Het Wonderlijke Leven Van Mijn Zus 5

  • Uploaded by: GJ Wielinga
  • 0
  • 0
  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Het Wonderlijke Leven Van Mijn Zus 5 as PDF for free.

More details

  • Words: 1,272
  • Pages: 3
gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus

5. Opgroeien was niet het moeilijkste deel van mijn leven. Ik ben een heel erg meegaand mens. Anders dan Lin. Lin was altijd op zoek naar de grenzen van alles. Een nieuwsgierig kind heet dat. In ons gezin heette dat ʻlastigʼ. Eigenlijk ging ik er van uit dat Lin circusartieste zou worden of actrice, maar toen ze een vervolgopleiding moest kiezen werd het al snel duidelijk dat mams haar toestemming niet zou geven voor een artistieke dochter. ʻKijk wat er van jullie vader is terechtgekomen,ʼ was haar stelling. Lin ging dus rechten doen en na amper een jaar veranderde ze naar communicatiewetenschappen. Weer een jaar later zei ze wel dat ze studeerde, maar het werd ook duidelijk dat ze het allemaal niet zo serieus meer nam. ʻIk geloof gewoon niet dat je communicatie in een model kunt vangen en toch is het alsof iedereen net doet alsof dat wel zou kunnen. Ik snap er geen hout van,ʼ was haar verweer toen bleek dat ze niet naar het volgende jaar mocht. Ze had toen al iets met Harry. Harry, zo ging het verhaal, werkte voor reclamebureaus. In principe klopte dit. Ergens in die jaren is mams haar grip kwijtgeraakt. Ze had het niet in de gaten. Was misschien ook iets te veel met haar zelf bezig. De echtscheiding, de schaamte, de dikke, reisjes naar Parijs, hertrouwen, verhuizen naar Ede. Toch eigenlijk allemaal wel klassiek als ik het zo van een afstand bekijk. We rijden langs Baltimore. Stad in de verte. Stad zoals een stad hoort te zijn. Vlak land, een snelweg en ineens een verzameling blokken uit het niets. Anders dan Manhattan waar de wolkenkrabbers uit het water omhoog rijzen. Als een gespiegelde droom op een rots. Baltimore is minder plotseling. Minder dramatisch. Meer passend in het landschap. Water, lucht, land en een gekerfde kolonie van glas, staal en steen. Er zitten niet veel mensen in de bus. Een meisje met vlechtjes, een slapende man in een geruite jas, een jongen met een brede nek, en ik. Onder me rijden de zwarte en donkerblauwe stationwagons langs. Grote plompe autoʼs die eruitzien alsof ze een oorlog kunnen winnen. Autoʼs die in een lange rij achter elkaar een begrafenisstoet vormen. De bomen zijn kaal. Tussen het glooiende landschap en de bossen door zijn kleine dorpjes, gehuchten en trailerparks zichtbaar. Een grijze massa met vaalgroene tinten en zo nu en dan iets wits onder een stralend blauwe hemel. Ik moet naar de wc. Achterin de bus is het toilet. Ik open de zitting en zie blauw water heen en weer klotsen. De bril moet schoongepoetst zie ik. Een stuk toiletpapier met desinfect doet het werk. Ik ga zitten en terwijl ik plas zie ik mijn eigen ogen in de metalen plaat tegenover me. Ik concentreer me op mijn ogen en probeer iets anders te zien dan lichtblauw met wit. Tevergeefs. Ik ben zo transparant als maar kan. Altijd al geweest. Terug op mijn plek gaat de telefoon. Mams. ʻWaar ben je?ʼ ʻIn de bus terug naar New York.ʼ Mams klinkt gestrest. Ze wil weten hoe laat ik aankom morgen. ʻTien over negen.ʼ Met welke vlucht? ʻKLM.ʼ Paps heeft mams gebeld. Hij is geen hulp. Beschuldigde mams van karaktermoord. Lin was zijn prinses. Het is geen wonder dat hij een schuldige zoekt. ʻEn ik godverdomme de hele dag al de crematie regelen, terwijl die dronkenlap niets anders te doen heeft dan mij dwars te zitten.ʼ Mams vloekt. Dat is nieuw. Mams vloekt nooit. 12

gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus

ʻWanneer is de crematie?ʼ vraag ik. ʻZaterdag. Maar ik weet niet hoe ik Lindaʼs vrienden moet bereiken. Ze heeft een slot op haar telefoon en die computer van haar, ik weet niet hoe die werkt.ʼ Goed gedacht van Lin. De eerste linie van verdediging. ʻEn ze heeft geen adresboekje!ʼ Mams snapt weinig van haar dochter. En van mij. Ik heb ook geen adresboekje. Mams heeft wel een adresboekje en gaat ervan uit dat iedereen een adresboekje heeft. Met de nummers van iedereen die ze kent. In de kantlijn bijzonderheden. Als ʻverkavelde boerʼ of ʻrooie Nelʼ. Lin en ik hebben moeten lachen om mams adresboek als we weer eens op zoek waren naar wat kleingeld in haar tas. Lin wist dat mams bekend stond als ʻgekke Tillyʼ. Mams heeft altijd een tas bij zich die ze met haar elleboog tegen zich aandrukt. Haar ʻnette tasʼ, een bruine met korte hengsels en een stuk of dertig vakken en vakjes. Op zondag draagt ze haar zwarte. Voor naar de kerk. Op zondag draagt ze ook altijd zwarte schoenen. ʻDat ben ik nu eenmaal gewoon,ʼ zegt ze daarover. Ik beloof haar dat ik morgen zal kijken hoe ik in Lins apparatuur kan komen. ʻGraag. En nog iets.ʼ Ik hoor mams twijfelen. ʻLin was niet gelovig, dus ik zou het raar vinden om een dominee in te schakelen. Zou jij iets kunnen zeggen?ʼ ʻIk ga erover nadenken,ʼ beloof ik. ʻWat voor kleur heeft de kist?ʼ Mams heeft gekozen voor een ʻsimpele blankhouten kistʼ zoals ze het zelf formuleert. Lin had geen overlijdensverzekering, voor zover ze weet. Buiten blijven de grijze kale bossen voorbijkomen. Ik zie een merkwaardige schoonheid in een groep vogels die in de verte wegvliegen. Iets zeggen over Lin. Ik ben niet zoʼn publieke spreker. Maar het is mijn zus. Mijn grote stoere zus. Ik moet wel iets zeggen op haar crematie. Maar wat? In gedachten zwerf ik langs kleine herinneringen als dat ze me verbood met haar barbies te spelen. ʻJij hebt je Playmobiel en je bent een jongetje,ʼ Alsof ze het uit wilde spellen. Jong-etje. Mijn grote stoere zus was een meisje. Een soort supermeisje als ik er goed over nadenk. Ze had haar eerste vriendjes al op haar dertiende. Dat mocht niemand weten. Ze jatte make-up in de HEMA. Dat mocht niemand weten. Ze sloop het huis uit om naar de disco te gaan. Dat mocht niemand weten. Ze deed meer dingen die niemand mocht weten dan dingen die iedereen wel mocht weten. Lees voor ʻniemandʼ en ʻiedereenʼ trouwens ʻmams nietʼ. Ons hele leven deden we ons best om mams haar ideale leven voor te houden. We logen, zwegen en draaiden om de waarheid, zodat de ʻmoederlijke opofferingʼ van mams gerechtvaardigd was. Opgepoetst liepen we naast haar als ze een braderie bezocht. Uitgestreken zaten we naast haar in de kerk. We moedigden haar aan om meer te werken ʻwant we waren toch oud genoeg om zelf onze boterhammen te smeren?ʼ Onze strategie was ʻwat niet weet dat niet deertʼ. Lin had meer vrijheid nodig dan ik. Ik interesseerde me niet bijzonder voor fietsenhokken, boerenfeesten, brommers, discoʼs, mode, seks, vriendschappen en kattenkwaad. Ik zat thuis met de boeken open of achter de computer. Ging elke zaterdag schaken. Ik had een praatgroepje om te praten over Jezus. Waarom lijkt dit alles alweer eeuwen geleden? Omdat het eeuwen geleden is. Dit was voor de scheiding. Toen alles nog koek en ei was. Toen we allemaal deden waar we zin in hadden en elkaar respecteerden. 13

gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus

We rijden een bebouwde kom binnen. Jersey. Nu is Manhattan niet ver meer. Ik moet Jake bellen. Ik stuur een tekst. ʻBe there in an hour.ʼ Tekst terug: ʻPerfecto! See you buster.ʼ Buster. Jake noemt me buster. Hij heeft ongetwijfeld groots ingekocht voor ons laatste avondmaal. We zullen moeten praten, vermoed ik. Over ʻonsʼ. Het is onvermijdelijk. Ik heb nooit aan ʻonsʼ gedaan. Ik word zenuwachtig als ik over ʻonsʼ denk. Ik was altijd alleen. Of met mams. Dat was een soort ʻonsʼ waar je geen zin in hebt.

14

Related Documents


More Documents from "GJ Wielinga"