gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus
19. Om half twaalf is het huis leeg. Het ging inderdaad allemaal erg snel. Alleen mijn rugzak staat er nog met de tekening. De verhuizers hadden bubbeltjesplastic en plakband. Ik moet morgen maar kijken hoe dat gaat met vliegen. Ik neem aan dat het geen probleem is en anders kan het papier er snel uitgehaald zag ik al. Lege kamers. Is er iets troostelozer dan dat? Ik hoop dat de volgende bewoners hier een goeie tijd gaan hebben. Ik kijk nog even overal om er zeker van te zijn dat er inderdaad niets meer van waarde achterblijft. Zelfs het douchegordijn is meegenomen door de verhuizers en de plantenbakken op de balkons. Ik kijk in mijn rugzak. In het zijvak zitten mijn paspoort en de enveloppe met tienduizend euro, bovenop mijn kleren de opa Bert beer. Ik stap buiten de deur. Draai het lege huis op slot en wandel de trap omhoog. De buurvrouw neemt de sleutels in ontvangst en geeft me nog een zoen. Dan ga ik naar beneden. De deur klapt achter me dicht. Ik heb een kamer geboekt in het Krasnapolski. Daar wilde ik altijd nog eens een nacht doorbrengen. Om drie uur sta ik, na een bad, in een tochtige straat in de Staatsliedenbuurt. Ik bel aan bij Bos. De deur heeft een zoemer. Ik druk hem open en ga de smalle steile trap die fel paars is geschilderd omhoog. Op de derde verdieping woont de laatste mens die Lin levend heeft gezien. Er hangt een poster van Neuschwanstein op de tweede verdieping en er staan schoenen voor de deur. ʻNog eentje hoger.ʼ Hoor ik boven me. Als ik boven ben staat de deur op een kier. Hij gaat een stukje open en een vrouwenhoofd met een strakke kaaklijn kijkt om de hoek. ʻAh, daar ben je. Mijn katten mogen er niet uit, anders worden ze doodgeslagen door mijn onderburen,ʼ verklaart het vrouwengezicht. Ik pers me door de smalle deuropening en sta plotseling oog in oog met de vrouw die me binnenliet. ʻWas het gemakkelijk te vinden?ʼ vraagt ze. Twee katten cirkelen met opgeheven staarten om haar benen. De vrouw draagt bergschoenen, een iets te strakke broek en een los lichtgeel T-shirt. Om haar nek hangt een kruisje. Ze heeft een lange nek en lange armen. Haar gezicht heeft iets hards, maar dat kan komen door haar brede kaaklijn of door het herenkapsel. ʻIk ben trouwens Mieke,ʼ stelt Mieke zich voor. ʻAls je wilt, ik heb net thee gezet. Hier is de woonkamer,ʼ wijst ze me door een deur. Het is een klein kamertje en op de kozijnen na, helemaal gestript. Er staat een donkerrode afgesleten bank in een hoek met een schemerlamp ernaast. Er tegenover, in de andere hoek, staat een klein houten tafeltje met twee witte keukenstoelen. Op één van de stoelen ligt een lapjeskat te slapen. ʻSorry voor de rotzooi,ʼ zegt Mieke als ze weer binnenkomt met twee glazen bekers thee. ʻHeb je suiker in je thee?ʼ Ik schud nee. En zie een stuk papier aan de muur hangen met een paar artistieke vegen verf. Tenminste, ik neem aan het artistiek bedoeld is. Mieke zegt er niets over. Ze jaagt de lapjeskat van de stoel die zich uitgebreid uitrekt, voor ze mokkend naar de bank vertrekt. ʻVertel maar,ʼ zegt ze terwijl ze me onderzoekend aankijkt. Het is een rare situatie leg ik uit en merk dat ik stamel. Mieke probeert te helpen door me te onderbreken met directe vragen. ʻJe wilde me zien. Waarom? Om de persoon te zien die je geliefde heeft overreden?ʼ ʻNee, nee.ʼ Ik kan moeilijk uit mijn woorden komen. ʻWaarom dan?ʼ Bakker zei dat je een boodschap had van dat meisje bij Abcoude.
62
gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus
Dat meisje bij Abcoude. ʻJa, dat was mijn zus.ʼ ʻLuister, ik heb helemaal geen tijd om met deze onzin bezig te zijn,ʼ Mieke staat op met haar handen in haar zij. ʻAls je niets te vertellen hebt, dan heb ik liever dat je weggaat. Dit gaat nergens naar toe.ʼ Haar stem heeft iets verwijtends. Ik pak de enveloppe uit mijn binnenzak en leg hem op tafel. ʻMijn zus wilde graag dat je dit aanneemt.ʼ Mieke gaat weer zitten. ʻWat is dit? Een grap? Heb je een verborgen camera bij je? Wat?ʼ ʻNee, ik besef me nu ook dat het bizar is,ʼ hakkel ik. ʻMaar in haar afscheidsbrief vroeg mijn zus de machinist dit te geven.ʼ Ik schuif de nog onaangeraakte enveloppe richting Mieke. Ik durf haar niet aan te kijken. Wat dacht Lin toen ze dit verzon? Argwanend zit Mieke me aan te kijken. ʻIk vind dit heel vreemd. Maar goed, als dit de laatste wens van een overledene is.ʼ Ze pakt de enveloppe en doet hem open. Dan kijkt ze mij aan. ʻDit is heel veel geld.ʼ ʻIk weet het.ʼ ʻHier klopt iets niet.ʼ Iedereen op televisie is altijd superblij als iemand langskomt met een enveloppe of een groot bord met een rond getal erop. Waarom is argwaan mijn deel vandaag? Ik merk dat ik begin te zweten. ʻMijn zus heeft zelfmoord gepleegd,ʼ probeer ik uit te leggen. ʻDat hoef je mij niet te vertellen, ik zag hoe ze met haar armen wijd op de spoorbaan stond.ʼ Even zie ik Lin in een flits. ʻPrecies,ʼ zeg ik. ʻDaarom.ʼ ʻJuist ja.ʼ Mieke trekt een heel bezorgd gezicht. ʻWat was er dan aan de hand met je zus?ʼ ʻGewoon,ʼ zeg ik en ik probeer een ontspannen gezicht te trekken, ʻze wilde dood.ʼ ʻWaarom wilde ze dood?ʼ ʻZe kon het niet meer aan.ʼ ʻWat kon ze niet meer aan?ʼ Ik voel me alsof ik in een kruisverhoor terecht ben gekomen. Ik zie hoe de twee andere katten met hun staarten nog steeds fier in de lucht de kamer binnenkomen. Nonchalant nieuwsgierig. ʻZe kon het niet meer aan. Het leven. Het gebruikt worden. Het gebruiken en gebruikt worden.ʼ Mieke is stil. ʻDan kan ik dit niet aannemen.ʼ Ik snap het niet. ʻIk kan dit niet aannemen,ʼ herhaalt Mieke. ʻHet is leuk geprobeerd maar ik trap er niet in.ʼ Nu snap ik het nog minder. ʻDit is geen valstrik of zo, gewoon iemand die dood wilde...ʼ ʻEn die mij wil vergoeden voor het besturen van de trein waar ze onder is gekomen. Sorry, maar ik kan het niet aannemen.ʼ ʻHoezo dan niet?ʼ vraag ik, maar Mieke is bruusk opgestaan. Ze houdt de deur voor me open. ʻDank je wel voor je bezoek. Het was... Hoe zal ik het zeggen. Een openbaring?ʼ Ik besluit niet aan te gaan dringen. Ik pak de enveloppe van tafel en begrijp de vernedering. Ik schaam me diep. ʻHet spijt me verschrikkelijk,ʼ weet ik nog uit te brengen. ʻHet is al goed,ʼ zegt Mieke monter. ʻKan iedereen overkomen.ʼ Ik trek mijn jasje recht en doe de enveloppe weer in mijn binnenzak. ʻWat zal ik met het geld doen?ʼ vraag ik licht radeloos. ʻWeet ik veel,ʼ Mieke haalt haar schouders op. ʻAan een goed doel schenken? Je komt vast wel ergens op. Je ziet eruit als een slimme jongen.ʼ Ze houdt de deur op een kier en laat me eruit. 63
gj wielinga–het wonderlijke leven van mijn zus
De deur gaat dicht, terwijl ik nog ʻdank je welʼ wilde zeggen. Precies begrijpend wat er zich net heeft afgespeeld wankel ik de trap af. Een goed doel. Een goed doel. Welk goed doel? Zonder doel loop ik over straat. Ik zie een bank. Ik loop naar binnen. ʻWaarmee kan ik u helpen?ʼ vraagt een strak in het blonde permanent zittende mevrouw van middelbare leeftijd in een grijs pak met fel gekleurd sjaaltje om haar nek gedrapeerd. ʻIk wil graag wat geld storten,ʼ kondig ik aan. ʻMag ik vragen hoeveel?ʼ ʻTien mille,ʼ zeg ik onverschrokken. ʻWacht u hier maar even, dan ga ik iemand halen die u verder kan helpen,ʼ glimlacht de mevrouw. Of ik een kopje koffie wil. ʻNee, dank u.ʼ Een meisje met een onnozele blik in haar ogen komt me begroeten. ʻIk hoorde dat u wat geld wilde storten?ʼ ʻJa graag.ʼ ʻIk hoorde dat het een aanzienlijk bedrag is?ʼ ʻDat hangt er vanaf wat je aanzienlijk noemt,ʼ sprak de kakelverse miljonair. ʻU heeft het geld bij u?ʼ ʻDat klopt.ʼ Ik moet mee naar boven door twee beveiligde deuren heen. Het is een gezellige rommel hier op zolder. Er staan een paar computers op losse tafels die door de ruimte verspreid staan en er staat wat reclamemateriaal in een hoek. Het meisje met de onnozele blik en ik gaan bij een computer zitten. ʻOp welke bankrekening wilt u het storten? vraagt het meisje. ʻOp de bankrekening van het Blijf van mijn Lijf-huis. Anoniem graag.ʼ ʻKomt in orde.ʼ Die avond vertel ik Jake dat ʻI canʼt wait to get homeʼ. Ik kom het hotel niet eerder uit dan het moment dat er een taxi klaarstaat om me naar Schiphol te brengen. Ik heb besloten de tekening toch uit de lijst te halen om zo min mogelijk opgehouden te worden tijdens mijn reis. De stewardessen knikken me vriendelijk toe als ik het vliegtuig instap. Ik vraag of ze een goed plaatsje hebben voor mijn opgerolde prent. Een goedlachse steward pakt het papier aan en legt het in het eerste bovenvak van het vliegtuig. ʻNiet vergeten hem weer terug te vragen als je uitstapt hè? anders ben je hem kwijt.ʼ Ik beloof het. Terwijl ik door de eerste klas loop, zie ik een man zitten met een krant. Een man met een perfect kapsel. Hij ziet me, schrikt en trekt dan de krant voor zijn gezicht. Ik meen hem te herkennen, maar van waar? Even later zie ik het polderlandschap onder me snel kleiner worden. We suizen door de wolken en belanden in de zon.
64
Andere titels van dezelfde auteur: - Schaduwland (2008) ISBN 978-90-77490-31-0 - Het Beest Van Amsterdam (2009) ISBN 978-90-814288-2-8 Het Wonderlijke Leven Van Mijn Zus wordt je kosteloos en vrij aangeboden door GJ Wielinga en is strikt voor non commercieel gebruik. Als gereproduceerd, graag de naam van de auteur en het ISBN vermelden. ISBN 978-90-814288-1-1 Amsterdam, oktober 2009 www.gjwielinga.com