt hij door deze weer losgepraat. Bij de razzia van 16 januari 1945 worden vooral in het Zuidend veel jongens opgepakt. De zoon van Commandeur, die zich onder de vloer had verstopt, krijgt een paar bajonetwonden als de moffen een steekproef houden. Cor Schouten wordt bij deze gelegenheid ook gepakt, en met een aantal andere mannen naar het stationnetje Sint Pancras afgevoerd. Daar worden zij met veel anderen uit het Zuidend in een
Historische Vereniging
- 189 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 goederenwagon gestopt. Burgemeester Kroonenburg weet echter zijn enige en onmisbare ambtenaar voor verdere wegvoering te behoeden. Karel(tje) van Ginkel heeft in deze tijd bij Jaap en Tine Huibers de stuipen op het lijf gejaagd. Hij is, met Jan Groen en Tom Pijke, bij hen ondergedoken. Op een avond hadden deze drie in een café bij Alkmaar met een Feldwebel ruzie gekregen bij de toiletten. Zij hadden de man neergeschoten en hem in de Hoornse Vaart gegooid, na hem te hebben uitgekleed. Ook waren zij in het café van Koekenbier in Alkmaar geweest, waar zij een paar pistolen hadden gepikt die jonge Duitse officieren in een kast hadden gelegd. Als zij bij Jaap en Tine met dat uniform, de pistolen en een paar handgranaten thuiskomen, zijn die daar niet erg gelukkig mee. Nog minder wanneer even later twee Duitsers hun pad opkomen en op de deur bonzen. Ze willen de pistolen terughebben. Hoe en waarom zij nu juist daar aankloppen zal nooit worden verklaard. Jaap houdt zich van de domme, begrijpt niets van wat zij zeggen en willen, beweert dat zij verkeerd zijn ingelicht, dat hij zich niet ophoudt met het verzet. Nadat de Duitsers nog hebben aangedrongen dat zij hun wapens terug moeten hebben omdat het hen anders hun leven wel kan kosten, druipen zij toch af. Als na Jaaps verzoek, de wapens uit huis te doen dat niet gebeurd, brengt hij zelf de handgranaten en het uniform bij zijn vader in de schuur, en de pistolen bij Jaap Glas. Jaap Huibers weet verder nog, dat Karel van Ginkel ergens een NSB-burgemeester zou hebben neergeschoten, en in het Duitse uniform eens benzine is gaan halen bij Jan Jonker. Bij Minne ten Wolde heeft Jaap eens een stel gedropte wapens gebracht, die later naar Huiswaard zijn vervoerd. Toen de verzetsman Wim Stomp en zijn vrouw moesten onderduiken, hadden zij hun kind onder de hoede van een oppas achtergelaten. De Duitsers hebben daar wekenlang op de loer gelegen in de hoop ze te snappen als zij naar hun kind zouden komen kijken. Maar het bleef gelukkig vergeefs. Op 26 februari wordt een moffenauto aan het Zuidend, een paar honderd meter ten zuiden van de spoorwegovergang, beschoten. Een sterk staaltje van trefkunst: de bestuurder is in zijn buik getroffen en op slag dood, de officier die hij diende heeft enkele scherfwonden
Historische Vereniging
- 190 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 opgelopen. Jammer genoeg is ook Dirk Kloosterboer geraakt, die op de fiets op weg naar Alkmaar was om voor zijn zoon die trouwplannen heeft een vergunning voor een huis aan de Twuyverweg los te krijgen. Hij is in het hoofd getroffen en dadelijk dood. Twee jonge aardappelhalers hebben ook scherfwonden opgelopen. De huizen van Piet Schot en Piet Veldboer zijn deerlijk gehavend, en ook andere zijn beschadigd. Op de nieuwe weg in de Schermer, bij de boerderij van Bijman, worden een paar vrachtauto's beladen met landmijnen beschoten. Door de heftige explosie worden beide auto's volkomen vernield en is er een groot gat in de weg geslagen. Spoorwegsabotages. Eind augustus 1944 wordt de spoorhefbrug bij de Butterhuizen gedeeltelijk onklaar gemaakt. Daartoe is vooraf overleg gepleegd tussen de LKP-ploeg van Purmerend - Waterland die de actie uitvoert, en brugwachter Timmer. Bij gebrek aan springstoffen wordt het ophaalmechanisme met behulp van flessen fosfor onklaar gemaakt. Het resultaat is, dat de brugwachter in het vervolg met de hand de brug op moet zwengelen. Een tweede en derde sabotage op het vitale traject Den Helder Alkmaar worden door de RVV van Alkmaar uitgevoerd. De opdracht om de baan op twee plaatsen op te blazen wordt op een nacht in september 1944 om 3 uur uitgevoerd door twee ploegen van vier man elk. De ene brengt een springstoflading aan bij de Butterhuizenspoorbrug, de andere bij het bruggetje bij het Meertje van Leyen. Om kwart voor zeven ontsporen twee wagons van de Wehrmachtstrein bij de spoorbrug, 's middags om half 5 springt de andere lading. Drie dagen lang is het baanvak onbruikbaar. Als represaille wordt op 13 september het huis van Wiering, aan de weg naar Broek op Langedijk tegenover de molen van Jong, in brand gestoken, benevens een paar huizen in de Heerhugowaard. Na een aanslag op 9 oktober tussen Alkmaar en Sint Pancras worden het huis van de ouders van Cor en Thijs de Pee in Sint Pancras en drie huizen langs de Hoornsevaart in brand gestoken. De ouders de Pee vinden de ruïne als zij van een tochtje naar Amsterdam thuiskomen. In het ernaast staande huis van J. Wagenaar
Historische Vereniging
- 191 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Czn. worden handgranaten naar binnen gegooid en wordt de inboedel kort en klein geslagen. Het lijkt nuttig hier even een korte herinnering te geven van de voorgeschiedenis van de Alkmaarse RVV. Wij gaan uit van de gegevens door Jan van Baar verstrekt in zijn Werkstuk VL-VLU, Amsterdam, 1978. De illegaal geworden CPN (Communistische Partij Nederland) had voorlopig zijn aandacht geconcentreerd op het werken rond de illegale krant 'De Waarheid" en was verdeeld in Waarheidsgroepen. Eind zomer 1940 zond Jaap Brandenburg, instructeur van de CPN, een groep van zes man naar Leeuwarden, om daar sabotages te verrichten. Vanaf het vliegveld daar startten nachtelijke bombardementsvluchten naar Engeland. Mede dank zij de hulp van Friese en Drentse CPN'ers werd schade toegebracht. Maar rond de jaarwisseling 1940-1941 moest dit werk gestaakt worden wegens verhoogde waakzaamheid van de Duitsers. Een deel van de Noord-Hollanders kwam weer naar Alkmaar terug. In april 1941 starten daar de plaatselijke verzetsactiviteiten. Naast de Waarheidsgroep verzamelen zich op initiatief van de CPN in mei 1941 mensen die zich tot taak stellen om bonkaarten, persoonsbewijzen en geld te bemachtigen en te verdelen. Voorlopig alleen nog via contacten. Deze groep, met een vaste kern van acht à negen mensen van de meest uiteenlopende politieke en religieuze gezindten, die zich rekenen tot de zgn. progressieve groepen, draagt mogelijk van het begin af reeds het karakter van een RVV-groep – als hoedanig in de tweede helft van 1943 naar buiten wordt getreden. Die streeft naar het opwerpen van een breed plaatselijk eenheidsfront tegen het fascisme. In Alkmaar telt men Eddy Arends, Joop Asjes, Alie van Berkum, Joop Colijn, Piet van der Does, Ben Eppinga, Jan Kok en Anton Michels, in Huiswaard Tinus Wetsteyn, in Sint Pancras Willem de Jong en Willem Looy, en in Oudkarspel Cor Borst onder de leden. Sedert zomer 1942 wordt regelmatig contact onderhouden met Limmen, Castricum, Beverwijk en de Zaanstreek. In januari - februari 1943 wordt via Piet van der Does verbinding gemaakt met Fritz Conijn, die het initiatief heeft genomen voor een Knokploeg in Alkmaar, waartoe ook Pierre de Bie behoort. Aanvankelijk is deze ploeg voornamelijk katholiek gekleurd. Sinds maart 1944 opereert deze in landelijk KP-verband – als er meer
Historische Vereniging
- 192 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 coördinatie tussen de verschillende L-KP's tot stand komt. Hoewel de groepen onafhankelijk van elkaar opereren vloeit toch ook een samenwerking, geconcretiseerd door enige gezamenlijke acties, hieruit voort. Het zouden leden van de RVV-groep uit Alkmaar zijn geweest, die van hun voormannen de opdracht tot de hierna vermelde aanslag van 15 april 1945 op het bruggetje van Leyen zouden hebben gekregen.(e.e.a. volgens een verklaring van Joop Asjes aan Abe Brandsma omstreeks 1985 gedaan. Ook Roel Westerop, zelf RVV-lid, onderschrijft dit.) Begin januari 1945 haalt een buiten-georganiseerd-verband optredende verzetsploeg (?) de spoorbrug omhoog, en gooit de zwengel in het water. Maar een aandenderend treinstel komt nog juist voor de brug tot stilstand. De Duitsers steken enige boerderijen bij de Butterhuizen in brand. Deze represaille brengt het plaatselijk verzet ertoe, een railwacht in te stellen. Verdere sabotage wordt onnodig geacht. Met de gemeente wordt contact opgenomen, en in akkoord met de Ortscommandant van Alkmaar, Schausz, worden vanaf januari via het gemeentelijk apparaat op tweemans toerbeurt wachtgelopen. Twee maanden later worden twee vaste railwachten aangesteld. Maar aanslagen blijven volgen; een rond de 6e maart 1945. Ondanks de in Noord-Holland volledig doorgevoerde spoorwegstaking, rijden er toch nog met een zekere regelmaat Wehrmachtstreinen, vaak bemand met gevorderd Pools personeel. Een door een onafhankelijke ploeg (?) geplaatste springlading ontploft op 12 maart, als een trein over de spoorbrug rijdt, waardoor de locomotief ontspoort en dwars op de brug komt te staan. Op 11 april worden bij Zijpersluis wegens het plaatsen van een mijn onder een brug aan de Helderseweg op last van de later als oorlogsmisdadiger aangemerkte Schausz, tien mannen ter plaatse gefusilleerd. Op 12 april 1945 is de lijn Amsterdam – Den Helder bij Wormerveer gesaboteerd, op 14 april bij Uitgeest en bij de Hembrug, op 15 april in Zaandijk.
Historische Vereniging
- 193 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De begrafenisstoet van Gerard Veldman in de Langestraat te Alkmaar.
Plechtig eerbewijs bij de herbegrafenis van de 'in de slag bij Rustenburg' gesneuvelde Gerard Veldman. Links v.d.auto resp. Bart Benedict, Charles Destrée, Gert Jongbloed, Dirk Smit. Aan de andere kant: Henk van Schoorl (?)
Historische Vereniging
- 194 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Diezelfde nacht vaart in twee schuitjes een BS-ploeg (RVV) van een tiental mannen naar het spoorbruggetje bij het Meertje van Leyen. Uitkijkposten worden uitgezet, en een springlading wordt onder het bruggetje aangelegd. Om half vier in de ochtend komt de springlading tot ontploffing. De eerste ochtendtrein vanuit Alkmaar, voorzien van platte beveiligingswagons, stoot op de lading en het bruggetje wordt totaal vernield. Deze sabotage vindt zijn doel in het verhinderen van Duitse troepenaanvoer richting de Helder, en om zo steun te bieden aan de Georgiërs in Duitse dienst op Texel, die op 6 april onder leiding van hun kapitein Loladse in opstand zijn gekomen en worden bijgestaan door de plaatselijke illegaliteit. Aanvankelijk hebben zij succes, maar vooral nadat de Duitsers per boot versterkingen hebben aangevoerd wordt de opstand tenslotte op 21 april bloedig onderdrukt. Deze feiten worden op het vasteland pas later bekend. Texel zal pas op 20 mei 1945 door de Canadezen worden bevrijd. Als Rinus Knape dan ook in die dagen de opdracht krijgt, om de spoorbaan Alkmaar – Den Helder onklaar te maken, voert hij deze niet uit. Omdat hij de redenen niet kent, en hij Duitse represailles vreest tegen de mensen die de baanwacht uitoefenen, waaronder zich leden van zijn eigen ploeg bevinden. In zekere zin is dit soort aanslagen kenmerkend voor de BS-periode. Uit opgekropte woede worden, misschien niet altijd even weloverwogen (maar dat is makkelijk te zeggen, achteraf) acties ondernomen, mogelijk gemaakt door de eindelijk ruimer beschikbare wapens en springstoffen. Hoewel de latere bijstand in het kader van de BS door de eerdere verzetsmensen graag wordt aanvaard – ook om bij de bevrijding bijltjesdag te verhinderen – is ieder het slachtoffer van de door de Nederlandse Regering in Londen opgedrongen overheersing door de OD. De verwachting, in de illegale beweging gewekt, 'dat het na de oorlog allemaal anders zou worden', wordt al bij de reorganisatie van de OD ondermijnd. Twee Duitse militairen komen in de loop van de volgende dag de schade in ogenschouw nemen. "We komen nog wel terug", of iets van die strekking is hun commentaar. De omwonenden beginnen het ergste te vrezen, enkelen verwijderen zich uit voorzorg. Veel nieuwsgierigen komen daarentegen een kijkje nemen.
Historische Vereniging
- 195 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Naar aanleiding van deze laatste spoorwegsabotage regent het op zondag 15 april geruchten over ophanden zijnde represailles. De spertijd is dan om acht uur. Tegen negen uur 's avonds worden twintig gevangenen van de Weteringschans (te Amsterdam) in een verhuisauto aangevoerd en in een halve cirkel gezet bij de spoorwegovergang. Zij worden door een vijftigtal Duitsers bewaakt. Omwonenden, de familie de Goede en den Hartigh zijn getuige van wat er gebeurt. Een vuurpeloton treed aan en in elkaar opvolgende groepjes worden de twintig gefusilleerd. Daarna worden zij op een vrachtauto met open laadbak gelegd en weggevoerd. De slachtoffers zijn: vijf Haarlemmers: Jan Wille, Hendrik van Asten, Johan van Meeteren, Jan Joosten, Henrikus Habraken (de oudste, 62 jaar); dertien Amsterdammers: Arie Meierdrees, Theodoor Nieland, Geradus Steen, Rudolf Stroethoff, Leendert van Keimpema (de jongste, 19 jaar), Johan Pardoen, Jean Streets, Hein Wipper, Cornelis Tijmes, Jurgen Overdiek, Caesar Amsingh, Johannes Pompe, Louis Berben; twee mannen uit de Beemster: Jan Prins en Klaas Ooms. Na de oorlog zijn deze mensen herbegraven; de meesten op de erebegraafplaats te Overveen, enkelen in een familiegraf. Het monument ter plaatse herinnert aan hun offer. Hoewel het plaatselijk verzet de aanslag als onzinnig zou hebben gekenschetst, zou het met felheid een oorzakelijk verband tussen deze aanslag op het bruggetje en de fusillade van de hand hebben gewezen. Het is immers bekend dat de Duitsers ervoor waken de mogelijkheid van een dergelijk verband uit te sluiten, om doeltreffend niet aan te wakkeren. Kleinere acties worden door hen echter opgeblazen en als voorwendsel gebruikt. Maar met de nederlaag in zicht valt er, zo ooit, helemaal geen rede meer te verwachten van de Duitsers. ------Om het overzicht van de spoorwegsabotages niet te hebben willen onder-breken, wordt hier pas de draad weer opgenomen van het voorgaande relaas. In april 1945 wordt een aanslag op een Duitse transportcolonne opgezet. Deze colonne was in Alkmaar bij het station aangekomen en men verwacht, dat zij in de nacht richting Den Helder zal doortrekken.
Historische Vereniging
- 196 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het duister vaart een groepje, met o.a. Jaap Zeeman, Bart Benedick en Wim Rol, in een motorvletje door de poldersloten tot nabij de Koedijker vlotbrug. Een flinke hoeveelheid kraaienpoten en ook korte stukjes prikkeldraad wordt meegenomen, en na aankomst ter plaatse op de Rijksweg uitgestrooid. Het gezelschap is van plan om zich terug te trekken op de oostelijke oever van het kanaal, dan de brug open te draaien, en van achter de dijk de verwachte Duitsers te beschieten. Om daarna een goed heenkomen te vinden met de vlet. Maar terwijl men bezig is met het uitstrooien, komen uit de richting Den Helder twee Duitse legerauto's aan. Zo snel als mogelijk rent men over de vlotbrug naar de oostelijke oever, waar achter de dijk dekking wordt gezocht. Tijd om de brug nog open te draaien ontbreekt. Met veel gedender en vonkenspatten komen de auto's tot stilstand. In de daarop volgende stilte hoort men sissend de banden leeglopen. Maar al gauw hernemen de Duitsers hun geest en schieten in het wilde weg om zich heen. Zij brengen echter gelukkig niet de moed op om de brug over te gaan. De telefoon is tegen het eind van de oorlog nog slechts beschikbaar voor enkelen, zoals het gemeentehuis, de politie en de dokter. Bij hen die deelnemen aan het verzet, zoals de 'goede' politie of dokter, worden telefoonwachten ingesteld. Als er Duitsers e.d. voorbijgaan, wordt de volgende post gewaarschuwd dat zij er aankomen. Wim Rol en Charles Destrée, die in de erker van het doktershuis op wacht zitten, willen na het voorbijgaan van een zestal Duitsers op de fiets richting Broek op Langedijk al naar de telefoon gaan, wanneer blijkt dat het doorrijden slechts een afleidingsbeweging was, want een dertigtal Duitsers die nu volgen draaien meteen de oprijlaan in. Een schreeuw "De moffen!" is voldoende om de in huis aanwezige clandestiene gasten nog door een achterdeur en de tuin te kunnen doen ontsnappen. Zij verschansen zich in een schuurtje in de nabijheid, van waaruit zij zicht hebben om de omgeving. Het huis wordt de hele ochtend lang doorzocht, sommige zaken vernield of gestolen, zoals ook twee achter strobalen verstopte motorfietsen. Een pistool van Piet Oud, toevallig op pad, dat in een wastafellampje was verstopt, wordt gelukkig niet gevonden. In het begin van de middag keren deze Duitsers en hun handlangers weer naar Alkmaar terug. Ook in de spreekkamer van dr. Destrée in Oudorp is alles, tot in de vroegere regenbak toe, doorzocht.
Historische Vereniging
- 197 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het schuin tegenoverstaande huis, aan het Kerkplein, waar eerder Stenneberg woonde, is dan Duke (Durk) Wijminga gehuisvest. Hij is werkzaam bij Rijkswaterstaat, en ook lid van de knokploeg van de Amsterdamse Rinus Knape. In Alkmaar, waar hij al illegaal werkte en de door Gerard Veldman bij hem gebrachte illegale werker Cor Hogervorst (Sjors) huisvestte, was het hem te warm onder de voeten geworden. In november 1944 is hij naar Sint Pancras gekomen, waar hij eerst zijn intrek neemt aan de Vijzellaan in het huis van Jan Modder, die dan bij zijn zoon Piet aan het Kerkplein is ingetrokken. Later krijgt Wijminga van burgemeester Jacob Kronenburg het huis van Stenneberg toegewezen. Ook dat wordt overvallen en doorzocht, ook daar wordt huisraad vernield. Wijminga wordt gearresteerd en eerst in de tuin van dr. Destrée afgetuigd. De Duitsers doen zich in zijn huis tegoed aan het bij de dokter gepikte eten en de wijn en gaan daarna op de vloer liggen, anderen houden verdekt opgesteld de wacht. Als in de loop van de dag verschillende mensen van de ploeg druppelsgewijs thuiskomen van een operatie, worden verschillenden de een na de ander ingerekend. De in het huis van Wijminga verborgen wapens worden gelukkig niet gevonden. Om half acht 's avonds vertrekken de Duitsers en hun handlangers, waaronder de beruchte Schoemaker, pas van daar. Wim van Kesteren, alias 'Joop' en 'van der Berg', en Duke Wijminga worden meegenomen naar Alkmaar en verder door de SD verhoord. Wijminga wordt weer zwaar mishandeld, maar laat geen woord los. Wim van Kesteren, wiens pistool was gevonden, krijgt zijn echte persoonsbewijs terug, en zijn fiets, voorzien van goede banden, met de opdracht om zijn chef te gaan vragen, onder welke voorwaarden de Duitsers zich eventueel aan het verzet kunnen overgeven. Dit zal op niets uitlopen want de chef, Oom Theo, majoor van Eekelen, voelt er niets voor om op het laatst nog risico te gaan lopen. De dokter gaat voortaan als de kunstschilder Arie Glas door het leven en duikt onder bij familie van Jacob Glas in Andijk. De andere mannelijke bewoners vinden voor het merendeel huisvesting bij de familie Kees Vader in de Schermer. Niet alleen betoont die daarmee een groot gevoel voor gastvrijheid en behulpzaamheid (jammer genoeg
Historische Vereniging
- 198 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 niet al te frequent en wijdverbreid), maar ook van moed. Want op het verbergen van terroristen – en als zodanig worden de gasten door de Duitsers beschouwd – staat de doodstraf. Jaap Zeeman en Annie Kuenen, de laatste ook lid van de ploeg van Rinus Knape, hebben voor valse persoonsbewijzen gezorgd. Tijdens hun verblijf daar zijn zij met tranen in de ogen getuige van de laag overvliegende bommenwerpers, die voedselpakketten droppen op de met de Duitsers daarvoor afgesproken plaatsen. Men verneemt dat de Zweden daaraan hebben bijgedragen, wat de harten met dankbaarheid vervult. Maar het prachtige Zweedse wittebrood krijgt een bittere nasmaak, als (veel) later bekend wordt, dat de Zweden schatten hebben verdiend met het leveren van kolen, staal en kogellagers aan nazi-Duitsland. Pas in juli 1944 was Zweden, na zware geallieerde druk, bereid de levering kogellagers van 60-miljoen Kronen terug te brengen tot 29miljoen. Enerzijds waagden idealisten hun leven voor de goede zaak, anderzijds spekte men de zakken. Zou het vandaag anders zijn? Nadat Duke Wijminga is gearresteerd komt Jaap Zeeman, duidelijk gespannen, bij Bart Benedick. Hij vraagt of hij op hem een beroep kan doen als vrijwilliger om een moeilijke klus op te knappen. Er mag geen tijd verloren gaan, gelegenheid om over de opdracht na te denken is er dan ook niet. Jaap vertelt hem het gebeurde in Sint Pancras, en dat in het huis van Wijminga nog wapens aanwezig zijn, die zo snel mogelijk moeten worden verwijderd, voordat de Duitsers er een nieuwe huiszoeking zouden doen. Zonder voorbehoud stelt Bart zich beschikbaar, waarna zij elkaar een stevige handdruk geven, in de hoop op een goede afloop. Direct daarop, in het begin van de avond, fietst Bart naar de woning van Wijminga. Hij is gewapend met een zware Remington-revolver van Jaap Zeeman, voor het geval dat hij zich zal hebben te verdedigen bij een eventuele controle. De karabijnen zijn in het huis op een vernuftige wijze verborgen. Daarom zijn zij bij de huiszoeking dan ook niet gevonden. Tussen de voor- en achterkamer bevinden zich twee schuifdeuren, zoals gewoonlijk door een blokje aan de bovenkant van het kozijn tegen doorschuiven geblokkeerd. Met een schroevendraaier moet dat blokje worden verwijderd, waarna het mogelijk is de deuren om beurten door te schuiven naar de tegenovergestelde kant. Aan de achterkant van deze deuren zijn aan de onderzijde verlengstukjes aangebracht,
Historische Vereniging
- 199 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 waarop de karabijnen konden staan. Wanneer de deuren weer op hun normale plaats zijn teruggeschoven, kan niemand deze bergplaats vermoeden. Het gevaar dat tijdens het uitvoeren van deze opdracht de Duitsers het huis in de gaten houden en er in terug zullen komen, is verre van denkbeeldig. Deze wetenschap geeft Bart dan ook de koude rillingen. Maar door de kranige houding van Duke Wijminga, die ondanks zware mishandelingen niets loslaat (en ook die van Bart Benedick) kunnen de wapens worden gered. Bart stopt ze in een jute zak, zet de deuren en het blokje weer op hun plaats, en stapt, de zak met inhoud over het stuur, op de fiets. De buit wordt afgeleverd bij de christelijke school. Een dreun van Jaap Zeeman op zijn schouder is Barts beloning. Anny Kuenen heeft een seintje gekregen, dat het pistool van Rinus Knape, bij wie op zijn adres in de Hoek bij 'oom Anton en omaatje' (de Groot) geen huiszoeking is verricht, nog onder zijn hoofdkussen ligt. Moeder Knape, die net uit het ziekenhuis terug is, gaat het halen en stopt het in haar beha. Zij stuit echter op een Duitse controle en moet met andere mensen in een rij staan. Vader Kuenen, die dit alles verneemt, vraagt aan de blinde Teun Goezinne of hij zijn geleidehond even mag lenen. Als blinde vermomd kan hij zo in de buurt van de rij mensen komen. Met hulp van burgemeestersdochter Baaf Kronenburg weet hij moeder Kuenen vrij te praten. Na de bevrijding wordt toevallig bij het doorbladeren van SD-archieven, in hun voormalige kantoren in het meisjeslyceum bij het overdekte zwembad in Alkmaar, het rapport over de eerdergenoemde huiszoekingen aangetroffen, compleet met de naam van de Pancrasser aangever. Deze blijkt, maar dan met twee anderen, ook betrokken te zijn geweest bij het verraad over de wapendroppingsterreinen, die het drama bij Rustenburg tot gevolg zullen hebben, wat aan dertien verzetsmensen het leven kost. Hij gaf inlichtingen door aan de beruchte commandant Schoemaker in Alkmaar, welke naarstig naar de verzetsmensen ging zoeken. Dankzij die inlichtingen kon begin december een Zeeuwse geëvacueerde boer, van den Wekken uit Kerkwerve, die in het huis van Wagenaar was komen wonen, worden uitgehoord over zijn gastheer. In plaats van Wagenaar te waarschuwen, deed hij alsof er niets gebeurd was, en
Historische Vereniging
- 200 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 werd nog gedwongen als gids dienst te doen bij de Duitse overval. Bij zijn berechting krijgt de aangever levenslang, maar na een paar jaar komt hij alweer vrij. Bevrijd, en ook wat ontzet. In de laatste week van april 1945 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen de Districtscommandanten van het Strijdend Gedeelte van de BS en de Duitse commandanten in hun District. De BS wil, vòòr de aankomst van de Canadezen, de macht overnemen. In Alkmaar opent de Sicherheitsdienst nota bene zelf de capitulatieonderhandelingen met de Districtscommandant van het Strijdend Gedeelte van de BS. In opdracht van de SD worden zelfs enkele politieke gevangenen vrijgelaten. Wanneer op vrijdag 4 mei 1945 om kwart voor negen 's avonds bekend is gemaakt, dat nazi-Duitsland met ingang van 5 mei om 8 uur 's avonds zal capituleren, spoeden alle BS'ers zich naar hun verzamelplaatsen. De groep van Jaap Zeeman wordt, bewapend en wel, gelegerd in de boerderij van Vethaak aan de Noordervaart. In Sint Pancras staat op 4 mei 's avonds voor het huis van Deutekom aan de Bovenweg een gedeelte van het Pancrasser muziekcorps, zich voorbereidend om al in feeststemming een nummertje weg te geven. De vlag steekt uit de toren van de Witte Kerk – dat is dan van daaruit te zien, door het ontbreken van de tijdens de winter voor brandhout omgekapte bomen. Maar uit de richting Broek op Langedijk is bij de kerk een motor met zijspan met drie Duitsers aangekomen, die met geschiet en geschreeuw iemand de toren injagen om de vlag weer weg te halen. Iemand van de groep van Jaap Zeeman die dat ziet, neemt een kinderfietsje van een daar aanwezig jongetje, om daarop snel naar de garage van Jan Kooy te racen, er een wapen te pakken en nog even lekker een paar moffen mores te leren. Onderweg laat hij het fietsje dat hem nauwelijks dienst bewijst, achter en rent te voet even snel verder. Net als hij hijgend de zware deur van de garage heeft opengeschoven, snorren de Duitsers op het zijspan voorbij – onwetend van hun meevaller.
Historische Vereniging
- 201 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Om kwart voor twaalf ‘s avonds, op 4 mei, wordt aan de Gewestelijke Commandant van de BS echter medegedeeld, dat de Duitse Wehrmacht in Nederland niet heeft gecapituleerd. Dit houdt in, dat geen lid van de BS met de Oranje armband de straat op mag, en elke actie dient te worden gestaakt. Als op vijf mei toch de vlaggen uithangen en een blije menigte de straat opgaat, moet de BS binnenblijven! De verwarring is ontstaan, doordat in deze dagen de verbinding tussen het Oberkommando der Wehrmacht dat in Sleeswijk-Holstein is gevestigd, en het hoofdkwartier van de Duitse generaal Johannes Blaskowitz die in westelijk Nederland het bevel voert, heel gebrekkig is. Midden in de nacht van 4 op 5 mei wordt door André Koch, medewerker van het Bureau Inlichtingen in bevrijd Nederland, het bericht ontvangen van het verzet uit bezet Nederland, meldend dat de Duitse bevelhebber op 4 mei om 22 uur s'avonds nog geen enkele opdracht tot capitulatie heeft ontvangen. Voor hem geldt dat alleen voor Delfzijl. In overleg met het verzet wordt alles gedaan om vreugde-uitingen van de burgerbevolking tegen te gaan. Men vraagt om nauwkeurige mededeling omtrent de feitelijke toestand per radio. André Koch brengt deze boodschap eerst naar de Staf van prins Bernhard, en vervolgens in gezelschap van een paar stafleden naar het Hoofdkwartier van het First Canadian Corps in Wageningen. De Canadezen vinden dat het bericht niet meer hoeft te worden doorgegeven. Pas om 5 uur in de ochtend van 5 mei ontvangt de Chef-staf van generaal Blaskowitz, generaal Reichelt, uit Sleeswijk-Holstein het bevel tot capitulatie. Blaskowitz ondertekent diezelfde dag de capitulatie in hotel De Wereld in Wageningen, in aanwezigheid van prins Bernhard. Daarmee is het misverstand nog niet geheel uit de wereld, want in het Nachrichtenblatt der Wacht im Westen wordt op 5 mei nog gemeld, dat het om een wapenstilstand zou gaan. (O.a. naar gegevens uit De Bezetter Bespied van Frank Visser.) Qp 7 mei wordt de totale onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland in Reims ondertekend, en op 8 mei in Berlijn geratificeerd.
Historische Vereniging
- 202 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De eerste jeep die aan de Noordervaart te zien is rijdt in die dagen in zijn eentje met snelle vaart langs de linkeroever richting Schermerhorn. Verder is het, ongeduldig en teleurgesteld, afwachten geblazen. Mooi begin van de bevrijding, die tenslotte toch zo goed als een feit is, wanneer op zondag 6 mei de macht kan worden overgenomen. Als op 8 mei de Canadezen aankomen, aangevuld met vele Nederlandse officieren van het Militair Gezag, is het hele Gewest (in theorie, zal worden bedoeld) reeds in handen van de gewapende BS. In Alkmaar mogen de BS'ers, aan weerszijden van de Kennemerstraatweg, voor de aanrijdende Canadezen een erewacht vormen. Van tijd tot tijd uitgejouwd door erkentelijke medeburgers. Want er zijn er, die de BS verantwoordelijk stellen voor de represailles van de Duitsers. Als er geen sabotage zou zijn gepleegd, zouden er ook geen represailles zijn uitgeoefend, is hun kortzichtige redenering. Dat het een Nederlandse plicht was mee te helpen aan de bevrijding, laten zij niet meetellen. In deze dagen bewijzen leden van de groep van Jaap Zeeman mede een laatste eer bij de herbegrafenis van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard Veldman, op de erebegraafplaats Sint Barbara in Alkmaar. Van de boerderij van Vethaak verhuist de groep van Jaap Zeeman nu naar het verzendlokaal van het bedrijf Appel en Adolf, aan het begin van de Helderseweg. Deze ruimte is door de BS, en wegens (vermeende?) collaboratie, daarvoor gevorderd. De voorlopige taak is het bewaken van kantoren van voormalige Duitse instellingen of hun handlangers. Zoals die van de SD, waar het reeds vermelde verslag over de Pancrasser huiszoekingen wordt gevonden. Een enkele maal wordt daar wel eens discreet aan een van de bewakers een handjevol bankbiljetten getoond, gepaard met het verzoek even te worden binnengelaten om een dossier er uit te wippen. Zonder succes. Gelijktijdig met dit wachtlopen is het eerste werk na de bevrijding; het ophalen van NSB'ers, en het vervolgens bewaken van derzelven in het barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. Dat dit ophalen niet helemaal zonder gevaar is, bewijst het feit dat twee leden van de groep daar, een ergens bij Bergen vluchtende Duitser de vuurdoop krijgen.
Historische Vereniging
- 203 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het gevangenenkamp ligt tussen de Westerweg en de spoorbaan, vlak na de eerste bocht, als men van het station komt. In het kamp gaat het tamelijk gemoedelijk toe. Een van de bewakers, lid van de OD, haalt als demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkameraden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende, maar nooit hardhandige wraakoefeningen na, kunnen de gevangenen over hun behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat in de jaren ervoor, vaak door hun medeschuld, door anderen werd geleden. Het is vooral de vrees dat zij met gelijke munt zullen worden terugbetaald. die bij hen angst veroorzaakt. De NSB-burgemeester van Den Helder is bij zijn aankomst in het kamp vergezeld van zijn in bontjas geklede en opgedirkte vrouw en beide dito dochters. Daar zij meteen vanuit de hoogte beginnen te protesteren over hun behandeling, wordt hen verzocht in te binden en om te beginnen maar de grasjes tussen de tegels uit te gaan trekken. Wat gebeurt. Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in uniform aantreden op de appèlplaats. Alle gevangenen worden opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, Jaap Zeeman's adjunct toen, houdt een vlammende toespraak, waarin deze officier verweten wordt eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd en deze daarna te hebben gebroken. Bij de laatste woorden buigt Henk de sabel van de officier op zijn opgeheven dij dubbel, en kwakt hem heel theatraal voor de voeten van de bibberende officier op de tegels, waarbij de vonken opspatten. Zelf zijn de mensen van Jaap Zeeman later gelegerd in een barakkenkamp aan het eind van de Westerweg, bij de Kattenberg in Heiloo. Aaf Conijn, een koerierster, geeft daar tegen de mening van bijna iedereen in, meteen al blijk van haar scepticisme betreffende de solidariteit van het verzet om in deze naoorlogse tijd de nodige veranderingen door te drukken. Al krijgt zij daarin gelijk, tientallen jaren later zal zij een paar jaar voor het eind van haar leven toch door deze solidariteit niet aan haar lot worden overgelaten, maar goed worden verzorgd. Later na de bevrijding wordt aan de groep van Jaap Zeeman opgedragen de wacht te betrekken in de Duitse radarpost Salzhering, in de duinen ten zuiden van den Helder, aan de Barakkenveldweg.
Historische Vereniging
- 204 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Voor het in stand houden van deze belangrijke en technisch voorlijke installatie staan twee Duitsers met hun leven borg. Van de eerst aanwezige Canadezen worden dankbaar voedselvoorraden overgenomen. Maar de rijstebrij met gedroogde abrikozen, waar men zich de eerste dagen dankbaar en gulzig op werpt, begint daarna de keel uit te hangen. Het eten wordt bereid in de grote, met roestvrijstalen elektrische installaties ingerichte keuken, en in de eetzaal verorberd. Op vertoon van een Duitse Esskarte. Alles is natuurlijk ondergronds. Men slaapt op de stapelbedden in de bunkers. Sommige ervan zijn luxueus ingericht, met Perzische tapijten op de vloer, verlichte vitrines gevuld met kristalwerk en andere snuisterijen, en schilderijen aan de wand, een luchter aan het plafond. Alles waarschijnlijk her en der gestolen. De kleermakerij hangt vol met spiksplinternieuwe uniformen, in de schoenmakerij staan nog leerkleurige, even nieuwe Stiefels. Die magazijnen dienen voor de BS'ers als souvenirmijn. Het Salzhering-complex bestaat uit behalve een groot aantal manschappenbunkers en de bijbehorende gedeeltelijk al genoemde, voor het levensonderhoud noodzakelijke elementen, ook nog uit de technische installaties. De bovengrondse enorme Mammuth-antenne (vanuit Pancras te zien) en een paar oriëntabele cirkelvormige antennes, in de duinen, vallen het meest in het oog. Onder de grond bevinden zich de bedienings- en ontvangstposten. In een grote bunker staat een op glas geplakte kaart van de Kop van Noord-Holland. Het is voor het personeel, met spotjes, mogelijk op die kaart de positie van geallieerde vliegtuigen – via de radarinstallatie bekend - en die van de Duitse nachtjagers te materialiseren. Op deze wijze wordt de nachtjagerpiloot elektronisch, via een radarschermpje dat in zijn vliegtuig is geplaatst, naar zijn prooi geleid. Wanneer de Duitse piloot tenslotte de uitlaatvlammen van de uitgezochte bommenwerper voor zich ziet, maakt hij zijn taak verder direct visueel af, en schiet met 100% zekerheid die bommenwerper neer. Verschillende malen komen na de oorlog hooggeplaatste geallieerde militairen de installatie bezoeken. Daarbij laat men vliegtuigen in Engeland opstijgen, welke door de radarapparaten die in werking zijn gezet, worden gevolgd. Aan de kust, bij het strand, completeren geschutsopstellingen in betonnen bunkers het complex. Aan de landzijde liggen rondom
Historische Vereniging
- 205 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 mijnenvelden, aangeduid met bordjes Achtung, Minen! Dat er een Canadees is omgekomen, geldt als extra waarschuwing. Door de in het complex aanwezige grote hoeveelheden springstoffen kan men de tijd doorbrengen met het tot ontploffing brengen van kisten trotyl. Zo wordt, niet altijd even voorzichtig, vaardigheid verkregen in deze sport. Vanaf de Mammuth heeft men een fantastisch uitzicht over de hele Kop van Noord-Holland; van de eilanden in het noorden tot voorbij Amsterdam. Op het terrein zijn gasflessen aanwezig met rookstof. Door eens een flink aantal van deze flessen open te draaien kon bij een Noordenwind tot aan Amsterdam een rookgordijn worden gelegd. Langs de Barakkenveldweg trekken dagenlang grote drommen Duitse krijgsgevangenen voorbij; vuil en slecht gekleed, te voet, soms geschoeid met lappen. Zij zijn op weg naar Den Helder, vanwaar zij zullen worden ingescheept naar Harlingen, en dan verder naar Duitsland gebracht. Het is een zielige vertoning, die menig toeschouwer echter met wraakgenoegens vervult. Bij Julianadorp ligt een terrein waar de Duitsers al hun rollend materieel moeten achterlaten. Om de tijd te doden, houden de Canadezen er stock-car-races mee. Zonde in die, en nog lang aanhoudende, tijd van gebrek aan alles. Jaap Zeeman heeft er een DKW'tje losgekregen dat in panne was maar, met de hulp van Jan Mulder, weer aan de praat wordt gekregen. Later wordt het autootje, dat Jaap voor zijn BS-werk gebruikt, hem weer afgenomen en krijgt hij een uitschijter van hogerhand. Een van de vele schandalen van die tijd, waarin het MG (Militair Gezag, meestal Militair Gezeik genoemd) de willekeurige scepter zwaait. Voor meer dan één verzetsdeelnemer, blijkt de aanpassing aan de 'normale' omstandigheden moeilijk. De in deze beperkte selectieve – dit woord heeft hier wel een speciale en precieze betekenis – kring aangewende gewoontes blijken op algemeen gebied niet toepasbaar. 'Gewone mannetjes'. zoals Jaap Zeeman, in het verzet belast met een verantwoordelijke taak waarbij beslissingen op leven en dood moeten worden genomen, is bij de bevrijding die last van de schouders gevallen.
Historische Vereniging
- 206 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Zonder bedankje – met uitzondering van een gedrukt papiertje uit naam van prins Bernhard, dat aan iedere verzetsdeelnemer werd uitgereikt na de bevrijding – wordt hij na gedane dienst naar huis gestuurd, om weer gewoon mannetje te worden. Na als zoveel ander verzetsstrijders stank voor dank te hebben gekregen, is Jaap Zeeman, zo kan men het stellen, daardoor in 1966 van ellende omgekomen. Hier is het misschien leerzaam een paar andere ervaringen op het gebied van de officiële waardering voor plichtsgevoel en opofferingsgezindheid te geven. De eerder genoemde vriend van Jan Kuenen, Kees van der Poel, was bij het Duitse bombardement van het vliegveld Bergen in mei 1940 gewond geraakt. Een door een bomscherf gewonde makker was op hem gevallen, waardoor Kees op zijn beurt weer met zijn rug valt op een remblok dat voor een vliegtuigwiel geplaatst kan worden. Eerst sleept hij zijn maat uit de brandende hangar en legt hem bij een sloot. Ondanks verleende hulp zal hij sterven. Kees krijgt van de doktersassistent in Bergen het verzoek met zijn rug, die 'mooi blauw' is, even geduld te hebben, want hij heeft het te druk met de vele zwaarder gewonden. Kees, die daarna gedurig last van zijn rug heeft maar desondanks bij de RAF dienst neemt, krijgt tenslotte een verlamming aan een been onder de knie. Wanneer hij dan, inmiddels naar Venezuela geëmigreerd, tracht van de Nederlandse Staat een pensioen te krijgen, wordt er aan getwijfeld of er wel een bombardement op Bergen heeft plaatsgehad, of er wel een dode is gevallen en of zijn verlamming wel het gevolg kan zijn van zijn toen opgelopen verwonding. In 1989 moet hij dat maar eens bewijzen. De ingeschakelde neuroloog kan niet bewijzen dat het er wèl een gevolg van is, en bevestigt dat aan het ministerie van Defensie. Terwijl men, tijdens een onderzoek in 1966 in Amerika, al wel tot de slotsom was gekomen, dat hij ooit eens een val had moeten maken. En daar die in Bergen zijn enige val was... Anny Kuenen is meer dan drie jaar bezig geweest een pensioentje voor hem los te wurmen.
Historische Vereniging
- 207 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Wat betreft de verzetsdeelname van haar broer Jan, die dus later met Kees van der Poel naar Engeland ging en juist voor zijn dropping omkwam, deelt de Buitengewone Pensioenraad in de zoveelste brief mee, dat zij in tegenstelling tot het standpunt van de Stichting 19401945 van oordeel zijn, dat de door Anny gestelde sabotagedaden van haar broer in de periode van 20 juli 1940 tot 7 mei 1941 "niet aangetoond, dan wel genoegzaam aannemelijk zijn gemaakt". Zijn gevangenname en zijn onderduiken, na zijn vrijlating en de daaropvolgende vlucht naar Spanje waren zeker slechts als een aardigheidje te beschouwen. Daar tegenover kan in 1995 in de pers (Trouw, 18 maart) worden opgerakeld dat de, na de bevrijding in Nederland eerst ter dood en daarna tot levenslang veroordeelde Nederlandse Schalkhaar-agent en SS'er Auke Pattist, in 1951 naar Spanje vluchtte. Maar niettemin kon hij in 1970 van een Nederlands Staatsbedrijf de opdracht krijgen om in Spanje Spaanse gastarbeiders daarvoor te selecteren, en kon een attaché van de Nederlandse ambassade in Madrid bemiddelen na de bekeuring van Pattist wegens het overtreden van de emigratiewet. Men krijgt dan toch de indruk dat er iets niet in orde moet zijn. Pas toen in 1979 om zijn uitlevering werd gevraagd, raakte Pattist in Spanje – in 1983! – even achter de tralies. Maar daar het Spaanse hof de delicten waarvoor hij was veroordeeld verjaard achtte, kwam hij weer vrij. Nederland is er verder niet nieuwsgierig meer naar. Dat men na de bevrijding ook in Sint Pancras niet op alle slakken zout wil leggen blijkt, wanneer een gemeenteraadslid die als pro-Duits bekend stond en zich daarom voor het gerecht heeft moeten verantwoorden – waarbij hij weliswaar van verdere vervolging werd ontslagen – rustig bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen weer wordt herkozen. Sommigen uit het verzet melden zich zo gauw mogelijk na de bevrijding aan als oorlogsvrijwilliger tegen Japan, in de hoop daarmee aan de bevrijding van Nederlands Oost-Indië, zoals dat dan nog heet, deel te kunnen nemen. Dat in deze beslissing een ontvluchting van de naoorlogse ontgoocheling ook een rol speelt, lijkt moeilijk te ontkennen.
Historische Vereniging
- 208 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Maar tegen de tijd dat al deze vrijwilligers uit de Kop van Noord-Holland – waaronder veel Heldersen, en Texelaars die samen met de Russen aan de opstand hebben deelgenomen – in een barakkenkamp in Medemblik zijn bijeengebracht, heeft Japan gecapituleerd. Na een opleiding in Weert en Engeland worden zij toch naar de Oost gezonden, om er uit naam van Nederland, weer de orde te herstellen. Zo zijn zij van de regen in de drup gekomen. Hoe dit avontuur zal aflopen, is nu bekend. Kort na de bevrijding werd in Alkmaar een groep Militaire Politie gevormd, die onder leiding van Jan Kieft uit Groot Schermer komt te staan. De Oudorpers Bart Benedick en Piet Reus die er deel van uitmaakten, gaan in april 1946 in opleiding bij het Korps Rijkspolitie. Zij merken al gauw dat de Schalkhaar-mentaliteit daar nog welig is blijven tieren. (In Schalkhaar was vanaf 1941 een 'Nederlandse' politieschool, die totaal op nazieleest was geschoeid.) De opleiding bij de Rijkspolitie zou in handen zijn van politiemannen die op hun vroegere standplaatsen niet meer te handhaven zouden zijn geweest wegens hun gedrag in de bezettingstijd. Naar het gevoel van de beide oud-verzetsmakkers, laat een aantal kaderleden zich laatdunkend uit over het verzet en lijkt het verstandig zich van hun kant niet op hun verzetsverleden te beroepen. Het eerste werk na hun aankomst is, dat beiden worden gescheiden en in verschillende afdelingen geplaatst. Na zijn opleiding wordt Bart Benedick als wachtmeester geplaatst onder een commandant, waarvan hem al gauw bekend wordt, dat ook hij direct na de bevrijding een tijd geschorst is geweest, wegens het arresteren en doen wegvoeren van joden. Na die schorsingsperiode werd hij overgeplaatst en zelfs nog bevorderd tot Groepscommandant. Een storm van protesten uit de bevolking heeft tot gevolg dat hij tenslotte medio 1948 weer wordt overgeplaatst – en tot hoofd van de Speurhondenschool benoemd. Weinig oud-verzetsmensen, veel oud-Schalkhaarders vonden na de bevrijding een plaats als politieman. Aldus Bart Benedick. Pas bijna een halve eeuw na het eind van een oorlog wordt toch nog als troostprijs het Verzetsherdenkingskruis uitgevonden, en uitgereikt
Historische Vereniging
- 209 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 aan wie er recht op heeft en het hebben wil. Waarvan sommigen niet, maar velen als toch nog énige blijk van waardering en bewijs van hun deelnemerschap, wèl gebruik willen maken. In plaats van herdenkingshad het juister deelnemingskruis kunnen heten, wordt hier nog even spijtig geslaakt. Ruim gerekend, naar de cijfers van de officiële geschiedschrijver Lou de Jong, heeft één op de 180 Nederlanders daadwerkelijk deelgenomen aan het verzet. Wie, onder de jongeren, zich een idee wil maken over de grootte van de deelname aan het verzet tegen de milieuvervuiling van nu, vergelijke de situatie met het verzet tegen de 'milieuvervuiling' door de nazi's van toen. Wie loopt daarvoor nu warm? Wie zet zich er – nee, niet met praatjes maar daadwerkelijk – voor in? Hoeveel? Kijk eens om je heen en als je het nog niet wist, dan zie je het: een handjevol. De grote meerderheid blijft in feite weer onverschillig, een niet gering aantal collaboreert lekker mee aan die vervuiling. Omdat die, net als
toen, niet algemeen wordt onderkend als een voor de mensen en hun toekomst dodelijke gevaar. Als je in verzet komt tegen dit, en al het andere onrecht, dan heb je een kans om het te winnen; en tenslotte toch nog als voorbeeld worden gesteld. Daarom vooral heeft het zin het verzet te herinneren. Charles Destrée.
Voornamelijk geschiedkundige gegevens uit voorgaand verslag zijn geput uit het werkstuk VL-VLU, Amsterdam 1978, door Jan van Baar, welwillend gecorrigeerd door de auteur. Andere feiten komen uit rapporten van de verzetsdeelnemers Cor Schouten, Bart Benedick, Wim Rol, Roel Westerop en uit eigen geheugen, aangevuld door informatie van Abe Brandsma en Johan Schuurman. De denigrerende benaming moffen in plaats van Duitsers is aangehouden, juist omdat dit een betekenend verschil tussen de toenmalige moffen en de huidige Duitsers moge aanmerken.
Historische Vereniging
- 210 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Moraliteit. De relatie tussen de RVV (Raad Van Verzet) en communisten verdient enige verheldering. De RVV kan, zoals ook al in de tekst is vermeld, niet ronduit als een communistische organisatie worden omschreven; zoals dat toch vaak gebeurd. Wel kan worden vastgesteld dat zij die er deel van uitmaakten over het algemeen (sterk) links waren georiënteerd. De emotionele reacties die bij sommigen alleen al het woord communisme oproept, vergemakkelijkt een objectieve benadering niet. Laat ons eerst even trachten die objectiviteit te scheppen. Allereerst kan worden opgemerkt, dat onder de hoedjes communisme en christendom van alles blijkt te kunnen worden gevangen; veel goeds, maar ook veel kwalijks. Tussen het communisme van Rosa Luxemburg en dat van Mao Zedong (Tsé Tung heette hij vroeger) ligt een wereld; tussen het christendom van Calvijn en het Vaticaan, de inquisitie. Communisme en christendom, vaak slechts als tegenstrijdige begrippen voorgesteld, hebben niettemin met elkaar gemeen dat zij zijn uitgevonden, of dat hun practische doel is, om de menselijke samenleving te regelen. Bij het communisme gaat men uit van het vertrouwen in de mens, bij het christendom (en andere godsdiensten) in het vertrouwen op een goddelijke macht. Het begrip christencommunisme bestaat zelfs. Beide stromingen zijn ongelukkigerwijs, maar menselijkerwijs, onderhevig geweest aan (machts)misbruiken, en fanatieke integristen. Zo goed als het communisme door Stalin werd verraden, zo goed werd het christendom dat door de inquisitie (andere voorbeelden zijn er, voor beide begrippen, jammer genoeg te over). Al gaf Stalin zich uit voor een communist, al gaf Hitler zich uit voor een gelovig mens, men hoeft hen daarom nog niet op hun woord te geloven. Het Gott mit uns op de Duitse koppelgesp was nog geen garantie voor de goede moraliteit van de drager ervan, zomin als het dat is voor degene die betaalt met guldens waar God zij met ons op staat. Laten gelovigen ondertussen maar rustig geloven dat er heel fijne communisten bestaan, zoals communisten ervan overtuigd mogen zijn dat er heel rechtschapen gelovigen te vinden zijn.
Historische Vereniging
- 211 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Dat iemand bijvoorbeeld in een familie moeilijk kan verdragen dat een ander familielid een andere overtuiging dan de zijne is toegedaan is. hoewel niet onvermijdelijk, een begrijpelijke menselijke reactie. Zo kan het in een familie mogelijk zijn geweest dat er van drie broers: één communist, één nationaal-socialist en één 'neutraal' was. Dat de een van de ander vindt, dat hij niet zo erg communist of niet zo erg nationaal-socialist was, lijkt achteraf en in afwezigheid van de betrokkenen, moeilijk meer uit te maken. Zomin als door een buitenstaander valt te garanderen in hoeverre een communist nu wel een echt goede communist, in hoeverre een christen nu wel een echt goede christen is. Zelfs voor de betrokkene zelf is het niet gauw een uitgemaakte zaak... Over het namen noemen van verraders, of zelfs het geven van een vage maar toch herkenbare aanduiding, kan het volgende worden opgemerkt. Natuurlijk is het voor de familieleden of nabestaanden van verraders een zware last om de schuldigheid van een ouder te dragen. Want zij waren vaak zelf niet (mede)schuldig, of nog niet eens geboren. Maar een feit is dat die familie of nabestaanden alles hebben overleefd. En meestal ook nog de schuldigen zelf, die zelden hun straf uitzaten, De verradenen hebben daarentegen vaak het leven verloren, en soms hun familie met hen. Dikwijls onder verschrikkelijke omstandigheden. Velen die het wel hebben overleefd zijn voor hun leven getroffen gebleven. Dit dient men goed in herinnering te houden, voordat men gaat lamenteren over het lot van de verraders en hun gezinnen. Het zou natuurlijk onrechtvaardig zijn de nabestaanden van verraders er op aan te kijken. Zij dragen geen schuld. Maar van hen moet kunnen worden verwacht dat zij de schuld van de ouder met spijt, vooral tegenover de slachtoffers (waarbij dit woord zijn volle betekenis draagt), aanvaarden en door hun eigen goede gedrag die schuld trachten af te kopen. Zegt de christelijke leer ons niet zelfs, dat de afkoping van de menselijke erfschuld de eigenlijke zin van ons leven zou zijn? Allen die aanvankelijk hebben willen geloven in stromingen, maar die zich later hebben laten verraden door machtsmisbruikende leiders treft - zolang er geen aanwijzingen of bewijzen van dat verraad bestonden geen schuld. Men heeft immers het geloof in een goede zaak nodig, hoop doet immers leven.
Historische Vereniging
- 212 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Boven: R.V.V.-groep
Historische Vereniging
- 213 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De verschillende verzetsgroepen en hun leden in en om Sint Pancras. Hoewel door verschillende betrokkenen geverifieerd, kunnen in deze namenlijsten, een halve eeuw na dato opgesteld, vergissingen voorkomen. Bij voorbaat worden daarvoor hierbij excuses gevraagd. VI-de Sectie, Gewestelijke Stormtroepen. Knokploeg Sint Pancras. Gewest 11. Oudorp / Sint Pancras. Rinus Knape, leider. Cor Brekelmans. Jaap Zeeman, leider. Cor Gaarthuis. Willem van Baar. Jaap Gaarthuis. Bart Benedick. Geer Kaay. A. Boer. Wim Kloosterboer. Charles Destrée. Anny Kuenen. Klaas van Dijkhuizen. Martin Oud. Toon van de Giesen. Piet Oud. Kees (Cor) Gouda. Huib Pot. Klaas de Graaf. Cor Schouten. Corrie Jongbloed. (koerierster). Siem Ursem. Gert Jongbloed. Duke Wijminga. Maarten Kooy. Ab Meier. OD – Ordedienst Sint Pancras Jan Mulder. Aldert Bijpost. Siem Pos. Coljier. Jan Punt. Willem Commandeur. Piet Reus. Karel van Ginkel. Maarten Rol. Piet van der Gragt. Wim Rol. Jan Groen. Henk van Schoorl. Klaas de Groot. Dirk Smit. Willem Hogeboom. Gerrit Staa. Jaap Huibers. A. Kaptein. Vaste medewerking van: Piet de Kraker. Arie en Jaap Verduin. Gerrit Kuenen. Arie Zeeman, vader van Jaap. Jaap Mulder. Bleijendaal, postcommandant in Oudorp. Tom Pijke. Evert Verwey, wachtmeester, Klaas Smit. adjunct wapen- en gevechtsinstructle. Jaap Snijder. Catrien de Groot. Willem Timmer. Wilbrink.
Historische Vereniging
- 214 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 LO - Sint Pancras. A.C. Monster, aanv. leider. Bekkering. Aldert Bijpost. Jaap Glas. Piet Groen, latere leider. Gijs Klein. Piet van der Mout (Piet Anders). Jan Wagenaar.
RVV Willem de Jong. Willem Looy. Roel Westerop (Alkmaar). Tinus Wetsteyn (Huiswaard).
Beneden: De Knokploeg van St. Pancras.
Van links naar rechts Staande: Cor Schouten, Huib Pot, Geer Kaay, Piet Oud, Martin Oud, Cor Brekelmans, Rinus Knape, Cor Gaarthuis. Gehurkt: Duke Wijminga, Huib Pot, Anny Kuenen en Jaap Gaarthuis.
Historische Vereniging
- 215 -
Oud Sint Pancras