Nr. 10 - 1995 INHOUD VAN DE KLIN nummer 10. Inhoudsopgave Bij Klin nr. 10 - van de redactie Ik voer bij de koopvaardij – Jan Slijker
1 2 4
Soldaat van Irene – Jan Wijn Vroege illegaliteit - Barten en van Graft Ik moest in Duitsland werken - Arie Wester
10 25 30
Bij Piersma klopte een Engelse vlieger aan – B. P. Kippen doken bij Piersma onder – B. P. Knecht bij dokter Destrée – Willem van Baar
45 49 51
"Koentje" – Koenraad door Arie Wester Vervoer – Vroegop, van Dalen, Horick In zorg en verdriet – Nel Swinkels - Smit
54 58 62
Kinderen in oorlogstijd – Willy van Dalen - Geluk Het dagelijks brood – Voedsel in oorlogstijd Van Market-Garden naar onderduikers in St.Pancras Klazien Visser - Kloosterboer
64 68 83
Ik was bij de Raad Van Verzet - R.M. van Westerop Represailles vanwege sabotage Illegale pers in de oorlogsjaren – Dirk Groen
90 93 103
Ik overleefde kamp Amersfoort – Piet Groot Razzia bij de Heerenweg - 16 jan. 1945 Het monument – Henk Goesinne
106 114 120
Niet iedere Nederlander werd bevrijd... Wil Schot Tijdtafel 1939 - 1945 Illegaliteiten in en om St.Pancras door o.m. J. Van Baar (redactie Charles Destrée)
123 126 148
Herinneringen aan bezettingstijd en bezetenheid. door Charles Destrée
216
Historische Vereniging
-1-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 BIJ KLIN nummer 10 Twee redenen leidden tot de speciale uitgave van deze Klin. De eerste voor de hand liggend: het is dit jaar een halve eeuw geleden dat ons land werd bevrijd van het Duitse juk. De tweede, eveneens begrijpelijk: we veronderstelden dat menselijkerwijs gesproken dit wel de laatste gelegenheid zou zijn om personen, die een speciale herinnering hebben overgehouden aan de oorlogstijd, hun verhaal te laten vertellen. Vandaar dat we op zoek gingen naar mensen, die iets hadden te vertellen en genegen waren dit te doen. We gingen uit van het volgende: ieder moet zijn verhaal vertellen zoals hij of zij dit heeft beleefd en kan er, indien gewenst, commentaar bij geven. Natuurlijk zijn we dan gauw op gevaarlijk terrein, licht komen er politieke en godsdienstige verschillen naar voren komen en liggen deze in vredestijd al zeer gevoelig, in oorlogstijd nog meer. Sprekend en vertellend over de oorlog, valt immers spoedig het woord N.S.B. Persoonlijk heb ik in de oorlogsjaren ervaren dat niet iedere N.S.B.-er fout was, integendeel ! Hierbij teken ik meteen aan, dat ik slechts het gewone ongerief van de oorlog heb ervaren, zoals onderduiken, een fiets afgepakt e.d. Levendig kan ik me voorstellen dat anderen die wellicht mede door toedoen van lichamen als de Landwacht, pijnlijker herinneringen aan deze tijd overhielden, geneigd zijn tot een minder genuanceerd oordeel. Toch is het me opgevallen dat veel verzetsmensen – en dit komt ook in deze Klin tot uiting – de wijze waarop men vlak na de bevrijding de N.S.B.-ers te lijf ging, vaak nog wel kunnen begrijpen maar tegelijk veroordelen. Tijdens de gesprekken met mensen, die ons gegevens verstrekten, vroegen we vaak hoe zij dit toen hebben ervaren en in de regel werd geantwoord dat dit meerdere malen ernstig uit de hand is gelopen en er fouten werden gemaakt, die men eerder in het nazisysteem had bestreden. In deze Klin laten we Pancrassers in de ruimste zin van het woord, dus wonend van Twuyverweg tot Halvemaansbrug en soms zelfs nog wel
Historische Vereniging
-2-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 iets verder, vertellen wat zij hier beleefden, maar ook, wat ze, soms min of meer gedwongen, die tijd elders meemaakten. Sommigen zetten hun verhaal zelf op papier, van anderen schreven wij de verhalen op en lieten hen dit vervolgens lezen, ernaar strevend het zoveel mogelijk hun verhaal te doen zijn. Hiernaast werd uit notulen, aantekeningen, mondeling verkregen gegevens, het werkstuk van J. van Baar, Alkmaarse Courant, archiefstukken enz. een soort tijdtafel samengesteld van de periode 1939/1940- 1945, om weer te geven hoe de Pancrassers en wat ze in deze periode ervoeren. In eerder verschenen Klins werd reeds enkele malen over de oorlogsperiode geschreven. In 1985 werd herdacht dat het 40 jaar was geleden dat de fusillade bij het Monument plaats vond en bij die gelegenheid heb ik me verdiept in datgene wat leidde tot deze vreselijke gebeurtenis. Dit is vermeld in Klin nr. 1. Daarom bevat deze Klin naast een ooggetuigenverslag slechts een summiere beschrijving van hetgeen hier rond en op 15 april 1945 gebeurde. Ook stond er in de eerste Klins iets over de toenmalige voedselsituatie (H.Duif), brandstofschaarste (P.Balder) en werd er een verslagje van de heer A.C. Monster over een school in oorlogstijd opgenomen. Uitvoerig komt Charles Destrée aan het woord met artikelen over ‘Illegaliteiten in en rond St.Pancras’ en persoonlijke herinneringen. Natuurlijk is het te merken dat een gedeelte van de copy aan de Middellandse Zee ontstond en een ander deel in de buurt van de Noordzee. Broer Aad gaf ons een aantal tekeningen van vader Destree, betrekking hebbend op de oorlogstijd en hiervan is dankbaar gebruik gemaakt evenals van enkele tekeningen van Cor Booy. Tenslotte: een woord van dank aan alle met name genoemde medewerkers, maar eveneens aan hen, die niet werden genoemd maar ons wel voorzagen van foto's, mededelingen, aanwijzingen en wat dies meer zij. Ook zij hielpen mee aan het tot stand brengen van de voor ons liggende Klin. A.B.
Historische Vereniging
-3-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 IK VOER BIJ DE KOOPVAARDIJ In de vooroorlogse crisistijd - vader was tuinbouwer - moesten mijn beide oudste broers reeds vroeg van school om met vader mee naar de akker te gaan. Zo ging dat toen. Er moest zo goedkoop mogelijk geproduceerd worden ! Enkele jaren later had ons "familiebedrijfje" echter geen gebrek meer aan een derde knecht en dat speet mij in het geheel niet! Vlak bij ons huis en tegenover dat van opa Duif was de smederij van Piet Groen. (nu glashandel Bekker) Hiernaast: Smid Piet Groen in actie.(ca.1952)
Al heel jong was ik daar zowel na schooltijd als op zaterdagmorgen het kleine smidshulpje. Nadat ik acht jaren op de lagere school had doorgebracht werd ik ingeschreven voor een driejarige cursus van de am-bachtsschool te Alkmaar. Natuurlijk koos ik voor smeden en bankwerken. Om te worden toegelaten moest je de cijfers van je rapport overleggen. Aangezien wij nooit een rapport kregen vroeg ik meester Ten Hoeve mijn cijfers voor de hoofdvakken. Tot mijn grote opluchting gaf hij me drie achten!
Historische Vereniging
-4-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Na het doorlopen van de ambachtsschool kreeg ik werk op een paar kleine scheepswerven. Eerst verdiende ik twee gulden per week, later werden dit er drie. Eigenlijk was dit het loon van een leerjongen en had ik meer moeten hebben. Maar het was crisistijd: Eerst waren er oudere, duurdere vaklieden met ontslag gegaan en daarvoor waren wij in de plaats gekomen... Eens kregen we thuis Arie Tromp op bezoek. Als jong machinist werkte hij bij de grote vaart. Daar beleefde hij niet alleen allerlei avonturen, maar hij verdiende ook nog goed. Mijn vader adviseerde me om ook een machinistencursus te gaan volgen en ik had daar wel oren naar. Deze cursus werd in de ambachtsschool gedurende de avonduren na het werk en op zaterdagmiddag van 13.00 tot 19.30 uur gegeven. Na 2½ jaar slaagde ik voor het 'voorlopig diploma'. Inmiddels was het september 1939 geworden en hadden Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog verklaard. Ik werd aangenomen bij de Mij. "NEDERLAND" , toen een van onze grootste rederijen, die Amsterdam als thuishaven had. Deze bezat vracht- en passagiersschepen. Nadat ik in de werkplaats enige ervaring had opgedaan werd ik geplaatst op het SS. "Jan Pietersz. Coen", een oud beestje uit 1915 van 15.000 ton, dat nog kolen gestookte ketels had. Zoals toen gebruikelijk had de rederij daarvoor Chinezen in dienst. Mijn werk bestond uit wachtlopen, het controleren van twee grote stoommachines samen met een tweede of derde machinist en een paar 'olie'mannen, die het eigenlijke werk deden. We gingen naar Genua en moesten meteen al door de mijnenvelden. Maar het bezoek aan de Italiaanse haven was zeer indrukwekkend. Op 10 mei 1940 was ik thuis. In de vroege morgen zagen we het begin van de oorlog: de moffen bombardeerden het vliegveld van Bergen. Al gauw werd ik opgeroepen me in Amsterdam te melden en daar moesten we in allerhaast een zgn.'opgelegd' schip klaar maken om te stomen (*1). Het was de "Johan de Wit", een zusterschip van de "Coen"(*2) Onze bestemming was Nederlands Indië. De passagiers bestonden hoofdzakelijk uit terugkerende verlofgangers en enkele bruidjes, die
Historische Vereniging
-5-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 met de "handschoen"(*3) waren getrouwd. *1) een opgelegd schip werd om de een of andere reden niet meer gebruikt, meestal omdat het te oud was. *2) de J.P. Coen werd in de meidagen 1940 tot zinken gebracht bij de ingang van de haven van Ymuiden opdat er een betere controle mogelijk was op binnenkomende- en vertrekkende schepen, maar dat hoorden wij pas later. *3) trouwen met de handschoen. De bruid was in Nederland en de bruidegom in Ned. Oost Indie. Het huwelijk werd hier gesloten in afwezigheid van de bruidegom, omdat deze geen tijd, geen geld of om een andere reden niet kon overkomen en de bruid kon niet ongetrouwd Indie binnen komen.
In de late avond van de 13e mei, bij wijze van spreken 'als een dief in de nacht', vertrokken we uit Amsterdam. Het is me nog steeds een raadsel hoe we met dat schip door het Noordzeekanaal, de sluizen en de Noordzee zijn gekomen. Maar de volgende dag arriveerden we in Southampton zonder dat we ook maar één vijand hadden gezien. Op het achterdek hadden we onze verdediging staan: een houten geval dat iets op een kanon leek, compleet met bemanning. De daarop volgende dag was de strijd in Nederland voorbij: 15 mei 1940. Vanwege de oorlogstoestand moesten we helemaal rond Kaap de Goede Hoop naar onze bestemming Batavia. Zonder veel moeilijkheden bereikten we Kaapstad en nadat we enkele dagen in deze prachtige stad hadden doorgebracht, stoomden we verder. Het was een lange reis, want op volle toeren maakten we ongeveer 15 mijl in een uur. In Nederlands Indie was toen nog alles bij het oude: mooi en interessant. Later voeren we via een omweg langs Manilla naar Sydney in Australië. Daar werd ons schip in enkele weken gereed gemaakt om 1000 man troepen te vervoeren. Dit werd dus onze taak: Australische en NieuwZeelandse troepen naar het Midden-Oosten brengen, via de bloedhete Rode Zee en het Suez-kanaal. Enkele “retourvrachten” waren : In Haifa kregen we eens een lading Joden, zowel mannen als vrouwen en overwegend jongeren. Ze waren
Historische Vereniging
-6-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 in opstand gekomen tegen de daar toen regerende Engelsen. Ook vervoerden we later krijgsgevangenen, zoals belabberde Duitsers en vrolijk zingende Italianen. Die brachten we naar het eiland Mauritius. De meest bijzondere lading was een schip vol negers van Ghana, de goudkust van Afrika. Ze kwamen zo uit de rimboe, hadden gevijlde tanden en waren hevig getatoeëerd. Vermoedelijk waren ze in 't geheel niet van de oorlogstoestand op de hoogte en waren ze zo niet gedwongen, dan wel onder valse voorwendsels uit hun land weggelokt, om op het oorlogsterrein te kunnen worden ingezet. Die stakkers brachten we naar Singapore, net voor de Japannezen daar binnenvielen. Toen dat laatste gebeurde waren wij gelukkig net weer naar Durban in Zuid-Afrika.
Een enkele keer maakten we een uitstapje, zoals naar Cairo, hetgeen de foto's laten zien.
Het leven op zee was niet zo slecht : Het eten meestal goed. Wel eentonig! En alles moest steeds potdicht en donker blijven, zoals het raampjes in de hut. Dat was niet aangenaam, maar ach, we waren jong en het was nodig. Al waren we meestal niet in de directe nabijheid van het oorlogsterrein,
Historische Vereniging
-7-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 toch moesten we steeds bedacht zijn op een naar buit speurende onderzeeër of gevechtsvliegtuig. Troepenschepen en schepen, geladen met oorlogsmateriaal waren bij hen erg gewild. Ook in de havens namen we de gelegenheid te baat om van wat meer vrijheid te genieten. En voor het overige was het 'zeven-dagen-in-deweek-wachtlopen'. In 1943 waren we in Kaapstad en moesten we via Trinidad naar New York voor een reparatie. We werden bij een groot konvooi gevoegd. Zulke konvooien werden altijd door de Engelse marine begeleid. Al heel gauw werd ons verteld dat we te langzaam voeren, want we hadden een stoomketel verloren doordat één van de drie oliegestookte "vuurgangen" was uitgevallen.... Dus lieten ze ons aan ons lot over. Met onze 15.000 tonner hadden we het geluk dat we niet op één van de als zeer gevaarlijk bekend staande routes voeren, zoals de Moermanskweg en die in de Noord Atlantische Oceaan, waarop veel vrachtschepen tot zinken werden gebracht. Maar toen wij in Trinidad aankwamen hoorden we, dat veel schepen van ons konvooi daar niet waren aangekomen.... Nadat de reparatie was verricht, voeren we naar Engeland. 2e van rechts: Jan Slijker
Historische Vereniging
-8-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Daar werd ik overgeplaatst naar de "Johan van Oldenbarneveld", een schip van 21.000 ton met twee enorme cilinder Diesels. Aan het einde van de oorlog waren wij op thuisreis van Bombay naar Liverpool. Het werd evenwel september 1945 voordat ik terug was in St. Pancras. Daarna heb ik nog een paar reisjes gemaakt, een naar Zweden en de volgende naar Ned. Indie. Dat was een prachtreis, zonder gevaar, volop belicht en onze eind bestemming was het wondermooie eiland Celebes, waar we een lading kopra haalden. (kopra=gedroogd cocosvrucht-vlees) Toch lokte het leven op zee me niet meer zo. Dit werd versterkt doordat ik me had verloofd met een lieve dochter van Bram Boon uit Broek. Nog eenmaal maakte ik een zeereis, maar nu enkele reis naar Canada. Na anderhalf jaar keerde ik even terug naar Nederland. Daar trouwden we en toen gingen we via Parijs naar Winnipeg. Nu kan ik terugzien op veel geluk, al ging het niet altijd zo-maarvanzelf. Jan Slijker, 180 Lawndale Ave, Winnipeg, R2 H1 T5 Canada.
Historische Vereniging
-9-
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 SOLDAAT VAN IRENE Ik ben nooit militarist geweest. In feite had ik een hekel aan het leger. Vandaar dat ik toen in 1933 of 1934 als dienstplichtig soldaat moest opkomen, daar totaal geen zin in had. Ik bleef liever op de akker, daar verdiende ik nog wat en in het leger niets. Maar de hoofdoorzaak was en bleef dat ik niets voor het leger en het militarisme voelde. Tank-driver Jan Wijn
Met mijn vader besprak 'k of ik geen dienstweigeraar zou worden, deze zei toen: "Als je dat gaat doen, ben je inplaats van ruim vijf, vast tien en misschien wel elf maanden kwijt ." Dus ging ik tegen mijn zin in dienst. Tegelijk met mij moesten Jaap Huibers en Piet Visser Corneliszoon opkomen. Ook Cor Groen, de brandstofboer reisde met ons mee in de trein naar Den Helder want daar moest ik me melden. Bij de keuring had ik Den Helder aangevraagd, want ik wilde graag het seinen leren, dat leek me interessant en het had met vechten weinig uit te staan. Maar ze deelden me bij de kustartillerie in en daar was ik slecht over te spreken. Zolang ik mijn diensttijd daar vervulde liet ik steeds blijken dat voor mijn part de dienst gestolen kon worden. Dit werd me door mijn meerderen niet altijd in dank afgenomen. En ik mag dan ook wel zeggen dat ik tot de categorie behoorde, die in dienst de meeste straf kreeg. Jan Groeneveld uit IJmuiden, zijn vader
Historische Vereniging
- 10 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 was kapitein op de een of andere boot, kwam tegelijk met mij op en hij had bijna net zo'n lange straflijst als ik. Later ging hij ook mee naar Engeland. Na het vervullen van mijn diensttijd moest ik nog tweemaal voor een herhalingsoefening opkomen. Begin april 1939 werd ik gemobiliseerd. Op Goede Vrijdag kwam het eerste bericht. Ik was de gehele dag 'op brood' op Simon de Jong (Simon de Jong was de naam van een akker) geweest en op die akker vond ik ook nog een paar kievitseieren, die ik 's avonds in Akmaar heb verkocht. Toen kwam het bericht dat een aantal militairen thuis moest blijven en zich gereed houden om bij het eerste teken op te komen. ((volgens dr. L.de Jong, in deel 1 VOORSPEL blz. 567-568 ging dit om telegram P en Q, waarbij slechts een beperkt aantal soldaten, ingedeeld bij de grensbewaking, was betrokken)).
Ik zou net de Paasdagen bij mijn meisje in Loosdrecht doorbrengen en ik was woest toen ik deze bekendmaking hoorde en zij niet minder.Toen er na twee dagen nog geen verdere berichten waren gekomen zei ik 's avonds, (het was de eerste Paasdag) tegen mijn vader: "Ik ga morgenochtend zo vroeg mogelijk naar Loosdrecht !" De reis heb ik, zowel heen als terug, grotendeels met 'wilde' bussen gemaakt. Die avond laat, ik was al enige tijd thuis en had net de eerste slaap te pakken, bonsde politie Visser bij ons op de ramen en riep: "Jan, je moet je morgen gereed houden !" Ik heb iets teruggeroepen, maar deze woorden waren van dien aard dat ze maar niet meer herhaald moeten worden. Op de derde Paasdag 1939 moest ik me in IJmuiden melden. Ik was daar ook voor mijn herhalingsoefeningen geweest. We bivakkeerden bij een toeristenkamp. Dat lag achter de "Toko", een soort winkel, waar je van alles kon kopen. Iets verder het duin in was een visrokerij. Die wisten wij, soldaten later heel goed te vinden. Ik was nog maar net aangekomen en van plan een biertje te gaan halen, maar daarin werd ik gedwarsboomd. Luitenant Bijl, de man was schoolmeester in Santpoort, had dit vermoedelijk in de gaten want hij
Historische Vereniging
- 11 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 kwam op me af, zeggend: "Jan, jij hebt zeker nog niets te doen. Daar moeten we iets aan veranderen. Bovendien weet jij hier de weg als geen ander. Ga even met die jongens eten halen in het fort." Het fort is er nu nog. Je kunt er alleen maar varend komen. Japie Visser, een burgermannetje, moest ons, soldaten overzetten. Bij het fort kregen we een tobbe vol bruine bonen. Dat is niet mijn favoriete eten en omdat ik precies wist wat in de keuken te koop was, dook ik al gauw een half-witje op en stopte dat onder mijn jas. Dezelfde luitenant zag later dat ik wit brood at, terwijl de andere jongens zich tegoed deden aan de bruine bonen. Hij zei: "Jan Wijn, ik ken je goed genoeg om te weten dat jij niet eerlijk aan dat brood bent gekomen." Ik heb het niet ontkend. Tegen mijn vader had ik voor mijn vertrek gezegd: "Pa, zondag kom ik thuis." Vader zei toen: "Jan, houd je daar nu een beetje kalm, anders zit je straks weer geregeld in de bak." Ik antwoordde: "Zondag kom ik op de pof naar Pancras." Die week liep ik evenwel straf op en daarom moest ik 's zondags de bak in. Nu was er een jongen bij ons en die wilde de gehele zondag gaan leren. Ik vroeg hem: "Kun je in de bak evengoed leren als op je kamer ?" Natuurlijk kon hij dat. Die knaap heeft zich dus bij petoet gemeld en ik ging naar St. Pancras. Toen Jaap Huibers en ik 's avonds weer met de trein teruggingen, nam tegenover ons een sergeant-majoor plaats, een klein kereltje, en laat die nou belast wezen met de controle op de mensen, die de bak in moesten... Ik verschool me onmiddellijk achter een krant. Maar je kunt niet van Alkmaar tot IJmuiden achter hetzelfde blad blijven zitten, dus ik moest wel eens omslaan. En toen ik dat deed, zag hij me en meteen barstte hij uit: "Wel, wel, Jan Wijn! Zit jij hier.... Hoe durf je hèt te bestaan!" Ik zei tegen hem: "Majoor, wanneer U een rapport over mij krijgt, moet U me straffen!" Maar hij kreeg geen rapport over me, want mijn straf was voldaan. Op de tiende mei, 's nachts om twee uur, kwam een sergeant onze kamer binnen met de woorden: "Jongens, opstaan ! Trek je kleren en
Historische Vereniging
- 12 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 schoenen aan. En ga zo gekleed op je bed liggen." We vroegen waarom dat moest, maar daarop gaf hij geen antwoord. Natuurlijk werd er toen erg gemopperd en gekankerd: de sergeant kon een regiment schoenen naar zijn hoofd krijgen. Maar min of meer gekleed gingen we op ons bed liggen. Ongeveer een uur later viel er een bom vlak naast onze barak. Ogenblikkelijk was iedereen klaar wakker: we wisten dat het menens was! Helaas bood de houten barak weinig schuilplaats en in de buurt was ook geen veiliger plek. Gelukkig dat de vliegtuigen het meer gemunt hadden op hetgeen in het Noordzeekanaal en de sluizen voor handen was. Overigens hadden wij van oorlog voeren weinig kaas gegeten. Al heel gauw kwam een stel Engelse soldaten over om ons te helpen. Ze begonnen meteen met zich in te graven in de duinen. Wij liepen vaak, ook als we dienst hadden, op klompen door het duin. We zagen ook dat Bergen werd gebombardeerd. Piet Visser stond boven op een duintop, weer op klompen, en keek er naar: "Daar worden ze ook getrakteerd, gelukkig is het ver van huis." Mijn reactie was, dat hij dit wel eens mis kon hebben. Verder verklaarden wij de Engelsen voor gek, op hun beurt deden zij het ons. Reeds de volgende dag gingen ze weer terug naar Engeland, ze hadden wel begrepen dat Holland niet te verdedigen was. Dinsdag 14 mei moesten we bij de haven op wacht staan om het publiek tegen te houden. De burgers mochten niet in de nabijheid komen van de in de haven liggende schuiten. Toen ik daar zo stond, kwam er een sergeant op me toe met de vraag: "Jan Wijn, ben jij volledig gepakt ?" Wel, ik had alles bij me, ook mijn wapen, een heel oud geweer dat nog uit het begin van de jaartelling stamde. Piet Sloot, een kameraad van me, was eveneens volledig gepakt. Met een vrachtauto moesten we naar de pier gaan. Daar lag de "Tesselstroom". Per trein zou er een stel Duitse krijgsgevangenen komen. Ze kwamen uit de buurt van Den Haag en Rotterdam, daar waren ze als parachutisten neergekomen en gepakt door ons leger. Wij moesten hen opvangen en naar de "Tesselstroom", een kolenboot die normaal op Engeland voer, geleiden.
Historische Vereniging
- 13 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Al gauw arriveerde de trein, die bewaakt werd door Hollandse marechaussees. Meteen na aankomst geleidden we de gevangenen over de loopplank de boot op. Daarna werd ons opgedragen, voorzover we nog niet op het schip waren, ons aan boord te begeven en de marechaussees keken nauwlettend toe, dat inderdaad iedereen van ons dit deed, net alsof ze bang waren dat we niet vrijwillig zouden gaan. Met ongeveer 35 man gingen we op de voorplecht zitten. Jan Hoogland uit Broek, zijn vader heette Arie, was er ook bij. We hadden er geen vermoeden van wat ons te wachten stond. In de verste verte peinsden we er niet over dat we Nederland voor enkele jaren gingen verlaten. Tot we ongeveer ter hoogte van Hoek van Holland voeren en de marconist aan dek kwam om te vertellen: "We hebben net het bericht opgevangen dat ons land heeft gecapituleerd. We kunnen dus niet naar Holland terugkeren en gaan nu proberen in Engeland te komen." Even later hadden we een vliegtuig boven ons. Viermaal werden we beschoten. En wij dachten eerst nog: Wat komen er mooie lichtjes uit de achterkant van dat vliegtuig... Maar toen er een ruit op de brug rinkelend kapot ging, beseften we wat die lichtjes te betekenen hadden... De Duitse krijgsgevangenen gilden het uit van bangheid: zij zaten opgesloten in het ruim, de luiken waren vergrendeld, ze konden dus geen kant heen! We kregen toen ook in de gaten dat zo'n 35 soldaten bij elkaar op de voorplecht wel een heel gemakkelijke prooi voor de mitrailleurs van een vliegtuig vormden. Daarom vroegen we de kapitein of de helft van ons op het achterschip mocht gaan zitten. Deze had daar in het minst geen bezwaar tegen. Ik was bij degenen, die naar achteren waren gegaan. Plotseling zag ik iets, vandaar dat ik schreeuwde: "Een rood licht achter ons in 't water en 't beweegt!" Meteen merkten we dat de "Tesselstroom” zijn koers wijzigde en vervolgens met een slakkegangetje verder ging varen. Later is ons verteld dat het rode licht achter ons een duikboot was en het schip, om deze te ontwijken, dwars door een mijnenveld was
Historische Vereniging
- 14 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 gegaan. Doordat onze boot uiterst langzaam voer, duwde die als het ware de mijnen, die aan kettingen lagen, voorzichtig wat opzij. Wanneer een schip met een vaart tegen een mijn opbotst, explodeert zo'n ding onmiddellijk, maar weet je hem voorzichtig wat aan de kant te duwen, dan gebeurt er niets. Later heeft de kapitein ons bedankt voor onze houding aan boord. En speciaal bedankte hij de jongen, die had gewaarschuwd voor een onder water naderend rood licht. In Dover aangekomen, gingen eerst de krijgsgevangenen van boord. Zij werden ergens vastgezet. Er was slechts één passagier aan boord: een jood met een bochel. De bochel bestond uit bankpapier! Zodra we aan wal waren, moesten we van de Engelsen onze wapens inleveren. Toen ze mijn geweer zagen, lagen ze krom van de lach. Vervolgens werden we, vijfendertig man sterk, vastgezet in een kazerne. Eerst moest worden uitgezocht of we wel zuiver op de graat waren en of er geen valstrik in het spel was. Dit onderzoek duurde een week en toen wisten de Engelsen dat ze ons konden vertrouwen. Bezittingen hadden we niet: Alles bij elkaar had ik f 1,25. Niemand had meer sigaretten. We hadden letterlijk niets bij ons. Ik trok meestal op met een vast groepje, een man of vijf, zes groot, allen behorend tot dezelfde batterij. Voor het weinige geld dat we hadden kochten we het allernodigste, zoals een tandenborstel en een kam. Maar we hadden ook erge trek in een pilsje! We vonden ergens een cafeetje waar een Hollandse mevrouw de scepter zwaaide. We dronken daar ieder een of twee biertjes. Toen zeiden de mannen: "Jan, reken jij af?". Ik ging met de pet rond en haalde op wat ieder nog over had. Dat gaf ik aan die mevrouw met de woorden: "Dit is alles wat we nog hebben." Zij vond dat het lang niet genoeg was en mopperend streek ze alles op. Later vertrokken we uit Dover naar Londen. Daar kregen we onderdak in een Leger-des-Heils gebouw. We werden er prima verzorgd. Alleen waren de Engelsen gewoon om veel lichter te eten dan wij en zodoende liepen we vaak met de honger
Historische Vereniging
- 15 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 in de hals. Een luitenant, die nog over enig geld beschikte, ging daarom iets voor ons te eten kopen: Koek – Allerhande! En daar voerde hij ons mee. Gelukkig hoorden we al gauw dat we als proef een voorschot van 17 shillings zouden krijgen. Een shilling was in die tijd ongeveer even veel waard als een Hollandse gulden en een pakje sigaretten kon je toen nog voor 15 cent kopen. Zodra ik mijn voorschot kreeg kocht ik een paar nieuwe schoenen. Die waren toen nog volop te koop. En van mijn 17 shillings hield ik nog een zakcentje over ook. Iets later werden we opnieuw overgeplaatst. We kwamen met onze club ergens in Wales terecht. Daar ging het veel georganiseerder toe dan in de plaatsen waar we eerder waren geweest. Al gauw kwam Prins Bernhard ons bezoeken. We zaten met een man of vijf om hem heen. Toen hij mij zag, vroeg hij: "Heb ik jou al niet eens eerder ontmoet ?" Ik antwoordde: "Wel, ik heb U eens van dichtbij gezien, maar of U mij toen ook zag, betwijfel ik. Dat was in de winter van 1939 op 1940. U ging toen de vesting IJmuiden bezichtigen en liet ons ruim anderhalf uur, terwijl het bar koud was, in gelid langs de Oranjestraat staan. Eigenlijk heb ik je dat nooit vergeven." Hij lachte wat en zei zich het geval te herinneren. Het lange wachten was niet zijn schuld, maar er waren andere oorzaken voor het oponthoud geweest. Toen we hem vroegen, wat hij van de toestand dacht, was hij nogal pessimistisch. Later heb ik prins Bernhard nog enkele malen ontmoet. Toen ik van de Engelsen mijn korporaalsstrepen had gekregen, (niet van de Hollanders, want bij hen had ik het veel te bont gemaakt), merkte hij dat de eerstvolgende keer onmiddellijk op en zei hij, wijzend op mijn mouw: "Wat zie ik ...." Ik antwoordde: "Ja dat ziet U goed, ze zijn echter niet van Hollandse, maar van Engelse makelij." Eens stond hij te kijken toen we bij een oefening over een prikkeldraadversperring moesten springen en mijn sprong mislukte, zodat ik in het
Historische Vereniging
- 16 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 draad bleef hangen. Hij moest erg lachen.... Koningin Wilhelmina heb ik ook een keer ontmoet. Ik moest voor een herkeuring naar Londen. Toen ik uit ons kamp vertrok, vroeg een luitenant me: "Jan voel je ervoor om vandaag tevens bij koningin Wilhelmina op bezoek te gaan ?" Toen ik hoorde dat ik niet alleen behoefde, maar met een heel stel Nederlandse soldaten mee moest, nam ik dit voorstel graag aan. We hebben toen een tijdje met de Koningin gesproken. Er was ook een kapitein bij en natuurlijk sprak ze vooral met hem. Dat vonden wij prima, des te gemakkelijker hadden wij het. Deze kapitein had enkele verwondingen opgelopen, waarvan hij herstellende was. Op een gegeven moment vroeg Wilhelmina hem: "En wanneer denkt U weer terug te gaan naar Uw jongens ?" Hij antwoordde: "Wel, zodra ik kan, ga ik met vakantie en daarna zullen we wel weer zien." Nadat hij dit had gezegd, draaide de Koningin hem ogenblikkelijk de rug toe en ze zei geen woord meer tegen hem. Later heb ik tegen die kapitein gezegd: "Man, hoe kon je dat nou zeggen. Zij denkt alleen maar aan een bevrijd Nederland. Je had moeten zeggen: Majesteit, zodra het maar enigszins mogelijk is, ga ik terug naar mijn onderdeel." Natuurlijk liet men ons daar niet zomaar wat stilzitten. Al gauw nadat de oorlog was uitgebroken werden alle koopvaardijschepen met een kanon uitgerust. Dus had men op alle schepen mensen nodig, die zo'n stuk konden bedienen. Bij ons vroeg men hiervoor vrijwilligers. Het leek me minder gezond werk, vandaar dat ik niet vooraan stond. Velen, die zich opgaven, zijn nooit teruggekomen... In 1942 kwam een sergeant bij me. Hij was uit Alkmaar afkomstig. Hij spreidde een kaart van de kop van Noord Holland voor me uit. Letterlijk alles stond er op. Daarna vroeg hij me: "Jan, kun jij op deze kaart het huis van je vader aanwijzen?" Nadat hij had geconstateerd dat ik goed met die kaart overweg kon, vroeg hij me: "Zou je er voor voelen om met een stelletje Engelse soldaten bij de Hondsbosse aan land te worden gezet en vandaar met hen naar Schagen te gaan, om je daar met de ondergrondse in verbinding te stellen?". Ik heb geantwoord er niet veel voor te voelen, omdat wanneer ik daar
Historische Vereniging
- 17 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 aan land zou worden gezet, vermoedelijk de verleiding voor mij te sterk zou worden om in plaats van richting Schagen, die naar Pancras in te slaan. Later werd ik aangewezen om naar Indië te gaan ter versterking van het daar aanwezige Nederlandse leger. De zaak was praktisch in kannen en kruiken. Ik had er al 16 dagen inschepingsverlof opzitten. Die tijd heb ik doorgebracht bij kennissen van me, een Engelse bakkersfamilie. Ik behoorde tot het tweede contingent. Het eerste contingent, bestaande uit 250 man, was reeds vertrokken. Ze kwamen tot Ceylon. Later zijn er 80 man teruggekeerd. Vanwege de veranderde toestand in Azië is ons contingent niet meer vertrokken. Aanvankelijk waren er plannen om van de Hollandse militairen een onderdeel van het Engelse leger te vormen. Wij hadden daar niet veel trek in. Gelukkig besloot men later om alle Hollanders, die her en der verspreid zaten, bijeen te brengen en daarvan een speciaal legeronderdeel te vormen. Al gauw groeide deze groep uit tot ca. 1000 man en nadat de Nederlandse regering via de Wereldomroep hiervoor vrijwilligers had gevraagd, groeide het aantal manschappen tot ongeveer 1600 en werd de Prinses Irene Brigade opgericht. Aanvankelijk verrichtten we hoofdzakelijk bewakingsdiensten. Wanneer onze koopvaardij of luchtvaart mensen nodig had, elk schip werd toen met twee kanonnen bewapend, werden die ook uit dit reservoir gehaald. Op de dag van de invasie was de Prinses Irene Brigade bezig met een oefening in Schotland. Enkele weken daarna werden ook wij in Frankrijk aan land gezet, tegelijk met een stel Engelse militairen. Er was toen een bruggehoofd langs de kust, dat ca. 50 km lang en 15 km diep was. Alles wat de brigade bezat, was meegekomen. Onze zwaarste bewapening bestond uit een aantal lichte tanks. Al gauw moesten wij aan de strijd deelnemen. Vaak werden we ingezet om bruggen te veroveren. Daarin hadden we een speciale vaardigheid ontwikkeld.
Historische Vereniging
- 18 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op 26 augustus 1944 bevrijdden wij het stadje Pont-Audemer. Als eerste geallieerde militair ging ik over de brug, die de toegang tot dit stadje vormde. Vandaar dat men in het plaatselijk museum een grote foto van me heeft opgehangen. Behalve dit stadje bevrijdden wij in 1944 ook Saint-Come, Beeringen en Tilburg. Het volgend jaar waren wij als eersten in Hedel. Natuurlijk was het een vreselijk vermoeiende en spannende tijd. Maar bij dat alles konden we ook hartelijk lachen. Ik zie nog sergeantmajoor De Puit voor me. Krom als een oud mannetje stond hij, zijn achterwerk met beide handen vasthoudend, tegen mij te roepen: "Jan, ik heb een granaatscherf in mijn kont!" Mijn antwoord was: "Die rot er vanzelf weer uit." Opmars in het Land van Maas en Waal
Later gingen de Engelsen via België richting Holland. Toen we dat hoorden, wilden we daar bij zijn. Met spoed werden we die kant uitgedirigeerd. Vlak bij Brussel haalden we het leger van Montgomery in. Omdat we lange tijd in touw waren geweest moesten we 's avonds verplicht vroeg gaan slapen. Ergens bij een kerkhof werden we gelegerd. Ik had daar in die omgeving een klein café gezien. In plaats
Historische Vereniging
- 19 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 van te gaan slapen, ging ik daar een biertje drinken. Er stond iets, dat op een orgeltje leek. Dus vroeg ik: "Als dat ding muziek kan maken, willen jullie dat dan eens laten horen ?" Wel, de eigenaar ging aan het draaien: Het schalde over het kerkhof heen. In een mum van tijd was de gehele club wakker ! Enige tijd daarna, we waren reeds voorbij Eindhoven en niet ver meer van Tiel verwijderd, kwamen er mensen van de ondergrondse ons om hulp vragen: Teruggedreven Duitse soldaten molesteerden Nederlandse burgers. Tijdens die hulpactie raakte ik gewond. Met een andere groep gingen we een weg van Duitsers zuiveren. We moesten elkaar wederzijds dekken: als wij door een bocht in de weg verder trokken, moesten zij vanuit hun positie ons dekking geven en omgekeerd. Dat ging lange tijd goed totdat zij, zonder dat wij dit merkten, een andere richting insloegen. Toen wij verder trokken, kwamen er plotseling enkele Duitsers tevoorschijn die van heel dichtbij het vuur op ons openden. Een kogel trof me onder mijn oog en dat ding ging er vlak bij mijn oor weer uit. In allerijl hebben ze me richting Den Bosch getransporteerd. Ze vreesden voor mijn leven. Later is me herhaaldelijk verzekerd dat ik één op de duizend was. In een noodhospitaal werd ik met spoed geholpen. Soms stonden er zes verpleegsters om mijn bed. Eens lag ik daar, open en bloot in Adamscostuum, en toen kwam er zo'n Engels zustertje de zaal in. Ik scheurde met een vaart de dekens over me heen. Ze moest erg lachen en zei: "Ik zie die dingen dagelijks." Vervolgens vertelde ze me: "You are going home." Ze bedoelde daarmee dat ik naar Engeland zou worden gebracht. Ik antwoordde: "Dan ga ik helemaal niet naar huis, integendeel, dan ga ik de verkeerde kant uit, ik ben Hollander en wil hier blijven." Ze heeft me toen duidelijk gemaakt, mijn mond zat nog op 't slot, dat ze hier nog niet in staat waren om me de hulp te geven, die ik nodig had en dat ik daarom terug naar Engeland moest. Dus was ik een tijdlang afwezig. Net nadat Nederland was bevrijd, kwam ik weer terug bij onze brigade. Diverse jongens mochten een paar dagen met verlof om hun familie op te zoeken. Ik werd als chauffeur aangewezen om enkelen te vervoeren. (Het openbaar vervoer moest nog op gang komen). Natuurlijk zocht ik
Historische Vereniging
- 20 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 een rit uit die richting Noord-Holland voerde. Eerst moest ik een knaap in Den Haag afzetten. Zijn moeder was weduwe. Ze had nog een tweede zoon, die gedurende de oorlog ook buiten Nederland was. Omdat we wisten dat de gezondheid van die vrouw aan de zwakke kant was, zei ik: "We zullen proberen dit voorzichtig te doen, je moet maar niet voor de deur uitstappen. We moeten je komst maar even aan laten kondigen." Dit gebeurde, en toen hoorden we, dat haar andere zoon ook net was thuis gekomen. Toen ik hem enkele dagen later weer op wilde halen, kwam hij met tranen in de ogen aan de deur: "Mijn moeder is gisteren gestorven." De emoties waren toch teveel voor haar geweest. Toen ik dit hoorde, zei ik tegen hem: "Jij blijft de eerste dagen maar thuis en doet wat je doen moet. Ik regel dit wel met de dienst. En jij komt maar weer zodra dit mogelijk is." Een andere jongen moest ik naar Katwijk brengen. Hij had een vrouw en twee kinderen. Bij hem thuis werd niet opengedaan: de vrouw zat met de kinderen ergens in Gelderland. Nadat ik tenslotte nog iemand in Amsterdam had afgezet reed ik richting Loosdrecht om Grietje op te pikken. En vandaar gingen we naar Sint-Pancras. De verste bekende die ik zag, net over het spoor, was "knikker" Jan Verduin. Ik schreeuwde: "Hééé, knik-kerrrr...." Toch hij thuiskwam zei hij tegen zijn vrouw: "K heb ’m niet gezien maar Jan Wijn is thuis, ik hoorde hem !" Ik durfde eigenlijk ook niet zomaar plompverloren naar huis te gaan. Daarom tufte ik eerst eens de Bovenweg langs. Taam Bobeldijk en oude Jan Jonker zaten gezamenlijk op een hekje aan de kant van de weg. Ik stopte en stapte uit. Ze konden hun ogen niet geloven: nog 's ochtends hadden ze gehoord dat ik met mijn wagen in Frankrijk over de kop was gevlogen en zwaar gewond in een ziekenhuis lag. Jan is toen, zo snel hij kon, naar mijn vader gegaan om mijn komst aan te kondigen. Vader heeft ons toen opgehaald.
Historische Vereniging
- 21 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De laatste avond, dat ik thuis was, kwam burgemeester Kroonenburg vragen wat ik de volgende dag ging doen. Ik antwoordde: "Ik moet allereerst mijn verloofde thuis brengen en daarna moet ik maar weer eens bij mijn onderdeel gaan kijken." Dat kwam slecht uit, want voor de volgende dag waren er, mede te mijner ere, kinderfeesten georganiseerd en daar wilden ze me graag bijhebben. Vandaar dat hij vroeg: "Als je gedaan hebt, wat je moet doen, kun je dan niet terugkomen?" Wel, voor mezelf kon dat wel, maar daarvoor had ik niet genoeg benzine en de benzinepompen stonden toen allemaal nog droog.
Defile voor het ouderlijk huis van Jan Wijn.
De burgermeester zei dat hiervoor wellicht in Alkmaar een oplossing te vinden zou zijn. Hij zou er eens aan de bel trekken. Dit is inderdaad gelukt. Dus de volgende dag kon ik aanwezig zijn op het feestterrein.
Historische Vereniging
- 22 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Bij de boom burgemeester Kroonenburg, verloofde en Jan Wijn.
Toen ik later voorgoed thuiskwam, wilde ik voor mezelf tuinder worden. Daarvoor had ik vergunningen nodig. Voor het telen van groente moest ik die aanvragen op het Landbouwhuis te Alkmaar. Daar heb ik dus mijn verhaal afgestoken. "Welke diploma's heb je ?" vroegen ze daar. "Geen enkele," antwoordde ik, "in 1939 had je die nog niet nodig en wat er daarna in Holland is gebeurd, weet ik natuurlijk niet." Een van de leidinggevenden daar, de heer Schoen, vroeg me mijn gehele verhaal te vertellen. Daarmee is hij naar Den Haag gereisd. Dit had tot resultaat dat ik groente mocht gaan verbouwen. Maar ik wilde ook bloembollen telen. Aan iemand, die hiervan verstand had, vroeg ik hulp om de daarvoor benodigde vergunningen te verkrijgen. Hij vond dat dit ten opzichte van anderen niet juist was en wilde er niet aan beginnen. Toen heb ik burgemeester Kroonenburg gevraagd met me naar Den Haag te gaan. Willem Ootjers had een autootje, we wisten aan wat benzine te komen en tuften naar Den Haag. Daar zaten 16 heren achter een groene tafel. Nadat ze mijn zaak van alle kanten hadden bekeken kreeg ik van hen voor 15 are
Historische Vereniging
- 23 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 teeltvergunning voor bloembollen. (Latere oud-Indie gangers kregen, desgevraagd eveneens voor 15 are teeltvergunning). Vermoedelijk hadden de Nieuwlanden van mijn geval gehoord. Want op een dag werd me gevraagd bij Maarten Nieuwland te komen en hij en zijn zoon Gerbrandt gaven me toen nog teeltvergunning in bruikleen en kon ik als tuinder beginnen, zoals ik had gewenst. (Mededelingen van Jan Wijn.)
Historische Vereniging
- 24 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 VROEGE ILLEGALITEIT KLAAS BARTEN was een zoon van de Pancrasser veldwachter en gemeentebode Hermanus Barten. Deze laatste heeft hier o.a. gewoond op Bovenweg 2. In 1920 emigreerden Klaas en zijn vrouw naar Amerika. Daar vestigde hij zich als boekbinder. Door goed vakmanschap, 'goud op snee' was één van zijn kwaliteiten, en grote ijver slaagde hij er in een grote klantenkring op te bouwen. Ook zijn vrouw ging daar aan het werk, om mee te helpen aan de verwezenlijking van hun gezamenlijk ideaal: Mettertijd terugkeren naar Sint Pancras en daar rustig gaan leven in een eigen huis. In 1932, aan het begin van de crisisjaren, keerden ze terug met hun tienjarige zoon Charles, die geen woord Nederlands sprak. Ze trokken eerst bij hun (groot)ouders in en meester P. de Ruyter kreeg zijn (over)buurjongen onder zijn hoede. Iedere dag na schooltijd kreeg Charles van hem een uur bijles in de Nederlandse taal en daarvoor is hij zijn oude meester nu nog dankbaar. Inmiddels bouwde S. Zeegers voor hen een nieuw huis aan de Achterweg. (nu Destreelaan 127). Toen deze woning klaar was leek het, of ze hun ideaal hadden bereikt. Maar de aandelen, waarin boekbinder Klaas zijn geld had gestoken, kelderden en dit bracht hem ertoe zijn oude handwerk weer op te nemen, hetgeen overigens geen straf voor hem betekende. REMMERT VAN GRAFT zag in 1918 het levenslicht in een aan de Achterweg liggende boerderij ongeveer ter hoogte van garage Schot. (nu Ykema). Later verhuisde het gezin Van Graft naar het Noordeinde. Remmert bezocht de openbare school en ontmoette daar eerst meester Sinjewel en later meester De Ruyter. Daarna leerde hij aan de ambachtsschool te Alkmaar de beginselen van de elektrotechniek en diepte deze studie uit aan de M.T.S. in Haarlem. In juli 1939 slaagde hij met erg hoge cijfers en kon hij meteen aan de slag bij het bedrijf, waar hij zijn laatste stageplaats had gehad, het P.E.N. Toen ongeveer twee maanden later de mobilisatie werd afgekondigd, was hij één van de eersten die in dienst moest vanwege zijn eerdere studieuitstel.
Historische Vereniging
- 25 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Nadat hij 6 weken onder de wapenen was geweest, werd hij reeds bevorderd tot korporaal en eind maart 1940 werd hij sergeant. Tijden de meidagen '40 was hij in Rotterdam, met het bombardement moest hij zich ophouden in de buurt van het station D.P. Begin juni 1940 kwam hij, als vrijgelaten krijgsgevangene in Sint Pancras terug.
Remmert van Graft
Ons land was nog maar enkele dagen bezet gebied, toen de Duitsers reeds een inval deden in de Amsterdamse woning van Hendricus J.F.M. Sneevliet. Deze was in de vooroorlogse jaren op politiek gebied erg actief geweest en vermoedelijk omdat
Remmert van Graft
deze activiteiten erg links gericht waren, werd hij door de bezetter gezocht. Sneevliet is praktisch meteen na de capitulatie ondergedoken en onder de schuilnaam H. Bos vertoefde hij dan hier dan daar. Eén van zijn "duikadressen" was bij boekhandelaar - boekbinder Barten aan de Achterweg. Barten, die sympathiek stond ten opzichte van de links gerichte politiek, verrichtte voor de oorlog reeds bindwerk voor volgelingen van Sneevliet. En toen hij gevraagd werd om het zetwerk te willen verrichten voor het illegale Spartacus, (zowel de naam van een verzetsgroep, waarvan Sneevliet de leider was als van het door deze groep uitgegeven blad), weigerde hij niet, waarschijnlijk ook vanwege de hiervoor gegeven beloning. Het zetsel werd in huize Barten op de zolder klaar gemaakt en vervolgens naar Oterleek gebracht en daar werd het afgedrukt door het Spartacus-lid Witteveen.
Historische Vereniging
- 26 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Remmert van Graft kon moeilijk werk vinden in het beroep, waarvoor hij had geleerd. Omdat hij niet kon stilzitten, pakte hij aan, wat hij kon krijgen. Ook na zijn werk zat hij niet stil. Zo maakte hij kennis met een jongedame uit Oterleek en spoedig groeide deze kennismaking uit tot een vaste verkering met Alie Witteveen, dochter van de bovengenoemde drukker Witteveen. Remmerts aanstaande schoonvader was toen al flink betrokken bij het verzetswerk en wist ook hem hiervoor te interesseren.
De familie Barten
Lectuurverspreiding was één van de belangrijkste bezigheden van Spartacus. Remmert werd koerier en bracht o.a. het zetsel van Barten naar drukker Witteveen en nadien leverde hij het drukwerk af in Amsterdam. Begin 1942 namen de Duitsers een Spartacus-lid gevangen. Ze wisten hem dermate te pijnigen, dat hij begon door te slaan. Dit had tot gevolg dat bijna de gehele Spartacus-groep werd opgerold. Op 2
Historische Vereniging
- 27 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 maart 1942 werden Klaas Barten en Remmert van Graft gearresteerd. Bij zijn arrestatie door een Alkmaarse rechercheur werd hem de vraag gesteld waarom hij tegen de Duitsers was. Zijn wedervraag aan bovengenoemd persoon was: "Heeft U Rotterdam meegemaakt?" Dit waren tevens de laatste woorden, die zijn broer Klaas uit zijn mond hoorde. Afscheid nemen van zijn ouders, die beiden met griep in bed lagen, werd hem niet toegestaan. Drukker Witteveen en één van zijn dochters (niet Alie) behoorden eveneens tot de slachtoffers. Leider Sneevliet werd op een schuiladres in Brabant gevangen genomen. De belangrijkste Spartacus leden werden voorgeleid en spoedig daarna gefusilleerd. (Sneevliet en Witteveen op 12 april '42 te Amersfoort - zie krantenbericht onder aan blz.24) Remmert van Graft en Klaas Barten hebben eerst enige tijd in de Weteringschans gezeten. Barten wist daar berichten, geschreven op sigarettenvloeitjes en verstopt in de band van zijn pyjamabroek, uit de gevangenis te smokkelen en hield zo zijn vrouw enigszins van zijn toestand op de hoogte. Beiden werden niet berecht, vermoedelijk omdat er geen concrete beschuldiging was. Wel werden ze vastgehouden, omdat ze niet werden vertrouwd. Ze waren niet de enigsten! Veel van deze mensen overleefden de oorlog niet. Vanuit Amsterdam kwamen beiden later in het Doorgangskamp te Amersfoort terecht. Hiervandaan is Remmert naar Buchenwalde gegaan. Eenmaal in de veertien dagen mocht hij een kort briefje schrijven, òf aan zijn ouders, òf aan zijn verloofde. Tussen de regels kon wel worden gelezen, dat hij het slecht had. Ongeveer drie maanden voor zijn dood werd zijn laatste brief ontvangen. In bedekte termen schreef hij daarin dat het erg slecht met hem ging. Omdat zijn ouders voelden dat ze onder verdenking stonden vanwege hun politieke overtuiging, durfden ze zijn brieven niet te bewaren maar werden deze al gauw na ontvangst verbrand.
Historische Vereniging
- 28 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In juni 1943 is Remmert in Buchenwalde overleden. Ongeveer twee maanden later kreeg de familie hiervan bericht via het gemeentehuis van Sint Pancras. Van het Nederlandse Rode Kruis kreeg mevrouw Barten pas in 1949 te horen dat haar man op 8 november 1942 naar kamp Amersfoort was gebracht. Daar bleef hij tot 4 april 1943. Toen werd hij naar het concentratiekamp te Vught getransporteerd en op 6 september 1944 (dus bij de nadering van de geallieerde troepen, 5 september was dolle dinsdag) ging hij naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Daar is hij ook niet gebleven, later werd hij vastgehouden in Neuengamme. Voorzover na de oorlog nog viel na te gaan is hij tussen 16 maart en 3 mei 1945 overleden. Dit laatste kon eerst in oktober 1951 aan zijn familie worden bericht. De eerste na-oorlogse jaren zijn voor mevrouw Barten eenzaam en zwaar geweest. Financieel had ze het ontzettend moeilijk. Vermoedelijk omdat aanvankelijk het 'linkse' verzet in een minder goede reuk stond. Gelukkig dat dit veranderde. Later kreeg zij ondersteuning van de "Stichting 1940-1945". Omstreeks 1973 kwam mevrouw Barten aan de Sperwer te Sint Pancras wonen en hoewel haar gezichtsvermogens minder werden, was deze periode voor haar weer iets gelukkiger. (mededelingen van Charles Barten en Klaas van Graft)
Historische Vereniging
- 29 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 IK MOEST IN DUITSLAND WERKEN Tijdens de bezetting, toen men in Duitsland gebrek aan arbeidskrachten begon te krijgen, werden in ons land de loonbelastingadministraties opgevraagd van de bedrijven, die de bezetter onbelangrijk vond voor de oorlogvoering, om te worden uitgekamd op personen, jonger dan 45 jaar. Omdat er toen weinig 'zwart' werd gewerkt, was deze methode zeer effectief en kregen de Duitsers vrij gemakkelijk adressen van personen, die zij dachten dat in aanmerking kwamen voor verplichte tewerkstelling in Duitsland. Men ontving een oproep om op het Arbeidsbureau te worden gekeurd. In Alkmaar werd bijna iedereen door de keuringsarts, een N.S.B.er, geschikt verklaard. Enige dagen later moest men dan vertrekken. Ik werd op 1 april 1943 gekeurd en op 5 april moest ik naar Kassel vertrekken. Onderduiken was toen nog niet aan de orde van de dag. Dat begon ongeveer een maand later, na 7 mei 1943, toen de ‘totale krieg’ werd uitgeroepen. Onbewust speelde mee dat de crisisjaren met zijn werkloosheid en bittere armoede nog vers in het geheugen lagen en niemand zo'n beroerde tijd terugverlangde. Dus vertrok ik 5 april 1943 met de eerste trein uit Alkmaar. We waren met een man of tien en werden door een ambtenaar van het Arbeidsbureau, die de nodige papieren bij zich had, begeleid tot Amsterdam. Daar werden we overgedragen aan iemand, die ons naar de grens bracht. Nadat we de douane waren gepasseerd, kregen we onderdak in een met prikkeldraad afgezet kamp. Men gaf ons soep en brood te eten. Sommigen lustten het zure brood niet, vandaar dat ik een dubbele portie had. (Het zou wel meer gebeuren dat we iets niet lekker vonden). Later gingen we per trein verder Duitsland in. Iemand uit ons groepje, die een beetje Duits sprak, kreeg onze papieren onder zijn beheer. Via Schuttorf, Rheine, Ibbenburen en Osnabruck gingen we naar Lohne in Westfalen. Daar moesten we opnieuw uitstappen en konden we in de stationsrestauratie overnachten.
Historische Vereniging
- 30 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Meteen die eerste avond was er luchtalarm. We wisten niet waar we heen moesten en bleven dus maar zitten, waar we waren. Er gebeurde gelukkig niets. De volgende dag gingen we al vroeg verder richting Kassel. Daar aangekomen gingen we eerst naar het arbeidsbureau en vervolgens werden we in een kamp achter prikkeldraad gezet. Er stonden drie mogelijkheden voor ons open: -- De slechtste was tewerkstelling in de industrie, waarbij je werd gehuisvest in een barakkenkamp. -- Iets beter was werken en wonen bij een particulier. Je kreeg dan zelf een rantsoenkaart, maar je had geen contact met landgenoten. -- Met meerdere Nederlanders werken bij een klein- of middengroot bedrijf. Je had zelf een eigen rantsoenkaart voor levensmiddelen, melk, tabak enz. Het betekende wel dat je in diverse winkels je inkopen moest doen. Na enige tijd werden de mensen van onze groep opgehaald door vertegenwoordigers van diverse bedrijven. Roel en ik werden tijdens een sneeuwbui naar de tram gebracht. Toen bleek dat mijn schoenen niet waterdicht waren. We gingen naar Kassel-Bettenhausen, een industriegebied. In "onze" fabriek werden in vroeger tijden fietsen gefabriceerd, toen alleen nog gerepareerd. Verder maakten we krukken, zoals je ze nu nog wel ziet. Ook zogenaamde tracties, die in ziekenhuizen werden gebruikt bij sommige beenbreuken. Er wordt dan een installatie aan het bed bevestigd, waaraan gewichten hangen. Tevens maakten we zittingen, die in tanks werden aangebracht. Kleingoed dus. Onze werkweek, die normaal 48 uur bedroeg, was op 56 uur gebracht. Dit leverde ons een rantsoenkaart voor langdurige arbeid op. 's Zaterdagmiddags en 's zondags waren we vrij. We woonden in een rij bij de fabriek behorende woningen. Op de eerste verdieping. We hadden buren naast, achter en boven ons. Ergens op de begane grond was een douchegelegenheid. Die hadden we toen thuis nog niet. Gekookt werd er op gas. Er was een woon- en een slaapkamer. We sliepen op door onszelf gevulde strozakken en kregen daarbij enkele donkere dekens. Geen
Historische Vereniging
- 31 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 lakens. Ik heb ruim twee jaar onder die dekens geslapen, zonder dat ze ooit werden gewassen. De winkels van de bakker, slager, melkboer, enz. Waren dicht bij. Het was geen 200 meter lopen. Per week konden we 1 kg aardappelen kopen. Zonder bon. Hoe dat georganiseerd was, heb ik nooit begrepen. Ik rook niet en ruilde mijn rookartikelen om voor eten. In Holland was het voedsel toen zo goed niet als wij dit kregen. (En thuis dachten ze, dat wij honger leden).
Kassel, juli ’43 (Arie staat in het midden)
Toen wij tweeën daar aankwamen, waren er reeds twaalf Nederlanders. Gehuwden zouden om de drie maanden met verlof gaan, ongehuwden om het half jaar. Hier kwam weinig van terecht. De eerste drie maanden kreeg ik schilderwerk te verrichten. Daarna alle in de fabriek voorkomende werkzaamheden. Het werk viel wel mee. Je behoefde je niet druk te maken: ontslagen
Historische Vereniging
- 32 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 werd je toch niet! Natuurlijk zaten we er tegen onze zin. Het ergste vonden we de bombardementen. Als er overdag luchtalarm was, werd het werk stilgelegd en gingen we naar de schuilkelder. De niet-gewerkte uren werden doorbetaald. 's Nachts luchtalarm vonden we veel erger: je moest je wel aankleden en naar de schuilkelder gaan, want je kon nooit weten waar de bommen zouden vallen... De eerste moeilijkheden kwamen reeds in mei 1943, nadat de stuwdam in de Edeltalsperre was gebombardeerd. Dit gebeurde om ongeveer één uur in de nacht, 80 km stroomopwaarts van de Fulda. Het veroorzaakte de grootste overstroming die Kassel ooit gekend heeft. Wij woonden hoger op en hadden er toen geen last van. Dat was anders op 28 en 30 juli 1943. 's Morgens om een uur of elf kwamen de eerste bombardementen. Wij zaten er midden in; een angstige gewaarwording, het hart klopt in je keel! Bang vraag je je af: Overleven we het of niet? De aarde trilde en beefde, buiten was het een hels kabaal, de verlichting viel uit, kinderen huilden anderen schreeuwden om stilte! Toen het was afgelopen, moesten we glas zetten en puin ruimen. Je kon daarmee wel de spanning iets afreageren. Die avond was het een drukte van belang: mensen uit de binnenstad kwamen kijken naar de schade en wilden weten, wat er getroffen was. Vaak werd er luchtalarm gegeven. Meestal liep het met een sisser af. Op zondag 3 oktober echter niet. We waren toen eerst, zeven man sterk, naar de bioscoop geweest, waar "De baron van Munchhausen" werd vertoond. Na afloop gingen we een biertje drinken in een café, waar een Nederlandse pianist speelde. Dit was erg gezellig en tegelijk grepen we zo'n gelegenheid aan om te kijken of er ook bekenden naar Kassel waren gekomen. Daarna moesten we per benenwagen huiswaarts. Het weer was mooi en de sterrenhemel schitterend, ideaal voor een wandeling.... Totdat we in de verte vliegtuigen hoorden naderen en de sirenes begonnen te loeien, luchtalarm! Aan alle kanten begonnen zoeklichten de lucht af te tasten. Luchtafweerkanonnen begonnen te schieten. Als het zover was, moest je zorgen onderdak te komen, want alles wat men eerst de lucht injoeg, kwam later weer naar beneden.
Historische Vereniging
- 33 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De vliegtuigen gooiden lichtkogels uit en we wisten dat er dan ook bommen gingen vallen. De soldaten liepen achter de zoeklichten vandaan, maar vergaten ze te doven. Hollend zochten we een schuilkelder. We kwamen onder het kantoor van een gasfabriek terecht. We werden als het ware de kelder ingeblazen. Opnieuw braken spannende en angstige momenten aan. Overal om ons heen vielen de bommen.
Groepsfoto bij de fabriek (Arie 4e van links)
Na afloop van het bombardement moesten de mannen naar buiten gaan, vrouwen en kinderen moesten binnen blijven. Wij gingen op weg naar huis. Hier en daar waren grote brandhaarden. Ook huizen die bij onze fabriek behoorden, waren getroffen door brandbommen. We moesten helpen blussen. Een moeilijk karwei. Want naast het gas, waren ook waterleiding en elektra uitgevallen. Voor dit soort noodgevallen had men ijzeren bakken met 3 tot 4 kubieke meter water klaar staan. Dit werd er met emmers uitgeschept. In de emmer werd een soort van fietspomp gezet en dan maar
Historische Vereniging
- 34 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 pompen. Het resultaat was gering: de derde en vierde verdieping brandden geheel uit.
3 juni ’44 – na het bombardement
Het bleef rustig tot vrijdagavond 22 oktober. Maar toen was het dan ook goed raak! Aan het bombardement leek geen einde te komen... Toen we eindelijk de schuilkelder konden verlaten zagen we dat de stad aan alle kanten brandde. Bij ons was weinig of geen schade. De volgende morgen liep een Amsterdamse kennis bij ons aan, hij vertelde dat het in de gehele stad nog brandde. Tegen de middag kwam Sjaak uit de Jordaan. Hij was vrijdagavond naar de bioscoop geweest en vertelde dat de gehele binnenstad eveneens brandde. Hij had enorm zere ogen van de rook. Van een medische hulppost had hij hiervoor zalf gekregen. Hij vertelde dat mensen, die het bombardement overleefd hadden, wezenloos door de stad dwaalden, ze wisten niet waar ze naar toe moesten gaan, ze zagen geen enkel herkenningspunt, alles was verbrand.
Historische Vereniging
- 35 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Zaterdagavond werd de lucht nog roodgekleurd door de brandende stad. Het was huiveringwekkend! Wij gingen gekleed, alleen met de schoenen uit, naar bed, want de schrik zat er ook bij ons goed in. De daaropvolgende zondag gingen we in de stad eens poolshoogte nemen. Men had de brede, doorgaande wegen vrij gemaakt. De smallere straten waren nog onbegaanbaar. Hogere gebouwen, zoals scholen, brandden er nog lustig op los, ze waren alleen enkele verdiepingen lager geworden. Aan blussen viel niet te denken. De meeste huizen hadden een kelder, die als schuilgelegenheid was ingericht. Begrijpelijk dat tijdens het bombardement niemand de kelder verliet, daar was men nog betrekkelijk veilig. Toen het bombarderen ophield, was het onmogelijk om naar boven te gaan vanwege de alles verzengende vuurzee. Velen zijn toen door verstikking om het leven gekomen... Hulpploegen waren bezig met de kelders leeg te halen. Hier lagen negen lijken, daar vijf, een enkele maal wel twintig. Omdat de doden niet altijd direct konden worden afgedekt, was duidelijk te zien dat ze een afschuwelijke dood hadden gehad. Als je zoiets ziet, gaat er wel iets in je om: Je weet wat de Duitsers in Rotterdam en andere steden deden, toch gun je zoiets je ergste vijand niet. En je vraagt je tevens af: Ben ik de volgende keer 't slachtoffer? Tegenwoordig zien we op de t.v. de meest afschuwelijke tonelen uit oorlogsgebieden. Wanneer je er midden in zit is het toch wel even anders als thuis op je veilige stoel! Ook de geur van brand en andere, ondefinieerbare zaken ontbreken. Kennissen van ons kwamen eveneens om het leven: De uit Assen afkomstige Egbert wilde op de donderdagavond voor het bombardement zijn broer Fok bezoeken. Fok, hiervan onwetend, wilde naar Egbert gaan. Ze liepen elkaar mis. Fok was met een zestal anderen, ook uit Assen afkomstige knapen, bij particulieren in de stad ondergebracht. Pas maanden later, in januari '44, werden de kelders van deze woningen uitgegraven. Egbert was de enige, die de zeven jongens goed had gekend. Vandaar dat hij hen moest identificeren. Hij heeft dit gedaan. Daarna heeft men hem naar huis gestuurd, voorgoed…
Historische Vereniging
- 36 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Bekend is het bombardement op Dresden van 14 februari 1945. Dit veroorzaakte een ware vuurstorm. De eerste stad evenwel die een dergelijk lot had getroffen, was Hamburg op 27 juli 1943. De tweede was Kassel op 22 oktober 1943! Dat het goed raak was geweest blijkt ook uit het feit dat Herman Goering het getroffen gebied met een bezoek vereerde. Als pleister op de wonde kregen wij honderd extra sigaretten, een halve fles schnaps en een fles wijn en nog een ons koffiebonen en rijst. Daarop brak er een rustiger periode aan: geen bommen, alleen luchtalarm. Kerstmis 1943 konden we in onze fabriek wel versiering voor een kerstboom kopen, maar geen boom. Bertus uit Amersfoort, die in de fietsenreparatie werkte, wist raad: hij zou twee fietsen versieren en een zaag. Dan konden wij beiden, we trokken. wel vaker gezamenlijk op, een kerstboom uit het bos halen. Zijn voorstel klonk me wat vreemd in de oren: Thuis haalden we toch ook zomaar niet een boom uit het bos? Omdat ik hem kende als een echte opschepper en niet geloofde dat hij dit voorelkaar zou krijgen, stemde ik toch maar met zijn voorstel in. Maar op de zaterdag voor Kerst had hij toch twee fietsen en een zaag. Toen kon ik moeilijk meer 'nee' zeggen. We reden naar de andere kant van de stad. Daar ging ik op wacht staan en hij zaagde een boom om. We hadden een pracht van een kerstboom! Februari 1944 werd het vrije briefverkeer naar Holland afgeschaft; we mochten voortaan slechts twee brieven per maand naar huis sturen. Je kreeg daarvoor een kaart en die moest je op het postkantoor laten afstempelen bij het aanbieden van een brief. In oktober 1944 verstuurde ik mijn beide laatste brieven, ze zijn nooit aangekomen. In februari kregen we van het bedrijf, waar we werkten, een verplichte vaste aanstelling. Er was op vermeld dat er geen mogelijkheid bestond om tegen de een of andere clausule beroep aan te tekenen. Ergens was dit een lachertje: er was toen nooit een mogelijkheid om ergens tegen te kunnen protesteren.
Historische Vereniging
- 37 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
We woonden aan een binnenplein. Het plein werd afgesloten door een schutting. Je kon dit plein verlaten via een poort in de schutting en dan was je op straat. Plotseling werd de poort afgesloten. Ik weet nog niet waarom men dit deed. Als we naar de bakker of slager moesten of naar de cafetaria voor het middageten, moesten we door de hoofdingang en dat betekende een omweg van ongeveer 100 meter. Dat vonden wij iets teveel gevraagd. We waren allen jonge kerels, dus klommen we als katten over de poort, dan behoefden we niet om te lopen. Dit had tot gevolg dat de poort werd afgezet met prikkeldraad. Dus moesten we weer wat anders verzinnen. Aan de ene kant van de schutting stond een vaste ladder naar het dak van de fabriek, aan de andere kant stonden twee afzuigkokers, waartussen precies een ladder kon staan. Dat viel niemand op. Vandaar dat we daarna over het dak naar de andere kant gingen. Dit duurde tot ook dat vastliep. Eens kreeg ik net voor etenstijd van mijn chef werkopdrachten voor de komende middag. Meteen daarop ging de zoemer: etenstijd. Ik ging het dak op en kwam aan de andere kant naar beneden. Net passeerde mijn chef de poort. Hij riep me terug en vroeg waar ik vandaan kwam. Liegen had weinig zin, vandaar dat ik iets raadselachtig, zei: "Uit de lucht." Zijn reactie daarop was: "Geen flauwe kul, zeg op, hoe kom je hier!" Op dat moment kwamen mijn collega's al pratend over het dak aan. Hoofdschuddend zei hij: ”Het is onvoorstelbaar wat die broeders maken!" Er werd niet gescholden, we kregen geen schrobbering, maar wel werd de ladder weggehaald en voortaan konden we omlopen. Medio april 1944 waren we weer aan de beurt om gebombardeerd te worden. Rondom ons vielen de bommen! Er viel een bom op het plein voor de fabriek, schutting en poort werden helemaal weggeslagen. We behoefden niet meer om te lopen. Onze was en douchegelegenheid en onze kookplaats waren weggeblazen. Vlak er achter waren vier bommen gevallen. Het puinruimen en glaszetten kon opnieuw beginnen.
Historische Vereniging
- 38 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Vaak kwamen buurtbewoners bij me met hun draairamen. Dat leverde meestal een brood- of tabaksbon op en was dus een mooie aanvulling van mijn rantsoen. De bombardementen op andere stadsgedeelten heb ik niet bijgehouden. Daarvoor kwamen er veel te veel. In een artikel in de Volkskrant van 10 november 1994 vertelde een Rotterdammer dat er tienduizend doden zijn gevallen en dat de bevolking stront- en stront-bang was. Dat kan ik beamen. 6 juni 1944 hoorden we via een Engelse zender van de invasie in Normandië. We hadden daar een radio. Dat ding hadden we eens gekregen, er was alleen een lamp stuk. Voor ons geen probleem. Af en toe ontmoetten we een Amsterdamse elektricien, die particulier woonde. Hij repareerde radio's en had een kleine klantenkring opgebouwd. Af en toe wist hij goede lampen voor kapotte om te ruilen. Zo kreeg de één een goed toestel en de ander een toestel met alleen kapotte lampen. Voor ons had hij natuurlijk een goede lamp. Tot de val van Parijs konden we naar onze radio luisteren. Toen stond de radio te luid en werd er geconstateerd dat we naar de Engelse zender luisterden. Dus werd ons de radio afgenomen. Aan alles merkten we dat het slechter met de Duitsers ging: ze wonnen wel, altijd maar trokken steeds terug! Het aantal burgers, dat niet meer in de overwinning geloofde, groeide snel. Alleen de fanatiekelingen deden dit nog, die zeiden: 'Als straks ons nieuwe wapen klaar is gaat het beter'. Op een avond in augustus vroeg Amersfoortse Bertus: "Ga je mee een eindje rijden met de auto?" Ook nu dacht ik aan opschepperij: je gaat toch niet zomaar autorijden zonder rijbewijs en dan ook nog in een vreemd land? Dus zei ik: "Ja, dat is wel goed." Tot mijn stomme verbazing kwam hij met een autootje aanzetten. Ab uit Assen ging ook mee. In de schemering reden we bijna een troep krijgsgevangenen aan, die daar onder bewaking liepen. We hebben hem verteld dat we nooit weer bij hem in de auto zouden stappen.
Historische Vereniging
- 39 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Hadden Bertus en ik een jaar eerder op de fiets een kerstboom uit het bos gehaald, in december '44 ging Bertus met iemand per auto een boom uit het bos halen. En opnieuw hadden wij een prachtige kerstboom. In februari '45 werd onze werktijd verkort tot 48 uur per week. Blijkbaar ging de aflevering van de producten niet meer zo voorspoedig. Wij moesten puinruimen. Een boer gebruikte dit om de bomkraters op zijn land te vullen. Onze toeslagkaart voor langdurige arbeid kwam echter te vervallen en dat was minder leuk. In maart '45 zochten een paar dames brandhout tussen de puinhopen. Bertus bood aan het hout per auto bij hen thuis te bezorgen. Zo gezegd, zo gedaan. Vier man sterk brachten ze, zodra het donker was, het hout weg. Op de terugweg reed Bertus een paar mensen aan: de koplamp was stuk, een deuk in het spatbord, doorgereden na een ongeval, niet in het bezit van een rijbewijs, een auto van de zaak gepikt. Allemaal goed fout! Twee mannen spraken af de schuld op zich te nemen. De volgende morgen werd de bedrijfsleider ingelicht, die daarop de politie belde. De politie verscheen ogenblikkelijk en beide heren werden in de boeien geslagen en gevangen gezet. Ze werden niet voor de rechter gebracht, omdat het einde van de oorlog in zicht was. Er volgde dus geen veroordeling. Roel heeft tien en Bertus elf dagen vastgezeten. Het was maar goed dat de oorlog zo goed als afgelopen was, anders waren er meerderen van ons de gevangenis ingegaan. Een gezegde van onze bedrijfsleider was: "Kinderen, kinderen, wees toch verstandig!" 29 maart '45, witte donderdag, was onze laatste werkdag. We kregen onze levensmiddelenkaart en tevens werd ons loon uitbetaald. Goede vrijdag was een vrije dag, net als in 1944. Bij verschillende bedrijven steeg er toch rook op, blijkbaar werden er geheime dingen verbrand. Een duidelijk teken dat het einde naderde. Omdat een stad meestal verdedigd werd, besloten wij om 's avonds weg te gaan en een omtrekkende beweging in de richting van het
Historische Vereniging
- 40 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 bevrijdingsleger te maken. In het eerste dorp werden we reeds aangehouden: de bevolking hield de wacht. Ze stuurden ons naar een boer, daar konden we in het hooi slapen. De volgende morgen trokken we verder. Uiteindelijk belandden we in een bos. Daar stond een oude autobus en de deur was los. We brachten twee nachten in die bus door. Omdat alles rustig bleef, gingen we terug naar Kassel - Bettenhausen. De volgende morgen, nog erg vroeg, werden we wakker door een enorm lawaai. In de onmiddellijke nabijheid van ons bedrijf was een goederenstation. Tientallen mensen waren bezig met het plunderen van de goederenwagons. Ze sleepten dozen met zich mee. Wij zochten ook een paar van die dozen op. Er zat puddingpoeder in. Tevens organiseerden we nog een baal suiker. Toen kwam de politie en begon met scherp te schieten. Ieder vluchtte een kant uit. Later bleek dat er een Pool was doodgeschoten. De dag daarop gingen Ton uit Assen en ik op zoek naar eten. We werden aangehouden door twee met geweren bewapende soldaten. We moesten helpen suiker uit een spoorwagon te halen. Ons werd verteld dat de suiker bestemd was voor zieken, die in een schuilbunker lagen. Eerst moesten we echter een baal suiker brengen naar het huis van de soldaat, die daar de leiding had. Toen we op de terugweg onze kans schoon zagen, maakten Ton en ik dat we wegkwamen. Wel hadden we ontdekt dat een aantal kilometers bij ons vandaan met mortieren werd geschoten: het front naderde ons! Omstreeks vier uur zochten we onderdak in een bunker. Muren en dak van deze schuilplaats waren 1.80 meter dik. Na slechts enkele schermutselingen werden we, nog voor het donker was, bevrijd. Wat ons meteen opviel, was dat je de Amerikanen niet hoorde lopen. Duitsers, met spijkers onder hun laarzen, merkte je reeds van verre. De Amerikanen hadden weinig haast, in een kalm tempo trokken ze verder. We wisten een informatiebulletin te bemachtigen en daaruit bleek ons, dat we in een speerpunt zaten. De bedoeling van de Amerikanen was tweeërlei: linksom het Ruhr-gebied omsingelen en rechtsom in zuidelijke richting doorstoten.
Historische Vereniging
- 41 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Met zijn drieën besloten we uit deze speerpunt vandaan te trekken: veronderstel dat de Duitsers een doorbraak forceerden dan zaten we weer onder hun laars! We jatten een karretje, waarop net drie koffers pasten. Van wat vodden maakten we een vlag en die zetten we op de kar en zo begonnen we aan onze tocht. Bij een soldaat, die we onderweg ontmoetten, ruilden we onze vlag voor een pakje sigaretten. Een uur later werden we aangehouden: we mochten niet verder trekken, maar in het volgende stadje moesten we ons melden. Daar werd ons verteld dat het onmogelijk was om alle buitenlanders op te vangen als deze massaal naar huis trokken. Bovendien belemmerden we de aanvoer naar het front. Dat laatste hadden we reeds gemerkt: lange colonnes vrachtwagens met jerrycans, brugdelen, tanks en manschappen enz. enz. hadden we regelmatig ontmoet, onvoorstelbaar veel materiaal! In dat stadje wezen ze ons een barak aan, waarin we voorlopig onderdak konden krijgen. Er arriveerden daar ook veel Polen, maar geen Nederlanders. We kregen daar een informatiebulletin onder ogen, waarin de nieuwste posities van de geallieerden werden aangegeven. Gewapend met die kennis en gezien de grote hoeveelheid aangevoerde versterkingen besloten we om de volgende dag weer naar Kassel terug te gaan. Want we dachten eerder vanuit een grote plaats te kunnen vertrekken. In Kassel werden we verwezen naar een luchtmachtkazerne, die uit verschillende gebouwen bestond. Nederland, Belgie, Frankrijk, Polen, Rusland, ieder land kreeg een apart gebouw toegewezen. De Russen vormden de grootste groep en ze werden gevolgd door de Polen. Wij behoorden tot de eersten, die in het 'Nederlandse' gebouw kwamen en zochten een prachtige kamer uit. Vervolgens gingen we op zoek of er nog meer te vinden zou zijn, dat van onze gading was en jawel: we vonden een aantal achtergelaten muziekinstrumenten. Ik had een bazuin, die ik later heb geruild voor een schuiftrombone. Verder vond ik schoenen, een doos tafelmessen, een liter groene inkt en een schrijfboek.
Historische Vereniging
- 42 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Russen en Polen maakten geregeld ruzie. Daarom werd er besloten om in deze kazerne alleen de Russen te huisvesten. Alle andere nationaliteiten werden naar een barakkenkamp aan de andere kant van de stad gebracht. Kennissen van ons woonden daar in de buurt, die hadden de bovenverdieping van een huis vrij en daar mochten wij in. Eerder woonden er Duitsers in de woning. Die hadden ze er uitgejaagd, want zo deden zij in Holland. Je kon daar cursussen volgen: Engels en autotechniek. Ook stelden we een internationale voetbalcompetitie op: Polen Nederland, Frankrijk - België, enz. Drie wedstrijden per dag. Van datums hadden we geen weet meer: we hadden geen krant, geen radio, geen werk. Alle dagen waren precies gelijk. Op een goede dag werd ons verteld dat we de volgende dag naar Holland zouden vertrekken. Er kwamen militaire vrachtwagens en daarop moesten we plaats nemen. Gelukkig was het droog weer, we zaten in de open lucht. Onze eindbestemming was Heerlerheide. Daar wachtte een politieke commissie ons op: N.S.B.-ers en aanverwante artikelen draaiden meteen de nor in. Vervolgens werden we ontluisd. Een wit poeder, vermoedelijk D.D.T., werd onder je oksels en in je onderbroek gespoten. Ongeveer een week bleven we daar, we waren in een school gehuisvest. Daarna werden we met vrachtwagens naar station Maastricht gebracht, waar een trein gereed stond. Vervolgens gingen we via België naar Amersfoort om daar in het concentratiekamp te overnachten. De volgende morgen vroeg ging ik per trein naar Alkmaar. Als inwoner van Koedijk moest ik me daar melden. Dat ging mooi niet door, ik ging regelrecht naar het Zuidend. Onderweg ontmoette ik Piet Veldboer, de oom van brandweercommandant Piet Veldboer. Hij had een handkar en daarop mocht ik mijn koffer zetten en zo ging het op huis aan. Op 5 juni 1945 kwam ik weer thuis. Ik was toen precies 26 maanden weggeweest, van 6 april 1943 tot 5 juni 1945.
Historische Vereniging
- 43 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Dit is slechts een greep uit het vele, dat we beleefden. Er zou nog wel meer te vertellen zijn, zoals de discriminatie: "die verd...... Auslander". het verplichte lidmaatschap van het D.A.F.(=Deutsche Arbeitsfront), de vakbond. De filmsterren uit die tijd: Hans Albers, Heinz Ruhmann,Hans Moser, Theo Lingen, Magda Schneider (de moeder van de uit de 'Sissi'films bekend geworden Romy Schneider) Marika Rokk en veel anderen. dat wij borg moesten staan voor verlofgangers, kwamen dezen niet terug, dan kregen wij geen verlof. dat Joden een ster zichtbaar moesten dragen is vrij bekend, maar dat Polen een 'P' en Russen 'OST' moes ten dragen is bij ons minder bekend. Arie Wester. ****
Historische Vereniging
- 44 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 BIJ PIERSMA KLOPTE BEN ENGELSE VLIEGER AAN... In 1943 moest ik onderduiken. Ik bleef evenwel thuis. 's Morgens in alle vroegte ging ik naar het rietbos. Daar had ik eerder vaak rondgezworven en ik wist er de weg op mijn duimpje. Voor iemand, niet op de hoogte van de geulen en drassige plaatsen, die daar kris-kras verspreid aanwezig zijn, is het een levensgevaarlijk gebied, voor ons was het een prachtige schuilplaats. Ik was daar meestal aan het vissen, er zaten veel karpers en ik verveelde me geen moment. Het gebeurde ook wel dat ik daar met een aantal buurjongens was en ook dan hielden we elkaar best bezig. Soms zagen we Engelse vliegtuigen, die een in de Ringsloot varende schuit beschoten. 's Nachts sliep ik in de regel thuis. In de nacht van 25 op 26 juni werd ik door mijn moeder wakker gemaakt, want er was lawaai bij de deur. Toen ik bij mijn positieven was, hoorde ik het ook: Er werd tegen de deur gebonsd en er werd wat geschreeuwd, ‘hello’ of iets dergelijks. Omdat het niet erg Duits klonk, besloot ik de deur te openen. Op de stoep lag een gewonde Engelse vlieger. Met mijn ouders heb ik die man naar binnen gesjouwd. Later bleek dat deze gewonde vlieger, een Canadees staartschutter in een bommenwerper was. Ze waren met hun vliegtuig uit de koers geraakt en werden door het Duitse luchtafweergeschut, dat op het vliegveld Bergen was opgesteld, naar beneden geschoten. Het vliegtuig kwam in de buurt van Bergen terecht, de bemanning wist er tijdig per parachute uit te springen en kwam in onze omgeving aan de grond: enkelen in de buurt van Bergen, een lid viel in een sloot bij Huiswaard en heeft dit niet overleefd, een ander landde in de weilanden van boer Blom en werd door de Duitsers gevangen genomen en deze soldaat, Ray Munson geheten, kwam achter in onze tuin terecht. Later schreef Ray ons: ""Toen ik in uw tuin landde, raakte ik bewusteloos. Ik kwam zo hardhandig terecht en kon niets zien, omdat het zo donker was. Ik deed mijn parachute af en trok mijn reddingsvest uit. Toen nam ik mijn jerrycan op en probeerde hem te vullen met water. Was daar vlakbij geen water ? Ik probeerde te lopen, maar dat ging niet. Ik wist niet hoe
Historische Vereniging
- 45 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 zwaar ik gewond was, totdat ik plotseling ontdekte, dat ik vreselijk bloedde en hulp nodig had. Ik verbond mijn been wat en toen bemerkte ik uw huis. Ik kroop op mijn knieën tot aan de deur en klopte hard aan. Ik geloof dat uw moeder hij de deur kwam en me naar binnen hielp.""
Vader en moeder Piersma ca. 1950, naast hen de stoep waarop ze Ray vonden.
Toen we hem in de kamer hadden, konden we beter bekijken hoe erg hij gewond was. Zijn voet vertoonde een gapende wond, het lag opzij helemaal open tot boven de enkel. En bloeden dat het deed... Ik had iets van E.H.B.O. geleerd en dacht: "Dat moet zo gauw mogelijk afgebonden worden.” Maar touw hadden we niet. Toen heb ik hem zo goed en kwaad als dat ging gevraagd naar zijn parachute en dat wist hij aan te duiden. Dat ding heb ik gevonden en ik heb er een aantal repen zijdeachtige stof afgesneden. Daarmee heb ik dat been, vlak onder de knie, afgebonden. Zo stevig, dat dokter Destrée later mopperde wie dat toch zo vast had gemaakt.
Historische Vereniging
- 46 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ja, de dokter moest er aan te pas komen. We mochten alleen 's nachts niet over straat. Gelukkig was mijn broer Pier thuis. Die was bij de gemeentepolitie in Almelo en mocht in uniform gedurende de spertijd wel buiten wezen. Die heeft toen dokter Destrée opgehaald. Na een eerste onderzoek vond dokter dat hij die man even weg moest maken. Dat wilde Ray beslist niet. Destrée haalde zijn schouders op: Dan zo maar. Toen Ray echter een hoeveelheid jodium in de wond kreeg, raakte hij vanzelf buiten westen.
Tekening van dokter Destrée. Ray ligt bij Piersma in de kamer. (let op het afgebonden been)
Nadat Destrée de eerste hulp had verleend, zei hij: "Deze man moet naar een ziekenhuis, anders redt hij het niet. Ik moest de Duitsers maar even waarschuwen." Wat later kwam Destrée met enkele Duitsers terug. Aanvankelijk traden de Duitsers nogal wreed op: "Waar is de Schweinhund, Aufstehen" riepen ze en ze probeerden hem omhoog te sjorren. Destrée sprong er meteen tussen in en beduidde hen dat dit zo niet ging, dat de man daarvoor te zwaar gewond was. Hierna traden de Duitsers wat menselijker op, ze hebben Ray in een soort ziekenauto meegenomen en brachten hem naar de Willebrordus
Historische Vereniging
- 47 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 in Heiloo en later is hij via Amsterdam naar een ziekenhuis in Duitsland gebracht. Wij dachten dat zijn been wel onder de knie zou worden geamputeerd, maar dank zij de goede behandeling bleek dat niet nodig te zijn. Zelf schreef hij later : ""Ik ben ongeveer een maand in een ziekenhuis te Amsterdam geweest. Toen werd ik naar Duitsland gebracht, naar Frankfurt am Main voor een ondervraging. Van juli 1943 tot oktober 1944 heb ik daar in een ziekenhuis gelegen. Daarna werd ik naar een gevangenkamp overgebracht. In april 1945 werd ik daar door de Amerikanen bevrijd."" Na zijn terugkeer is Ray op een postkantoor gaan werken, is hij getrouwd en kreeg twee kinderen. Zelf schreef hij alleen maar. Zijn moeder is met een tante eens bij mijn ouders op bezoek geweest om hun dank uit te spreken voor hetgeen zij deden voor Ray. Zelf had hij toen graag meegewild, maar was niet financieel krachtig genoeg om de reis te bekostigen. B. Piersma.
Historische Vereniging
- 48 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 KIPPEN DOKEN BIJ PIERSMA ONDER Bate Piersma had een kameraad, die op een grote boerderij tussen Rustenburg en Ursem woonde. Naast de gewone veestapel hield men op die boerderij ongeveer 100 kippen. Toen de bezetter hen een vragenlijst stuurde, vulden ze getrouwelijk het aantal kippen in dat ze bezaten. Vandaar dat hun op een kwade dag werd bericht dat ze de kippen mettertijd aan de Wehrmacht moesten leveren. Hierin hadden ze niet veel zin en daarom vroegen ze Bate of ze hun kippen bij hem konden onderbrengen. Deze had daartegen niet het minste bezwaar als er maar gezorgd werd voor voldoende voer, want ook kippenvoer was in de oorlog een schaars artikel. Aldus werd de zaak geregeld. Enige tijd later kwamen de Duitsers in Rustenburg de kippen halen. "Ja, die zijn weg." Waar ze te vinden waren was de voormalige eigenaars onbekend en verder hielden ze zich van de domme. Het Duitse antwoord aan de beide jongens was: "We nemen nu jullie vader mee. Zodra we van jullie bericht krijgen dat de kippen terug zijn, komt hij vrij. Hebben we evenwel over een week nog niets van jullie gehoord, dan halen we ook één van jullie beiden op." Dus kwamen de mannen bij Bate: "De kippen moeten terug, zo en zo is het geval." , De eerste reactie van Bate was: "Weten die Duitsers hoe jullie kippen er uit zien ?" Wel, de bezetters hadden eerder nooit een kijkje op de boerderij genomen, dus wat voor soort en bijzonderheden de beesten hadden, was hun onbekend. Bate vond dat het zonde zou zijn dat de Duitsers 100 beste Noordhollandse blauwe in handen zouden krijgen en stelde daarop voor: "Als we de zaak eens omruilden, ik houd die 100 en heb wel een stelletje, dat voor de Duitsers geschikt is, wat oudere met wat hanen er tussen en zo voort, die gaan bij jullie in de, schuur." Hiertegen hadden de Rustenburgers niet het minste bezwaar. Op een avond werd een honderdtal kippen en hanen in drie grote kisten gestopt. Deze werden op het onderstel van een kinderwagen gezet en zo moesten ze, bij donker, over de slingerdijk naar Rustenburg. Eén van de broers vond de onderneming wel wat gevaarlijk, maar Bates bescheid was: "Och wat, die moffen kom je 's nachts niet op dat slingerdijkje tegen, daar behoef je niet bang voor te
Historische Vereniging
- 49 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 wezen. Het is aardedonker, geen mens, die ons opmerkt." Zo gebeurde en alles ging heel voorspoedig, totdat de broers ergens een binnendijkje wisten, dat leidde naar de kortste weg tot hun boerderij. We moesten toen van die hoge dijk naar beneden, in volslagen duisternis, niet wetend van het juiste beloop van de weg. Het kon dan ook niet uitblijven: op een gegeven moment ging de hele zaak ondersteboven. Beginnen me die kippen en hanen daar in die stille nacht een spektakel te maken... Voor ons gevoel konden ze het lawaai mijlen ver horen. Een van de gebroeders wilde meteen de benen nemen. Ik wist hem te weerhouden: "Ben je nu helemaal, de zaak moet overeind en dan rijden ! " Iets wat in het donker gemakkelijker gezegd, dan gedaan was. Maar uiteindelijk stond alles weer op zijn pootjes en daarna waren we al gauw in de buurt van de boerderij. Er viel nog één moeilijkheid te overwinnen: We moesten met de kisten via een plank over een brede sloot zien te komen. Hoewel ook dit geen gemakkelijk karwei was, slaagden we er in de beesten in de hokken te krijgen en toen konden de heren maar komen. Enkele dagen later liep de oude baas weer vrij rond. B.Piersma.
Schermermolens in die tijd, Aad Destrée + hongerevacué.
Historische Vereniging
- 50 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 KNECHT BIJ DOKTER DESTREE Omdat dokter Destrée gebrek had aan iemand, die kon melken en in staat was allerlei tuinkarweitjes op te knappen, dus zo gezegd een mannetje voor "de eigen voedselvoorziening" zocht, kwam hij bij mijn vader vragen of die niet zo iemand had. Dat was de juiste man raak want pa had negen zonen en drie dochters! Zodoende kwam ik bij dokter Destrée en maakte daar de oorlog mee. Af en toe was dit wel link. De Duitsers hebben heel wat keren naar de dokter gezocht. In zijn grote huis was een schuilplaats gemaakt boven de gangkast. Daarin was ruimte voor een viertal personen, die daarin niet rechtop konden staan, maar moesten blijven zitten. We hebben er meerdere malen met zijn vieren in gezeten en de Duitsers hebben ons daar gelukkig nooit kunnen vinden als ze het huis doorzochten, met de geweren op scherp. De schuilplaats was vrij hoog, je kon er alleen met behulp van een laddertje inkomen en voor de opening hing een schilderij. Dokter Destree zelf heeft er niet zo vaak gebruik van gemaakt. Als er een razzia kwam, kreeg hij van tevoren een tip en dan was hij op tijd weg. Vijftig jaar later heb ik de dokter, die nu in dit huis woont, gevraagd of de schuilplaats er nog is. "Ja", antwoordde hij, "kom maar eens kijken!" Dat heb ik gedaan en dokter Neve heeft bij die gelegenheid de schuilplaats opgemeten, deze was 2 meter lang, 1 meter breed en 1 meter hoog. Dokter had ook een jong varken en dat heb ik verzorgd. Voor de oorlog was ik slagersbediende bij Bernard Koomen op de Laat in Alkmaar. Daar had ik het slachten en uitbenen geleerd. Vandaar dat ik later dit arme beest ook heb geslacht. De koe van dokter stond in de schuur, achter in de tuin. Die moest ik 's morgens en 's avonds melken en verder verzorgen. Met het schuitje van dokter ging ik varen en gras jutten voor de koe. Verder was er een fruitboomgaard. Tevens had ik de zorg voor de kippen en de konijnen. In 1942 haalde ik mijn E.H.B.O. diploma. Het gebeurde wel eens dat er mensen kwamen en de dokter niet thuis was. Dan kon ik mensen, die gewond waren, helpen en verbinden.
Historische Vereniging
- 51 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Eens werd de dokter opgebeld: er was weer een trein beschoten, de locomotief was kapot, de trein kon niet verder, maar er waren ook gewonden. Dokter Destree en mijnheer Fluitman, een onderduiker die ook dokter was, gingen er heen. Ik moest ook mee. Samen hebben we toen de gewonden verbonden. Er waren toen ook enkele Duitse soldaten gewond. Die hebben we ook geholpen, maar dezen wisten niet dat het dokter Destrée was, die hen hielp. September 1944 was er een razzia. Wij vluchtten naar het land van C. Duif en kropen tussen de maïs- en tabaksplanten. Mijnheer Fluitman lag onder een berg maïsplanten en omdat de Duitsers boven op hem trapten, werd hij het eerst gevonden. Daarna pakten ze ook ons. En hierbij waren o.a ook Charles Destrée, Thijs de Pee, Jan Kouwen, Cor de Koning en de verloofde van Aafje Schuur. Met een overvalwagen werden we weggevoerd naar Den Helder. We werden opgesloten in de Tuindorp-school. Gelukkig werden we na 2 dagen weer vrijgelaten. Eens deden de Duitsers huis huiszoeking bij dokter. Ze vonden toen etenswaren en deze namen ze in beslag. Dokter had ook een keldertje onder de vloer. Daarin lagen een aantal flessen wijn, ook die werden meegenomen.Ook zijn motorfiets pikten ze in. Willem van Baar
(Jannie Pauw werkte toen ook bij dokter. Zij heeft toen nog een foto van me gemaakt ik zat toen op die motor bij de garage)
Historische Vereniging
- 52 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Alles was overhoop gehaald. Op de garagezolder stonden een partij medicijnflesjes. Daar was een puinhoop van gemaakt. Vlak voor het einde van de oorlog kwamen de Duitsers nog eens terug om wat voedsel en wijn terug te brengen. Ze hadden het per vergissing meegenomen. Ik moest hen helpen met afladen. In die wagen lagen ook zo maar open en bloot een aantal wapens. Dokter Destrée was toen in St.Pancras, het Zuideinde en Oudorp erg gezien. W. van Baar, 3e Oosterberg 10 , 1931 EC Egmond a.Z.
Dokter Destrée tijdens zijn afscheidsreceptie.
Historische Vereniging
- 53 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Koentje. Aanvankelijk werd na de oorlog de OPBOUWDIENST opgericht, een organisatie zonder politieke bijbedoelingen, waarvan een Nederlandse majoor de leiding had. Mei 1941 stelde Rijkscommissaris Seys – Inquart hiervoor de ARBEIDSDIENST in de plaats. Dit was een organisatie die trachtte de Nederlanders te winnen voor het nationaal socialisme. Alle Nederlandse jongelieden, van beiderlei kunne, werden verplicht hieraan deel te nemen. De diensttijd duurde een half jaar. Wie toegelaten wilde worden tot een staatsambt, zich als student bij een universiteit wilde laten inschrijven, examen wilde doen, moest aan zijn arbeidsdienstplicht voldaan hebben. Tijdens de dienst werd er geëxerceerd, werden de jongeren gewezen op de zegeningen van het nationaal socialisme, werd er gewerkt in o.m. projecten van de Nederlandse Heide maatschappij. Vanaf 1942 probeerde de bezetter in de arbeidskamper vrijwilligers te vinden voor arbeid achter het oostfront. Door gebrek aan kampruimte is de arbeidsdienst uiteindelijk niet geworden wat de Rijkscommissaris ervan verwachtte. Jan van Horck, van wie een aantal mededelingen in andere artikeltjes is verwerkt, begon zijn verhaal met: "Ik moest onderduiken voor de arbeidsdienst. De pastoor had een adres voor me op Huiswaard. Daar wilde ik echter niet heen, ik dook bij Jan Meereboer onder". Naast de pastoor erkenden ook andere kerkgenootschappen de ideële gevaren van de arbeidsdienst, zo drong de kerkeraad van de geref. kerk van St. Pancras er bij haar synode op aan tegen de arbeidsdienst stelling te nemen. In een ander artikeltje wordt vermeld dat Kees Goezinne de arbeidsdienst ontvluchtte en zijn uniform ergens begroef. Geregeld werd in de onder censuur staande pers reclame gemaakt voor de arbeidsdienst gepersonifieerd in ‘Koenraad van de Arbeidsdienst’. In een aantal plaatjes werden de goede eigenschappen van Koenraad, die deze had aangeleerd in de arbeidsdienst, ten toon gesteld, zoals:
Historische Vereniging
- 54 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 - hij had zwemmen geleerd in de arbeidsdienst en kon daardoor een drenkeling redden, - redde iemand met heldenmoed uit een vlammenzee, - keerde met moed en kracht op hol geslagen paarden, - had in de bus sterke benen (opstaan voor ouderen)
In onderstaand oorlogsgedicht werd getracht op komische wijze de hulpvaardige en flinke Koen belachelijk te maken. 'De redder in nood' of 'Koentjes weldaad' Een oudere uit Lutjebroek, ging met zijn maat op huisbezoek, Al lopend in de stille polder op weg naar boer Hendrikus Bolder, kreeg onze man, hij heette Broest, een gevoel alsof hij poepen moest. En steeds maar groter werd de nood,, hij wist geen raad, zijn angst was groot.
Historische Vereniging
- 55 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Waar kon hij hier met goed fatsoen, zo gauw zijn grote boodschap doen? De een'ge oplossing was..... zijn ei te leggen in het gras. Een endje verder, bij een struik zei hij opeens: ”Zeg broeder Kruik loop jij maar even langzaam door, ik ben in een wip weer bij je hoor". Hè, hè, vlug even uit de broek, hij bakte een-twee-drie een koek, waarop zijn vrouw jaloers kon wezen, licht bruin van kleur en mooi gerezen. Hij liet een zucht, toen 't was gedaan: dat was hem netjes afgegaan. En nu nog gauw een stuk papier, dan kon hij vrolijk weer van hier. Maar och, helaas, wat een verdriet, wat hij moest hebben, had hij niet... Zo zat hij een minuut of vijf, och, lieve help, wat werd hij stijf, van steeds maar op zijn hurken zitten, hij kon hier toch niet blijven klitten, op 't zelfde plekje, waar het ook na een'ge tijd niet fris meer rook. Maar toen de nood het hoogste was kwam ook als steeds de redding ras. Want plotsling voelde hij een hand die zachtjes veegde langs de billenrand, en hoedzaam zijn derrière en gatje schoon streek met een watje. Nu vraag ik u, wie heeft deez' daad verricht Wie deed hier zo getrouw zijn plicht? Wie was als steeds paraat en toonde zich een man-van-daad? Wie gaf, zonder één woord te kikken in deez’ benauwde ogenblikken Zonder dat hem dit verdroot zichzelven voor een volksgenoot? Zijn metgezel op deze reis? Wat zotte praat, gij zijt niet wijs.
Historische Vereniging
- 56 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het was Koenraad, Koentje zo gereed van d'arbeidsdienst, die hier een weldaad deed! Ingezonden door Arie Wester.
Historische Vereniging
- 57 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 VERVOER Direct na de capitulatie werd de benzine schaars. Autobussen gingen rijden op houtgas, dat ze door middel van een achter op de bus gemonteerde installatie, waarin kleine houtblokjes werden gedeponeerd, verkregen. Jan Kooy en Ab Meier gingen met de tijd mee en lasten dergelijke houtgasgeneratoren in elkaar. De nieuwe brandstof gaf wel eens problemen: enerzijds omdat de generatoren onderhoudsgevoelig waren, anderzijds omdat het eenvoudig was om een storing te veroorzaken.Van beide een voorbeeld: 3 okt. 1940 vermeldde de Alkmaarsche Courant: St. Pancras. Een houtgenerator achter op een H.A.B.O. bus, die ’s avonds om 6 uur ons dorp passeert, raakte in brand. Onder de hoofdzakelijk vrouwelijke passagiers ontstond enige paniek, toen men de bus wilde verlaten, waardoor een mevrouw werd gewond. De brand werd met zand geblust. en op 27 febr. 1941: De jeugd van Langedijk stopt stukjes hout of aardappel in de trekgaten van de houtpasgeneratoren met als gevolg dat de bus tot stilstand komt. In de laatste oorlogsjaren reed er, omdat toen overal gebrek aan was, praktisch geen enkele bus meer. Vandaar dat men toen was aangewezen op echte paardekrachten. De baas van Jan van Horick, Jan Meereboer had paarden en wagens en was vrachtrijder voor derden. Jan van Horick herinnert zich hoe eens burgemeester Jaap Kroonenburg bij Meereboer kwam met de boodschap: "In de garage van Dirk Minnesma zijn een aantal Duitse soldaten. Zij willen bescherming door middel van een aarden wal aan de buitenkant van de garage. Kunnen jullie dat niet even doen? Met een driewieler-kar reed Jan zand uit de omringende tuinen naar de garage. Die soldaten zijn daar enige tijd gebleven, toen verdwenen ze weer. Jan herinnert zich nog een dikke Duitse soldaat, Willy geheten. Een aardige vent, tegen hem kon je alles zeggen. Hij wilde liever dat vandaag de oorlog voorbij was in plaats van morgen.
Historische Vereniging
- 58 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 (Achter in de garage stond een keukenwagen. Er behoorden drie Duitsers bij, Willie, Fritz en Reingold. Hem noemden wij 'Opa' en dat vond hij niet leuk).
Ook werden paard en wagen van Meereboer gevorderd om munitie uit een pakhuis aan het Ritsevoort te Alkmaar te halen en te brengen naar de kust. Met een wagen op luchtbanden ging het naar Bergen aan Zee. Daar werd het overgeladen op driewieler-karren en deze brachten het door de duinen naar de bestemde plaatsen. Piet Leering had een stuk rietbos en liet 's winters dit riet maaien en tot bossen binden. Een Nederlandse aannemer gebruikte het riet voor de duinbescherming. (tegengaan van het wegstuiven van zand en bevorderen van de duinvorming). Jan van Horick moest het riet naar de kust brengen. Voor de doorsneeburger was de kuststrook verboden gebied, alleen zij die in het bezit waren van een speciale pas mochten daar komen. Na het lossen van de vracht, at Jan meestal bij de Duitse soldaten, die in de duinen waren gelegerd. Als retourvracht kon hij altijd wel een paar palen of balken vinden en niemand die er iets van zei, dat hij deze op eigen initiatief meenam. Eenmaal liep het mis, toen werd hij bij zijn maaltijd weggehaald en moest hij met paard en wagen meegaan naar het strand. Daar waren een aantal lijken aangespoeld. De Duitsers zeiden dat het Tommies waren, maar het waren Duitsers. De soldaten laadden de lijken op zijn wagen en hij moest deze vervolgens naar een garage in Bergen aan zee brengen. ""Op een keer gingen moeder, mijn broertje en ik oude buren opzoeken die aan de Westdijk in Heerhugowaard woonden. Op één fiets. Maar anders dan men nu zou vermoeden. De eerste reed een stukje, zette de fiets neer en liep dan verder. De tweede pakte vervolgens de fiets en zette deze neer, zodat tenslotte de derde aan de beurt kwam. Van dat bezoek weet ik niets meer, maar het reisje is me bijgebleven. "" ""Iets soortgelijks. Dan liep je met je moeder naar de stad. Op de terugweg kwam Arie van der Veer of Rentenaar met de paardenbestelwagen achterop rijden. Dan ging je vanaf de Halvemaansbrug aan de wagen hangen. Dat je moeder alleen verder moest, was niet leuk, maar zij was blij als haar kind gemakkelijk thuiskwam.""
Historische Vereniging
- 59 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Omdat zijn oudste broer Jan de in 1896 te Broek opgerichte winkel in schoeisel, stoffen en lederwaren van zijn vader erfde, moest Piet Vroegop iets anders zoeken en trok hij naar St. Pancras om daar zelf een dergelijke zaak te starten. In de crisisjaren voorwaar geen gemakkelijke opgave. Al gauw wist hij voor zijn handel een autootje te begaan, want in de Wieringermeer, toen nog niet zo lang drooggelegd, zag en vond ook hij een vruchtbaar gebied voor zijn affaires. Vetleren laarzen waren daar een gewild artikel. Toen de Duitsers hier binnenkwamen, namen ze hem al spoedig zijn gemotoriseerd vervoermiddel af. Hij schafte zich daarom een ventwagen en paarden aan. In de laatste oorlogsjaren, toen het met de autobussen steeds slechter begon te worden, kwam Vroegop op het idee personenvervoer Langedijk - Alkmaar met paard en wagen te beginnen. Hij had inmiddels een zestal paarden, een diligence en vond twee rustige koetsiers in Henk Bouwma uit Heerhugowaard en Langerak Sr. Twee maal per dag was er gelegenheid om van of naar Alkmaar reizen. Evenals bij de vooroorlogse busdiensten, kon men overal onderweg instappen, maar waren er ook enkele vaste halteplaatsen. Tot aan het einde van de oorlog was hij op deze wijze de Pancrasser- en Broeker bevolking van dienst. Mededelingen van Hennie Vroegop, Jan van Horick, Willie van Dalen-Geluk.
Historische Vereniging
- 60 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Hierin werd de baby meegenomen
De Schoenenwagen van Piet Vroegop
Historische Vereniging
- 61 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 IN ZORG EN VERDRIET De oorlog heeft mijn ouders veel verdriet en ellende bezorgd. Zelf was ik, toen het allemaal begon, nog maar tien jaar oud. Dus is veel aan mij voorbijgegaan, maar vader en moeder merkten het des te beter. Zij hadden vijf zonen en hiervan moesten er vier naar Duitsland om daar in de fabrieken te werken. Jan en Jac moesten naar Bremen, Sam naar Hamburg en Cor naar Kiel. En dat waren nu net steden die 's nachts werden gebombardeerd. We hoorden 's avonds de vliegtuigen overgaan en waren dan bang dat onze jongens gevaar zouden lopen. Moeder stuurde hen vaak eten. Wat ze precies in de pakjes stopte, weet ik niet. Maar wij moesten dan bij een bakker aan de Frieseweg koeken kopen. (Deze werden van suikerbieten of iets van dien aard gemaakt) Toen Sam en Jan eens met verlof naar huis mochten, zijn ze meteen ondergedoken in Noord-Scharwoude en Tuitjenhorn. 14-12-1920 / 24-7-1944
Louw en Heert Zonneveld zaten daar ook bij een boer. Jac is tot het einde van de oorlog in Duitsland geweest en heeft daar heel veel bombardementen meegemaakt. Maar voor Cor is het helaas slecht afgelopen. In zijn laatste brief schreef hij: "Ik hoor de vliegtuigen al weer en de sirene gaat, dus ik moet naar de schuilkelder toe.” Dat waren de laatste woorden die hij op papier zette, want op die avond van 24 juli 1944 kwam hij om tijdens het bombardement, 23 jaar oud. Hij is daar ook begraven, niemand van zijn familie was er bij. Toch waren we blij toen Jac terugkwam na de oorlog. Toen hadden we een ware bloemenzee in huis en konden om dit terugzien toch feest vieren. Nel Swinkels - Smit.
Historische Vereniging
- 62 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Jan, Sam en Cor Smit, twee dagen voordat ze naar Duitsland moesten, ieder met een bagagekist.
Van de overvliegende bommenwerpers ging een dreiging uit.
Historische Vereniging
- 63 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 KINDEREN IN OORLOGSTIJD
Bovenstaande foto werd op een zondagmiddag genomen in de tuin van zuster Jo van Noppen door haar neef Leo Nederlof. Bert Nederlof dook bij de zuster onder en Leo kwam 's zondags wel eens langs. We hadden een grote buurt (mede door de vele evacués), zodat lang niet iedereen op deze foto staat. De eerste drie links onder, waren de Koornstra’s. Dit waren vrienden van Zuster Van Noppen. (Van links naar rechts, boven) Aafie de Leeuw, Julianadorp, Aafie Kooy, Kees Bobeldijk. (2e rij) Maartje Leyen, Lientje Mols, Willy Geluk bij Dirkina Kuitwaard, Sijtje en Greetje Kuitwaard. (beneden) Lottie, Eddie en Hans Koornstra, Liselotte Minnesma, Mapsie Groen, Dirk Jan Bobeldijk en Joan Groen, die later emigreerde naar Canada. De jongste werd geboren op 17 juli 1942.
Als kind verveelde je nooit in zo'n grote buurt. De ouders waren ook veel toleranter dan tegenwoordig. Je mocht veel meer. De tuintjes waren nog niet zo mooi en je mocht je overal verstoppen. Met de grote vakantie ging niemand weg. Waar moest je heen?
Historische Vereniging
- 64 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Achter de huizen was veel ruimte. Bij Minnesma was een prachtige kuil met wit zand. (Achter garage Strijbis is ’t model nog te zien). Daar zat je weken met z'n allen. Mijn vader had een schuitje achter in het slootje. Daar mochten we mee varen. En op zondagmiddag liep ik met mijn vriendinnetje over 't landpad naar de spoorbrug. En vaak gingen we zwemmen in een slootje bij dit pad. En door de week gingen we lopend naar 't zwembadje in Broek. Verkeer was er bijna niet. Wat we ook deden was spiegelekieken. Daar had je een sigarenkistje zonder deksel voor nodig en dat hing je met een bandje om je nek. In het kistje zaten verstuurde ansichtkaarten. Die ging je verkopen, voor griffies, kleine stukjes van een griffel, die bewaard werden in een blikken doosje. Achter op de ansicht stond hoeveel griffies die waard was. Hele mooie kaarten, met goud er op, kostten op 't laatst een cent. Hele middagen was je daarmee bezig. Dan zat je op de onderste plank van een gaashek aan de kant van de weg. En toen ik ziek lag, werden de kaarten onder 't hor door de kamer binnengeschoven. Natuurlijk, het was oorlogstijd en je had best het één en ander in de gaten. Maar 't meeste werd voor je verzwegen. Nu was in 1940, toen de Duitsers ons land binnenvielen, mijn vader al 53 jaar. Ik had geen oudere broer, die opgepakt kon worden. Dat soort zaken bleven altijd buiten ons gezin en daarin deden we onze naam Geluk eer aan. Nooit vergeet ik echter de razzia van 25 september 1944. Op die dag waren meester De Ruyter en de jonge meester Polderman jarig. Op een gegeven moment werden alle kinderen naar buiten gestuurd. Er was een razzia! De soldaten liepen met het geweer in de aanslag over het schoolplein de tuin van meester in en vervolgens weer terug. In de belendende tuin van Kees Duif waren een aantal jonge mannen aan het werk. Allemaal werden ze meegenomen. Ik meen dat Jan Wiedijk, Cor (?) de Koning en Jan Kouwen er ook bij waren. Floor, toen al een grote jongen, stond in een hoekje van het schoolplein te huilen omdat zijn broer erbij was. Enkele oudere meisjes stonden om hem heen en probeerden hem te troosten. Dat maakte toen diepe indruk op me. Meester Polderman kwam na afloop van de razzia uit een kast tevoorschijn. Enkele jongens uit de garage van Minnesma, Jan Rol en Dick Groot Azn. werden ook gepakt.
Historische Vereniging
- 65 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ik meen dat de meesten 's avonds al weer vrij kwamen. In de winter van 1944 – 1945 werd onze buurt uitgebreid met een stel jongens uit Amsterdam. Bijna alle buren hadden toen reeds een meisje in huis genomen: bij D.Kok was Corrie Brokken uit Rotterdam, bij Minnesma was haar zusje, bij Joop Slijker Lenie van Leeuwen uit Amsterdam. Bij ons at gedurende de hongerwinter buurmeisje Aafie Kooy mee, dan hadden ze thuis weer meer. In de garage van Minnesma kwam een jongenskamp, zoals we dat noemden. Leidsters waren twee jonge onderwijzeressen, Corrie v.d. Werve en Riek v.d. Lugt. De jongens waren o.a.: Henk Spijer, Bennie Dolman, Wim Brugman, Dirk van Tongeren, Jan en Theo Streefkerk, een tweeling en de jongste was de vijfjarige Jopie Olivier. Met elkaar waren er een stuk of tien. Op een middag speelden we op het plein voor garage Minnesma, toen Annie Bruin van de scheepswerf langs kwam met een klein meisje aan de hand. Jopie Olivier gaf een gil en vloog op dat kleine meisje af. Het bleek zijn zusje te zijn. Die jonge kinderen zaten, zonder dat ze dit van elkaar wisten, in hetzelfde dorp. Het was heel ontroerend en blijft me bij al was ik toen ook nog zo jong. De jongens kwamen bij ons in huis op 't fornuis de karnemelkse pap koken. Het fornuis stond in de kamer en de jongens maar roeren. Mijn moeder hielp ze veel. Voordat ze in 1945 weer vertrokken, kreeg mijn moeder, die ze tante Betje noemden, een schilderijtje. Op de achterkant stond een klein gedichtje, dat ze voor haar hadden gemaakt. Ik weet nog dit: "O tante Betje, wij bedanken U voor ’t heerlijk koken wij bewond’ren uw talent om ’t fornuis te stoken." De leidsters kregen natuurlijk ook overal gebrek aan. En zo gingen de oudsten 's avonds mee met een groepje onder leiding van Wil Biersteker, de boer op om melk te halen. Op de fiets (met surrogaat banden). Dan hing er een kruikje aan de fiets, waarin de melk kon worden meegenomen. Omstreeks 1942 deed de mandoline zijn intrede te St. Pancras. Een meisje wilde graag pianoles hebben, maar moest eerst mandoline proberen van haar ouders. En toen stak ze de hele Openbare school aan. Ik was 8 jaar toen ik voor het eerst naar mijnheer Verburgt op de
Historische Vereniging
- 66 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Bovenweg ging om les. Individueel, Annie Roos en Willie Schoon begonnen daar ook. Mijnheer Verburgt startte ook een muziekclubje. We speelden 's avonds bij Cor en Dicky Burger-Bezelman in de Hoek. Piet de Wit Czn. op een accordeon, Alie Nieuwland hawaiï-gitaar en onder anderen Rie Bobeldijk, Willie Schoon, ik en ik meen, Meindert van Dijkhuizen op een mandoline. FOTO: Deze foto is van mij en werd genomen hij de dahlia’s van Joh. Groen van de kwekerij "De Dahlia".Op de achtergrond is de spoorbrug te zien en ook de watermolen van Jansen Booi.
Maar aan ons muziekclubje werd een eind gemaakt. We moesten ons aansluiten bij de Nederlandse Cultuurkamer. (als ik het goed heb onthouden) En dat wilde Rinus Verburgt niet. Dat kwam van de Duitsers af en hij wilde niet met hen samenwerken. Begrijpelijk, maar jammer vonden we dit wel. Een ander groepje meisjes had les van Ab de Wolf uit Alkmaar. Hoe dat ging weet ik niet meer. In de oorlog deed de muziek van de Kilima Hawaiens grote opgang. Als we lopend naar 't zomerbad gingen met buurvrouw Kuitwaard en de meisjes en een logé uit Urk, werd in het zomerbad de hele dag prachtige Hawai-muziek gespeeld. Ik weet nog hoe mooi dat daar klonk! W. van Dalen-Geluk. (Hoewel dit er niet bij werd vermeld, is vermoedelijk het jongerenkamp bij Minnesma een onderdeel geweest van de honger-kinderenactie van Jaap Wagenaar en zijn vrienden, waarover in ONS DAGELIJKS BROOD wordt geschreven.) Zie voor de razzia op 25 sept.’45 ook 'Illegaliteiten in en om St. Pancras' en 'Ik was knecht bij dokter Destrée'.
Historische Vereniging
- 67 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 HET DAGELIJKS BROOD. CRISISTIJD Faillissementen aan de orde van de dag. Banken dreigden bankroet te gaan. Bezuinigingen volgden elkander op. Invoerbeperkingen. Rijen werklozen. Dit soort zaken golden in de vooroorlogse jaren. Ook Sint Pancras kreeg er mee te maken. Vaak was de groente onverkoopbaar. "Het draaide door" en werd daarna vernietigd of ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie. Gedenatureerd heette dit. Men begoot het met petroleum of een andere gekleurde olieachtige vloeistof. Of dempte er 'zaksloten' mee. Rond het Zuiderdel boden talloze sloten met gedumpte kool een naargeestige aanblik. Voor aardappelen gold hetzelfde. Soms waren er zoveel onverkoopbaar, dat ze ergens werden gestort op een aardappelkerkhof. De meeste tuinders probeerden het werk met eigen mensen te doen om de doodsimpele reden dat ze geen geld hadden om een arbeider te betalen. Deze kostte de baas in die tijd f 15,-- per week. Als je steenkool voor de kas moet kopen met geld, dat je voor de tomaten van het komende seizoen hoopt te ontvangen is het logisch dat er geen knecht afkan. Landbouw, veeteelt, handel en industrie deelden in de malaise. Overal heerste grote werkloosheid. Langdurig werklozen konden soms via de regering terecht in een werkverschaffingsproject. Voor Pancrasser werklozen was er een project in de duinen bij Schoorl: helm planten of fietspaden aanleggen. Het leverde f 11,-- per week op. Ook de gemeentelijke begraafplaats achter de gereformeerde kerk is toen als werkverschaffing aangelegd. In andere landen waren de toestanden weinig beter, zo niet slechter. Nederlandse agrarische producten werden door het buitenland niet gevraagd, integendeel, men sloot er vaak de grenzen voor om eigen boeren en tuinders te beschermen.
Historische Vereniging
- 68 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Duitsland vormde enigszins een uitzondering en na de opkomst van Hitler leek het of Duitsland steeds meer groente en aardappelen ging kopen. Daarentegen was Engeland altijd een zeer slechte klant geweest en met Frankrijk was dit weinig beter gesteld. Geen wonder, dat in streken als deze velen Duitsgezind waren en een aantal van hen lid van de met Duitsland sympathiserende N.S.B. werden. Hoewel het met de land- en tuinbouw aan het einde van de dertiger jaren iets beter werd, memoreerde voorzitter Jaap de Vries op 24 januari 1940 in zijn openingswoord van de jaarvergadering van de TUINBOUW toch de slechte uitkomsten over 1939. TUINBOUW IN DE OORLOGSJAREN Al heel gauw werd de kunstmest schaars. De tuinders kregen te maken met een bonnen- en toewijzingssysteem. Topoogsten kwamen vanwege de bemestingsproblemen in de oorlogsjaren niet voor. Reeds in 1940 meldde men: 'de kilo’s bij de witte kool oogst vallen tegen, ze blijven licht" Het zat dat jaar ook wat tegen met de kool: in mei kregen de Pancrasser bouwers te kampen met een aardvlooienplaag. Veel plantenbanen werden omgewied, er stonden alleen nog "stokjes". Vermoedelijk om het eens over een andere boeg te gooien had de tuinder Z., reeds voor dat ons land bij de oorlog werd betrokken, een akker met erwten bezaaid. Toen deze later geoogst werden vermeldde de Alkmaarse Courant: Een schuit van de heer Z. was te hoog geladen met erwten om onder de Mirakelebrug door te kunnen. Enige voorbijgangers hielpen hem met het inelkaar trappen van de last. De schuit schepte evenwel water en zonk en de erwten gingen verloren. Het thuishalen van de kool in de herfst moest vanwege de brandstofschaarste hoofdzakelijk gebeuren met schuiten zonder motoraandrijving. De winters in de oorlogsjaren waren over het algemeen lang en streng. De brandstofschaarste gaf ook nog het probleem: Hoe houden we de zaak uit de vorst? Soms wilde men de schuur niet openmaken uit vrees dat dan de vorst zou binnendringen. En jaar op jaar moest het "slof", de vaargeul naar de veiling, worden opengehakt door de mannen van de IJsboeier. Op 24 januari 1941 meldde de krant hierover dat de Pancrassers het slof open hakten en
Historische Vereniging
- 69 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 dat het even hard weer dichtvroor. Omdat de groenteprijzen, ondanks de vorst, laag waren stelden de tuinders vanwege die lage prijzen en de vorstproblemen de aanvoer uit. Maar vanuit Duitsland werd aangedrongen op een geregelde aanvoer. Op 23 april 1941 werd in de krant uitgelegd hoe de nieuwe manier van aanvoeren naar de veiling was. In feite kwam het neer op een leveringsplicht: Op de veiling wordt reeds lange tijd verkocht tegen tevoren vastgestelde prijzen. Daarom gaan tegenwoordig de tuinders met briefjes naar de veiling. Bijv. een tuinder komt met 25000 kg. van 53 en 6000 kg van 47. Dit betekent dat hij 25000 kg heeft, waarvan er 53 kolen nodig zijn voor een totaalgewicht van 100 kg en 6000 kg waarvan er 47 stuks in 100 kg gaan. De briefjes gaan allemaal naar de veilingdirecteur, de heer Pastoor en deze verdeelt de aanvoer over de exporteurs. De kool kon daarna zo uit de schuur naar het spoor worden gebracht. Op 20 mei voegde de krant hier nog aan toe: De groente-export naar Duitsland wordt nu centraal geregeld en vanuit Den Haag over de veilingen verdeeld. Af en toe werd een tuinder gesnapt, die buiten de veiling om tegen hogere prijzen verkocht, dit ook omdat men klaagde dat de veilingprijzen maar nauwelijks een haalbare bedrijfsvoering mogelijk maakten. Alkmaarsche Courant 31-1-1941: De WEST vindt de vastgestelde groenteprijzen redelijk, maar ze leveren de tuinder geen royaal bestaan op. In het voorjaar 1941 werden de aardappelen schaars. Natuurlijk werd er gefluisterd dat Duitsland alles letterlijk en figuurlijk had opgeslokt.... Maar de Alkmaarse Courant schreef dat Duitsland ons te hulp was geschoten met een aantal zendingen aardappelen en dat er nog veel meer zouden volgen. Aanvankelijk was het verboden om vroege aardappels te rooien. Pas eind juni werd dit verbod opgeheven en schreef de courant op 28 juni: Nu het rooiverbod van de aardappels is opgeheven, is de aanvoer van nieuwe aardappelen zeer groot. De aardappelen zijn groter van stuk, dat komt omdat later met rooien werd begonnen. Ook bij de aardappelafzet was het persoonlijk contact tussen verkoper en handelaar verbroken. Alle aardappelen werden geleverd aan een
Historische Vereniging
- 70 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 centraal lichaam, de VBNA. Ze werden los aangevoerd en konden zo in een schuit worden gestort. Toen waren ook de aardappels al op de bon. Dus werden er piepers zwart verkocht. Vandaar het krantebericht: Wegens het ongeoorloofd vervoeren van consumptieaardappelen zijn te Langedijk processen-verbaal opgemaakt tegen werklozen. (Je mocht alleen aardappelen vervoeren met een geldig vervoerbewijs). De krant van 6 febr. 1943 schreef: K.Bakker uit Sint Pancras werd door de economische rechter beboet met f 200,-- voor de verkoop van 250 kg aardappels buiten de veiling om en natuurlijk voor hogere prijzen.
Piepers jassen in de oorlog – emmers vol!
Op de vergaderingen van de TUINBOUW werd geregeld geklaagd over het tekort aan kunstmest, vooral zat men te springen om stikstof. Koemest en zelfs konijnemest werd zorgvuldig bewaard en ook werd als vanouds gebaggerd. In de zomer van 1941 heerste er een kroosplaag. In de daarop volgende herfst maakten de Pancrasser tuinders de sloten zorgvuldig schoon en bemestten hun akkers met kroos. En toen de Pancrasser sloten schoon waren, begonnen ze aan de schoonmaak van de Broeker sloten.
Historische Vereniging
- 71 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
In de laatste oorlogswinter sneuvelden de bomen, die langs de wegen stonden.
ANDERE AGRARISCHE PROBLEMEN Enkele veeteelt berichten: 30 april 1941: Bij M. Spaan in de Butterhuizen werd een schaap uit de wei gestolen. Later vond men de huid en de ingewanden terug aan de kant van de Ringsloot. Te zien was dat het beest kundig was geslacht. 9 juni 1941: Op de Alkmaarse markt werden 180 koeien aangevoerd. Dit grote aantal was het gevolg van een sommatie aan enkele boeren om vee te leveren. Nu worden er soms koeien geslacht die meer dan 20 liter melk per dag geven. In 1942 werd gedreigd dat boeren, die niet voldoende melk leverden kans liepen dat hun veestapel geheel of gedeeltelijk zou worden gevorderd. De tuinders probeerden er van te maken wat er van te maken viel. Natuurlijk teelden ze de producten om er zelf beter van te worden. Dachten ze hierbij eerder steeds aan geld, nu vaak "in natura". Vandaar dat men producten ging verbouwen, die men anders niet of
Historische Vereniging
- 72 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 slechts zelden teelde, zoals tabak (Amersfoortse en Ir. Slits nr. 25), tarwe, peulvruchten. Alles wat er werd verbouwd, moest worden opgegeven met de geraamde opbrengst. Het sprak vanzelf dat er niet te hoog werd geraamd. Als je 100 kg tarwe dacht te oogsten, gaf je 60 op. De rest diende voor: eigen eten en ruilmiddel voor textiel, klompen, kunstmest, benzine, boter e.d. en hiermee moest ook de C.C.D.-controleur te vriend worden gehouden. Reeds voor de oorlog werd in Sint Pancras witlof verbouwd, maar toen at niet iedereen het. In de oorlog bleef men het verbouwen: de penen werden gebruikt voor koffiesurrogaat en veel mensen leerden toen witlof als groente eten: als je ergens een tasvol kon kopen en er anders niets voorradig was, dan at je het! De Pancrasser tomatenkassen gingen in de oorlogsjaren grotendeels verloren: De hiervoor benodigde kennis was niet voldoende aanwezig en de brandstof ontbrak. ALS ZE ETEN HAD, MOEST HET NOG GEKOOKT... Hoe langer de oorlog duurde, hoe schaarser de brandstof werd. In het laatste oorlogsjaar stond er slechts enkele uren per dag druk op de gasleiding. Vandaar de CENTRALE KEUKEN. Reeds in januari 1941 konden de Alkmaarders, natuurlijk tegen inlevering van bonnen, bij zo'n instelling hun warme maaltijd halen. Later werd ook in Sint Pancras voedsel verstrekt via een Centrale Keuken. In de hal van Het Baken was gedurende enige tijd een uitdeelpost. De keuken zelf was in de melkfabriek van Jan Roos op de hoek van de Van der Vijzellaan. Veel propaganda werd gemaakt voor de HOOIKIST. Men moest een pan met een goedsluitend deksel voor tenminste 3/4 deel vullen. Dit 1/6 deel van de normale kooktijd laten koken en vervolgens in een met hooi, houtwol of krantensnippers gevulde kist plaatsen en daarin drie maal de normale kooktijd laten staan. Indien het voedsel dan nog niet gaar was, moest men de bewerking nog eens herhalen. Dit onder het motto: DE HOOIKIST BEWAART DE WARMTE MAAKT ER NUTTIG GEBRUIK VAN!
Historische Vereniging
- 73 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Tijdens de laatste oorlogsjaren sneuvelden in Sint Pancras bijna alle bomen, die het dorp rijk was. Ook de telefoonpalen langs het Daalmeerpad moesten het ontgelden. De gebroeders Goezinne ontfermden zich over een aantal palen in de Westbeverkoog, die dienden voor het geleiden van elektriciteitsdraden. De draden lieten ze voor wat ze waren, de palen gingen mee en werden thuis aan moten gezaagd. Vervolgens werd de schat onder de vloer opgeborgen.
Brugleuningen en telefoonpalen van Daalmeerpad verdwenen.
Even later stapte politie Wilbrink binnen: "Aan het zaagsel buiten valt te zien dat hier driftig is gezaagd. Waar hebben jullie dat hout opgeborgen?" Ze waren zo goed niet of het moest getoond worden, en toen hij zag, wat voor hout het was, moest het worden meegegeven. "Daarvoor heb ik wel een stelletje oude mensen, die dit goed kunnen gebruiken" waren 's mans woorden. Anderen sleepten biels van de spoorlijn, dwars door het land mee naar huis. De tuinders stookten wel met gedroogde 'koolstrukken'. Bij het oogsten van de kool werd de gehele plant uit de grond getrokken, de kool werd er afgesneden en wat er overbleef werd gedroogd. Natuurlijk kon je wel bij de kachel blijven staan als je met die dingen stookte, maar ze wilden branden. Vooral die van de 'vroege rooie'. Tuinders die een akkertje hadden in de Achtergeest, staken daar wat turf. Ze wisten van de vroegere veenderij dat dit kon. In de laatste winter was er 's avonds geen licht. Moest moeder bij een "drijvertje" witte sokken stoppen en zag ze de volgende dag dat ze dit met geel garen had gedaan...
Historische Vereniging
- 74 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 CLANDESTIEN VLEES De vleesrantsoenen waren niet hoog. In 1943 kreeg men per persoon nog 125 gram per week, been inbegrepen. Een bal gehakt dus. Geen wonder, dat er clandestien werd geslacht. Dit gebeurde op meerdere plaatsen. Een Vijzellaanbewoner was betrokken bij hetgeen verholen in de eerdere bleekwaterfabriek van Hendrik Hart gebeurde. (nu opslagruimte van de fa. Vroegop). Het vlees werd vervoerd per lijkwagen, een aanspreker voorop. Kenners zagen aan de persoon die voorop liep voor welk doel de wagen diende. Naar men zei was het vlees bestemd voor ziekenhuizen... Veel tuinders hielden één of twee koeien in hun boet of schuur. Of kippen, of varkens. Elke koe, elk schaap, elk varken moest geregistreerd worden. Toch wist men zo af en toe aan deze controle te ontglippen: iemand had een 'zwarte' zeug, de biggen waren ook 'zwart'. De eigenaar zag bij een bouwer diens varken en zei: "Dat beest is groot genoeg om te worden geslacht. Je hok behoeft niet leeg te worden, want ik heb wel een biggetje voor je te koop.” Kreeg de tuinder later controle dan kreeg hij misschien te horen: "Ik had gedacht dat jouw varken groter was...." In de Daalmeer, bij Booy, hadden ze ook varkens. Af en toe werd er eentje in de schuur geslacht. Er waren onderduikers, de familie was uitgebreid, er was werkvolk, kortom, er waren heel wat monden die ervoor zorgden dat Frits Wortelboer een aantal malen werd uitgenodigd een karweitje te klaren. De familie Hein Goezinne zat lang niet stil. Vader slachtte, de kinderen moesten hand- en spandiensten verlenen. Zo werd tegen zoon Henk gezegd: "Jij moet ook wat voor de kost doen, ga naar boer Blom en haal daar een stier vandaan. Het beest loopt in een stuk weiland bij de Hoornsevaart, je kunt het zo losmaken". Henk, nog maar kort de lagere schoolbanken ontgroeid voelde zich toen hij in het donker bij het weiland arriveerde, niet zo heel erg op zijn gemak. "Het was een beetje mistig, er hing zo'n damp boven het veld en ergens stak daar een stierenkop bovenuit, die twee reusachtige stoomwolken omhoog blies. Het beest zat vastgebonden aan een stuk
Historische Vereniging
- 75 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 touw, maar ik vertrouwde me niet. Vandaar dat ik naar die boer toeging en tegen hem zei: Ik kan dat beest niet loskrijgen, U moet me maar even helpen. Dat deed hij en ja hoor, even later liep ik met die Jumbo over de weg, hij kon mij, klein dik propje als ik toen was, wel vier maal in het rond. Toch volgde het beest me gewillig, misschien kwam dat wel omdat ik hem aldoor bemoedigend toesprak, zo in de trant van : Wij tweeën zullen het samen best rooien, loop jij maar mooi met Henkie mee, dan ben jij een best beessie!" Maar halverwege de Achterweg bleef hij staan. Hij wilde geen stap meer geven. Ik kon trekken aan het touw zoveel ik wilde, hij was niet meer in beweging te krijgen. Hoe lang ik daar heb gestaan, weet ik niet meer maar het was beslist langer dan een half uur. En maar trekken... en maar geen beweging, de stier leek wel een goed verankerd standbeeld! Toen kwam mijn vader aanfietsen: "Waar blijf je nou?" Nou, ik vertelde dat die stier niet te verwrikken of te bewegen was. Vader Hein zou me wel even laten zien hoe ik dat karwei had moeten klaren: Hij gaf hem een goed gerichte trap tussen zijn achterpoten, maar ook dat leverde geen enkele reactie op. Daarop ging hij aan het touw rukken en trekken, maar hij kon doen wat hij wilde, het beest deed geen stap. Tenslotte moest ik ergens een koe uit een weiland halen en toen ik daarmee aankwam, ja hoor, toen stapte mijnheer mooi achter dat vrouwtje aan. We slachtten vaak in de vetboet (Vinkenlaan, ongeveer waar Cor Dekker woont) of in een boet aan de Achterweg. Een enkele maal ergens anders, zoals in de kelder van café Bouwstra, bij Klaas Wiedijk in de Daalmeer. Eens gingen we met zijn drieën naar Ursem. Vader en Kees ieder op hun eigen fiets en ik mocht de transportfiets van Frits Wortelboer gebruiken. Onderweg werden we aangehouden door twee of drie van die leden met zo'n groen pakkie aan. Vader Hein stond meteen met beide handen in de lucht, Kees hielden ze vast en mij lieten ze gaan, ik was nog te jong. Op een stuif reed ik naar huis terug en vertelde daar dat de moffen Kees hadden gepakt. Dat was niet zo mooi, want Kees was uit de arbeidsdienst gevlucht en had zijn uniform ergens begraven. Resoluut dook moeder Sien een fles jenever op, stopte die onder haar jas en fietste naar de Ortskommandant.
Historische Vereniging
- 76 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Zonder fles, maar met Kees kwam ze terug. Ja, die leden moest je wat te vriend zien te houden. We verkochten nooit iets aan hen, maar moesten wel eens iets doen zodat ze een oogje dichtknepen. Natuurlijk gebeurde het slachten zo stiekem mogelijk. Deden we dit niet, zagen ze ons openlijk lopen, dan werd de zaak meteen verlinkt en zodra de Duitsers het wisten, kwamen ze er op af, want dan wilden ze mee-eten. Eens stopte zo'n Duitse auto bij ons voor huis. We waren al enige tijd klaar met slachten, op tafel lagen nog wat restjes vlees, erg geschikt voor de soep. Ik was bezig die zaak op te ruimen en toen stapte al roepend en scheldend ortskommandant Willy Ruhe binnen. Ik zei: "Stil maar man, ik ben net bezig het een en ander voor jullie in te pakken”. Ik griste het hele zaakje bij elkaar in een stuk papier en liep er mee naar de auto. Daar zaten nog twee Duitse officieren in en die lieten het raampje zakken. Ik keilde de hele zaak naar binnen, zo in hun gezicht. Schelden dat ze deden... Maar ik maakte dat ik weg kwam. Even later, daar had je ze. "Waar is dat zwijn?" schreeuwden ze. Maar ik liet me niet meer zien. Eenmaal verraadden we bijna onszelf. In de vetboet hing nog een nier vet op zijn bestemming te wachten. Een hond had de houten grendel van de deur los weten te wrikken en was met het vet aan de haal gegaan. Hij had dit met zich meegesleept naar de Bovenweg. Tot aan brandstofboer Cor Kooy was het spoor te volgen. Met een rotvaart heb ik dit toen uitgewist. Ergens aan de Benedenweg moest een varken vandaan komen. Dood was het gemakkelijker te vervoeren dan levend. Vandaar dat het bij die mensen onder de vloer werd doodgemaakt. Het was een knoeperd van een beest. Ik moest de kop vasthouden, vader Hein deed de rest. Toen moest het in twee helften naar de vetboet worden gebracht. De ene helft was er al en werd reeds door vader ontleed. Kees en ik haalden de andere helft per fiets op. Op het Driehoekje stonden twee mannen van de CCD. "Afstappen!" klonk het. En vervolgens: "Wat hebben jullie daar?" "Een varkentje", zei Kees. Toen de mannen druk met Kees bezig waren, zag ik mijn kans schoon en maakte dat ik wegkwam. Ik racete naar de vetboet en riep: ”CCD!".
Historische Vereniging
- 77 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In een oogwenk had vader Hein alles van tafel en opgeborgen. Hij was nog maar amper klaar, of daar had je de mannen. "Goezinne, we hadden toch goed afgesproken dat jij niet meer clandestien zou slachten". Anders was de ouwe nog wel eens genegen om zoete broodjes te bakken, nu stond zijn hoofd er niet naar. Hij zei: "Wat jullie daar hebben, is van één van jullie hogere vrienden en als je nu niet gauw maakt dat je wegkomt, zal ik hem eens op jullie afsturen!". De heren vielen ons toen niet langer lastig. HONGERWINTER Mijn vader was "zelfverzorger" zoals dat heette. Hij moest de helft van zijn oogst naar de regering brengen en de rest was voor eigen gebruik. Daar zal ook de hand wel mee gelicht zijn. We hadden zakken met peulvruchten en graan in de keuken staan. Tijdens de hongerwinter ruilden we eierkolen voor aardappelen. Zo raakte bij ons ook het eten op. Ik weet nog, dat ik 's avonds naar de gym ging en mijn lippen op elkaar zaten geplakt van de rogge-water-pap. Met dat spul plakte ik ook wel plaatjes in mijn poezie-album. Als ik uit school kwam en er eten-zoekers met ons meeaten, was dat heel gewoon. Je deed wat je kon om een ander te helpen. Mijnheer Goos uit Alkmaar was vaste klant bij ons. En ook mijnheer Van Schie uit Amsterdam. Van hem kreeg ik nog een boek. Reeds vroeg in de oorlog kwamen 'trekkers" hier om aardappelen, groente of ander voedsel te kopen. Soms werden hiervoor normale prijzen gevraagd, soms werd het geruild, soms vroeg men woekerprijzen. Jan Horick maakt zich nog boos op een boer, waarbij hij in het begin van de oorlog werkte. Voor zijn moeder wilde hij graag een melkkaasje meenemen. Dat kon, maar hij moest er f 7,50 voor betalen. "En ik verdiende bij die vent één knaak per week". In de laatste winter kwamen verreweg de meeste hongertrekkers met fiets, handkar, kinderwagen of ander transportmiddel. Jan Meereboer was, in ieder geval aanvankelijk, Duits-gezind maar deed ontzettend veel goed. Veel hongertrekkers wisten hem te vinden. Ze mochten in zijn boet slapen, de mannen boven, de vrouwen beneden. Maar eerst kregen ze een snee brood, (hij teelde zelf tarwe)
Historische Vereniging
- 78 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 en een halve bus melk. Jan van Horick, die als weigeraar van de Arbeidsdienst bij hem onderdook, weet zich enkele bijzondere gevallen te herinneren. Ene mijnheer Den Uil, een lange magere man mocht bij Meereboer in huis slapen. De volgende dag miste mevrouw Meereboer haar geldboekje. Den Uil was reeds 's morgens om vijf uur vertrokken. Dus hij werd verdacht. Jan moest hem op de fiets achterna. Bij Castricum haalde hij hem in. Bij de politie van Castricum deed Jan zijn verhaal en dit had tot gevolg, dat mijnheer Den Uil werd opgesloten in de cel van het oude gemeentehuis van Sint Pancras. Toen ontdekte de familie Meereboer dat hun geldboekje ergens tussen was gevallen. Den Uil werd onmiddellijk vrij gelaten en door Meereboer zo goed mogelijk schadeloos gesteld en terug naar Castricum gebracht.
Eten-zoekers – een tekening van dokter Destree
Ook kwam daar eens een man zonder voeten. Hij zat op een handkar en werd door familieleden voortgeduwd. Ze kwamen uit Haarlem en wilden naar Hoorn.
Historische Vereniging
- 79 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De volgende dag moest Meereboer, die ook transportwerk voor derden verrichtte, naar Hoogkarspel om een vracht appels te halen die waren toegewezen aan enkele handelaars uit de buurt. Met handkar en al werden de Haarlemmers op de wagen geladen en meegenomen naar Hoogkarspel. Bij het afscheid had Meereboer tranen in de ogen en drukte de man f 100,-- in zijn handen. Die winter kwam bij de meeste Pancrassers nog wel genoeg op tafel, bij een enkeling niet. De Wognums kenden zo'n gezin. Om enige hulp te bieden namen ze een jongetje uit dat gezin bij zich in huis. Enkele weken later arriveerde hier een stel 'hongerkinderen' uit de grote steden en daarvan zouden er ook één of twee bij de familie Wognum komen. Deze concurrentie stond hun eerste gast maar slecht aan, getuige zijn opmerking: "Maar oom Andries, ik ben hier toch al de werkman...."
Eten-zoekers : Foto genomen vangaf het balkon van het gemeentehuis
Jaap Wagenaar - Pilkes vormde met enkele anderen, zoals Klaas Kooy en Jan Meereboer het comité, dat deze adoptie-organisatie op touw had gezet.
Historische Vereniging
- 80 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De kinderen werden bij particulieren ondergebracht maar ook werd een aantal gehuisvest in een boet. Daar werd natuurlijk toezicht gehouden en werd voor zo goed mogelijke voeding gezorgd. Jaap Wagenaar scharrelde voor de ca. 100 kleine gasten de kost bij elkaar. Met een humoristisch vlot praatje wist hij heel wat gedaan te krijgen. Neef Jaap moest eens voor hem een schaap halen bij een boer in de Schermer. Toen hij zich voor het schaap meldde, werd hem gezegd: "Kom mee naar de schuur." Daar werd iets aan een touw gefrommeld en toen daalde via een katrol uit de nok van het dak een geslacht schaap naar beneden. Bij een andere boer kwam hij met de boodschap: "Ik kwam boter halen voor Jaap Wagenaar van Sint Pancras". Het antwoord was: "Daar staat de karnton, ga je gang maar." In die winter was Sint Pancras getuige van veel ellende en leed uit de grote steden. Geheel verzwakte en uitgehongerde mensen sleepten zich van deur tot deur om voedsel. Een brandmagere vrouw vroeg een bouwer of hij haar aardappels wilde verkopen. Het antwoord was: "Mevrouw, als ik ze had, graag, maar ik heb niet meer". "U hebt nog wel, ik heb ze gezien." "Zo, wel wijst U ze maar aan, ik zou niet weten waar." De vrouw liep naar een zak veevoer, uiterst kleine krielaardappeltjes, en zei: "Kijk, hier zijn de aardappels die ik bedoelde." (Gegevens uit de Alkmaarsche Courant en van Har Duif, Jan van Horick, Henk Goezinne jr., Jaap Wagenaar en Willy van Dalen-Geluk)
Historische Vereniging
- 81 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 VAN MARKET- GARDEN NAAR ONDERDUIKERS IN PANCRAS. Zondagmorgen 17 sept. 1944, liep mijn dienst om half tien af om me gelegenheid te geven naar de kerk te gaan. Maar van dit laatste kwam niets terecht. Ik was toen werkzaam in de Psychiatrische Kliniek te Wolfheze en tegelijk nam ik als koerierster deel aan het verzet. Mijn diensten als verpleegster vervulde ik helemaal volgens het normale rooster, maar als het nodig was, kon ik meteen weg. Soms moest ik een hele dag op stap, bijv. om bonkaarten te halen. Eerst moest ik vaak met Joop, een van onze broeders op stap en dan ging ik door voor Joops vrouw. Later werkte ik vaak samen met een verpleegster, die lid was van een verzetsgroep in Renkum-Heelsum.'s Avonds haalden koeriersters, afkomstig uit ons omringende plaatsen, bonkaarten voor hun onderduikers bij Joop af en ook werden ze van hieruit verspreid naar adressen in ons dorp, waar men één of meer onderduikers had. Soms, als Joop nachtdienst had, bleef ik slapen bij zijn vrouw. Als er iets gebeurde kon ik daarvan later verslag uitbrengen, want ik was daar onder het mom van kraamverpleegster. Dat kon, want ze hadden een baby van slechts enkele weken oud. Eens liep om 7 uur Joops dienst af en moest ik hem aflossen. Ik sloeg mijn rinkelende wekker af en sliep door.... Dus was ik niet op tijd aanwezig. Alles was meteen in rep en roer. Joop was in paniek, vermoedde dat er iets ergs was gebeurd. Er werden steentjes tegen het raam gegooid en een collega van me kwam eens kijken wat er aan de hand was.... Vliegensvlug kleedde ik me aan en begon dus iets later met mijn werk. Een andere collega was voor mij begonnen en had het fornuis in de keuken reeds aangemaakt. Enkele dagen later werd het erger. Joop had een kaal hoofd. Erg opvallend dus! De Duitsers loerden op hem en kwamen bij hem thuis. Gelukkig had hij hen aan zien komen en vluchtte over het tuinpad, dat aan weerszijden hoge, bloeiende struiken had en daarna via het boslaantje naar het paviljoen, waar wij beiden werkten. Het eerste waar hij om vroeg was een pet. Die hadden we genoeg in
Historische Vereniging
- 82 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 huis. Terwijl we nog overlegden, wat er moest gebeuren, rammelden de S.S.-ers reeds aan de voordeur en begonnen er tegelijk tegen aan te schoppen. Ik ging gauw door de tuin naar de fietsenschuur, pakte mijn fiets en reed langs het kerkhof naar een klein poortje, dat op de heide uitkwam. Daar was Joop reeds heen gerend en wachtte vol ongeduld op mijn komst. Hij sprong achterop en veilig kwamen we op zijn schuiladres, een pastorie, aan. Later kwam ook de rest van zijn gezin daar, met kinderwagen en al. Eens werd me een kistje toevertrouwd waarin wat stempels zaten om valse papieren te maken, zoals stempels van de Ortskommandant benodigd voor Ausweisen e.d. Dit gevaarlijke spul moest ik afleveren bij de familie Van Andel, die het na ontvangst opborgen in de beukenheg. De heer J. van Andel was een broer van ds. Th. H. H. van Andel, die in ons dorp predikant is geweest. Hun ouders woonden in een gedeelte van Tonny Booy haar huis. J. van Andel werd later rechter in Arnhem. In de winter, toen de meeste bladeren van de bomen waren, werd het kistje door de Duitsers gevonden. De familie Van Andel was toen al lang ondergedoken. Zo waren er steeds momenten, dat je in doodsangst zat en steeds liep het goed af. Onze gehele groep heeft de oorlog ongeschonden overleefd. Op zondag 17 sept. 1944 moesten we met zijn vieren naar Hattum om daar bonkaarten te halen. Wij kochten een kaartje naar EdeWageningen. Vandaar uit namen we kaartje naar Arnhem en vervolgens een naar Hattum. Dit werd steeds door een ander persoon gekocht, vanwege de misleiding in geval van nood. 't Huis waar we moesten wezen, lag aan de spoorlijn, bij het station. De bonkaarten verstopten we in onze jarretellegordels, die van een voering waren voorzien. Toen we teruggingen met onze dikke buik, stond de trein op 't punt van vertrek. We holden er naar toe. Dat moet wel wat opvallend zijn geweest, in ieder geval maakte het ons nerveus. Tijdens de reis was er controle op de persoonsbewijzen. Dat was een goede test voor onze vervalsingen, zoals later bleek. Wij waren de zwangere echtgenotes van de jongens. In Arnhem misten wij ons 'contact'. Vandaar dat we, moe van de spanning, in een plantsoentje op een bankje gingen zitten. Eén van de
Historische Vereniging
- 83 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 jongens wist daar een villa, waarin men nog telefoon had. Vandaar uit belde hij naar iemand, die door de Duitsers met een auto was begunstigd. (Later is hiervan nog meermalen gebruik gemaakt. Een dubbelspion? Wij wisten niets van personen noch hun werkelijke namen, alles vanwege de veiligheid). De bonkaarten kwamen tenslotte veilig bij Joop terecht. Wij waren de bonkaarten nog maar net kwijt, toen er telefoon voor mij was: in verband met verraad moest een Joodse onderduikster naar de pastorie in Heelsum worden gebracht. De hoofdzuster leende mij haar fiets voor mijn 'vrachtje'. Er werd druk gevlogen, daardoor was de tocht over de hei voor ons héél angstig, maar we kwamen veilig op ons adres. Meteen na onze aankomst was daar een vergadering van het verzet. Ondertussen merkten we dat het aantal vliegtuigen steeds groter werd. Het afweergeschut kwam in actie, want Arnhem werd gebombardeerd. Veel bommen vielen op de spoorbaan, ook zagen we dat ze op de heide terecht kwamen, daar waar wij een half uur eerder nog fietsten. Aan mij werd gevraagd om "mijn onderduikster" naar Elst te brengen. Maar.... mijn dienst begon om één uur en dat ging voor. (Hoe het wegbrengen van die onderduikster is opgelost, heb ik later nooit gehoord) De terugweg uit Heelsum was moeilijk. Aan de rookpluimen, die boven de bomen uitkwamen, kon ik uit de verte reeds zien, dat er paviljoens op het inrichtingsterrein door bommen waren geraakt. Toen ik bij de eerste huizen van het personeel was gekomen, hoorde ik dat de school, die vlak bij stond, was uitgebrand. Overal waren ontwortelde bomen, die de weg versperden en bomkraters, zoals ik deze op de hei ook reeds had gezien. De centrale keuken stond in brand. Verder fietsen was niet mogelijk, dus mijn fiets liet ik daar achter. Doodsbang zocht ik een manier om verder te komen. In mijn eigen paviljoen was niemand te zien: patiënten en personeel waren gaan schuilen in de ondergrondse aardappelkelder. Het eerste wat de hoofdzuster vroeg was: "Waar is mijn fiets?" Die had ik achtergelaten in de pastorie met de bedoeling die later op te halen. Vanwege de toen volgende chaos is daar nooit iets van gekomen. Warm eten kwam er die dag niet, van angst was er geen mens die
Historische Vereniging
- 84 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 honger had. Om ongeveer half twee hoorden we weer vliegtuigen komen. Deze namen zweefvliegtuigen mee, vol met jeeps en ander materiaal voor de parachutisten, die bij honderden omlaag kwamen. Toen ik later, het was ongeveer half vijf, naar het dorp liep, zag ik de Tommy's onder de bomen in de mangaten zitten. Wij waren dus bevrijd, maar we hadden intussen ook gehoord hoeveel patiënten, personeelsleden en dorpelingen waren omgekomen. Ik kan me dan ook niet herinneren dat we gejuicht hebben. De auto's met munitie, die de Duitsers tussen de huizen hadden geplaatst, waren ook ontploft en hadden veel slachtoffers geëist. Drie dagen hielden de Tommy's stand. Dagen vol angst en langdurige strijd. Er waren veel Duitse beschietingen. Wij hoorden aan het geluid, waar de granaten ongeveer terecht zouden komen, dus of we moesten schuilen of niet. Soms kropen we onder de ledikanten. 's Zondagavonds kwam er brood uit Oosterbeek en thee, die gezet was in de Centrale Keuken. Avonturiers onder ons gingen de bossen in en vonden daar 24-uurspakketten van de Tommy's met echte thee er in en een stuk Palmolive zeep. Wat een weelde! Wij moesten het al heel lang doen met een derde deel van een stukje Sunlight zeep per week en daarmee moesten we de patiënten wassen. Ook zaten er tabletjes in om water te zuiveren, eerste-hulp-artikelen zoals verband, mercurochroom en pleisters, maar ook een reep chocola. De hoofdzuster was bang dat wanneer de Duitsers terug zouden komen en dit vinden, zij dan represaillemaatregelen zouden nemen en wilde dat alles terug werd gebracht. Of dit ook is gebeurd? Het rook af en toe nog wel eens naar echte zeep... Ook was de hoofdzuster te voorzichtig, toen wij een Tommy zagen in de bosjes tegenover ons paviljoen. Heel omzichtig wisten we hem in de linnenkamer te krijgen en daar gaven we hem de kleding van een patiënt. We keken onze ogen uit, toen we zijn uniform zagen met al die zakken met daarin allerlei handige apparaatjes. Plotseling kwam de hoofdzuster binnen, zij had overleg gepleegd met de huismeester en die ging er vanuit dat een krijgsgevangene niets mocht worden aangedaan, dus bracht hij hem persoonlijk naar het hoofdkwartier van de Duitsers. Heel jammer!
Historische Vereniging
- 85 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Toen de Duitsers weer aan de macht waren, kwamen er een stuk of tien militairen aan de tuinpoort. Ze hadden gezien dat er iets op een kruiwagen was vervoerd. Sluipend langs de bomen kwamen ze bij de zaal, waarin één, zeer zieke patiënt lag, die ik juist aan het helpen was. Meteen nadat de deur was ingetrapt, werd er een pistool om de hoek gestoken. In mijn beste Duits maakte ik hen duidelijk dat hier geen Tommy's waren verstopt. Toch doorzochten ze het gehele huis, maar ze vonden niets en dat kon ook niet. Op de kruiwagen was een grote gamel met drinkwater vervoerd, dat enkele patiënten uit het dorp hadden opgehaald. Na hevige gevechten, die enkele dagen duurden, werden de Tommy's bij ons weer de baas en drie dagen daarna hadden de Duitsers het weer voor het zeggen. De beschietingen werden steeds heviger en gingen ook 's nachts door. Nooit vergeet ik de jongeman, die was ondergedoken op de Stichting en bij ons als broeder werkzaam was. Hij klom op de 17e september langs de regenpijp omhoog naar het dak en zwaaide met een vlag, wel 20 meter hoog. Hij trok met de Britten mee op een tank, richting Arnhem. Er is nooit meer iets over hem vernomen, hij staat nog altijd als vermist te boek. Op provisorische manier was het mogelijk om in de Centrale Keuken wat warms te maken. Meestal stamppot. Ook veel mensen uit het dorp aten mee. Tien dagen later werd er via radio Oranje een nieuw bombardement aangekondigd. Dus was het evacueren geblazen. Kasteel Hoekelum in Ede leek ons een goede plaats. Mensen, die moeilijk liepen, werden per kruiwagen vervoerd. Om de beurt moesten de personeelsleden kruien. Na aankomst konden we op stro in enkele ontruimde kamers slapen. Enige dagen later gingen we naar een villa in het dorp. De patiënten waren totaal ontredderd. De bevolking was zeer vriendelijk en hielp, zo goed en kwaad als 't ging. Drie dagen daarna gingen we per paard en wagen naar Lunteren. Dit was reeds gevaarlijk en werd dit nog meer, toen een Joods meisje, rechtop staande, dus heel opvallend, begon te zingen: "Je ne regrette rien."
Historische Vereniging
- 86 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Natuurlijk kregen we onderweg weer controle, maar dit ging gelukkig goed. We werden ondergebracht in een herstellingsoord, maar moesten al gauw weer verder. Nu naar ’s Heerenloo - Loozenoord in Ermelo. Toen we daar over de paviljoens waren verspreid, ging het weer enigszins normaal. Zelf kwam ik op de naaikamer te werken. Langzaamaan keerde de rust terug. We werden wel erg hongerig, want het eten wat we daar kregen was véél minder in hoeveelheid en in kwaliteit. In Wolfheze had de huismeester een grote voorraad aangelegd. Dat ontdekten we, toen de deuren vanwege het bombardement niet meer op slot konden. Veel mensen namen toen mee wat van hun gading was. Hier gingen wij het land op en groeven knollen op, die net klaar waren. Veel magen raakten door het rauwe spul van streek.(koolrabi). Pas eind mei ging men terug, nadat eerst met man en macht de paviljoens provisorisch wat op orde waren gebracht. Zelf was ik sedert eind oktober in Sint Pancras, aanvankelijk voor een vakantie. Thuis was het gezin van opa, dat normaliter bestond uit opa Glas, mijn moeder, die weduwe was en mijn persoontje, vermeerderd met een onderduiker, die nu mijn man is en een vrouw van een machinist met een baby van 9 maanden. Haar man en hun vierjarig zoontje hadden onderdak bij onze buren gevonden. Later kregen zij, vanwege de honger, twee kinderen uit Haarlem. In februari ging de machinist terug naar zijn huis in Alkmaar. We kregen toen twee hongerkinderen uit Schiedam. Intussen was mijn moeder ziek geworden en had ik van de Inrichting verlof gekregen om thuis te blijven om voor de daar aanwezige acht personen te zorgen. Ook buiten ons gezin viel er genoeg te doen, omdat er difteritis was uitgebroken en veel gezinnen met schurft hadden te kampen, waarvoor men mijn hulp inriep. Vandaar dat ik, in overleg en met goedvinden van de Directeur in Wolfheze, daar niet teruggekomen ben. In het gezin van Gerdinus de Waal waren drie onderduikers: Piet Kerver uit de Zaan, Huib Pot, die naar ik meen eveneens uit de Zaan afkomstig was en Johan de Wit uit Zuid-Holland. Deze drie jongens waren bij het verzet en hadden daarvoor een vervoermiddel nodig. Bekend was dat bij Piet Leyen, in het Zuideinde,
Historische Vereniging
- 87 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 een bijna nieuwe fiets stond. Tijdens een overval op een avond, waaraan de drie heren vermomd deelnamen, werd de fiets opgeëist. Eén van de jongens maakte de fout een ander bij zijn naam te noemen. Door het werk op het land was iedereen op de hoogte van de onderduikers. Zodoende zette dit voorval kwaad bloed bij de families. De fiets is doorgegeven aan anderen, omdat werd gedreigd er werk van te maken, hetgeen evenwel niet is gebeurd. Jaren later ontmoette mijn man Johan in hun gezamenlijk werk bij de dierenbescherming. De wereld is dus klein. In 1941 kwam er een baby van 10 dagen bij Jaap Glas in huis. Jaap woonde met zijn vrouw Trien, een dochter van smid Piet Groen, aan de Benedenweg in het Zuideinde. Ze hadden geen kinderen. De nieuwe baby had Joodse ouders en zo gauw dit na de geboorte mogelijk was, werd ze uit het ziekenhuis naar "ome Jaap en tante Trien" gebracht, vergezeld van een in het ziekenhuis 'georganiseerde' baby uitzet, en doken de beide ouders onder. Bekend werd later dat de moeder in meer dan één kamp gevangen had gezeten. In de zomer van 1945 kwam plotseling de Joodse vader bij hen aan de deur. Tante Trien had hem reeds het pad zien opkomen: "Of mijn hart stilstond, ik zag het meteen," zei ze. De man verzekerde hen, dat hij niet ogenblikkelijk zijn kind kwam opeisen: "Ik weet niet of mijn vrouw nog leeft en als ik haar niet terugzie, heeft mijn leven voor mij geen waarde meer." Drie maanden later kwam ook de moeder uit het kamp. Ze was totaal uitgeput en moest eerst op krachten komen. Zij bleef dus een paar maanden om aan te sterken en kon ondertussen haar dochtertje leren kennen en aan haar wennen. Haar man was in Amsterdam door Joodse vrienden geholpen en kwam in het dorp langs de deuren venten met stoffen voor kostuums en japonnen. De mensen durfden niet te kopen, want ja, hij bleef een Jood, en Joden hebben streken.... Wij waren wel zo vrij en menig keer gingen we in Amsterdam kleding kopen. Het is hem verder goed gegaan en Jaap en Trien hebben lang contact onderhouden met Isaac van der Ster en zijn vrouw Bep. Later kregen de laatsten nog twee dochters.
Historische Vereniging
- 88 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Bij mijn moeder, J. Kloosterboer - Glas werd op een dag ook een baby gebracht zonder dat zij 't wist. Helaas kon dat niet doorgaan omdat onze onderduiker, nu mijn man Nico Visser, difteritis had en de dame die in deze zaak bemiddelde, dat niet durfde te riskeren. In die tijd is er een nichtje van me, 3 jaar oud, aan deze ziekte overleden. Voorjaar 1944 werd er een hongerbaby bij de familie Bram Glas in de Vijzellaan gebracht. Het kind was ongeveer één jaar oud en woog slechts 12 pond. Na drie maanden werden de ouders bang dat hun kind van hen zou vervreemden en eisten het op. Het woog toen ongeveer 20 pond. Klazien Visser - Kloosterboer
Dokter Destrée zag nog een manier om aan brandstof te komen.
Historische Vereniging
- 89 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 IK WAS BIJ DE RAAD VAN VERZET In 1944 was ik 17 jaar oud en werkte bij de belasting-inspectie Alkmaar. In mijn onmiddellijke omgeving zat een even oude collega en met hem kon ik geweldig goed opschieten. Samen trokken we er geregeld op uit, onder meer om voedsel op te scharrelen, want dat begon toen al schaars te worden. Bij ons zat ook een wat ouder persoon, ene Veraar die lid van de N.S.B. was. We lieten hem meestal meedelen in onze buit, waarvoor hij altijd heel erkentelijk was. Enige tijd later begon hij ons aan te sporen om deel te nemen aan de Jeugdstorm of Jeugd - W.A. Toen hij daar geregeld op terug kwam, begon ons dit te vervelen en één van ons zei tegen hem: "We peinzen er niet over om mee te doen met die zwijnebende." Hij werd kwaad en riep: "Dus jullie zeggen dat onze Fuhrer een zwijn is. Daar zullen jullie meer van horen!". Hij pakte een opschrijfboekje en maakte daarin enkele aantekeningen. Aanvankelijk schrokken we. Toen hij de daarop volgende dagen weer normaal deed en graag met ons meedeelde, als we wat extra aardappelen, groente of melk hadden, vergaten we al gauw hele voorval. In zijn werk functioneerde Veraar lang niet foutloos. Geregeld kreeg hij op- of aanmerkingen van zijn directe chef en af en toe kwam zelfs de inspecteur er aan te pas. Vlak voor Kerst 1943 ontving ons kantoor een Regeringstelegram met de boodschap dat enkele personeelsleden op het Departement, dat toen in Deventer was, moesten verschijnen. Hiertoe behoorden Veraar, de inspecteur, onze bureauchef en mijn persoon. In Deventer kreeg eerst onze chef van Rost van Tonningen te horen, dat hij werd overgeplaatst. Vervolgens moest ik op het matje komen en werd me gevraagd of ik wel eens ruzie met Veraar had gemaakt. Ik was me van geen kwaad bewust. Toen moest Veraar binnenkomen en hem werd hetzelfde gevraagd. Hij haalde ogenblikkelijk zijn opschrijfboekje tevoorschijn en antwoordde: "Ja, dat is al eens gebeurd en bij die gelegenheid noemde hij onze Fuhrer een zwijn." Ik werd eerst stijf gescholden en daarna werd me verteld dat ik met onmiddellijke ingang was ontslagen en me de volgende dag op het
Historische Vereniging
- 90 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Arbeidsbureau te Alkmaar moest melden voor tewerkstelling in Duitsland. Ik had thuis mijn verhaal nog niet gedaan, of mijn vader telefoneerde naar Steenbergen (N.B.), waar we eerder woonden. Daar regelde hij een onderduikadres voor me en zo vertrok ik naar mijn geboorteplaats, terwijl de secretarie-ambtenaar van Koedijk, Jan Smit, me op papier liet overlijden. Ik ben ongeveer twee maanden in Steenbergen geweest. Het eten en drinken was daar beter dan thuis, soms voor mijn maag wel eens iets aan de zware kant... Inmiddels maakten ze thuis een prima schuilplaats voor me en werd me bericht dat ik wel weer richting Alkmaar kon gaan. Spoedig na mijn terugkeer kwam ik in aanraking met Dik Jupijn, die de redactie en verspreiding van "RECHT DOOR ZEE" verzorgde. Dit illegale blad werd door Ben Speets op het Verdronken Oord gemaakt. Wanneer dat daar om de een of andere reden niet kon, gingen we het ’s nachts maken in het Belastingkantoor. Ik had van dit gebouw nog een sleutel en zo konden we daar van de stencilmachine gebruik maken.. In die tijd, 1944, kwam de B.S. op. Vanuit Engeland werd gevraagd om naamlijsten van de medewerkers te maken. Voor dat de bevrijding kwam, moest het in orde zijn, dit zou t.z.t. een goede organisatie vergemakkelijken. Eind oktober, begin november maakten wij de voor ons geldende lijsten. We verstopten die papieren bij Aad van Doorn achter het doek van een in de woonkamer hangend schilderij. Op 11 november kwam ik bij de rijwielzaak van Jan Groot, die ook bij de R.V.V. was. Hij vertelde me, dat er een ramp was gebeurd Verschillende van onze mensen waren ondergedoken, zoals Alie van Berkum, Wim Kok, Mientje Hollander. Aad van Doorn was gepakt en Joop Asjes was in zijn been geschoten, maar ontkomen. Aad werd opgenomen in het Marine Lazaret te Heiloo. Daar is hij gemarteld en later werd hij gefusilleerd. Wim Kok en Mien werden in december gepakt en door verraad van een buurjongen van Wim werd ook Dik Jupijn gepakt. Dit kostte Dik het leven en ook Ben Speets werd gefusilleerd.
Historische Vereniging
- 91 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Op 10 november hadden wij de lijst voor de B.S. nog bij Aad gecontroleerd en aangevuld met enkele namen. Hoewel er op die ongeluksdag, 11 november, op elke straathoek een landwachter stond te posten, moesten wij toch proberen Aad’s huis binnen te komen, hetgeen ons uiteindelijk gelukte. Gelukkig was de lijst er nog en deze hebben we meteen bij opa Groot verbrand. In plaats van Mientje werd ik koerier. Dat betekende onder meer dat ik drie of vier keer per week naar Kolhorn moest fietsen. Bij een R.V.V.adres moest ik mijn berichten afgeven en vandaar uit werd gezorgd dat deze naar Engeland werden overgeseind. Tweemaal werd me een fiets op anti-plof banden afgenomen. Door tussenkomst van Jan Groot fietste ik daarna op een baanfiets van Jan Derksen, eveneens op anti-plof. Als koerier was ik betrokken bij enkele wapendroppings 'om de noord'. Ook Jo Bos was daarbij aanwezig. Voor het vervoer mocht ik de bakfiets van bakker Gert Groot (Benedenweg - Zuideinde) gebruiken. Sedert die tijd lag ik in een gat onder de zoldervloer tussen wapens, munitie en handgranaten verscholen. Het verbranden van de huizen op de Zes Wielen maakte ik van nabij mee. R.M. van Westerop.
Historische Vereniging
- 92 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 REPRESAILLES. September 1944, een maand met enerverende gebeurtenissen. Was de opwinding rond dolle dinsdag (5-9-1944) vooral het gevolg van opgeblazen geruchten, de landing van een leger Engelse parachutisten bij Arnhem (17-9-1944) was werkelijkheid, evenals de bevrijding van de eerste landgenoten ten zuiden van de grote rivieren. In het bezette gebied begon het verzet steeds meer pogingen te doen de Duitse verdediging te ontregelen. Vandaar dat spoorlijnen dan hier, dan daar werden opgeblazen. Knooppunten en spoorbruggen waren geliefde objecten. Ook de lijn Alkmaar - Den Helder moest het geregeld ontgelden. In onze naaste omgeving werd enkele malen geprobeerd de spoorbrug over de Ringvaart (Butterhuizen) en het bruggetje van Leyen (ca 1 km ten westen van de spoorwegovergang in de Bovenweg) onklaar te maken. Natuurlijk zag de bezetter dit als sabotagedaden, die met vergeldingsacties moesten worden beantwoord. Omdat ze de daders niet wisten te achterhalen, werden gewone burgers meestal de dupe van de Duitse represailles. TWUYVERWEG 13-9-1944 Op 13 september 1944 verbrandden de Duitsers als represaillemaatregel tegen een vernieling aan de spoorbrug bij de Butterhuizen twee boerderijen in Heerhugowaard en moest ook een huis in St. Pancras er aan geloven. Aanvankelijk hadden ze de woning van Cor Smit, aan de Twuyverweg, op het oog. Omdat daar de vrouw des huizes met tbc in bed lag, besloten ze een andere woning te nemen en zo kwam het dat even later het huis van Bram Wiering, in de bocht van de Twuyverweg gelegen, in lichterlaaie stond. BENEDENWEG 16-9-1944 De uit Den Helder afkomstige Wiljou woonde destijds aan de Benedenweg in een helft van een dubbel woonhuis.(nu Benedenweg 174-176). Ook nadat hij hier was komen wonen bleef hij in Den Helder bij de kustverdediging werken. Op den duur begon hij dit te gevaarlijk te vinden, dus… hij verzuimde zijn werk en dook onder. Op 16 september kwamen Duitse soldaten eens poolshoogte nemen en toen ze merkten, dat de vogel gevlogen
Historische Vereniging
- 93 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 was besloten ze zijn huis in brand te steken. Vanaf de overkant (nu Benedenweg 173) werden de heren nauwlettend in de gaten gehouden door de daar wonende De Vries en toen de laatste zag wat de soldaten van plan waren, kwam hij naar buiten en vertelde hen dat ze inderdaad voor het huis van de heer Wiljou stonden, maar dat deze daarvan niet de eigenaar was, maar huurder. Hij, De Vries was de eigenaar van het dubbele woonhuis. Mochten de heren dus het huis gaan verbranden, dan berokkenden ze in de eerste plaats hem grote schade en ook de heer Henk Henning, die de andere helft bewoonde. De Duitsers hebben daarop een aantal voorwerpen uit Wiljous huis gehaald, deze kort en klein geslagen en wierpen, toen ze vertrokken, nog een handgranaat naar binnen, waardoor veel van het overige interieur werd vernield, er geen ruit heel bleef en de gordijnen lustig naar buiten wapperden. Gebeurde deze vernieling op 16 september, op 17 september landde een luchtleger bij Arnhem (Market-garden) en kondigde de Nederlandse regering de spoorwegstaking af. Een dag later was het in en rond het huis van Jan Wagenaar Czn. (nu Bovenweg 155) een drukte van belang. Veel onderduikende "spoorweg"-gezinnen kwamen bij hem een onderduikadres vragen. "Dit liep beslist in de gaten", zegt zoon Jaap, "en naar mijn mening haalden we ons daarmee veel narigheid op de hals. We waren zo in de kijker gekomen, daar moest wel iets op volgen”. “Diezelfde avond hadden we al een stelletje Landwachters in huis. Mijn vader was niet thuis en mijn moeder moest ze te woord staan. Ze zagen in de kamer een portret van Colijn hangen en daar stoven de mannen op af. Ik vond het knap van mijn moeder hoe ze die lui van repliek diende". Enkele dagen later voelde de familie Wagenaar dat de grond hen onder de voeten te warm werd en ieder dook onder. Jaap kwam terecht bij oom Jaap Wagenaar - Pilkes aan de Benedenweg. Geen slecht adres. Men hield er van de gezelligheid. 's Avonds gingen ze vaak bij buurman Jaap Groen, lid van de N.S.B. maar ook lezer van het illegale Trouw en steeds bereid om hulp te verlenen, op visite. Al kaartend werd de tijd bij een schemerig pitje gekort. Dat de scheidslijnen in die tijd niet altijd overal even duidelijk waren blijkt ook uit het feit dat oom Jaap als controleur bij de CCD wel eens
Historische Vereniging
- 94 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 wat graan wist op te scharrelen, door niet al te nauw te kijken bij de controlewerkzaamheden en voor zijn 'buit' een veilige schuilplaats had op de zolder van Jaap Groen. 's Nachts sliepen Jaap en enkele onderduikers, die daar eveneens in huis waren, in een kippenboet tussen wat balen stro. Hun buurjongens, Siem en Aart Wognum zagen ze iedere avond met een overdekte schuit wegvaren, het ambacht in. Ook dat was een manier om te voorkomen dat je 's nachts uit je bed werd gelicht. Overdag was er meestal wel iemand van de familie Wagenaar in of bij huis. Toen ze nog maar enkele dagen waren ondergedoken, zag Jaap een aantal landwachters voor hun huis stoppen. Ogenblikkelijk zocht hij onderdak bij de buren. Het liep echter goed af, al spoedig vertrokken de heren weer. Wanneer de kust veilig was, haalden de Wagenaars spullen uit huis en brachten dat elders onder. Als ze zo bezig waren, hadden ze mensen verderop als het ware op de uitkijk staan, die hen bij het minste of geringste zouden waarschuwen als er onraad dreigde. Met paard en wagen van Cor Kooy sleepten Jaap en zijn zus hun huis praktisch leeg, zelfs de gordijnen gingen voor de ramen vandaan. BOVENWEG 9-10-1944 Op 9 oktober liep een Duitse trein bij Huiswaard op een springlading. 's Middags verschenen Duitse soldaten bij huize Wagenaar. Toen ze zagen dat het huis leeg was, werden ze woedend. Met enkele andere mensen stond Jaap bij café Bouwstra te kijken naar hetgeen de 'beschermers' gingen doen. Zoveel bekijks zinde de heren niet en dreigend richtten ze een mitrailleur op hun publiek. Op dat moment werd Jaap door Arie Geluk bij zijn schouder gepakt en zei deze tegen hem: "Jij moet hier vandaan, kom mee." Geluk nam hem daarop mee en voer met hem het Ambacht in. Toen ze in de Kruissloot waren, zagen ze de vlammen boven de huizen uitkomen, hetgeen Jaap ontlokte: "Ik geloof niet dat dit ons huis is, dit is meer noordelijk." Inderdaad, de soldaten hadden in het huis van de Wagenaars eerst het nodige vernield, met bajonetten of iets dergelijks door kamerdeuren heen gestoken, nog meer dingen kapot geslagen, en daarop waren ze
Historische Vereniging
- 95 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 iets noordelijker gegaan. In het naburig huis, dat veel op dat van de Wagenaars leek, woonden al iets oudere mensen, Leendert de Pee en zijn vrouw. Ze hadden zes kinderen, waarvan er een, Cor de Pee, later een winkel aan de Bovenweg had. Een andere zoon, Thijs, wilde zijn ouders helpen en probeerde uit de ouderlijke woning te halen wat hij maar kon, maar hem werd te verstaan gegeven dat hij moest maken dat hij wegkwam... Van de woning bleef weinig over, alleen de fundamenten bleven overeind. Na de brand werd tussen de puinhopen nog een sieraad gevonden, waaraan oma De Pee erg gehecht was en nu nog door kleindochter Jeannet in Rio de Janeiro wordt gedragen. Vermoedelijk is deze gebeurtenis voor opa Leendert te zwaar geweest, hij heeft deze ramp maar kort overleefd reeds in 1946 is hij overleden.
Op 13 oktober 1944 maakte Opperwachtmeester Maarten Rol PROCES-VERBAAL op terzake het verbranden van een viertal woningen en het vernielen van een woning onder de gemeente Koedijk door de Bezettende Duitsche Macht. Hierin werd verklaard door: WAGENAAR, Jan oud 47 jaar, van beroep koopman, wonende te Koedijk, Bovenweg no 92a. Hij verklaarde het volgende: ""Op maandag 9 October 1944 is mijn woning bezocht door eenige leden van de Duitsche Weermacht in verband met een aanslag op den spoorwegbaan onder de gemeente Koedijk. Als represaillemaatregel is de woning van mijn buurman de PEE verbrand geworden en van mijn woning werden alle ruiten stuk geslagen. Ook een deel van mijn inboedel werd vernield, zooals een dressoir, een lamp, eenig serviesgoed en een paar deuren werden stuk geslagen. Het huis en de inboedel hehoorde mij in eigendom toe. De schade bedraagt ongeveer f 750,--. Ik ben verzekerd tegen molestschade bij de verzekeringsmaatschappij waarvan Mr. Eecen te Oudkarspel vertengenwoordiger is. ”
Historische Vereniging
- 96 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 door: de PEE, Leendert oud 66 jaar, van beroep manufacturier, wonende te Koedijk, Bovenweg 92b (thans bij zijn zoon M. de Pee). Hij verklaarde het volgende: “Op Maandag 9 October 1944 te omstreeks 13.30 uur vervoegden zich aan mijn woning eenige leden van de Duitsche Weermacht. (Dit waren beambten van de Grüne Polizei thuis hoorende te Amsterdam onder leiding van een Majoor). Degene, die de leiding had, deelde mij mede, dat over 20 minuten mijn woning verbrand zou worden. Ik was hierover zeer onthutst en trachtte nog te redden wat ik kon. Maar omdat mijn vrouw ziekelijk is, slaagde ik daar niet zoo spoedig in. Het gelukte mij om eenig lijfgoed en schoeisel te redden, doch meer kon ik niet in veiligheid hrengen. De Duitschers staken mijn huis in brand terwijl mijn vrouw en ik er nog in waren. De geheele woning en het geheele meubilair is verbrand. Alles behoorde mij in eigendom toe. De woning was tegen molest- en brandschade verzekerd voor een som van f 5000. –
HOORNSEWEG 10-10-1944 De volgende dag zetten de Duitsers hun wraakneming voort met het verbranden van drie, aan de Hoornseweg gelegen huizen. Eén van de bewoners, de nu 81-jarige mevrouw Vingerling, vertelt daarvan: “Mijn schoonvader woonde toen aan de Frieseweg. Hij had net een maagbloeding gehad en was daaraan geopereerd. Omdat hij niet voor zichzelf kon zorgen, was hij tijdelijk bij ons ingetrokken. Toen we op 9 oktober hoorden van de spoorwegsabotage zei ik tegen mijn man: "Als daar ons huis maar niet gaat!" Mijn schoonvader wilde geen dag langer aan de Hoornseweg blijven, in zijn huis was het veel veiliger. Wij hebben hem toen teruggebracht en zijn die nacht daar ook gebleven. Ik nam me voor om alvast een aantal zaken uit ons huis te halen, daarmee wilde ik de volgende dag zo gauw mogelijk beginnen. Maar eerst moest ik die dag bonkaarten halen te St. Pancras in café Spoorzicht. Daar hield het distributiekantoor zitting. Dit zou om 9 uur open gaan en ik was daar op die tijd aanwezig. Behalve voor onszelf moest ik voor nog meer mensen van de Hoornseweg bonkaarten meenemen. Echter, er was nog geen
Historische Vereniging
- 97 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 distributieambtenaar te bekennen. Pas om tien uur verschenen ze, begeleid door politieagent Mees van Slooten. Ze waren opgehouden in Koedijk. Ik werd meteen geholpen. Mees van Slooten zei toen tegen me: "Jij moet zorgen dat je zo gauw mogelijk thuis komt. Want de reden, dat we werden opgehouden is dat zo-even de Ortskommandant op het gemeentehuis van Koedijk was en vroeg om drie huizen van goed gesitueerde burgers aan te wijzen, want die wil hij in brand steken. En toen zijn jullie huis en die van de buren aangewezen." Moest je horen: Wij goed gesitueerde burgers ! We woonden in een huurhuis, mijn man was tuinder en we moesten van f 10,-- in de week leven... (Later heb ik wel eens gehoord, dat men het niet op Koedijkkanaal wilde hebben en dat onze huizen, die nogal vrij stonden, daarom werden aangewezen).
Ik greep mijn fiets, maar tot overmaat van ramp hadden ze mijn band (ik was nog zo gelukkig op luchtbanden te rijden) laten leeglopen, het ventiel miste er uit. Hollend met mijn fiets ben ik naar huis gegaan. Toen ik daar aankwam werd tegen me gezegd: "Je moet niet verder gaan, want dan wordt er op je geschoten." Dat heb ik echter geriskeerd en er werd helemaal niet geschoten. De Ortskommandant had bij één van de buren een fauteuil uit huis laten halen en deze op een bruggetje laten plaatsen en daar troonde hij op. Ik ging naar hem toe en vroeg of ik nog enkele zaken uit ons huis mocht halen. Onze buren waren daar al enige tijd mee bezig. Hij antwoordde: "Je hebt nog drie minuten." Toen ik in huis kwam, zag ik daar een Duitse soldaat, die bezig was fosfor over de meubelen te strooien. Hij was erg met de situatie verlegen en zei, dat het niet zijn schuld was en dat het hem speet dat hij dit moest doen. Hij bood me zijn hulp aan, ik moest maar zeggen, wat hij moest wegbrengen. Samen hebben we toen een aantal, voor mij kostbare zaken, zoals mijn naaimachine achter over de sloot gegooid. Daar waren ze veilig.(hoewel...veilig.... later zijn enkele van onze spullen uit een schuur van de buren gestolen). Het duurde de Ortskommandant veel te lang. Op een gegeven ogenblik kwam hij aan en brulde dat ik naar buiten moest gaan. Ook vond hij het
Historische Vereniging
- 98 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 niet goed, dat die soldaat me hielp. Niemand mocht een hand uitsteken om ons te helpen! (Het kan best zijn dat deze jongen daarvoor naar het Oostfront is gestuurd). Daarna werden handgranaten door de ramen gegooid en meteen vatte alles vlam. De brandweer is wel geweest, maar mocht niet blussen. Wij zijn toen eerst bij mijn schoonvader in gaan wonen, vervolgens een tijdlang te Koedijkkanaal en tenslotte zijn we weer aan de Hoornseweg teruggekomen.
Zo zag dokter Destree deze represaille
Buurman Henke is de slag nooit te boven gekomen. Hij had zijn hele leven gespaard en gewerkt voor een eigen huis. Dit was hem gelukt en op zijn tuin teelde hij groente en aardappelen. Een tijdlang waande hij zich de koning te rijk. En dit alles was hem in één keer afgenomen. De verzekering vergoedde niets. Hij heeft niet zo lang meer geleefd. Buurman Groenewoud vertrok naar St. Pancras. Zijn dochter is daar nog wijkverpleegster geweest.
Historische Vereniging
- 99 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het Proces-Verbaal van Maarten Rol vermeldt hiervan: HENKES, Albert oud 66 jaar, zonder beroep, wonende Koedijk, Zes Wielen no 9 (thans bij Pot te Alkmaar, Fnidsen 105) Hij verklaarde het volgende: ""Op Dinsdag den 10den October 1944, des voormiddags te omstreeks 9.30 uur vervoegden zich aan mijn woning een viertal leden van de Duitsche Weermacht. (Dit waren beambten van de Feld-Gendarmerie te Alkmaar onder leiding van den Orts-Commandant). De leider deelde mij mede dat mijn woning verbrand zou worden en dat ik 20 minuten tij d had de woning te ontruimen. Ik ben toen direct begonnen om nog zooveel mogelijk huisraad in veiligheid te brengen. Ik slaagde er in om een deel van den inboedel te redden, doch het meerendeel is gelijk met de woning verbrand geworden. Het huis en de inboedel was mijn persoonlijk eigendom en was tegen brand en molest verzekerd voor resp. f 5000. – en f 3000, – GROENWOUDT, Paulus
oud 74 jaar, zonder beroep, wonende te Koedijk, Zes Wielen no 7 (thans bij Braaf, Koedijk, Zes Wielen no 11, Post Alkmaar), Hij verklaarde het volgende: ""Op Dinsdag den 10den October 1944, des voormiddags omstreeks 9.30 uur vervoegden zich aan mijn woning een viertal leden van de Duitsche Weermacht. Dit waren beambten van de Feld Gendarmerie onder leiding van den Ortscommandant. De leider deelde mij mede, dat ik l5 minuten tijd kreeg om de woning te verlaten, want deze zou als represaillemaatregel verbrand worden. Ik ben toen direct aan het werk gegaan om zooveel mogelijk uit de woning te halen. Het gelukte mij om ongeveer de helft van mijn inboedel in veiligheid te brengen. Het huis en den inboedel was mijn persoonlijk eigendom. Tegen molestschade was ik niet verzekerd, tegen brandschade het huis voor f 5000, – en de inboedel f 2500. – . VINGERLING, Aart Simon oud 40 jaar, van beroep tuinbouwer, wonende te Koedijk, Zes Wielen 8.(thans bij zijn ouders wonende te Oudorp, Frieseweg no...) Hij verklaarde het volgende: ""Op Dinsdag den 10den October 1944, des voormiddags omstreeks 9.30 uur vervoegden zich aan mijn woning een
Historische Vereniging
- 100 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 viertal leden van de Duitsche Weermacht. (Leden van de Feldgendarmerie thuis behoorende te Alkmaar onder leiding van den Orts Commandant). Ik was zelf niet thuis en mijn vrouw was naar de distributie om levensmiddelenbonnen te halen. Toen mijn vrouw thuis kwam, waren ze al bezig een vuur in de kamer aan te steken en toen ik thuis kwam, was het geheele huis al bijna verbrand. Van den inboedel is een gedeelte gered en ook een gedeelte van mijn oogst. Ik had opgeslagen 575 kilogram tarwe en 160 kilogram erwten. Hiervan is ook een deel verbrand. Het huis was eigendom van P. Steijn. De inboedel behoorde mij in eigendom toe, terwijl ik ook nog een inboedel opgeslagen had van Visser, die geëvacueerd is van Schoorl naar Amsterdam, Lootstraat 5. De oogst behoorde mij in eigendom toe en lag klaar om geleverd te worden aan de regering. STEIJN, Pieter 63 jaar, van beroep houthandelaar, wonende te Koedijk, Zes Wielen no... Hij verklaarde het volgende: ""De woning Zes Wielen no. 8 onder de gemeente Koedijk gelegen en bewoond door A.S. Vingerlinp is op Dinsdag 10 October 1944 door de Duitschers verbrand geworden. Deze woning behoorde mij in eigendom toe. Ze was verzekerd voor een som van f 3500, – tegen brandschade, doch niet verzekerd tegen molestschade. Samengesteld uit mededelingen van Har Duif, Jaap Wagenaar, Jaap de Pee en mevr. Vingerling en Proces-verbaal M. Rol, bewaard als archief Koedijk nr.470 in Reg. Archief Alkmaar.
Nog een slachtoffer van een repressaille-maatregel. We kregen een papier in handen met als opschrift STERBEURKUNDE en het luidde: Der Metalldreher Dirk Groen, katholisch, wohnhaft Obhausen, Platzkommande Schafstadt, ist am .1 November 1944 um 7 Uhr 30 Minuten in Obhausen Platzkommando Schafstadt verstorben. Der Verstorbene war geboren am 20 Mai 1923 in Sint-Pancras (Holland). Vater unbekannt, Mutter unbekannt. Der verstorbene war nicht verheiratet. Ohhausen, 3 November 1944
Historische Vereniging
- 101 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Naspeuringen leverden het volgende op: Deze Dirk Groen was een broer van Cor Groen, die lang aan de Twuyverweg woonde en wiens zoon Dik bekend werd als schaatser en wielrijder. De ouders van Dirk en Cor verhuisden voor de oorlog naar Velsen IJmuiden, want hun vader was werkzaam bij de pakketvaart van Bosman uit Alkmaar en deze vrachtdienst had een filiaal in IJmuiden. In maart 1944 schoten verzetsmensen in Velsen enkele SD agenten neer. De SD reageerde hierop met het neerschieten van een chirurg en een bankwerker. Vervolgens doodde het verzet een NSB-leider uit Beverwijk. De Grüne Polizei beantwoordde dit met een razzia op 15 en 16 april 1944, waarbij 486 mannen uit Velsen-Noord werden gevangen genomen. Ook Dirk Groen en een andere broer van hem, Jaap geheten, werden gepakt. Dirk was eigenlijk ondergedoken, maar toen toevallig even thuis. Na afloop van de razzia werd bekend gemaakt dat alle gevangenen ogenblikkelijk in vrijheid zouden worden gesteld, indien de bevolking vóór 19 april d.a.v. mededeling wilde doen over de daders van de aanslagen op de SD-agenten en de NSB-leider. Toen hierop niet werd gereageerd werden de gevangenen op 19 april overgebracht naar Amersfoort; een deel ging later op transport naar Duitsland. Velen keerden na de bevrijding niet terug. Een van hen was dus Dirk Groen, die vermoedelijk eerst daar te werk is gesteld als metaaldraaier en later "tengevolge van algemene lichamelijke zwakte" overleed. Hij werd in Obhausen begraven (niet ver van Leipzig), is in 1949 overgebracht naar de Algemene Begraafplaats te St. Pancras en werd in 1970 postuum geëerd doordat men hem toen begroef op het Ereveld te Loenen. (Zijn broer Jaap keerde wel behouden terug). (mededeling Rob Groen, Twuyverweg)
Historische Vereniging
- 102 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 DE ILLEGALE PERS IN DE OORLOGSJAREN 1940-1945 De illegale pers heeft in de tweede wereldoorlog zonder twijfel een grote rol gespeeld. Niet zozeer in de eerste paar jaar, maar vooral nadat de radiotoestellen moesten worden ingeleverd. Op 13 mei 1943 werd namelijk door de Duitse bezetter de ”Beschikking betreffende het verbeurd verklaren van radio-ontvangtoestellen" afgekondigd. Vrijwel iedereen die in het bezit was van een radio kon tot dat tijdstip naar de (verboden) Engelse zender luisteren. Na 13 mei werd dat een linke zaak. Dat het de bezetter menens was bleek uit een bericht in het toenmalig Noordhollands Dagblad: ""Bij de voortgezette controle op de inlevering van radioontvang-toestellen werden alhier (Alkmaar) twee inwoners gearresteerd, die niet aan de inleveringsplicht hadden voldaan. Eén van hen had zelfs twee radiotoestellen verborgen."" Vrijwel zeker was hier sprake van verraad, want aan verraders was er tijdens de oorlog geen gebrek! Mijn vader pakte de radio goed in en verborg het toestel onder de grond in de kamer. Na de oorlog speelde het nog prima! Geen radio meer, dat betekende een grote tegenslag, ook voor mij als berichtgever. Er moest dus onverwijld naar een oplossing worden gezocht. Die werd gevonden in een apparaat, dat was voorzien van een paar spoelen. Die moest je op een bepaalde manier instellen, waarna de Engelse zender in Londen goed (soms ook minder goed) kon worden ontvangen. Het apparaatje was voor stroomvoeding verbonden met een accu, die regelmatig moest worden opgeladen. Heel primitief dus allemaal, maar het ging. Na elke luisterbeurt moest je de spullen goed inpakken, je kon nooit weten! Ik woonde destijds in Sint Pancras aan de Twuyverweg (nu nr. 21). Voor het samenstellen van een blad werd eerst de avond te voren geluisterd, vervolgens ’s morgens om 7 uur (alles via de koptelefoon) en daarna (in Alkmaar) om 1 en om 2 uur. Hierna werd de tekst uitgetikt en vermenigvuldigd. Eerst werd een bescheiden aantal vervaardigd maar later, toen De Vrije Pers werd opgericht, klom de oplage tot 1500 stuks per dag. Zelfs in Den Helder hadden we "abonnees", die via een agent (geen politie) van een exemplaar werden voorzien.
Historische Vereniging
- 103 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ook kwamen extra edities uit, bijvoorbeeld op 19 april 1945, met als belangrijke nieuws: "de Wieringermeer onder water". Ik verzorgde alle luisterbeurten, ook op zondag, maar dan alleen thuis, zodat je steeds gebonden was. Een dag verzuimen kon dus niet, je was elke dag in touw. Spannend, maar toch mooi werk. De Vrije Pers werd gemaakt op het kantoor in Alkmaar, waar ik werkte en waar we de beschikking hadden over een goed radiotoestel. De directie was op de hoogte, maar liet daarvan niets merken; we konden ongestoord onze gang gaan. Hulde! Hoe langer de oorlog duurde, des te nijpender werd het gebrek aan de benodigde materialen (stencils, papier, inkt en een goede stencilmachine, voor de vermenigvuldiging). Dank zij goede relaties konden we blijven draaien, ook al was het papier soms van een bedenkelijke kwaliteit. Ongetwijfeld hebt u intussen begrepen, dat het lang niet altijd gemakkelijk ging. Ook waren er vaak razzia's en was het oppassen geblazen voor verraders. Je werd in die tijd al brutaler en durfde risico's te nemen. Zo herinner ik mij een middag dat ik van Alkmaar via Oudorp naar huis fietste met in mijn fietstas een hoeveelheid "illegale spullen". Vanuit de verte ontwaarde ik bij de R.K. kerk in Oudorp twee Landwachters (N.S.B.-ers) – Nederlanders, die voor de Duitsers o.a controlewerkzaamheden uitvoerden – . Nu kon ik twee dingen doen: De veiligste manier was om te keren en langs een omweg via Koedijk / Koedijkerpad naar St.Pancras te gaan, door te rijden met alle risiko van dien. Ik koos toch maar de tweede mogelijkheid en fietste gewoon door. Prompt werd ik aangehouden, maar toen de "heren" mijn vervoermiddel zagen – een oude fiets met anti-plof banden – mocht ik doorrijden. Voor hetzelfde geld hadden ze de fietstas gecontroleerd en was ik er "vies” bij geweest. Op zo'n moment realiseert iemand zich, dat het lot soms aan een zijden draad hangt!
Historische Vereniging
- 104 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ondanks de steeds moeilijker wordende omstandigheden is alles steeds goed verlopen (enkele kritische momenten, waarover ik niet wil schrijven, uitgezonderd). We konden onze lezers van nieuws voorzien, dat er heel anders uitzag dan wat de Duitse propaganda de wereld instuurde. De illegale pers in het algemeen heeft dus wel degelijk een belangrijke functie vervuld. Men was in staat de mensen op de hoogte te houden van de werkelijke gang (stand) van zaken. Ook toen het voor de Duitsers duidelijk mis ging, kregen we van die kant te horen, dat alles naar wens verliep en dat de Duitse legers zegevierden. Zelfs de laatste weken van de oorlog, toen Berlijn al één puinhoop was, bleef de Duitse propaganda volhouden dat de strijd uiteindelijk zou worden omgezet in een Duitse overwinning. Waanzin ten top! Resumerend kan ik tot de conclusie komen, dat de oorlogsjaren voor mij en de andere medewerkers aan De Vrije Pers een drukke tijd is geweest, waarbij het woord "angst" niet in het woordenboek voorkwam. "Doorgaan" was het devies en het resultaat heeft ons allen veel voldoening gegeven. Uiteraard waren we allemaal blij toen er een definitief einde kon komen aan onze activiteiten en we konden overgaan tot een meer normale levenswijze. Herinneringen mogen dan vervagen, helemaal uitgewist worden ze nooit! Dirk Groen, Alkmaar.
Historische Vereniging
- 105 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 IK OVERLEEFDE KAMP AMERSFOORT In de eerste jaren van de bezetting woonde ik aan de Hoornse vaart, vlak bij de Zes Wielen. Later zijn we naar de Heerenweg verhuisd en kwam mijn broer Wim in ons oude huis wonen. Enkele maanden voordat we verhuisden, moesten we van de bezetter onze radio's inleveren. Ik had dit niet gedaan, maar die van mij verstopt in een van de glaskisten, die daar in de schuur stonden. Enkele maanden na de verhuizing meende ik dat ik die radio een ander plaatsje moest geven. Het was de mijne en dus was ik verantwoordelijk. Vandaar dat ik, begin februari 1944, op een ochtend de radio tevoorschijn haalde. Natuurlijk wilde ik weten of het ding het nog deed. Dus zocht ik eerst een stopcontact en vervolgens de Engelse zender en kwam tot de conclusie dat alles nog perfect werkte! En toen werd ik weggeroepen. De radio bleef staan, waar hij stond. En laat nu net in de tijd dat ik weg was, de Duitsers een razzia houden bij de Zes Wielen en de Frieseweg. Later hoorden we dat ze om een uit Bergen afkomstige, gedeserteerde Hollandse S.S.-er zochten. Een half uur voordat de razzia begon was de buurt reeds gewaarschuwd dat er iets op komst was. Vandaar dat veel onderduikers haastig een schuilplaats hadden gezocht in de tweede molen vanaf de Zes Wielen, die van Willem de Jong. In deze molen had de illegaliteit een schuilplaats gemaakt. De onder de molen doorlopende watergang was, onzichtbaar van buiten aan weerszijden afgesloten door een gemetselde muur. Op die manier was er een prachtige geheime werkplaats ontstaan, waarin zo nodig, onderduikers onderdak konden vinden. Toch werden tijdens de razzia nog heel wat personen gearresteerd. Ook broer Wim en een knecht merkten te laat dat de Duitsers bezig waren met een razzia. Wel namen ze nog de wijk naar een zolder, maar toen waren ze reeds opgemerkt. Beiden werden gevangen genomen en tot overmaat van ramp werd ook de radio gevonden. De onderduikers, die zich in de molen hadden weten te bergen, ontsnapten de dans.
Historische Vereniging
- 106 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Piet Groot, geheel rechts, op zijn bedrijf aan de Heerenweg
Toen de razzia voorbij was, werden deze mannen eerst grondig aan de tand gevoeld. De illegaliteit wilde meer weten van de personen, die op de hoogte waren gekomen van het geheim van deze molen: men kon niet voorzichtig genoeg zijn. Ontdekt werd dat er een gedeserteerde S.S.’er bij was. Omdat men hem niet vertrouwde is hij daar doodgeschoten en later, goed verzwaard, is zijn lijk in de Hoornsevaart gegooid. Enkele uren na de razzia kwam mijn schoonzuster, geheel overstuur, bij ons. Ze vertelde wat er gebeurd was. Natuurlijk kon ik me wel voor mijn kop slaan, dat ik zo onvoorzichtig was geweest met mijn radio. Mijn schoonzuster was in verwachting en had reeds een miskraam gehad. Nu liep ze weer op alle dagen en de kans dat het hierdoor opnieuw mis zou gaan, baarde me grote zorgen. Ik heb een paar zeer moeilijke dagen gehad. Met politie Rol heb ik mijn zorgen besproken en hij beloofde me naar de Ortskommandant te gaan. Hij dacht dat hij dit geval wel kon klaren. Maar ik heb niets weer van hem gehoord.
Historische Vereniging
- 107 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Mijn broer zat vast op het politiebureau te Alkmaar. Toen ik dat wist, ging ik naar een op het bureau werkzame, goede agent en nadat ik hem het geval had uitgelegd heb ik zijn hulp gevraagd om mijn broer te kunnen spreken, want ik wilde graag weten waarvan hij werd beschuldigd. Deze agent beloofde me, dat hij de volgende dag om tien uur de gevangenen zou gaan luchten, maar dat hij dan mijn broer in de cel zou laten, op die manier voor mij een mogelijkheid scheppend om even ongestoord met Wim te kunnen spreken. Dat is gebeurd. Toen ik daar in een gevangenisgang stond te wachten, verscheen er een hoofd van een al wat oudere vrouw voor één van de luikjes en deze vroeg me wie ik was en wat ik moest. Ik heb mijn naam genoemd en gevraagd wie zij was en waarom ze daar zat. Ik kreeg daarop een heel verhaal: Haar man was eveneens opgepakt en zat bij haar in de cel. Hun zoon was bij de S.S. en was gedeserteerd. Op hun zoektocht naar hem waren de Duitsers bij hen geweest en toen ze merkten dat hij niet thuis was, hadden ze hen gevangen genomen. Op mijn vraag of het hun bekend was, waar hij zat antwoordde ze, dat ze hadden gehoord dat hij ergens aan de Friese weg moest zijn. Mij was toen wel duidelijk waarom die razzia enkele dagen eerder was geweest: de oudjes hadden doorgeslagen! Ook bleek me dat mijn broer ten laste werd gelegd dat hij een radio in zijn bezit had, hetgeen was verboden. Met mijn vrouw en met anderen, ook met mensen van de ondergrondse, besprak ik mijn probleem: Mijn broer zit door mijn schuld. Moet ik me niet aanmelden en zeggen: Niet hem maar mij moeten jullie hebben! De reacties van buitenstaanders waren nogal: Nooit doen! Ze houden jullie beiden! Je broer komt er toch niet door vrij! Mijn vrouw wilde me in dit geval niet raden: Je moet je door mij niet laten weerhouden en het voor jezelf uitmaken wat het beste is. Op zes of zeven februari meldde ik me bij het politiebureau te Alkmaar. Er was afgesproken dat Wim vrijgelaten zou worden, maar toch werden we beiden op transport gesteld naar de Euterpestraat te Amsterdam. Daar werden we door een zogenaamde Duitse rechter verhoord en heb ik het hele geval uitgelegd. De gevonden radio was mijn bezit, die had
Historische Vereniging
- 108 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 ik tevoorschijn gehaald en daar neergezet. Mijn broer wist niet dat het toestel in de schuur verborgen was, omdat hij daar nog niet zo lang woonde. Af en toe vulde Wim iets aan. We hadden ons verhaal meerdere malen gerepeteerd.
Eerste rij gevangenen, 3e van links, Piet Groot (met hoed op), naast hem broer Wim (alpinomuts). Foto archief Rijksinstituut Oorlogsdocumentatie.
Tenslotte kwam de uitspraak: Wim werd vrijgelaten en ik moest de cel in. Tijdens het verhoor moest ik even naar het toilet. Tegelijk met mij maakte iemand gebruik van een ander toilet. Die vroeg me waarvoor ik gepakt was. Ik heb hem hetzelfde verteld als ik aan de Duitse rechter had gedaan. Toen ik later naar mijn cel werd gebracht, bleek dat er reeds twee anderen in zaten. Zodra ik goed en wel binnen was, begonnen ook zij te vragen wie ik was en waarom men mij daar gevangen zette. Ook tegen hen heb ik niets anders gezegd dan ik eerder voor de rechter had verklaard. Het was maar goed ook, want die twee werden enkele uren later opgehaald en ik heb hen nooit teruggezien. Wel hoorde ik later dat, nadat men mij had opgesloten, Wim nog een aantal uren in de Euterpestraat had moeten blijven. Zeker in afwachting van hetgeen ik zou loslaten.
Historische Vereniging
- 109 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Een dag of wat later werd ik overgebracht naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Eerst kwam ik in een hal, waarin reeds stuk of tien gevangenen moesten wachten. We moesten met onze gezichten naar de muur staan met de handen boven het hoofd. Enkele in de oorlog verminkte S.S.’ers bewaakten ons. Ze liepen achter ons heen en weer en brulden dan dit, dan dat. Wie het waagde achterom te kijken, werd door hen op een gruwelijke manier afgetuigd. Toch was het eten en de behandeling in deze gevangenis beter dan wat ik in de Euterpestraat had meegemaakt. Wel zaten we met acht man in één cel. In de cel was slechts één bed. Dat was voor de oudste onder ons. De anderen sliepen op de grond, gelukkig was er voor ieder een matras. De WC was in de hoek: een emmer met een deksel. Ik kwam als laatste in de cel en het hoofdeinde van mijn matras lag zo ongeveer tegen de emmer aan. Lekker fris!! 's Nachts stommelde dan de één en dan de ander over me heen... Onder de gevangenbewaarders waren mensen, die we konden vertrouwen. We wisten precies wie er dienst had en wie de emmer moest legen. Dat was voor mij een manier om mijn vrouw te laten weten, hoe ik het maakte. Je schreef een brief op closetpapier en dit werd aan de onderkant van het deksel bevestigd. Er werd dan gezorgd dat de brief op het juiste adres kwam. Mijn vrouw is toen naar burgemeester Bos gegaan, heeft hem het gehele geval uitgelegd en zijn hulp gevraagd. De burgemeester heeft daarop een brief geschreven en die mijn vrouw voorgelezen. Het was een goed verhaal: Een vrouw die de zorg had voor twee kinderen en een groot agrarisch bedrijf, belangrijk voor de voedselvoorziening. Natuurlijk was zij lang niet bij machte om alles goed te behartigen, hulp kon ze niet krijgen en er was dus ontzettend veel aan gelegen dat ik zou worden vrijgelaten. Met deze brief is mijn vrouw naar Den Haag gegaan. Daar zat aan de Lange Vijverweg de Generaal-Staatsanwalt. Ze heeft hem de brief van de burgemeester overhandigd en het geval nog eens uitvoerig uitgelegd. Verschillende malen maakte ze daarna, telkens op donderdag, want alleen dan was die mijnheer daar aanwezig, de reis naar de Lange Vijverweg, omdat de moeilijkheden op het bedrijf steeds groter werden
Historische Vereniging
- 110 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 en haar volledig boven het hoofd groeiden. Ondertussen was ik overgebracht naar kamp Amersfoort. Daar waren een tiental barakken, in elke barak zaten ca. 500 gevangenen. Eenmaal per week werd de barak ontluisd, dan werden de gevangenen verdeeld over de andere barakken en moest je een nacht met zijn tweeën in een eenpersoons bed. In het kamp werden de oppassers uit de gevangenen gerekruteerd: zo iemand kreeg een knuppel en dubbel eten en van hem werd verwacht dat hij de andere gevangenen genadeloos behandelde. De andere gevangenen moesten allerlei 'diensten' doen. Een van de meest begeerde karweitjes was de gamellendienst. Je moest dan de gamellen schoonmaken, maar eerst schraapte je er voor jezelf de laatste etensresten uit, vaak leverde dit per gamel een half lepeltje vol op. Ik ben ook en tijdlang zo gelukkig geweest dat ik dit mocht doen. Totdat er op een dag een zogenaamde 'hogere' binnenkwam. Dan moest je ogenblikkelijk in de houding springen en tegelijk zo luid mogelijk roepen: "Achtung!" Ik deed dit niet en prompt werd de gamellendienst me ontnomen. Ik meen dat ik in plaats daarvan W.C.-dienst kreeg. In elk gebouw waren twee emmers of gaten als toiletten aanwezig. 's Morgens moest in een mum van tijd de gehele barak, dus 500 man, gelijktijdig naar de W.C. Begrijpelijk dat er dan meer naast dan in de daarvoor bestemde plaatsen kwam. De W.C.-dienst moest later met een boender en water de ruimte schoonmaken. Verdere reinigingsmiddelen waren er niet. En wee je gebeente wanneer er na de reiniging nog iets van de vervuiling te ruiken was.... Een andere bezigheid was de tuindienst. Eind maart werden er tijdens een ochtendappèl een achttal namen, waaronder de mijne, afgeroepen. Zoiets betekende meestal dat je om de een of andere reden het kamp ging verlaten! De Haagse reizen van mijn vrouw hadden eindelijk succes! Voor we naar buiten mochten, moest eerst de koppeninspectie plaats vinden. Dat gebeurde bij de poort en Kotalla nam dit altijd zelf voor zijn rekening. Hij bekeek iedereen heel nauwkeurig en wanneer hij ergens maar een spoortje van vuiligheid op een hoofd zag, (en die kans was
Historische Vereniging
- 111 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 groot gezien de wasmiddelen die we hadden) gaf hij je op die plek een geduchte klap met een soort knuppel. Als dit achter de rug was, ging de slagboom omhoog en liet hij je gaan. Toen we door de straten van Amersfoort liepen, niet goed wetend waar we heen moesten, kwamen we voorbij een banketbakkerswinkel. Toen de bakker ons zag, kwam hij met een schaal oorlogsgebakjes naar buiten en ieder van ons mocht daar eentje afnemen. Een even verderop wonende slager verdeelde een oorlogsworst (weinig vlees, veel meel) onder ons gezelschap. Iets later hield een politieagent ons aan. Die vertelde dat er voor vrijgelaten gevangenen altijd een pannetje soep klaar stond op het politiebureau. Omdat we de weg niet wisten, bracht hij ons daar vervolgens naar toe, en prompt werden we op soep onthaald. Op het bureau was ook iemand van maatschappelijk hulpbetoon aanwezig. Die zorgde ervoor dat we reispapieren en een treinkaartje kregen en vervolgens werden we op de trein gezet. Op het station Alkmaar zag ik iemand met een fiets. Ik zei tegen hem: "Wil je even bij mijn vrouw aanrijden en zeggen dat ik er aan kom ? Ik zal wel een uurtje moeten lopen, misschien wil zij in die tijd enkele spekpannenkoeken bakken, daar heb ik de laatste tijd toch zo naar uitgekeken." Thuisgekomen werden de pannenkoeken niet zo'n succes als ik had verwacht: mijn maag kon ze niet verdragen. Op de derde Pinksterdag 1944 moest ik voor het Duitse Kriegsgerecht, dat in Utrecht zitting hield, verschijnen. Ik was wel voorlopig op vrije voeten gesteld, maar de bezetter had me mijn straf niet kwijtgescholden. Met een verzetsleider, politie Leegwater uit Broek, had ik geregeld contact. Hij raadde me aan om onder te duiken. Dat zag ik echter niet zo zitten. Ik had veel familie in de buurt wonen en vreesde, dat zij dan de klos zouden zijn en om nu massaal onder te duiken, leek me geen haalbare kaart. Samen met mijn vrouw reisde ik naar Utrecht. De gerechtswachtkamer zat zo goed als vol. Hoofdzakelijk familieleden van personen, die dezelfde dag voor zouden moeten komen en
Historische Vereniging
- 112 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 waarvan zij een glimp hoopten op te vangen. Veelal tevergeefs. In eerste instantie werd ik tot vier jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Mijn vrouw vroeg toen het woord en zei dat de Staatsanwalt in Den Haag mijn vrijlating had gelast, omdat ik nodig was in de voedselvoorziening. Door me nu deze straf te geven, gingen zij tegen de Staatsanwalt in. Na enig nadenken antwoordde de rechter dat ik maar een gratieverzoek moest indienen en dat hij dit wel zou ondersteunen. Op advies van Leegwater heb ik dit verzoek laten maken door Mr. Wiene, een advocaat, die in het Nassaukwartier woonde. Ik werd toen gewaarschuwd dat de afhandeling van het verzoek lange tijd in beslag kon nemen en dat, wanneer het werd afgewezen, ik daarvan geen bericht zou krijgen maar ze mij dan onverhoeds gingen ophalen. Vandaar dat ik eenmaal, toen ik Duitse soldaten zag aankomen, hals over kop ben weggevlucht. Maar dit was loos alarm, ze kwamen heel ergens anders voor. Ook schrokken we erg toen er een lijk in de Hoornsevaart dreef, de gefusilleerde S.S.-er. We vroegen ons af: Zou de ellende weer opnieuw beginnen? Ik ben toen meteen naar wachtmeester Leegwater gegaan en die heeft gezorgd dat het lijk werd opgedregd en in Oudorp werd begraven. Na de oorlog is het in Bergen herbegraven. Enige tijd daarna werd me bericht dat ik een boete van f 600,-- kreeg en met de kosten mee f 870,-- moest betalen. In die tijd bijna het jaarloon van een arbeider. Daarnaast kreeg ik een proeftijd van twee jaar. Piet Groot. Over de doodgeschoten gedeserteerde Hollandse S.S.’er, vertelde ook mevrouw Vingerling. Zij wist, dat hij zich schuldig maakte aan het verraden van ondergedoken Joden. Het te St. Pancras verschijnende illegale blaadje “IN HET HOUTEN PAARD VAN TROJE", gemaakt door de heer A.C. Monster, waarschuwde als eerste tegen deze mijnheer en vermeldde op 28 febr. 1944 o.a. "Uit betrouwbare bron is vernomen dat de SS-soldaat uit Bergen, waartegen onlangs in dit blad werd gewaarschuwd, is doodgeschoten, nadat hij weer enkele slachtoffers had gemaakt."
Historische Vereniging
- 113 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 RAZZIA 16 JAN. 1945 JAN BLEEKER woonde aan de Heerenweg in de onmiddellijke nabijheid van de Halvemaansbrug. Op die zestiende januari merkte hij op een gegeven moment dat het wemelde van de Duitse soldaten: bij de brug, langs de spoorlijn, op de weg.....het leek wel of ze van alle kanten kwamen. Met zijn zwager KEES DE JONG uit Alkmaar verliet hij aan de achterkant zijn ouderlijke woning en de mannen slaagden er in om ongemerkt het rietbos te bereiken. Daar lag een oude schuit. Het ding was niet helemaal waterdicht, maar ze konden ermee de rietvelden binnendringen en op een drogere plek uitstappen. Daar stelden ze zich enkele uren verdekt op. ((Tegelijk met hen zaten op veel meer plaatsen in dit uitgestrekte gebied mannen die zich schuil hielden voor de bezettende macht. Op die dag liep zelfs een Landwachter op een wat hoger gelegen dijk langs het rietbos almaar roepend: "Kom er maar uit hoor, ze hebben jullie toch al ontdekt!" Aan de westkant van het dorp vluchtten velen per schuitje het Geestmerambacht in. Hier kon men alleen varend komen, vandaar dat dit ook een uitstekend gebied was om ’tijdelijk onder te duiken'. Op enkele plaatsen in de veert lag altijd een schuitje gereed 'voor geval van nood’.))
Eveneens aan de Heerenweg, ruim honderd meter noordelijker dan Jan Bleeker, woonde BATE PIERSMA. Ook hij zag de Duitsers aankomen langs spoorlijn en Heerenweg. Huis na huis werd doorzocht. Vandaar dat hij vond dat het tijd werd om weg te wezen en in zijn schuilplaats onder de vloer kroop. Even later waren de soldaten ook bij hen binnen. Toen die boven zijn hoofd liepen, begon hun hondje vervaarlijk te keffen. Zijn zuster, bang dat het geblaf de Duitsers wel eens op verkeerde gedachten kon brengen, nam het beest op en wist het tot bedaren te brengen. Toen de heren in huis niets anders dan een foto vonden, waarvan hen werd verteld dat de persoon in kwestie in Duitsland werkte, gingen ze de schuur doorzoeken, prikten driftig met de bajonetten in het hooi en toen ook dat niets opleverde, zochten ze een volgende woning op. KLAAS COMMANDEUR, die vlak bij de spoorwegovergang woonde, ging na het middageten met een partij zelf geteelde tabaksbladeren naar de Achterweg. De bladeren waren gedroogd en moesten nu gefermenteerd worden. Nico Klaver, die in de buurt van de overweg
Historische Vereniging
- 114 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 woonde, zou er zorg voor dragen dat dit gebeurde. Net nadat Klaas zijn tabak had afgeleverd, merkte hij de op mensen jacht makende Duitsers. Mevrouw Turkstra riep hem en bood een schuilplaats aan: "Klaas kom deze kant uit. Mijn jongens zitten in een schuilplaats onder de vloer. Daar kun jij nog wel bij." Hij lag nog maar net in de buurt van de gebroeders Turkstra, toen hij de Duitsers al om het huis hoorde lopen. Ze scholden tegen mevrouw Turkstra, trokken het vloerkleed van de vloer, zagen ergens een gaatje en prikten er met een bajonet in. Tweemaal raakten ze Klaas, de eerste keer was het niet zo erg maar, de tweede keer draaiden ze met het mes in zijn dijbeen rond en wist hij zich niet stil te houden. Meteen werd het luik opengetrokken en moest hij tevoorschijn komen. Gelukkig zagen ze de iets verder liggende Rinus en Gerrit Turkstra niet. Klaas moest mee, had zijn klompen onder de vloer gelaten en trok maar gauw twee bij de achterdeur staande klompen aan. De een enkele maten groter dan de ander. Het liep vreselijk beroerd: aan de ene voet een eigenlijk iets te kleine en aan de andere een schuit van een klomp. In het rietbos begonnen Jan Bleeker en Kees de Jong het koud te krijgen. Geen wonder, de vorige dagen had het gevroren, die dag was het enigszins dooiweer, maar geen temperatuur om lang buiten stil te zitten. Omdat ze geen Duitsers meer konden bekennen, besloten ze naar de boerderij van Jan Kamp aan de Achterweg te gaan, achter de koeien zou het vast aangenamer zijn dan tussen het riet. Toen ze nog ca. 200 meter van de boerderij waren verwijderd, zagen ze Duitsers lopen. Ogenblikkelijk zetten ze het op een rennen, maar ze waren gezien en de Duitsers begonnen op hen te schieten. Kris–kras renden ze in de richting van Louwen, die ongeveer tegenover het laantje van Metselaar woonde. Daar wist Jan een leegstaand geitenhokje en hier doken de mannen in. Al gauw hoorden ze de Duitsers brullen waar toch die tweede was..... De ene hadden ze onder de vloer vandaan gehaald, maar ze hadden duidelijk twee kerels zien hollen. Op een gegeven moment liepen de soldaten ook om het geitenboetje, waarin Jan en Kees lagen. Dezen hielden de deur vast, maar die werd door de Duitsers in flarden geschoten.
Historische Vereniging
- 115 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Kees kroop het eerst tevoorschijn en kreeg meteen een pak op zijn donder. Jan bleef aanvankelijk stil liggen maar toen er een soldaat met het geweer in de aanslag op hem afkwam, wilde hij wel overeind komen. De Duitsers hadden grote lol. Ze zochten er twee en vonden er drie! Vanaf de Achterweg werden de jonge mannen naar de spoorwegovergang gebracht. Daar stond toen nog een wachthuisje (foto) uit de tijd dat hier een halte was. Hierin werden ze opgesloten. Met elkaar waren er wel twintig man, zoals Arie Molenaar, Arie Kwant, Piet Wester, Jan Spaan, Hendrik de Goede, Dirk Buisman en de drie eerder genoemde arrestanten. Wanneer Klaas Commandeur die middag was thuis gebleven, was hem niets overkomen. Zijn broer Siem werkte bij huis en was, toen de Duitsers er aankwamen, tussen de kool op de boetzolder gekropen. De Duitsers kwamen wel in de boet, zelfs keken ze even door het zolderluik en toen ze niets zagen, vertrokken ze weer. Ze gingen zelfs de woning van Commandeur niet eens binnen. Iets ten noorden van de spoorwegovergang, net voorbij de huidige Kruissloot, woonde aan de Benedenweg de familie Wester. Ze hadden laat gegeten; "het 'vuurduveltje' wou niet recht branden". Vader en moeder waren niet thuis, waren ergens op familievisite. Ook de bij huis zijnde JAN, KEES en PIET WESTER hoorden van de razzia. Zodra ze het wisten, gingen ze op stap, het ambacht in. Het ijs in de Veert was nog sterk genoeg om hen te dragen en vervolgens wilden ze een flink eind de polder in. Maar dit zat hen niet glad; Duitse soldaten bij de boerderij van Tol hadden hen gezien en begonnen op hen te schieten.
Historische Vereniging
- 116 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ogenblikkelijk maakten de mannen rechtsomkeert, nu wilden ze proberen zich in de buurt van een druivenserre van de buren te verstoppen. Jan en Piet doken tussen een partij strobalen, Kees ging verderop. Ook daar werd op hem geschoten, toen dook hij ergens naar binnen. Jan en Piet voelden zich op hun plek niet helemaal veilig en verlieten daarom de strobalen om op zoek te gaan naar een betere plek. Meteen keken ze in de loop van een aantal Duitse geweren. Met de handen omhoog, begeleid door enkele soldaten, werden zij naar het wachthuisje bij het spoor gebracht. Daar begon het vol te worden.... Minstens 20 man. Later, terwijl er af en toe nog eens iemand binnen werd gebracht, kwam boerenleider Cor Groen een kijkje nemen. Direct probeerde hij de Duitsers aan hun verstand te brengen dat dit niet ging. Zoveel mannen, broodnodig voor de voedselvoorziening, hier vandaan halen, betekende een regelrechte ramp! Deze woorden maakten zoveel indruk op de soldaten, dat ze besloten om de mannen, die ouder dan 25 jaar waren, naar huis te laten gaan. De anderen moesten onder geleide van de gewapende soldaten, naar Alkmaar lopen. Voor Klaas Commandeur een hele opgave, wel was zijn bloedende wond door een hospitaalsoldaat op provisorische wijze wat verbonden, het bleef een pijnlijke aangelegenheid en dat met een ongelijk stel klompen. 's Avonds werd hij door twee soldaten naar het ziekenhuis gebracht en daar is de wond goed verzorgd en verbonden. Het heeft echter tijden geduurd voordat dit genezen was. Ze waren daar ondergebracht in de Rochdaleschool en kregen ’s avonds een flink stuk brood met een eind metworst te eten, meer dan de meeste thuis gewoon waren. Vanuit Alkmaar werden de mannen naar het Blauwhoeden-veem in Amsterdam gebracht. Daarin zaten wel twee tot driehonderd opgepakte jongens uit heel Noord-Nederland vandaan. Het gebouw lag aan een breed water, in onbewaakte ogenblikken zagen enkelen nog kans om zwemmend weg te komen. Het eten was daar minder goed dan in Alkmaar.
Historische Vereniging
- 117 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Piet Wester herinnert zich dat hij de ene dag suikerbieten met andijvie en de andere dag suikerbieten met uien, op papieren borden, voorgeschoteld kreeg en dit met een door hem zelf gesneden houten vork naar binnen werkte. Later werd het hele stel op de trein naar Duitsland gezet. In Apeldoorn wist Jan Spaan zich te verzekeren van het gezelschap van enkele dames en door hen omringd, te ontkomen. Dirk de Goede sprong in de buurt van Amersfoort, toen de trein vrij langzaam reed, er uit en wist zich aan de aandacht van de achter op de trein zittende soldaten te onttrekken. De overgeblevenen werden eerst naar Wezel gebracht. Daar kregen ze onderdak in een soort kippenschuur. Omdat ze vergingen van de honger, trokken enkelen de stad in voor voedsel. Van Duitse burgers wisten ze het een en ander los te krijgen. Drie dagen daarna kwamen de jongens in Bochum. Daar moesten de meeste aan de spoorlijn werken. Bomtrechters opvullen en de ontwrichte rails weer goed leggen. Bijna iedere dag was er luchtalarm. Als buitenlanders kwamen ze niet in de grote bunker: "geen auslander.” Wel was er in het gebouw waarin ze woonden, een voormalig museum, een grote schuilkelder. De schoenen van Jan Bleeker begonnen vreselijk te knellen, hij kon er niet meer op lopen. Met enkele spijkers, wat touwtjes en een paar plankjes maakte hij zich toen een paar sandalen. Hij liep zijn voeten kapot, de open plekken begonnen te zweren. De dokter, die hij om hulp vroeg, verbond de voeten met closetpapier. Dit duurde tot de bevrijding omstreeks 10 april. Toen wist hij een paar grote laarzen te organiseren. Ook anderen trachtten zich toen schadeloos te stellen. Ze bezochten een tabaksfabriek, vonden een voorraad kleding en zochten daaruit, wat van hun gading was. Ze liepen nog steeds rond in dezelfde kleren als ze bij hun arrestatie aanhadden. "Als je je onderbroek wilde wassen, moest je een nacht in je blote kont slapen." Lopend verlieten de mannen Bochum, richting Nederlandse grens. Sommigen hadden een karretje weten te vinden, waarop ze hun 'buit' hadden geladen.
Historische Vereniging
- 118 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Enige tijd later werden ze opgepikt door Amerikaanse soldaten en dezen brachten hen eerst naar een Duits ziekenhuis om te worden ontluisd en tevens werden ze onderzocht op hun politieke zuiverheid. Daarna ging het richting Nederland. In de grensplaatsen moesten ze een voorlopig onderdak zoeken bij Nederlandse burgers. Begin juni kwamen ze weer in St.Pancras aan. Mededelingen van Jan Bleeker, Klaas Commandeur, Piet Wester en enkele anderen.
Historische Vereniging
- 119 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 HET MONUMENT Misschien was het met de moed der wanhoop, want de Georgiërs moesten wat. Als krijgsgevangenen of als overlopers waren ze in dienst getreden van hun vijanden, de Duitsers, en vervulden voor hen bewakingsdiensten op Texel. Begin april was de opmars der Russische bondgenoten zo ver gevorderd, dat deze uit de Sovjet afkomstige soldaten, wilden ze mettertijd niet als verraders terugkomen in hun vaderland, hoognodig een daad moesten stellen. Ze deden dit met de Russenopstand van Texel, die ze op 6 april 1945 met steun van het Texelse verzet begonnen.Aanvankelijk met succes. Maar des te langer het duurde, des te meer de opstand verliep. Deze was al meer dan een week oud, voordat elders de roep om hulp vanuit Texel werd vernomen. En nog ving niet iedereen deze signalen op. De verzetsgroep van Rinus Knape althans niet. Toen deze opdracht kreeg om de spoorlijn Alkmaar - Den Helder onklaar te maken, legden ze dit rustig naast zich neer: ze zagen het nut van zo'n aanslag niet in, verder logen de represailles van de Duitsers er niet om: eigen mensen liepen wacht langs de spoorlijn om sabotage, en vooral de gevolgen daarvan, te voorkomen. Een groep van de Raad van Verzet werd op zaterdag 14 april door één van hun regionale leiders bezocht: ze kregen van hem de dringende opdracht om de spoorlijn in de buurt van St. Pancras onklaar te maken en dit reeds in de komende nacht te doen om de aanvoer van Duitse versterkingen naar Texel te vertragen! Varend, vanaf een verzamelpunt aan de Benedenweg, ging de R.V.V.groep naar het bruggetje van Leyen. Daar voorzagen ze de spoorlijn van een dynamietlading. De volgende morgen, in alle vroegte, werd deze tot ontploffing gebracht door een legertrein uit Alkmaar. De brug lag er uit, de trein was slechts licht beschadigd, omdat als voorzorgsmaatregel een lege, platte wagen voor de locomotief werd uitgeduwd. Omwonenden, opgeschrokken uit hun slaap, vroegen zich angstig af of nu hun huis in brand zou worden gestoken. Die onrust werd er niet minder op, toen in de loop van de dag twee Duitse officieren eens poolshoogte kwamen nemen en daarbij dreigende woorden uitten.
Historische Vereniging
- 120 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Zondagavond, even na achten, de spertijd was net ingegaan, kwamen enkele auto's uit Alkmaar aanrijden. In de eerste, een grote verhuisauto, zaten een aantal zwaar bewapende S.D.-ers en twintig min of meer bij het verzet betrokken mannen, die in een Amsterdamse of Alkmaarse gevangenis hadden gezeten. Zij werden gefusilleerd op de plaats, waar nu het monument staat. Henk Goesinne zag hier iets van en vertelt: Ik ging op de fiets wat vlees wegbrengen over het spoor. Het was al acht uur geweest en om die tijd moest je binnen blijven. Toch ging ik het nog maar even gauw doen, het was maar een klein stukje. Niets vermoedend zag ik bij de spoorwegovergang een Duitse vrachtauto aankomen, ik zag ook twee Duitse officieren op de spoorbaan, één met een koperen plaat op zijn borst. Ik kon die boerderij zien en ik zag ook dat mannetje, die de spoorbomen open en dicht draaide.. Net over het spoor stopte die auto. Ik ben omgekeerd met mijn fiets en bij de Benedenweg, op het hoekje, de boel gaan bekijken. Toen zag ik die officieren naar dat stukje groen toelopen, daar stonden toen een paar betonnen paaltjes. Eén officier haalde uit zijn binnenzak een papier en tot mijn verbazing zag ik allemaal mannen uit die auto komen. Ze waren geboeid. Die wagen zie ik nog voor mij. Een witte wagen met iets donkere plekken, een Oostfront auto. Maar er begon een man tegen mij te roepen: "Jo, ga daar weg, ga naar huis!" Toen ben ik op de fiets naar huis gereden. Later hoorde ik geweerschoten en heb zelf bakker Kaandorp nog zien kijken. Ik ben huilend thuisgekomen en heb gezegd dat er mensen werden doodgeschoten. Ik heb oog in oog gestaan met die jongens en met de Duitsers, die bevel gaven om ze te doden. Die witte wagen, die ik bij de overgang voor het spoor zag stoppen, zie ik nog voor me, zo helder als was het de dag van vandaag. Nu is het 50 jaar geleden dat dit gebeurde, maar dat mogen wij nooit vergeten, ook de jeugd niet.
Historische Vereniging
- 121 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Oorlog, met een herinnering, hopelijk gebeurt dat nooit meer. Hopelijk hebben we, mensen, dat geleerd. Dat zij rusten in vrede. Koedijk, 26-1-1995, Henk Goesinne. De slachtoffers werden later op een open vrachtwagen geladen. Na de oorlog zijn ze herbegraven, de meeste van hen op de erebegraafplaats te Overveen, een enkeling in een familiegraf. • Er kwamen reacties in de trant van: Onverantwoordelijke verzetsmensen die een spoorlijn onklaar maakten waardoor andere (verzets)mensen werden gefusilleerd. • Er kwamen reacties in de trant van: Dit mogen we niet vergeten, we brengen geld bijeen voor een blijvend aandenken, een monument. • Er kwamen reacties in de trant van: Niet kunnen slapen, angstdromen en nachtmerries, er niet over kunnen spreken. Dat die laatste reacties verergerd werden (worden?) door de eerstgenoemde, spreekt voor zich. Net als nu stonden ook toen vaak de beste stuurlui aan wal.
Deze foto werd de volgende dag genomen op de fusilladeplaats. Enkele dorpelingen hadden reeds kans gezien een stille bloemenhulde te brengen aan de gevallenen.
Historische Vereniging
- 122 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 NIET IEDERE NEDERLANDER WERD BEVRIJD… Niet lang nadat de Duitsers hadden gecapituleerd werden op diverse plaatsen in Nederland N.S.B.-ers gevangen genomen. Dit gebeurde vaak niet op de juiste wijze. Op 9 mei werden in Sint Pancras een aantal N.S.B.-ers gearresteerd door tot het verzet behorende personen. Ook hier keurden verschillende inwoners van ons dorp, waaronder verzetsmensen, de manier waarop dit was geschied, ten zeerste af. Hun kritiek was vooral dat er zonder enige vorm van rechtsgang was overgegaan tot maatregelen, die voor de betrokkenen wel erg vernederend waren geweest; "Zo zijn we weinig beter dan de Duitsers!" In een EXTRA UITGAVE liet de in Alkmaar verschijnende "DE VRIJE PERS" zich weinig anders uit. (Redactie D. Groen, Twuyverweg 164 Sint Pancras en C. Neef, Vermeerstr. 16 Alkmaar) Een citaat hieruit: ONGEHOORDE SCHANDDADEN IN ALKMAAR. (Van Alkmaar begint de victorie???????) De meer dan treurige vertoning, die gisteravond in Alkmaar plaats vond, geeft ons aanleiding daaraan een speciaal artikel te wijden. De wijze waarop de zogenaamde "moffengrieten" werden Behandeld, past niet voor een rechtschapen Nederlander. Natuurlijk hebben ze straf verdiend, maar om deze straf uit te oefenen zoals gisteravond in Alkmaar gebeurde, is het toch een beetje al te erg. Het was gewoonweg een schandaal. De namen van deze personen (totaal onbevoegden), die deze schanddaden hebben gepleegd (zelfs leden van de Binnenlandse Strijdkrachten namen er aan deel!!) dienen onmiddellijk bekend gemaakt te worden, opdat tegen deze individuen de nodige maatregelen kunnen worden genomen. Als er gestraft moet worden, dan moet dit niet geschieden door een ieder willekeurig. Er zijn thans betrouwbare mannen aan het bewind, die de achting van ons allen reeds jaren hebben verworven. Aan hen moet deze zaak worden overgelaten en niet aan de volksmassa die niet over de juiste gegevens beschikt omtrent personen, die met de vijand hebhen geheuld.
Historische Vereniging
- 123 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten: Houdt U kalm, doet geen onbezonnen daden, tempert uw wraakgevoelens. Voer alleen die opdrachten uit die U door Uw bevoegde commandant worden gegeven en ga in geen geval eigenhandig te werk. Uit een verhaal van mevr. W. Schot - van Schoorl blijkt dat ook daarna niet alles vlekkeloos verliep. Zij vertelde: Veel van de in Sint Pancras gevangen genomen N.S.B.ers werden naar een kamp aan de Westerweg te Alkmaar gebracht. In het kamp kregen ze weinig te eten, ze liepen meestal met de honger in de hals. Vandaar dat familieleden allerlei pogingen in het werk stelden om hen van wat extra voedsel te voorzien. Over de manier waarop hun kampbaas hen behandelde, waren de gevangenen bijzonder slecht te spreken. Overdag werden de mannen te werk gesteld bij het droogmaken van de Wieringermeer, die door de Duitsers vlak voor de capitulatie onder water was gezet. 's Morgens werden ze door een aantal vrachtwagens naar de Wieringermeer getransporteerd. Ook enkele Pancrasser wagens deden dienst: die van Henk Schot en Jan Jonker. Gedurende de dag bleven de vrachtauto's op het werk. Geen wonder dat de familieleden van de mannelijke kampbewoners bij Schot voedsel kwamen brengen met het verzoek dit te willen overhandigen aan hun vader, broer of zoon. Meestal namen Henk Schot en zoon Cor zelf ook een extra boterham mee van huis om die de een of andere kennis toe te duwen. In ruil daarvoor leverden de tewerkgestelden bij Henk allerlei hout af wat tijdens het opruimwerk werd gevonden. Het hout kreeg een plaatsje onder de laadbak van de auto. 's Avonds thuis werd het uitgeladen en gesorteerd: dit kan nog heel goed als timmerhout worden gebruikt, dat is brandhout. (en bij de nog heersende brandstofschaarste eveneens erg welkom). Op een avond, toen Henk met zijn vrachtwagen bij het kamp te Alkmaar aankwam, ontbrak er één van de gevangenen. Hoe men zocht, men vond hem niet.
Historische Vereniging
- 124 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Toen Henk, later dan gewoon, thuis kwam en het hout onder de bak vandaan wilde halen, kwam de 'zwartrijder' te voorschijn kruipen. De reactie van de enigszins geschrokken Henk was: "Kerel, maak dat je wegkomt, ik heb je niet gezien en verder moet je je zelf maar redden!"
Historische Vereniging
- 125 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 TIJDTAFEL 1939 april
Mobilisatie van de grensbewakingstroepen (Jan Wijn)
aug
Algehele Mobilisatie van Leger en Vloot.
19
In St. Pancras en Koedijk wordt een Luchtbeschermingsdienst opgericht. De Koedijkers ontvangen een brief waarin ze worden uitgenodigd om vrijwillig een aantal cursusavonden van de luchtbeschermingsdienst te volgen. Op de deelnamelijst worden o.m. vermeld: A. Metselaar Bovenweg 3, C.P. Veldboer Bovenweg 4, J.P. Schroder Bovenweg 42, C. Schroder Bovenweg 45, P. Schroder id., J. Molenaar Bovenweg 38, W.v.Twisk Bovenweg 72, P. Leyen Bovenweg 58, Jn. Leyen Bovenweg 98, J. Oud Benedenw.128, J.J. Verduin Benedenweg 100, A.J. Ursem, Benedenweg 141 25 jr brandweer, D.v.Veen Achterweg 144a 28 jr. brandweer.
1940
jan
De gemeente Sint Pancras telt, evenals op 1 jan. 1939 1505 inwoners. De gemeente Koedijk (Kanaaldijk en Zuideinde) had ca. 1900 inwoners.
6
Zolang de vraag naar stapelprodukten niet groter wordt, gaat de ijsboeier de vaart niet open hakken.
15
Intrekking van de periodieke, militaire verloven in verband met de spannende tijden. Het vierjarig dochtertje van B. den Hartigh verdronk toen ze naar de (buiten)W.C. ging en vermoedelijk zich daarna op het ijs begaf en in de pas opengehakte vaargeul geraakte.
25
Onder leiding van ds. Krop wordt in cafe Bouwstra een Rusland -Finland avond gehouden. Enkele sprekers vertelden iets over Finland, nu dagelijks de kranten melden hoe dapper de Finnen zich verweren tegen de Russische aanvallen.
Historische Vereniging
- 126 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
febr 13
Het vriest 24 graden C, de laagste temperatuur ooit gemeten in ons land.
22
De dooi valt in.
maart 21 ZANGLUST gaf een uitvoering in café Bouwstra. Voorzitter A. Volkers wees op het tekort aan leden dat nu erg merkbaar is omdat enkele leden afwezig zijn vanwege hun mobilisatie.
April
Gedeeltelijke stopzetting van de militaire verloven omdat Duitsland op 9 april Denemarken en Noorwegen binnenviel.
19
De Staat van Beleg is afgekondigd.
24
In Sint Pancras is een telegram van de Minister van Binnenlandse Zaken ontvangen dat de WAARSCHUWINGS- EN ALARMEERINGSDIENST der gemeente tot nader order niet behoeft te functioneren.
mei 7 8
Vrijwel alle militaire verloven zijn ingetrokken. De Waarschuwings- en alarmeeringsdienst treedt weer in werking. Iedere avond zitten in het gemeentehuis 2 burgers van 10-2 uur en twee anderen van 2-6 uur, bijv. Op 8 mei P.Koedijk Ozn. en J.van Graft van 10-2 uur en T.Kooy Pzn. en S. Zeegers van 2-6 uur.
9
De GEMEENTERAAD van Sint Pancras besluit met de stem van de heer K. Timmer tegen om café Bouwstra als eerste in de gemeente een drankvergunning te geven. De winkelsluitingswet zal zo worden toegepast dat door de nieuwe tijd er geen latere sluiting zal komen. De gevaarlijke bocht op het Kerkplein zal worden verbeterd.
10
Bomaanval op het vliegveld te Bergen. Langdurige aanval; krachtig afweervuur.
Historische Vereniging
- 127 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Hedennacht werden wij opgeschrikt door het motorgeronk van vliegtuigen boven het vliegveld, gevolgd door schoten en bomaanvallen. Aanvankelijk dachten wij met een nachtelijke oefening te doen te hebben, zoodat wij door het raam van onze slaapkamer – 't was een prachtige zonnige morgen – tot 3 uur de vliegtuigen, beschoten door lichtkogels, boven het veld gadesloegen. (Alkm. Courant). Nederlandse soldaten staan op wacht bij de Halvemaansbrug en brengen versperringen aan. (asperges). 11
's Morgens 9 uur: Tweede aanval op vliegveld Bergen. EVACUEES uit de omgeving van Amersfoort komen hier (Renswoude, Amerongen). Op het schoolplein van de Chr. school stonden ze met beddezakken vol spullen te wachten op hun opvangadres. Ze zijn ca. 10 dagen later weer naar huis gegaan. (Klazien Visser verpleegde later in Wolfheeze een zoon van een predikant, die hier als evacué vertoefde). Deze mensen kwamen per trein en moesten in Heer Hugowaard uitstappen. Het gebeurde een enkele maal die dag dat een trein tussen Alkmaar en Heer Hugowaard bleef staan. Enkele Twuyverwegbewoners, Klaas Glas, Kees Smit en Strijbis liepen dwars door het land om te kijken wat er met de stilstaande trein aan de hand was. Dit werd opgemerkt door Nederlandse militairen, die zenuwachtig op jacht waren naar parachutisten, want het stellige gerucht ging dat in de omgeving van Sint Pancras zich parachutisten ophielden. De soldaten dachten een drietal parachutisten in het vizier te hebben en openden het vuur. De mannen vluchtten en zochten dekking achter de openbare school en het gemeentehuis. Strijbis (hij woonde in het meest oostelijke huis aan de Twuyverweg) werd vrij ernstig aan zijn dijbeen gewond. Klaas Glas werd nog beschoten toen hij over het erf van zijn woning holde. (hier staat nu een nieuw huis, dat wordt bewoond door schoonzoon Jan Ploeg). Uit de publicatie van de burgerlijke stand der gemeente Sint Pancras merkt men de aanwezigheid van de evacuees: Geboren: Jan z.v. Joh.v.d. Molen en Jannetje Koedijk. Hendrik z.v. D. Zoutevelle en G. Schoeman, Ede. Anthonie, z.v. H.Markus en C.Hardeman, Veenendaal. Femmie Annie d.v. Pieter v.d. Werff en N. Dirkmaat.
12
Zondag 1e Pinksterdag.
Historische Vereniging
- 128 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 14
CAPITULATIE. De klok werd al spoedig 1 uur en 40 minuten vooruit gezet door het "streven om in het gehele Duitse Rijk" dezelfde tijd te hebben.
17
J. Kloosterboer is weer op vrije voeten omdat gebleken is dat zijn beschuldiging op valse gronden berust. (Na de bevrijding bleek opnieuw dat veel van hetgeen hem ten laste werd gelegd, niet terecht was)
De eerste Duitse soldaten arriveren in St. Pancras. Ze waren nog vrij jong. Bepakt en bezakt oefenden ze langs de Achterweg. Met meester De Ruyter wandelende schoolkinderen zagen deze jonge soldaten, die zij Herman Goeringmannetjes noemden en daar in tenten waren gelegerd. Bij hun schietoefeningen zochten ze een doel uit en knalden hierbij de windmolen van het boerderijdak van de heer Jan Kamp.(aan de Achterweg ongeveer achter garage Schot). Er was heel wat paardevolk bij, dat vermoedelijk over de Afsluitdijk was gekomen. Ze vorderden diverse schuren o.a. van Jb.Kriek (driehoekje), Jb. Wagenaar, Jan Schuit (naast De Helling), J. Roos, melkboer in de Vijzellaan. De veldkeuken was in de Stuimellaan in de garage van Kloosterboer (nu parkeerterreintje). De leegstaande gereformeerde pastorie werd gevorderd voor de commandant. Ook het huis van Kloosterboer, tegenover de Stuimellaan (nu bewoond door Willem de Jong) en "Wup es an" werden gevorderd. Voor de paarden werd de Molenweid gevorderd en de heer S. Duif, die daar zijn koeien weidde, werd vriendelijk verzocht op te krassen en al gauw was zijn weiland kaal gevreten. Ook de bermen van Twuyverweg en Daalmeerpad werden voor de paarden gemaaid. Deze soldaten zijn hier ongeveer een week gebleven en toen zijn ze vermoedelijk richting Frankrijk gegaan.
De ondergedoken Henk Sneevliet is af en toe in Sint Pancras.(zie Vroege Illegaliteit) juni 20
In verband met bijzondere omstandigheden en verduisteringsvoorschriften wordt er geen kermis in Pancras gehouden.
Historische Vereniging
- 129 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Juli 2
Door de bombardementen van 21, 24 en 25 juni op Den Helder vluchtten talrijke familie naar Alkmaar en omgeving en namen hun intrek in leegstaande woningen, schuren of bij andere families.
4
Een bom op Sint Pancras. Vanmorgen vroeg liet een Engels vliegtuig, dat achtervolgd werd, een bom vallen, die terecht kwam achter de woning van Nico Kieft in het Zuideinde.(nu Sleebos - Achterweg) Er werd een kuil geslagen met een diameter van ca. 5 meter en zo diep dat er enkele voeten grondwater in staat. De woning werd niet beschadigd.
23
Verschillende bomen in Sint Pancras vertonen tekenen van de gevreesde iepziekte. Van het kermisbal in café Ottink (Zuideinde) werd druk gebruik gemaakt. In café Hes was gezellige muziek te horen.
aug. 1
De vernieuwing van de Halvemaansbrug is nu zo ver gevorderd dat het verkeer er gebruik van kan maken. Het oude, geel geschilderde, echt karakteristieke Hollandse bruggetje heeft plaats gemaakt voor een moderne brug.
10
Burgemeester Kroonenburg zendt de ingezetenen een Ernstige Waarschuwing zich strikt aan de Verduisteringsvoorschriften te houden, omdat de Duitse Autoriteiten dit eisen en overtreders met strenge straffen dreigen. Tot nu toe werd de controle uitgeoefend door eigen mensen, maar dit verandert en er wordt niet meer gewaarschuwd.
27
In Alkmaar liepen tengevolge van de verduistering bij donker, twee personen van resp. 68 en 76 jaar oud in de Oudegracht. Beiden overleden aan de gevolgen.
sept 4
Het arbeidsloon in de zuurkoolfabrieken wordt van f 18,-gebracht op f 19,50 per week.
Historische Vereniging
- 130 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De heer H. Bleyendaal is vandaag 25 jaar gemeenteveldwachter te Oudorp. 6
Donderdagmiddag is het 2-jarig zoontje van de heer D.K. uit Sint Pancras achter de woning van zijn grootouders te Broek spelenderwijs te water geraakt en verdronken. Medio september plaatsten de Duitsers een zoeklicht op het Vroneterrein. Het huidige A-veld was toen nog niet afgezand en de ingang was nog vanaf de Bovenweg.(Het hoekhuis met kantoor, gebouwd door R.van Westerop, was nog open terrein). De soldaten waren in tenten gelegerd en hun zware legerauto's maakten diepe sporen in het veld. Henk Goezinne (jr.) ontdekte dat een van de legerauto's vol met Tjoklatrepen zat.(In de eerste maanden van de bezetting waren in Nederland nog veel artikelen als snoep, textiel e.d. volop verkrijgbaar, terwijl deze in Duitsland, omdat daar de oorlogstoestand veel eerder was begonnen, schaars of niet meer verkrijgbaar waren, vandaar dat Duitse militairen hier vaak flinke inkopen deden voor hun familie thuis). Ongeveer een week later vertrokken de Duitsers weer.
24
De kermis te Koedijk werd in gewijzigde vorm gevierd. Zondagmorgen was er een rondgang van de Harmonie. 's Middags en 's avonds was er in de plaatselijke café's dansen, waarvoor veel animo bestond en men doorging tot het sluitingsuur, 1 uur 's nachts. Een aantal Koedijkers, woonachtig aan de westzijde van het Noordhollands kanaal moest daarop tot 4 uur wachten eer zij zich huiswaarts konden begeven.((er gold toen een spertijd aan de westzijde van het kanaal, ook in Alkmaar (maar weer niet in het Ooievaarsnest) moest men van middernacht tot 4 uur 's morgens in huis blijven)). Maandag waren er volksspelen en tevens dansen, voor alle activiteiten was veel belangstelling.
nov. 8
Vandaag werd er kleding uitgereikt in het gemeentelijke vergaderlokaal (zaal van de chr. school). Er werden 102 stuks (gedragen) kleding uitgereikt. Sommigen konden niet geholpen worden, omdat hun maat niet aanwezig was. De commissie bestond uit C. de Pee en J. van Kampen. De kleding werd ingeleverd toen er nieuw werd gekocht. Niet aan alle aanvragen kon worden voldaan.
Historische Vereniging
- 131 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
meidagen 1940, verdedigingswerken
Simon Duif weer terug op de Molenweid (ca. 1951)
Historische Vereniging
- 132 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
14
Te Koedijk besluiten de gym –, muziek – zang – en toneelvereniging tot het geven van een gezamenlijke avond ten behoeve van de WINTERHULP. In Sint Pancras besloten burg. en weth. met vertegenwoordigers van de kerkelijke diaconieën en burgerlijk armbestuur tot oprichting van een gezamenlijk comité dat op 29 en 30 een straatcollecte uitschreef, waar bij lichtgevende speldjes zouden worden verkocht ten behoeve van de Winterhulp. Ook schreef de burgemeester de Pancrasser verenigingen aan om hiervoor iets beschikbaar te stellen, hetgeen resulteerde in giften variërend tussen f 5,-- en f 100,--. De totale opbrengst in Sint Pancras bedroeg f 550,--. Herfst 1940 werd de Winterhulp-Nederl. opgericht door de Rijkscommissaris en zei dat het bedoeld was om alle arme Nederlanders, zonder aanzien des persoons, te onder steunen. De werkelijke bedoeling was blijvend propaganda te voeren voor de nationaal-socialistische regering, die zich inzette om het scheefgegroeide in de maatschappij weer gezond te maken. Aanvankelijk werd het propagandistisch doel niet opgemerkt. Toen de mensen in de gaten kregen dat alleen 'Winterhulp' in het openbaar mocht collecteren en zelfs collecten in kerkdiensten alleen gehouden mochten worden als daarvoor eerst goedkeuring was verkregen van de Bezettende Macht – "WINTERHULP" ervoer het werk van de diaconieën als ongewenste concurrentie – kwam hiertegen van de zijde der kerken verzet. De kerken beriepen zich op 'de vrijheid van godsdienst, bij de grondwet gegeven' en zagen in de aantasting van hun diaconale taak tevens een aantasting van de godsdienstvrijheid. De bezetter gaf de kerken in juli '41 gelijk. In dit licht wordt het begrijpelijk waarom enkele maanden eerder, nl. begin maart '41 in de geref. kerk van Sint Pancras werd afgekondigd dat de gemeentevergadering, waarin Jb. Kooy een inleiding zou houden over DIAKONALE ARBEID, moest worden uitgesteld. De vergadering werd gehouden op 21 maart en Jb. Kooy hield toen een inleiding over het: onderwerp "Wel en wee van Christus’ kerk in deze tijd", nadat aan het begin van de vergadering een vertrouwelijk schrijven van de Deputaten voor Correspondentie met de Hoge Overheid was voorgelezen. Wat dit "vertrouwelijk schrijven" heeft vermeld, laat zich raden.
12
De DAVID zal gesloopt worden.(nu terrein Molenhoeve) De omloop is reeds verwijderd vanwege een gevaar opleverende toestand. De molen werd in 1795 in de Zaan gebouwd en in 1904 naar Sint Pancras overgeplaatst.
Historische Vereniging
- 133 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Toen stonden er twee molens naast elkaar.
15
In Broek stortte een Engelse bommenwerper neer achter de veiling.
16
Bij een ernstig ongeluk waren de 10-jarige Jacob en de 8-jarige Fokke ten Wolde betrokken. Zij speelden in de nabijheid van hun ouderlijke woning onder Sint Pancras op de spoorbaan en hoorden vermoedelijk door de harde wind de trein niet aankomen. Jacob overleed direct en Fokke werd ernstig gewond naar het ziekenhuis gebracht.
dec. 12
Zuster Van Noppen gaf de laatste van een serie cursusavonden: "VERPLEGING AAN HUIS", belegd door 'Het Witte Kruis'.
26
Tweede kerstdag organiseerde de ijsclub een hardrijwedstrijd voor heren. De uitslag was: 1 G. Goesinne, 2 P. Vos, 3 S. Wognum, 4 C. Visser, 5 M. Schuit. De troostprijs was voor S. Zeegers.
1941 jan. 28
Uit Duitsland kwam P. Balder als oorlogsinvalide terug. Hij was getrouwd met Neeltje Leyen, stiefdochter van Aart Schuur en woonde hier van 1930-1936. Later was hij marechaussee in het Gooi. In de meidagen vocht hij in het Nederlandse leger en bij de capitulatie trok hij terug met de geallieerde legers naar Frankrijk. Bij Parijs raakte hij gewond en dit had tot gevolg dat zijn been onder de knie werd geamputeerd.
29
Dokter Den Hartogh van Koedijk ging per prikslee over het ijs de polder in, maar zakte er met slee en al door. Ternauwernood wist hij zichzelf in veiligheid te brengen en met stijf bevroren kleren kwam hij thuis.
31
Op luisteren naar de B.B.C. staat 3 tot 4 maanden gevangenisstraf.
Historische Vereniging
- 134 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
febr 6
De elfstedentocht wordt gewonnen door A. Adema uit Franeker. S. Westra uit Warmenhuizen werd elfde op 20 minuten.
10
Rapport luchtbeschermingsdienst Koedijk (de wachters hielden zich op in het Raadhuis van Koedijk en moesten bijzonderheden rapporteren. Een willekeurig voorbeeld): 10 uur, Verduisteringscontrole gehouden. Geen bijzonders Verschillende vliegtuigen van west naar oost en van oost naar west. Lichtkogels in de richting van Den Helder. 01.45 Bommen in het zuidwesten. 02.30 Bommen in het zuidwesten Het brandt in het noordoosten (wakers o.a. K. Kuiper jr, H. Lammerschaag)
12
10 uur Verduisteringscontrole. Geen bijzonderheden, ook geen andere bijzonderheden, tekort sigaren - koffie was best. (wakers o.a. A. Coever, P. Yfs, J. Nieuwland)
18
De collecte voor Winterhulp bracht f 33,66 op. In de Alkmaarse Courant wordt geklaagd dat de nobele bedoelingen van 'winter-hulp' worden miskend.
FEBUARI–STAKING 26
De activiteiten van alle politieke partijen worden verboden. JAARVERGADERING van de BRANDWEER te Sint Pancras. De brandweer maakt nu deel uit van de Luchtbeschermings-dienst. Een hulpziekenzaaltje is gevestigd in de bestuurskamer van de christelijke school. Brandweerlieden, die na twaalf uur 's nachts op straat zijn moeten van een identiteitsbewijs zijn voorzien.
27
De bezetter maakt bekend: Het moet uit zijn met de staking!
maart 11
De tuinders ondervinden wateroverlast op de Geest van Sint Pancras, vooral in de broeibakken. De kassen hebben te weinig steenkool. Pas nu worden de tomatenplantjes uitgepoot.
Historische Vereniging
- 135 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
29
april 7
Bij de laadplaats van G. Kramer in Langedijk zijn al vier personen bij donker te water geraakt. Er staat op die plek geen hek en de weg maakt daar een kleine bocht.
Mevr. A. Mol - Over uit Koedijk schrijft per ingezonden brief: Nu er vanwege de schaarste geen brandstofbonnen meer worden verstrekt zouden degenen die aangesloten zijn op het gas hen die dit niet zijn, kunnen helpen. Anders moeten zij in de kou zitten! Wie wel brandstof heeft zou 's zondags een gezin, dat in de kou zit, kunnen uitnodigen. DIT IS DE WARE WINTERHULP!
mei 3
7
Het bestuur van het Witte Kruis stelt de hier tijdelijk wonende Heldersen gelijk met de leden. Hoewel het nu verboden is om kievitseieren te zoeken gebeurt dit nog steeds en wordt er meermalen over de bebouwde akkers gelopen. Hier is werk voor de politie.
WINDHOOS over Sint Pancras. Bij Van Twisk werden 7 éénruiters van een plantenbak gelicht en iets verder neergesmeten.
juni 3
Met twee zoontjes en een vriendje (Anne van der Bijl) was de heer Kortleven gaan zeilen op het Alkmaardermeer. Plotseling sloeg de boot om. Kortleven, een goed zwemmer, wist twee van de jongens op de omgeslagen boot te krijgen, de derde jongen ging verschillende malen onder water en kon ternauwernood worden gered. Kortleven zelf werd deze inspanning teveel en verdronk. Pas enkele dagen later werd zijn lichaam gevonden. De heer P.L. Wapenaar, oud hoofd van een school in IJmuiden, vertelde dat hij gedurende de mobilisatie, toen meester Reuter werd opgeroepen om als militair dienst te doen, diens tijdelijke onderwijsvacature had waargenomen. Toen door het plotseling overlijden van de heer Kortleven het bestuur opnieuw in moeilijkheden kwam, vroeg men hem om ook deze tijdelijke betrekking aan Het Baken te willen waarnemen. Hij herinnert zich het volgende voorval: In die periode, ergens tussen begin juni en medio september, werd het personeel van zowel de openbare- als de
Historische Vereniging
- 136 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 christelijke school van Sint Pancras gelast om te verschijnen voor de Ortskommandant te Alkmaar. Wij, meester Reuter, juffrouw Bood, juffrouw Verweel en mijn persoon met meester De Ruyter, juffrouw Daalmeyer en nog een onderwijzer van de openbare school (Van der Tak?), versterkt met burgemeester Kroonenburg, gingen op het fietsje naar Alkmaar. Nagekeken door de Pancrasser burgerij met in hun hart de vraag: "Wanneer zouden we hen terugzien?" Wel, in Alkmaar werden we afgeblaft en stijf gescholden door die Duitse officier. Het werd ons duidelijk dat de schooltassen van de Pancrasser jeugd, althans volgens hem, lectuur bevatten die zowel voor het Duitse leger, als de N.S.B., zwaar beledigend waren en dat wij dat kwaad maar lieten voortwoekeren en dat hij zich bezon op zware straffen voor zulk nalatig onderwijzend personeel. Zodra hij de kans schoon zag, ging burgemeester Kroonenburg hiertegen in. Die zei, dat dit beslist geen kinderen konden zijn van onze scholen, om de doodsimpele reden dat niemand van onze leerlingen met een schooltas gewapend naar school ging. Kinderen, die door het dorp fietsten, afkomstig uit de Langedijker dorpen, die Alkmaarse scholen bezochten, hadden vaak wel een schooltas. Maar de leerlingen van de Pancrasser scholen kon dit niet worden aangewreven. Nadat we hadden toegezegd om onze kinderen te waarschuwen zich niet met dergelijke lectuur op te houden, konden we weer vertrekken.
10
Ten behoeve van de kanalisatie wordt de eerste molen aan de Hoornse vaart (vanaf Alkmaar gezien) gesloopt.
15
De wekelijkse wasdag moet niet meer massaal op maandag gebeuren, want dit geeft problemen in de gasleverantie. De gasfabriek van Langedijk en Sint Pancras heeft ieder dorp een eigen wasdag toegewezen. Sint Pancras moet op woensdag wassen, het Zuideinde op donderdag. Overtreders worden gestraft.
Een vijftal bommen vielen in de nabijheid van de Twuyverweg. 22
Duitsland valt Rusland aan.
27
Vordering van non-ferro metalen. Als inleveradres is aangewezen de garage van D. Minnesma.
juli 22
In Sint Pancras verdwijnen steeds meer tomatenkassen. Nu zijn er opnieuw een tiental verkocht.
Historische Vereniging
- 137 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 augustus 1
Het KANTONGERECHT te ALKMAAR veroordeelde C. de G. uit Sint Pancras wegens overtreding der verduisteringsvoor-schriften tot f 3,– boete + éénmaal f 1,– of tweemaal een week tuchthuisstraf. P. W. te Koedijk kreeg voor dezelfde overtreding f 3,– boete of twee dagen hechtenis.
17
Ds. Krop wordt gevangen genomen
18
Er worden vletten vol zand van St. Pancras naar Broek vervoerd.
25
Dokter Destrée wordt gearresteerd.
sept 2
Dokter Destrée komt weer thuis.
6
Het is warm en droog en hieraan wijt men de heersende rupsenplaag en de dikke laag dopjeskroos in de sloten. (zie 'Het dagelijks brood')
23
Dokter Destrée wordt voor de tweede maal gevangen genomen.
okt 21
De visser Heinis uit Sint Pancras heeft in zijn netten een wolhandkrab gevangen.
nov 26
Dokter Destrée is weer thuis.
dec 3
De Pancrasser beambte J.G.(utter?) van de gasfabriek Langedijk Sint Pancras reed, misleid door de duisternis op de hoek van de Twuyverweg in een brede, diepe sloot.
8
Japan verklaart aan de V.S. de oorlog.
Historische Vereniging
- 138 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 1942 jan 15 16
23
Elfstedentocht. (De winter duurde, met enkele tussentijdse dooiaanvallen, tot medio maart)
In Alkmaar kwam een aantal bommen terecht, waarbij enkele doden vielen. De oude koperen en nikkelen munten moeten worden ingeleverd tegen zinken munten. IJSWEDSTRIJDEN te Sint Pancras. Uitslag schoolkinderen, jongens: 1 Jb. Volger, 2 Jn Vos, 3 F. Koning, meisjes: Jaantje Groen, 2 Maartje de Jong, 3 Elly Hopman. Paren, voortduwend op de slee: 1 S.Wognum en Gré Schot, 2. C. Zeegers en Jannie Wognum, 3. M.Visser en Neli Vos, 4 K. Bobeldijk en Trien Wit.
maart 2 Klaas Barten en Remmer van Graft worden gearresteerd. (zie: 'Vroege Illegaliteit') juni. Opgeroepen wordt om zoveel mogelijk vroege aardappelen te gaan rooien en om daarom ook op zondag te oogsten.
nov 1
Het DUITSE LEGER VORDERT de Openbare- en de Christelijke school. Er wordt les gegeven in de lokalen van de beide plaatselijke kerken. Hier waren toen ca. 150 soldaten. Ook op enkele andere plaatsen in het dorp waren ze gehuisvest, zoals in de schuur van Jaap Wagenaar.(nu Kees Groen, Benedenweg 112). Henk Goezinne jr. wist dat daar snert voor de soldaten werd gekookt en daarvan wilde hij ook zijn deel. Vandaar dat hij er met een pannetje op afstapte. Het geurde geweldig goed. Maar dit vergat hij, toen hij een Duitse soldaat huilend en snikkend bij een muur zag staan. Hij meent dat de oorzaak van dit verdriet was gelegen in het feit dat deze man naar het Oostfront werd gezonden.Een andere Duitse soldaat ging langs de huizen vragen of iemand, tegen betaling, zijn sokken wilde stoppen. Op de meeste plaatsen ving hij bot: "men wilde met de moffen niet van doen hebben". Een mevrouw, enerzijds gedachtig aan het 'Hebt uw vijanden lief', anderzijds ook denkend aan het gewin, verklaarde zich bereid om dit te doen. "Maar ik heb wel wol nodig, want dat heb ik
Historische Vereniging
- 139 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 niet". Er werd haar een forse baal sokkenwol bezorgd, haar gezin had de hele oorlog geen gebrek aan sokken. Nadat begin december deze soldaten het dorp weer hadden verlaten bleef de man dit gezin opzoeken, vaak wat voedsel meebrengend, omdat hij wist dat de burgers weinig kregen. Ook waarschuwde hij hen enkele malen voor een op komst zijnde razzia, waardoor veel onderduikers tijdig hun schuilplaats konden bereiken. Vermoedelijk waren er toen ook soldaten in de garage van Minnesma gelegerd (zie bij "Vervoer"). Alles werd zo langzamerhand schaars. Wie een doosje schoensmeer wilde kopen, moest een leeg doosje inleveren. Meester Van der Tak brak tijdens de gymnastiekles zijn 'galgen' en had grote moeite deze te vervangen.
1943 febr 9
25
mrt 7
Het is verboden om 's avonds na 10 uur zich nog op straat te bevinden. In Alkmaar wordt de Julianastraat : Bosboomstraat de Wilhelminalaan:de Harddarverslaan.
De brandweer en de luchtbeschermingsdienst van Pancras werken samen. Voor de luchtbeschermingsdienst is een vaste kern opgericht, die 's nachts wacht houden, bestaande uit Ab Verburgt, O. Meyer, Abram Glas en J.Deutekom. Deze kern is gevestigd in het huis van O. Meyer. Verder heeft het dorp een politiedienst, een geneeskundige dienst, een opruim- en herstellingsdienst en een chemische dienst.
12
Woensdagmiddag werd in café De Driesprong publiek een BOERENHUIS verkocht, waarin begrepen zijn twee woningen en een bouwterrein. Gecombineerd werd dit gemijnd door C. Groen Czn. Nu de dooi heeft doorgezet, kunnen de tuinders beginnen met het klaarmaken van de koude bakken.
29
De torenklok van de Ned. Herv. kerk is weggehaald.
Historische Vereniging
- 140 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 juni 26
Koedijk. Hedennacht om 0.45 uur werd een groot aantal brandbommen boven onze gemeente afgeworpen, naar schatting 60 tot 100 en misschien nog wel meer. Drie boerderijen en 2 schuren geraakten in brand en brandden geheel of gedeeltelijk af en een arbeiderswoning gedeeltelijk. De bewoners van de boerderij van J. Beek maakten 2 brandbommen onschadelijk. De bewoners van de boerderij van C. Spaan maakten 3 brandbommen onschadelijk, maar de boerderij geraakte toch in brand, omdat sommige brandbommen onbereikbaar waren. P. Lammerschaag maakte ook enkele brandbommen onschadelijk, maar ook daar ontstond brand. De brandweer van Koedijk was meteen ter plaatse aanwezig, die van Alkmaar korte tijd later. De boerderij van Lammerschaag en de arbeiderswoning bewoond door H. Dekker vatten vlam. Gelukkig kon uitbreiding van de brand worden voorkomen. C. Spaan liep zware brandwonden op. Behalve brand veroorzaakten deze bommen op ca. 300 meter afstand van de brand 3 gaten in de grond. Deze gaten waren rond en hadden een diameter van 30 – 35 cm. Vermoedelijk waren dit niet ontplofte bommen. De resten wezen uit dat het Engelse brandbommen waren. Volgens ooggetuigen zijn de bommen vermoedelijk afkomstig uit een brandend vliegtuig dat op 3 tot 4 km afstand van de brand neerstortte.
26
Een Engelse vlieger klopt bij Piersma aan. (zie gelijknamig artikel) A. C. Monster neemt deel aan het L.O.-werk. (zie 'Illegaliteiten in en rond Sint Pancras'.)
okt
De radio's moeten ingeleverd worden. 1944
jan
In St. Pancras wordt een afdeling van de L.O. opgericht bestaande uit: Jaap Glas, Bekkering, Aldert Bijpost, Piet Groen, A.C. Monster, Jan Wagenaar, Gijs Klijn. Eind januari was de razzia bij de Zes wielen (zie "Ik overleefde kamp Amersfoort").
mrt:
Een Engels vliegtuig wordt neergeschoten bij Koedijk.
Aug
Eind augustus vinden er vernielingen plaats aan de Spoorbrug.
Sept 5
Dolle Dinsdag
Historische Vereniging
- 141 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Meester De Ruyter zei steeds dat zodra de geallieerden in Limburg waren, hij een pijp tabak zou gaan roken en heeft inderdaad in deze septemberdagen die gelofte ingelost. Diverse treinen in de buurt, worden beschoten door Engelse jagers. Hierbij verloor de 41-jarige Trien Kloosterboer, een zuster van 'lange Jan' het leven. Sabotage aan de SPOORBRUG en het BRUGGETJE van LEYEN
13
Het huis van A. Wiering, Twuyverweg en twee boerderijen te Heer-Hugowaard in brand gestoken als represaille tegen de sabotage aan de spoorlijn. (zie Represailles)
16
Het huis bewoond door de uit Den Helder afkomstige WILJOU aan de Benedenweg vernield.(zie Represailles)
17
Market garden. (zie 'Van Market garden naar...)
25
Razzia te Sint Pancras. (Zie: Illegaliteiten in en om.' en 'Knecht bij dokter Destrée')
okt 9
Spoorwegsabotages. Repressailles. Het huis van L. de Pee wordt verbrand, dat van buurman J. Wagenaar vernield.
10
Drie huizen aan de Hoornseweg verbrand. (zie: Represailles). In oktober en november verschijnt in Sint Pancras het illegale 'EENDRACHT MAAKT MACHT'
20
Er is geen brandstof voor de scholen. Daarom gaan de Pancrasser scholen per 1 november dicht. In de hal van Het Baken vindt dan de voedselverstrekking van de Centrale Keuken plaats. (Eind februari begonnen de scholen weer en moest de Centrale keuken een ander onderkomen zoeken.)
25
Fietsenvordering. Toen de Duitsers langskwamen om fietsen op te halen,verstopten veel jonge mannen, bang voor een razzia, zich o.a. tussen de chrysanten, waartussen ook de bijna 60-jarige Geluk zich verborg.
nov Wegens een door de Duitsers opgelegd maalverbod komen de
Historische Vereniging
- 142 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Daalmeer (100 ha) en de Westbeverkoog (120 ha) onder water te staan en veranderden deze later in ijsvlakten. Ook de Vronermeer had wateroverlast.
nov/dec In de grote steden is/wordt de voedselsituatie nijpend. dec 24
Het vriest behoorlijk.
Zwaar ziek werd dominee Krop uit kamp Dachau ontslagen. Hierboven zijn identiteitskaart.
De Daalmeer onder water, het huisje van Booij
Historische Vereniging
- 143 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 1945 jan 2
Het bevolkingsregister van Sint Pancras wordt gekraakt. (zie 'Illegaliteiten') Sabotages aan de spoorbrug.
16
Razzia. (zie gelijknamig artikel)
23
Fietsenvordering.
febr 26
Engelse jagers beschieten een Duitse legerauto bij de spoorweg overgang. Dirk Kloosterboer (geb. 1886) fietst net langs. Hij is op weg naar Alkmaar om te trachten voor zijn zoon Simon een woonvergunning te begaan en wordt dodelijk getroffen. De even voor hem uit fietsende Herman Ploeg blijft ongedeerd. De chauffeur van de legerauto wordt getroffen, de auto komt tot staan in de heg van Jaap Volger, de chauffeur hangt dood over het stuur en een dikke mof springt er uit dekking zoekend bij het oude huisje van Turkstra.
maart 6 Sabotage aan de spoorbrug
april 5
Sabotage aan de spoorbrug
14/15 Sabotage aan het bruggetje van Leyen. 15
Naar aanleiding van de laatste spoorwegsabotage worden bij wijze van represaille 20 Nederlanders bij de spoorwegovergang gefusilleerd. Van hen zaten er 18 in de Weteringschans en 2 in Alkmaar gevangen als zgn. 'doodskandidaten'. Deze slachtoffers waren: Henricus HABRAKEN 62 jaar, Haarlem, had drukwerk voor de BS gemaakt. Johan A.A. van MEETEREN, 36 jaar, Haarlem, K.P. commandant. Jan JOOSTEN, 39 jaar, Haarlem, illegale pers en wapens. Hendrik van ASTEN,52 jaar, Haarlem, was bij L.O. Jan WILLE, 30 jaar, Haarlem, niet rechtstreeks bij het verzetswerk betrokken.
Historische Vereniging
- 144 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Arie MEIERDREES, 30 jaar, A'dam. B.S. Reintje de Vos Johan PARDOEN, 25 jaar, A'dam. id. Jean L. STEETS, 23 jaar, A'dam. id. Hein WIPPER, 37 jaar, A'dam id. Cornelis TIJNES, 33 jaar, A'dam id. Jurgen H. OVERDIEK, 30 jaar, A'dam id. Leendert J. KEIMPEMA, 19 jaar, A'dam id. Rudolf STROETHOFF, 20 jaar, A'dam. id. Gerard M. STEEN, 20 jaar, A'dam id. Theo NIELAND, 25 jaar, A.dam id. dr Johannes C. POMPE, 43 jr, A'dam, jodenhulp - geheime zender Louis A. BERBEN, 42 jr, A'dam, zijdelings betrokken bij bovenstaande zender, Ceasar R. AMSINGH, 49 jr, A'dam, eveneens zijdelings betrokken (geweest) bij bovenstaande zender Jan PRINS, 46 jaar, Oosthuizen, lid verzetsgroep. Klaas OOMS, 26 jaar, Oosthuizen, lid verzetsgroep. zie ook artikel 'Monument'
25 mei 3
Poging om dokter Destree gevangen te nemen.
BOMMENWERPERS geladen met VOEDSELPAKKETTEN vliegen laag over Sint Pancras
4
Concert bij Deutekom. (zie Illegaliteiten)
5
BEVRIJDINGSDAG. Pas in de loop van zondag 6 mei dringt dit bericht goed door.
10
De eerste geallieerde soldaat arriveert in St. Pancras. 'Het voorlopige bevoegd gezag' besluit hem te eren als de bevrijder van Sint Pancras en hem dit per oorkonde mee te delen.(zie hiernaast) De oorkonde is nooit uitgereikt, omdat toen deze gereed was om te worden uitgereikt het regiment van Isawoloff reeds uit Alkmaar was vertrokken en ondanks alle naspeuringen men er in die nog wel wat verwarde tijd niet in slaagde hem terug te roepen en dit bij latere pogingen evenmin gelukte.
Historische Vereniging
- 145 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
±14
JAN WIJN terug in Sint Pancras. (zie: Soldaat van Irene)
19
Bevrijdingsfeest met kinderspelen en defilé voor Jan Wijn. Op 4, 5, 6 en 7 sept. werd in SINT PANCRAS en KOEDIJK ZUID officieel de bevrijding gevierd. Het programma was als volgt:
Historische Vereniging
- 146 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Sept: 's avonds half acht: Herdenking bij het (nood)monument van "Hen die 4 voor ons vielen”. Spreker: de Edelachtbare Heer PESMAN.
5
- 's morgens HERDENKINGSDIENSTEN in de R.K.kerk te Oudorp en in de N.H. en de Geref. kerk te Sint Pancras. - 's middags GROTE HISTORISCHE ALLEGORISCHE OPTOCHT - 's avonds GYMNASTIEKDEMONSTRATIES afgewisseld met ZANG van de CHR.GEM ZANGVER. ‘LOOFT DEN HEER' o.l.v. Paul Kok en LINTENSPEL door enkele dames.
6
's morgens KINDERSPELEN 's middags KINDERSPELEN ‘s avonds VOETBAL- en HANDBALWEDSTRIJDEN ""'s Avonds verliet ik het feestterrein en toen zag ik twee vreemde mensen lopen. De kleinste had een overall aan en om de nek een rode zakdoek geknoopt, de grootste was geheel in het zwart, alles aan die griezel was zwart. Begint die zwarte tegen mij te praten....: Zeg meisje...... 'k Vond het wel zo dood eng! Laten het nu mijn eigen vader en moeder zijn, helemaal vermomd. Op allerlei manieren probeerden de mensen toen hun dankbaarheid en blijdschap te uiten. Wij hadden een grote houten W op het dak, versierd met asperge groen en ik had op onze luiken nog een papieren W geplakt. Willemientje werd erg geëerd in die dagen. Zoveel eensgezindheid als toen heb ik nog slechts eenmaal gezien, toen we samen protesteerden tegen de annexatie"".
7
's morgens RONDE VAN SINT PANCRAS en KATGOOIEN 's middags VOLKSSPELEN 's avonds CONCERT van AURORA.
In het oude gemeentehuis hangen 2 dankbetuigingen. De eerste werd geschonken door de evacués die hier in de meidagen van 1940 waren, de andere door de burgerij van Ammerzoden en Weil. Deze laatste plaatsen lagen eind 1944 in de frontlinies en voor hen werd in deze streek een hulpactie op touw gezet. (1945)
Historische Vereniging
- 147 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
40 - 45 Illegaliteiten in en om Sint Pancras. In onderstaand verslag wordt getracht een karakteristieke indruk te geven van wat er in die jaren in en om Sint Pancras gebeurde. Dat is ter minste de bedoeling. Het is geen compleet overzicht van het onderwerp, wat ook moeilijk te verwerkelijken zou zijn. In de hoop dat zij, die niet worden genoemd, dit kunnen verontschuldigen. Hoe objectief men verder in deze materie ook wil zijn, een persoonlijke belichting, analyse en waardering van de feitelijke gebeurtenissen is onvermijdelijk. Om zich een juister beeld van het gebeurde te kunnen vormen is het, vooral voor hen die het niet van nabij hebben meegemaakt, – en dat worden er hoe langer hoe meer – misschien nuttig eerst even in het kort de toenmalige situatie te herinneren. Rond vier uur in de morgen van de 10 mei 1940 wordt de nachtrust in onze contreien verstoord door het hevige lawaai van inslaande bommen. Al gauw blijkt dat het vliegveld Bergen het doelwit is. De radio zendt na de aankondiging bericht luchtwachtdienst, meldingen over aankomende vliegtuigen en dalende parachutisten uit, en ook waar Duitse troepen de Nederlandse grens hebben overschreden. Die morgen wordt een radiotoestel het Pancrasser gemeentehuis binnengedragen. Wanneer iemand tegen hen opmerkt, dat Nederland nu dus ook in de oorlog is betrokken, wordt hij ongelovig aangekeken. Want goed, er is wel gebombardeerd en de Duitsers zijn ons land binnengevallen, maar dat dit ook meteen oorlog betekent leek wat al te gortig – ondanks het feit dat op 9 april daar voor, Noorwegen en Denemarken al even verraderlijk onder de voet waren gelopen. Geëvacueerden uit de streek van Renswoude en Veenendaal vinden in Sint Pancras tot een dag of vier na het eind van de Mei-oorlog een onderdak. De jacht op al dan niet vermeende parachutisten heeft tot gevolg dat op 12 mei in ons dorp de eerste oorlogsgewonde wordt geteld: Strijbis is op de Twuyverweg door een Nederlandse soldaat, die met anderen op zoek is naar (ten onrechte) gemelde parachutisten, in zijn dij geschoten, omdat hij om niet-verklaarde redenen geen gehoor gaf aan de sommaties.
Historische Vereniging
- 148 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Nadat Rotterdam in brand is gegooid wordt op 14 mei de capitulatie getekend en ons land vanaf die dag door de Duitsers bezet. Tot 27 mei vechten niettemin in Zeeland Nederlandse soldaten nog door. Dat de eerste, een paar dagen op het dorp aankomende Duitse soldaten, door een huismoeder met koffie worden verwelkomd, mag een illustratie zijn van het totale onbegrip voor wat er eigenlijk aan de hand is. Op 17 mei wordt Sint Pancras bezet door 200 Duitsers en 180 paarden. Men denkt aanvankelijk algemeen, dat met een paar weken de zaak wel bekeken zal zijn en de Engelsen en Fransen ons weer zullen hebben bevrijd. Maar die hoop vervliegt als Frankrijk op 22 juni ook capituleert. Het lijkt er zelfs een hele tijd op, dat Duitsland de oorlog zal gaan winnen; vooral als na de inval in de Sovjetunie op 20 juni 1941, de Duitse troepen er in het begin indringen als een mes in de boter. (Pas in februari 1943, na de slag om Stalingrad, zal het tij keren) Twee vooraanstaande Nederlanders hebben het intussen dan ook nodig gevonden om openbaar van hun geloof in een Duitse overwinning te getuigen. De voormalige minister-president Hendrikus Colijn heeft in juni 1940 een brochure uitgegeven, waarin hij zegt dat "een nederlaag van Duitsland niet langer binnen de grens der mogelijkheden mag worden gerekend". De voormalige minister-president van de naar Londen uitgeweken Nederlandse regering, Dirk de Geer, komt begin 1941 heimelijk in Nederland terug, omdat hij het niet meer ziet zitten. Deze feiten kunnen niet als een aanmoediging van het Nederlandse volk tot verzet worden gezien. Maar gelukkig zijn er ook, die een positiever kijk hebben. Een van de eerste Pancrassers die in verzet komt, is de hervormde dominee Krop. Hij verkondigt meteen aan ieder die het wil horen, en ook aan anderen, dat men nu de duivel in levende lijve kan aanschouwen; hij draagt een Duits uniform. Duitsland moet dus vernietigd worden. Ds. Krop werkt ook aan de actie voor opvang van kinderen uit het zwaar geteisterde Rotterdam, een actie die niet alleen als menslievende hulp moet worden gezien, maar tevens als reactie tegen de door de Duitsers als propaganda voor deze kinderen georganiseerde vakantiereizen naar Duitsland.
Historische Vereniging
- 149 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In juli 1940 trekt een aantal communisten in bij contactadressen in Sint Pancras. Zoals Henk en Mien Sneevliet, die na de overval in hun woning al op 19 mei 1940, moeten onderduiken – een term die al snel in zwang is. Het meest verblijven zij bij Klaas Barten, zoon van de voormalige Pancrasser veldwachter-gemeentebode Hermanus Barten. In 1920 was Klaas Barten met zijn vrouw naar Amerika geëmigreerd, en in het begin van de crisisjaren, in 1932 met hun zoontje Charly weer teruggekeerd. Door Simon Zeegers hadden zij hun huis aan de Achterweg (huidige A.V.H. Destréelaan) laten bouwen. Behalve Sneevliet, alias Henk Bos, vinden ook Menist, van Driesten, en Dolleman bij Barten, aanvankelijk met hun vrouwen, onderdak. Sneevliet, vooroorlogs leider van de RSAP (Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij) treft met andere voormannen de voorbereidingen voor de opbouw van het MLL (Marx – Lenin - Luxemburg) - Front, de illegale voortzetting van de RSAP. De voorlopige doelstelling is: het uitgeven van clandestiene bladen en onderlinge hulpverlening. Eind juli 1940 verschijnt het veertiendaagse MLL-Bulletin (later Bulletin van het MLL-Front), in januari 1941 opgevolgd door Spartacus, met benadrukking van de anti-imperialistische instelling bij de strijd tegen de bezetter. Klaas Barten verzorgt, tot september 1941, het drukken van Spartacus. Daarna alleen het zetwerk, dat vervolgens naar de drukker Witteveen in Oterleek wordt overgebracht. Dat doet Remmert van Graft, die als sergeant het bombardement van Rotterdam heeft meegemaakt, en begin juni 1940 uit krijgsgevangenschap is teruggegekeerd. Van Graft verzorgt ook de verspreiding van het drukwerk, levert dat o.a. in Amsterdam af. Maar in februari 1942 zal in het district Alkmaar het MLL-Front een einde nemen. Cor Gerritsen uit Haarlem wordt verraden en gearresteerd. Gevolgd door Jan Edel, de drukker Witteveen en een van zijn dochters, op 2 maart Remmert van Graft, Klaas Barten, Menist, Dolleman, enz. enz... Ook Sneevliet valt in handen van de Duitsers. Op 9 april 1942 worden acht onder hen ter dood veroordeeld. Klaas Barten, aan wie geen organisatorisch werk ten laste kan worden gelegd, wordt van de lijst van beklaagden afgevoerd, maar met Remmert van Graft gevangen gehouden.
Historische Vereniging
- 150 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Remmert van Graft, aan wie een Alkmaarse rechercheur vraagt waarom hij tegen de Duitsers is, antwoordt daarop: Heeft u Rotterdam meegemaakt? Dit is het laatste dat zijn broer Klaas hem heeft horen zeggen. Klaas Barten en Remmert van Graft worden eerst in het Amsterdamse Huis van Bewaring aan de Weteringschans opgesloten. Barten weet er op sigarettenvloei geschreven berichten, in de band van zijn pyjamabroek verstopt, naar buiten te smokkelen. Zij worden niet berecht, maar zullen later naar het doorgangskamp van Amersfoort worden gebracht. Van daar komt Remmert van Graft in Buchenwald terecht, waar hij eens in de veertien dagen een kort briefje aan zijn ouders en zijn verloofde, Alie Witteveen mag schrijven. Het laatste briefje van Remmert van Graft wordt ontvangen drie maanden voor zijn dood, in juni 1943. Twee maanden later krijgt de familie daarvan, via het gemeentehuis van Sint Pancras de officiële aankondiging. Mevrouw Barten zal pas in 1949 te horen krijgen dat haar man op 8 november 1942 naar het kamp Amersfoort was overgebracht, en daar tot 4 april 1944 was gebleven. Toen werd hij naar Vught verplaatst, vanwaar hij met vele anderen op 6 september 1944 naar het concentratiekamp Sachsenhausen werd getransporteerd. Gerbrandy, de toenmalige Nederlandse minister-president had op 4 september 1944 ’s avonds abusievelijk over de Londense radio meegedeeld, dat geallieerde troepen de Nederlandse grens hadden overschreden. Dit had tot gevolg dat de volgende dag, 5 september de 'Dolle Dinsdag' uitbrak. Bij de Nederlanders ontstond een voorbarige bevrijdingsvreugde, bij de Duitsers en NSB'ers een panische schrik. Tot in Groningen pakten zij hun spullen en vluchtten oostwaarts. Het kamp Vught werd daarom op 6 september ontruimd. Mevrouw Barten zal in 1973 weer, in gelukkiger omstandigheden, in Sint Pancras komen te wonen. Bovenstaande vermeldingen zijn voor het merendeel afkomstig van verklaringen van (zoon) Charles Barten en (broer) Klaas van Graft. De laatste wil benadrukt zien, dat Remmert, hoewel samenwerkend met communisten, zelf geen communist was. Zo konden ook katholieken samenwerken met protestanten en gereformeerden, niet gelovigen of overtuigd atheïsten met gelovigen, enz. Hoofdzaak in het verzet was: de moffen tegenwerken, hun slachtoffers in bescherming nemen.
Historische Vereniging
- 151 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het MLL-Front wordt door anderen voortgezet in de communistenbond Spartacus. De hier en daar verbreide mening, dat de communisten (zij het hier van de Sovjets - losgemaakte) pas in verzet gingen nadat op 20 juni 1941 de Sovjetunie door Duitsland werd aangevallen, blijkt volgens de Sneevliet-zaak dus niet op de feiten te berusten. Na de jaarwisseling 1940-1941 worden enkele joodse mensen in gezinnen opgenomen. Joden en communisten zijn vanaf het begin de meest gezochte prooien voor de Duitsers, waar verzetsdeelnemers al gauw bijgevoegd kunnen worden. Aanvankelijk is, behalve het huisvesten van onderduikers niet veel méér illegale activiteit mogelijk, ook al omdat ons dorp een relatief groot aantal NSB'ers (leden of sympathisanten van de Nationaal Socialistische Beweging) telt. Hun meestal al van vòòr de oorlog daterende aanhang valt te verklaren uit het feit dat de tuinbouw een slechte tijd heeft doorgemaakt. Daar de export van de tuinbouwproducten naar Duitsland (altijd al verreweg de voornaamste afnemer) iets was toegenomen, denken zij wat kortzichtig en naïef dat er ook in Nederland heil kan worden verwacht van de toepassing van het in Duitsland heersende nazi-regime. De Pancrasser groentenexporteur Jan Kloosterboer ging verder. Volgens de geschiedschrijver L. de Jong werkte hij samen met de Duitse spionage-officier Dierks, aan wie hij vertrektijden meldde van uitgaande Nederlandse zeeschepen. Volgens anderen zou het Nederlandse passagiersschip Simon Bolivar ten gevolge van zijn tussenkomst door een Duitse duikboot zijn getorpedeerd. Hij deed dit inlichtingenwerk in relatie met de timmerman Piet Booy, die met een Duitse was getrouwd. In de schuur bij diens huis werd in 1940 een zeewaardig jacht gebouwd. Wie kan nog vertellen voor wie, en waar dat gebleven is? Ook heeft deze exporteur voor de oorlog o.a. getracht twee neergekomen Duitse vliegers te bevrijden, waarna hij werd gearresteerd en gevangen gezet. Meteen na het eind van de Duitse inval in 1940 kwam hij weer thuis. Tijdens de oorlog dekt hij zich naar
Historische Vereniging
- 152 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 alle kanten, maar na de bevrijding wordt hij na een onderduikperiode opgespoord en gevangen gezet. Hij weet echter 'wonderbaarlijk' te onsnappen, maar wordt toch weer gepakt wanneer hij op een oorlogsschip (duikboot?), naar men wel beweert door hem uit naam van de Argentijnse regering gekocht, tracht naar Argentinië te ontkomen. Na te zijn berecht, waarbij zoals ook bij andere collaborateurs plotseling weinig of niets meer ten laste kan worden gelegd, komt hij snel weer vrij. Hoe men achteraf dit soort zaken beoordeelt, zal vaak afhangen van de persoonlijke ervaringen en de beleving daarvan door de beschouwer. Degene die geen gevolgen heeft ondervonden van verraad of zich niet zo bij het gebeurde betrokken voelt, zal een milder oordeel kunnen hebben dan degene die er zelf wel schade van heeft gehad of naasten ermee heeft verloren. De bezetting verloopt voor de doorsnee-burger aanvankelijk zonder veel andere invloed op het dagelijks bestaan dan beperkingen in de algemene omstandigheden: distributie van de eerste levensbehoeften en wisselende 'spertijden‘, de nachtelijke periode waarin men zich niet op straat mag bevinden. Af en toe worden mensen, om vaak niet na te sporen redenen, opgepakt. Zoals in mei 1941 Theo van der Gulik uit Oudorp. Hij weet echter te ontsnappen, wordt achtervolgd en krijgt op het moment dat hij bij de brug bij de V.B. in het water springt, een bajonetsteek in de rug. Maar hij weet achter de houtstellingen om thuis te komen. Ondanks het vuile water, en het feit dat bij het ademhalen lucht door de wond in en uitstroomt (wat door de dokter met een hechting wordt verholpen) loopt hij geen infectie op en herstelt weer snel. Eigenlijke oorlogshandelingen hebben in ons dorp weinig sporen achtergelaten, en dat zal tot het einde zo blijven. De eerste schade wordt op 14 juli 1941 aangericht. Dan laat een vliegtuig een lading bommen vallen op akkers en in sloten even voorbij de 'Merakele breg' aan de Twuyverweg. Een paar huizen lopen glasen pannenschade op. De daar wonende stokdove vrouw van Jaap Bobeldijk zou aan haar man hebben gevraagd: "Liet je wat vallen, Jaap?"
Historische Vereniging
- 153 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het voorjaar van 1942 komt er inkwartiering van Duitse soldaten in de scholen van Sint Pancras. Maar na een paar weken zijn ze alweer vertrokken. In ons land, zoals elders, gaan de Duitsers hoe langer hoe straffer de baas spelen. Daarin worden zij bijgestaan door welbewuste collaborateurs. Maar ook de overheidsorganen staan natuurlijk onder Duitse controle. Als dat voor sommige, zoals de belastingen of de posterijen, niet al te veel consequenties met zich meebrengt; voor politiemensen echter wordt het de keus: al dan niet graag meewerken, of doen alsof en zoveel mogelijk de boel saboteren. Ook de goedwillende burgemeesters staan voor dit probleem. Het is aan ambtenaren bij de Nederlandse (vooroorlogse) wet verboden ongehoorzaam te zijn aan de bezettingsautoriteit. Daaraan wordt door de minister-president Gerbrandy vanuit Londen via de radio nog verschillende malen herinnerd. Burgemeester Jacobus Kroonenburg zal tonen dat hij, mede omdat hij de Duitse taal goed meester is, redelijk weet te schipperen. Zo zal hij bijvoorbeeld in de hongerwinter bij de Duitsers een vergunning weten los te wurmen om bomen, voor brandhout, te kappen. Er is dan een kapverbod, omdat de Duitsers de bomen langs de wegen nodig hebben om daaronder hun auto’s tegen geallieerde vliegtuigen te kunnen verstoppen. Die vliegtuigen komen met de duur van de oorlog steeds vaker en talrijker in de lucht. De Duitsers schieten er natuurlijk op, met luchtafweergeschut en ook met hun jagers van het vliegveld Bergen. Al in de winter 1940-1941 komt een geallieerd vliegtuig neer bij de Broeker veiling. De omgekomen piloot Joe David wordt op het Kriegerfriedhof in Alkmaar begraven. Anderen zijn gelukkiger en kunnen zich redden met hun parachute. Zij worden met een beetje geluk door het verzet opgevangen en zo mogelijk, vroeger of later, meestal langs een ontsnappingslijn via België, Frankrijk, soms ook nog Zwitserland, naar Spanje en tenslotte Engeland geholpen. Op het huisvesten van deze bijzondere onderduikers, in de verzetsmond konijnen genoemd, staat de doodstraf. In Broek op Langedijk is de timmerman Jaap Balder hiermee zeer actief, bijgestaan door Vroegop, en in Alkmaar o.a. Nel Lind, Wubbo Graafhuis en ook Jet Roosenburg.
Historische Vereniging
- 154 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Later in de oorlog breidt de 'piloten'hulp zich uit. Dan worden, in een vaak ononderbroken komen en gaan, soms duizend bommenwerpers tegelijk ingezet – waarvan dikwijls meer dan zeventig worden neergeschoten, wat een personeelsverlies van 600 tot 700 man betekent. Een deel van hen bereikt, zoals gezien, per parachute behouden of geneeslijk de grond; weer een deel daarvan kan worden weggewerkt. Alleen in Nederland komen meer dan 6000 vliegtuigen tijdens de duur van de oorlog neer. Jaap Balder zal worden verraden en op 23 juni 1944 gearresteerd. Op 16 juli 1944 wordt hij, samen met de Alkmaarse KP'ers Kleising, Prins en Ritzema als represaille, na een poging tot ontzet van gevangenen uit het Huis van Bewaring in Amsterdam, gefusilleerd. Ook Nel Lind wordt verraden, gepakt en naar Duitsland gedeporteerd, waar zij door de Russen zal worden bevrijd. Al in het begin van de bezetting wordt een aanvang genomen met verplichte tewerkstelling in Duitsland, de Arbeitseinsatz. De jacht op joden zet in met de eerste razzia in Amsterdam op 22 en 23 februari 1941, welke de februaristaking op de 25e en 26e tot gevolg heeft, die hard wordt neergeslagen. Op 13 maart vallen 18 doden voor het vuurpeloton. De 400 gepakte joden worden eerst naar het kamp in Schoorl gebracht, later doorgevoerd naar Buchenwald en Mauthausen. Het kamp Schoorl was kort voor de oorlog als noodkazerne voor het Nederlandse leger gebouwd. De meeste Pancrassers horen pas veel later, na de oorlog, van het gebruik ervan als concentratiekamp. De bekende en verguisde Duitse uitvlucht "Wir haben es nicht gewuszt" krijgt hierdoor een nieuw profiel... In april 1941 ontwikkelen zich georganiseerde plaatselijke verzetsactiviteiten. Naast de Waarheidsgroepen verzamelen zich op initiatief van de CPN in mei 1941 mensen, die zich tot taak stellen bonkaarten, persoonsbewijzen (vanaf 15 mei 1941 verplicht) en geld te bemachtigen en te verdelen. Voorlopig nog alleen via contacten. In Huiswaard telt men Tinus Wetsteyn, in Sint Pancras Willem Looy en in Oudkarspel Cor Borst onder dezen. Op 18 augustus 1941 wordt dominee Krop gearresteerd en via het Huis van Bewaring in Amsterdam al spoedig gedeporteerd naar het
Historische Vereniging
- 155 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 concentratiekamp Buchenwald. Daar ontmoet hij toevallig zijn broer, die ook is gearresteerd en daarbij een schot door een long heeft opgelopen. Hij is in de administratie van Buchenwald te werk gesteld. Na de bevrijding zal dominee Krop, als hij doodziek is teruggekomen, nog even in Nederland kunnen worden verzorgd. Zijn broer overleeft langer. Op 25 augustus wordt dr. Destrée door twee Alkmaarse politieagenten opgehaald en in het Alkmaarse politiebureau opgesloten, waar de Alkmaarse zenuwarts Hoeneveld ook in een cel komt. De volgende dag worden zij naar Amsterdam naar de Sicherheitsdienst in de al snel beruchte Euterpestraat (nu Gerrit van der Veenstraat) en dan naar het (nu verdwenen) Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht. Daar wordt toevallig ds. Krop gezien, die in het voorbijlopen een waarschuwing kan toefluisteren. Hij laat zo weten dat hij vermoedt, dat de Duitse echtgenote van een dorpeling in het verraad gemengd zou kunnen zijn.
In de cel (dokter Destrée)
Historische Vereniging
- 156 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De reden van de arrestatie van de artsen is vermeende sabotage; wegens het ontoerekeningsvatbaar verklaren van een Pancrasser jongen, die als vrijwilliger voor de Wehrmacht had getekend. Op 2 september komt de dokter weer vrij, maar op 23 september moet hij zich opnieuw melden in Alkmaar, met de vader van genoemde jongen. Vandaar worden beiden de volgende dag naar het Oranjehotel in Scheveningen gebracht. Ook dr. Hoeneveld, die niet was vrijgelaten, wordt daarheen verhuisd. In cel 715 zit met dr. Destrée ook Arie de Leest uit Beverwijk. Die kon als brandwacht in Den Helder op de uitzichttoren komen, en gaf de vandaar uit waargenomen interessante zaken aan de illegaliteit door. Hij stond ook in verbinding met degene die in Delft een aanbrenger had terechtgesteld. Daar kwamen de Duitsers achter. Arie de Leest zal eerst naar het kamp van Amersfoort worden gebracht, vandaar naar Duitsland en weer terug, naar Utrecht. Daar wordt hij achttien maanden later gefusilleerd. In de ene naburige cel zitten de onderwijzers Lammes en Okma uit Utrecht, in de andere een kelner en majoor Ducelier-Mulder, die later gefusilleerd zal worden. In het 'Oranjehotel' fungeert in die tijd Piet Honig uit Zaandam als sportleraar, met als reserveleraar Albert Plesman, directeur-stichter van de KLM. Deze bijzonderheden worden vooral vermeld, omdat eruit blijkt dat men als gevangene, ondanks de afzondering, nog veel te weten kon komen. Na verhoren komen op 3 december 1941 dr. Destrée, de Jong en dr. Hoeneveld weer vrij. Behalve bovengenoemde vrijwilliger zijn er in de loop van de oorlog nog een paar andere Pancrassers in Duitse dienst. Als verrader, en ook een bij de NSKK (National-sozialistisches Kraftfahrer Korps, het militaire vervoers-bedrijf). Het verhaal doet de ronde dat deze eens in Rusland een praatje maakte met een Duitser. De Pancrasser zei dat hij Nederlander was, en uit Sint Pancras kwam. Waarop de Duitser heel enthousiast vertelde, dat hij daar zo'n leuk meisje had ontmoet. Hij liet zelfs een foto van haar zien. De Pancrasser herkende zijn eigen vrouw. In het dorp woonde, in het huis waar ook Piet Kok en Barbara Smit verbleven, aan het eind van een paadje dat achter de boet aan de wik van Maarten Zeegers erheen leidde, een Oostenrijker: Robert Elsner. In 1918 was hij met veel andere Oostenrijkse oorlogsweeskinderen naar Nederland geëmigreerd en door zijn pleegvader Kok geadopteerd. Hoewel de meeste van die kinderen weer terugkeerden, behoorde hij
Historische Vereniging
- 157 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 bij de enkelen die achterbleven. Later vindt hij werk bij zijn pleegvader. Maar daar hij de Oostenrijkse nationaliteit heeft behouden, wordt hij in het begin van de bezetting al snel door de Duitsers opgesnord en in hun dienst gedwongen. Hij zal de oorlog overleven, terugkeren, trouwen en in Staphorst gaan wonen waar hij zal sterven. Welgeteld één Pancrasser, Jan Wijn, is als militair na de Duitse overval in 1940 in Engeland beland. Via Normandië komt hij als lid van de Irene-Brigade (de in 1941 opgerichte gevechts-eenheid) weer bij de bevrijding in ons land en Sint Pancras terug. Eén andere, die hier niet met name genoemd wil worden, heeft tijdens de oorlog op een duikboot bij de Koninklijke Marine gediend en in de Javazee gevochten. Hoe langer de bezetting duurt, hoe meer mensen worden achtervolgd en moeten onderduiken. En hoe meer het verzetswerk, in de ware zin van het woord een noodzakelijkheid wordt. Sommigen plegen hun verzet op eigen houtje, anderen in samenwerking met een organisatie. Hoewel dat laatste gevaarlijker is, omdat meer mensen van allerlei op de hoogte zijn (en dat bij gevangenname en mishandeling kunnen verklappen), is het vaak onvermijdelijk. Zoals bijvoorbeeld voor de 'pilotenhulp'. In het eerste halfjaar van 1943 worden studentenrazzia's gehouden, op 29 april 1943 wordt het Nederlandse Leger in krijgsgevangenschap teruggeroepen. Stakingen zijn het gevolg, het Politiestandrecht wordt afgekondigd; de doodstraf komt te staan op staking en ontduiking van de meldingsplicht. Vooral in de lente van 1943 groeit het aantal onderduikers snel. Om aan de grote vraag naar bonkaarten te voldoen, worden op initiatief van de inmiddels opgerichte LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) de al bestaande plaatselijke KP's (Knok Ploegen) ondergebracht in deze overkoepelende organisatie. Daarnaast wordt op een vergadering op 14 augustus 1943 in Amersfoort door de leiding van de LO besloten tot stimulering van de vorming van nieuwe Knokploegen, maar het zal het tot augustus duren voordat in NoordHolland van een redelijk aantal kan worden gesproken.
Historische Vereniging
- 158 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Voor de lezer die het allemaal niet heeft meegemaakt moet worden herinnerd dat onderduiken een sleep van consequenties met zich meebrengt. Niet alleen pleegt men, door zich te onttrekken aan deze verplichte arbeidsdienst, een zwaar strafbaar feit – waarop de doodstraf staat – maar bovendien plaatst men zich ook anderszins buiten de wet. Doordat men op een geheim adres is gehuisvest, is het uitgesloten zich te voorzien van bonkaarten. Alle normale aankoop van noodzakelijke levensbehoeften, van voedsel tot textiel, van brandstof tot schoeisel, is onmogelijk geworden. Aan deze behoeften moet daarom met clandestiene middelen, dus ook meestal zwaar strafbaar, worden voldaan. De Oostenrijker dr. Arthur Seyss-Inquart (in de volksmond 'zes en en kwart' of 'sijs-inktzwart' genoemd) vertegenwoordigt sinds 29 mei 1940 in Nederland als Rijkscommissaris en Gauleiter het Duitse ‘burgerlijke' gezag. Op 6 mei 1943 kondigt hij de verordening voor verplichte tewerkstelling in Duitsland af. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moeten zich melden bij de Rijksarbeidsbureaus. Aanvankelijk is er niet al te veel weerstand, enkelen onttrekken zich aan deze verplichting en duiken onder, maar wanneer later de geallieerde bombardementen op Duitsland en zijn fabrieken toenemen, wordt het risico om daarbij geraakt te worden ook groter. Niet in de eerste plaats uit verzet, maar om het eigen vege lijf te redden wordt dan vaak maar besloten liever het gevaar van het onderduiken te nemen. Daar dit, hoe dan ook, het Duitse potentieel vermindert, verdient het aanmoediging, ook van de zijde van het verzet. Het aantal onderduikers gaat dus gestaag toenemen. Het probleem dat zich dan voordoet is: waar en bij wie? Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven, komt er in het laatste halfjaar van 1943 verandering in de verzetsorganisatie. Eind juli 1943 bezoekt een groepje Pancrassers, onder leiding van meester Arnoldus C. Monster, het hoofd van de School met de Bijbel, een LOvergadering in Broek op Langedijk, waarin o.a. wordt aangedrongen op de vorming van plaatselijke LO-groepen, voor plaatselijke hulp aan onderduikers. In januari 1944 zal de Pancrasser LO-afdeling van start gaan. Maar ondertussen wordt toch voor het onderhoud van de betrokkenen gezorgd.
Historische Vereniging
- 159 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Het versierde doktershuis bij de bevrijdingsfeesten.
Eind juni 1943 komt bij Piersma, in het Zuidend, een Canadese parachutist uit een geraakte bommenwerper neer. Ray Munson is zwaar gewond aan een voet. Ook doordat er al teveel mensen op de hoogte zijn, kan hij jammer genoeg niet uit de handen van de Duitsers worden gehouden.
Historische Vereniging
- 160 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Men gelooft overigens in die tijd nog, dat de Duitsers hun krijgsgevangenen volgens de conventies van Genève behandelen... (Munson overleeft gezond de oorlog en wisselt daarna met dr. Destrée, die hem de eerste hulp verleende, nog enige brieven.) Een andere parachutist, ongedeerd neergekomen bij Jacob Blom, wordt ook gepakt. In Huiswaard is de piloot van het vliegtuig neergekomen. Hij is dood. Bij de Rijkspolitieman Maarten Rol in het Zuidend zit er ook een (vermoedelijk de sergeant John Hooley). Hij is gebracht door de gebroeders Arie en Jaap Verduin, die altijd klaar staan als er 'iets' vervoerd moet worden. Dokter Destrée doet even dienst als tolk; de neergekomene wil zich wel laten wegwerken door het verzet. Leden van een Alkmaarse KP, gekleed in Duits uniform, komen hem halen. Als even later echte Duitsers komen opdagen, kan Maarten Rol heel verbaasd verklaren, dat de parachutist al met Duitsers is vertrokken. Op deze dag moet ook kort na zijn thuiskomst dr. Destrée een sprong wagen; in overal gekleed in de kassen van Kees Duif. De Gestapo die bot vangt, laat een arrestatiebevel achter bij de burgemeester en de opperwachtmeester. Wanneer de dokter met zijn collega's, in de Euterpestraat in Amsterdam 50 gulden boete heeft betaald, als genoegdoening tegenover Seyss-Inquart naar aanleiding van een in mei/juni 1943 beledigend geachte protestbrief van de artsen, kan hij evenals de anderen zijn werk weer hervatten. Op 4 december 1943 duiken dr. Maas Melchior en zijn vrouw uit Beverwijk bij zijn Pancrasser collega onder. Hij had het slachtoffer moeten worden van een Silbertannemoord, maar zijn aanvallers schoten mis. Als represaille tegen executies van landverraders door het verzet, plegen de Duitsers, of meestal hun handlangers, deze Silbertanne-aanslagen op vooraanstaande of geliefde Nederlanders, zoals de schrijver A.M. de Jong. Op 16 december halen beide artsen een neergekomen parachutist op bij Kees Vader in de Heerhugowaard. John Ogg wordt, bij afwezigheid van Jaap Balder, die juist een paar joden onderdak bezorgt, eerst bij de opper-wachtmeester Leeghwater ondergebracht. Balder brengt hem vervolgens onder bij zijn overbuurman Vroegop, die al meer van deze gasten heeft, w.o. sergeant John Hooley. Deze onderneming heeft de doktersauto twee pas nieuwe banden gekost,
Historische Vereniging
- 161 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 want dr. Melchior, wiens collega ondertussen zijn spreekuur is gaan moeten houden, is niet bekend met de plaatselijke valstrikken en heeft in het begin van Broek naast de overweg, over de spoorrails die naar de veiling leiden, gereden. Nog net voor elven, spertijd, heeft Dirk Minnesma, de Pancrasser garagehouder, de boel gerepareerd. John Ogg (foto) is voor het einde van de oorlog niet naar Engeland terug kunnen komen, maar als verbindingsofficier in Rotterdam blijven steken. Zijn zoon Stephen zal op 5 september '94 aan de Slingerdijk in de Schermer een gedenkplaat hebben mogen onthullen met de namen van de, op zijn vader na, alle met de Lancaster JB 656 MG-D daar omgekomen bemanningsleden. Zij liggen in Stompetoren begraven: vier Engelsen en drie Australiërs. Voor de twintigjarige William Buntain, die voor iemand anders was ingevallen, was het zijn eerste vlucht. Een stuk van John Oggs parachute doet nog steeds dienst als lampekap. In januari 1944 start de Pancrasser LO-afdeling, onder leiding van meester Monster, met Jaap Glas, Aldert Bijpost, Bekkering, Piet Groen, Jan Wagenaar en Gijs Klein als medewerkers. De ploeg houdt zich vooral bezig met het plaatsen van onderduikers, die via de centrale beurs naar Sint Pancras worden gestuurd, en ook met de aanschaf en distributie van bonkaarten, die door de LO-leider van de Heerhugowaard, Bouwe van den Bergh worden gebracht. Ook zorgt deze ploeg voor het onderhouden van contact met de onderduikers, de verspreiding van illegale bladen en het inzamelen van geld voor het NSF (Nationaal Steun Fonds), alsmede ten behoeve van de plaatselijke LO-kas, die dankzij een grote offervaardigheid altijd goed gespekt is.
Historische Vereniging
- 162 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Piet Anders, van Elders zoals er al gauw aan werd toegevoegd, lijkt ook als deelnemer van deze groep te kunnen worden genoemd. Deze schuilnaam van Piet van der Mout is een van de mooiste schuilnamen die gebruikt zijn geweest. Men kan hem er bij een controle geen verwijt van maken dat hij anders heet, want hij heeft immers gezegd, Anders te heten. Als voorbeeld van de persoonlijke drama's die de bezetting met zich meebrengt, kan het volgende worden vermeld. In juni 1944 komt meneer van Rossem in Sint Pancras onderduiken. Zijn eigenlijke naam is Braggaar, sergeant-majoor. Hij wordt door de Duitsers gezocht, zijn vrouw zit als gijzelaar vast in Vught. Hun zoon heeft zijn moeder vrij trachten te krijgen, door op een Duitse belofte daarvoor, dienst te nemen bij de Kriegsmarine. Die belofte wordt natuurlijk niet gehouden. Braggaar vindt later onderdak bij Hoogschagen, een boerderij aan de Westdijk van de Schermer. Hij zal zijn vrouw niet terugzien, en hun zoon zal later blijken te zijn omgekomen... In het huis van de transporteur Jan Kooy, wiens huis staat naast de garage, daar waar de Achterweg dan op de Bovenweg uitkomt (nu Vinkenlaan), is de jodin Marie Meulemans als hulp in de huishouding opgenomen. Hoewel zij eigenlijk is ondergedoken, beweegt zij zich vrij en zonder de verplichte ster te dragen op straat. Als eens twee SS'ers in de garage komen om aan Jan Kooy een chauffeur te vragen, staat zij er rustig bij. Maar enige tijd later komen NSB'ers haar midden in de nacht van haar bed lichten – zij weten precies waar zij op de zolder te vinden is – en voeren haar weg. Na aan Jan Kooy te hebben gezegd: "Je hebt geluk gehad". Zijn schoonvader, bakker Bruin, die ook joden in huis heeft, wordt door hem gewaarschuwd. (Wie de zaak verraden heeft wordt nooit bekend.) Jan Kooy en zijn vrouw gaan de volgende nacht bij de buren slapen en vertrekken daarop met de kinderen in een taxi naar Epe, waar zij anderhalf jaar blijven. Eerst in een vakantieoord en daarna in een huurhuis. Na de oorlog zullen zij hun huis bezet vinden en trekken zij in dat van bakker Bruin, voordat zij naar Australië emigreren. Ook Marie Meulemans zal de oorlog overleven.
Historische Vereniging
- 163 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het molentje van Heijnis, dat dan nog staat aan het begin van het Zuid-end, een eindje achter de huizen van de Benedenweg, richting Daalmeer bij wat ’de mare' wordt genoemd, zit een joodse familie ondergedoken voordat deze wordt verraden. Ook bakker Bruin, bij wie zij daarvòòr waren ondergebracht, en langs wiens huis men moet gaan om bij het molentje te komen, wordt daarbij betrokken. Begin juli 1944 wordt er bij hen op de deur gebonsd. Bakker Bruin doet open, en een aantal Alkmaarse politiemannen, waaronder de gewezen wachtmeester Dirk van Manen, komen binnen om huiszoeking te doen. Zij vertrekken later zonder meer, getuigt de erbij aanwezige dochter Trijn Bruin. Maar op zondag 15 juli komen de politiemannen terug en geeft van Manen het bevel dat bakker Bruin met hem mee moet. De rest van de Alkmaarse politiemannen doet opnieuw huiszoeking. Mogelijk is dit alles het gevolg van het feit dat hij geen aangifte heeft gedaan bij de politie van de aanwezigheid van de joden, waartoe men in die tijd op straffe van de dood bij in gebreke blijven, verplicht is. Maar dit moet dan wel door iemand zijn verraden. Ook hier wordt nooit ontdekt wie dat is geweest. Spoorloos verdwijnt bakker Bruin. Totdat pas in 1946 bekend wordt, dat hij eerst naar de Sicherheitsdïenst in de Euterpestraat (nu Gerrit van der Veenstraat) in Amsterdam werd gebracht, en daarna naar Vught. Vanuit Vught wordt hij naar het concentratiekamp Sachsenhausen getransporteerd, waar hij met een gebroken rib in het 'ziekenhuis' terecht komt. Een Gronings schoolhoofd heeft daar met hem gezeten, en deze vraagt in 1946 aan de familie Bruin of hun vader is teruggekomen. Pas vele jaren later wordt bekend dat bakker Bruin vanuit Sachsenhausen naar Buchenwald is vertrokken en tenslotte, als de Amerikanen dit kamp naderen, met andere zieken naar Bergen-Belsen wordt gebracht. Er is een aantekening gevonden dat hij daar is overleden. Gek genoeg worden Heynis en zijn vrouw door de Duitsers met rust gelaten. Toch volgen zij de raad maar op om onmiddellijk weg te gaan. Eerst vertrekken zij naar de Beemster, en later naar Overijssel. Inderdaad komen Duitsers later, en dus vergeefs, terug om ze op te halen.
Historische Vereniging
- 164 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Andere joden zijn, meestal voor enige tijd omdat het anders teveel in de gaten loopt, ondergebracht bij Cor Boon en juffrouw Verweel. Na de oorlog, bij zijn proces, weet van Manen zich niet meer te herinneren, ooit in Sint Pancras te zijn geweest. Later worden in het molentje wapens bewaard en wordt er wapeninstructie gegeven. Eens is er daar per ongeluk een onscherpe bazookagranaat afgeschoten, wat zonder verdere gevolgen bleef. Er wordt in het molentje ook van een zender gebruik gemaakt, in de wieken is de antenne aangebracht. De stroom wordt geleverd door een grote accu. Sint Pancras telt in deze tijd 2000 inwoners, waarnaast naar schatting 200 onderduikers, waarvan het leeuwendeel bestaat uit mensen die weigeren voor de bezetter te werken. Velen helpen een handje mee op het land. Alvorens het verzet in zijn verdere ontwikkeling te volgen, wordt hier eerst een apart overzichtje gegeven van de voor de morele steun zo belangrijke illegale pers. De Vrije pers. De verspreiding van de illegale pers in Sint Pancras vindt een aanvang in 1940 met het MLL-bulletin, vanaf januari 1941 overgegaan in Spartacus, gericht tot een klein aantal MLL'ers ter plaatse. Een vergelijkbare lezerskring betreft De Waarheid, uitgegeven door de nu illegale CPN (Communistische Partij Nederland). In 1942 vormt de Waarheidsgroep van Alkmaar een eigen redactie, die zelf stencilt en zorgdraagt voor de verspreiding in de kop van Noord-Holland. In maart 1943 verspreiden Jan en Aldert Bijpost de door hen op papier gezette berichten van Radio Oranje. In die tijd vinden ook Vrij Nederland, Je Maintiendrai en Trouw hun weg naar Sint Pancras. Trouw kent zelfs haar eigen bezorgers (vaak ook LO'ers) en verspreidt van tijd tot tijd een speciaal Trouw-bulletin. Onder redactie van meester Monster verschijnt ook nog even 't Houten paard van Troje. Een kleine groep ontvangt, voor het eerst op 11 juli 1943 in Alkmaar, Het Rose Bulletin. Dezelfde redactie zet het vanaf 26 november 1944
Historische Vereniging
- 165 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 voort als Het Parool Bulletin. Dik Jupijn redigeert en verspreidt begin 1944 Recht door zee dat door Ben Speets op het Verdronken Oord wordt gedrukt. Als op 12 februari 1945 Vrij Nederland zich bij Het Parool Bulletin aansluit, wordt de titel van het blad De Vrije Alkmaarder. Op 22 maart treden ook Je Maintiendrai en De Waarheid tot de redactie toe. De Vrije Alkmaarder is tegen die tijd een van meest gelezen bladen. Dirk Groen van de Twuyverweg, misschien om zijn magerheid 'groene kikker' bijgenaamd, verspreidt het blad De Vrije Pers, afkomstig uit Alkmaar en waarvan J. Houtman de algehele leiding heeft en D. Groen en C. Neef de redactie en verzorging op zich hebben genomen. Een, alleen in Sint Pancras sinds oktober 1944 tweewekelijks verspreid, blad is Eendracht maakt macht, uitgegeven door J. Bol en J.P. Weel, op basis van de Christofoorgedachte, nadat na Dolle Dinsdag het landelijke contact met deze organisatie was verbroken. In september 1944 komen er tengevolge van de door de Regering in Londen uitgevaardigde spoorwegstaking zoveel spoormannen naar Sint Pancras, dat de LO zich genoodzaakt ziet het gerucht te verspreiden dat 'er evacues uit Beverwijk' zijn aangekomen. Twintig à dertig mensen worden in één dag geplaatst. Hun financiële verzorging wordt afgewerkt door de contactman van ‘van Gend & Loos’. Tijdens de hongerwinter 1944-1945 plaatst de LO ook nog een aantal ondervoede kinderen uit Schiedam en elders bij particulieren. De huisvesting van de evacués uit Den Helder, elders veiliggesteld tegen de aangroeiende bombardementen op Marinewerf en de stad, valt buiten het illegale werk. Daarnaast zorgt de LO van Sint Pancras voor onderdak van doorgangs-mensen – zich verplaatsende illegale werkers, zoals Karl Weinreich (Duitse Kareltje, een sinds 1942 gedeserteerde militair) en Jan Brasser, die in Sint Pancras hun vaste adressen hebben. Hiernaast voorziet de LO ook vele Alkmaarse LKP'ers van permanente verblijfplaatsen. (LKP: Landelijke Knok Ploeg.) De Pancrasser LO mengt zich soms in een aantal activiteiten die niet strikt op haar weg liggen. Zo raakt zij betrokken bij het weghalen van het bevolkingsregister van Sint Pancras (maar niet bij dat van Koedijk, zoals wel abusievelijk wordt vermeld).
Historische Vereniging
- 166 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Dat men bij de verzetsactiviteiten soms voor onvoorziene situaties kan worden geplaatst illustreren de volgende anekdotes. De illegaliteit verzorgt ook EHBO cursussen. In de achtertuin van de dokter wordt eens een echte oefening met schijngewonden uitgevoerd. Bij de eerste EHBO-les, op een spreekuurloze woensdagavond, blijkt niet iedereen elkaar te kennen. Dat komt meer voor; hoe minder namen je kent, hoe beter. Maar als de les begonnen is, laten twee aanwezigen weten dat ze eigenlijk voor het spreekuur kwamen, echter graag van de gelegenheid gebruik willen maken om zich aan te sluiten. Iemand gaat er toch maar even op uit, om te weten te komen of deze Helderse geëvacueerden wel te vertrouwen zijn. De uitslag is positief, zij worden opgenomen – maar laten het al gauw weer, wegens ziekte, afweten. Wanneer op een dag twee onbekenden naar dr. Destrée vragen, belt zijn vrouw naar de 'goede' Rijkspolitieman Maarten Rol. Deze stapt de wachtkamer binnen en gebiedt ferm: "Handen hoog!". Het blijken twee leden van de sabotageploeg te zijn, die om inlichtingen over het treinverkeer komen. Het wantrouwen is echter gerechtvaardigd, omdat een Silbertanne-aanslag altijd mogelijk is.
Jaap Zeeman en echtgenote.
Historische Vereniging
- 167 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Orde en organiseren. De OD (Orde Dienst) is een al in 1940 gevormde, aanvankelijk door de Duitsers toegestane maar al snel verboden en clandestien geworden organisatie. Zij stelt zich tot doel om in de overgangsperiode tussen de Duitse bezetting en de terugkomst van het Nederlandse gezag de orde te handhaven. De grote wervingscampagne van de OD in begin 1944, brengt in augustus 1944 in Sint Pancras een OD-groep van 20 man tot stand, waaronder de politieman Aldert Bijpost, Coljier, Willem Commandeur, Piet v.d. Gragt, Jan Groen, Klaas de Groot, Wim Hogeboom, Jaap Huibers, A. Kaptein, Piet de Kraker, Gerrit Kuenen, Jaap Mulder, Tom Pijke, Klaas Smit, Jaap Snijder, Willem Timmer, en de politieman Wilbrink. Zij zijn in principe bestemd voor de normale OD-taak: handhaving van orde en gezag na de bevrijding. Na het uitroepen van de BS in september 1944 vormt deze groep daarvan het z.g. Niet-Strijdende Gedeelte of Bewakingstroepen. De eveneens uit de OD voortgekomen en later in BS-verband opererende Gewestelijke Stormtroepen worden in Sint Pancras vertegenwoordigd door de Sectie Vl, onder commando van Jaap Zeeman. Deze telt een dikke twintig leden, waaronder: Willem van Baar, Bart Benedick, A. Boer, Charles Destrée, Klaas van Dijkhuizen, Toon van de Giesen, Cees (Cor) Gouda, Klaas de Graaf, Corrie en Gert Jongbloed, Maarten Kooy, Ab Meier, Jan Mulder, Siem Pos, Jan Punt, Piet Reus, Maarten en Wim Rol, Henk van Schoorl, Dirk Smit en Gerrit Staa. Deze groep stelt zich o.a. ten doel gewapenderhand aan de bevrijding deel te nemen. Hij wordt bijgestaan door verschillende, dikwijls zeer actieve medewerkers die om persoonlijke redenen geen deel willen uitmaken van een verzetsgroep, zoals de gebroeders Arie en Jaap Verduin. Ook de beide politiemannen in Oudorp, postcommandant Bleijendaal en diens medewerker Evert Verweij, verlenen assistentie aan de groep van Jaap Zeeman, de laatste als wapen- en gevechtsinstructeur. Ook kunnen zij doeltreffend waarschuwen tegen komende Duitse operaties, zoals razzia's.
Historische Vereniging
- 168 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Jaap Zeeman, werkzaam bij het PEN, is een uiterlijk kalme man met een natuurlijk overwicht op zijn mensen. In zijn huis naast de hervormde kerk in Oudorp, waar ook wapens worden bewaard achter de dakpannen, en in het RK-parochiehuis vinden bijeenkomsten plaats. Ook op de zolder van de aangrenzende school zijn wapens verborgen, evenals bij enige leden van de groep, en in de garage van de ondergedoken Jan Kooy in Sint Pancras. Jan Kooy's zaak wordt na zijn onderduiking waargenomen door een van zijn werknemers, Ab Meier. In de garage worden spijkerplanken en kraaienpoten vervaardigd, wapens onderhouden en wordt ook normaal werk verricht, als camouflage. De kraaienpoten werden eens 's nachts elektrisch gelast onder een dik dekzijl bij de PEN-transformator bij de Halvemaansbrug. De functie van Jaap Zeeman bij het PEN brengt met zich mee, dat hij, indien nodig, voor gratis stroomvoorziening kan zorgen. Met de Duitse diefstallen als voorbeeld, wordt voor stelen nu de term 'organiseren' gebruikt. Via de geheime PEN-telefoonlijn kan hij verbinding hebben met het bevrijde Zuid-Nederland. In de garage is ook een schuilplaats voor de gaande en komende verzetsman, waaronder Karl Weinreich en zijn collega's.
Het molentje van Heijnis.
Historische Vereniging
- 169 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Naast bovengenoemde groepen is dan in Sint Pancras ook nog de voornamelijk bij het Kerkplein en in het begin van de Hoek gehuisveste, KP onder leiding van de Amsterdammer Rinus Knape operationeel. Deze ploeg bestaat behalve Rinus uit: Cor Brekelmans, Jaap en Cor Gaarthuis, Geer Kaay, Wifem Kloosterboer, Anny Kuenen, de broers Piet en Martin Oud. Siem Ursem, Durk Wijminga, Huib Pot, en de Pancrasser gemeentesecretaris Cor Schouten, die dan in Bergen woont. De KP van Rinus vormt ongeveer het derde deel van een grotere groep, die onder leiding van ene van der Berg staat, en waarvan de rest bij boer Gleynis is gehuisvest, waar ook wapens zijn verborgen. Van der Berg heeft weer 'Oom Theo', van Eekelen, boven zich staan. Daarboven staat overste 'Frits' Wastenecker, in BS-verband de commandant van Gewest II – Hollands Noorderkwartier, wiens hoofdkwartier tot kerstmis 1944 is gevestigd in Huize Westerlicht in Alkmaar, en daarna in de Zaanstreek. De familie Kuenen: Vader Gerrit, moeder, zoon Wim en dochter Anny, hebben door de spoorwegstaking moeten onderduiken, en ook omdat de SD op hen loerde. Die viste nu dan ook achter het net. Wim Kuenen was in 1944 van zijn bed gelicht geweest en naar het kamp in Amersfoort gebracht, maar zijn vader had hem, toen hij na een paar maanden gevangenschap al in zeer slechte gezondheid was, er pas uit weten te krijgen. De familie had de verzetsactie van zoon Jan voortgezet, o.a. met het vullen van glazen buisjes met een gemene vloeistof, beide door vriend van Wardenaar in het lab van de Hoogovens georganiseerd, en bedoeld om er brand mee te stichten. De buisjes werden naar Friesland en Groningen verzonden om daar in arbeidsbureaus e.d. te worden gegooid. Bij de Kuenens thuis werd ongewild de doeltreffendheid, zij het in het keukenvloerkleedje nog tijdig geblust, ervan aangetoond. Op een paard-en-wagen (dit woord staat niet eens meer in het woordenboek...) worden zij naar Sint Pancras vervoerd, waar zij tijdelijk huisvesting vinden in het huis van de gereformeerde dominee Verschoor die zelf elders is ondergedoken en dat een half jaar blijft. De eerste avond worden zij, na bij buren een kopje 'thee' te hebben gedronken, door een paar Duitsers bij hun terugkomst bij de pastorie beschoten, maar niemand wordt geraakt. De Duitsers willen weten waar de dominee is, maar dat kunnen de evacués – waar zij zich voor
Historische Vereniging
- 170 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 door laten gaan, ze natuurlijk niet vertellen. De hele nacht wachten de moffen, vergeefs, voor de deur. Anny vindt werk op het gemeentehuis, waar Cor Schouten haar al snel weer op het illegale pad helpt met onder andere het vervalsen van persoonsbewijzen. Daardoor komt zij in contact met Rinus Knape, voor wiens groep zij koeriersdiensten verricht. Als camouflage fietst zij nogal eens met verschillende mannen mee, wat dan onder vrouwen soms de opmerking ontlokt: “Nô moid, moet je koike, nou heb ze alweer een aar.” Jan Kuenen en zijn vriend Kees van der Poel, die in 1940 meteen in verzet waren gegaan, hadden eerst met de verzetsmakker Jan Schelvis en nog drie anderen uit Wijk aan Zee geprobeerd met een boot weg te komen van – uit de duinen daar – op 20 april 1941 profiterend van de dronkenschap van de Duitsers ter gelegenheid van Hitlers verjaardag. Maar de boottocht mislukte en Jan en Kees moesten, op de vaste wal teruggekomen weer duiken, terwijl Jan Schelvis die zelf op het laatste moment niet mee had kunnen gaan, kort daarop werd gearresteerd en in het Oranjehotel opgesloten. Als gevangene van twee Sicherheitsdienst-agenten werd hij daarna bij de familie Kuenen geleid, waar de SD Jan Kuenen en twee van zijn vrienden: Kees van der Poel en Piet Coenen hoopte aan te treffen. Maar zij kwam te laat; Piet Coenen was toen al naar Frankrijk vertrokken, Kees van der Poel wist in mei 1941 naar de Pyreneeën te komen, Jan Kuenen een maand later. Zij verbleven daar, in het toen en nog tot 11 november 1941 onbe-zette deel van Frankrijk, in een kamp dat door Kees van der Poel Le Soleil wordt genoemd. Maar daarmee zal waarschijnlijk Le Soler zal worden bedoeld: het Centre de réfugiés neerlandais (Centrum voor Nederlandse vluchtelingen). Daar zaten toen honderden Nederlanders te wachten op doorreisvisa, te verzorgen door de consulaire dienst onder J.W. Kolkman, die werd bijgestaan door o.a. de daar ook een tijdje aanwezige verzetsman Gijs de Jong. Zij moesten er grint scheppen in een rivier en kregen nauwelijks te eten. Daardoor raakte Kees nog even in een hospitaal in Perpignan. Omstreeks kerstmis 1941 kwamen Kees van der Ploeg en en Jan Kuenen, na een voettocht van twee dagen en een nacht zonder eten en drinken, en zonder rust omdat de bittere kou geen oponthoud toestond, over de Pyreneeën in Spanje.
Historische Vereniging
- 171 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Daar werden zij als zoveel andere 'Engelandvaarders' door de Guardia Civil ge-pakt en gevangen gezet. Eerst met negen anderen in een cel van vijf vierkante meter, daarna in het kamp Miranda de Ebro. Na twee maanden werden zij door de vader van een medegevangene vrijgekocht mèt diens zoon, en door de Engelse consul naar Madrid geholpen. Van daar kwamen zij via Curacao, Canada en Amerika tenslotte in maart 1943 pas in Engeland. Kees van der Poel gaat daar bij de RAF, en Jan Kuenen bij het de geheime dienst BBO, Bureau Bijzondere Opdrachten. Wanneer hij in de nacht van 31 mei op 1 juni 1944 voor een opdracht gedropt zal worden, komt door waarschijnlijk een navigatiefout het vliegtuig boven het vliegveld Gilze-Rijen terecht en wordt in brand- en neergeschoten, waarbij alle inzittenden omkomen: Jan Kuenen, een andere Nederlandse agent C.M. Dekkers, de Canadese piloot, de NieuwZeelandse waarnemer en een Engelsman. Jan Schelvis en Kees van der Poel zullen de oorlog overleven. Terug naar ons eigenlijke Pancrasser relaas. Vader Kuenen is in Sint Pancras van de partij in de OD-groep, maar helpt ook Rinus een handje in de voornaamste bezigheid van diens ploeg: het verzekeren van de illegale voedselvoorziening. Voor hem gaat hij bij verschillende boeren langs, om z.g. tarwe voor zichzelf te kopen. Zo komt hij te weten waar de boer zijn tarwe en andere etenswaren bewaart – en laat dan honderd gulden achter als borg voor de tarwe die hij de volgende dag nog zal komen halen. De volgende nacht komen echter Rinus' knapen dan de nodige zakken tarwe, boter en wat er nog meer aan eetbaars is weghalen, en gaan dat brengen naar de Alkmaarse ziekenhuizen, Sint Elisabeth- en Centraal Ziekenhuis. Daar weten de zieken, maar ook de voor zieken doorgaande illegalen er wel weg mee. Als vader Kuenen de volgende dag bij de boer om zijn tarwe komt, vertelt die hem dat het verzet alles heeft weggehaald. De honderd gulden krijgt hij van Rinus vergoed. Aan de boeren worden – na de oorlog te innen – schuldbekentenissen afgegeven. Bij een NSB-boer zal dat wel eens vergeten zijn. In de tuin achter het huis van de dominee bouwt Gerrit Kuenen een geventileerde schuilplaats met houten wanden en stro op de bodem,
Historische Vereniging
- 172 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 waar ook wapens worden verstopt. Het deksel op de ingang van de buis die er heen leidt wordt door een struik gecamoufleerd. De benaming BS (voor het bevrijde zuiden waar vele niet-illegalen er deel van uitmaken, en officieel eigenlijk juister NBS, Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten voor het nog bezette gebieden) voor 'de ondergrondse’ raakt in dit najaar 1944 in zwang. In de maanden na september 1944 worden bij de OD in allerijl nieuwe ploegen gevormd, voornamelijk gerekruteerd uit het voormalige Nederlandse leger. Deze worden door de eerder actieve anderen als 'septembergasten' betiteld. In de praktijk laat men zich aan de officiële organisatorische indeling vaak niet al te veel gelegen liggen. Meer dan eens weet men niet precies bij welke organi-satie men nu eigenlijk hoort, en werken mensen uit verschillende groepen samen, zoals zij dat soms al tevoren gewend waren. Voor sommigen wordt hun officiële administratieve indeling pas na de oorlog duidelijk. Naast deze organi-saties blijven ook nog individueel actieve verzetswerkers bestaan. De KP-Alkmaar legt in de periode voor Dolle Dinsdag (5 september 1944) een groot aantal activiteiten aan de dag, waaronder een overval op het distributiekantoor van Oudorp en dat van Sint Pancras. Een ander voorbeeld van een politieman die in onze contreien veel verzetswerk doet, is de marechaussee Henk Gottlieb. Medio 1944 wordt hij overgeplaatst naar den Haag, waar hij meedoet aan 'kraken'. Op 12 oktober wordt hij gearresteerd, evenals zijn verloofde en medewerkster Jopie Bohn. Jopie komt na drie weken vrij, maar Henk wordt op 6 of 8 november 1944 gefusilleerd. Henk Gottlieb ligt begraven op de erebegraafplaats in Overveen, niet ver van Jaap Balder. Doordat zoveel arbeidskrachten zich aan inzetting door de Duitsers onttrekken, kunnen de laatsten slechts door lukrake razzia's trachten het arbeidspotentieel aan te vullen. Zoals soms voor de Marinewerf van Den Helder gebeurt. Veel van de elders, ook in Sint Pancras, geëvacueerde werkkrachten laten hoe langer hoe meer verstek laten gaan. Zij willen hun leven niet riskeren in de steeds frequenter wordende geallieerde bombardementen van de werf.
Historische Vereniging
- 173 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op 25 september 1944 is er weer zo'n razzia. Verschillende Pancrassers en onderduikers van elders hebben zich verstopt in een veld met tabaksplanten, bij de Twuyverweg gelegen. Het zijn o.a. Willem van Baar, Cit Fluitman en de verloofde van Aafje Schuur. Thijs de Pee, liggend tussen de planten, reikt Charles Destrée een tabaksblad toe: Moet je er eentje draaien, vraagt hij lachend. Omdat een van hen zijn hoofd boven de planten uitsteekt om te zien of de kust al vrij is, wordt hij door de Duitsers, die met hun vrachtauto's op de Twuyverweg staan, opgemerkt. Meteen wordt er over het veldje heen geschoten en komen een paar Duitsers de sloot over om het te doorzoeken. De verstopten blijven liggen, maar worden de een na de ander allemaal gepakt en moeten in de vrachtauto met dekzeil klimmen, waar al een man of twintig in zit. Thijs' vrouw komt hem nog gauw even zijn hoed, een das, vork, lepel en servet brengen – opdat hij ertegen zal kunnen. Waar iedereen om moet lachen. De stemming blijft, gek genoeg, opperbest. In Broek gooit een bakkersjongen broden, een hele kostbaarheid, uit zijn bakfiets in de auto. Als de moffen constateren dat zijn kar leeg is, moet hij ook de auto in. Tegen de avond gaat het vanaf het eind van de Langedijk regelrecht richting Den Helder. Achter de vrachtauto hangt een lang touw met zijkoorden, waardoor een hele troep moffen op de fiets zich laat voorttrekken. De rit gaat langs een kanaal, maar als ergens een brug moet worden overgestoken, remmen de achtersten zo sterk dat een paar die zich halverwege het touw bevinden tegen de brugleuning worden aangeklapt en zich lelijk verwonden. Wat de gepakten met niet verbloemd genoegen aanschouwen.
Historische Vereniging
- 174 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
LO. gewest XI, district 2. Staande van l. naar r.: Slendebroek HHW, Piet Groen, Frans Slot N.Sch., Sneekes Zd.Sch., Jaap Glas, Piet Glas B.o.L. Zittend: Jan Leegwater BoL, A.C.Monster, B.v.d.Bergh HHW, Klaas Visser BoL.
De nacht is ingevallen als zij bij de werf zijn aangekomen. Aan de ingang vertellen opgewonden Duitsers dat er een bombardement is geweest, dat "Heinz schwer verletzt ist, und Karl tot", waar de gepakten ook alweer niet triest om zijn. Zij krijgen een lokaal met kribben aangewezen, en zelfs een flink stuk zwart brood met boter en jam als avondmaaltijd. Van slapen komt niet veel, omdat er veel wordt afgekletst en moppen worden getapt. Die nacht wordt er flink geschoten door het afweergeschut en vallen er een paar bommen. Van tijd tot tijd wordt door een van ons het licht opgedraaid, omdat dan meteen zenuwachtig wordt geschreeuwd: Lichten aus! Fliegeralarm! Waarom weer hartelijk gelachen wordt. Wij zijn ons van geen gevaar bewust, want de bommen zijn immers voor de moffen bedoeld.
Historische Vereniging
- 175 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Groep van de Gewestelijke Stormtroepen: Staande van l. nr r.: Jaap Masteling, Tiggelaar (Alkmaar) Cees Dissel, onbekend, Cor Sabel, Jaap Bloothoofd. Zittend: Lodewijk Wetsteyn, Mees van Slooten, Bert Wetsteyn.
Sommige van de gevangenen krijgen de volgende dag op de werf zeer willekeurig een taak toegewezen, anderen worden direct weer naar huis gestuurd. Op een nacht moet een hoeveelheid wapens met een schuit worden vervoerd van Sint Pancras naar de molen van Jaap Koning aan de Molenkade, bij de Halvemaansbrug. Dat transport leidt via een vrij brede sloot zuidwestelijk van Sint Pancras. Voorzichtig stil kloetend vaart men voort, totdat vanachter een rieten winddekking die sloot wordt ingedraaid. In de duisternis blijkt uit tegengestelde richting ook een schuit te komen. Daarin staat een, onder het dekzijl toch nog herkenbare, auto. Zijn het Duitsers? Met bonzend hart kloet men voort, want wat kan er anders worden gedaan? Er wordt vooral niet in de richting van de andere schuit gekeken, wanneer men elkaar passeert. Zonder dat wederzijds een woord klinkt.
Historische Vereniging
- 176 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het raadsel wordt pas bijna vijftig jaar later opgelost. Zie hier hoe. Tijdens een bijeenkomst van de oud-verzetsmensen van de kop van Noord-Holland in 1991 in Heiloo, vertelt Charles Destrée, dat hij eens op uitkijk had moeten staan in het Zuidend van Sint Pancras; voor de schijn sleutelend aan de motor van een vlet. Die was gemeerd naast een schuurtje van de gebroeders Verduin, een eindje van de Benedenweg af gelegen, en waarin Ab Meier een daarin gestalde auto moest repareren. Afgesproken was, dat bij onraad Piet Hein zijn naam is klein gefloten zou worden. Na enige tijd komt er iemand aan, en het Piet Hein-gefluit weerklinkt. Maar daar Ab nogal lawaaiig bezig is, hoort hij niets. Ook het tenslotte luidop blèren van het bekende lied geeft geen effect. Het is te laat om nog anderszins te waarschuwen. De genaderde onbekende maakt een praatje met Charles, vraagt wie er in het schuurtje is, waarop geen antwoord kan worden gegeven. Daarop gaat hij naar het schuurtje waaruit nog steeds veel lawaai klinkt, morrelt aan de dichte deur en roept: Is er volk in? Nu wordt het stil. Ondergrondse zeker! zegt hij. Nadat de vraag is herhaald, komt Ab naar buiten. Hij blijkt de man te kennen, laat hem in het schuurtje en vertelt hem, dat hij na de oorlog met de auto als taxi wil gaan rijden, maar dat de ander dat natuurlijk niet verder moet verklappen. Wat ook niet zal gebeuren. Als dit verhaaltje op die bijeenkomst in Heiloo wordt verteld, luistert toevallig Jaap Snijder uit Huiswaard mee. Die zegt meteen: Ja, dat was mijn auto. Ik heb hem nooit meer teruggezien. En hij vertelt dan dit verhaal: Op een nacht hebben we die auto met mankracht in een vlet getild en van Huiswaard naar het Zuidend van Sint Pancras gevaren. Toen we een brede sloot invoeren, kwam uit tegenovergestelde richting uit het duister een andere vlet opdoemen. Zijn het Duitsers? vroegen we ons af. Het enige wat we konden doen was doorvaren, met bonzend hart, en vooral niet in de richting van die andere schuit kijkend wanneer we elkaar passeren. Bart Benedick, die ook meeluistert, buldert in lachen uit: Verrek, was jij dat! En dan komt hij met zijn verhaal, dat al aan het begin van deze geschiedenis is verteld. Als de vlet met de door Bart getransporteerde wapens in de sloot bij de Hoornseweg zijn beland, moeten ze daar nog over die weg, en de
Historische Vereniging
- 177 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Hoornsevaart, weer met een schuit, worden gebracht. Zonder lawaai te maken. Maar Jaap Zeeman die meehelpt, blijkt nachtblind te zijn. Bij de molen van Jaap Koning staat een glazen windscherm, waar Jaap met een arm vol wapens dwars doorheen loopt. Wat een hels gerinkel in de doodstille nacht veroorzaakt. Als door de bliksem getroffen staat iedereen stijf, totdat de opgekropte zenuwen allen in een geweldige lachbui doen uitbarsten. Jaap die geen schrammetje heeft opgelopen inbegrepen. Na de slag om Arnhem, van 17 tot 27 september 1944, worden in het westen van ons land inzamelingen van voedsel en kleding ondernomen, als steun aan de Gelderse bevolking. In onze contreien wordt het ingezamelde bijeengebracht op de houtwerf van Jan Eecen in Oudkarspel, van waar het per boot wordt vervoerd naar Hilversum, en van daar verder per vrachtauto. Dit alles in de overtuiging dat het eigenlijk niet eens nodig zal blijken, de bevrijding staat immers voor de deur! De met gulle hand ingeleverde levensbehoeften zullen, vooral in de grote steden, in de niet verwachte maar uiterst strenge en ellendige hongerwinter, dramatisch tekortkomen. Eindeloze troepen haveloze etenhalers trekken dan door ons dorp, op zoek naar schaarse, peperdure leeftocht, die hen soms op de terugweg nog wordt afgepikt. Ook daarin toont de Landwacht zich ijverig. De Duitse onderdrukking wordt met het verloop van de tijd hoe langer hoe zwaarder en gemener. Sinds op 6 mei 1943 de verordening van Seyss-Inquart voor verplichte tewerkstelling is afgekondigd, wordt daaraan steeds minder gehoor gegeven. Met het gevolg dat de Duitsers daarna her en der razzia's gaan houden. Die zijn dus niet speciaal tegen het verzet gericht, maar dienen in hoofdzaak voor het aanvullen van arbeidskrachten; in Sint Pancras en de noordelijker gelegen gemeentes onder andere voor op de marinewerf in Den Helder. Het verzet kan soms tegen een komende razzia waarschuwen. Zo'n razzia wordt door de Duitsers met gewapende manschappen en vrachtauto's ondernomen. Een groep soldaten gaat vooruit en sluit een gedeelte van de gemeente of woonwijk af, wat vooral in onze streek met zijn lintbebouwing en daarachter meestal een sloot en vlak akkerland, heel doeltreffend kan gebeuren. Het ene huis na het andere wordt dan uitgekamd.
Historische Vereniging
- 178 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In Sint Pancras vinden twee grote razzia's plaats. De eerste op 25 september 1944. Van Sint Pancras tot Oudkarspel worden de huizen doorzocht. Veel van de gevangenen komen echter wonderlijk genoeg vaak na een paar dagen weer vrij. Het zo geroemde Duitse organisatietalent schiet te kort, de inzetting van een zo talrijk personeel voor deze acties lijkt weinig rendabel. De grootste werkkracht-razzia wordt op 10 en 11 november 1944 in Rotterdam gehouden, waarbij 50.000 mannen worden weggevoerd. Tenslotte zal op 14 december 1944 de Liese-actie worden afgekondigd, waardoor alle mannen van zestien tot veertig jaar (in het oosten van ons land vijftig) worden verplicht in Duitsland te werken. Begin 1944 heeft Roel Westerop moeten onderduiken wegens verraad van zijn anti-Duitse gezindheid door de Alkmaarse collegabelastingambtenaar Veraar. De Koedijker gemeenteambtenaar Jan Smit noteert hem ondertussen als overleden. Na een onderduikperiode van twee maanden in Steenbergen komt Roel weer in de Alkmaarse contreien terug. Daar neemt hij contact op met Dik Jupijn, die de redactie en verspreiding van Recht door zee verzorgt. Dit illegale blad wordt door Ben Speets op het Verdronkenoord gedrukt. Als dat om een of andere reden eens niet kan, wordt het in de nacht op het belastingkantoor, waarvan Roel nog een sleutel heeft, gestencild. Wanneer in het tweede halfjaar 1944 de BS opkomt, wordt vanuit Engeland gevraagd (stom genoeg, mag er hier aan worden toegevoegd) om naamlijsten van medewerkers te maken. Voordat de bevrijding daar is moet dit klaar zijn; dit zou t.z.t. een goede organisatie vergemakkelijken. Eind oktober, begin november zijn de lijsten klaar, op 10 november worden zij gecontroleerd en nog de laatste namen toegevoegd. Zij worden verstopt achter het doek van een schilderij dat bij Aad van Doorn in de woonkamer hangt. Op 11 november 1944 komt Roel in de rijwielzaak van Jan de Groot, die ook bij de RVV is. Die vertelt hem dat er een ramp is gebeurd; Aad van Doorn is gewond en gepakt, Joop Asjes is in zijn been geschoten maar ontsnapt, Alie van Berkum, Wim Kok en Mientje Hollander hebben moeten onderduiken. Wim Kok en Mientje worden in december alsnog gepakt, en door verraad van een buurjongen ook Dik Jupijn.
Historische Vereniging
- 179 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Aad van Doorn is na zijn arrestatie opgenomen in het Marine Lazaret in Heiloo. Daar wordt hij gemarteld en later gefusilleerd. Ook Dik Jupijn en Ben Speets worden doodgeschoten. Hoewel er op die ongeluksdag vele Landwachters op straat posten, moet toch getracht worden de namenlijst uit Aad van Doorns huis te halen. Dat lukt gelukkig; hij wordt bij opa Groot verbrand. Roel Westerop volgt Mientje Hollander op als koerier. Dat betekent dat hij drie tot vier maal per week, op antiplof banden, naar Kolhorn moet fietsen. Daar geeft hij zijn berichten aan een RVV'er af, die ervoor zorgt dat zij naar Engeland worden overgeseind. Tweemaal wordt Roel zijn fiets, ondanks de antiplof banden, afgenomen. Door tussenkomst van Jan Groot krijgt hij daarna de baanfiets van Jan Derksen, ook antiplof uitgerust. Als koerier raakt Roel betrokken bij enkele wapendroppings 'om de noord'. Jo Bos is daar eveneens bij aanwezig. Voor het vervoer van de spullen stelt bakker Gert Groot, aan het zuideinde, zijn bakfiets beschikbaar. Roel vlijt zich 's nachts in een gat onder de zoldervloer tussen de wapens en munitie. Eind 1944 krijgt Jaap Zeeman het bericht dat de Duitsers een grote razzia hebben gehouden bij een zuurkoolfabriek in Noord-Scharwoude. Op klaarlichte dag wordt een aantal jongens van zijn KP opgetrommeld. Via het Wuiver, het Kerkepad, lopen die naar het weggedeelte tussen de de Huygendijk en de Kerkebrug, om zich in daar door de Duitsers aangelegde schuttersputjes te nestelen. Overal langs de wegen zijn deze mansdiepe putjes te vinden, meestal echt durchorganisiert aangegeven met een bordje 'Einmannsdeckungsloch' en afgedekt met een houten deksel. Er gaat zelfs een eerste-hulp verlener, de timmerman maar ook voormalig legerhospik Gerrit Staa, met de jongens mee. De opdracht is, de Duitse vrachtauto's die de gevangenen transporteren zo dicht mogelijk te laten naderen, waarna ieder voor zich de dichtstbijzijnde auto tot stoppen moet dwingen door de banden lek te schieten, evenals (zoals Bert Benedick het uitdrukt) de begeleidende bewaking. Zo zal aan de gevangenen de gelegenheid worden gegeven te ontsnappen. Gelukkig is het niet tot een treffen gekomen, daar de Duitsers voor de terugweg een andere route hadden gekozen.
Historische Vereniging
- 180 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De volgende dag staan twee leden van de groep van Jaap Zeeman bij diens huis te praten over werk dat gedaan moet worden. Twee anderen, die de vorige dag in een putje voorlopig achtergelaten wapens in kleine jute zakken hebben opgehaald, voegen zich bij hen. Opeens roept een van hen: Verrek, de moffen! Vanaf richting Alkmaar komt een legervrachtauto aan, en draait Oudorp binnen. Jaap Zeeman heeft gauw een paar houwelen en een spa uitgedeeld en in een wip is er een paar meter van zijn ligusterhaag uitgegraven. Dit moet dienen om eventueel een rechtvaardiging te kunnen geven van hun aanwezigheid ter plaatse, tegenover de Duitsers. De vrachtauto is ondertussen bij hen aangekomen en eraf gesprongen moffen eisen: Papiere! Allen kunnen het bewijs tonen van hun vrijstelling van verplichte tewerkstelling, wegens onmisbaarheid in hun activiteit voor de voedselvoorziening. De moffen vervolgen hun weg, voor controle verderop. Opgelucht halen Jaap Zeeman en zijn mannen adem. Een van hen vraagt: Waar zijn zo gauw die wapens gebleven? Jaap wijst naar het platte dak van zijn bijkeuken. Als ze daarheen kijken, zien zij de kolf van een sten over de rand van het dak steken... Nog steeds krijgen zij kippevel als aan dit moment wordt teruggedacht. Als een van de Duitsers het had gezien, zouden zij zonder twijfel ‘stante pede’ zijn neergeschoten. Door Jaap Zeeman worden uitkijkposten op de verkeersknooppunten in de omgeving van Oudorp geplaatst. Vanuit huizen of schuren van goedgezinde dorpsgenoten wordt ieder verdacht verkeer via koeriersters aan andere posten doorgegeven. Dit blijkt doeltreffend. Voor extra voedsel voor de groepsleden wordt gezorgd. Van hier en daar 'georganiseerde' tarwe wordt door bakker Meijering in Oudorp brood voor ze gebakken, waarvan ook onderduikers profiteren. De gemeente Sint Pancras heeft, als andere, de opdracht gekregen lijsten van alle mannen van 18 tot 35 jaar, met naam, adres, leeftijd en beroep, bij de Ortskommandantur, gezeteld in Huize Voorhout aan de Kennemerstraatweg in Alkmaar in te leveren. Dat gebeurt ook, maar zij bevatten in hoofdzaak namen van hen, die al in Duitsland zijn.
Historische Vereniging
- 181 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Om dit te verhelpen, kondigt de Sicherheitsdienst aan, dat zij het bevolkingsregister van Sint Pancras zullen komen halen. Deze geheime boodschap wordt door een zenuwachtige burgemeester Kroonenburg aan Cor Schouten verklapt. Cor Schouten – aan wie dit relaas is ontleend – die als reeds vermeld ook deel uitmaakt van de ploeg van Rinus Knape, spreekt hier met Rinus over. Die belooft met zijn groep op de loer te gaan liggen, en het bevolkingsregister weer terug te roven. Maar om de grote risico's die aan deze onderneming zijn verbonden, besluit Cor tot een andere oplossing. Met Piet Groen, de plaatselijke leider van de LO, komt hij overeen dat een nep-overval zal worden georganiseerd. Bij Jacob Glas zal het bevolkingsregister, met de hulp van Piet Groen, kunnen worden verstopt. Een agent van politie uit Broek op Langedijk zal ook van de partij zijn. Afgesproken wordt, dat Piet Groen op 2 januari 1945 om 1 uur 's middags via de achterdeur van het gemeentehuis het bevolkingsregister zal weghalen. Het zal klaar staan in twee jute zakken, die hij met een kruiwagen weg zal brengen naar Jacob Glas. Piet Groen zal dan bij die gelegenheid eerst Cor Schouten opsluiten in de ruime kluis, en daarna de sleutel op een bepaalde plaats neerleggen. Met de politieambtenaar wordt afgesproken, dat die omstreeks 1.45 uur in de middag op het raadhuis zal aankomen. Op dat moment zal een aantal geëvacueerden uit Schoorl aanwezig zijn om hun uitkering te halen. Die zullen dan, zo nodig, kunnen getuigen. Vervolgens zal de politieman, gewaarschuwd door kloppen op de deur van de kluis, de sleutel zoeken, om de ambtenaar te bevrijden. Burgemeester Kroonenburg is hierin uiteraard niet gekend. Dat wordt echter wel noodzakelijk, als hij die middag niet als gewoonlijk naar huis gaat, omdat hij het naar zijn zeggen te druk heeft. Om tien minuten voor één deelt Cor Schouten de burgemeester mee, dat tien minuten later het bevolkingsregister door 'de ondergrondse' zal worden weggehaald, en dat de burgemeester er goed aan doet nu direct in de koude en donkere cel te gaan. Koud, want de houtkachel in de secretarie werkt slecht, en donker omdat er geen stroom meer is. Kort daarna worden de twee zakken met kaartenbakken door Piet Groen met de kruiwagen weggehaald, en laat Cor Schouten zich ook in de kluis opsluiten.
Historische Vereniging
- 182 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Met de burgemeester spreekt hij daar af, wat die zal moeten vertellen – onder het genot van een pannetje gaarkeukeneten, waarbij Cor en de burgemeester van lepel en vork wisselden, omdat de burgemeester Cor te vaak in zijn been prikt. Verteld moet worden dat de burgemeester, toen hij het raadhuis wilde verlaten, door twee gewapende mannen werd gedwongen met Schouten in de kluis te gaan, waarna die werd gesloten. Na drie kwartier worden beiden volgens plan door de politieman bevrijd, en inderdaad onder getuige van talrijke geëvacueerden. Door de Sicherheitsdienst, die telefonisch van het gebeurde in kennis wordt gesteld, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hoewel opgemerkt wordt dat er waarschijnlijk 'ein Leck' moet zijn, waarnaar een onderzoek zal worden ingesteld, blijft het uiteindelijk daarbij. Het lijkt hier de juiste plaats een paar herinneringen van Piet Groen op te halen. Reeds in de eerste helft van de oorlog probeerde meester Monster onderduikers onder dak te brengen. Zo kwam hij bij Piet Groen, en van lieverlee wordt die bij het verzetswerk betrokken. Gezinnen waar onderduikers waren ondergebracht hadden het moeilijk. Ook met brandstof. Op advies van meester Monster ging Piet Groen eens praten met de directeur van de verenigde brandstofbedrijven in Alkmaar. "Hij is goed", volgens meester Monster. Omdat het niet voor hemzelf was, ging Piet deze vreemde boodschap toch doen. De directeur liet hem weten, dat hij moeilijk iets kon geven. "Moeten we het dan maar halen?", stelde Piet voor. Nee, dat moest helemaal niet. Uiteindelijk werd de brandstof geleverd via Cor Kooy, de Pancrasser brandstof-fenhandelaar. 's Avonds laat distribueerde Cor het met de slee. Op een avond kwam ik uit Broek, zo noteerde Piet Groen verder, met veertig bonkaarten. Twee Duitsers hielden me aan op de Dijk. Dat was in feite de enige keer dat ik in aanraking kwam met het gevaar. Ik had een revolver op zak, maar ik had ook papieren, ondertekend door de Ortskommandant, dat ik in spertijd buiten mocht zijn. Want ik behoorde tot de bewakingsdiensten van de spoorlijn. Na controle van de papieren lieten ze me lopen. Op een bepaald moment had ik nogal wat bonkaarten over. Ik heb toen alle brood- en meelbonnen er af geknipt en ben ermee naar bakker Deen gegaan en heb hem gevraagd iets onoorbare te doen. "Het gaat
Historische Vereniging
- 183 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 wel tegen onze vijand, het mag eigenlijk niet, maar in dit geval.." Bakker Deen heeft de bonnen ingeleverd en er een toewijzing op gekregen. Wekelijks bezorgde hij een extra brood bij een lijstje van door mij verstrekte adressen. Iets anders. Op een zaterdagmorgen was ik bezig in mijn tuintje. Er stopt een mij onbekende jongeman. "Bent u Groen? Ja? Dan heb ik wat voor u" Ik wist niet wat me te wachten stond, en vroeg hem me eerst maar eens te vertellen wie hij was. "Dat doe ik liever niet." "Dan moest je maar doorgaan. Ik weet van niks en ik heb niks besteld." Hij haalt dan een doorgescheurde, beschreven briefkaart uit zijn binnenzak. "Als ik u dit nu eens laat zien." De andere helft was in mijn bezit. Ik nam het pak aan; er zat een gedemonteerde sten in. Ik was wel wat bezorgd over dit bezit. Jaap Groen van de Benedenweg, later raadslid, was een goede NSB‘er. Hij had ook onderduikers. Tegen het eind van de oorlog zei hij: “Het is me allang duidelijk dat ik op het verkeerde paard heb gewed. Maar het is me te kinderachtig om nu te bedanken." Toen als sabotagedaad de spoorbrug eens driekwart meter omhoog was gedraaid zat die ogenschijnlijk muurvast. Maar later hadden ze hem al weer los. De Duitsers wilden eerst als represaille het huis van Cor Smit in brand steken. Cor was aanvankelijk ook Duitsgezind en bij hem heeft ook Mussert aan de wand gehangen. Maar zijn vrouw was ziek, daarom hebben de Duitsers het huis van buurman Wiering maar genomen. 'Duitse Kareltje' was een wilde jongen. Hij heeft Kalis, de Boerenleider aan de Noordervaart, doodgeschoten. Als waarschuwing lichtte hij 'Barre Jan' van zijn bed en zette hem in een stoel op de Bovenweg. Eerder gooide hij in Alkmaar een handgranaat naar een groepje Duitse soldaten. In het laatste oorlogsjaar had de jeugd samenkomsten in de gereformeerde pastorie van Sint Pancras. Door de predikant georganiseerd, waarschijnlijk om ze toch nog enige ontspanning te bieden. Men zorgde er voor 's avonds voor spertijd, om acht uur aanwezig te zijn; het vertrek kon niet eerder plaatsvinden dan de volgende morgen om zes uur. Ieder was welkom, en moest zorgen
Historische Vereniging
- 184 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 voor de nodige proviand. Bakker Verkuil wilde koek bakken, als hij er de grondstoffen voor kreeg. Van iedereen werd verwacht dat hij zijn aandeel leverde in het programma: voordracht, accordeon, banjo, bijbellezen, dansen, enz. In Alkmaar was een zendamateur, Zandbergen. Op ongeregelde tijden had hij contacten met een Engelse amateur, die de berichten weer verder doorgaf. In het begin van de tachtiger jaren hebben zij elkaar voor het eerst gezien. Tot zover de herinneringen van Piet Groen. Daar in bovenstaande sprake is van een goede NSB'er, wordt hier even nader ingegaan op de mogelijke diverse stellingnames van verschillende Duitsgezinden. (Het onderscheid tussen pro en contra werd door de Duitsers Deutschfreundlich en Deutschfeindlich genoemd.) Alle graduaties, alle motiveringen zijn daaronder te vinden; van uiterst fanatiek collaboreren tot goedaardig en onbenullig meelopen. Onbenullig in de ware zin van het woord: geen benul hebbend van wat de Duitsers uitvoerden en nog van plan waren. Behalve politieke, konden ook financiële doelstellingen een rol spelen. Verraders kregen, dikwijls per affiche aangekondigde, geldelijke beloningen voor hun verraad; zelfs konden zij in vaste (Duitse politie-) dienst zijn. Aanvankelijk zag het er naar uit, dat dit straffeloos kon gebeuren. Slechts begin februari 1943, na het Duitse verlies van de slag om Stalingrad, begint het voor de meesten duidelijk te worden dat Duitsland de oorlog gaat verliezen. Anderen zien dat pas begin 1945, na het mislukken van het laatste Duitse offensief in de Ardennen. Niet weinigen beginnen dan aan de broek te trekken en gaan de bakens verzetten, draaien hun jasje om. Men kan het dan kinderachtig vinden om te bedanken na te hebben gemerkt op het verkeerde paard te hebben gewed. Maar nog kinderachtiger kan het worden geacht om er, desondanks, mee dòòr te gaan. Ook zou een sympathisant door het opnemen van onderduikers nog kunnen hebben aangetoond, op twee paarden tegelijk te kunnen wedden.
Historische Vereniging
- 185 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Wat niet wegneemt dat de Boerenleider Cor Groen in januari 1945, Klaas van Dijkhuizen (zoals verder in dit overzicht wordt verhaald) uit de handen van een mof vrijpraat. En ook dat hij, door hem al ondertekende, blanco vrijstellingen voor de Arbeitseinsatz heeft gegeven aan de gemeentesecretaris Cor Schouten – die daar wel weg mee wist. Verder zou hij voor elkaar hebben gekregen dat alleen mannen jonger dan 25 jaar op transport naar Duitsland werden gesteld. Dat kreeg hij toch maar even voor elkaar. Dat dit achteraf als een positieve daad wordt voorgesteld toont duidelijk, hoe verschillend de waardering kon, en nog steeds kan zijn, van de houding die men had aan te nemen. De jongeren dan 25 jaar zullen bijvoorbeeld niet al te erkentelijk voor deze door Cor Groen afgedwongen gunst zijn geweest... Dit voorbeeld toont ook duidelijk, hoe de hele arm, de hele mens kon worden meegesleept, als men een vinger in het raderwerk van de collaboratie had gestoken. De angst bij sympathisanten van het toenmalige bewind voor de komende vergelding is gegrond. Omdat een moffin zich had ingedrongen in een verzetsgroep in Amsterdam, hebben Cor Schouten en Anny Kuenen enige tijd (extra) moeten onderduiken. Want die indringster had eerder van hen een vals persoonsbewijs gekregen. Pas nadat zij is geliquideerd kunnen Cor en Anny weer opduiken. Ook in het gemeentehuis van Koedijk wordt het bevolkingsregister weggehaald. Daar is burgemeester Pesman echter Duitsgezind en blokleider van de NVD (Nederlandse Volks Dienst). Het hoofd der school C. Stuffers, ook lid van de NVD en secretaris van de Boerenraad van de Landstand, heeft eens een voetbalwedstrijd georganiseerd tussen scholieren en de Duitsers die in de school zijn gelegerd. Pesman heeft Stuffers aangeraden zijn zoon naar een Duitse Bildungs-anstalt (vormingsschool) in Valkenburg te zenden. Later komt de jongen bij de Luftwaffe. Na bovenstaande in het verslag van de naoorlogse rechtszaak te hebben aangehaald, schrijft niettemin en ijskoud ‘Het Vrije Volk’ van 30 juli 1946: Pesman staat als zeer goed Nederlander bekend. In september 1945 heeft Pesman dan ook al bij verschillende herdenkingsplechtigheden (w.o. bij een monument) het woord mogen voeren... Wie er iets van begrijpt mag het zeggen.
Historische Vereniging
- 186 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De overval op het gemeentehuis van Koedijk is voorbereid door Maarten Rol. Het hieronder volgende verslag erover is gevestigd op gegevens van Bart Benedick. Op 2 januari 1945, omstreeks het middaguur, komen Bart Benedick, Dirk Smit, Piet Reus, Wim Rol en Siem Pos bij het gemeentehuis aan. Zij zijn op de fiets uit Oudorp, via Huiswaard daar gekomen. Allen zijn gewapend met een stengun, zonder kolf, om hem onder de jas te kunnen verstoppen. Met behulp van een hun verschafte sleutel komen zij langs de achterdeur het gebouw binnen. Siem Pos blijft als wacht buiten, bij het café ernaast. Aan de hand van een plattegrond worden de telefoonverbindingen gevonden en meteen doorgesneden. Het aanwezige personeel wordt onder bedreiging van wapenen gedwongen het bevolkingsregister, stempels en andere nuttig voorkomende attributen, in de meegebrachte jute zakken te stoppen. De burgemeester, die tracht de aandacht van eventuele voorbijgangers te trekken door met zijn armen omhoog rechtop voor het raam te gaan staan, wordt gemaand op de vloer te gaan liggen. Terwijl men bezig is, wordt aan de zijdeur van het gemeentehuis aangebeld. Bart Benedick doet open, in de verwachting dat Siem Pos hem iets heeft te zeggen. Maar tot zijn niet geringe schrik ziet hij een hem onbekende man voor zich staan, die ter secretarie moet zijn. Deze man schrikt zich op zijn beurt lam bij het zien van iemand met een schietklaar wapen voor zijn buik. Hij krijgt uiteraard geen kans om zich te bedenken en weg te vluchten – met alle mogelijke gevolgen van dien voor de overvallers – maar wordt snel naar binnen geholpen. Als alles is ingepakt, worden burgemeester, personeel en de bezoeker in de arrestantencel opgesloten. De hele operatie heeft zo'n twintig minuten geduurd. Wanneer een Duitse schildwacht, die op gezichtsafstand van het gemeentehuis voor de als kazerne dienende school liep te ijsberen, wat oplettender was geweest, had dit verhaal niet verteld kunnen worden. Ieder, met een rijkelijk gevulde jutezak achterop de fiets, haast zich daarna weg. Bart heeft het ongeluk dat zijn zadelpen losraakt en naar beneden glijdt, waardoor de zak van de bagagedrager tuimelt. Nadat hij die weer heeft opgeraapt keert hij, met zijn zitvlak op een heen en weer laverend zadel, enige afstand op de anderen verliezend, naar zijn basis terug. Bij het passeren van Huiswaard wordt de buit voorlopig ondergebracht in een kas van de tuinder Wetsteijn. Dit ondanks het feit dat zijn broer,
Historische Vereniging
- 187 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Martinus Wetsteijn op 9 juni 1944 om zes uur 's morgens door Landwachters van zijn bed was gelicht en meegevoerd. Nog hetzelfde jaar sterft hij in het kamp Neuengamme. Wim Rol voegt hier nog het volgende aan toe. Bij de overval is een hoeveelheid stempels meegenomen, welke bij hem thuis door Maarten Rol worden geselecteerd. De rest moet Wim maar terugbrengen. Er wordt een pakje van gemaakt dat door Wim in het donker van de avond op de stoep van het gemeentehuis wordt gelegd. Als het de volgende morgen wordt gevonden, denkt de locoburgemeester Piet Hart, dat het wel een bom zal zijn. Dapper en plichtsgetrouw trekt hij zich alleen in de burgemeesterskamer terug om de bom onschadelijk te maken – na eerst afscheid te hebben genomen van de aanwezigen, w.o. de veldwachter Slooten, die dit alles aan Maarten Rol heeft naverteld. In het verzetsnest Huiswaard worden ook, met een motorvlet door Arie en Jaap Verduin en Maarten Rol uit Hensbroek opgehaalde wapens tijdelijk opgeslagen bij van der Struis. Van daar worden zij later, na in gereedheid te zijn gebracht, naar het molentje van Heynis vervoerd. Wim Rol moet eens een brief brengen naar Nico Waterdrinker, Rijkspolitieagent in Schermerhorn. Op de terugweg geeft Waterdrinker hem een 'pakje' mee, een in een jutezak verpakte loop van een 'bren' (lichte mitrailleur). Het wordt op de bagagedrager gebonden, de lange zwarte dienstcape van zijn vader die Wim aanheeft, hangt er overheen als camouflage. Op de Rustenburgerweg staat tot Wims grote schrik de Feldgendarmerie te controleren. Omkeren kan niet meer. Ter plaatse gekomen laat hij zich op zijn bagagedrager zakken en toont zijn papieren. Als hij mag weiterfahren, gaat hij weer behoedzaam op zijn zadel zitten. Eenmaal goed uit het zicht kijkt hij of zijn pakje nog in orde is; een stuk van de loop blijkt uit de zak te steken... Vader Maarten gaat 'wel even tot aan de rode streep', zoals Wim het uitdrukt, om dit niet zo verantwoorde aan zijn zoon toevertrouwde transport. Een dergelijk voorval is een koerierster overkomen. Haar man was door de Duitsers neergeschoten en zij was wanhopig. Niettemin ging zij door met het verzetswerk, waaronder eens het transporteren van gedemonteerde stens in haar fietstassen. Toen ook zij werd gecontroleerd, maar door de Landwacht, en zich verloren achtte toen
Historische Vereniging
- 188 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 haar werd gevraagd wat er in haar fietstassen zat, antwoordde zij uit verlossende zelfopoffering: Wapens voor de ondergrondse. Wat de Landwachters deed lachen en zeggen: Goed, rij maar door. De Duitsers houden 's avonds controle op de naleving van de spertijd en de verduisteringsvoorschriften. Begin januari 1945 wordt Klaas van Dijkhuizen, lid van de groep van Jaap Zeeman, door zo'n patrouille gearresteerd. Bij een snelle huiszoeking in het huis van Ab Meier, waar nog drie anderen op hem zitten te wachten om daarna wapens te gaan ontvetten in het molentje van Heynis, wordt niemand echter gevonden. Maarten Kooy had nog net weten weg te komen, Wim Rol en zijn makker zijn in de ruimte onder de bedstee gedoken, waarin Abs kinderen slapen. De huiszoekende officier, zijn pistool in de bibberende hand, spreekt zichzelf moed in door luid te schreeuwen: "Gib mir hundert Partisanen, ich habe keine Angst!" Hij heeft zo'n haast om weg te komen, dat niets wordt gevonden. Jaren na de oorlog komt de verklaring van deze zelfbemoediging. De Duitsers in Alkmaar waren, volgens de late getuigenis van een van hen, in de veronderstelling dat zich in de Kop van Noord-Holland honderden partizanen ophielden. Mogelijk is ook het vrijlaten van Klaas van Dijkhuizen te danken aan het feit dat deze Duitsers geen risico wilden lopen. Dat dit risico niet denkbeeldig was mag blijken uit het feit dat door de inmiddels gewaarschuwde Jaap Zeeman wel degelijk maatregelen waren genoten om de gevangene gewapenderhand te bevrijden bij zijn afvoer richting Alkmaar. Als Klaas zich door de Duitsers naar de 'Boerenleider', de plaatselijke vertegenwoordiger van de nationaal-socialistische boerenorganisatie Landstand heeft laten brengen, wordt hij door deze weer losgepraat. Bij de razzia van 16 januari 1945 worden vooral in het Zuidend veel jongens opgepakt. De zoon van Commandeur, die zich onder de vloer had verstopt, krijgt een paar bajonetwonden als de moffen een steekproef houden. Cor Schouten wordt bij deze gelegenheid ook gepakt, en met een aantal andere mannen naar het stationnetje Sint Pancras afgevoerd. Daar worden zij met veel anderen uit het Zuidend in een
Historische Vereniging
- 189 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 goederenwagon gestopt. Burgemeester Kroonenburg weet echter zijn enige en onmisbare ambtenaar voor verdere wegvoering te behoeden. Karel(tje) van Ginkel heeft in deze tijd bij Jaap en Tine Huibers de stuipen op het lijf gejaagd. Hij is, met Jan Groen en Tom Pijke, bij hen ondergedoken. Op een avond hadden deze drie in een café bij Alkmaar met een Feldwebel ruzie gekregen bij de toiletten. Zij hadden de man neergeschoten en hem in de Hoornse Vaart gegooid, na hem te hebben uitgekleed. Ook waren zij in het café van Koekenbier in Alkmaar geweest, waar zij een paar pistolen hadden gepikt die jonge Duitse officieren in een kast hadden gelegd. Als zij bij Jaap en Tine met dat uniform, de pistolen en een paar handgranaten thuiskomen, zijn die daar niet erg gelukkig mee. Nog minder wanneer even later twee Duitsers hun pad opkomen en op de deur bonzen. Ze willen de pistolen terughebben. Hoe en waarom zij nu juist daar aankloppen zal nooit worden verklaard. Jaap houdt zich van de domme, begrijpt niets van wat zij zeggen en willen, beweert dat zij verkeerd zijn ingelicht, dat hij zich niet ophoudt met het verzet. Nadat de Duitsers nog hebben aangedrongen dat zij hun wapens terug moeten hebben omdat het hen anders hun leven wel kan kosten, druipen zij toch af. Als na Jaaps verzoek, de wapens uit huis te doen dat niet gebeurd, brengt hij zelf de handgranaten en het uniform bij zijn vader in de schuur, en de pistolen bij Jaap Glas. Jaap Huibers weet verder nog, dat Karel van Ginkel ergens een NSB-burgemeester zou hebben neergeschoten, en in het Duitse uniform eens benzine is gaan halen bij Jan Jonker. Bij Minne ten Wolde heeft Jaap eens een stel gedropte wapens gebracht, die later naar Huiswaard zijn vervoerd. Toen de verzetsman Wim Stomp en zijn vrouw moesten onderduiken, hadden zij hun kind onder de hoede van een oppas achtergelaten. De Duitsers hebben daar wekenlang op de loer gelegen in de hoop ze te snappen als zij naar hun kind zouden komen kijken. Maar het bleef gelukkig vergeefs. Op 26 februari wordt een moffenauto aan het Zuidend, een paar honderd meter ten zuiden van de spoorwegovergang, beschoten. Een sterk staaltje van trefkunst: de bestuurder is in zijn buik getroffen en op slag dood, de officier die hij diende heeft enkele scherfwonden
Historische Vereniging
- 190 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 opgelopen. Jammer genoeg is ook Dirk Kloosterboer geraakt, die op de fiets op weg naar Alkmaar was om voor zijn zoon die trouwplannen heeft een vergunning voor een huis aan de Twuyverweg los te krijgen. Hij is in het hoofd getroffen en dadelijk dood. Twee jonge aardappelhalers hebben ook scherfwonden opgelopen. De huizen van Piet Schot en Piet Veldboer zijn deerlijk gehavend, en ook andere zijn beschadigd. Op de nieuwe weg in de Schermer, bij de boerderij van Bijman, worden een paar vrachtauto's beladen met landmijnen beschoten. Door de heftige explosie worden beide auto's volkomen vernield en is er een groot gat in de weg geslagen. Spoorwegsabotages. Eind augustus 1944 wordt de spoorhefbrug bij de Butterhuizen gedeeltelijk onklaar gemaakt. Daartoe is vooraf overleg gepleegd tussen de LKP-ploeg van Purmerend - Waterland die de actie uitvoert, en brugwachter Timmer. Bij gebrek aan springstoffen wordt het ophaalmechanisme met behulp van flessen fosfor onklaar gemaakt. Het resultaat is, dat de brugwachter in het vervolg met de hand de brug op moet zwengelen. Een tweede en derde sabotage op het vitale traject Den Helder Alkmaar worden door de RVV van Alkmaar uitgevoerd. De opdracht om de baan op twee plaatsen op te blazen wordt op een nacht in september 1944 om 3 uur uitgevoerd door twee ploegen van vier man elk. De ene brengt een springstoflading aan bij de Butterhuizenspoorbrug, de andere bij het bruggetje bij het Meertje van Leyen. Om kwart voor zeven ontsporen twee wagons van de Wehrmachtstrein bij de spoorbrug, 's middags om half 5 springt de andere lading. Drie dagen lang is het baanvak onbruikbaar. Als represaille wordt op 13 september het huis van Wiering, aan de weg naar Broek op Langedijk tegenover de molen van Jong, in brand gestoken, benevens een paar huizen in de Heerhugowaard. Na een aanslag op 9 oktober tussen Alkmaar en Sint Pancras worden het huis van de ouders van Cor en Thijs de Pee in Sint Pancras en drie huizen langs de Hoornsevaart in brand gestoken. De ouders de Pee vinden de ruïne als zij van een tochtje naar Amsterdam thuiskomen. In het ernaast staande huis van J. Wagenaar
Historische Vereniging
- 191 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Czn. worden handgranaten naar binnen gegooid en wordt de inboedel kort en klein geslagen. Het lijkt nuttig hier even een korte herinnering te geven van de voorgeschiedenis van de Alkmaarse RVV. Wij gaan uit van de gegevens door Jan van Baar verstrekt in zijn Werkstuk VL-VLU, Amsterdam, 1978. De illegaal geworden CPN (Communistische Partij Nederland) had voorlopig zijn aandacht geconcentreerd op het werken rond de illegale krant 'De Waarheid" en was verdeeld in Waarheidsgroepen. Eind zomer 1940 zond Jaap Brandenburg, instructeur van de CPN, een groep van zes man naar Leeuwarden, om daar sabotages te verrichten. Vanaf het vliegveld daar startten nachtelijke bombardementsvluchten naar Engeland. Mede dank zij de hulp van Friese en Drentse CPN'ers werd schade toegebracht. Maar rond de jaarwisseling 1940-1941 moest dit werk gestaakt worden wegens verhoogde waakzaamheid van de Duitsers. Een deel van de Noord-Hollanders kwam weer naar Alkmaar terug. In april 1941 starten daar de plaatselijke verzetsactiviteiten. Naast de Waarheidsgroep verzamelen zich op initiatief van de CPN in mei 1941 mensen die zich tot taak stellen om bonkaarten, persoonsbewijzen en geld te bemachtigen en te verdelen. Voorlopig alleen nog via contacten. Deze groep, met een vaste kern van acht à negen mensen van de meest uiteenlopende politieke en religieuze gezindten, die zich rekenen tot de zgn. progressieve groepen, draagt mogelijk van het begin af reeds het karakter van een RVV-groep – als hoedanig in de tweede helft van 1943 naar buiten wordt getreden. Die streeft naar het opwerpen van een breed plaatselijk eenheidsfront tegen het fascisme. In Alkmaar telt men Eddy Arends, Joop Asjes, Alie van Berkum, Joop Colijn, Piet van der Does, Ben Eppinga, Jan Kok en Anton Michels, in Huiswaard Tinus Wetsteyn, in Sint Pancras Willem de Jong en Willem Looy, en in Oudkarspel Cor Borst onder de leden. Sedert zomer 1942 wordt regelmatig contact onderhouden met Limmen, Castricum, Beverwijk en de Zaanstreek. In januari - februari 1943 wordt via Piet van der Does verbinding gemaakt met Fritz Conijn, die het initiatief heeft genomen voor een Knokploeg in Alkmaar, waartoe ook Pierre de Bie behoort. Aanvankelijk is deze ploeg voornamelijk katholiek gekleurd. Sinds maart 1944 opereert deze in landelijk KP-verband – als er meer
Historische Vereniging
- 192 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 coördinatie tussen de verschillende L-KP's tot stand komt. Hoewel de groepen onafhankelijk van elkaar opereren vloeit toch ook een samenwerking, geconcretiseerd door enige gezamenlijke acties, hieruit voort. Het zouden leden van de RVV-groep uit Alkmaar zijn geweest, die van hun voormannen de opdracht tot de hierna vermelde aanslag van 15 april 1945 op het bruggetje van Leyen zouden hebben gekregen.(e.e.a. volgens een verklaring van Joop Asjes aan Abe Brandsma omstreeks 1985 gedaan. Ook Roel Westerop, zelf RVV-lid, onderschrijft dit.) Begin januari 1945 haalt een buiten-georganiseerd-verband optredende verzetsploeg (?) de spoorbrug omhoog, en gooit de zwengel in het water. Maar een aandenderend treinstel komt nog juist voor de brug tot stilstand. De Duitsers steken enige boerderijen bij de Butterhuizen in brand. Deze represaille brengt het plaatselijk verzet ertoe, een railwacht in te stellen. Verdere sabotage wordt onnodig geacht. Met de gemeente wordt contact opgenomen, en in akkoord met de Ortscommandant van Alkmaar, Schausz, worden vanaf januari via het gemeentelijk apparaat op tweemans toerbeurt wachtgelopen. Twee maanden later worden twee vaste railwachten aangesteld. Maar aanslagen blijven volgen; een rond de 6e maart 1945. Ondanks de in Noord-Holland volledig doorgevoerde spoorwegstaking, rijden er toch nog met een zekere regelmaat Wehrmachtstreinen, vaak bemand met gevorderd Pools personeel. Een door een onafhankelijke ploeg (?) geplaatste springlading ontploft op 12 maart, als een trein over de spoorbrug rijdt, waardoor de locomotief ontspoort en dwars op de brug komt te staan. Op 11 april worden bij Zijpersluis wegens het plaatsen van een mijn onder een brug aan de Helderseweg op last van de later als oorlogsmisdadiger aangemerkte Schausz, tien mannen ter plaatse gefusilleerd. Op 12 april 1945 is de lijn Amsterdam – Den Helder bij Wormerveer gesaboteerd, op 14 april bij Uitgeest en bij de Hembrug, op 15 april in Zaandijk.
Historische Vereniging
- 193 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De begrafenisstoet van Gerard Veldman in de Langestraat te Alkmaar.
Plechtig eerbewijs bij de herbegrafenis van de 'in de slag bij Rustenburg' gesneuvelde Gerard Veldman. Links v.d.auto resp. Bart Benedict, Charles Destrée, Gert Jongbloed, Dirk Smit. Aan de andere kant: Henk van Schoorl (?)
Historische Vereniging
- 194 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Diezelfde nacht vaart in twee schuitjes een BS-ploeg (RVV) van een tiental mannen naar het spoorbruggetje bij het Meertje van Leyen. Uitkijkposten worden uitgezet, en een springlading wordt onder het bruggetje aangelegd. Om half vier in de ochtend komt de springlading tot ontploffing. De eerste ochtendtrein vanuit Alkmaar, voorzien van platte beveiligingswagons, stoot op de lading en het bruggetje wordt totaal vernield. Deze sabotage vindt zijn doel in het verhinderen van Duitse troepenaanvoer richting de Helder, en om zo steun te bieden aan de Georgiërs in Duitse dienst op Texel, die op 6 april onder leiding van hun kapitein Loladse in opstand zijn gekomen en worden bijgestaan door de plaatselijke illegaliteit. Aanvankelijk hebben zij succes, maar vooral nadat de Duitsers per boot versterkingen hebben aangevoerd wordt de opstand tenslotte op 21 april bloedig onderdrukt. Deze feiten worden op het vasteland pas later bekend. Texel zal pas op 20 mei 1945 door de Canadezen worden bevrijd. Als Rinus Knape dan ook in die dagen de opdracht krijgt, om de spoorbaan Alkmaar – Den Helder onklaar te maken, voert hij deze niet uit. Omdat hij de redenen niet kent, en hij Duitse represailles vreest tegen de mensen die de baanwacht uitoefenen, waaronder zich leden van zijn eigen ploeg bevinden. In zekere zin is dit soort aanslagen kenmerkend voor de BS-periode. Uit opgekropte woede worden, misschien niet altijd even weloverwogen (maar dat is makkelijk te zeggen, achteraf) acties ondernomen, mogelijk gemaakt door de eindelijk ruimer beschikbare wapens en springstoffen. Hoewel de latere bijstand in het kader van de BS door de eerdere verzetsmensen graag wordt aanvaard – ook om bij de bevrijding bijltjesdag te verhinderen – is ieder het slachtoffer van de door de Nederlandse Regering in Londen opgedrongen overheersing door de OD. De verwachting, in de illegale beweging gewekt, 'dat het na de oorlog allemaal anders zou worden', wordt al bij de reorganisatie van de OD ondermijnd. Twee Duitse militairen komen in de loop van de volgende dag de schade in ogenschouw nemen. "We komen nog wel terug", of iets van die strekking is hun commentaar. De omwonenden beginnen het ergste te vrezen, enkelen verwijderen zich uit voorzorg. Veel nieuwsgierigen komen daarentegen een kijkje nemen.
Historische Vereniging
- 195 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Naar aanleiding van deze laatste spoorwegsabotage regent het op zondag 15 april geruchten over ophanden zijnde represailles. De spertijd is dan om acht uur. Tegen negen uur 's avonds worden twintig gevangenen van de Weteringschans (te Amsterdam) in een verhuisauto aangevoerd en in een halve cirkel gezet bij de spoorwegovergang. Zij worden door een vijftigtal Duitsers bewaakt. Omwonenden, de familie de Goede en den Hartigh zijn getuige van wat er gebeurt. Een vuurpeloton treed aan en in elkaar opvolgende groepjes worden de twintig gefusilleerd. Daarna worden zij op een vrachtauto met open laadbak gelegd en weggevoerd. De slachtoffers zijn: vijf Haarlemmers: Jan Wille, Hendrik van Asten, Johan van Meeteren, Jan Joosten, Henrikus Habraken (de oudste, 62 jaar); dertien Amsterdammers: Arie Meierdrees, Theodoor Nieland, Geradus Steen, Rudolf Stroethoff, Leendert van Keimpema (de jongste, 19 jaar), Johan Pardoen, Jean Streets, Hein Wipper, Cornelis Tijmes, Jurgen Overdiek, Caesar Amsingh, Johannes Pompe, Louis Berben; twee mannen uit de Beemster: Jan Prins en Klaas Ooms. Na de oorlog zijn deze mensen herbegraven; de meesten op de erebegraafplaats te Overveen, enkelen in een familiegraf. Het monument ter plaatse herinnert aan hun offer. Hoewel het plaatselijk verzet de aanslag als onzinnig zou hebben gekenschetst, zou het met felheid een oorzakelijk verband tussen deze aanslag op het bruggetje en de fusillade van de hand hebben gewezen. Het is immers bekend dat de Duitsers ervoor waken de mogelijkheid van een dergelijk verband uit te sluiten, om doeltreffend niet aan te wakkeren. Kleinere acties worden door hen echter opgeblazen en als voorwendsel gebruikt. Maar met de nederlaag in zicht valt er, zo ooit, helemaal geen rede meer te verwachten van de Duitsers. ------Om het overzicht van de spoorwegsabotages niet te hebben willen onder-breken, wordt hier pas de draad weer opgenomen van het voorgaande relaas. In april 1945 wordt een aanslag op een Duitse transportcolonne opgezet. Deze colonne was in Alkmaar bij het station aangekomen en men verwacht, dat zij in de nacht richting Den Helder zal doortrekken.
Historische Vereniging
- 196 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het duister vaart een groepje, met o.a. Jaap Zeeman, Bart Benedick en Wim Rol, in een motorvletje door de poldersloten tot nabij de Koedijker vlotbrug. Een flinke hoeveelheid kraaienpoten en ook korte stukjes prikkeldraad wordt meegenomen, en na aankomst ter plaatse op de Rijksweg uitgestrooid. Het gezelschap is van plan om zich terug te trekken op de oostelijke oever van het kanaal, dan de brug open te draaien, en van achter de dijk de verwachte Duitsers te beschieten. Om daarna een goed heenkomen te vinden met de vlet. Maar terwijl men bezig is met het uitstrooien, komen uit de richting Den Helder twee Duitse legerauto's aan. Zo snel als mogelijk rent men over de vlotbrug naar de oostelijke oever, waar achter de dijk dekking wordt gezocht. Tijd om de brug nog open te draaien ontbreekt. Met veel gedender en vonkenspatten komen de auto's tot stilstand. In de daarop volgende stilte hoort men sissend de banden leeglopen. Maar al gauw hernemen de Duitsers hun geest en schieten in het wilde weg om zich heen. Zij brengen echter gelukkig niet de moed op om de brug over te gaan. De telefoon is tegen het eind van de oorlog nog slechts beschikbaar voor enkelen, zoals het gemeentehuis, de politie en de dokter. Bij hen die deelnemen aan het verzet, zoals de 'goede' politie of dokter, worden telefoonwachten ingesteld. Als er Duitsers e.d. voorbijgaan, wordt de volgende post gewaarschuwd dat zij er aankomen. Wim Rol en Charles Destrée, die in de erker van het doktershuis op wacht zitten, willen na het voorbijgaan van een zestal Duitsers op de fiets richting Broek op Langedijk al naar de telefoon gaan, wanneer blijkt dat het doorrijden slechts een afleidingsbeweging was, want een dertigtal Duitsers die nu volgen draaien meteen de oprijlaan in. Een schreeuw "De moffen!" is voldoende om de in huis aanwezige clandestiene gasten nog door een achterdeur en de tuin te kunnen doen ontsnappen. Zij verschansen zich in een schuurtje in de nabijheid, van waaruit zij zicht hebben om de omgeving. Het huis wordt de hele ochtend lang doorzocht, sommige zaken vernield of gestolen, zoals ook twee achter strobalen verstopte motorfietsen. Een pistool van Piet Oud, toevallig op pad, dat in een wastafellampje was verstopt, wordt gelukkig niet gevonden. In het begin van de middag keren deze Duitsers en hun handlangers weer naar Alkmaar terug. Ook in de spreekkamer van dr. Destrée in Oudorp is alles, tot in de vroegere regenbak toe, doorzocht.
Historische Vereniging
- 197 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het schuin tegenoverstaande huis, aan het Kerkplein, waar eerder Stenneberg woonde, is dan Duke (Durk) Wijminga gehuisvest. Hij is werkzaam bij Rijkswaterstaat, en ook lid van de knokploeg van de Amsterdamse Rinus Knape. In Alkmaar, waar hij al illegaal werkte en de door Gerard Veldman bij hem gebrachte illegale werker Cor Hogervorst (Sjors) huisvestte, was het hem te warm onder de voeten geworden. In november 1944 is hij naar Sint Pancras gekomen, waar hij eerst zijn intrek neemt aan de Vijzellaan in het huis van Jan Modder, die dan bij zijn zoon Piet aan het Kerkplein is ingetrokken. Later krijgt Wijminga van burgemeester Jacob Kronenburg het huis van Stenneberg toegewezen. Ook dat wordt overvallen en doorzocht, ook daar wordt huisraad vernield. Wijminga wordt gearresteerd en eerst in de tuin van dr. Destrée afgetuigd. De Duitsers doen zich in zijn huis tegoed aan het bij de dokter gepikte eten en de wijn en gaan daarna op de vloer liggen, anderen houden verdekt opgesteld de wacht. Als in de loop van de dag verschillende mensen van de ploeg druppelsgewijs thuiskomen van een operatie, worden verschillenden de een na de ander ingerekend. De in het huis van Wijminga verborgen wapens worden gelukkig niet gevonden. Om half acht 's avonds vertrekken de Duitsers en hun handlangers, waaronder de beruchte Schoemaker, pas van daar. Wim van Kesteren, alias 'Joop' en 'van der Berg', en Duke Wijminga worden meegenomen naar Alkmaar en verder door de SD verhoord. Wijminga wordt weer zwaar mishandeld, maar laat geen woord los. Wim van Kesteren, wiens pistool was gevonden, krijgt zijn echte persoonsbewijs terug, en zijn fiets, voorzien van goede banden, met de opdracht om zijn chef te gaan vragen, onder welke voorwaarden de Duitsers zich eventueel aan het verzet kunnen overgeven. Dit zal op niets uitlopen want de chef, Oom Theo, majoor van Eekelen, voelt er niets voor om op het laatst nog risico te gaan lopen. De dokter gaat voortaan als de kunstschilder Arie Glas door het leven en duikt onder bij familie van Jacob Glas in Andijk. De andere mannelijke bewoners vinden voor het merendeel huisvesting bij de familie Kees Vader in de Schermer. Niet alleen betoont die daarmee een groot gevoel voor gastvrijheid en behulpzaamheid (jammer genoeg
Historische Vereniging
- 198 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 niet al te frequent en wijdverbreid), maar ook van moed. Want op het verbergen van terroristen – en als zodanig worden de gasten door de Duitsers beschouwd – staat de doodstraf. Jaap Zeeman en Annie Kuenen, de laatste ook lid van de ploeg van Rinus Knape, hebben voor valse persoonsbewijzen gezorgd. Tijdens hun verblijf daar zijn zij met tranen in de ogen getuige van de laag overvliegende bommenwerpers, die voedselpakketten droppen op de met de Duitsers daarvoor afgesproken plaatsen. Men verneemt dat de Zweden daaraan hebben bijgedragen, wat de harten met dankbaarheid vervult. Maar het prachtige Zweedse wittebrood krijgt een bittere nasmaak, als (veel) later bekend wordt, dat de Zweden schatten hebben verdiend met het leveren van kolen, staal en kogellagers aan nazi-Duitsland. Pas in juli 1944 was Zweden, na zware geallieerde druk, bereid de levering kogellagers van 60-miljoen Kronen terug te brengen tot 29miljoen. Enerzijds waagden idealisten hun leven voor de goede zaak, anderzijds spekte men de zakken. Zou het vandaag anders zijn? Nadat Duke Wijminga is gearresteerd komt Jaap Zeeman, duidelijk gespannen, bij Bart Benedick. Hij vraagt of hij op hem een beroep kan doen als vrijwilliger om een moeilijke klus op te knappen. Er mag geen tijd verloren gaan, gelegenheid om over de opdracht na te denken is er dan ook niet. Jaap vertelt hem het gebeurde in Sint Pancras, en dat in het huis van Wijminga nog wapens aanwezig zijn, die zo snel mogelijk moeten worden verwijderd, voordat de Duitsers er een nieuwe huiszoeking zouden doen. Zonder voorbehoud stelt Bart zich beschikbaar, waarna zij elkaar een stevige handdruk geven, in de hoop op een goede afloop. Direct daarop, in het begin van de avond, fietst Bart naar de woning van Wijminga. Hij is gewapend met een zware Remington-revolver van Jaap Zeeman, voor het geval dat hij zich zal hebben te verdedigen bij een eventuele controle. De karabijnen zijn in het huis op een vernuftige wijze verborgen. Daarom zijn zij bij de huiszoeking dan ook niet gevonden. Tussen de voor- en achterkamer bevinden zich twee schuifdeuren, zoals gewoonlijk door een blokje aan de bovenkant van het kozijn tegen doorschuiven geblokkeerd. Met een schroevendraaier moet dat blokje worden verwijderd, waarna het mogelijk is de deuren om beurten door te schuiven naar de tegenovergestelde kant. Aan de achterkant van deze deuren zijn aan de onderzijde verlengstukjes aangebracht,
Historische Vereniging
- 199 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 waarop de karabijnen konden staan. Wanneer de deuren weer op hun normale plaats zijn teruggeschoven, kan niemand deze bergplaats vermoeden. Het gevaar dat tijdens het uitvoeren van deze opdracht de Duitsers het huis in de gaten houden en er in terug zullen komen, is verre van denkbeeldig. Deze wetenschap geeft Bart dan ook de koude rillingen. Maar door de kranige houding van Duke Wijminga, die ondanks zware mishandelingen niets loslaat (en ook die van Bart Benedick) kunnen de wapens worden gered. Bart stopt ze in een jute zak, zet de deuren en het blokje weer op hun plaats, en stapt, de zak met inhoud over het stuur, op de fiets. De buit wordt afgeleverd bij de christelijke school. Een dreun van Jaap Zeeman op zijn schouder is Barts beloning. Anny Kuenen heeft een seintje gekregen, dat het pistool van Rinus Knape, bij wie op zijn adres in de Hoek bij 'oom Anton en omaatje' (de Groot) geen huiszoeking is verricht, nog onder zijn hoofdkussen ligt. Moeder Knape, die net uit het ziekenhuis terug is, gaat het halen en stopt het in haar beha. Zij stuit echter op een Duitse controle en moet met andere mensen in een rij staan. Vader Kuenen, die dit alles verneemt, vraagt aan de blinde Teun Goezinne of hij zijn geleidehond even mag lenen. Als blinde vermomd kan hij zo in de buurt van de rij mensen komen. Met hulp van burgemeestersdochter Baaf Kronenburg weet hij moeder Kuenen vrij te praten. Na de bevrijding wordt toevallig bij het doorbladeren van SD-archieven, in hun voormalige kantoren in het meisjeslyceum bij het overdekte zwembad in Alkmaar, het rapport over de eerdergenoemde huiszoekingen aangetroffen, compleet met de naam van de Pancrasser aangever. Deze blijkt, maar dan met twee anderen, ook betrokken te zijn geweest bij het verraad over de wapendroppingsterreinen, die het drama bij Rustenburg tot gevolg zullen hebben, wat aan dertien verzetsmensen het leven kost. Hij gaf inlichtingen door aan de beruchte commandant Schoemaker in Alkmaar, welke naarstig naar de verzetsmensen ging zoeken. Dankzij die inlichtingen kon begin december een Zeeuwse geëvacueerde boer, van den Wekken uit Kerkwerve, die in het huis van Wagenaar was komen wonen, worden uitgehoord over zijn gastheer. In plaats van Wagenaar te waarschuwen, deed hij alsof er niets gebeurd was, en
Historische Vereniging
- 200 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 werd nog gedwongen als gids dienst te doen bij de Duitse overval. Bij zijn berechting krijgt de aangever levenslang, maar na een paar jaar komt hij alweer vrij. Bevrijd, en ook wat ontzet. In de laatste week van april 1945 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen de Districtscommandanten van het Strijdend Gedeelte van de BS en de Duitse commandanten in hun District. De BS wil, vòòr de aankomst van de Canadezen, de macht overnemen. In Alkmaar opent de Sicherheitsdienst nota bene zelf de capitulatieonderhandelingen met de Districtscommandant van het Strijdend Gedeelte van de BS. In opdracht van de SD worden zelfs enkele politieke gevangenen vrijgelaten. Wanneer op vrijdag 4 mei 1945 om kwart voor negen 's avonds bekend is gemaakt, dat nazi-Duitsland met ingang van 5 mei om 8 uur 's avonds zal capituleren, spoeden alle BS'ers zich naar hun verzamelplaatsen. De groep van Jaap Zeeman wordt, bewapend en wel, gelegerd in de boerderij van Vethaak aan de Noordervaart. In Sint Pancras staat op 4 mei 's avonds voor het huis van Deutekom aan de Bovenweg een gedeelte van het Pancrasser muziekcorps, zich voorbereidend om al in feeststemming een nummertje weg te geven. De vlag steekt uit de toren van de Witte Kerk – dat is dan van daaruit te zien, door het ontbreken van de tijdens de winter voor brandhout omgekapte bomen. Maar uit de richting Broek op Langedijk is bij de kerk een motor met zijspan met drie Duitsers aangekomen, die met geschiet en geschreeuw iemand de toren injagen om de vlag weer weg te halen. Iemand van de groep van Jaap Zeeman die dat ziet, neemt een kinderfietsje van een daar aanwezig jongetje, om daarop snel naar de garage van Jan Kooy te racen, er een wapen te pakken en nog even lekker een paar moffen mores te leren. Onderweg laat hij het fietsje dat hem nauwelijks dienst bewijst, achter en rent te voet even snel verder. Net als hij hijgend de zware deur van de garage heeft opengeschoven, snorren de Duitsers op het zijspan voorbij – onwetend van hun meevaller.
Historische Vereniging
- 201 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Om kwart voor twaalf ‘s avonds, op 4 mei, wordt aan de Gewestelijke Commandant van de BS echter medegedeeld, dat de Duitse Wehrmacht in Nederland niet heeft gecapituleerd. Dit houdt in, dat geen lid van de BS met de Oranje armband de straat op mag, en elke actie dient te worden gestaakt. Als op vijf mei toch de vlaggen uithangen en een blije menigte de straat opgaat, moet de BS binnenblijven! De verwarring is ontstaan, doordat in deze dagen de verbinding tussen het Oberkommando der Wehrmacht dat in Sleeswijk-Holstein is gevestigd, en het hoofdkwartier van de Duitse generaal Johannes Blaskowitz die in westelijk Nederland het bevel voert, heel gebrekkig is. Midden in de nacht van 4 op 5 mei wordt door André Koch, medewerker van het Bureau Inlichtingen in bevrijd Nederland, het bericht ontvangen van het verzet uit bezet Nederland, meldend dat de Duitse bevelhebber op 4 mei om 22 uur s'avonds nog geen enkele opdracht tot capitulatie heeft ontvangen. Voor hem geldt dat alleen voor Delfzijl. In overleg met het verzet wordt alles gedaan om vreugde-uitingen van de burgerbevolking tegen te gaan. Men vraagt om nauwkeurige mededeling omtrent de feitelijke toestand per radio. André Koch brengt deze boodschap eerst naar de Staf van prins Bernhard, en vervolgens in gezelschap van een paar stafleden naar het Hoofdkwartier van het First Canadian Corps in Wageningen. De Canadezen vinden dat het bericht niet meer hoeft te worden doorgegeven. Pas om 5 uur in de ochtend van 5 mei ontvangt de Chef-staf van generaal Blaskowitz, generaal Reichelt, uit Sleeswijk-Holstein het bevel tot capitulatie. Blaskowitz ondertekent diezelfde dag de capitulatie in hotel De Wereld in Wageningen, in aanwezigheid van prins Bernhard. Daarmee is het misverstand nog niet geheel uit de wereld, want in het Nachrichtenblatt der Wacht im Westen wordt op 5 mei nog gemeld, dat het om een wapenstilstand zou gaan. (O.a. naar gegevens uit De Bezetter Bespied van Frank Visser.) Qp 7 mei wordt de totale onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland in Reims ondertekend, en op 8 mei in Berlijn geratificeerd.
Historische Vereniging
- 202 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De eerste jeep die aan de Noordervaart te zien is rijdt in die dagen in zijn eentje met snelle vaart langs de linkeroever richting Schermerhorn. Verder is het, ongeduldig en teleurgesteld, afwachten geblazen. Mooi begin van de bevrijding, die tenslotte toch zo goed als een feit is, wanneer op zondag 6 mei de macht kan worden overgenomen. Als op 8 mei de Canadezen aankomen, aangevuld met vele Nederlandse officieren van het Militair Gezag, is het hele Gewest (in theorie, zal worden bedoeld) reeds in handen van de gewapende BS. In Alkmaar mogen de BS'ers, aan weerszijden van de Kennemerstraatweg, voor de aanrijdende Canadezen een erewacht vormen. Van tijd tot tijd uitgejouwd door erkentelijke medeburgers. Want er zijn er, die de BS verantwoordelijk stellen voor de represailles van de Duitsers. Als er geen sabotage zou zijn gepleegd, zouden er ook geen represailles zijn uitgeoefend, is hun kortzichtige redenering. Dat het een Nederlandse plicht was mee te helpen aan de bevrijding, laten zij niet meetellen. In deze dagen bewijzen leden van de groep van Jaap Zeeman mede een laatste eer bij de herbegrafenis van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard Veldman, op de erebegraafplaats Sint Barbara in Alkmaar. Van de boerderij van Vethaak verhuist de groep van Jaap Zeeman nu naar het verzendlokaal van het bedrijf Appel en Adolf, aan het begin van de Helderseweg. Deze ruimte is door de BS, en wegens (vermeende?) collaboratie, daarvoor gevorderd. De voorlopige taak is het bewaken van kantoren van voormalige Duitse instellingen of hun handlangers. Zoals die van de SD, waar het reeds vermelde verslag over de Pancrasser huiszoekingen wordt gevonden. Een enkele maal wordt daar wel eens discreet aan een van de bewakers een handjevol bankbiljetten getoond, gepaard met het verzoek even te worden binnengelaten om een dossier er uit te wippen. Zonder succes. Gelijktijdig met dit wachtlopen is het eerste werk na de bevrijding; het ophalen van NSB'ers, en het vervolgens bewaken van derzelven in het barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. Dat dit ophalen niet helemaal zonder gevaar is, bewijst het feit dat twee leden van de groep daar, een ergens bij Bergen vluchtende Duitser de vuurdoop krijgen.
Historische Vereniging
- 203 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Het gevangenenkamp ligt tussen de Westerweg en de spoorbaan, vlak na de eerste bocht, als men van het station komt. In het kamp gaat het tamelijk gemoedelijk toe. Een van de bewakers, lid van de OD, haalt als demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkameraden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende, maar nooit hardhandige wraakoefeningen na, kunnen de gevangenen over hun behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat in de jaren ervoor, vaak door hun medeschuld, door anderen werd geleden. Het is vooral de vrees dat zij met gelijke munt zullen worden terugbetaald. die bij hen angst veroorzaakt. De NSB-burgemeester van Den Helder is bij zijn aankomst in het kamp vergezeld van zijn in bontjas geklede en opgedirkte vrouw en beide dito dochters. Daar zij meteen vanuit de hoogte beginnen te protesteren over hun behandeling, wordt hen verzocht in te binden en om te beginnen maar de grasjes tussen de tegels uit te gaan trekken. Wat gebeurt. Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in uniform aantreden op de appèlplaats. Alle gevangenen worden opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, Jaap Zeeman's adjunct toen, houdt een vlammende toespraak, waarin deze officier verweten wordt eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd en deze daarna te hebben gebroken. Bij de laatste woorden buigt Henk de sabel van de officier op zijn opgeheven dij dubbel, en kwakt hem heel theatraal voor de voeten van de bibberende officier op de tegels, waarbij de vonken opspatten. Zelf zijn de mensen van Jaap Zeeman later gelegerd in een barakkenkamp aan het eind van de Westerweg, bij de Kattenberg in Heiloo. Aaf Conijn, een koerierster, geeft daar tegen de mening van bijna iedereen in, meteen al blijk van haar scepticisme betreffende de solidariteit van het verzet om in deze naoorlogse tijd de nodige veranderingen door te drukken. Al krijgt zij daarin gelijk, tientallen jaren later zal zij een paar jaar voor het eind van haar leven toch door deze solidariteit niet aan haar lot worden overgelaten, maar goed worden verzorgd. Later na de bevrijding wordt aan de groep van Jaap Zeeman opgedragen de wacht te betrekken in de Duitse radarpost Salzhering, in de duinen ten zuiden van den Helder, aan de Barakkenveldweg.
Historische Vereniging
- 204 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Voor het in stand houden van deze belangrijke en technisch voorlijke installatie staan twee Duitsers met hun leven borg. Van de eerst aanwezige Canadezen worden dankbaar voedselvoorraden overgenomen. Maar de rijstebrij met gedroogde abrikozen, waar men zich de eerste dagen dankbaar en gulzig op werpt, begint daarna de keel uit te hangen. Het eten wordt bereid in de grote, met roestvrijstalen elektrische installaties ingerichte keuken, en in de eetzaal verorberd. Op vertoon van een Duitse Esskarte. Alles is natuurlijk ondergronds. Men slaapt op de stapelbedden in de bunkers. Sommige ervan zijn luxueus ingericht, met Perzische tapijten op de vloer, verlichte vitrines gevuld met kristalwerk en andere snuisterijen, en schilderijen aan de wand, een luchter aan het plafond. Alles waarschijnlijk her en der gestolen. De kleermakerij hangt vol met spiksplinternieuwe uniformen, in de schoenmakerij staan nog leerkleurige, even nieuwe Stiefels. Die magazijnen dienen voor de BS'ers als souvenirmijn. Het Salzhering-complex bestaat uit behalve een groot aantal manschappenbunkers en de bijbehorende gedeeltelijk al genoemde, voor het levensonderhoud noodzakelijke elementen, ook nog uit de technische installaties. De bovengrondse enorme Mammuth-antenne (vanuit Pancras te zien) en een paar oriëntabele cirkelvormige antennes, in de duinen, vallen het meest in het oog. Onder de grond bevinden zich de bedienings- en ontvangstposten. In een grote bunker staat een op glas geplakte kaart van de Kop van Noord-Holland. Het is voor het personeel, met spotjes, mogelijk op die kaart de positie van geallieerde vliegtuigen – via de radarinstallatie bekend - en die van de Duitse nachtjagers te materialiseren. Op deze wijze wordt de nachtjagerpiloot elektronisch, via een radarschermpje dat in zijn vliegtuig is geplaatst, naar zijn prooi geleid. Wanneer de Duitse piloot tenslotte de uitlaatvlammen van de uitgezochte bommenwerper voor zich ziet, maakt hij zijn taak verder direct visueel af, en schiet met 100% zekerheid die bommenwerper neer. Verschillende malen komen na de oorlog hooggeplaatste geallieerde militairen de installatie bezoeken. Daarbij laat men vliegtuigen in Engeland opstijgen, welke door de radarapparaten die in werking zijn gezet, worden gevolgd. Aan de kust, bij het strand, completeren geschutsopstellingen in betonnen bunkers het complex. Aan de landzijde liggen rondom
Historische Vereniging
- 205 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 mijnenvelden, aangeduid met bordjes Achtung, Minen! Dat er een Canadees is omgekomen, geldt als extra waarschuwing. Door de in het complex aanwezige grote hoeveelheden springstoffen kan men de tijd doorbrengen met het tot ontploffing brengen van kisten trotyl. Zo wordt, niet altijd even voorzichtig, vaardigheid verkregen in deze sport. Vanaf de Mammuth heeft men een fantastisch uitzicht over de hele Kop van Noord-Holland; van de eilanden in het noorden tot voorbij Amsterdam. Op het terrein zijn gasflessen aanwezig met rookstof. Door eens een flink aantal van deze flessen open te draaien kon bij een Noordenwind tot aan Amsterdam een rookgordijn worden gelegd. Langs de Barakkenveldweg trekken dagenlang grote drommen Duitse krijgsgevangenen voorbij; vuil en slecht gekleed, te voet, soms geschoeid met lappen. Zij zijn op weg naar Den Helder, vanwaar zij zullen worden ingescheept naar Harlingen, en dan verder naar Duitsland gebracht. Het is een zielige vertoning, die menig toeschouwer echter met wraakgenoegens vervult. Bij Julianadorp ligt een terrein waar de Duitsers al hun rollend materieel moeten achterlaten. Om de tijd te doden, houden de Canadezen er stock-car-races mee. Zonde in die, en nog lang aanhoudende, tijd van gebrek aan alles. Jaap Zeeman heeft er een DKW'tje losgekregen dat in panne was maar, met de hulp van Jan Mulder, weer aan de praat wordt gekregen. Later wordt het autootje, dat Jaap voor zijn BS-werk gebruikt, hem weer afgenomen en krijgt hij een uitschijter van hogerhand. Een van de vele schandalen van die tijd, waarin het MG (Militair Gezag, meestal Militair Gezeik genoemd) de willekeurige scepter zwaait. Voor meer dan één verzetsdeelnemer, blijkt de aanpassing aan de 'normale' omstandigheden moeilijk. De in deze beperkte selectieve – dit woord heeft hier wel een speciale en precieze betekenis – kring aangewende gewoontes blijken op algemeen gebied niet toepasbaar. 'Gewone mannetjes'. zoals Jaap Zeeman, in het verzet belast met een verantwoordelijke taak waarbij beslissingen op leven en dood moeten worden genomen, is bij de bevrijding die last van de schouders gevallen.
Historische Vereniging
- 206 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Zonder bedankje – met uitzondering van een gedrukt papiertje uit naam van prins Bernhard, dat aan iedere verzetsdeelnemer werd uitgereikt na de bevrijding – wordt hij na gedane dienst naar huis gestuurd, om weer gewoon mannetje te worden. Na als zoveel ander verzetsstrijders stank voor dank te hebben gekregen, is Jaap Zeeman, zo kan men het stellen, daardoor in 1966 van ellende omgekomen. Hier is het misschien leerzaam een paar andere ervaringen op het gebied van de officiële waardering voor plichtsgevoel en opofferingsgezindheid te geven. De eerder genoemde vriend van Jan Kuenen, Kees van der Poel, was bij het Duitse bombardement van het vliegveld Bergen in mei 1940 gewond geraakt. Een door een bomscherf gewonde makker was op hem gevallen, waardoor Kees op zijn beurt weer met zijn rug valt op een remblok dat voor een vliegtuigwiel geplaatst kan worden. Eerst sleept hij zijn maat uit de brandende hangar en legt hem bij een sloot. Ondanks verleende hulp zal hij sterven. Kees krijgt van de doktersassistent in Bergen het verzoek met zijn rug, die 'mooi blauw' is, even geduld te hebben, want hij heeft het te druk met de vele zwaarder gewonden. Kees, die daarna gedurig last van zijn rug heeft maar desondanks bij de RAF dienst neemt, krijgt tenslotte een verlamming aan een been onder de knie. Wanneer hij dan, inmiddels naar Venezuela geëmigreerd, tracht van de Nederlandse Staat een pensioen te krijgen, wordt er aan getwijfeld of er wel een bombardement op Bergen heeft plaatsgehad, of er wel een dode is gevallen en of zijn verlamming wel het gevolg kan zijn van zijn toen opgelopen verwonding. In 1989 moet hij dat maar eens bewijzen. De ingeschakelde neuroloog kan niet bewijzen dat het er wèl een gevolg van is, en bevestigt dat aan het ministerie van Defensie. Terwijl men, tijdens een onderzoek in 1966 in Amerika, al wel tot de slotsom was gekomen, dat hij ooit eens een val had moeten maken. En daar die in Bergen zijn enige val was... Anny Kuenen is meer dan drie jaar bezig geweest een pensioentje voor hem los te wurmen.
Historische Vereniging
- 207 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Wat betreft de verzetsdeelname van haar broer Jan, die dus later met Kees van der Poel naar Engeland ging en juist voor zijn dropping omkwam, deelt de Buitengewone Pensioenraad in de zoveelste brief mee, dat zij in tegenstelling tot het standpunt van de Stichting 19401945 van oordeel zijn, dat de door Anny gestelde sabotagedaden van haar broer in de periode van 20 juli 1940 tot 7 mei 1941 "niet aangetoond, dan wel genoegzaam aannemelijk zijn gemaakt". Zijn gevangenname en zijn onderduiken, na zijn vrijlating en de daaropvolgende vlucht naar Spanje waren zeker slechts als een aardigheidje te beschouwen. Daar tegenover kan in 1995 in de pers (Trouw, 18 maart) worden opgerakeld dat de, na de bevrijding in Nederland eerst ter dood en daarna tot levenslang veroordeelde Nederlandse Schalkhaar-agent en SS'er Auke Pattist, in 1951 naar Spanje vluchtte. Maar niettemin kon hij in 1970 van een Nederlands Staatsbedrijf de opdracht krijgen om in Spanje Spaanse gastarbeiders daarvoor te selecteren, en kon een attaché van de Nederlandse ambassade in Madrid bemiddelen na de bekeuring van Pattist wegens het overtreden van de emigratiewet. Men krijgt dan toch de indruk dat er iets niet in orde moet zijn. Pas toen in 1979 om zijn uitlevering werd gevraagd, raakte Pattist in Spanje – in 1983! – even achter de tralies. Maar daar het Spaanse hof de delicten waarvoor hij was veroordeeld verjaard achtte, kwam hij weer vrij. Nederland is er verder niet nieuwsgierig meer naar. Dat men na de bevrijding ook in Sint Pancras niet op alle slakken zout wil leggen blijkt, wanneer een gemeenteraadslid die als pro-Duits bekend stond en zich daarom voor het gerecht heeft moeten verantwoorden – waarbij hij weliswaar van verdere vervolging werd ontslagen – rustig bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen weer wordt herkozen. Sommigen uit het verzet melden zich zo gauw mogelijk na de bevrijding aan als oorlogsvrijwilliger tegen Japan, in de hoop daarmee aan de bevrijding van Nederlands Oost-Indië, zoals dat dan nog heet, deel te kunnen nemen. Dat in deze beslissing een ontvluchting van de naoorlogse ontgoocheling ook een rol speelt, lijkt moeilijk te ontkennen.
Historische Vereniging
- 208 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Maar tegen de tijd dat al deze vrijwilligers uit de Kop van Noord-Holland – waaronder veel Heldersen, en Texelaars die samen met de Russen aan de opstand hebben deelgenomen – in een barakkenkamp in Medemblik zijn bijeengebracht, heeft Japan gecapituleerd. Na een opleiding in Weert en Engeland worden zij toch naar de Oost gezonden, om er uit naam van Nederland, weer de orde te herstellen. Zo zijn zij van de regen in de drup gekomen. Hoe dit avontuur zal aflopen, is nu bekend. Kort na de bevrijding werd in Alkmaar een groep Militaire Politie gevormd, die onder leiding van Jan Kieft uit Groot Schermer komt te staan. De Oudorpers Bart Benedick en Piet Reus die er deel van uitmaakten, gaan in april 1946 in opleiding bij het Korps Rijkspolitie. Zij merken al gauw dat de Schalkhaar-mentaliteit daar nog welig is blijven tieren. (In Schalkhaar was vanaf 1941 een 'Nederlandse' politieschool, die totaal op nazieleest was geschoeid.) De opleiding bij de Rijkspolitie zou in handen zijn van politiemannen die op hun vroegere standplaatsen niet meer te handhaven zouden zijn geweest wegens hun gedrag in de bezettingstijd. Naar het gevoel van de beide oud-verzetsmakkers, laat een aantal kaderleden zich laatdunkend uit over het verzet en lijkt het verstandig zich van hun kant niet op hun verzetsverleden te beroepen. Het eerste werk na hun aankomst is, dat beiden worden gescheiden en in verschillende afdelingen geplaatst. Na zijn opleiding wordt Bart Benedick als wachtmeester geplaatst onder een commandant, waarvan hem al gauw bekend wordt, dat ook hij direct na de bevrijding een tijd geschorst is geweest, wegens het arresteren en doen wegvoeren van joden. Na die schorsingsperiode werd hij overgeplaatst en zelfs nog bevorderd tot Groepscommandant. Een storm van protesten uit de bevolking heeft tot gevolg dat hij tenslotte medio 1948 weer wordt overgeplaatst – en tot hoofd van de Speurhondenschool benoemd. Weinig oud-verzetsmensen, veel oud-Schalkhaarders vonden na de bevrijding een plaats als politieman. Aldus Bart Benedick. Pas bijna een halve eeuw na het eind van een oorlog wordt toch nog als troostprijs het Verzetsherdenkingskruis uitgevonden, en uitgereikt
Historische Vereniging
- 209 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 aan wie er recht op heeft en het hebben wil. Waarvan sommigen niet, maar velen als toch nog énige blijk van waardering en bewijs van hun deelnemerschap, wèl gebruik willen maken. In plaats van herdenkingshad het juister deelnemingskruis kunnen heten, wordt hier nog even spijtig geslaakt. Ruim gerekend, naar de cijfers van de officiële geschiedschrijver Lou de Jong, heeft één op de 180 Nederlanders daadwerkelijk deelgenomen aan het verzet. Wie, onder de jongeren, zich een idee wil maken over de grootte van de deelname aan het verzet tegen de milieuvervuiling van nu, vergelijke de situatie met het verzet tegen de 'milieuvervuiling' door de nazi's van toen. Wie loopt daarvoor nu warm? Wie zet zich er – nee, niet met praatjes maar daadwerkelijk – voor in? Hoeveel? Kijk eens om je heen en als je het nog niet wist, dan zie je het: een handjevol. De grote meerderheid blijft in feite weer onverschillig, een niet gering aantal collaboreert lekker mee aan die vervuiling. Omdat die, net als
toen, niet algemeen wordt onderkend als een voor de mensen en hun toekomst dodelijke gevaar. Als je in verzet komt tegen dit, en al het andere onrecht, dan heb je een kans om het te winnen; en tenslotte toch nog als voorbeeld worden gesteld. Daarom vooral heeft het zin het verzet te herinneren. Charles Destrée.
Voornamelijk geschiedkundige gegevens uit voorgaand verslag zijn geput uit het werkstuk VL-VLU, Amsterdam 1978, door Jan van Baar, welwillend gecorrigeerd door de auteur. Andere feiten komen uit rapporten van de verzetsdeelnemers Cor Schouten, Bart Benedick, Wim Rol, Roel Westerop en uit eigen geheugen, aangevuld door informatie van Abe Brandsma en Johan Schuurman. De denigrerende benaming moffen in plaats van Duitsers is aangehouden, juist omdat dit een betekenend verschil tussen de toenmalige moffen en de huidige Duitsers moge aanmerken.
Historische Vereniging
- 210 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Moraliteit. De relatie tussen de RVV (Raad Van Verzet) en communisten verdient enige verheldering. De RVV kan, zoals ook al in de tekst is vermeld, niet ronduit als een communistische organisatie worden omschreven; zoals dat toch vaak gebeurd. Wel kan worden vastgesteld dat zij die er deel van uitmaakten over het algemeen (sterk) links waren georiënteerd. De emotionele reacties die bij sommigen alleen al het woord communisme oproept, vergemakkelijkt een objectieve benadering niet. Laat ons eerst even trachten die objectiviteit te scheppen. Allereerst kan worden opgemerkt, dat onder de hoedjes communisme en christendom van alles blijkt te kunnen worden gevangen; veel goeds, maar ook veel kwalijks. Tussen het communisme van Rosa Luxemburg en dat van Mao Zedong (Tsé Tung heette hij vroeger) ligt een wereld; tussen het christendom van Calvijn en het Vaticaan, de inquisitie. Communisme en christendom, vaak slechts als tegenstrijdige begrippen voorgesteld, hebben niettemin met elkaar gemeen dat zij zijn uitgevonden, of dat hun practische doel is, om de menselijke samenleving te regelen. Bij het communisme gaat men uit van het vertrouwen in de mens, bij het christendom (en andere godsdiensten) in het vertrouwen op een goddelijke macht. Het begrip christencommunisme bestaat zelfs. Beide stromingen zijn ongelukkigerwijs, maar menselijkerwijs, onderhevig geweest aan (machts)misbruiken, en fanatieke integristen. Zo goed als het communisme door Stalin werd verraden, zo goed werd het christendom dat door de inquisitie (andere voorbeelden zijn er, voor beide begrippen, jammer genoeg te over). Al gaf Stalin zich uit voor een communist, al gaf Hitler zich uit voor een gelovig mens, men hoeft hen daarom nog niet op hun woord te geloven. Het Gott mit uns op de Duitse koppelgesp was nog geen garantie voor de goede moraliteit van de drager ervan, zomin als het dat is voor degene die betaalt met guldens waar God zij met ons op staat. Laten gelovigen ondertussen maar rustig geloven dat er heel fijne communisten bestaan, zoals communisten ervan overtuigd mogen zijn dat er heel rechtschapen gelovigen te vinden zijn.
Historische Vereniging
- 211 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Dat iemand bijvoorbeeld in een familie moeilijk kan verdragen dat een ander familielid een andere overtuiging dan de zijne is toegedaan is. hoewel niet onvermijdelijk, een begrijpelijke menselijke reactie. Zo kan het in een familie mogelijk zijn geweest dat er van drie broers: één communist, één nationaal-socialist en één 'neutraal' was. Dat de een van de ander vindt, dat hij niet zo erg communist of niet zo erg nationaal-socialist was, lijkt achteraf en in afwezigheid van de betrokkenen, moeilijk meer uit te maken. Zomin als door een buitenstaander valt te garanderen in hoeverre een communist nu wel een echt goede communist, in hoeverre een christen nu wel een echt goede christen is. Zelfs voor de betrokkene zelf is het niet gauw een uitgemaakte zaak... Over het namen noemen van verraders, of zelfs het geven van een vage maar toch herkenbare aanduiding, kan het volgende worden opgemerkt. Natuurlijk is het voor de familieleden of nabestaanden van verraders een zware last om de schuldigheid van een ouder te dragen. Want zij waren vaak zelf niet (mede)schuldig, of nog niet eens geboren. Maar een feit is dat die familie of nabestaanden alles hebben overleefd. En meestal ook nog de schuldigen zelf, die zelden hun straf uitzaten, De verradenen hebben daarentegen vaak het leven verloren, en soms hun familie met hen. Dikwijls onder verschrikkelijke omstandigheden. Velen die het wel hebben overleefd zijn voor hun leven getroffen gebleven. Dit dient men goed in herinnering te houden, voordat men gaat lamenteren over het lot van de verraders en hun gezinnen. Het zou natuurlijk onrechtvaardig zijn de nabestaanden van verraders er op aan te kijken. Zij dragen geen schuld. Maar van hen moet kunnen worden verwacht dat zij de schuld van de ouder met spijt, vooral tegenover de slachtoffers (waarbij dit woord zijn volle betekenis draagt), aanvaarden en door hun eigen goede gedrag die schuld trachten af te kopen. Zegt de christelijke leer ons niet zelfs, dat de afkoping van de menselijke erfschuld de eigenlijke zin van ons leven zou zijn? Allen die aanvankelijk hebben willen geloven in stromingen, maar die zich later hebben laten verraden door machtsmisbruikende leiders treft - zolang er geen aanwijzingen of bewijzen van dat verraad bestonden geen schuld. Men heeft immers het geloof in een goede zaak nodig, hoop doet immers leven.
Historische Vereniging
- 212 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Boven: R.V.V.-groep
Historische Vereniging
- 213 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
De verschillende verzetsgroepen en hun leden in en om Sint Pancras. Hoewel door verschillende betrokkenen geverifieerd, kunnen in deze namenlijsten, een halve eeuw na dato opgesteld, vergissingen voorkomen. Bij voorbaat worden daarvoor hierbij excuses gevraagd. VI-de Sectie, Gewestelijke Stormtroepen. Knokploeg Sint Pancras. Gewest 11. Oudorp / Sint Pancras. Rinus Knape, leider. Cor Brekelmans. Jaap Zeeman, leider. Cor Gaarthuis. Willem van Baar. Jaap Gaarthuis. Bart Benedick. Geer Kaay. A. Boer. Wim Kloosterboer. Charles Destrée. Anny Kuenen. Klaas van Dijkhuizen. Martin Oud. Toon van de Giesen. Piet Oud. Kees (Cor) Gouda. Huib Pot. Klaas de Graaf. Cor Schouten. Corrie Jongbloed. (koerierster). Siem Ursem. Gert Jongbloed. Duke Wijminga. Maarten Kooy. Ab Meier. OD – Ordedienst Sint Pancras Jan Mulder. Aldert Bijpost. Siem Pos. Coljier. Jan Punt. Willem Commandeur. Piet Reus. Karel van Ginkel. Maarten Rol. Piet van der Gragt. Wim Rol. Jan Groen. Henk van Schoorl. Klaas de Groot. Dirk Smit. Willem Hogeboom. Gerrit Staa. Jaap Huibers. A. Kaptein. Vaste medewerking van: Piet de Kraker. Arie en Jaap Verduin. Gerrit Kuenen. Arie Zeeman, vader van Jaap. Jaap Mulder. Bleijendaal, postcommandant in Oudorp. Tom Pijke. Evert Verwey, wachtmeester, Klaas Smit. adjunct wapen- en gevechtsinstructle. Jaap Snijder. Catrien de Groot. Willem Timmer. Wilbrink.
Historische Vereniging
- 214 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 LO - Sint Pancras. A.C. Monster, aanv. leider. Bekkering. Aldert Bijpost. Jaap Glas. Piet Groen, latere leider. Gijs Klein. Piet van der Mout (Piet Anders). Jan Wagenaar.
RVV Willem de Jong. Willem Looy. Roel Westerop (Alkmaar). Tinus Wetsteyn (Huiswaard).
Beneden: De Knokploeg van St. Pancras.
Van links naar rechts Staande: Cor Schouten, Huib Pot, Geer Kaay, Piet Oud, Martin Oud, Cor Brekelmans, Rinus Knape, Cor Gaarthuis. Gehurkt: Duke Wijminga, Huib Pot, Anny Kuenen en Jaap Gaarthuis.
Historische Vereniging
- 215 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 HERINNERINGEN AAN BEZETTINGSTIJD EN BEZETENHEID. Voor het leven gebrandmerkt. Als snotneus van veertien jaar beleefde ik het begin van de oorlog. Toch welbewust, want door de belangstelling van mijn ouders voor het wereldgebeuren, en in het bijzonder voor wat zich in Duitsland afspeelde, maakten wij ons over Hitlers doelstellingen geen illusies. Getuigenissen van bijvoorbeeld de Duitse joodse zangeres Rosie Hahn, die voor de oorlog enige tijd in ons gezin doorbracht, lieten daarover geen twijfel. Ook Rauschning, een vroegere medewerker van Hitler, had in een boek (in de Franse vertaling 'Hitler m'a dit') diens plannen – trouwens in Mein Kampf al zo goed als onomwonden geopenbaard – verklapt. Toen ik in de vroege morgen van de tiende mei 1940 door het bombardement van het vliegveld Bergen werd gewekt, wist ik dan ook meteen: dat zijn de moffen! Velen begrepen pas later, en soms véél later, wat deze overval te betekenen had. Op de 17e mei 1940, toen de eerste Duitse militairen in ons toen nog mooie, stille en plattelandsdorp in de kop van Noord-Holland aankwamen, bracht een huismoeder hen op een dienblad kopjes koffie. Die arme jongens zagen er zo vies en moe uit (na bij de Afsluitdijk tegen Nederlandse soldaten te hebben gevochten)... De eerste actieve verzetsman die ik kende, was de met mijn vader bevriende dominee Krop (een zoon van de toen nog bekende fel anticommunistische dominee Krop 'van de ingeblikte kindertjes'. Deze bijnaam kwam voort uit zijn eens geuite bewering, dat de Sovjets hun kinderen opaten. De CPN had daarop gereageerd met te zeggen, dat zij ze niet alleen opaten, maar ook nog inblikten). Hij zei bij zijn huisbezoeken, dat nu de duivel op straat te zien was, in de gedaante van de Duitse soldaat. Op 17 augustus 1941 werd hij gearresteerd en kwam in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam terecht. Daar ontmoette hij toevallig mijn vader die daar ook verbleef; op 28 augustus wegens 'sabotage' gepakt. Als zodanig werd het door twee potige verplegers met een ziekenauto doen ophalen en opnemen in de zenuwafdeling van de met verlof zijnde vrijwilliger in het Duitse leger Cor de Jong, die thuis aan het Bullepad de boel kort en klein sloeg, door de Duitsers opgevat.
Historische Vereniging
- 216 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op 2 september kwam vader weer thuis, maar op 23 september moest hij zich melden op het politiebureau in Alkmaar en werd hij voor de tweede maal gepakt, en nu naar Scheveningen gebracht. Op 3 december daaropvolgend werd hij weer, zonder uitleg van redenen, losgelaten. De doorstane beproeving had hem grijze haren gegeven. Later werd dominee Krop naar Dachau overgebracht, waar hij zijn ook gepakte broer bij de administratie ontmoette. Dominee Krop overleefde ternauwernood de oorlog; we hebben hem een paar maal een bezoek gebracht in de inrichting waar hij werd verpleegd. Zijn broer overleefde langer, het klimaat van Dachau was paradoxaal genoeg gunstig geweest voor het herstel van zijn, bij zijn arrestatie door een schot beschadigde long. De Duitsers, volgens de officiële propaganda gekomen om ons te beschermen (tegen een beraamde Engelse inval) gedroegen zich aanvankelijk 'correct en beleefd', zoals de stereotype term het uitdrukte. Maar de ware aard van hun regime kwam, zoals uit de bovenomschreven gebeurtenissen ook blijkt, al gauw aan het licht en bevestigde onze voorgevoelens. Van lieverlee werd de weerstand tegen de Duitsers, in een heel klein kringetje van vertrouwden, groter. Ik werd natuurlijk overal buiten gehouden, maar kleine potjes hebben nu eenmaal grote oren. Zo wist ik al gauw meer dan voor de veiligheid gewenst was. Pas veel later bracht dit besef mij de rillingen over de rug; hoe zou ik mij bij een straf verhoor door de moffen hebben gedragen? Gelukkig zijn er genoeg voorbeelden van kinderen die zich, en hun familie, er dan heel slim hebben uitgered. Hier wil ik meteen belichten, aan welke invloeden een opgroeiende jongen in die jaren blootstond. Het Duitse volk was en is natuurlijk niet stommer dan welk ander volk dan ook. Zijn geschiedenis en cultuur hebben het zijn eigen karakter gegeven. Zonder hier al te diep op deze zaken in te gaan, kan worden opgemerkt dat het Verdrag van Versailles, dat na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, Duitsland op de knieën en tot zware boetedoening had gedwongen, niet helemaal onterecht bij de Duitsers wraakgevoelens had opgewekt. Die konden door Hitler makkelijk worden aangewakkerd.
Historische Vereniging
- 217 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Daarbij kwam nog, dat de Duitse economie als door een wonder door hem (en de hem steunende grootindustriëlen) weer tot bloei werd gebracht. Waar overal in de wereld en ook in Europa de in 1929 ontstane crisis grote werkloosheid had doen ontstaan, was er in het nazi-Duitsland van na 1933 al snel bijna overal volop werk te vinden. Zelfs Pancrassers vonden er een goedbetaalde baan, en kwamen eens in de veertien dagen thuis met weekend. Anderen konden er een vorming vinden, die in ons land niet bestond: zoals Zahntechniker, tandheelkundig technicus zonder medische opleiding. Hun diploma was in Nederland niet geldig, en werd als een onwettige concurrentie van de tandartsen gezien, maar niettemin werd de activiteit daarna wel in Nederland wederrechtelijk uitgeoefend – wat tot arrestaties leidde. Maar daar de tarieven van deze Zahntechniker aanmerkelijk beneden die van de gewone tandarts lagen, hadden zij de sympathie van hun patiënten, en waren zij een van de voorbeelden van hoe goed men in Duitsland de boel aanpakte. Als men het nationaal-socialistische principe even los kan en wil zien van het nazisme dat zich ernaast ontwikkelde en het verving, moet worden vastgesteld dat ook elders deze van huis uit sociaaleconomische gedachte werd gepropageerd. De vooroorlogse Nederlandse kreet Koopt Nederlandse waar, dan helpen wij elkaar, door de VNF (Vereniging Nederlands Fabrikaat) gebracht, ging ervan uit. Evenals het na de oorlog door de Franse communisten gewenste Produisons francais, achetons francais (Frans produceren, Frans kopen). Deze opstelling heeft in Duitsland tot gevolg, dat naarstig wordt gezocht naar vervangingsmiddelen voor tot dan toe geïmporteerde producten. En zo ontwikkelt het Duitse vernuft de Ersatzproducten, voor bijvoorbeeld rubber en benzine, in hoofdzaak uit steenkool gewonnen. De Duitse motoren van de Blitzkrieg draaien, tot de Roemeense olie beschikbaar komt, voor een goed deel op synthetische benzine en olie. De Amerikanen zijn voor de oorlog tot concessies bereid om in deze kennis mee te delen. Ondanks zijn dreigende onthullingen in Hitlers Mein Kampf – waarin al zijn plannen al sinds 1933 onomwonden staan beschreven! – vindt hij in de hele wereld aanhangers. Het Amerikaanse tijdschrift Time roept hem in 1938 uit tot 'de man van het jaar'. Ondanks het feit dat hij bij de Olympische Spelen in 1936 geweigerd had de bij het hardlopen winnende neger 'Jesse' Owens de hand te drukken.
Historische Vereniging
- 218 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De film over die Spelen: Triumf des Willens, door Leni Riefenstahl gemaakt, werd in Hollywood verklaard tot een van de beste tien films ooit gemaakt. Haar film over de bijeenkomst van de nazi-partij in Neurenberg in 1934 gaat nog steeds door voor een universeel meesterwerk, waarin bijna alle later door iedereen gebruikte filmopnametechnieken door haar werden uitgevonden. Zelfs velen in de door de Duitsers overwonnen en bezette landen kunnen zich niet verweren tegen de magische uitstraling die er van deze, dan nog onoverwinnelijke, machine uitgaat. Ten onrechte, en jammer genoeg. De bevolking, en vooral de voor alles wat nieuw is ontvankelijke jeugd (en is eigenlijk niet alles nieuw voor ze), was aangewezen op wat de Duitsers te bieden hadden aan cultuur en ontspanning. Zoals de later jeugd opgroeide met de Beatles of de Rolling Stones, zo groeiden wij op met de dansmuziek van de Ramblers, Klaas van Beek, Frans Wouters en Boyd Bachman, de zangers Jan de Vries en Eddy Christiani, om er maar een paar te noemen. Allen Nederlanders die niet noodzakelijk overtuigd collaborateur waren, maar wel lid moesten zijn van de Kultuurkamer en daarvoor een verklaring hadden moeten tekenen om zich loyaal tegenover de bezetter en zijn maatregelen, dus inzonder ook de anti-joodse, te gedragen. Daarnaast waren o.a. Duitse sterren als Zarah Leander, Christine Soderbaum, Johan Heesters en Hans Albers, ondanks alles, populair. Lang niet alle films waren doordrenkt met propaganda, musicals als Wunschkonzert of Musik waren zo goed als onschuldig, zoals ook de avonturenfilms Robinson Crusoe of Baron von Munchhausen met Hans Albers in de hoofdrol. Humoristische films met het koppel Hans Moser en Theo Lingen konden de vergelijking met Laurel en Hardy glansrijk doorstaan. Hans de brokkenpiloot met Heinz Ruhman was een remake van Ademai aviateur met Fernandel, of omgekeerd. De Duitse dansmuziek swingde, hoewel dat eigenlijk verboden was, evengoed als de Amerikaanse, Amerikaanse deuntjes werden, onder arisch vertaalde titels, rustig overgenomen: Choo-choo-chanooga werd Zeg conducteur. waar staat de Rotterdamse sneltrein, Steeple chase werd Hindernisrennen.
Historische Vereniging
- 219 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Doordat, vooral na de oorlog, niet toegegeven kon worden dat Duitse sterren toch ook hun charme konden hebben gehad, bleef de jeugd van toen later wat gefrustreerd opgescheept met een onherkenbare sterrennostalgie. Ook al wist je dat het des duivels was; het feit dat jongens in de Ha-Jott (Hitlerjeugd) leerden motorrijden of zweefvliegen, deed menige snuiter spijtig vaststellen dat zoiets bij de vooroorlogse padvinderij, de AJC (de socialistische Algemene Jeugdcentrale of de Kajotters (Katholieke Jeugdbeweging) niet mogelijk was geweest. Het Duitse uniform, vooral dat van de soldaten van de Panzers, was al punk vòòr zijn tijd. Van een jongen wiens vader achter het nationaal-socialisme stond, was het moeilijk te verwachten dat hij niet voor de nationaalsocialistische verleiding zwichtte. Het ten toon gespreide antisemitisme werd toen niet zwaarder opgenomen dan het racistische gepraat dat men vandaag kan horen. De gruwelijke Duitse praktijken kwamen voor bijna iedereen pas na de oorlog aan het licht. Wie ligt er vandaag wakker van de honger in de derde wereld, de vervuiling, Joegoslavië, en de rest? Vanaf 1942 moest ik, zestien jaar oud, van tijd tot tijd mondelinge boodschappen, waarin vaak sprake was van een konijn, overbrengen. Al doende kwam ik in aanraking met o.a. de timmerman Jaap Balder in Broek op Langedijk, die veel konijnen, 'piloten' – zoals alle uit aangeschoten vliegtuigen gesprongen bemanningsleden werden genoemd – op weg naar Engeland terug hielp. Hij was het allereerste punt van een lange ontsnappingslijn, die meestal naar de Pyreneeën leidde. Maar dat hoorde ik pas veel later. Meer hierover verder in dit verhaal. Met heel goede vrienden sprak je wel over de mogelijkheid om naar Engeland te gaan. Ik maakte een plan om met mijn kano op een aanhangwagentje naar Vlissingen te fietsen en van daar over te steken (ik heb het kaartje nog). Maar doordat de kuststreek verboden gebied werd, kon dat al gauw niet meer. Van een jongen van het internaat in Zeist, Mario (van Boeschoten of zo heette hij), kreeg ik een Franse bajonet als eerste wapen (ook die heb ik nog).
Historische Vereniging
- 220 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Pas later, het moet omstreeks juni 1944 zijn geweest, ging ik naar het hoofd van de christelijke school, meester Monster, die ik kende omdat hij mij Franse bijles had gegeven – en zei hem dat ik 'in de ondergrondse' wilde. Waarom ik daarvoor juist bij hèm kwam? Ik zei hem dat iemand (J.M.) mij gezegd had dat hij er bij hoorde. Daarover was hij, begrijpelijk genoeg, onaangenaam verrast. Maar niettemin zond hij mij, omdat hij wel wist uit welk nest ik kwam, naar de vader van Jaap Zeeman. Daarmee heb ik als eerste werk de noordelijke en westelijke omgeving afgefietst, om op een wegenkaart de Duitse versterkingen aan te geven, terwijl de oude (maar taaie) op de uitkijk stond. Later, toen ik in september 1944 uit Groningen kwam, waar ik een blauwe maandag op de zeevaartschool (toen uit Delfzijl uit het verboden kustgebied naar Groningen overgeplaatst) was geweest voordat die vlak na Dolle Dinsdag sloot, werkte ik dagelijks in de garage van Jan Kooy, waar de groep van Jaap Zeeman zijn 'technische afdeling' had. Allerlei gewone klusjes moesten er worden opgeknapt als camouflage voor het verzetswerk. Waardoor ik bijvoorbeeld eens de motor van de motorvlet van de NSB'ers Maarten en Piet Visser, overigens heel geschikte jongens, heb gerepareerd. Dat ik mij als dokterszoon met zulk werk bezighield wekte in die tijd geen argwaan. Alles was ontwricht, de scholen waren gesloten. Behalve de bouwers voor wie alles zo goed als gewoon doorging, werkte bijna niemand meer normaal bij gebrek aan vervoer, aanvoer, en aan grondstoffen en elektriciteit – en omdat iedereen druk bezig was om aan eten te komen, wat hoe langer hoe meer tijd en energie vroeg. Voor ons opgeschoten zorgeloze jongens ging de ellende langs ons heen. Wij zagen in hoofdzaak de avontuurlijke kant van alles, al was de hevigheid ervan soms toch wel wat teveel van het goede. Wanneer bijvoorbeeld een goede vriend of kennis was gepakt, of zelfs doodgeschoten. Zoals Henk Gottlieb, 'slakkie' Balder, Jan Walter. Daar werd je koud van. En ook razend. Het afstropen van vliegtuigwrakken, het demonteren van alles wat maar kon worden losgeschroefd was een heerlijk avontuurlijke bezigheid, ook al stond daar al snel de doodstraf op. De in grote getale overvliegende bommenwerpers, de begeleidende jagers, de luchtgevechten en de brandend neerstortende vliegtuigen waren, en niet alleen voor de jongeren, een vaak adembenemend schouwspel. In het laatste halfjaar kwamen daar de van langs de kust afgeschoten
Historische Vereniging
- 221 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 V2's nog bij, die wanneer zij oostwaarts vertrokken, wat meer dan eens gebeurde, een heerlijke Schadefreude gaven. Als heel teleurstellend ondervond ik tijdens de bezetting, dat je steeds bij de zelfde mensen terecht kwam als het erom ging daadwerkelijke hulp te krijgen. Wanneer je vroeg om onderdak voor iemand, een jood of een 'gewone' onderduiker, had men altijd een uitvlucht klaar. Dat het steeds dezelfden waren die hielpen was des te gevaarlijker, omdat dit ook opvallend kon zijn voor de buren, en voor daaronder mogelijke verraders. Soms werden mensen verplicht om iemand te nemen. Dan kwamen zij voor de keus: of door de moffen te worden gesnapt, of door het verzet te worden uitgeknepen. Er was over het algemeen meer lijdelijk dan lijfelijk verzet. Laat men niet denken, dat iedereen het verzet in dank zijn actie afnam. Vlak na de bevrijding – je was ook voor onbekenden als voormalig verzetsman herkenbaar door je 'uniform': de blauwe overal, het alpientje en de oranje band – werd mij door onbekenden op straat meer dan eens het verwijt onder de neus gewreven, dat het verzet door zijn toedoen de Duitse represailles had uitgelokt... Het was onze schuld geweest dat gijzelaars waren doodgeschoten. Dat was om uit je vel te springen. Gelegenheid om te schieten heb ik tijdens de bezetting niet gehad. Mijn vuurdoop kreeg ik pas na de bevrijding, toen bij het ophalen van NSB'ers een Duitse soldaat op mijn makker, Cor Gouda, en mij schoot. Ook wij schoten, jammer genoeg, mis. Als die NSB'ers in de stad werden opgehaald en lopend naar het Huis van Bewaring gingen (vervoer was schaars in die dagen) dan moesten zij soms de Hitlergroet brengen, of met het portret van Mussert boven hun hoofd dragend lopen. Misschien niet al te menslievend en verheffend, maar gezien de omstandigheden ook weer niet onaanvaardbaar. Wel onaanvaardbaar was dat die NSB'ers door de begeleidende BS'ers soms moesten worden beschermd tegen agressie uit het publiek. De vlak-na-oorlogse ontwikkeling in Nederland ontging mij, zoals ook de anderen die als oorlogsvrijwilliger tegen Japan tekenden. De opleiding in Weert, het vertrek in oktober 1945 naar Engeland en de opleiding daar, het vertrek op oudejaarsavond richting Malakka, de verdere reizen, de vele nieuwe indrukken en tenslotte de inzet in
Historische Vereniging
- 222 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Nederlands Oost-Indië, maar ook de slechte voorlichting, de minimale levensomstandigheden, drongen de belangstelling voor wat in Nederland gebeurde op de achtergrond. Niet alleen het verblijf en de taak in de tropen, maar ook de terugkeer in Nederland, veroorzaakten bij de allermeesten van ons een, nog steeds niet verkropte, teleurstelling. De zuivering bleek op niets te zijn uitgelopen, de algemene mentaliteit kwam lamentabel op ons over en was verre van hoopgevend. Even te ontgoocheld door de Indonesische ervaring, en door de ontdekking van de ontwikkeling van de naoorlogse Nederlandse samenleving bij de terugkomst na bijna drie jaar afwezigheid, emigreerde ik in 1950 naar Frankrijk en verloor het contact met het Nederlandse wel en wee. De uitreiking van het verzetsherdenkingskruis bracht mij, bijna een halve eeuw later, opnieuw in de sfeer van toen. Al is voor de meeste oud-verzetsmensen de denigrerende benaming van deze onderscheiding stuitend. De curieuze aanduiding 'herdenkings-' doet immers denken aan herdenkingspenning, een voorwerp waaraan geen enkele verdienste is verbonden. Spijtig is, dat dit kruis niet verzetsdeelnemingskruis heet, een juistere benaming. Misschien is het gekozen woord niet helemaal een onschuldige slordigheid, maar nog een klein trapje van de regering na? Aan de verzetsmensen, de verzetsslachtoffers en hun gezinsleden, die het van de publieke weldadigheid moesten hebben, en die regering gewoon heeft laten barsten – even in duidelijk Nederlands gezegd.
Over konijnen en kraaienpoten. Bij Jaap Balder moest ik, toen een jaar of zestien oud, wel eens mondelinge boodschappen afgeven, waarin van konijnen sprake was. Zo heb ik daar tijdens het wachten op het antwoord, kennis gemaakt met zijn beide dochters, ongeveer van mijn leeftijd. De jongste, Maap, was later bevriend met Jan Leegwater, die met mij als oorlogsvrijwilliger in hetzelfde peloton van de Stoottroepen in 'Indië' terechtkwam – en in een hinderlaag sneuvelde.
Historische Vereniging
- 223 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Schuin tegenover Balder, wiens timmermanswerkplaats en woning in het begin van Broek op Langedijk stonden, woonde de tuinbouwer Vroegop waar ik ook wel eens om dezelfde redenen heen moest. Zoals in december 1943. Vroegop vroeg mij even in de woonkamer te gaan wachten op zijn antwoord. Als ik daar binnen kom zitten er drie mannen, ongebruikelijk in 'zondagse' pakken, in hun leunstoel achter een opgeheven krant, zodat je hun gezicht niet kunt zien. Ik hoor een van hen aan een ander fluisteren, in het Engels, en maak meteen van de gelegenheid gebruik om een gesprek aan te knopen, voor zover dat met mijn gebrekkige schoolengels mogelijk was. Zij waren blij wat afleiding te hebben. Later ben ik nog een paar maal teruggeweest, om ze o.a. Duitse boekje over Kriegsflugzeuge te laten zien. De Canadese sergeant John Hooley, radio-operator en mitrailleurschutter, maakte een potloodschetsje voor me, om te tonen hoe en waar zij boven de Kop van Noord-Holland werden neergeschoten. De Engelsman John Ogg, boordwerktuigkundige, die op 16 december 1943 neergekomen was bij de familie Kees Vader in de Schermer en door mijn vader naar Balder was gebracht, maakt ook deel uit van dit gezelschap. Op 26 juni 1943 was de viermotorige Canadese Halifax bommenwerper DK180 door een nachtjager neergeschoten. De officierpiloot Gerald Alban Gagnon kwam in Huiswaard neer, maar hij was dood. De staartschutter, sergeant Ray Munson uit Manitoba, 20 jaar oud, kwam neer bij het huis van de familie Piersma aan het Zuidend. Hij was aan een voet zwaar gewond. Na overleg van mijn vader met de 'goede' opperwachtmeester Leegwater van de Marechaussee (toen omgedoopt tot Staatspolitie), werd de man, die dringend chirurgische hulp nodig had, aan een al op weg zijnde Duitse patrouille gemeld. Ook omdat zijn wegwerking door te veel aanwezige getuigen niet meer haalbaar is. Verraders staan immers steeds op de loer. Een ander bemanningslid is bij Jacob Blom neergekomen. Ook hij wordt door de Duitsers gepakt. Nog een andere komt bij de Rijksveldwachter Maarten Rol, die ook aan het Zuidend woont, terecht. Mijn vader wordt er bij gehaald om als tolk te dienen. Deze parachutist wordt door mensen van de Alkmaarse KP, die gekleed in Duitse uniformen en met een Duitse vrachtauto komen, weggewerkt. Als even later de echte Duitsers komen, kan Rol met een verbaasd gezicht zeggen, dat zijn gevangene al gehaald is.
Historische Vereniging
- 224 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Pas in 1994 ontdek ik, door lezing van de bemanningslijst van deze Halifax, dat deze laatste waarschijnlijk John Hooley moet zijn geweest, en dat Munson en Hooley in het zelfde vliegtuig zaten. Hieruit blijkt ook, dat Hooley (die ik bij Vroegop aantrof) dus minstens van 26 juni tot midden december 1943 op verder transport terug naar Engeland heeft zitten wachten. Hij zal de tijd wel lang hebben gevonden. Hoe het verder met hem afliep heb ik niet gehoord. Ray Munson heeft de oorlog overleefd, en daarna verschillende malen gecorrespondeerd met mijn vader. De bemanning van de Canadese Halifax bestond, naast de al genoemde Alban Gagnon, Ray Munson en John Hooley, uit: R.J. Frost, officierpiloot en navigator, E.A. Shannon, sergeant werktuigkundige, C.R. Page. sergeant bommenrichter, en A. MCKinnon, sergeant mitrailleurschutter. In de op 5 december 1943 brandend in de Schermer bij de Slingerdijk neergekomen Lancaster JB 656 MG-D van John Ogg zaten nog vier Engelsen en drie Australiërs, waaronder de Australiër William Scott en de twintigjarige Brit William Buntain, die bij deze, zijn allereerste vlucht, voor iemand anders was ingevallen. Behalve John Ogg kwamen allen om. John Oggs parachute is onder verschillende belangstellenden verdeeld en een stuk doet nog steeds dienst als lampenkapbekleding. Zijn parachuteharnas heb ik in 1990 gegeven aan het Nederlandse Luchtoorlogmuseum 'Icarus en Mars', opgezet door de Stichting Aircraft Recovery Group 1940-1945, en gevestigd in het Fort aan de Assendelfter Zeedijk, in de polder ten oosten van Beverwijk. John Ogg is tijdens de oorlog niet naar Engeland teruggekomen, maar in Rotterdam als verbindingsofficier blijven steken. Hij heeft de meegemaakte ellende nooit kunnen verwerken, heeft er nooit over willen spreken, en is in 1983 gestorven. Een gedenkplaat is ter ere van de omgekomen bemanning geplaatst op het monument bij Stompetoren, en een propeller van het vliegtuig is opgericht bij de boerderij 'Wacht en Zie', bij de crashplaats aan de Slingerdijk. Dit laatste ereteken is op 5 mei 1994 door de zoon van John Ogg, Stephan onthuld.
Historische Vereniging
- 225 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op een nacht wordt er gebeld. Ik vraag door het raampje in de voordeur, wat de roodharige grote man die op de stoep staat wil. Hij antwoordt me in het Engels iets dat ik niet begrijp. Ik waarschuw mijn vader, die al naar bed was. Het blijkt een Engelse parachutist te zijn die door Balder is gestuurd. De man heeft alleen maar zin om even een praatje in het Engels te maken. Misschien niet erg voorzichtig. Met de vader van Jaap Zeeman ben ik er op de fiets op uit geweest, o.a. langs de 'nieuwe weg' bij Noord-Scharwoude. Terwijl hij op de uitkijk stond, tekende ik op een kaart aan, waar Duitse versperringen en andere verdedigingswerken waren aangelegd. De werkplaats van de 'ondergrondse' was gevestigd in de garage van Jan Kooy, gelegen aan de Bovenweg, op de zuidhoek van het begin van de toenmalige Achterweg. Jan Kooy, getrouwd met Ant Bruin, één van de dochters (de andere zijn: Bets, de zangeres, Trijn, de vrouw van de (ook) organist Cor Booy uit de Daalmeer, en Siem), van bakker Bruin (die ook nog twee zoons heeft: Gerard en Jaap), had met zijn gezin moeten onderduiken, nadat iemand had verraden dat zij een jodin in huis hadden. Ab Meier, die bij hem werkte, werd zaakwaarnemer. Verschillende illegalen werkten daar min of meer geregeld, waaronder Wim Rol, Jan Mulder, Maarten Kooy en ikzelf. Als camouflage werden gewone reparatiewerkzaamheden verricht, of noodkacheltjes gemaakt. De grote draaibank moest met de hand in beweging worden gebracht als er geen stroom beschikbaar was. Het werk vorderde dus soms niet al te snel. Maar de grote schuifdeur bleef altijd dicht, want daarnaast werd gedaan wat nodig was voor het ondergrondse werk. Zoals het punten veilen aan kraaienpoten; dat zijn drie kruiselings in het midden aan elkaar gelaste stukken dun betonijzer van zo'n twintig centimeter lang. Zij dienden om, eenmaal op straat gegooid, de banden te laten springen. De kraaienpoten werden 's nachts, onder een dekzeil, gelast bij het PEN-huisje bij de Halvemaansbrug bij Oudorp. Jaap Zeeman, die bij 'de' PEN werkte, zorgde daar voor gratis stroom. Daarna werden zij op een handkar geladen en ergens neergezet.
Historische Vereniging
- 226 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De volgende dag heb ik die handkar, met het dekzijl er natuurlijk overheen, naar de garage van Jan Kooy geduwd. Een zenuwachtig werkje, want je moest geen nieuwsgierige Duitser tegen komen. Daarom waren we met z'n tweeën: de ander (Wim Rol?) ging vooruit om te kijken of de kust veilig was. Een ander klusje dat ik opknapte was het aanbrengen van een antenne in de wieken van het molentje van Heynis. De daar geplaatste zender werd gevoed met een grote accu, in een glazen bak. Die was loodzwaar. Toen hij daarheen werd gedragen, en van de schouders van een ander op die van Ab Meier werd verplaatst, gulpte er accuzuur over de rand, waardoor Ab als een haas de accu op de grond moest zetten en zijn overal en zijn ondergoed uittrekken, wat niet al te schoon bleek. Waarmee hij zijn onder ons gangbare bijnaam Schmutzige Albertus eer aandeed. Enfin, het was oorlog en de zeep was schaars. Er was in de garage ook een schuilplaats op een zoldertje achter strobalen. Duitse Kareltje (Karl Weinreich, een in 1942 gedeserteerde Duitser) heeft daar eens met zijn mensen een nacht doorgebracht. Tot grote ontevredenheid van Jaap Zeeman had ik ze binnengelaten, toen zij daar eens onverwacht met hun fietsen voor de deur stonden. Zij kwamen uit de Langedijk; één had een geweer onder zijn regenjas, die met een veiligheidsspeld om de loop was vastgemaakt, wat je duidelijk kon zien. Jaap Zeeman vond Kareltje te roekeloos naar zijn zin. Toen die een keer met zijn mannen de spoorbrug onklaar wilde maken, is Jaap hem in zijn eentje op de spoorbaan op gaan zoeken, om hem te zeggen dat hij in Jaap's vaarwater zat en snel moest opdonderen. Wat gebeurde. De razzia's gingen langzamerhand horen bij de gewone onaangename verrassingen die het leven kon bereiden. Deze razzia's hadden soms tot doel de arbeidskrachten op de Marinewerf van Den Helder aan te vullen. Dat was nodig, omdat veel van de elders, ook in Sint Pancras, geëvacueerde werkkrachten hoe langer hoe meer verstek laten gaan. Zij wilden hun leven niet riskeren in de steeds frequenter wordende geallieerde bombardementen van de werf.
Historische Vereniging
- 227 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Op 25 september hadden verschillende Pancrassers en onderduikers van elders zich verstopt in een veld met tabaksplanten, gelegen achter ons huis, bij de Twuyverweg. Ook wij waren gewaarschuwd dat er een razzia aan de gang was. Wij dat waren o.a. Willem van Baar, Cit Fluitman en de verloofde van Aafje Schuur. Thijs de Pee, die naast mij lag tussen de planten, reikte me een tabaksblad toe: Moet je er eentje draaien, vroeg hij lachend. Omdat Cit Fluitman zijn kop boven de planten uitstak om te zien of de kust al vrij was, werd hij door de Duitsers, die met hun vrachtauto's op de Twuyverweg stonden, opgemerkt. Meteen werd er over het veldje heen geschoten en kwamen een paar Duitsers de sloot over om het te doorzoeken. We bleven liggen, maar werden de een na de ander allemaal gepakt en moesten in de vrachtauto met dekzeil klimmen, waar al een man of twintig in zaten. Alie (geboren Nieuwland), Thijs' vrouw kwam hem nog gauw even zijn hoed, een das, vork, lepel en servet brengen – opdat hij ertegen zal kunnen. Waar we allemaal om moesten lachen. De stemming bleef, gek genoeg, opperbest. In Broek gooide een bakkersjongen broden, een hele kostbaarheid, uit zijn bakfiets bij ons in de auto. Als de moffen constateren dat zijn kar leeg is, moet hij ook de auto in. Tegen de avond ging het vanaf einde Broek regelrecht richting Den Helder. Achter de vrachtauto hing een lang touw met zijkoorden, waardoor een hele troep moffen op de fiets zich kon laten voorttrekken. We reden langs een kanaal, maar toen ergens een brug moest worden overgestoken, remden de achtersten zo sterk dat een paar die zich halverwege het touw bevonden tegen de brugleuning aanklapten en zich flink pijn deden. Wat wij met niet verbloemd genoegen beleefden. De nacht was ingevallen toen wij bij de werf waren aangekomen. Bij de ingang vertelden opgewonden Duitsers dat er een bombardement was geweest, dat "Heinz schwer verletzt ist, und Karl tot"; waar wij ook alweer, nu inwendig, om gniffelden. We kregen een lokaal met kribben aangewezen, en zelfs een flink stuk zwart brood met boter en jam als avondmaaltijd. Van slapen kwam niet veel, omdat er veel werd afgekletst en moppen werden getapt. Van tijd tot tijd werd het licht aangedraaid, omdat dan meteen werd geschreeuwd: lichten aus.' Flieger-alarm.' Wat ons weer tot lachen bracht.
Historische Vereniging
- 228 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De volgende morgen moesten we in de rij staan en bij toerbeurt werden we door een officier ondervraagd. Wat is je vak? Bakker. Mooi, dan kom je in de bankwerkerei. En jij? Bankwerker. Goed, je komt in de keuken. Onbegrijpelijk staaltje van Duits organisatietalent. Toen ik aan de beurt kwam, moest ik zeggen wanneer ik geboren was. In mei. Ah, also ein Mayerke. Wie meine Frau.! zei de mof. En ik mocht naar huis terug. Sommigen moesten blijven, verscheidene anderen, waaronder Thijs de Pee, kwamen diezelfde dag ook weer terug. Op een nacht moest door Bart Benedick een hoeveelheid wapens met een vlet worden vervoerd van Sint Pancras naar de molen van Jaap Koning aan de Molenkade, bij de Halvemaansbrug. Dat transport leidde via een vrij brede sloot zuidwestelijk van Sint Pancras. Voorzichtig kloetend voer hij voort, totdat vanachter een rieten winddekking die sloot werd ingedraaid. In de duisternis bleek uit tegenovergestelde richting ook een schuit te komen. Daarin stond een, onder het dekzijl toch nog herkenbare, auto. Zijn het Duitsers? Omkeren kon niet meer. Met bonzend hart kloette hij door, vooral niet in de richting van die schuit kijkend toen hij die passeerde. En natuurlijk zonder dat wederzijds een woord klonk. Het raadsel wordt pas bijna vijftig jaar later opgelost. Ziehier hoe. Tijdens een bijeenkomst van de oud-verzetsmensen van de Kop van Noord-Holland in 1991 in Heiloo, vertel ik, dat ik eens op uitkijk had moeten staan in het Zuidend van Sint Pancras; voor de schijn sleutelend aan de motor van een vlet. Die was gemeerd naast een schuurtje, waarin Ab Meier een daarin gestalde auto moest repareren. Afgesproken was dat ik bij onraad Piet Hein zijn naam is klein zou gaan fluiten. Na enige tijd kwam er iemand vanaf de huizen aan de Benedenweg aan, en ik begon Piet Hein te fluiten. Maar daar Ab nogal lawaaiig bezig was, hoorde hij niets. Ook het tenslotte luidop blèren van het bekende lied gaf geen effect. Het was te laat om nog anderszins te waarschuwen.
Historische Vereniging
- 229 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Tuinbouwers. Jan Wijn en vader
De boet van Koedijk met buurtbewoners
Historische Vereniging
- 230 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De genaderde, mij onbekende bezoeker, begon een praatje met mij, en vroeg wie er in het schuurtje was. Ik zei dat ik dat niet wist en dat het me ook niet kon schelen. Maar hij ging naar het schuurtje waaruit nog steeds veel geluid klonk, morrelde aan de dichte deur en riep: Is er volk in? Nu werd het stil. ‘Ondergrondse zeker’, zei hij, zich tot mij wendend. Ik hield mij van de domme. Toen kwam Ab naar buiten. Hij bleek de man te kennen. Hij liet hem in het schuurtje en vertelde hem, dat hij na de oorlog met de auto als taxi wilde gaan rijden, maar dat de ander dat natuurlijk niet verder moest verklappen. Wat ook niet gebeurd is. Als ik dit verhaaltje in Heiloo vertel, luistert toevallig Jaap Snijder uit Huiswaard mee. Die zegt meteen: Ja, dat was mijn auto. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Op een nacht hebben we die auto met mankracht in een vlet getild en van Huiswaard naar het Zuidend van Sint Pancras gevaren. Toen we een brede sloot invoeren, kwam uit tegenovergestelde richting uit het duister een andere vlet opdoemen. Zijn het Duitsers? Het enige wat we konden doen was doorvaren, met bonzende harten en vooral niet in de richting van die andere schuit kijkend als we elkaar passeren. Er gebeurde niets. We zetten de auto tenslotte in dat schuurtje. Bart Benedick, die ook meeluistert, buldert in lachen uit: Verrek, was jij dat! En dan komt hij met zijn verhaal, dat al aan het begin van deze geschiedenis is verteld. Tot dan toe was het voor beide kanten een raadsel gebleven wie ze nu wel gekruist hadden! Het verhaal heeft nog een vervolg. Toen de vlet met de door Bart getransporteerde wapens in de sloot bij de Hoornseweg was beland, moesten ze daar nog die weg, en de Hoornsevaart met weer een schuit, over worden gebracht. Zonder lawaai te maken. Maar Jaap Zeeman, die meehielp, bleek nachtblind te zijn. Bij de molen van Jaap Koning stond een glazen windscherm. Daar liep Jaap met een arm vol wapens dwars doorheen. Wat een hels lawaai in de doodstille nacht veroorzaakte. Als door de bliksem getroffen stond iedereen stijf, totdat de opgekropte zenuwen allen in een geweldige lachbui deed uitbarsten, Jaap, die geen schrammetje had opgelopen inbegrepen. Ter volledigheid zij hier vermeld, dat Jaap Zeeman – als veel andere verzetsstrijders – stank voor dank heeft gekregen en, zo kan men het zeggen, in 1966 daardoor van ellende is omgekomen. Men herdenke hem met hoogachting.
Historische Vereniging
- 231 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De leden van de ploeg van Jaap Zeeman kregen extra voedsel. Trots als een pauw kwam ik af en toe thuis met een tarwebroodje of een stuk spek. Deze extraatjes waren afkomstig van vrijwillige bijdragen, of van gedwongen vorderingen door het verzet, liefst bij NSB-boeren of bouwers. Maar deze vorderingen waren in hoofdzaak noodzakelijk voor het levensonderhoud van onderduikers zonder bonkaarten. Meestal verliepen die vorderingen zonder slag of stoot, maar een enkele maal was er weerstand. Een boer die zich verdekt had opgesteld achter een deur en die de eerst-binnengekomene een klap met een koevoet gaf, kreeg daarna zelf zo'n opdonder, dat hij het niet overleefde. In principe werd bij zo'n vordering een schuldbekentenis afgegeven, die na de bevrijding zou worden vergoed. Behalve etenswaren werden soms ook andere nuttige zaken meegenomen. Eens fietste ik met Jaap Zeeman op de Bovenweg. Een andere fietser, die ons inhaalde, zei tegen Jaap: Mooi karretje heb je, Jaap. Ja, antwoordde hij. En de ander reed weer door. Jaap besefte dat zijn fiets, die de vorige nacht door mensen van zijn ploeg was gevorderd, door de eigenaar was herkend. Van de Knokploeg van de Amsterdammer Rinus Knape heeft vooral de Oegstgeester Piet Oud in ons huis onderdak gevonden. Zijn broer, de Alkmaarder Martin Oud maakte ook deel van deze KP uit. Ik ontmoette hem weer op de boot naar Indië. Ook Wim van Kesteren vond evenals ‘van der Berg’ bij ons onderdak, en Annie Kuenen kwam wel eens een praatje maken met mijn moeder. Cor Schouten was ons natuurlijk al hekend door zijn werk als secretaris op het Pancrasser gemeentehuis. Al deze mensen waren gehuisvest op verschillende adressen, aan of in de buurt van het Kerkplein. Behalve Cor, die in Bergen woonde. Ook van Jan Walter herinner ik mij nog dat hij bij ons kwam. Ik meen dat hij kleermaker was, en van een laken een regenjas voor me heeft getoverd. In de 'slag bij Rustenburg' op 11 oktober 1944 raakte hij eerst zwaar gewond, werd toch nog ruw ondervraagd en daarna in een boomgaard doodgeschoten.. Af en toe vonden we geschreven dreigementen in de brievenbus. Een ervan heeft ons erg vermaakt. De kinderachtig geschreven tekst luidde: "Dokter, men zegt u is comunist en je vrouw is ook een kren".
Historische Vereniging
- 232 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In de hal van ons huis was bovenin de gangkast een dubbel plafond aangebracht. Met het laddertje uit de apotheek kon je, door de achter een schilderij verborgen opening, in de ruimte daarboven komen. Bij alarm of onzekere nachten werd daarin door betrokkenen, in hoofdzaak Cit Fluitman en ik, soms de tijd of de nacht doorgebracht. Vanachter het schilderij was een kleine strook van de hal zichthaar. Zo kon ik tijdens de razzia van 16 januari 1945 mijn moeder met een Duitser zien staan parlementeren. Met succes, want zij vertrokken onverrichter zake. Maar wij vroegen daarna aan burgemeester Kroonenburg, en kregen dat ook, een familieregister, waarop ik niet voorkwam. Het feit dat Cor Schouten gemeentesecretaris was, vergemakkelijkte dit soort oplossingen erg. Maar Cor Schouten werd bij deze gelegenheid zelf gepakt, en met een aantal andere mannen naar het stationnetje Sint Pancras afgevoerd. Daar werden zij met veel anderen uit het Zuidend in een goederenwagon gestopt. Burgemeester Kroonenburg wist echter al gauw zijn enige en onmisbare ambtenaar voor verdere wegvoering te behoeden. De telefoon was tegen het eind van de oorlog nog slechts beschikhaar voor enkelen, zoals het gemeentehuis, de politie en de dokter. Bij hen, die deelnamen aan het verzet, zoals de 'goede' politie of dokter, werden telefoonwachten ingesteld.
Historische Vereniging
- 233 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
In het expeditielokaal van Appel en Adolf dat na de bevrijding dient voor de legering van de groep van Jaap Zeeman: O.a. Klaas de Graaf, Jan Mulder, Klaas Smit (?), Charles Destree, Jan Punt, Gert Jongbloed, Toon vd Giessen en Aaf Conijn.
Historische Vereniging
- 234 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Als er Duitsers e.d. voorbijgingen, werd de volgende post gewaarschuwd dat zij er aankwamen. "Laat Jan om zes uur even langskomen", betekende dat er zes moffen langs waren gekomen. Piet was Landwacht, Klaas was Grunen (Grüne Polizei). Zo zaten op 25 april 1945 om een uur of half negen Wim Rol en ik in de erker van ons huis op de uitkijk. Een groep van een zestal Duitsers kwam twee aan twee in gelid op de fiets voorbij, richting Broek op Langedijk. Maar aan het begin van de Twuyverweg maakten zij rechtsomkeert. Hun doorrijden bleek een afleidingsmanoeuvre te zijn geweest, want meteen kwam er toen een hele troep, tegen de dertig man, onze oprijlaan in. Wim Rol en ik, die al klaar stonden om naar Broek te gaan bellen, schreeuwden luid "de moffen!" om vooral de in huis aanwezige onderduikers te waarschuwen, en renden aan de achterkant het huis uit. Door de vele vruchtbomen die daar stonden waren wij, gevolgd door de anderen, al gauw uit het zicht, en konden sluipend en kruipend in het aan de sloot staande 'boetje' van Piet Koedijk komen. Daar gingen we, Wim Rol, Wim en Piet Boeken (om reden van voedselvoorziening bij ons gehuisveste Haagse familieleden), Cit Fluitman en Jan van Leeuwen (ondergedoken studenten) en ik wachten op wat komen ging" Door het ruitje in de deur van het zoldertje konden wij volgen, wat er buiten gebeurde. Moeder van der Bijl bracht ons eten, afkomstig van de moeder van Wim Rol. Zij maakte ons erop opmerkzaam, dat we vanaf de Bovenweg te zien waren. Een jute zak werd daarom voor het raampje gehangen. Twee moffen die in de verlengde Vijzellaan aan jongens om inlichtingen vroegen, werden door hen naar het boetje verwezen, maar Wever, die dat zag en erbij kwam, wees hen de verkeerde richting uit. Toen ik daarna bij de familie Wever ging vragen, hoe de zaken er voor stonden, werd ik met een standje weer weggestuurd. In paradepas, met de schop op de schouder kwam ik weer terug. Een paar schoten vielen vanuit de richting van ons huis, glasgerinkel werd gehoord, en aan het eind van de ochtend kwamen een paar Duitsers met de bajonet op hun geweer op de akker achter het huis, waar toen Klaas Bobeldijk woonde. Daar prikten zij in op ruiters te drogen staand erwtenstro, (hoewel dat in april niet logisch lijkt).
Historische Vereniging
- 235 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Toen zij tot op een meter of twintig het schuurtje waren genaderd, stopten zij hun actie en gingen weer weg. Ondertussen waren in ons huis de daar aanwezigen, de twee oma's, mijn broertjes Aat en Olivier, en het dienstmeisje Jannie Pauw, eerst in de voorkamer verzameld, en werd het hele huis doorzocht. Mijn vader was al vertrokken voor zijn ronde bij de patiënten. Hij had de troep moffen voorbij zien komen en kwam de situatie opnemen. Bij ons huis gekomen, zag hij geen mof. Maar toen hij het pad opreed sprongen er een paar te voorschijn, die hem vroegen, wat hij wilde. "Ik kom voor de dokter, maar ik zie het al, ik kom later nog wel eens terug". Toevallig had iemand ons de avond tevoren het verhaal verteld van iemand, die op het punt om naar zijn werk te vertrekken, met zijn vrouw in de gang stond toen er werd gebeld. Zij deed open en twee Landwachters stonden voor haar neus. Zonder aarzelen nam haar man zijn hoed af en zei tegen zijn vrouw: Nou mevrouw, het spijt mij dat uw man niet thuis is, ik kom een volgende keer nog wel eens terug. En hij glipt, de Landwachters groetend, naar buiten. Die zeggen: We horen het al, uw man is niet thuis; hij heeft geluk gehad. En zij vertrekken. De moffen snauwden dat de dokter niet beschikbaar was, en dat hij schnell schnell weg moest wezen. Waaraan hij graag gehoor gaf. Bij de burgemeester Kroonenburg werd door dochter Baaf naar ons huis gebeld, waar iemand die zich een vriend noemde, antwoordde. Meer werd men niet wijzer. Mijn vader vervolgde verder zijn noodzakelijke visites. Op het moment dat de moffen mijn vader op het oprijpad aanhielden, zei een Landwachter, die het gebeurde door het erkerraam had gezien, aan mijn moeder, die hem bij de huiszoeking moest begeleiden: “Mevrouw, wilt u goed onthouden, dat ik nu niets heb gezegd?”. Hij bleek dus mijn vader te kennen. Toen hij een frontkaart met vlaggetjes en illegale krantjes vond, vroeg hij mijn moeder, waarom zij die rommel bewaarde, en of ze er nog meer van had. Hij raadde aan het maar in de nog brandende kachel te gooien. Daarna werden de dames naar de serre verhuisd.
Historische Vereniging
- 236 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Behang werd van de wand gescheurd, boekenkasten op de vloer geleegd, een wastafel stuk gebeukt. Een kristalontvangertje wordt achter een 'geheim' schot gevonden, en ook twee motorfietsen – een van Rinus Knape en een van Wessemius – die op de garagezolder achter strobalen waren verstopt. Maar een pistool dat aan Piet Oud behoorde, en in een lampekapje boven een wastafelspiegel was verborgen werd gelukkig niet gevonden, evenmin als het onder de kamervloer verstopte radiotoestel. Andere compromitterende boeken waren al eerder onder de vloer van het 'kamertje van meester' – de Ruyter – van de openbare school verstopt. En na de oorlog vergeten. Pas tientallen jaren later werden zij, bij de afbraak van de school, gevonden – en verdwenen zij, jammer genoeg. Piet Oud, de ondergedoken onderwijzer uit Oegstgeest en lid van de knokploeg van Rinus Knape, en tijdelijk bij ons in huis, was die dag al vroeg met Rinus naar de Schermer vertrokken. Hij had zijn pistool in een zakdoek gewikkeld en, na de lamp er uit te hebben gedraaid, in een cilindervormig lampenkapje boven de wastafel gestopt. Het werd niet gevonden. Snuisterijen, een paar gouden manchetknopen en dergelijke werden door de moffen ingepikt. In het begin van de middag kwam een Duitse vrachtauto de buit ophalen; zakken tarwe, het DKW'tje waarop mijn vader zijn ronde deed, toen er nog benzine beschikbaar was, inbegrepen. Het Peugeotje, dat niet meer bruikbaar was door een lekke koppakking, werd er achteraan gesleept. Tenslotte werden gevonden flessen wijn en een fles champagne (voor de bevrijding bewaard) met de ingepikte weckflessen en andere etenswaren door de moffen naar een huis aan het Kerkplein, waar ook een inval was gedaan, gebracht. Later worden er nog pannen gehaald om de boel klaar te maken. In dat huis, waar eerder Stenneberg woonde, was toen Duke Wijminga gehuisvest. Hij was werkzaam bij Rijkswaterstaat, en ook lid van de knokploeg van Rinus Knape. Deze ploeg, in de buurt gehuisvest, pleegde vanuit deze vestiging vele 'kraken' van verschillende aard, maar vooral voedselvorderingen bij boeren. Bij de huiszoeking werden daar de verborgen wapens ook niet gevonden.
Historische Vereniging
- 237 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 De Duitsers hadden zich aan het gepikte eten en de wijn tegoed gedaan en lagen op de vloer, anderen hielden verstopt de wacht. Toen in de loop van de dag verschillende mensen van de ploeg druppelsgewijs thuis kwamen van een operatie, werden zij de een na de ander ingerekend. Om half acht 's avonds vertrokken zij pas van daar. Wim van Kesteren en Duke Wijminga, die al in onze tuin was afgetuigd, werden meegenomen naar Alkmaar en door de SD verhoord. Wijminga werd weer zwaar mishandeld, maar liet geen woord los. Wim van Kesteren kreeg zijn echte persoonsbewijs terug, en zijn fiets, voorzien van goede banden, met de opdracht om zijn chef te gaan vragen, onder welke voorwaarden de Duitsers zich eventueel aan het verzet konden overgeven. Dit liep op niets uit, want de chef, Oom Theo, van Eekelen, voelde er niets voor om op het laatst nog risico te gaan lopen. Ook in de spreekkamer in Oudorp was alles, tot in de vroegere regenbak toe, doorzocht.
Wim en ik gingen in de loop van de middag uit het boetje, met een vletje, liggend ons aan de graspollen langs de akkers voorttrekkend, naar de boerderij van Gerbrand Nieuwland aan de Wije Veert, waar wij in een holte in de hooiberg afwachtten tot ons werd gezegd dat het sein op veilig stond. Mijn vader zocht, na die dag met een schaar als enig instrument met goed gevolg een bevalling te hebben verricht, eerst een onderdak bij 'meester' Monster, het hoofd van de 'School met den Bijbel', zoals op de gevel prijkte. Door een luik in het plafond van de WC, klom hij daar op de zolder van de school. Toen meester Monster poolshoogte had genomen en om twee uur kon melden, dat de Duitsers zich in het huis van Wijminga hadden teruggetrokken, daalde hij weer terug en ging in gezelschap van de verzetsman Piet 'Anders' de boterhammetjes eten, die mevrouw Monster had bereid. Toen om half acht de kust vrij was, vertrok mijn vader, met Piet Anders als verkenner vooruitgaand, op de fiets naar Kees Vader, aan de Middenweg in de Schermer. Dat was het al eerder afgesproken adres waar men zich zou treffen in geval van nood. Daar kwamen ook Wim en Piet Boeken, Cit Fluitman en Jan van Leeuwen en ik bij de gastvrije en moedige familie.
Historische Vereniging
- 238 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Moedig, want op het verbergen van 'terroristen' stond de doodstraf. Mijn moeder en Jaap Zeeman kwamen er later om de situatie te bespreken. Mijn vader vertrekt daarna naar familie van Jacob Glas in Andijk, en zal als de kunstschilder Arie Glas, gescheiden van Maria Zwart, voorlopig door het leven gaan. Ikzelf word Karel Sloten, landarbeider uit Koedijk, en blijf even in de Schermer. Jaap Zeeman en Annie Kuenen, ook lid van de ploeg van Rinus Knape, hebben voor de valse persoonsbewijzen gezorgd. Mijn moeder heeft ondertussen enige bezoeken aan de SD, o.a. bij de commandant Doring, in Alkmaar gebracht. Zij eiste dat de gestolen spullen terug zouden worden gebracht. Doring verzekerde haar, dat een Duitser niet steelt. Maar de situatie is zo veranderd – voedseldroppings door heel laag vliegende bommenwerpers hebben inmiddels plaatsgevonden – dat hij bakzeil haalt. Met een paard en wagen komen zij wat meel, suiker, olie (waarschijnlijk bij Verburg gestolen) en een paar flessen Rijnwijn brengen. Mijn vader en ik komen op 6 mei als clandestiene gasten weer in ons huis terug.
Historische Vereniging
- 239 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Historische Vereniging
- 240 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Een paar dagen na de bevrijding wordt er 's avonds gebeld. Omdat de tijden nog steeds een beetje onzeker zijn – er worden uit wraakoefening, of door verzetsmensen verraders, of door verraders verzetsmensen, uit de weg geruimd. Die geruchten lopen althans. Als ik open doe, staat er een man op de stoep, die mijn vader wil spreken. Hij kan mij niet vertellen waarover; het is persoonlijk. Dat doet wat verdacht aan, maar ik laat hem, voor mij uit lopend, de woonkamer binnen. Waar ik aan mijn vader zeg, dat deze man hem wil spreken. Achter de man staand, laat ik mijn vader zien dat ik een pistool in de hand heb. Maar deze voorzorg blijkt overbodig. De man legt uit, dat hij de broer is van de Landwachter die mijn moeder tijdens de huiszoeking had aangeraden, zaken te verbranden in de kachel en haar erop had gewezen dat mijn vader de oprijlaan opreed en door een Duitser werd teruggestuurd. Of zij nu zou willen getuigen bij zijn proces. Maar het antwoord is, dat zijn broer niet op ons verzoek bij ons was gekomen, en dat er geen prijs op wordt gesteld om de relatie voort te zetten. Waarop de man weer wordt uitgelaten. In de rare onzekere dagen tussen vier en acht mei, is de groep van Jaap Zeeman ondergebracht in de boerderij van Vethaak, aan de zuidkant van de Noordervaart, niet ver van de Omval. Van vader hebben wij 'weckamine' gekregen om, zo nodig, wakker te kunnen blijven. De eerste jeep die ik zie, rijdt in die dagen in zijn eentje met snelle vaart langs de linkeroever richting Schermerhorn. Wij wachten, ongeduldig en teleurgesteld, maar af. Mooi begin van de bevrijding. Ons eerste openbare optreden is het vormen van de erewacht langs de Kennemerstraatweg, bij het binnenrijden van de Canadezen. Daarna mag ik meelopen, wat ik een heel grote eer vind, naast de auto, waarop het lichaam van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard Veldman ligt, voor de herbegrafenis op de erebegraafplaats Sint Barbara in Alkmaar. Wij moeten wacht houden in verschillende gebouwen waar eerder Duitse en NSB-instanties waren ondergebracht. Zo kom ik in het Meisjeslyceum bij de Paardenmarkt in Alkmaar, waar de SD heeft gezeten. Uit nieuwsgierigheid open ik er kasten, vol met dossiers. Op zoek naar de D van Destrée, vind ik het rapport van de laatste huiszoeking bij ons, op 5 april 1945.
Historische Vereniging
- 241 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 In het vakje, waar moet worden ingevuld op wiens aanwijzingen dat is gebeurd, staat de naam van Klaas de Geus. Ik licht het dossier er uit en geef het aan Jan Punt, die dan bij de POD (Politieke Opsporings Dienst, later omgedoopt tot PRA, Politieke Recherche Afdeling) werkt. Deze verrader is, mede om nog ernstiger wandaden elders, ter dood veroordeeld. Maar na enige jaren is hij weer vrij gekomen. Het eerste werk na de bevrijding is voor de groep van Jaap Zeeman het ophalen van NSB'ers, en het vervolgens bewaken van ‘derzelven’ in het barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. Dat ligt dan tussen de Westerweg en de spoorbaan, vlak na de eerste bocht, komend van het station. Bij dat ophalen onderga ik mijn vuurdoop. Een Duitse militair, die bij onze nadering afscheid neemt van een boerenfamilie die op de lijst staat, stapt ondanks ons halt roepen, op zijn fiets. Als hij vanachter de boerderij weer, maar al ver, in ons zicht komt, roepen wij hem halt toe. Wanneer hij daar niet op reageert, schieten wij (Cees Gouda en ik) een schot in de lucht. Maar de Duitser zwaait als antwoord met een pistool. Wij lossen nu een schot in zijn richting, maar hij stapt van zijn fiets en schiet terug, zodat graspollen om ons heen opvliegen. Wij beantwoorden dat, maar daar we slechts zes patronen in de houder hebben is de pret snel over, en kan de mof de benen nemen. Als wij de boerenfamilie ondervragen, verwijten zij elkaar de schuldige te zijn van de narigheden die nu gaan komen. De mof was alleen maar een kennis, die er kwam om wat bij te eten. Ik ga met pa mee de zolder op, waar hij uit een kist zijn goeie goed pakt. Bibberend vraagt hij me, wat hij nodig heeft en hoe lang hij weg zal blijven, waarop ik zeg hem geen geruststellend antwoord te kunnen geven, want dat hangt niet van mij af. Ook dat hij zelf wel het beste zal weten, of hij iets ergs op zijn kerfstok heeft. Het is een zielige vertoning, als hij met ons mee moet en een huilende moeder en dochter achterlaat. In het kamp aan de Westerweg gaat het tamelijk gemoedelijk toe. Een bewaker, lid van de OD, (ik zal zijn naam niet noemen) haalt als demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkameraden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende maar nooit hardhandige wraakoefeningen na, op de gemeensten onder hen, kunnen de gevangenen over hun behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat, vaak door hun medeschuld, anderen werd aangedaan.
Historische Vereniging
- 242 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Een gevangen hoedenwinkelier uit het Payglop vraagt mij, eens te willen gaan kijken hoe het er met zijn winkel bij staat. Als ik dat heb gedaan en hem zonder omhaal vertel dat de ruiten ingegooid en de winkel geplunderd is, valt hij haast van zijn stokje. Ik heb geen meelij met hem. De NSB-burgemeester van Den Helder wordt bij zijn aankomst in het kamp aan mij toevertrouwd. Hij is vergezeld van zijn in bontjas geklede en opgedirkte vrouw en beide dito dochters. Daar hij meteen vanuit de hoogte bij mij begint te protesteren over zijn behandeling, daarin bijgestaan door vrouw en dochters, verzoek ik de hele familie in te binden en om te beginnen maar eens het gras tussen de tegels te gaan uittrekken. Zonder dat al te veel hoeft te worden aangedrongen, zijn zij daar even later op hun knieën mee bezig. Verheffend is dit, ook voor mij, niet. Maar als zij hadden geweigerd. zouden er geen middelen zijn geweest, of tenminste aangewend, om ze ertoe te dwingen. Het is hun eigen angst, in relatie tot wat zij weten dat anderen in Duitse kampen is aangedaan, die hen de moed ontneemt zich te verzetten. Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in uniform aantreden op de appelplaats. Alle gevangenen worden opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, toen Jaap Zeeman's adjunct of zoiets, houdt een vlammende toespraak, waarin deze officier verweten wordt, eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd, en deze daarna te hebben gebroken. Bij de laatste woorden buigt Henk de sabel van de officier op zijn opgeheven dij dubbel en kwakt het heel theatraal voor de voeten van de officier op de tegels, waarbij de vonken opspatten. Ik sta pal achter die officier, en zie dat hij staat te bibberen op zijn benen. Onvergetelijke momenten. Wij zijn in die tijd zelf ook gelegerd in een barakkenkamp, maar helemaal voorbij het eind van de Westerweg, in het Heilooër bos, bij de Kattenberg. Daar heb ik eens op wacht gestaan met een bazooka aan de schouder; niet bepaald het ideale wapen daarvoor. Ik had trouwens geen granaten om eventueel af te kunnen schieten. Aaf Konijn, een koerierster wier man, Jan 1 of 2, door de moffen was gepakt en gedood, was heel sceptisch wat betreft de onderlinge solidariteit. “Och Charles, straks is iedereen alles en iedereen vergeten. Niets blijft er over van al het mooie dat wij ons nu voorstellen.”
Historische Vereniging
- 243 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Ik vond dat wel erg pessimistisch; maar achteraf gezien sloeg ze de plank niet ver mis. Een fijn idee is, dat zij toch nog in de laatste jaren van haar leven door verzetsvrienden is opgedoken uit haar benarde omstandigheden, en goed werd gehuisvest. Dat vertelde Cor Schouten mij, in 1994. Later na de bevrijding wordt aan de groep van Jaap Zeeman opgedragen de wacht te betrekken in de Duitse radarpost Salzhering, in de duinen ten zuiden van Den Helder, aan de Barakkenveldweg. Voor het in stand houden van deze belangijke en technisch ongewoon interessante en voorlijke installatie, staan twee Duitsers met hun leven borg. Wij vervangen er de Canadezen waarvan we de voorraad eten overnemen. De rijstebrij met gedroogde abrikozen, waar wij ons de eerste dagen dankbaar en gulzig op werken, begint al gauw keel uit te hangen. Dit eten wordt bereid in de grote, met roestvrijstalen elektrische keukeninstallaties en in de eetzaal verorberd. We moeten iedere maaltijd op de van de Duitsers geerfde Esskarte laten afstrepen. Alles is natuurlijk ondergronds. Wij slapen op stapelbedden in de bunkers. Sommige ervan zijn luxueus ingericht, met Perzische tapijten op de vloer, verlichte vitrines met kristalwerk en schilderijen aan de wand, luchters aan het plafond. De kleermakerij hangt vol met spiksplinternieuwe uniformen, in de schoenmakerij staan, nog leerkleurige even nieuwe Stiefels. Die lokalen dienen voor ons als souvenirmijn. Het complex bestaat uit behalve een groot aantal manschappenbunkers en de bijbehorende gedeeltelijk al genoemde voor het levensonderhoud noodzakelijke inrichtingen, ook nog uit de technische installaties. De bovengrondse enorme Mammuth-antenne (vanuit Sint-Pancras te zien) en een paar oriëntabele cirkelvormige antennes vallen het meest in het oog. Onder de grond bevinden zich de bedienings- en ontvangstposten. In een grote bunker staat een op glas geplakte kaart van de Kop van Noord-Holland. Het is door het personeel met spotjes mogelijk op die kaart de positie van geallieerde vliegtuigen – via de radarinstallatie bekend – en Duitse nachtjagers te materialiseren. Op deze wijze wordt de nachtjager-piloot elektronisch, via een radarschermpje in zijn vliegtuig geplaatst, naar zijn prooi geleid. Wanneer de Duitse piloot tenslotte de uitlaatvlammen van de uitgezochte bommenwerper voor zich ziet, maakt hij zijn taak verder direct visueel af.
Historische Vereniging
- 244 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Verschillende malen komen na de oorlog hooggeplaatste geallieerde militairen de installatie bezoeken. Daarbij laat men vliegtuigen in Engeland opstijgen, welke door de apparaten die in werking zijn gezet worden gevolgd. Aan de kust, bij het strand, completeren geschutsopstellingen in betonnen bunkers het complex. Aan de landzijde liggen rondom mijnenvelden, aangekondigd met bordjes Achtung Minen. Wij kijken wel uit om ons daar niet in te wagen, temeer omdat men ons verteld heeft, dat een Canadees is er door is omgekomen. Uit verveling worden er nogal wat, soms levensgevaarlijke, fratsen uitgehaald. Het slechte voorbeeld werd gegeven door de Canadezen die een groot terrein in de buurt van Julianadorp bewaken. Daar moeten de Duitsers al hun rollend materiaal achterlaten. Om de tijd te doden, houden de Canadezen er stock-car-races mee. Zonde in die tijd van, en nog lang aanhoudend, gebrek aan alles. (Jaap Zeeman heeft er een DKW'tje losgekregen, dat in panne is, maar dat wij met de hulp van Jan Mulder weer aan de praat krijgen. Later wordt het autootje dat Jaap voor zijn BS-werk gebruikt, hem weer afgenomen en krijgt hij een uitschijter van hogerhand. Voor mij een van de vele schandalen van die tijd, waarin het MG (Militair Gezag, meestal Militair Gezeik genoemd) de willekeurige scepter zwaait.) Wanneer anderen nog in de bunker slapen, is het natuurlijk heel geestig daarin tegen een muur een raffel met de sten af te schieten. Als je dat op een meter of vijf afstand van de muur recht voor je uit doet, ketsen de kogels met een plofje tegen je kleren. Door de woedende kreten van misnoegen die de wreed gewekten slaken, wordt de dader voor zijn grap ruimschoots beloond. Van de aanwezigheid van grote hoeveelheden springstoffen wordt door ons gretig gebruik gemaakt. Ettelijke kisten met trotyl worden voorzien van een onstekingsmechanisme en vuurkoord en tot ontploffing gebracht. Zo geven wij onszelf practisch onderricht. Ik heb in een bunker lichtseinpatronen gevonden, maar het bijbehorende afschietpistool blijkt niet te werken. Om ze toch tot ontsteking te brengen, heb ik bedacht zo'n patroon op een anderhalve meter hoog paaltje te leggen en dan met de sten op het slaghoedje te schieten. Op een tiental meter afstand volgt een aantal makkers, die
Historische Vereniging
- 245 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 aan een lange tafel buiten zitten te eten, mijn bezigheid. Na een paar schoten ontbrandt de patroon, draait in de rondte op het paaltje en vliegt dan gierend sissend, met een rode vuurstaart precies midden over de lengte van de tafel. Van schrik slaan aan beide kanten de jongens met bank en al achterover. Het wordt mij niet in dank afgenomen. Een ander tijdverdrijf is het afschieten van in de schoenmakerij gevonden voetballen. Een viertal jongens gooien in een Einmannsloch, een dekkingsputje, ieder een ontstoken handgranaat, leggen dan gauw het deksel met de voetbal erop en rennen weg. Als na een paar seconden de handgranaten ontploffen, wordt het deksel met de bal metershoog de lucht in geblazen. Langs de Barakkenveldweg trekken dagenlang grote drommen Duitse krijgsgevangenen voorbij, slecht gekleed, te voet, soms geschoeid met lappen. Zij zijn op weg naar Den Helder, vanwaar zij zullen worden ingescheept naar Harlingen, en dan verder naar Duitsland gebracht. Het is een zielige vertoning, die ons met wraakgenoegen vervult. Aan weerszijden van de weg is het besneeuwd met papiersnippers. Uit nieuwsgierigheid zoek ik er een aantal rose-gekleurde bij elkaar. Her blijkt een inlijvingsformulier van een Nederlander in een Duitse eenheid te zijn! Ik geef mijn vondst door aan de POD (Politieke Opsporingsdienst) – en later laat men mij weten dat de man in Harlingen is gepakt. Langere tijd na de bevrijding ben ik in dienst gekomen van het groepje dat de Militaire Politie vormde in Alkmaar. Jan Kieft was de commandant over ons: Bart Benedick, Piet Reus, Dirk Smit en ik. Op een avond moeten wij de orde handhaven in de Rode Leeuw (of de Rustende Jager?) in Heiloo, waar bij de bevrijdingsfeesten ongeregeldheden zijn voorgekomen. Ik loop er wat rond in de zaal, tot er iemand druk gebarend naar me toekomt en zegt: Eruit, die lui met die apepakkies kunnen we hier niet gebruiken! Stomverbaasd, en in mijn eer getast dat mijn mooie spiksplinternieuwe Canadese uniform zo wordt benaamd, vraag ik bij de ook aanwezige Jan Kieft, wat ik moet doen. Rustig je werk, zegt hij. Ga gewoon door. Als dezelfde man na mijn terugkomst in de zaal mij al vanuit de verte tekens geeft dat ik weg moet gaan, geef ik daar natuurlijk geen gehoor aan. Wanneer hij daarna in mijn richting komt en mij naar de foyerdeuren begint te
Historische Vereniging
- 246 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 dringen, reageer ik niet, want ik wil tot geen prijs de orde verstoren. Maar als we beiden de deuren gepasseerd zijn en in de ook volle foyer zijn beland, geef ik hem een vuistslag in zijn gezicht. Zodat hij tot mijn verwondering buiten westen tegen de wand in elkaar zakkend gaat zitten. Een andere vent die mij te lijf wil gaan, krijgt van Bart Benedick een klap, waardoor hij op de schoot van eerstgenoemde komt te zitten. Diens vrouw maakt aanstalten mij ook nog aan te vallen, maar als ik haar vraag, niet al te galant geef ik toe, of ze ook een watjekouw wil, wordt zij door iemand gekalmeerd. Als ik de volgende dag om verklaring zoek, blijkt dat de man die mij agresseerde, het hoofd van het feestcomité was. Ook vòòr de oorlog, en de hele oorlog door, was hij de gepatenteerde organisator van feestelijkheden geweest, of het nu Koninginnedag, 'Vreugde en Arbeid' of Winterhulp betrof.
Groep Militaire Politie Alkmaar: van l. nr. r.: Charles Destrée, Dirk Smit, chef Jan Kijft, Bart Renedict, Piet Reus.
Historische Vereniging
- 247 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
voor het gebouw van Appel en Adolf aan het begin van de Helderse weg, Alkmaar: Gert Jongbloed, Jan mulder, Charles Destrée, Klaas de Graaf.
Kennelijk was voor hem het Duitse uniform nog het enig echte gebleven. Dat zo'n man nog door de burgerij werd geaccepteerd, geeft geen hoge dunk van het politieke bewustzijn van diezelfde burgerij. Wij moeten ook gewoon politiewerk doen. Een jongen die in de politie wil, wordt mij eens op een avond toegevoegd, om de praktijk mee te maken. Hij vraagt mij of ik ook een bon kan schrijven. Dat heb ik natuurlijk nog nooit gedaan, maar ik heb wel een bonnenboekje bij me en wil me niet laten kennen. Ik zeg hem van ja, en zal even, heel kinderachtig, meteen het bewijs geven. Er komt iemand aan op de fiets, zonder licht. Ik houd hem aan, en zeg dat hij in overtreding is, omdat hij zonder licht rijdt. De man zegt, dat we toch bevrijd zijn, en dat al die controles gelukkig verleden tijd zijn. Maar ik antwoord, dat het juist daarom nu afgelopen moet zijn met het ongedisciplineerde gedrag en men zich aan de gewone oude voorschriften moet houden. Ik schrijf ondanks zijn protesten een bon uit, waarbij de aspirant-politieman aandachtig toekijkt. Daarna kan de zeer ontevreden fietser, als wandelaar natuurlijk, vertrekken. Daar ik niet weet wat er daarna met de bon moet gebeuren, is het daarbij gebleven.
Historische Vereniging
- 248 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995 Voor mijn dienst als MP'er had ik de beschikking over een één-cylinder Harley-Davidson. Ik ben er eens mee naar Apeldoorn gemoeten, met koerier voor de Staf van Prins Bernhard, waardoor ik ook bij zijn Staf in Amsterdam terecht kwam, waar het aan mooie meiden, zij het in in uniform, niet ontbrak. Het heeft kennelijk wel indruk op me gemaakt, dat ik het mij hier nog moet herinneren. Waarschijnlijk is de schokkende openbaring, dat ik daar ook iemand aantrof die ik gekend had als Hopman van de padvinderij – toch wel een aanwijzing voor voorbeeldige deugdelijkheid – de oorzaak van. De Harley in kwestie was in beslag genomen door de BS, van een Bergense NSB'er. Toen deze bericht had gekregen dat hij hem bij mij, en nadat de motorfiets weer helemaal was opgeknapt en opgepoetst, terug kon halen, had hij tal van vijven en zessen over een krasje hier en een deukje daar. Het resultaat was dat hij meteen, zonder zijn Harley, weer naar huis kon gaan. Toen ik mij had opgegeven als oorlogsvrijwilliger en naar het barakkenkamp in Medemblik moest gaan, verliet ik de MP. Ik had ik mijn mooie Colt-45 met plakband bevestigd onder het bovenblad van mijn bureau, in de Nassaulaan in Alkmaar. Als ze er niet om zouden vragen, was ik van plan het op te halen en als souvenir te bewaren. Maar de volgende dag kwam er al een kolonel of zo in Medemblik, om me te vragen wat ik met mijn pistool had gedaan. In afwachting van het vinden ervan werd ik onder arrest gesteld. Maar al gauw kwam een telefoontje bevestigen dat ik de waarheid had gezegd en losgelaten kon worden. C.D.
Historische Vereniging
- 249 -
Oud Sint Pancras
Nr. 10 - 1995
Tekening C. Booy. 10 mei 1940 . Onrust bij mens en dier in de Daalmeer vanwege het bombardement op Bergen.
Historische Vereniging
- 250 -
Oud Sint Pancras