Hint Februari 2009(online Versie)

  • Uploaded by: GSV
  • 0
  • 0
  • December 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Hint Februari 2009(online Versie) as PDF for free.

More details

  • Words: 17,162
  • Pages: 44
Congres – Joost Rosendaal – Carnaval George Bush – Bob Dylan – Lustra

L

U

S

T

R

U

M

HInT

GSV Excalibur 1984 1984--2009 - Historisch Institutioneel Tijdschrift Nummer 1 - 2009

| HInT

Redactioneel - Lustrum De GSV bestaat 25 jaar, dat zal jullie niet ontgaan zijn. Momenteel zitten we midden in de drukke lustrummaand! Het gala is inmiddels achter de rug en de PHV-dag en het congres staan voor de deur. Ook HInT laat het lustrum niet ongemerkt voorbij gaan. In dit nummer is er aandacht voor het lustrumcongres en voor de viering van jubilea door de GSV in het verleden. In het volgende nummer zullen we terugblikken op de (hopelijk geslaagde) lustrummaand. Ook dit HInT bevat, zoals jullie inmiddels gewend zijn, zeer diverse artikelen. Het HInTerview met Joost Rosendaal over zijn nieuwe boek is zeer interessant, net als de berichten uit het buitenland, die ook in de komende edities weer te lezen zijn. De laatste dagen van Bush (althans van zijn presidentschap) zijn inmiddels geteld en aan de hand van verschillende citaten wordt teruggeblikt op zijn beleid. Ook is er een artikel over het beruchte WK Voetbal van 1978 en een stuk over de voors en tegens van carnaval. Het muziekartikel gaat dit keer over de boeiende en onvoorspelbare Bob Dylan en in de filmrubriek behandelt David Croese dit maal een ‘goede’ en een ‘slechte’ film. HInT wil vanaf heden graag iets interactiever worden. In het midden van het blad vinden jullie daarom een tekening van Wim van Meurs. Kleur deze zo mooi mogelijk in en lever hem vóór 1 maart in op de GSV-kamer. Wim van Meurs himself zal beoordelen welke kleurplaat de mooiste is en deze zal het volgende HInT in kleur op de achterkant van het blad te zien zijn. De redactie wenst jullie veel leesplezier, veel plezier met het vieren van het lustrum en ook alvast een mooie carnaval! [email protected]

|2

Colofon Jaargang 26, Nummer 1, Februari 2009. Het Historisch Institutioneel Tijdschrift (HInT) is het periodiek van GSV Excalibur. Redactiadres Erasmusplein 1 kamer 1.60a/9.14 6525 HT Nijmegen hintredactie@ gmail.com Oplage: 350 ISSN: 0923-9375 © GSV Excalibur 2009 Redactie: Niek Alofs, Zorah Blok, Paul Bongers , Martijn van den Boom, Hester Borm, Dieuwertje ten Brinke, Martin Buunk, David Croese, Bob van Dijk, Peter Kerris, Gaard Kets, Aniek de Kort , Arlette van Lint, Meike Lucas, Remy Maessen, José Seuren, Thomas Vries, Mike van de Weijer, Boudewijn Wijnacker, Koen van Zon Met bijdragen van: Erik Cleijne, Karin Geerts, Daniël van Gompel, Rob Janssen, Chantal Kleve, Tijn van Lange, Bram Verheij, Ruud Vos Eindredactie: Dieuwertje ten Brinke, Aniek de Kort, Remy Maessen, Coen Pouls, José Seuren, Mike van de Weijer Hoofdredacteur: Coen Pouls

In dit HInT... februari 2009 |

6

10

12

HInT interviewt Joost Rosendaal. Deze energieke docent presenteert binnenkort de resultaten van zijn onderzoek.

Europa is de laatste jaren veelvuldig onderwerp van debat geweest. In HInT dit keer een analyse van de problemen.

Het tijdperk Bush is voorbij, een nieuwe periode begint. Aan de hand van citaten wordt het beleid van Bush geanalyseerd.

20

22

36

Eind februari splijt Nijmegen in tweeën: de zuidelijke carnavalsliefhebber versus de student van boven de rivieren.

HInT volgt enkele Nijmeegse geschiedenisstudenten in het buitenland. Ditmaal bericht uit Wenen, Barcelona en Swansea.

HInT schrijft over de indrukwekkende lezing die Fred Schwarz onlangs hield in het kader van de Holocaust Memorial Day.

GSV-nieuws Ondertussen bij de GSV HInTerview - Joost Rosendaal Een Europese supranationale staat Goodbye Bush ‘You’re gonna have to get used to it’ Een blauw-witte propagandamachine Love it or leave it! Studenten zonder grenzen Wim van Kleurs

4 5 6 10 12 15 18 20 22 25

Lustra HisKok - Pasta al Volpi ViaVia - Huub Bellemakers Jaargetal - 1191 Treinen op dood spoor De Oscar en de Razzie Boek - The Riddle of the Sands De Cleijne Geschiedenis Minoordeel - Cultuurgeschiedenis Volgende keer in HInT...

26 28 32 34 36 38 40 41 42 43

3|

| HInT

GSV-nieuws Lustrum Aanstaande donderdag (12 februari, PHV-dag) en volgende week maandag (16 februari, congres) staan de laatste lustrumactiviteiten op het programma. Indien je nog mee wilt doen aan deze activiteiten kijk dan snel op de lustrumsite (www.gsvlustrum.nl) en geef je, indien mogelijk, alsnog op!

om gepland. In de NDRGRND zal de avond weer hilarisch worden met grappige, leuke, sexy optredens van jullie. Ook dit jaar belooft het weer groots te worden. Dit kan uiteraard niet zonder jouw hulp! Dus ben jij handig met konijnen of brood, kun je goed zingen of heb je een andere leuke act in gedachten? Stuur dan snel een mailtje naar [email protected].

Carnavalsborrel en PitcherParty Bij de GSV begint de carnaval dit jaar drie dagen eerder. Op woensdag 18 februari trapt de GSV met een pré-carnavalsborrel af. Haal die vastelaoves (voor Brabanders: carnavals)-outfit uit de kast en vier dit feest met ons mee. Op 5 maart organiseert GSV samen met Postelein (Pedagogiek) en Leonardo (Natuurwetenschappen) een knallende PitcherParty in Café Piecken. Er zal een live-band optreden en er zullen pitchers bier (6 euro) en pitchers cocktail (8 euro) in overvloed aanwezig zijn. Het thema is ‘Pitchers paarden en pistolen’, dus haal je hooibaal of totempaal van zolder!

Columnisten website gezocht!

Brood en Spelen Op woensdag 11 maart vindt wederom een spetterende GSV-activiteit, Brood en Spelen, plaats. Na spectaculaire optredens vorig jaar staat deze bonte avond voor GSV leden weder-

Grote en kleine, serieuze en lachwekkende, opiniërende of gewaagde onderwerpen: allemaal materiaal voor een goede, interessante column. GSV Excalibur kent een rijk verleden aan columnisten die geschreven hebben over zeer uiteenlopende onderwerpen die steeds weer voor een mooie discussie zorgde onder de GSV-leden. Nog steeds wordt de mogelijkheid je eigen column te laten plaatsen gebruikt. Het is een mooie manier om je mening over een bepaald onderwerp te verkondigen of mensen van deze mening te overtuigen. Of het nu een lang betoog of een korte anekdote is: schrijf je grieven, je verbazing, je boosheid, je verontrusting of juist je opluchting, blijheid en humor van je af door een column te plaatsen op de GSV-site! Stuur je column naar [email protected] en hij wordt zo snel mogelijk geplaatst.

GSV-Agenda 12 februari

PHV-Dag

5 maart

PitcherParty

16 februari

Lustrumcongres

11 maart

Brood en Spelen

18 februari

Carnavalsborrel

25 april-4 mei

Grote Reis Polen

|4

februari 2009 |

Ondertussen bij de GSV In deze lustrumHInT zal ik het als vanzelfsprekend over het lustrum hebben. Als jullie deze HInT ontvangen is het gala net achter de rug en staan er hopelijk veel foto’s online die getuigen van een prachtig feest. In de volgende editie zal een selectie van lustrumfoto’s gepubliceerd worden. Maar er is meer aan het lustrum dan alleen het gala. We kunnen ons nog verheugen op de dag van het Pan-Historisch Verband (12 februari) en het congres (16 februari). Op de PHV-dag komen er studenten Geschiedenis uit het hele land naar Nijmegen om te luisteren naar lezingen van twee gastsprekers, vervolgens het centrum te ontdekken met behulp van een kroegentocht en na lekker gegeten te hebben gaan we feesten! Het congres zal gaan over de invloed van Europa op het nationale beleid in Nederland. Gastsprekers zijn Jan Marijnissen (Kamerlid SP), Maria Martens (Europarlementariër CDA) en Gareth Davies (hoogleraar VU). De opgedane kennis wordt na een uitgebreide lunch verder uitgediept in workshops. We sluiten het academische gedeelte af met een forum. Daarna kan er gegeten worden bij restaurant Odessa. In ieder geval is er vanaf 22:00u voor alle deelnemers een borrel in Café Camelot waar enige gratis consumpties beschikbaar zijn. Met deze twee mooie activiteiten hebben we dus nog een vol programma. Als je je nog niet hebt ingeschreven, dan kan dat, mits er nog plaatsen zijn, nog steeds via www.gsvlustrum.nl. Hier komt binnenkort ook de mogelijkheid om in de pre-order het lustrumboek tegen gereduceerd tarief te bestellen. Ook komt er de mogelijkheid om je in te schrijven voor de presentatie van dit boek op 5 juni. Meer informatie hierover volgt spoedig! Inmiddels hebben jullie ook gemerkt dat je bij het surfen naar www.ru.nl/gsv automatisch wordt doorgestuurd naar http://gsv.ruhosting.nl. Dit komt door een reorganisatie binnen de universiteit. Dat heeft voor ons het voordeel dat we veel meer diskspace hebben om onze site uit te breiden. Het zou kunnen dat er nog wat opstartproblemen zijn met de nieuwe locatie, dan hiervoor bij voorbaat onze excuses. Vooralsnog blijft in ieder geval het oude adres bestaan met een link naar het nieuwe om de overgang makkelijk te maken. Het duurt nog even, maar op 17 maart is er de Halfjaarlijkse Algemene Ledenvergadering. Op de agenda staat onder andere het herziene Huishoudelijk Reglement. Tevens wordt door de vergadering het eerste semester van dit collegejaar geëvalueerd. Iedereen is van harte uitgenodigd om deze ALV bij te wonen. Als je niet kunt komen dan is het mogelijk iemand te machtigen om voor jou je stem uit te brengen. Tot slot wil ik iedereen veel succes wensen met het tweede semester en geniet van de viering van ons 25-jarig bestaan! Tijn van Lange, voorzitter GSV |

5|

Tekening: Ruud Vos

februari 2009 |

HInTerview Joost Rosendaal over zijn boek Nijmegen ‘44 Door Niek Alofs en Boudewijn Wijnacker

Hij staat bekend als één van de meest benaderbare docenten. Vele studenten zullen eens bij hem thuis geweest zijn om een avondje kennis te maken met de man achter de docent. Joost Rosendaal is echter boven alles historicus. Sinds 2001 is hij verbonden aan de Nijmeegse Universiteit, waar hij in 2003 promoveerde over Nederlandse revolutionairen in Frankrijk gedurende de Franse Revolutie. Hij komt binnenkort in de schijnwerpers te staan vanwege het boek Nijmegen ’44. Verwoesting, Verdriet en Verwerking. Waar gaat dit onderzoek over en hoe is het tot stand gekomen? Studeren vanaf het vroege uur “Het is aan de ene kant natuurlijk leuk om te merken dat je onderzoek doet dat mensen blijkbaar belangrijk vinden en dat aanspreekt, maar aan de andere kant word je er af en toe een beetje gek van als je met heel veel instanties rekening moet houden. Het is af en toe op eieren lopen. Wat kan wel, wat kan niet. En ja, af en toe moest ik mijn boek er nog eens bij pakken, om te kijken of alles klopte, of dat er nog iets gewijzigd moest worden,” reageert Rosendaal nuchter op de vraag of het bevalt om zoveel aandacht van de landelijke media te krijgen. Joost Rosendaal werd in 1963 geboren in Waalwijk. Hij had al op jonge leeftijd een passie voor geschiedenis. Zo bezocht hij vanaf zijn twaalfde levensjaar al archieven en begon hij artikelen te schrijven over allerlei gebeurtenissen in de regionale geschiedenis. Op de middelbare school schreef hij een scriptie over de patriotten in Waalwijk, die hem de Keesings Scriptieprijs opleverde in 1982. In 1988 studeerde hij cum laude af op een onderzoek naar de Patriotten in Noord-Brabant, om precies te zijn in de Langstraat en het Land van Heusden en Altena. Via succesvolle studies aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en de prestigieuze Sorbonne-universiteit in Parijs, kwam hij uiteindelijk in 2001 terug naar de Nijmeegse universiteit en rondde hij zijn promotieonderzoek naar de patriotse vluchtelingen in Frankrijk af. Over het ‘rampjaar’ 1944 In zijn laatste onderzoek legde Rosendaal echter niet de nadruk op de vroegmoderne periode. Rosendaal verklaart deze interesse voor een modern onderwerp aan de hand van verschillende oorzaken. “Er was niet echt een oorlogsspecialist binnen de afdeling geschiedenis. Daarnaast is het historiografische aspect bij dit onderwerp erg belangrijk, daar heb ik in het verleden onderzoek naar gedaan. Historiografie is ook een richting die mij zeer aanspreekt”. Rosendaal kwam echter niet uit eigen beweging met dit onderzoek. “Het was een verzoek van de Gemeente Nijmegen en dus niet direct een eigen initiatief. In 2004, zestig jaar na het bombardement, was het zo dat burgemeester Ter Horst bij de herdenking merkte dat er nog heel veel mensen waren met vraagte7|

| HInT

kens over wat er precies is gebeurd tijdens het bombardement. Toen is er door de gemeente een commissie ingesteld en na een vooronderzoek van het NIOD is toen geconcludeerd dat de verklaring zoals die gegeven werd voor het bombardement aannemelijk was, maar dat wijze waarop hiermee was omgegaan na de oorlog nadere studie verdiende. De Radboud Universiteit liet bij monde van de voorzitter van het College van Bestuur De Wijkerslooth vervolgens weten dat zij dit onderzoek wilde uitvoeren. Dus via de collegevoorzitter en via professor Aerts ben ik aan dit onderzoek gekomen. Ik was op dat moment namelijk ook bezig met een familiegeschiedenis in het grensgebied, namelijk rond Millingen aan de Rijn en Kleef. Ook daar kwam het bombardement voorbij, dus geheel onervaren was ik niet op dit gebied.” Het onderzoek van Rosendaal focust zich op het rampjaar 1944 in Nijmegen. “Mijn onderzoek bestaat uit twee delen. Ik heb onderzoek gedaan naar het rampjaar 1944 in Nijmegen. Nijmegen werd op 22 februari 1944 gebombardeerd. Daar zijn toen heel veel doden bij gevallen, zo ongeveer 760. Bovendien is een deel van het centrum toen verwoest. Daarna, op 17 september 1944, begon operatie Market Garden en was Nijmegen gedurende vier à vijf dagen het centrum van de gevechten. Bij deze gevechten van huis tot huis vielen heel veel doden en zijn huizen verwoest of in brand gestoken. Vervolgens werd Nijmegen vijf maanden gebombardeerd en beschoten door de Duitsers. In Nijmegen zijn er in totaal zo’n 2000 oorlogsslachtoffers puur door oorlogsgeweld gevallen. En dan reken ik de Joodse bevolking niet eens mee. Hier zal het eerste deel van mijn onderzoek zich op focussen.” Persoonlijk voelt Rosendaal zich ook betrokken bij het onderwerp. “Ik voel me via meerdere lijnen betrokken bij dit onderzoek, zowel via mijn vader als via mijn moeder. Een neef van mijn opa van mijn vaders kant is bij het bombardement omgekomen. Een vriendin van mijn moeder is eveneens omgekomen bij dat bombardement. Ik ben dan ook een beetje opgegroeid met verhalen over bombardementen en oorlog. Ik kan in ieder geval zeggen dat de proloog sterk persoonlijk getint is.” Naast deze persoonlijke betrokkenheid, beseft Rosendaal dat veel Nijmegenaren zelfs tegenwoordig zich nog sterk betrokken kunnen voelen met het onderwerp van zijn onderzoek. “Ik moet zeggen dat dat een extra belasting met zich meebracht, natuurlijk omdat de oorlog een beladen onderwerp is. Er wordt al snel in goed-fout categorieën gedacht, in vrienden en vijanden. Dat maakt het tot een wat zwaarder onderwerp. Professor Rogier heeft in 1954 namens de gemeente onderzoek gedaan naar het oorlogsverleden van Nijmegen, maar heeft er in 1964 na tien jaar onderzoek van afgezien, omdat het te persoonlijk voor hem was. Maar ook nu heb je nog veel mensen die het meegemaakt hebben, zo ook de tweede generatie. Kinderen die opgegroeid zijn met verhalen, verhalen die anders blijken te zijn dan ze altijd gedacht hebben. Dat moet een emotionele impact hebben.” Naast direct onderzoek naar het bombardement, richt Rosendaal zich op de historiografische receptie van het jaar 1944 in Nijmegen. “Het tweede deel van |8

februari 2009 |

mijn onderzoek gaat over de receptie van het rampjaar. Hoe is er ná de oorlog omgegaan met dit jaar, dat zo’n enorme impact heeft gehad in Nijmegen? Is er een continue lijn waar te nemen? Deze historiografische aspecten heb ik zeker aangebracht in mijn onderzoek.” Op de bres voor de gevallen burgers Ondanks alle aandacht voor het onderzoek antwoordt Rosendaal bescheiden op de vraag in welk opzicht zijn bevindingen vernieuwend zijn ten opzichte van eerdere publicaties. “Het onderzoek gaat onder meer over de omstandigheden van het bombardement, daar geef ik nieuwe elementen aan, net zoals ik nieuwe elementen in de strijd in september probeer te belichten. De belangrijkste boodschap in mijn ogen vind ik echter, en daar hoop ik vernieuwend mee te zijn, de aandacht die ik besteed aan het burgerslachtofferschap in zijn algemeenheid. In het verleden is alle aandacht geweest voor militaire slachtoffers, net zoals er veel onderzoek is geweest naar de vele Joden die vermoord waren. Toen ik de verhalen las in mijn onderzoek, was dat in praktijk toch hard, zoals verhalen over Joden die vergast werden in kampen, families die verscheurd werden. Maar waarvoor eigenlijk nooit aandacht is geweest, zijn de burgerslachtoffers.” Rosendaal wil dus expliciet aandacht schenken aan de burgerslachtoffers. “Het is een thema waar men eigenlijk nooit mee om kon gaan. ‘Het hoort er bij’ is dan de uitspraak. Soldaten werden als helden vereerd of verdomd in een hoekje zoals de Duitsers. Bij de officiële dodenherdenking zijn burgers nooit herdacht. Het waren altijd militaire slachtoffers en verzetsmensen die werden herdacht. Burgerslachtofferschap is lange tijd een soort taboe geweest. Over het bombardement in Rotterdam weten we nog steeds niet hoeveel slachtoffers er zijn. Ik vind dat uitermate vreemd. Men kan het geen plaats geven, men kan het geen ‘zin’ geven. Jodenslachtoffers laten de gruwelijkheden van het nazi-regime zien. De zingeving voor verzetsstrijder is dat deze symbool staat voor het niet accepteren van een gewelddadig regime en het strijden voor de vrijheid. Dat is een belangrijke reden waarom zingeving aan burgerslachtoffers vaak ontbreekt. Het is immers niet duidelijk welke zin deze slachtoffers hadden.” Rosendaal zal zijn eerste officiële exemplaar aanbieden aan Jan-Peter Balkenende en burgemeester Thom de Graaf. “Je moet die uitreiking vooral zien als een symbolische bijeenkomst. Het gaat er niet zozeer om dat ik mijn boek zo nodig moet aanbieden, maar dat het oorlogsleed van Nijmegen aangeboden wordt om een plek te krijgen in het collectieve geheugen.” Een blik richting de toekomst Voor wat betreft de toekomst heeft Rosendaal genoeg plannen. “Met name binnenkort zal ik weer onderwijs gaan geven. Voor Nieuwe Tijd doe ik de hoor- en werkcolleges. Dus daar ben ik weer volop aanwezig. Scripties begeleiden zal ik ook gewoon blijven doen. Het is raar dat ik de vierde periode weer bijna geen onderwijs geef, maar dat geeft mij tijd om weer aan een ander boek te werken. Mijn volgende publicatie zal weer gaan over de patriottentijd. Ik wil mijn doctoraalscriptie verwerken tot boek. Na de zomer is het klaar. Maar menselijk contact en de prikkeling van studenten kan ik gewoon niet missen.” |

9|

| HInT

Een Europese supranationale staat Alle Menschen werden Brüder? Door Daniël van Gompel

In het loflied en tevens Europese “volkslied” Ode an die Freude van Schiller en Beethoven wordt de vrijheid, vrede en solidariteit bezongen tussen de Europeanen. Of wij allen zullen verbroederen is de vraag. Hoe ver zijn we nu op weg met deze verbroedering? Met het verwerpen van het Verdrag van Lissabon lijkt er een soort Europa-moeheid te zijn opgekomen bij enkele lidstaten. Bij andere lidstaten is er juist veel enthousiasme over het Europese project tot eenwording. Kortom de meningen zijn flink verdeeld en de antwoorden op de vragen waar het met Europa naartoe moet en waar het naartoe gaat blijven onbeantwoord. In het congres dat de GSV organiseert, wordt er een blik geworpen op de toekomstige rol van Europa. Hierbij dienen wij ontwikkelingen van de zeer recente geschiedenis in ogenschouw te nemen. De ontwikkelingen die de Europese Unie heeft doorgemaakt in de afgelopen vijftig á zestig jaar zijn niet bepaald ontwikkelingen om ontevreden over te zijn. De Europese Unie, met Nederland als één van haar stichtende naties, is één van de meest unieke samenwerkingsverbanden in de geschiedenis. Verschillende natiestaten die elkaar eeuwenlang hadden bestreden om de hegemonie op politiek en economisch gebied besloten vrijwillig een deel van de soevereiniteit af te staan aan een supranationaal instituut. De Europese Unie heeft veel mogelijk gemaakt. Tegenwoordig kunnen we vrij reizen door Europa, heeft de afbouw van de tariefmuren de welvaart van Nederland verhoogd. Deze welvaart wordt door Europese subsidies ook naar andere landen verspreid hetgeen weer zorgt voor stabiliteit. Daarnaast hebben de gemeenschappelijke belangen van de verschillende naties voor rust en vrede gezorgd. Vijanden zijn vrienden geworden. Landen die voorheen onderdeel waren van het ‘Rode Gevaar’ zijn in de afgelopen paar jaar lidstaten geworden. Maar de Europese eenwording en uitbreiding heeft natuurlijk ook minder positieve gevolgen gehad. Op economische, politieke en zelfs het culturele vlak is er een keerzijde van deze medaille te bemerken. Wie zijn eigenlijk die nieuwe lidstaten? Hoe staat het ervoor met hun Europagezindheid? Vervolgens is het wijselijk om de vraag te stellen hoe wij als Nederlanders tegenover het Europese eenwordingsproces staan. Het gaat dus om het spanningsveld tussen de gemeenschappelijke belangen en de belangen van de individuele lidstaten en hoe daar een balans in gevonden moet worden. Op politiek gebied zijn er tal van Oost-Europese landen die een andere visie hebben op het Europese eenwordingsproces. In Oost-Europa viert namelijk het negentiende eeuwse nationalistische denken nog hoogtij, men is vooral gericht op het ondersteunen van de eigen natiestaat door middel van de welvaart die de Unie verschaft. Men richt zich dus vooral op de eigen belangen en niet op de gemeenschappelijke belangen. Daarnaast streven de nationalistische partijen, die deel uitmaken van een aantal Oost-Europese regeringen, actief naar het samenvallen het volk en de territoriale staat. Doordat volk en staat in Oost-Europa niet zo sterk samenvallen als in West-Europa en menig Oost| 10

februari 2009 |

Europese lidstaat minderheden uit het buurland binnen de eigen grenzen heeft, leidt dit tot etnische en nationalistische spanningen. Een tweede punt is corruptie. In Bulgarije is de corruptie binnen de staat zo hoog en ontbreekt de politieke wil tot verbetering zo sterk dat het land al twee miljard euro aan Europese steun is misgelopen. Wat moet de Europese Unie hier aan doen? Moet Europa meer mogelijkheden krijgen om druk uit te oefenen ten opzichte van de lidstaten? Mocht dat het geval zijn, dan kan deze druk ook op Nederland worden uitgevoerd, bijvoorbeeld ten aanzien van ons drugsbeleid. Natuurlijk is er ook sprake van conflicterende belangen tussen WestEuropese staten onderling. Zo is het een relevante vraag of het Europese democratiseringsproces kan leiden tot de marginalisering van Nederland ten opzichte van de Europese landen met een grotere populatie. Door het Europese economische beleid van vrije arbeidsmigratie bestaat er angst voor een grote immigrantenstroom vanuit Oost-Europa. Ierland en Groot-Brittanië, die als enige de grenzen voor arbeidsmigratie volledig open zetten, en daarmee het ‘afvoerputje’ van de Europese Unie werden, kregen te maken met een grote intocht van Oost-Europeanen. Nu door de kredietcrisis banen op de tocht staan protesteren vele Britse arbeiders tegen vrije arbeidsmigratie. Door het EU-beleid is Nederland al jaren een nettobetaler aan de Unie. We betalen veel ‘ontwikkelingshulp’ zonder daar direct iets voor terug te zien. Aan de andere kant hebben we ook veel kunnen verdienen dankzij de Unie. In de bestrijding van de kredietcrisis kan Europese samenwerking zeer gunstig zijn voor alle partijen. Op het culturele vlak hebben we ook te maken met de spanningsvelden van nationalisme, corruptie en economische concurrentie. Moeten wij de politieke en nationale cultuur van vriendjespolitiek en een ‘grote vaderlandslievendheid’ bestrijden en de mentaliteit ‘Europeaniseren’? Moet er een soort van supranationale Europese identiteit komen waarmee iedereen zich kan en wil identificeren om zo de interne cohesie te bevorderen? Hebben we dit nodig om loyaal nettobetaler te blijven ten opzichte van onze Europese broeders? Of juist niet? Tenslotte dienen wij ons af te vragen waar de grenzen van Europa liggen. Wie mogen er wel bij of niet? Zo bleek de Europese Unie zeer coulant bij de toetreding van het nog niet helemaal ‘Europaklare’ Bulgarije en Roemenië. De EU stelde hier simpelweg minder strenge voorwaarden dan bij Turkije wordt gedaan. Het aanstaande Europacongres heeft de ambitie de antwoorden op deze vragen een stap dichterbij te brengen. Deskundigen en politici, waaronder Jan Marijnissen, zullen in lezingen hun licht op deze kwesties laten schijnen. In de daaropvolgende aparte workshops zal er per subonderwerp (politiek, sociaal-economisch en cultureel) worden ingegaan op de vragen in hoeverre Europese eenwording wenselijk en mogelijk is. Daarnaast zal er met het oog op uitbreiding gekeken worden naar waar de geografische grenzen van de Unie zouden moeten liggen. Vervolgens zullen alle kernpunten uit de drie workshops besproken en bediscussieerd worden in een ‘lagerhuisdebatvorm’. Dit heeft als doel dat alle posities, onderbouwd vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines, ter ore zullen komen aan de verlichte geesten van de deelnemende academici. Bij deze zijt u dus allen uitgenodigd deel te nemen aan dit ambitieuze project! | 11 |

| HInT

Goodbye Bush Citaten van ‘de slechtste president ooit’ Door Martin Buunk

Met het afleggen van de eed op 20 januari werd Barack Obama officieel president van Amerika. Hiermee behoort het tijdperk Bush tot het verleden en is zijn regeerperiode onderwerp van de geschiedenis geworden. In dit artikel wordt zijn presidentschap behandeld aan de hand van citaten die zowel hem als zijn beleid typeren. “Every nation, in every region, now has a decision to make. Either you are with us, or you are with the terrorists.” (20 september 2001) Op 11 september wordt de wereld opgeschrikt door gruwelijke terroristische aanslagen in het hart van de westerse wereld. Twee vliegtuigen storten zich in de wolkenkrabbers van het WTC in New York, een derde vliegtuig boort zich in het Pentagon in Washington DC. Deze aanslagen, die plaatshadden in zijn eerste jaar als president, zouden een beslissende stempel drukken op de regeerperiode van George W. Bush. Deze terroristische daden vormen voor Bush de aanleiding om een wereldwijde War On Terror te ontketenen. Het hierboven genoemde citaat moet in het kader van deze ‘oorlog’ gezien worden. Het is een klassiek voorbeeld van zwart-wit denken waarin elke vorm van nuance ontbreekt. Het is deze Koude Oorlog-retoriek waardoor een sfeer gecreëerd wordt waarin elke kritiek als verdacht wordt gezien. Kritiek op het handelen van Verenigde Staten wordt afgeschilderd als anti-Amerikanisme of zelfs als sympathie voor terroristen. “Terrorism is terrible, but we gonna smoke ‘em out of their holes.” (Over Afghaanse terroristen) “There are some who feel like that conditions are such they can attack us there. My answer is: bring them on.” (Over de strijders in Irak) Dit zijn uitspraken die je eerder in een twijfelachtige ‘B-western’ zou verwachten, maar deze woorden zijn toch echt uitgesproken door een Amerikaanse president. We hebben hier te maken met de cowboy Bush, die zeer bedreven is in het uiten van oppervlakkige oorlogsretoriek. In zijn buitenlandse beleid leek hij het conflict te prefereren boven de internationale diplomatie. Het buitenlandse beleid was zeer eenzijdig: het eigen belang stond voorop en de rest van de wereld diende het Amerikaanse voorbeeld te volgen. Waar er nog grote internationale consensus was over de aanval op Afghanistan, leidde het militaire optreden tegen Irak tot grote verdeeldheid in de internationale gemeenschap. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië drongen tevergeefs aan op een militaire aanval op Irak in de VN | 12

februari 2009 |

Veiligheidsraad. Hierop besloten de Amerikanen en de Engelsen het heft in eigen handen te nemen. Zij vielen Irak binnen zonder mandaat van de VN en ondanks een meerderheid van staten die tegen deze militaire inval was. Onder Bush werden de Verenigde Staten en de traditionele westerse bondgenoten als Frankrijk en Duitsland uit elkaar gedreven. “States like these, and their allies, constitute an axis of evil, aiming to threaten the peace of the world. By seeking weapons of mass destruction, these regimes pose a grave and growing danger.” (29 januari 2002) In dit citaat schetst hij de staten Irak, Iran en Noord Korea af als ‘de As van het Kwaad’. Na de aanslagen van 11 september is angst de leidraad van het beleid van Bush. Zo heeft de Verenigde Staten sinds maart 2002 een ‘Homeland Security Advisory System’, beter bekend als het terreuralarm. Aan de hand van een kleur (rood, oranje of geel) wordt het risico op een terroristische aanslag aangegeven. Amerikanen zijn met dit alarm inmiddels net zo vertrouwd geraakt als met het weerbericht. Deze angst vormt een goede voedingsbodem voor wetten die de veiligheid van de Amerikaanse burgers moeten vergroten. Deze wetten tasten echter de vrijheden en burgerrechten aan die de Amerikanen juist willen verdedigen. Een voorbeeld hiervan is de ‘Patriot Act’ die op 26 oktober 2001 werd aangenomen door de Senaat. Deze wet beperkt de privacy van immigranten in Amerika. De terroristen kunnen rustig achterover leunen. Zij hoeven de democratische rechtstaten niet omver te werpen, dit doen zij zelf wel. “Our agenda (…) is freedom and independence, security and prosperity for the Iraqi people.” (24 mei 2004) President Bush heeft in zijn toespraken veelvuldig aangegeven dat hij het als taak van de Verenigde Staten ziet om vrijheid en democratie over de wereld te verspreiden. Ook in Afghanistan en Irak presenteerden de Amerikanen zich als diegenen die de bevolking kwamen bevrijden van tirannie en onderdrukking. Dit is op zich een nobel streven; uit de puinhopen van deze Arabische landen heuse democratische rechtstaten laten herrijzen. Het getuigt echter vooral van een pijnlijk tekort aan inzicht in historische processen bij de regering Bush; democratie is namelijk niet iets wat je van buitenaf op kan leggen. Alleen door sociale, economische en democratische veranderingen binnen een samenleving kan een levensvatbare democratische rechtstaat ontstaan. Dit is een proces dat vaak meer dan een eeuw duurt. In Europa waren de meeste landen pas 150 jaar ná de Franse Revolutie stabiele democratieën. “Goodbye, from the world’s biggest polluter.” (12 juli 2008) Met een groeiend aantal aanwijzingen dat de opwarming van de aarde een menselijke oorzaak heeft en in de wetenschap dat de fossiele brandstoffen uitgeput raken komt op 11 december 1997 het Kyoto-verdrag tot stand. In dit verdrag verplichten de deelnemende landen zich om hun uitstoot van broeikasgassen te beperken. Het Kyoto-protocol is een goede stimulans voor landen om tot energiebesparing over te gaan en te zoeken naar alternatieve energiebronnen. Maar niet voor Amerika. De beginnende president Bush besluit om het verdrag van Kyoto niet 13 |

| HInT

te ratificeren. Het is illustratief voor Bush die met zijn beleid initiatieven voor een duurzamer energieverbruik eerder frustreert dan stimuleert. Een voorbeeld hiervan is de verlaging van de belasting op ‘grote’ Amerikaanse auto’s. Elke president kan in zijn toespraken wel eens niet uit zijn woorden komen of zich verspreken. Het gebeurde Obama onlangs nog bij het uitspreken van de eed. Maar bij George W. Bush gebeurde dit zo vaak dat al zijn haperingen, versprekingen en grammaticale missers een eigen woord hebben gekregen: ‘bushism’. Hier een kleine selectie: “I think anybody who doesn’t think I’m smart enough to handle the job is misunderestimating” (3 april 2000) “Our enemies are innovative and resourceful, and so are we. They never stop thinking about new ways to harm our country and our people, and neither do we.” (5 augustus 2004) “I want to thank my friend, Senator Bill Frist, for joining us today. He married a Texas girl, I want you to know. Karyn is with us. A West Texas girl, just like me.” (27 mei 2004) “The vast majority of our imports come from outside the country.” (30 juli 2007) George W. Bush. Hij zal de geschiedenis ingaan als de meest impopulaire president in de geschiedenis van de Verenigde Staten. De wereldwijde opgewekte reacties na de verkiezing van Obama hebben net zo veel te maken met de inspirerende boodschap van de nieuwe president als met de opluchting dat er een einde komt aan het tijdperk Bush. Een grote meerderheid van de Amerikanen zien nu in dat acht jaar Bush weinig goeds heeft gebracht voor Amerika en voor de wereld. Jammer dat de Amerikanen daar een tweede termijn Bush voor nodig hadden. | - Advertentie -

| 14

februari 2009 |

‘You’re gonna have to get used to it’ Bob Dylan’s overstap van folk naar rock-’n-roll Door Gaard Kets en Martijn van den Boom

Als een van de grootste der aarde is Bob Dylan nog steeds zeer populair bij velen. De muzikant timmert al bijna vijftig jaar aan zijn muzikale loopbaan en weet nog steeds nieuwe fans te bereiken. In deze HInT wordt er gekeken naar het begin van zijn leven en zijn carrière en waarom hij overstapte van akoestische folkmuziek naar rock-’n-roll terwijl hij eerst duidelijk koos voor de folkmuziek. De eerste muzikale stapjes In Europa waren het donkere tijden voor de joden, maar de joodse gemeenschap van het kleine plaatsje Duluth in Minnesota werd op 2 mei 1941 verblijd met de geboorte van een gezonde jongen. De moeder Beatrice Stone en vader Abraham Zimmerman noemden het kind Robert Allen Zimmerman. Omdat Abraham aan polio leed moest het gezin verhuizen naar het dorp waar de ouders van Beatrice woonden en hier bracht Robert Allen de rest van zijn jeugd door. Het enige dat hij leuk vond in dit dorpje was de radiozender die de hele dag rock-’n-roll, blues en country uitzond, en Robert Allen was dan ook bezeten van deze muziek. Op de middelbare school vormde hij veel verschillende bandjes, die ook allemaal weer snel uit elkaar vielen. Zijn onstuitbare honger naar muzikaal succes blijkt uit het lijstje met dingen die hij wilde bereiken, dat hij aan het einde van zijn middelbare school moest invullen: “To join Little Richard.” Ondanks dat Robert Allen veel bezig was met muziek en hij school vreselijk saai vond, bleek hij een erg goede leerling en hij kreeg dan ook de kans om te gaan studeren aan de universiteit van Minneapolis. Hij koos de studie Letteren, met als hoofdvak natuurlijk muziek. Hij ging op zoek naar de roots van rock-’n-roll en ontdekte de folkmuziek. Na veel luisteren en spelen kwam Robert Allen tot de conclusie dat de folkmuziek hem veel meer te brengen had dan de hippe rock-’nroll. Vooral het donkere, duistere van de folk trok hem aan. In deze periode op de universiteit begon Robert Allen zelf ook veel folk te spelen in de kroegen en koffiehuizen rond de campus. De affiches die hem aankondigden stonden hem echter niet aan. De naam Robert Allen Zimmerman vond hij maar niets voor een artiest, en hij noemde zich alleen nog Robert Allen. Deze naam vond hij heerlijk, omdat het klonk als een koning van Schotland en 15 |

| HInT

het straalde iets uit. Niet veel later ontdekte hij de poëzie van Dylan Thomas. Hij besloot dat de D een sterkere letter was dan de A, en dus koos hij voor zijn definitieve artiestennaam: Robert (Bob) Dylan. Het grote New York Na een jaartje studeren had Dylan het helemaal gehad en hij brak zijn studie af. Met een groot repertoire folkliedjes en zijn gitaar vertrok hij naar New York, “De stad die mijn lot zou bepalen.” Om geld te verdienen ging Dylan alle koffiehuizen en kroegen in de wijk Greenwich Village af om te spelen. In één van de kroegen ontmoette hij een platenbaas, en hij mocht zijn eerste album opnemen bij Columbia Records. Het album, Bob Dylan uit 1962, bestond uit enkele bekende folksongs en een paar eigen nummers. Het werd geen hit, de gedroomde doorbraak bleef uit voor Dylan. Hij besloot om meer een eigen weg te kiezen en ging eigen nummers maken. Zijn tweede album, The Freewheelin’ Bob Dylan, verscheen een jaar later: het bestond uit veel protestliedjes en had een heel eigen karakter. Dit was precies wat Dylan wilde zijn: een revolutionaire kunstenaar. Hij begon nu bekendheid te verwerven en werd steeds vaker gevraagd om overal te spelen. Dylan raakte ondertussen steeds meer vervlochten met de burgerrechtenbeweging van Amerika en veel van zijn nummers zijn dan ook politiek geladen. Dylan zelf heeft zich echter altijd verzet tegen mensen die in hem een grote revolutionaire leider zagen. Hij wilde hier niets mee te maken hebben en ziet hen als zielige mensen die blijkbaar iemand nodig hebben om hun leven zinvol te maken. Toch bleef Dylan zich al die tijd nog bezig houden met protestmarsen en festivals en bleef hij nummers schrijven over de achterstelling van zwarten in de VS. In 1964 bracht bij nog twee hooggewaardeerde albums uit. De teksten werden steeds poëtischer en de muziek kreeg steeds meer een eigen stijl. Hij ging bijvoorbeeld experimenteren met het gebruik van piano in plaats van de hem zo vertrouwde gitaar. De keus voor rock-’n-roll Het jaar 1965 betekende een radicale ommezwaai in het werk van Dylan. Hij wilde afstand nemen van zijn akoestische kant en de protestnummers. Op het album Bringing It All Back Home liet Dylan een andere sound horen. De eerste kant van de plaat is opgenomen met een rock-’nrollband, compleet met elektrische gitaren. Op de andere kant hoor je een akoestische Dylan. Niet met de gebruikelijke protestsongs, maar met persoonlijke en abstracte teksten. Hierdoor vervreemdde hij zich aan de ene kant van de folk-beweging waarmee hij vergroeid was geraakt en aan de andere kant van de protestgeneratie die Dylan als een nieuwe Messias zag. | 16

februari 2009 |

Op het Newport Folk Festival verscheen Bob Dylan voor het eerst met een elektrisch gitaar op het podium. Het concert duurde niet lang; na drie nummers verdween Dylan met zijn geïmproviseerde band van het podium. Op de opnames van het concert is veel boegeroep te horen. Na een korte pauze keerde Dylan terug om twee akoestische nummers te spelen. Het zou kunnen lijken dat hij toegeeft aan de wil van het grote publiek die akoestische nummers van hem wil horen, maar de venijnige manier waarop hij ‘It’s All Over Now, Baby Blue’ zong laat weinig te raden over: Dylan was furieus. Na dit concert twijfelde Dylan of het wel verstandig is om door te gaan. “Ik wilde niet spelen. Ik zong nummers die ik niet wilde zingen. […] Het is vermoeiend dat andere mensen zeiden dat je te gek was terwijl je jezelf niet te gek vindt.” Dylan voelde zich gevangen in de rol van akoestische singer-songwriter die hij moest zijn van het publiek. Het nummer ‘Like A Rolling Stone’ bevrijdde hem en gaf hem zijn enthousiasme weer terug. Dit nummer gaf het startschot voor het volgende, volledig elektrische, album Highway 61 Revisited waarop een “angry young man” te horen is. Na verloop van tijd zou dit album tot een van de beste aller tijden gerekend worden, maar ten tijde van de release kon het rekenen op negatieve reacties. De controverse, die was begonnen met het optreden tijdens het Newport Folk Festival ging voort. Tijdens de tour die in 1966 op het album volgde werd Dylan in Engeland vanuit het publiek begroet met woorden als ‘verrader’ en ‘Judas’. Dylan gaf niet toe aan deze verwensingen en bleef zijn eigen weg gaan. De zin “you’re gonna have to get used to it” uit ‘Like A Rolling Stone’ vat de instelling van de zanger in deze periode goed samen. Dylan zou zijn eigen gang gaan. Naast de gekwelde oude fans wist het nieuwe album ook een nieuw publiek aan te spreken. Met dit album beïnvloedde Dylan ook andere muzikanten in de jaren zestig, zo begonnen The Beatles ook meer te experimenteren en meer persoonlijkere nummers te schrijven. Bob Dylans populariteit steeg naar ongekende hoogten. In de latere jaren van zijn carrière zou Bob Dylan zichzelf nog vaker heruitvinden. Aan het einde van 1967 keerde hij weer terug naar de akoestische muziek, om deze halverwege de jaren zeventig weer te verlaten voor een vollere folkrock sound. Het begin van de jaren tachtig staat bekend als zijn christelijke periode, waarin de nummers een duidelijk religieus karakter kregen met een gospel geluid. Ondanks de vele muzikale transities blijft Dylan immens populair, het laatste album Modern Times uit 2006 werd zeer positief ontvangen en door sommige critici zelfs zijn beste werk sinds de jaren zeventig genoemd. Zijn wens om in de band van Little Richard te mogen spelen is hij al vele jaren ontstegen. | 17 |

| HInT

Een blauw-witte propagandamachine Door Remy Maessen

Als het Nederlands voetbalelftal zich op 26 oktober 1977 heeft geplaatst voor het Wereldkampioenschap dat een jaar later aan de andere kant van de wereld wordt gehouden, is het niet alleen blijdschap dat zich van de Nederlanders meester maakt. Dit had alles te maken met de plaats waar het mondiale evenement gehouden werd: Argentinië. En het Argentinië van 1978 was het land van moorden, verdwijningen en concentratiekampen, zo had Amnesty al lang geconstateerd. Het was het land van Jorge Videla, die het WK zou aangrijpen als propagandamiddel voor zijn dictatoriale bewind. Nederland besloot te gaan, haalde de finale en was zelfs centimeters verwijderd van de eindoverwinning. Maar had het zover wel mogen komen? Waarom ging het Nederlands elftal naar Argentinië, met de Olympische Spelen van Hitlers Duitsland in 1936 nog in het geheugen? We gaan naar Argentinië, waar dagelijks wordt gemoord, maar daar is nu eventjes geen tijd voor, zojuist heeft Rep gescoord Het cabaretduo Freek de Jonge en Bram Vermeulen sprak zich onder de naam Neerlands Hoop ondubbelzinnig uit tegen Nederlandse deelname. Hoewel zij de Argentijnse problematiek in Nederland op de kaart zetten, sprak verder niemand zich duidelijk uit over de deelname aan het WK. Het ministerie van Buitenlandse Zaken nam KNVB’lid Public Relations Hans Ooft niet serieus toen hij de vergelijking tussen 1936 en 1978 maakte en binnen de Nederlandse politiek stond alleen de PPR lijnrecht tegenover deelname aan het Wereldkampioenschap. De Nederlandse ambassadeur in Argentinië, Donoré van den Brandeler, ging in een artikel van de Volkskrant zelfs nog een stapje verder: “ Videla is een man van goede wil, een door en door fatsoenlijk mens, zeer christelijk en geschokt door het feit, dat hij een paar ‘hardliners’ niet in de hand kan houden. (…). Ze [ZuidAmerikanen] zijn er van oudsher aan gewend een of andere vent boven zich te hebben.” De discussie die Freek de Jonge en Bram Vermeulen op gang hadden gebracht kon niet verhinderen dat 22 Nederlandse mannen onder leiding van Ernst Happel en Jan Zwartkruis in het voorjaar van 1978 in het vliegtuig stapten naar Argentinië. Wij gingen voor de sport en hadden jarenlang gevochten om er naartoe te gaan. Het is makkelijk scoren voor Bram en Freek over onze rug. Aldus Arie Haan, libero van het Nederlands team, in het KRO programma ‘De Reünie’. Het elftal kwam er om te voetballen en werd ver van de problematiek gehouden. Het journaille echter, onder leiding van de – voor een boycot zijnde – Joop Niezen, hoofdredacteur van de Voetbal International, besloot zich niet te beperken tot voetbalzaken. Johan Derksen en Joop Niezen berichtten namens Voetbal International dagelijks over de gefolterde gevangenen en de gruwelijke moorden. Dit ging niet gemakkelijk. Johan Derksen vertelt in zijn column van 3 november j.l. over een aan| 18

februari 2009 |

houding in een sloppenwijk. “We mochten alleen over het mooie, zonnige en vriendelijke Argentinië berichten.” Niet alleen voetbaljournalisten wisten de weg naar Argentinië te vinden, ook de Nederlandse journalist Jan van der Putten, Argentinië-kenner bij uitstek, keerde terug, nadat hij twee jaar eerder uit angst voor het regime-Videla was vertrokken. Net als Derksen kwam ook Van der Putten met Argentijnse censuur in aanraking. Hem werd verteld “dat hij zich goed moest gedragen en dat hij vanzelf wel zou merken wat er anders zou gebeuren.” Videla en zijn partijgenoten was er alles aan gelegen een Argentinië aan buiten- en binnenland te tonen dat helemaal niet zo slecht was als anderen beweerden. Het beeld van de van de wereld vervreemde voetballers dient overigens enigszins bijgesteld te worden. Wim Rijsbergen, een stoere voorstopper, berichtte in zijn column voor de Panorama over de opmerkelijke dingen die hij in Argentinië meemaakte. Als fan van De Jonge en Vermeulen deed hij verslag van de situatie. Zo liet hij Nederland kennismaken met de Dwaze Moeders, die wekelijks zwijgend over het Plaza de Mayo liepen, aandacht vragend voor hun vermiste zoons. Je zag ze zitten tijdens het volkslied en je wist dat ze verkeerd waren, dat de Wereldkampioenschappen hier nooit gespeeld hadden mogen worden Nederland haalde uiteindelijk de finale, waarin werd gestuit op het thuisland. De Argentijnen kwamen in de finale via een merkwaardige wedstrijd tegen Peru, die met 6-0 gewonnen zou moeten worden. Niet geheel toevallig wonnen de Argentijnen dan ook met 6-0 en troffen ze de Nederlanders in de finale. De finale, die werd gehouden in een kolkend stadion, op nog geen steenworp afstand van de martelkamers, werd bijgewoond door uitzinnige Argentijnen, inclusief Videla en zijn makkers, waarover Johnny Rep, rechtsbuiten van dienst, hierboven vertelt, was al tumultueus voordat deze ooit begonnen was. Het overbekende manchetverhaal, René van den Kerkhof mocht in eerste instantie niet starten in verband met zijn gipsen manchet, had er bijna voor gezorgd dat de Nederlanders de finale helemaal niet gespeeld hadden, volgens de Argentijnse spits Leopoldo Luque een vooropgezet plan. “Als Nederland zich inderdaad terugtrok, was de cup voor ons, want we waren best wel bang voor hen, de Nederlanders.” Hoe het afliep is bekend. Argentinië verliet het stadion met de Wereldcup op zak, met een 3-1 na verlenging. Nederland droop af, uit protest het feestelijke banket van Videla missend. En al had Rensenbrink vlak voor het einde van de wedstrijd, bij een 1-1 stand, de bal het doel in weten te werken, dan nog zijn velen ervan overtuigd dat het de Nederlanders niet was gelukt de Wereldbeker mee naar huis te nemen; het regime van Videla was wel tot ergere dingen in staat geweest. De Wereldcup had voor Videla een ambivalent effect gehad. Waar de binnenlandse problematiek tijdelijk naar de achtergrond verdween, kwam het buitenland, ondanks alle pogingen van het regime Videla, in aanraking met de misstanden van het regime, dat na het smadelijke verlies van de Falklandoorlog voorgoed tot het verleden behoorde. |

19 |

| HInT

Love it … Twee Nijmeegse stemmen over carnaval Door Dieuwertje ten Brinke en Aniek de Kort

In februari splijt Nijmegen in tweeën: de zuidelijke carnavalsliefhebber staat lijnrecht tegenover de student van boven de rivieren. Aniek de Kort (vóór) en Dieuwertje ten Brinke (tégen) vertegenwoordigen hun stem. “Carnaval is alleen maar een excuus om je vijf dagen lang klem te zuipen en rond te hoereren.” Jarenlang heb ik het moeten aanhoren en jarenlang ben ik, tevergeefs, de discussie aangegaan met deze beruchte groep carnavalshaters. Er is inderdaad een groep die carnaval ziet als synoniem voor bier, maar wat de carnavalshaters maar niet zien of niet wíllen zien is dat carnaval zoveel meer is dan dat. Carnaval ís - en wat ik nu ga zeggen kan voor sommige van de lezers misschien schokkend zijn, dus ga er even rustig voor zitten - cultuur. Ja echt waar! Het heeft weinig meer te maken met de oorsprong van het feest, waar het gezien werd als laatste mogelijkheid om zich te buiten te gaan voor de vastentijd. Het heeft zich ontpopt tot een volksfeest met zijn eigen tradities, die overigens ook weer van plaats tot plaats kunnen verschillen. Op ‘de 11e van de 11e’ om 11:11u barst het carnavalsseizoen los, maar velen zijn al het hele jaar bezig met voorbereidingen. Onder andere met het bouwen van wagens voor de optochten of met het repeteren van carnavalsliedjes door de zogenoemde dweilorkesten die op het kwekfestijn (voor Limburgers: het LVK) strijden om hét carnavalsliedje van het jaar te worden. Maar laten we ook de Brabantse tonpraoters - die ook echt in een ton staan - en de Limburgse buutteredner niet vergeten. Dan is het eindelijk zover, carnaval is aangebroken. De officiële Nederlandse plaatsnamen worden vervangen door carnavalsnamen en op de eerste dag ontvangt Prins Carnaval de symbolische sleutel van de stad/dorp van de burgemeester die dan officieel zijn macht aan de Prins en zijn gevolg overdraagt. De Prins wordt in de stad binnen gehaald, er worden optochten en kinderoptochten gehouden en in de hele stad klinkt muziek van carnavalsbandjes. In het hele zuiden van Nederland is het één groot feest en hangt er een bijzonder saamhorigheidsgevoel wat alleen de echte carnavalsvierder begrijpt. Maar dan begint ook meteen de ellende. Want wanneer de noorderlingen van ons land of de thuisblijvers ‘s avonds de televisie aanzetten zien ze één grote menigte verklede, vaak dronken, mensen - want ja, bij een feest wordt gedronken - en zien ze niet wat er nog meer bij carnaval komt kijken. Daarom snap ik ze ook wel een beetje, die carnavalshaters; zij kunnen immers ook niets doen aan het beeld van carnaval dat de media hen voorschotelt. De meeste onder hen zijn nog nooit in ‘Oeteldonk’ (Den Bosch), ‘Remunj’ of ‘Mestreech’ geweest. En misschien is het maar het beste als dat zo blijft, ze zouden het toch niet begrijpen. Immers, carnaval is een gevoel dat in je zit, dat heb je of dat heb je niet. Of om met een Bredaas carnavalsliedje uit 2007 af te sluiten: “Carnaval, dè zit nie in oew pakske, Nie in een gek huutje of in oewen boerenkiel, Carnaval, daor kènde oew nie mee bekleeje, Carnaval, dè zit in oewe ziel.” | 20

februari 2009 |

… or leave it! Eén week in het jaar verruil ik mijn luxueuze studentenappartement voor het kleine logeerkamertje bij mijn ouders in de Achterhoek. Samen met Gerrit, mijn rode je-weet-wel- kater, stap ik in de trein naar het Noorden voor een week van meditatie, vogelzang en rust. Dit jaar zal het niet veel anders zijn. Om mij heen worden inmiddels grote voorbereidingen getroffen: ‘Het uitje met de redactie kan toch echt niet plaatsvinden in week acht!’, aldus één van mijn studiegenoten uit Kessel. Vanaf de zomervakantie spaart hij waarschijnlijk al zijn zakcentjes op zodat hij het er in die ene week flink van kan nemen. Panisch wordt er gezocht naar een nieuwe outfit, die het liefst veel te koud is voor de tijd van het jaar. Maar een fikse griep, naast een onmeunige (voor onze zuidervrienden: kei-erge) kater, hebben ze er graag voor over, dat blijkt. Het is heus niet zo dat ik er niet mee ben opgegroeid, en dat ik het daarom niet begrijp of ‘voel’. Ik heb acht jaar doorgebracht op een Roomse basisschool waar het ieder jaar vaste prik was. Pink Panther, prinsesje, zigeuner, luipaard, smurf en Posh Spice. Ik weet nog precies hoe ik er elk jaar bij heb gelopen, en hoe de boerenkool met worst tussen de middag smaakte. En ja, ik vond het stiekem best leuk, zo’n verkleedpartij. Maar na de basisschool was het voor mij afgelopen. En zo hoort het. Naast het feit dat mijn school de enige was in de wijde omtrek die aan deze jaarlijkse uitspatting deed, begon ik me ook te oud te voelen. Een verkleedfeestje is leuk, maar als je twaalf bent ben je alweer bijna volwassen. Dan doe je dat soort dingen niet. Op de één of andere manier zijn onze zuidelijke provincies tóch blijven hangen in dit kinderfeest. Het aftellen vanaf november tot het drinkgelag doet mij denken aan de tijd dat ik nog de dagen aftelde tot ik jarig was, pakweg vijftien jaar geleden. Ik heb ook het idee dat de voorpret voor de meeste vreugde zorgt: van de week zelf herinnert niemand zich meer wat, en na afloop kijken ze beschaamd terug naar wat ze allemaal uitgespookt hebben. Op het internet circulerende clownfoto’s worden met man en macht ontkend. Onder het mom van ‘Ja maar we zijn Katholiek!’ een heidens feest vieren is tot daar aan toe, maar zal er één feestvierder bij zijn die ook daadwerkelijk veertig dagen gaat vasten na afloop? Ik dacht het niet. En toch wordt er krampachtig vastgehouden aan deze volksgekte. Ik zeg: tijd voor vernieuwing! Smeer het feest uit over het jaar, dan heb je elke maand wat om naartoe te leven! |

21 |

| HInT

Studenten zonder grenzen Door Karin Geerts, Chantal Kleve en Koen van Zon

Rond deze tijd verruilen verschillende studenten het Nijmeegse voor een wereldstad ergens hier ver vandaan. In HInT doen Paul (Berlijn), Koen (Wenen), Chantal (Barcelona), Karin (Swansea) en Iset (Madrid) verslag vanuit hun tijdelijke ‘thuis’. Ditmaal Wenen, Barcelona en Swansea. Van Brabants boerendorp naar verre metropool Koen van Zon, Wenen. Het kan verkeren. Je komt ter wereld in een Brabants boerendorpje met krap drieduizend inwoners en vindt uiteindelijk je weg naar een wereldstad van 1,7 miljoen inwoners. Ik denk dat menig persoon uit mijn dorp Wenen amper op de kaart van Europa aan kan wijzen, maar ik ga er het komende halfjaar studeren. Bas Kortman is trots op me, dat weet ik zeker. Hij is namelijk trots op alle studenten die blijk geven van een kosmopolitische instelling en hun vleugels uitslaan. Of je nu een stage zoekt vlak over de grens of vakken op een ander continent gaat volgen, de mogelijkheden zijn welhaast onbeperkt en de expertise van het International Office staat altijd tot je beschikking. Ook geschiedenisstudenten laten zich op het gebied van internationalisering niet onbetuigd. Jaarlijks kiest een handjevol historici ervoor om het vertrouwde Nijmegen in te ruilen voor het grote onbekende buitenland. Met name de minorruimte van het tweede semester van het derde studiejaar leent zich uitstekend om in te vullen met een verblijf in het buitenland. Vanuit de universiteit wordt je in elk geval geen strobreed in de weg gelegd, want door de contacten die de Radboud Universiteit heeft met andere universiteiten binnen en buiten Europa is van alles mogelijk. Sterker nog, voor vrijwel elke bestemming is een beursprogramma beschikbaar. Het enige waar je op moet letten is dat je tijdig begint je te oriënteren. De redenen om je studie in het buitenland voort te zetten zijn onuitputtelijk. Je zal het naar buiten toe wellicht willen verkopen als zijnde uiterst leerzaam en goed voor je persoonlijke ontwikkeling, maar het is natuurlijk ook enorm geestverrijkend op uitgaansgebied. Bovendien geeft een buitenlands avontuur op je CV blijk van ondernemingszin en flexibiliteit. De grote vraag die overblijft is hoe zo’n studieperiode in het buitenland eruit ziet. Om je hiervan een beeld te geven kun je in HInT het komende halfjaar kennis nemen van de belevenissen van enkele medestudenten over de grens. Misschien doen deze verhalen je besluiten dat Nijmegen spannend genoeg is, maar hopelijk doen ze ook jou besluiten je grenzen te verleggen. Bas Kortman zal in ieder geval trots op je zijn. “Er staat een paard in de gang…” Chantal Kleve, Barcelona. Vandaag ben ik aangekomen in Barcelona, waar ik tot juli zal gaan studeren. Het was echter niet mijn eerste kennismaking met Spanje, de afgelopen drie weken heb ik namelijk al in Granada doorgebracht. Om in ieder geval straks tegen de docent te kúnnen zeggen | 22

februari 2009 |

dat ik amper Spaans spreek leek het me handig er een kleine taalcursus tegen aan te gooien. Zondag 11 januari verliet ik daarom het besneeuwde en ijzig koude Nederland om op een internationale taalschool de beginselen van het Spaans te leren. Die internationaliteit viel echter flink tegen, de Nederlanders waren overal! In mijn appartement woonde ik met drie Nederlandse meisjes en één verdwaalde Italiaan. Elke dag gingen we van half tien tot twee naar school, waar we, in klasjes van zes studenten, compleet in het Spaans les kregen. Gelukkig kon ik al wel ‘no entiendo’ zeggen. Het werkte echter wel, nu drie weken later, kan ik me redelijk verstaanbaar maken. Na ‘schooltijd’ deden we veel dingen samen met andere studenten van de taalschool. Zo heb ik geskied in de Sierra Nevada (en wonder boven wonder niets gebroken), salsa leren dansen, héél véél tapas gegeten (die krijg je gratis bij een drankje in de kroeg) en natuurlijk het Alhambra bezocht. Al met al kan ik zo’n talencursus iedereen aanraden. Verwacht niet dat je de Nederlandse cultuur achter je laat (ik heb hutspot gegeten, discussies over Ajax-PSV aangehoord en het liedje ‘Er staat een paard in de gang’ door Zweedse studenten horen zingen…) maar ik vond het zeker een leerzame en vooral erg leuke ervaring in een prachtige stad. Lees verder op de volgende pagina... 23 |

| HInT

Wales Karin Geerts, Swansea. Eigenlijk wilde ik hier openen met een rijtje van eigenschappen waar Wales bekend om staat. Maar alles wat ik kan bedenken zijn schapen, een vaag en onverstaanbaar dialect en groene heuvels, allemaal dingen die iedereen associeert met Ierland. Wales is internationaal minder bekend en heeft niet de romantische connotatie die velen associëren met Ierland, Schotland en zelfs Engeland. Nu zou ik hier eigenlijk moeten schrijven dat dit zonde is en vervolgens alle pluspunten van Wales opsommen. Helaas ben ik nog maar een week in dit immer regenachtige land en heb ik nog niet genoeg ervaringen opgedaan om mensen ervan te kunnen overtuigen dat Wales een schitterend, zelfs sprookjesachtig land is. Wat ik wel heb geleerd in die ene week is dat de mensen hier heel open en vriendelijk zijn. Veel mensen beginnen zomaar een praatje met je en willen weten of alles goed bevalt in hun land. Ik ben nog niemand tegengekomen die me niet wilde helpen bij mijn zoektocht over de campus of door de stad. Ook heb ik gezien dat Wales niet zo verpest is door industrialisatie als ik had gedacht. Op mijn treinreis van Bristol naar Swansea heb ik het een en ander van de schitterende omgeving kunnen zien. Ook rondom Swansea is de omgeving mooi en er zijn overal oude kerken, kastelen en ruines te vinden. Jammer, maar voorspelbaar, is dat het weer hier even slecht is als in Nederland. Ik vermoed dat ik in de komende vijf maanden nog veel over Wales te weten zal komen en later kan ik misschien wel schrijven waarom Wales bijzonder is, maar zoals ik het nu zie is Wales leuk, maar niet bijzonder mooi of überhaupt bijzonder. | - Advertentie -

Voor al uw feesten en borrels! | 24

De Grote Wim

van Kleurs wedstrijd!

Tekening: Ruud Vos Kleur deze tekening zo mooi mogelijk in. De mooiste tekening zal de volgende keer in kleur achter op het HInT te zien zijn. Wim van Meurs zelf zal de jury vormen. In het midden van dit blad vind je de tekening op A4-formaat zodat je niet in het HInT hoeft te scheuren. Lever je tekening voor 1 maart in op de GSV-Kamer!

| HInT

Lustra De historie van GSV-jubilea Door Rob Janssen

Al eerder – in HInT 5 van 2008 – schreven wij over de traditie van lustrumvieringen van de GSV. Nu het moment echt bijna daar is dat GSV 25 jaar bestaat, lijkt het ons tijd om te kijken hoe enkele van de vele lustra van GSV – het zijn er meer dan vijf! – zijn gevierd. Wij hebben gekozen voor de lustrumvieringen van 1994, 1996 en 2000. In 1994 werd voor het eerst afgeweken van de traditie van de schrikkellustra. In 1996 was de vereniging op de helft van de huidige leeftijd (en in huwelijken et cetera is 12,5 jaar ook een mijlpaal – we smokkelen even een half jaartje…) en in 2000 werd GSV zestien jaar oud, wat volgens de Nederlandse wetgeving betekent dat GSV vanaf dat moment legaal bier mocht kopen. Maar even terug naar het begin. Op 29 februari 1984 werd de GSV officieel opgericht. Dat de dies een schrikkeldag was, was natuurlijk een grap die alleen geschiedenisstudenten konden bedenken. Daarbij kwam het voordeel dat er slechts eens in de vier jaar een dies gevierd kon worden (diesvieringen waren ook te corporaal in de ogen van de oprichters), waardoor het eerste echte lustrum nog tot minstens 2004 (vijf keer vier) op zich zou laten wachten. Doordat de vereniging – en het is eigenlijk een schande voor een geschiedenisclub – haar eigen geschiedenis en de eigen tradities niet goed kent, hebben zich in de loop van de tijd twee soorten lustra ontwikkeld. Allereerst een regulier lustrum, dus om de vijf jaren. In 1994 werd, zoals we zien, voor de eerste keer zo’n soort lustrum gevierd. Daarnaast is er sinds het begin van GSV het schrikkellustrum, dat gevierd wordt op en rondom de officiele verjaardag va GSV, 29 februari. Sinds de oprichting hebben er reeds zes schrikkellustra plaatsgevonden, en volgens onze telling – maar wellicht hebben we iets over het hoofd gezien – zijn er sinds 1984 minstens twee (inclusief de huidige) reguliere lustra gevierd. Tien jaar GSV werd in 1994 gevierd met het verschijnen van een lustrumweek en een almanak. De titel 10 jaar Excalibur liet echter weinig kennis van de historie van de vereniging zien, aangezien ‘Excalibur’ op dat moment pas een kleine zeven jaar aan de naam was toegevoegd. In 10 jaar Excalibur blikten verschillende GSV-coryfeeën terug op hun tijd. Er waren verschillende feestelijke activiteiten geconcentreerd in de lustrumweek van 1994. In het kasteeltje Huize Heyendael op de campus werd de lustrumalmanak aangeboden aan de rector magnificus, Prof. Van Els. Op het campusterrein waren er verschillende ludieke acties, met als hoogtepunt een heuse beul in de hal van het Erasmusgebouw. De kersverse hoogleraar Peter Raedts gaf in stamcafé ’t Haantje een gloedvol betoog over de theorie van ‘de lange Middeleeuwen’, waarna er flink geborreld werd. Op vrijdag was er ter afsluiting een historisch diner en feest in het Wijnfort te Lent, waarbij de gasten geacht werden als historisch personage verkleed te komen. Het was, zo lezen we in HInT 2 van 1994, opvallend “dat veel heren er genoegen in schenen te scheppen als vrouw verkleed te gaan.” | 26

februari 2009 |

Het volgende schrikkeljubileum in 1996 (het twaalfjarig bestaan) werd opgefleurd met kekke jasjes en dasjes voor de GSV’ers. Tijdens het over het algemeen als ballerig beschouwde bestuur van Bas van Rooijen waren voor f 50,- de ‘nu al legendarische Excalibur-jassen’ te koop. Dit waren rood gevoerde windjacks met het verenigingswapen – een zwaard vanzelfsprekend – in het zwart of wit er op gedrukt. Voor de helft van de prijs waren GSV-dassen te koop. Het is vooralsnog bij ons onbekend hoeveel van deze artikelen verkocht zijn in 1996. Het lustrum werd georganiseerd rondom het thema ‘bandeloosheid’ en het programma bestond uit een lezing van Gerard Rooijakkers over bandeloosheid en jongeren, een film op 27 februari, een luxe diner in De Vereeniging, een historisch bal in De Mark (nu Piecken) op 28 februari en op de echte dies een officiële diesborrel met VIPs. Ook in 2000 werd er een GSV-jubileum gevierd. Geheel in de traditie van de schrikkeljubilea werd het zestienjarig bestaan van de vereniging luister bij gezet met een borrel, een feest, een jubileum-boekje en een lezing van Amerika-deskundige Maarten van Rossem. Emil Uriot, die in HInT terugblikte op de jubileumweek, verzuchtte op prozaïsche wijze dat de avond met de bekende Utrechtse historicus maar “snel vergeten moest worden”: “CC5 zat vol. Vol tot aan de nok. En dat allemaal voor één persoon die er niet eens erg gezond en aantrekkelijk uitzag.” Over de inhoud van Van Rossems lezing was Uriot evenmin te spreken: “Wetenschap met een scheve baret heet zoiets bij ons thuis.” Het mocht de pret tijdens de jubileumweek niet drukken: penningmeester Uriot blikte terug op een voor het bestuur memorabele week, waarbij de opkomst bij de andere activiteiten (nadrukkelijk ook van de kant van de staf) overigens wel tegenviel. Zoals we zien zijn er in het 25-jarig bestaan van GSV minstens zeven lustrumvieringen geweest. Het ene was een groter succes – of er is meer van verschenen in het HInT, of overgebleven in het archief – dan het andere. Rest ons niets anders dan de GSV vanaf deze plek een fijne verjaardag toe te wensen. In de traditie van de schrikkellustra kan deze februari het zes-en-een-kwartste lustrum gevierd worden. Gelukkig heeft het bestuur toch gekozen voor een iets lekkerder bekkend lustrum gekozen: vijf keer vijf. En hoewel er wordt afgeweken van de schrikkellustrumtraditie, afwijken van de traditie lijkt ook GSV-traditie te zijn. Mocht de vereniging over 75 jaar een eeuwfeest vieren, dan kunnen we eindelijk een gelijktijdig regulier en schrikkellustrum van GSV vieren. |

Aan het einde van dit collegejaar verschijnt een boek over de 25-jarige geschiedenis van Geschiedenis Studenten Vereniging Excalibur. Onder leiding van Rob Janssen en Lennert Savenije wordt momenteel hard aan dit boek gewerkt. Het boek zal op 5 juni feestelijk worden gepresenteerd. Houd voor de laatste ontwikkelingen de lustrumsite van de GSV (www.gsvlustrum.nl) in de gaten!

27 |

| HInT

HisKok - Pasta al Volpi Door Peter Kerris en Bram Verheij

Op de historische dag dat de eerste zwarte president van de Verenigde Staten van Amerika werd geïnaugureerd zaten uw razende reporters aan tafel bij een oude bekende. De huidige eerste- en tweedejaars hebben wellicht ooit enkele van zijn gevleugelde uitspraken gehoord, maar helaas niet zelf van de wijsheid van Koen Vossen kunnen leren. Anderhalf jaar geleden verruilde hij de afdeling Politieke Geschiedenis in Nijmegen voor Politicologie in Leiden, maar uit het oog betekent niet per definitie uit het hart. Voor deze editie van HisKok hebben wij een bezoek aan hem gebracht; een zeer geslaagde avond. “Ah jongens, kom binnen. Biertje?” Nog voor wij goed en wel binnen waren kwam deze begroeting ons tegemoet bij ons bezoek aan Koen Vossen. Er was duidelijk gerekend op de komst van studenten. Een kwartier later zaten wij met blikjes Heineken in de hand te kijken naar de inauguratie van Barack Obama. Zijn jonge zoon, Kas, had hierop het volgende te zeggen: “Oo-Bah-ma”. Nadat hij werd uitgelokt door te zeggen “Yes we..” wist hij ook deze zin af te maken met “Can!”. Helaas is hij waarschijnlijk nog te jong om zich dit historische moment later te herinneren, zoals de huidige generatie geschiedenisstudenten zich graag meer zou herinneren van de val van De Muur. De mening van Vossen over de toespraak was duidelijk. Sommige uitspraken van Obama waren vrij links voor een Amerikaan, maar “dat wordt ruimschoots gecompenseerd door alle populistische leuzen en patriottistische verwijzingen naar de Grondwet.” Al met al behoorlijk tegenvallend dus, al was het maar omdat er geen catchy oneliner in zat. Zelf doet hij tegenwoordig onderzoek naar populisme in de Nederlandse politiek, waarbij hij Geert Wilders en consorten in een breder historisch perspectief plaatst. Wilders kan nog op enig respect rekenen omdat hij politiek erg getalenteerd is en overtuigd van zijn standpunten; Rita Verdonk komt er in Vossens oordeel minder goed vanaf: “Die weet niet wat ze wil, heeft geen duidelijk standpunt. Ik vraag me af hoe dat afloopt.” Wel vindt Vossen het erg jammer dat Wilders en zijn PVV erg anti-intellectueel zijn en niet mee willen doen in het wetenschappelijke debat. Naast zijn onderzoek naar populisme heeft Vossen enige praktijkervaring met burgerlijke ongehoorzaamheid: “Ik woon hier dicht bij de Utrechtse wijk Ondiep, dus die rellen heb ik vanuit hier bijna kunnen horen.” Ingrediënten: Na de historische televisie-uitzending begon Vossen met (4 personen en een peuter) het diner. Op de vraag of we ergens mee kunnen helpen 500 gram Tagliatelle antwoordt hij: “Ach, welnee! Willen jullie nog een biertje? Ze Potje groene pesto staan buiten.” Met Kas als toezichthouder ging de docentBakje knoflookboter (a la turned-huisvader aan de slag. De champignons werden in Paturain) blokjes gesneden en in de pan gegooid. De knoflookboter 250 gram champignons 400 gram hamblokjes volgde. Intussen kookte de tagliattelle op de andere pit. “Maaike,” riep hij naar zijn vriendin, “dit is toch wel genoeg? | 28

februari 2009 |

Anders hebben we ook nog wel pasta van gisteren hoor,” stelde Vossen ons gerust. Toen de boter gesmolten was voegde de kok de pesto en hamblokjes toe en roerde het geheel om tot een perfecte Pasta al Volpi-saus. De salade met cherrytomaatjes en dressing maakten het avondeten compleet. Rond de klok van zeven schoven we met het jonge gezin aan tafel. Tijdens het eten kwam het gesprek op veel verschillende zaken. Van hoe het nu is om politicologie te doceren in Leiden tot de hobby’s van Koens wederhelft Maaike. Maaike blijkt minder van het government en meer van de governance te zijn. Na haar studie Fysische Geografie is zij nu consultant bij een milieuadviesbureau. Daarnaast speelt ze viool en is ze momenteel opnieuw in blijde verwachting. De taken in het huishouden lijken overigens eerlijk verdeeld. Beide ouders hebben één dag per week respectievelijk pappa- en mammadag. Is er nu veel verschil tussen het doceren in Leiden en in Nijmegen? Vossen: “Politicologiestudenten zijn toch wel anders, ze benaderen je veel directer, wat in Leiden neerkomt op een grotere mond. Het is algauw ‘je’ en ‘jij’. In Nijmegen was dat wel anders.” Verder hekelt hij ook de groter wordende groepen historici-in-spé. “Het wordt een beetje een rechtencultuurtje. Mensen die niet weten wat ze willen doen gaan maar geschiedenis studeren, met als gevolg dat je college staat te geven voor een zaal die maar voor de helft geïnteresseerd is. Maar met een beetje geluk wordt dit in het tweede jaar er wel uit geselecteerd. De politicologen in Leiden zijn vaak veel meer betrokken bij de studie, gemotiveerder. Ook bij de politiek op zich.” Het mag geen geheim zijn dat Vossen een politiek geschiedkundige is en niet goed snapt wat mensen met Oudheid en Middeleeuwen moeten. “Ik kan me bij die tijdvakken helemaal niets voorstellen, hoe de mensen toen leefden en dachten. Moetjes, noemde ik dat vroeger. Specifieke vakken die niet voor iedereen interessant zijn, bijvoorbeeld GNK en Gender tegenwoordig.” Als dessert kregen we Mona-kwark in de smaken vanille en banaan. Op de vraag of hij de mensen in Nijmegen – met name zijn voormalige collega’s – mist: “Nou, ik kom ze nog wel geregeld tegen. Want laten we eerlijk zijn, daar zijn die congressen en boekpresentaties toch ook voor bedoeld? Je komt er nog eens uit en ziet weer eens wat mensen! Soms ook studenten, hoor.” Wel vindt Vossen dat er een andere lunch- en koffiecultuur heerst in Leiden. “In Nijmegen ging ik bijna nooit lunchen met iemand van de staf. In Leiden heb je aparte kantines voor studenten en docenten, en daar heerst de lunchcultuur heel erg. Van de andere kant schuif 29 |

| HInT

je dan minder makkelijk aan bij studenten, iets wat ik in Nijmegen graag deed. Dat mis ik wel, het goede contact met studenten. Bij geschiedenis in Nijmegen zag ik hele generaties van studenten groeien en zich ontwikkelen. In Leiden geef ik veel gespreide cursussen, bijvoorbeeld in het Engels voor buitenlandse studenten of voor ambtenaren op de Campus Den Haag.” Wat vond Vossen nou het leukst in Nijmegen? De grote reis naar Wenen, Bratislava en Boedapest (“zoiets doen ze hier helaas niet”), alsmede de namen van enkele notoire eeuwige studenten komen voorbij. “Maar het leukst vond ik toch echt het onderwijs. Het beter zien worden van studenten door de jaren heen. Ik heb sommige studenten van het eerste jaar tot aan de afstudeerscriptie in de groep gehad en het is mooi om te zien hoe die mensen door de jaren heen groeien. Daarnaast vond ik enkele vakken die ik gaf erg leuk, zoals het onderzoekscollege over de NSB. En natuurlijk de meer internationale vakken, zoals het themacollege over de Spaanse Burgeroorlog, of de werkgroep ‘Europa’ Angst vor Deutschland. Dat heb je bij Politicologie niet. Het is gek: als politiek historicus behoorde ik altijd tot de ‘harde’ kant van het vakgebied, terwijl ik in Leiden juist ben aangenomen omdat ze een ‘softere’, dat wil zeggen minder cijferfetisjistische, benadering op prijs stelden. Dat soort statistici kunnen trendbreuken niet verklaren, zoals de opkomst van Fortuyn. Óf de verkiezing van Obama. In Leiden zijn er collega’s die tot op de dag van de verkiezing volhielden dat een zwarte man nooit president van de VS zou kunnen worden.” Kas heeft daar echter een verklaring voor: “Yes we can!” | - Advertentie -

| 30

| HInT

ViaVia - Huub Bellemakers Door Arlette van Lint en Coen Pouls

“Ja, er is leven na je studie,” kopt geschiedenis-alumnikring Dr. Huijbers op hun gedeelte van de website van de opleiding. Na je studententijd ga je reizen, promoveren of werken en begint een carrière. In deze rubriek gaan we op zoek naar de arbeidsperspectieven van een historicus. Ditmaal een interview met Huub Bellemakers, ruim een jaar geleden afgestudeerd en inmiddels werkzaam als webredacteur en internetcampaigner bij GroenLinks. Studie en studentenleven Huub Bellemakers (1979) werd geboren in Tilburg. Na de middelbare school besloot hij het avontuur op te zoeken en een jaar naar Hongarije te gaan. Aanvankelijk wilde Huub Biologie gaan studeren. “Maar toen zat ik in Hongarije en toen dacht ik: ik kan eigenlijk ook in mijn vrije tijd door de bossen lopen en een beetje rondkijken. Dat vind ik toch het leukste aan biologie.” Toen hij zich dit realiseerde, zag hij in Geschiedenis een mooi alternatief. “Geschiedenis, dat is mooi algemeen en zo, maar ik heb daar verder niet over nagedacht en geen enkele voorlichtingsdag gevolgd.” Ook zijn keuze voor de stad Nijmegen was redelijk impulsief. “Vanuit een misplaatst provincialisme dacht ik, Amsterdam vind ik stom en ik vond Groningen te ver weg, waardoor ik uiteindelijk voor Nijmegen koos.” In 1997 begon Huub aan zijn studie Geschiedenis in Nijmegen. “Ik heb me toen prima vermaakt. Met veel van de mensen uit mijn mentorgroep heb ik nog veel contact. Ik ben actief geweest voor de GSV via het HInT en heb in de USR gezeten.” Ondertussen liepen de eerste drie jaar van zijn studie voorspoedig. Daarna werd het voor hem wat erg vrijblijvend en liep hij grote studievertraging op. Hij volgde veel verschillende soorten vakken, waaronder Oost-Europese geschiedenis in Amsterdam en enkele vakken bij Rechten en Politicologie. Een docent die hem nog altijd is bijgebleven is Guy Mans, zijn werkgroepdocent voor Bronnen van de Nieuwste Geschiedenis. “Die is nooit gepromoveerd, maar deed in principe wel de taken van een professor, ten minste op onderwijsgebied. Een beetje rare man, met een Lenin-buste op zijn bureau, die eiste dat wij een hypermoderne kaartenbak gebruikten . Toen moesten we voor een opdracht een bibliografie maken en kreeg iemand het voor elkaar om een twee te halen. Dat had ik nog nooit meegemaakt.” Zijn scriptie schreef hij over contacten tussen Nederlandse en Hongaarse protestanten tussen 1956-1965. In de lange tijd die hij met zijn scriptie bezig was versleet hij drie begeleiders. “Ik ben in 2001 begonnen bij Guy Mans, toen begeleidde Remieg Aerts mij een tijdje en uiteindelijk ben ik in 2007 afgestudeerd bij Wim van Meurs.” | 32

februari 2009 |

Arbeidsmarkt In zijn studiejaren is er niet heel veel aandacht geweest voor het leven na de studie, maar in zijn tweede jaar kreeg hij het vak Historicus en Samenleving met onder andere Paul Klep als docent. “Dat was deels bedoeld om ons voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Daarbij moesten we een werkstuk maken over een afgestudeerd historicus en hoe die het op de arbeidsmarkt had gedaan. Dat was in die zin eigenlijk de enige voorbereiding die we hebben gehad. Daarnaast hadden we nog vrije studieruimte, die we met een stage konden invullen.” Desondanks is Huub positief over de opleiding, al heeft hij wel ervaren dat het moeilijk is om aan een goede baan te komen. “Ik vind het nog steeds een hele goede opleiding. Alleen de ellende is dat je gewoon vaak afvalt omdat je door een eerste selectie moet komen die wordt uitgevoerd door een half stupide HBO’er, die de waarde van een geschiedenisopleiding niet snapt.” Bij Huub liep de tijd tussen studie en werken in elkaar over omdat hij al zo lang met zijn scriptie bezig was. “Ik was al lang bezig met werk zoeken en werd uiteindelijk via de archivaris van het KDC geholpen aan een baantje bij een heel raar archiefje, Stichting Vakbond Historisch Archief Nijmegen. Ik moest hier een website opzetten en nog wat van die dingen.” Daarna heeft hij voornamelijk een beetje freelance geklust. Hij zocht echter naar een vaste baan waar hij een aantal dagen in de week naar toe kon. Hij was echter niet specifiek op zoek naar een studiegerelateerde baan. “Álles is natuurlijk geschiedenisgerelateerd, maar ik was niet direct op zoek naar iets écht historisch. Er zijn mensen die bijna geil worden als ze in een archief zijn, maar ik heb geen ultieme historische sensatie als ik een oud papiertje vind. Ik denk dat ik meer een man van de actualiteit ben, dan van de echte geschiedenis.” Daarna heeft hij nog wat andere baantjes gehad. Zo werkte hij een tijdje bij een uitgeverij als webredacteur en bij een uitgeverij met computerbladen. “Maar daar ben ik uitgetrapt omdat ik te eigenwijs was. Dat heb ik dus tijdens mijn studie aangeleerd in werkgroepen. Nu begin ik met een baan als webredacteur bij GroenLinks.” De problemen waar Huub zoal tegenaan liep waren de mensen, die de waarde van Geschiedenis op de een of andere manier niet inzien. Uiteraard had hij ook last van het gat in zijn CV ten gevolge van zijn lange studie. “Ik heb heel erg lang gestudeerd, te lang denk ik. Dat schrikt mensen ook af.” Volgens Huub zijn er veel organisaties die niet meteen op historici zitten te wachten. De positie als historicus wordt echter gaandeweg steeds beter. “Als je eenmaal werkt kom je daar goed uit en kom je snel verder. Wat dat betreft had Paul Klep ook gelijk, dat je als historicus inderdaad iets extra’s te bieden hebt. Maar je moet eerst ergens binnen komen. Ik denk dat historici één van de weinigen zijn die alle academische vaardigheden onder de knie hebben, en die ook echt beredeneerd verbanden kunnen leggen, zowel met het verleden als met dingen nu.” Tips van Huub zijn onder andere om stage te gaan lopen. “Als je van schrijven houdt, ga dan ergens voor schrijven, of begin een eigen weblog. Dat heb ik pas vorig jaar gedaan, overalleseenmening.nl, maar dat had ik veel eerder moeten doen. Daarnaast moet je lekker genieten van je studentenleven en lang studeren, maar niet té lang.” |

33 |

februari 2009 |

Jaargetal - 1191 Door Mike van de Weijer

God moet de beste makelaar ooit zijn, misschien wel een bankier die de kredietcrisis waardig is. Al eeuwen lang weet hij mensen te bewegen huis, haard, hypotheek en huid op te geven voor een stuk land dat, als het op de vrije markt zou zijn, nog niemand zou willen hebben al kreeg hij er geld bij. Hij heeft daarvoor maar één woord nodig: 'Beloofd'. Want dat is zijn land. Aan iedereen, jammer genoeg, als was het een financieel derivaatproduct met teveel clausules en dubbele bodems waarvan Wouter Bos ook niet weet hoe het zit. Want, laten we eerlijk zijn, die mensen die in 1191 alwéér op kruistocht waren (voor de derde keer al), hadden toch ook best wel ergens anders heen kunnen gaan. Als je een kind tegenwoordig drie keer op rij meeneemt op vakantie naar hetzelfde land, laat staan dezelfde camping, kom je in de problemen. Vooral als blijkt dat de bevolking toch niet zo gastvrij is als in de Lonely Planet-gids vermeld was en er eigenlijk, behalve een stad die in de top twintig van vaakst verwoeste steden ter wereld niet zou misstaan, geen zak te beleven was. Je kunt het ze niet kwalijk nemen, die kruisvaarders, dat ze na een paar keer geprobeerd te hebben Jeruzalem te krijgen en het te houden, ze naar (toeristisch of economisch) interessantere plaatsten trokken, zoals Tripoli (niet die in Libië, maar die andere) en Egypte. Maar ja, beloofd is beloofd. Dat zal best, zullen ook middeleeuwers gedacht hebben, maar als mij geen eeuwig zielenheil beloofd was zat ik nu ook met m'n maten in de kroeg achter een pul blond schuimend bier. En waar is het contract trouwens? Als een echt slimme zakenman van het kaliber Hank Paulson, Bernard Madoff of Rijkman Groenink is dat natuurlijk verdwenen en weet niemand meer wat de waarde is van het onderliggende onroerend goed. Er zijn nog moderne kruisvaarders die het vechten om het Beloofde Land serieus nemen, hoewel wij West-Europeanen het al grotendeels opgegeven hebben. De mensen die om het Beloofde Land vechten zijn grofweg onder te verdelen in twee groepen. Degenen die willen dat het joods wordt kun je zionisten noemen, degenen die er een islamitische staat van willen maken zijn dan de islamisten. En mensen die het allemaal geen zak kan schelen die er het liefst zo snel mogelijk weg zouden zijn? Die heten vluchtelingen. |

35 |

| HInT

Treinen op dood spoor De morele plicht om te herinneren Door Meike Lucas

Het geheugen van een individu is een vreemd gegeven. Het is een bewaarplek voor trauma’s, een plek van therapie en voor genezing. De wens om sommige dingen simpelweg te vergeten is in veel gevallen sterk. Vooral als het gaat om vervelende en nare gebeurtenissen, die het toekomstige geluk van een individu in de weg staan. Het collectief geheugen daarentegen werkt anders. Het collectieve geheugen is een kunstmatig geheugen. De herinneringen die hierin bestaan, zijn als het ware technische geconstrueerd. Vaak zijn wij geen ooggetuigen geweest van een bepaalde gebeurtenis, maar afhankelijk van de wil van het collectief, bestaat er een drang om deze gebeurtenissen te herinneren en niet te vergeten. Maar waarom moeten wij herinneren? Met deze vraag opent Prof. Dr. Jean-Pierre Wils, decaan bij de faculteit Religiewetenschappen, op 27 januari de Holocaust Memorial Day in de aula in Nijmegen. Auschwitz is zo’n collectieve herinnering. Dit kamp staat symbool voor de vernietigings- en concentratiekampen van de nazi’s verspreid over heel Europa. Het is een herinnering die wij hebben opgenomen in ons collectief geheugen, omdat de wil bestaat de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet te vergeten. Volgens Jean-Pierre Wils hebben wij de morele plicht te herinneren. We zijn zelf geen ooggetuigen geweest en het minste wat wij voor de slachtoffers die dagelijks in de herinnering leven, kunnen doen is het ons blijven herinneren. Voortbordurend op dit thema is er op 27 januari, de Auschwitz Memorial Day, 67 jaar na de bevrijding van het vernietigingskamp, een avond georganiseerd door het Soeterbeeck programma, het Heyendaal onderzoeksprogramma, de faculteit der Religiewetenschappen en het stedelijk 4 & 5 mei comité. De belangrijkste spreker deze avond is een ooggetuige. De 85-jarige Fred Schwarz heeft een boek geschreven over zijn herinneren aan zijn verblijf in Westerbork, Theresiënstadt en Auschwitz. Tijdens de ruim twee uur durende lezing vertelt hij verassend gedetailleerd over zijn belevenissen in deze verschillende werkkampen en de uiteindelijke bestemming Auschwitz. Als Fred Schwarz 15 jaar is, vlucht hij via Keulen naar Amsterdam, waar zijn broer Frits al een tijdje verblijft. Hij heeft het grote geluk dat hij daar geholpen wordt en als geregistreerde vluchteling onderdak en eten krijgt. In juli 1940 wordt Fred samen met zijn broer Frits naar het werkkamp Westerbork gebracht. Hij leert daar een vak, hij wordt naaimachinemonteur en ontmoet in het kamp Carrie, er bloeit iets moois op tussen hen. Naast deze alledaagse gebeurtenissen, is het leven in Westerbork alles behalve alledaags. Vanaf mei 1942 worden ook de Joodse kampbewoners verplicht om een Jodenster op de lompen die zij dragen te bevestigen. Fred en zijn broer zijn in deze periode regelmatig getuigen van de transporten van grote groepen kampbewoners naar andere kampen. Waar deze mensen precies naartoe gaan, blijft onduidelijk. De naam Auschwitz is bekend, maar wat daar gebeurt, blijft voor de bewoners van Westerbork slechts gissen. In september 1944, | 36

februari 2009 |

na een relatief rustige periode met weinig transporten, gaat het gerucht dat er meer dan 2000 mensen zouden worden getransporteerd. Het grootste gedeelte gaat naar Auschwitz, maar Fred, Frits en Carrie hebben het ‘geluk’ dat zij naar Theresienstadt worden gebracht. Dit geluk houdt voor Fred in dat hij in Theresienstadt, gelegen in een oude stad in Tsjechië, zijn broer en vriendin naast zich heeft. Dat het er anders aan toegaat dan in Westerbork wordt tijdens het eten al snel duidelijk. De kampbewoners krijgen heerlijk eten, in vergelijking met het voedsel in Westerbork, maar geserveerd in minimale porties. Een normale portie is veertig gram soep en een stuk brood van dertig gram voor een volwassen persoon . Niet verassend, maar daarom niet minder gruwelijk, is dan ook het feit dat van de 76.000 kampbewoners er 30.000 Theresienstadt niet overleven. Na enkele maanden kunnen ook Fred en zijn broer er niet aan ontkomen, ze worden op transport gezet naar Auschwitz. De sfeer die hij beschrijft terwijl de trein Auschwitz nadert, is zo gedetailleerd en naargeestig, dat je de situatie als luisteraar het voor je ziet. Pas vanaf het moment dat Fred en de andere kampgenoten uit Theresienstadt zijn aangekomen in Auschwitz, beseffen zij zich wat zich hier voor verschrikkelijks afspeelt. Schwarz beschrijft dit in een korte anekdote. Terwijl ze geslagen en geschopt worden in de rij bij de ingang van het kamp, ontstaat er al snel een splitsing. Sommige mannen worden naar rechts gestuurd, anderen gaan naar links. Een vader en zoon worden gescheiden. De vader gaat naar links en een commandant vraagt aan de zoon of hij enig idee heeft waar zijn vader is. De zoon antwoord ontkennend en de commandant vraagt of hij het wil weten. Hij wijst naar de rookwolk in de lucht, die opstijgt uit de verbrandingsoven en zegt lachend: “Daar is je vader, we hebben hem net verbrand. Wat dachten jullie anders dat we met jullie zouden doen? Rotjoden!” Vanaf dat moment beseffen Fred en Frits dat ze ontzettend veel geluk moeten hebben, willen zij dit kamp overleven. Vanaf moment één is dit kamp vergeleken bij eerdere kampen een hel. Ze krijgen slecht te eten en de dag dat zij wel lekkere soep krijgen, wordt hen door een kampbewaker opgedragen de hete soep zo snel mogelijk naar binnen te werken. Fred beschrijft de brandende pijn die hij voelt na de laatste slok. De kampbewaker lacht hen uit, terwijl hij hen vertelt dat de soep vol zout zat. Na enkele maanden is het geluk opnieuw aan hun zijde. Via een medekampbewoner krijgen Fred en Frits de kans om buiten Auschwitz met honderd andere mannen te gaan werken in Meuselwitz in een fabriek. Het werk is zwaar, maar uiteindelijk blijkt dit de redding van Fred en Frits. Half april worden ze bevrijd en overgeleverd aan de Amerikanen. Fred keert terug naar Nederland en in Eindhoven wordt hij herenigd met zijn grote liefde Carrie, met wie hij trouwt en nu, 64 jaar later, nog steeds samen is. Wat draagt het verhaal van Fred Schwarz, naast dat het ontzettend intrigerend, ontroerend en schokkend is om te horen, bij aan de herinneringsvraag? Volgens Jean-Pierre Wils zorgen getuigen als Fred Schwarz ervoor dat mensen de herinnering wel móeten behouden. Het is een morele verplichting tegenover alle slachtoffers. In mijn ogen maakt het verhaal van Fred Schwarz juist door de kleine ontroerende en onthutsende anekdotes de herinnering levend voor mensen zoals jij en ik. |

37 |

| HInT

De Oscar en de Razzie Door David Croese

Binnenkort worden de filmprijzen voor de beste en de slechtste films van het jaar uitgereikt. David Croese bespreekt twee van de kanshebbers: eentje voor een Oscar (The Curious Case of Benjamin Button) en eentje voor een Razzie (The Hottie and the Nottie). The Hottie and the Nottie Mooi zijn is een vereiste om mee te tellen in de wereld. Met name voor een vrouw is dat maar al te duidelijk. Hotties worden gezien en notties ‘not’. De lelijke notties slagen nooit, maar hotties weten daarentegen wél wat succes is. Een lelijkerd met een beetje karakter doet er dan ook maar het beste aan snel mooi te worden. Het is zomaar een greep uit de opzienbare levenslessen die in 'The Hottie and the Nottie' tot ons komen. Mét Paris Hilton zelfs. Dat kan bijna niet meer stuk. De hottie in de film is Cristabel Abbott (Hilton) en de afschuwelijk lelijke en eigenlijk net zo smerige nottie is June Phigg (Christine Lakin), die bovendien weinig sympathiek overkomt. Beiden daten niet. June niet omdat elke man haar - terecht - uit de weg gaat en Cristabel niet omdat ze June's beste vriendin is en alleen aan de man wil als June ook wat weet te scoren. Ai. Dat ziet er niet goed uit voor Nate Cooper (Joel David Moore), die (in de film om volstrekt logische redenen) al zijn hele leven met Cristabel het bed in wil. Maar alles kan als je maar genoeg je best doet, dus Nate zet alles op alles om June aan de man te krijgen. Of beter, een man aan June te krijgen. Hij probeert het met omkoperij, hypnoses en meer, maar het ziet er na alle probeersels nog steeds slecht uit. De arme Nate, zou hij dan nooit seks hebben met Cristabel? Ondertussen begint de nottie door een reeks van schoonheidsbehandelingen steeds minder not te worden. Het is ongelooflijk maar waar, de persoonlijkheid van June verandert zowaar mee met haar uiterlijke verbeteringen. Niet andersom, al hebben de makers van de film je daar - als je om weinig verrassende redenen nét even wat minder goed oplet - bijna even tuk. Alles, maar dan ook echt álles in de film draait om schoonheid. Hilton moet zich als een vis in het water hebben gevoeld. En eerlijk is eerlijk, geacteerd wordt er in de film sowieso niet echt en de dialogen zijn van soms van zo'n stuitend niveau dat het bedenkelijke acteerwerk eigenlijk niet eens zo veel weerzin meer oproept. Wat dacht je van deze: "A life without orgasms, is like a life without flowers". Een beetje man vindt dat natuurlijk leuk. Dat de steenrijke erfgename geen karakteractrice is, moet haar dan maar even worden vergeven. De kracht van tegenstellingen, dat hebben de makers van 'The Hottie and the Nottie' wel begrepen. De uiterlijke vormen spreken boekdelen en de binnenkant blijft leeg. Er bestaat na een net zo voorspelbaar als bedenkelijk einde een nog steeds vreemde en koude moraal, terwijl nou net een beetje warmte de film nog enige waarde had kunnen geven. Liefde doet er niet toe, op wat decoratie van lege kreten na wellicht. Van chemie tussen wie dan ook is geen enkele sprake. Weg met de sprookjesachtige romantiek en welkom in de echte wereld, waar mooie borsten en kont nou eenmaal belangrijker zijn dan dat overschatte innerlijk. Iedereen die dat niet inziet heeft van de wereld duidelijk niets begrepen. | 38

februari 2009 |

The Curious Case of Benjamin Button Dat is nog eens prettig het nieuwe jaar beginnen. Met het fantasievolle 'The Curious Case of Benjamin Button' laat David Fincher de ijzingwekkende thrillers en zogenoemde mindfucks even voor wat het is. Maar ook dit genre lijkt hem op het lijf geschreven. De film ontving dertien Oscarnominaties en niet onterecht. In 'The Curious Case of Benjamin Button' lijdt de titelheld, gespeeld door Brad Pitt, aan een bijzondere afwijking. Hij wordt geboren als een oude man en wordt vervolgens lichamelijk niet ouder, maar jónger. Zijn jeugd is dan ook alles behalve normaal. Als hem wordt gevraagd hoe oud hij is zegt hij netjes dat hij zeven is, maar voegt daar aan toe, “but I look much older”. Iedereen lacht. Benjamin wordt aangezien voor een bejaarde, maar is nog gewoon een kind. Een kind dat net zo op wil groeien als ieder ander kind, maar die wens nooit in vervulling zal zien gaan. De bejaarde kleuter Benjamin verovert al meteen het hart van de kijker. Hij beweegt onhandig, oogt kwetsbaar en stelt zich in zijn opvallendheid toch bijna onzichtbaar op. Hij kijkt, neemt op en leert. Benjamin blijft echter een buitenbeentje. Pitt speelt deze rol op - voor Hollywoodmaatstaven - bijzonder subtiele wijze. Nergens stapt hij in de valkuil van het overacteren en nooit verliest hij zijn kwetsbare karakter. Noem het kil of koud, maar voor liefhebbers van het iets minder dik aangezette sentiment is dat toch echt een verademing. Ook Blanchett, misschien wel dé actrice van tegenwoordig, doet het als de grote liefde van Benjamin voortreffelijk. Ze groeit op als een gewoon kind, doet wel wat 'normale' mensen doen, maar bevindt zich door haar liefde voor Benjamin tussen twee verschillende werelden. Haar onzekerheden, wensen en teleurstellingen bestaan als ogenschijnlijk simpele expressies, waardoor Blanchett zich goed meet aan haar tegenspeler. De prachtige beelden, de fantastische decors, kostumering en de sfeervolle ragtime en New Orleans jazz doen de rest. Maar nergens probeert de film het verhaal te ontstijgen. Voor een fantastisch drama van twee uur en drie kwartier blijft het een relatief nuchter schouwspel. Met de beide beentjes op de grond dus, waarbij aandacht voor de schoonheid en vergankelijkheid van de dingen altijd op de eerste plaats blijft staan. 'The Curious Case of Benjamin Button' is Hollywood op zijn best. Groots en pakkend, maar met weinig cheesy momenten of goedkoop effectbejag. Het heeft de kunde van een topregisseur als David Fincher nodig om dat te bereiken. De nostalgie waarmee de film is doorThe Hottie and the The Curious Case of drenkt, dringt zich dan ook snel aan de Nottie Benjamin Button kijker op. Alles is veranderlijk. Schoonheid Regie: David Fincher blijft niet en tijden veranderen. Het ene Regie: Tom Putnam moment heb je het goed en het volgende Acteurs: Paris Hilton, Acteurs: Brad Pitt, Cate Joel David Moore, Blanchett, Tilda Swinmoment is dat alweer vervlogen. Als je de Christine Lakin, Greg ton, Jason Flemyng, bioscoop uitloopt heb je je 166 minuten in Wilson, Marianne Mu- Elias Koteas, Julia Oreen andere wereld kunnen wanen, maar ellerleile, Johann Urb, mond Genre: Drama / mysteeenmaal buiten is dat allemaal toch echt Scott Prendergast rie / fantasy Genre: Komedie voorbij. Dan misschien tóch nog maar heel Tijdsduur: 166 minuten Tijdsduur: 91 minuten eventjes wegdromen in die voorbije tijden. | 39 |

| HInT

Boek - The Riddle of the Sands Door Mike van de Weijer

'The Riddle of the Sands' (originele uitgave in 1903, in 2007 heruitgegeven) wordt over het algemeen één van de eerste, zo niet de eerste, spionageroman van de geschiedenis genoemd. Wie het boek leest zal een groot deel van de tijd met gemengde gevoelens naar deze gedurfde uitspraak kijken. Erskine Childers wordt, hoewel hij maar één roman schreef, genoemd als voorbeeld voor latere schrijvers als John Buchan en Ian Fleming, die boeken schreven die beter overeenkomen met huidige ideeën over een spionagethriller. Gedurende vijftien jaar was Erskine Childers werkzaam voor het House of Commons en in de lange vakanties die hij als ambtenaar genoot zeilde hij vaak langs de Duitse, Nederlandse en Deense kusten. Het is ook hier waar ´the Riddle of the Sands´ zich afspeelt. Verwacht vooral geen flitsende achtervolgingen (het meest in de buurt komt een tocht in een roeiboot die zo snel mogelijk afgemaakt moet worden) of snelle locatiewisselingen (heel het verhaal speelt zich af tussen Londen en de Baltische Zee) die je misschien zou verwachten in een verhaal dat door the Times 'the first and best of spy stories' genoemd werd. Nee, 'the Riddle of the Sands' is zeker in de eerste helft het tegenovergestelde van snel en flitsend. Beschrijvingen van dagenlange tochten over zandbanken en door kanalen lijken voor een lezer nog langer te duren dan voor de schippers van de Dulcibella zelf. Wellicht zal een lezer die bekend is met gedateerde Engelse zeiltermen en de navigatie langs de kust van Schleswig-Holstein er meer in lezen, maar het eerste deel van het boek is alleen nuttig als opzet en kennismaking voor de uiteindelijke ontknoping. Dat kennismaken is trouwens helemaal niet moeilijk; er zijn maar acht personages die het onthouden waard zijn. Maar één van deze personages krijgt ook daadwerkelijk een voornaam, zodat ook hierover geen misverstanden kunnen ontstaan. Ook het aantal locaties is beperkt: van de 332 pagina's spelen er hooguit 30 niet op een boot. Toch is het boek beslist niet slecht. Wie zijn verwachtingen tempert en het boek plaatst in de reeks waarin het is verschenen, de Penguin Red ClasThe Riddle of the sics – jongensboeken van rond de eeuwwisseling en Sands (2007) uit de vroege twintigste eeuw – ziet niet een boek dat Auteur: Erskine zo sloom is als een lichtelijk geretardeerde luiaard, Childers maar een werk dat langzaam opbouwt naar een sterke Uitgeverij: Penguin ontknoping, die ik hier natuurlijk niet in teveel woorUK den zal beschrijven. Laten we het erop houden dat je, Omvang: 332 pagina’s als je het boek leest, nooit meer op dezelfde manier naar de Duitse Waddeneilanden zult kijken. | | 40

februari 2009 |

De Cleijne Geschiedenis Door Erik Cleijne

Aangezien mijn kennis meestal in een bunker ligt te slapen als ik mezelf geprikkeld voel om mijn studie te verdedigen tegenover het willekeurige spog der aarde, ben ik overgeleverd aan mezelf, en daar weet ik me dus geen raad mee, omdat ik vaak zelf óók in een bunker lig te slapen als mij allerlei speelsels van kennis wordt aangeboden. Niet wetende wat te doen trok ik dan maar gespannen naar de GSV-kamer. Daar trof ik geen enkele student aan, maar een professor die alle kasten doorzocht. Hij smeet de papieren en frutsels door de kamer heen. Zijn bezwete roze overhemd, en de vernietigde apparatuur deden mij raden dat hij hier al een tijdje bezig was. Even daarvoor had hij de Refter laten zien wat het betekenen zou wanneer men geschiedenis belachelijk maakt, dus ging ik naast hem staan en trok alles uit de kast. “Wat krijgen we nou” brieste hij. “Dit is míjn prachtige Louis Quinze dressoir, en door jouw vette vingers is het helemaal defect, zeg!” Ik begon harder aan de inhoud van de kast te sleuren, en keek hem provocerend aan. Dat sloeg hij niet af, maar sloeg een tandje bij. Samen kegelden we de zorgvuldig verzamelde snuisterijen van de GSV aan een miljoen stukken. Zij aan zij stonden we aan de lopende band, hij en ik, zoals ik me had voorgesteld, die eerste dag dat hij mijn gezichtsveld betrad. Meer elan bezittend dan ik was hij hard op weg om te winnen. Een afleidingsmanoeuvre! Ik hield op met graaien om een paar speakers uit mijn haar te halen en hield ze omhoog om de Hayden die ze voortbrachten goed te laten horen. “Professor, welke componist is dit?” Heel even die aarzeling, dat inhouden, de trilling van zijn wimpers. Ik wist dat hij het niet zou kunnen laten, dus zette nog een extra set speakers neer, nu met Vivaldi. Zijn coördinatie vibreerde even. Een verkeerd beetgepakt porceleinen Marco Polootje miste de vrije ruimte en in plaats daarvan landde het op zijn oog. Retina of niet, een extra tandje bijgezet, een kreet. Opperste concentratie. Ondertussen had ik de kamer verlaten, ingegeven door visies van de poster van een matige, half ontblootte zanger op de deur van mijn huisgenote. Toen ik terugkwam trok ik een dollie voort met daarop twee boxen van 100000 watt, die ik bovenop hun kleine broertjes fratriceerde. Gauw deed ik oordopjes in. Als de meesters het niet voor elkaar zouden krijgen, dan Jan Smit wel. Met een muzikaliteit die zijn harses meer dan evenaart, begon Jantje doortastend rupturen te veroorzaken in des professors onwrikbaarheid. En hij begon te loeien. “GODVERDOMME, BARBAAR!” Wat kregen we nou? Egards kletterde bruut uiteen op de bolletjesvloer van de tiende verdieping. Vier jaar later sta ik nog altijd te kijken van de droom die we die dag samen beleefden. Ik kwam hem alleen maar een handtekening vragen. Die zette hij. Een mooi aandenken aan vijf en een half jaar geschiedenis, in een mooi boek over Europa. Gezet met een benzinestift. | 41 |

| HInT

Minoordeel - Cultuurgeschiedenis Door Koen van Zon

Het kiezen van minoren blijkt vaak een lastige zaak, want wie afgaat op die armetierige regeltjes beschrijving in de minorgids kan nog wel eens bedrogen uitkomen. Vakgroepen van buiten geschiedenis houden er immers vaak andere werkwijzen op na dan historici. De discussie over het niveau van de buitenminoren daargelaten is het dus zaak je geen buil te vallen met de minorkeuze. Na zelf een minder succesvol uitstapje gemaakt te hebben buiten geschiedenis besloot ik daarom in het eerste semester van mijn derde jaar op het vertrouwde nest terug te keren. Je zou het zonde kunnen noemen, want minoren bieden je juist de kans om je horizon te verbreden. Dat is zeker waar, maar de minor in kwestie, cultuurgeschiedenis, biedt je als geen andere historische discipline de mogelijkheid om over grenzen te kijken. Zo gunt het inleidende vak, ‘Een inleiding in de cultuurgeschiedenis’, een blik over de grenzen van de geschiedwetenschap. Naast klassieke cultuurhistorische denkers en stromingen als Huizinga en de Annales wordt in de hoorcolleges van Peter Rietbergen namelijk ook een kijkje genomen in de keuken van verwante disciplines als antropologie en sociologie. In de werkcolleges van Inger Leemans worden deze thema’s verder uitgediept, mede aan de hand van presentaties. De studenten die historiografie reeds afgesloten hebben zal een en ander van dit vak bekend in de oren klinken. ‘Inleiding’ wordt aan het eind van het eerste blok afgesloten met een tentamen; de overige drie vakken lopen in het tweede blok door. Een andere cursus waarbij voor veel historici toch minstens een belletje moet gaan rinkelen is ‘Europa en de niet-Europese wereld, identiteitsvorming en beeldvorming gedurende 2000 jaar’. In deze hoorcollegereeks krijg je de specialiteit van Peter Rietbergen voorgeschoteld zoals menigeen die wel zal kennen van globalisering en andere collegereeksen. Als die colleges je niet konden bekoren zal dit niet het leukste vak van de minor zijn. Was dit wel het geval, dan kan je ook hier je hart ophalen, want niet voor niets wordt ook in deze collegereeks een kijkje genomen buiten de grenzen van Europa. De belangrijkste vragen zijn hoe Europa de niet-Europese wereld door de eeuwen heen beschouwd heeft en hoe beide werelden elkaar beïnvloedden. Deze vragen moeten uiteindelijk met goed gevolg beantwoord worden op een tentamen. Ook in de derde collegereeks, ‘Politieke cultuur, de verbeelding van de macht en de macht van beelden’, krijg je college van Peter Rietbergen. Samen met Remco Ensel wordt vanaf de oudheid tot op heden nagegaan hoe macht van tijd tot tijd is verbeeld en welke macht deze cultuuruitingen op zich hebben. Te denken valt aan architectuur en theater, maar ook aan popmuziek en propagandafilms. Dat maakt politieke cultuur een interessante cursus die op het grensvlak tussen what’s in a name - politiek en cultuur opereert. In tegenstelling tot de overige twee cursussen hoeft hiervoor geen boek aangeschaft te worden; het lesmateriaal wordt verstrekt middels een reader. Deze cursus bestaat ook uit enkel hoorcolleges en resulteert in een tentamen. | 42

februari 2009 |

De cursus ‘Memory Lane, historische cultuur op locatie’ maakt de minor compleet. In het wekelijkse college laat Remco Ensel dan wel Martijn Eickhoff zijn licht schijnen op de historische omgang met het verleden en hoe deze tot uiting komt in de openbare ruimte. In datzelfde college worden vaak teksten uit de reader besproken. Het ‘op locatie’ aspect van de cursus komt in het tweede blok wanneer in een excursie naar het Haags Historisch Museum getoond wordt hoe het verleden van Nederland getoond wordt aan het grote publiek. Naast een verslag van deze excursie sluit je de cursus af met een essay over een casus van historische cultuur in Nijmegen, waarvoor je de nodige tijd in het Nijmeegs archief zal doorbrengen. Deze uitstapjes buiten de grenzen van de collegezaal vormen een leuke afwisseling en maken de cursus zeer interessant en leerzaam. Afsluitend kijk ik met genoegen terug op de minor. Cultuurgeschiedenis biedt je een lesprogramma met het niveau dat je van geschiedenis gewend bent. Niet alleen wordt in de minor een theoretisch kader geschetst, maar ook maak je in een cursus als Memory Lane op een leuke manier kennis met de historische praktijk. Wat mij betreft is cultuurgeschiedenis dus een veilige minorkeuze, maar dat maakt het geen saaie keuze voor de grensverleggende avonturiers onder ons. Hiermee hoop ik een mooie veer in de kont van cultuurgeschiedenis te hebben gestoken, aangezien ik ten tijde van het schrijven dezes nog twee punten van de minor terug moet krijgen. |

Volgende keer in HInT…

Eind april vertrekken ruim dertig studenten en twee docenten naar de Poolse steden Warschau en Krakau. HInT blikt in het volgende nummer alvast vooruit.

In de volgende editie van HInT zal Stefan Dudink worden geïnterviewd. Wie is deze docent politieke– en gendergeschiedenis?

HInT zal de volgende keer zowel schriftelijk als met foto’s terugblikken op de lustrummaand februari. Hoe verliepen de activiteiten? 43 |

[email protected] - © GSV Excalibur Nijmegen 2009

Related Documents


More Documents from "CCSMATH"