De Geschiedenis Van Mozes

  • Uploaded by: rianne
  • 0
  • 0
  • December 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View De Geschiedenis Van Mozes as PDF for free.

More details

  • Words: 2,745
  • Pages: 5
De geschiedenis van Mozes De geboorte van Mozes Het volk Israël, ofwel de Israëlieten, woonden ten tijde van farao Ramses II (ca. 12791212 v. Chr.) in Egypte en werden daar onderdrukt. De Israëlieten bouwden onder het gezag van farao de stad Rameses. De farao was wreed en hield het volk letterlijk klein. Zo was een van zijn wensen dat de Hebreeuwse vroedvrouwen Sifra en Pua alle pasgeboren Israelietische jongetjes zouden doden, zodat het geslacht geen voortbestaan had. De vroedvrouwen omzeilen dit gebod, maar farao volgt met een gebod de jongetjes in de Nijl (een rivier in Egypte) te werpen. Temidden van deze roerige tijden wordt een bijzonder kind geboren. Zijn naam is Mozes, zoon van Jochebed en Amram. Ook heeft hij een broer en een zus; Aaron en Mirjam. Wanneer Mozes geboren wordt is zijn moeder, zoals alle andere moeders, onder de indruk van het lieve kleine ventje. Ze besluit zijn geboorte stil te houden en de kleine te verbergen voor de wrede plannen van de farao. Dat is een hele klus, wanneer je bedenkt dat baby’s huilen. Het lukt Jochebed dan ook niet langer het kindje te verbergen en dus bedenkt de vrouw een plan. Ze vlecht een stevig mandje van de biezen, dat langs de kant van de rivier groeit. Wanneer het mandje helemaal voltooid is, legt ze haar zoontje erin en brengt hem samen met haar dochter Mirjam naar de rivier de Nijl. Jochebed draagt Mirjam op zich in de buurt te verstoppen om op te letten wat er met het kind gebeurd. De dochter van de farao, de prinses, baad zich iedere dag in de rivier. De prinses ontdekt het biezen mandje aan de rand van het water, Wanneer ze het opent ziet ze de baby! De prinses beseft dat het een kind is van het Israëlische volk. In plaats van het kind te doden krijgt de prinses medelijden. Ze adopteert het kind als haar eigen kind. Mirjam, die het hele spektakel heeft gadegeslagen, loopt op de prinses toe en steld voor een vrouw te zoeken die het kind aan de borst kan nemen. Uiteraard doelt ze daarbij op haar eigen moeder. Zo zorgt Jochebed toch voor haar kind en geeft hem een Israëlische opvoeding. Wanneer het kind ouder is geworden wordt het prins aan het hof van farao. Al wordt deze Mozes nu een Egyptenaar, vergeten doet hij zijn volk, en de God van het volk niet. Mozes verlaat Egypte. Wanneer Mozes een volwassen man is geworden van 40 jaar, bezoekt hij op een dag de Israëlieten op hun Slavische werkveld. Mozes koestert geen antipathieën tegenover dit volk, sterker nog, hij voelt zich er meer mee verwant, dan dat hij dat doet met het Egyptische volk. Wanneer hij ziet dat een Egyptische opziener een van de Israëlieten slaat, wordt Mozes uitzinnig van woede en slaat de Egyptenaar dood wanneer hij zich ongezien waant. Maar, dat verhaal krijgt een staartje. Want Mozes is wel gezien! En daarom moet hij op de vlucht. Als asielzoeker komt hij aan in buurland Midian. Mozes geroepen tot zijn taak. Veertig jaar na het incident van de moord op de Egyptenaar woont Mozes nog steeds in Midian. Inmiddels is hij getrouwd met Ziporra, een van de dochters van Jethro, een Israëlische priester. Deze Jethro neemt Mozes na zijn vlucht uit Egypte in huis en

Mozes word zijn schaapsherder. Van prins naar schaapherder... Mozes en Ziporra krijgen twee zonen. Wanneer deze verouderde Mozes met de schapen in de beren loopt ontdekt hij een braambos. Eze braambos staat vreemd genoeg in brand. Maar nog vreemder is dat de braambos niet verbrand. En terwijl Mozes nog maar net hersteld is van die ontdekking begint de braambos te spreken. Het is God die vanuit de braambos Mozes roept. ‘Hier ben ik’, antwoord Mozes. ‘Trek je schoenen uit en kom niet dichterbij, want de grond waarop je staat is heilig’, ‘ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob, (voorvaderen uit het geslacht van Israël) spreekt de stem vanuit de braambos. Mozes doet wat hem word opgedragen. God laat Mozes weten dat hij op de hoogte is van de situatie waarin Zijn volk verkeerd in Egypte (het volk Israël wordt in de bijbel altijd aangeduid als Gods volk). Daarom draagt hij Mozes op het volk te bevrijden uit de Egyptische overheersing en hen te begeleiden naar het land Kanaan (door dit gesprek wordt dit land Kanaan vaak het ‘beloofde land’ genoemd). De reis er naartoe zal door de woestijn gaan, maar eerst moet Mozes farao zien te overtuigen het volk te laten gaan. Mozes is onder de indruk van dit alles, maar ziet begrijpelijkerwijs een heleboel leeuwen en beren op de weg. Het idee farao weer onder ogen te moeten komen, na wat hij had gedaan met de Egyptenaar en hem ook nog eens te vragen om zo’n grote gunst; dat stuitte hem tegen de borst. Om mozes gerust te stellen en duidelijk te maken dat Hij Mozes zal vergezellen op zijn reis laat Hij hem het volgende zien: Wat is er in uw hand? Vroeg God. Mozes antwoorde: Een staf. Werp hem ter aarde! Mozes gooide de staf op de grond. Toen werd de staf een slang! Strek uw hand uit, en grijp haar bij haar start, sprak God! Toen Mozes De slang bij haar staart pakte werd deze weer de staf die het was geweest. Steek nu uw hand in uw boezem. Mozes stak zijn hand tussen zijn kleren, bij zijn hart. Toen hij hem weer terug haalde was zijn hand bedekt met een wittige huisziekte die melaatsheid wordt genoemd. God gebood Mozes nog een keer zijn hand tussen zijn kleren te steken. Daarop werd de hand weer gezond. Als ze je nog niet geloven, sprak God, neem een beetje water uit de rivier, en giet het op de droge grond; dat water zal dan in bloed veranderen. Ondanks alles was Mozes niet overtuigd. Hij klaagde dat hij niet erg welsprekend was. Daarop zond God Aaron, de broer van Mozes met hem mee naar de farao.

Mozes pleit voor Israëls vrijheid Eenmaal voor farao’s neus laat Mozes al de wonderen zien die God hem had geleerd. Om ertegenop te boksen laat farao al zijn tovenaars komen, maar deze kunnen niet tegen Mozes op. Aaron en Mozes laten de farao weten dat deze zijn volk (Hij noemt dit volk ook Zijn zoon) wil laten vertrekken naar de woestijn om voor drie dagen een groot feest te houden. Maar Farao wilde zijn slaven niet kwijt! En van deze brutaliteit van de broers was hij niet gedient! Hij liet de Israelieten nog veel harder werken dan dat ze al deden. Mozes is in de war. Waarom liet God hem naar de farao gaan als dit de uitkomst was? Een boos volk, onderdrukt door zware slavernij? God belooft Mozes dat het volk zal worden weggeleid uit Egypte, al zal dat niet zonder slag of stoot gaan! De tien plagen Een paar dagen later treft Mozes de farao aan de rivier. Mozes heeft de ‘slangenstaf’ meegenomen. Als farao weer niet luisterd naar Mozes smeken om te mogen vertrekken met de Israelieten; slaat Mozes met zijn staf op het water en de hele rivier wordt van bloed. Zo ging Mozes al het water af door heel Egypte en overal werd het water bloed. De vissen gingen dood. De rivier stonk ontzettend. De Egyptenaren zaten zonder water, zeven dagen lang. Maar farao was een eigenwijze. Hij wilde zijn slaven niet laten gaan. Daarop volgde de tweede plaag. Overal waar de Egyptenaren maar

keken zaten allemaal kikkers. Hiervan werd Farao toch wel wat nerveus. Hij smeekte Mozes tot God te bidden dat de kikkers van zijn land zouden worden verwijdert. Ik zal je laten gaan! Schreeuwde hij. Ja, ja… Al snel was de farao weer wat bekomen en was er een nieuwe plaag nodig om het volk te laten gaan… Er kwam een luizenplaag. Alle Egyptenaren en alle dieren enzovoorts zaten eronder. Maar farao’s hart bleef er koud van. Toen kwam er een ongedierte plaag, van allerlij verschillende beestjes. Weer volgen men het inmiddels welbekende traject: Farao kreeg spijt, Mozes bad en alle beesten gingen weg, farao veranderde van gedachten. Er bleken in totaal tien plagen nodig te zijn de farao om te praten. Na het ongedierte kregen de Egyptenaren last van veeziekte. Toen zaten de Egyptenaren en hun overgebleven vee onder de bulten en de zweren. Farao’s hart bleef koud. De dag erna begon het keihard te hagelen en kwamen er donderslagen met vuur uit de lucht. Grote brokken vielen op Egypte, zo groot dat er veel mensen en dieren de dood vonden. En farao? Die hield nog wel even vol. Toen zond God een sprinkhanen plaag. Alles vraten ze op. De plaag erna was die van de duisternis. 3 dagen lang was het pikkedonker. Niemand kon elkaar zien. Ondertussen vertelde God aan Mozes dat dit de laatste keer was dat hij voor de Farao verscheen. Nog een plaag zou er over Egypte gaan en dan konden ze vertrekken. Deze laatste plaag was de grootste van alles. In Egypte stierven die nacht alle oudste zonen. De Israelieten hadden al die tijd geen last gehad van de plagen. Zij maakten zich klaar voor hun vertrek. Eindelijk liet Farao het volk gaan. Het vertrek uit Egypte en de doortocht door de zee Toen het volk van Israel in een lange rij van mensen en dieren waren vertrokken, kreeg Farao spijt. Hij was in één klap duizenden slaven kwijt. Mozes had op aanraden van God niet de kortste weg genomen naar ‘het beloofde land’, hun einddoel van de reis (het hedendaagse Israel). Dat kwam omdat het volk anders door het land van de Filistijnen trekken moest. Daar was een oorlog aan de gang, en bij de aanblik van die strijd zou het volk misschien terugwillen naar Egypte. Farao stelde een leger op en haaste het volk achterna. Het volk was inmiddels bij de Rode Zee (ook wel Rietzee of Schelfzee genoemd) aangekomen. De achterste verkenners zagen de farao en zijn leger in de verte al aankomen. Ze zaten als ratten in de val. Men ging naar Mozes om raad. Mozes nam zijn (inmiddels befaamde) staf op en strekte hem uit over de zee. De zee spleet in twee helfden en in het midden ontstond een pad. Mozes leidde het volk erdoor. Toen ook het Egyptische leger op het pad in het midden van de zee stonden hief Mozes nu vanaf de overkant van de zee zijn staf op en het water viel neer en verzwolg het hele leger. Het leven in de woestijn In de woestijn beleefde het volk het ene avontuur na het andere. Oorlogen, ziektes, dorst en een heleboel wonderen. Dat had ermee te maken dat niet alleen Farao erg ongelovig en onwillig was geweest, maar dat het volk er ook wat van kon. Een van de belangrijkste dingen die in die woestijn gebeurden en die het meest van invloed zijn op onze huidige politiek en de maatschappij is een gebeurtenis op een berg: Mozes op de berg Na drie maanden op reis te zijn gegaan naar het beloofde land, op precies dezelfde

dag als Mozes met zijn volk uit Egypte was vertrokken, bereikten zij de sinai-woestijn (God leidde het volk langs een lange en een voor het volk onlogische route, zodat de reis erg lang duurde). Ze sloegen hun kamp op vlakbij de berg de Sinai. Mozes beklom deze berg, om te praten met God. God was op de berg en wilde Mozes spreken over he† volk. Toen Mozes het volk vertelde wat God hem had ver†els zei het hele volk: Wij zullen alles doen wat de Heere heeft gezegd. Daarop beklom Mozes de berg terug naar God en vertelde Hem wat het volk had gezegd. In antwoord daarop sprak God dat Hij over drie dagen op de berg zou afdalen en vanuit een donkere wolk met hen zou spreken. Na drie dagen begon het te donderen en te bliksemen en er was een luid geluid van een ramshoorn. De Israëlieten sidderden van angst. De Sinai was omhuld met rook. De berg trilde en het geluid van de ramshoorn werd steeds luider! De Heere vroeg Mozes naar boven. Hij waarschuwde het volk en hun priesters via Mozes dat ze niet te dicht bij de berg mochten komen om een glimpje van Hem op te vangen, want dat zou hun dood worden. Mozes moest nu Aaron, zijn broer, op gaan halen en samen beklommen ze de berg opnieuw. Toen sprak God vanuit de wolk de wet uit. Deze wet bestond uit tien geboden. Heel het volk was getuige van de wonderlijke aanblik van de berg. Ze werden er zo angstig van dat ze Mozes smeekten om hem tegen hen te laten praten en niet rechtstreeks God, want ze waren bang om te sterven. Maar Mozes stelde hen gerust. Dit was een beproeving van God met als doel zijn macht aan het volk te tonen, zodat ze ontzag voor hem kregen en niet meer zondigden. Mozes klom de berg weer op. God droeg deze keer het volk op om geen andere goden te maken van zilver of goud, maar een altaar voor Hem waarop offers konden worden gebracht. Daarna droeg God Mozes en het volk nog een heleboel wetten op om het leven van de Israëlieten zoveel mogelijk te structureren. Een poosje later moest Mozes opnieuw de berg op. Nu in de aanwezigheid van Aaron zijn broer, Nadab en Abihu en 70 van Israels oudsten. Toen ze in de buurt van God kwamen, mocht alleen Mozes verder. Mozes maakte vervolgens al Gods geboden aan het volk bekend en zoals eerder sprak het hele volk: Wij zullen alles doen wat de Heere heeft gezegd. Nadat Mozes een altaar had gebouwd voor de Heere ging hij de berg op met zijn dienaar Jozua. God ging Mozus stenen geven waarop die tien geboden stonden geschreven. Maar daarbij bleef Mozes wel een poosje weg.... Een dag of 40 om precies te zijn. En terwijl God Mozes uitlegde hoe de tabernakel (een soort kerk) eruit moest gaan zien die Mozes maken moest werd het volk wat ongeduldig. Toen Mozes maar niet naar beneden kwam eisten ze van Aaron zijn broer, die ook priester was, dat hij een mooi gouden kalf zou maken. Als een god. Om te aanbidden. Dan hadden ze tenminste een god om te zien. En nadat het volk al hun goud aan Aaron had afgegeven smolt hij het om en maakte er een kalf van. De volgende dag hielden ze een groot feest voor hun nieuwe ‘god’ en maakten elkaar wijs dat ‘deze god’ hen uit Egypte had gered. God stuurde Mozes de berg af naar het volk met de mededeling dat ze zich ernstig misdroegen. Samen met Jozua liep hij naar beneden en Jozua hoorde het als eerste: Ik hoor strijdgejoel! Zei hij. Zou er oorlog zijn geweest. Hmm, zei Mozes, ‘ t lijkt niet op een overwinningsgejuich na het winnen van een strijd en niet op

weeklaag na het verliezen. T is wat anders! En toen zagen ze het... Mozes werd uitzinnig van woede. Hij gooide de twee stenen panelen met de wet erop tegen de voet van de berg aan stukken en stortte zich toen op het kalf. Die verbrande hij en gooide de as ervan in het water en liet het de Israëlieten opdrinken. Mozes ging in de ingang van het kamp staan en zei: Wie voor de Heere kiest moet hier komen! Alleen de stam van Levi, de levieten kwamen naar voren, zij waren de enigen die niet mee hadden gedaan aan de afgoderij. Mozes droeg hen op een ieder die maar in hun buurt kwam met een zwaard te doden, al is het een vriend, kennis, of broer. Die dag kwamen er drieduizend Israëlieten om. Mozes hield wel van zijn volk. Daarom ging hij de volgende dag weer de berg op om vergeving te vragen voor deze zonde te vragen van het volk en vroeg God in hun plaats te mogen worden gestraft. God strafte Mozes niet. Hij droeg Mozes op om verder te trekken met zijn volk. Maar dan wel zonder God. Want het was een onhandelbaar volk. Toen het volk dat hoorde gingen zij allemaal in rouw. Op Mozes herhaaldelijk smeken ging God toch met hen mee. Mozes hakte op aanwijzing van God twee stenen platen uit, beklom de berg en God beschreef hen opnieuw met de tien geboden. Daarna bouwden de Israëlieten de tabernakel. Het beloofde land in zicht, Mozes dood

Related Documents


More Documents from ""