Verhalen Uit Vizuresti

  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Verhalen Uit Vizuresti as PDF for free.

More details

  • Words: 3,231
  • Pages: 8
1   

Verhalen uit Vizuresti … Zigeuners Het is weer luilekkerland! Alle bomen dragen vruchten. Liggend in het gras vallen de kersen. Je gaapt je vol. Alles lovert. Berm en veld vol groen. Het is een nat en warm jaar. Te lui en loom voor iedere andere activiteit. Ook geen criminele. Liggend in het gras dijen we uit. Pas in het diepe najaar komen we overeind. Dan is het riviertje vermoeid van steeds weer zijn loop verleggen. De bedding heeft weidse grenzen. Zonder elkaar bestaan ze niet. Wij zien het aan, jaar in jaar uit. We zijn later op dan onze dorpsgenoten. Als het even kan, gaan we eerder naar bed. Ze sloven iedere ochtend naar vuilophaal en plantsoenenveeg. Zwart in de trein en zwart weer thuis. We kieperen vuil op het veld en geen park te zien hier. Onze mensen schonen de stad. Ooievaars eten kikkerbillen, eksters kuikens. Concurrenten. Wij leven van de wind. We zien ze vliegen. We dromen van huifkar met etage. Kinderkopjes boven en wij onderin. Het paard kiest z’n weg. Links en rechts gooien we een gelapte ketel – afnemers werpen klinkende munt. We stoppen als de frambozen rijp zijn. We stoppen ons vol met vitaminen, want we zijn niet dom. Aan bosbessen en paddestoelen geen gebrek. Een vis uit de rivier springt in de pan. Domme vis. Eeuwige picknick. Paradijs aan huis bezorgt. Het land is van ons, we volgen het water dat altijd de baas is over de grond. We leven mee met onze broeders en zusters langs de snelwegen. Voor een grijpstuiver wagen ze hun leven in vergiftigende dampen. Zware gassen met vergulde ringen. Langs de beek dromen we van ons personeel dat ijzerwaren inzamelt. We bouwen een huis met veertien kamers. Alle kamers zijn nodig voor mijn kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen. We zijn met weinig – we willen rustig slapen. Vooral overdag, als het heet is. En ’s morgens als het koel is. En ’s avonds als de krekels en de kikkers leven. Vooral als het lawaai van de massa is verstomd. Wij zijn niet als de meesten. Her en der zijn onze mensen slaven. Anderen zijn zwervers en bandieten. Menigeen is gestudeerd. Ze zeggen ook wel: geciviliseerd. We gapen een pruim in ons strottehoofd. Vandaag bij volle maan verandert iedere nepgouden ring in een voordelige lening of een gunstige belegging. Kruidenvrouwtjes dansen kringen in kleine lettertjes. Kinderen plassen op staatsbijstandscontracten. Op de rand zijn we niet wie men zegt wie we zijn.

 

2    Wind De bomen hier zijn niks gewend. Een kleine tornado houdt huis. Ons restaurantterras woei weg. Langs de weg naar ons dorp zijn ook de voorheen-bomen, thans telefoonpalen, geveld. Onderweg is het overal aardedonker. Sommige rijkaards hebben een aggregaat – dat zie je zo. Hun alarminstallaties blijven in functie. Bliksemschichten aan de horizon. Dat is een mooi gezicht. De stad is ontregeld. Op het dorp doet alles het nog. Niemand heeft vaste telefoon, die palen waren toch al overbodig. In m’n hoofd woedt een storm na. Drinkgelag ontaardt in beroving en ‘black out’. Duisternis en toeterende treinen zullen me bijblijven. Deze thuisreis herinnert me sterk aan alles in de war. Een kwalijk getij! Maar nu is het natuurgeweld met charmes. De onmaakbaarheid van het leven. Er zijn minder mensen die daarbij stilstaan dan je zou verwachten. Gewoon doorsteken. Het waaide als een gek en het spookte in m’n hoofd. Waar zijn we gebleven? Bij de pinksterdagen. Hoogtij voor de christenen. Maar de Heilige Geest laat zich niet vermarkten. Met de kerstdagen kunnen we sentimenteel doen, met de paasdagen alsof een ei ons eeuwig leven schenkt. Met de pinksterdagen staan we met lege handen. We zijn zelf aan zet. Begeesterd. Geïnspireerd. Of niks. Een half ei, na vijftig dagen bedorven. De dop is leeg als een dop. Het een tikje massapsychotische mooie verhaal van Pinksteren moet er toch ingaan als zoete koek. Maar nee. We eten extra rijstepap met kaneel. Ieder jaar weer denk ik aan basterdsuiker. Afhankelijk van weer en luchtstromen kan de zonde tegen de Heilige Geest me nog wel eens bezighouden. Als het miezert in het holst van de nacht, begin ik er niet aan. Een zonnige, windstille pinksterochtend is een betere gelegenheid. Als het er niet is, weet je wat miezeren inhoudt. En bij het holst van de nacht hoe laat het is. Gisteren was het windstil en zonnig en serviesgoed met rijstepap circuleerde ruim op het dorp. Ik vergat onbewust expres citroensap te kopen. Maar zonder basterdsuiker vind ik er toch weinig aan. Eén keer per jaar ben ik nog christelijk. Een pesthekel heb ik aan de massale commerciële dagen. Tijdens pinksteren waait er een wind waar niemand raad mee weet. Geestdrift. Gewoon in de praktijk brengen wat de bedoeling is. Anti-haatzaaidagen. Zelfs de haatzaaiers haten we niet. Pinksteren is een tikje abstract, dat zien de meeste mensen niet zitten. Het is toch een wind om mee mee te waaien. Stationspark Gebieden rond treinstations lijken overal hetzelfde. Ruim vertegenwoordigd zijn daklozen, druggebruikers en bejaarden. Gare de Nord is streng bewaakt, maar het belendende park niet. Ik zit nog niet of iemand

 

3    biedt ‘iets’ te koop aan. Het zou nog van alles kunnen wezen, maar ik bedank beleefd. En lees de krant. Becali blijft in detentie. Maar misschien zat hij toch al nooit in dit park. De tulpenboom fleurt op. Het meisje komt op me af: je bent niet van hier. Nee, jij? Van Bacau. Ze doet hier niks en heeft geen geld voor terug. Ik wauwel wat over treinkaartjes en stoptreinen en dat het toch niet zo duur is eigenlijk. En zeg dat haar drugs stinken. Tering! Er is een complete verfhandel neergestreken. Zij vindt het lekker. Zij zelf ziet er ook lekker uit, maar ze biedt me een ander meisje. En ze wil een cola. Ik heb geen geld en ga ook niet pinnen nee. Ze blijft uiterst correct. Een doodgoeie meid die je zakken rolt. Zoals veel verslaafden heeft ze geen genetisch tekort maar een teveel. Te gevoelig om zomaar te leven. Misschien is het teveel aangemoedigd door opvoeders. Verwaarloosd, mishandeld, misbruikt. Of tegen je zin per se naar de heao moeten. Een bejaard echtpaar slaat het allemaal aandachtig gade. Ze zoeken een verzetje. Het meisje verdubbelt zich met een collega. In de voorjaarszon is het goed inhaleren. Zou ik over neurologische schade beginnen, willen ze vast hulp – ik zwijg als het graf. Passief gebruik ik mee. Inmiddels ben ik een buitenlander. Het interesseert ze niet of ze vinden Nederland een vage geografische aanduiding. Ondertussen wemelt het van de zigeuners. De stadsreiniging zorgt voor schone parken. Dat moet gezegd zijn. Het is vast al honderd keer gedaan: een documentaire over 24-uur park. Zo lang kan ik ook niet blijven. De meiden vertrekken en gele bloesem vat vlam. Ik tel zes honden, het park is klein. De man naast me haalt er een aan. Niks te eten verkort het contact. Gemoedelijk zijn ze zeker. Bestaat agressief-geagiteerd Boekarest eigenlijk wel? Ik moet nog naar station Bassarab. Daar zijn pilonen verrezen alsof ze de hele wereld op hoogte willen houden. Iedere keer als ik ze zie, zou ik best een tube velpon bij de hand willen hebben. Keihard het leven. Beton was fout in mijn jaren zeventig en tachtig. Ik heb meteen heimwee naar de ongelukkige meisjes en de ontluikende hortensia’s. Een wandeling

De zon brandt op ons bolletje. Ontmoedigend en verootmoedigend: velden in velden van vuilnis. Niet iedereen heeft er oog voor. Zwerfpuppy’s vermaken zich met een dump-tv. Geen beeld. Vagelijk ruikt het naar verschroeide aarde. Gisteren modder, vandaag stof. We luisteren naar kikkers, zien ooievaars, torren die torren en hagedissen. En een platte kikker. De drie kinderen stellen een begrafenis voor, met een passende

 

4   

maaltijd. Dat gaat me te ver. We sloffen en sjokken zonder schaduw. Zelfs de hond laat allengs de vuilnis links liggen. We snakken naar de bar drie kilometer verderop. De eerste twee uitspanningen wijs ik resoluut van de hand. We moeten verder. Bovendien is dichtbij de derde een wijde stroom. Daar willen ze toch naar toe. Marcheren! De hond op een dorp aangelijnd bij het jongste kind baant zich een weg naar kuikens. Meerdere kinderen huilen. Voor ganzen heeft ze ontzag. Terecht. Onaangename, agressieve gevederde vrienden. Met onsmakelijk lawaai en vettige eieren. Ze verstoren schaamteloos de idee dat God het goed voor had met z’n schepping. Onze expeditie loont. Frisdrank en ijs. In het water doet een oude vrouw haar was. Gelukkig zonder sop; ze staat in de bovenloop van onze Colentina. Een kruiwagen voor het wasgoed. Met haar laarzen stampt ze onverschrokken een tapijtje schoon. Beheerst in de sterke stroom, met wekende, bijna ontsnappende kledingstukken onder controle. Zonder woorden mag ik haar. Ze zeurt niet dat het water te koud is voor de kinderen. Ze scheldt niet tegen de hond. Ze wast de was en het water is haar vriend. Een idyllisch beeld. Kranige bejaarde schrobt zich het zweet op haar kop in snel vlietend water. Groen omlijst. Naast een brug waarover af en toe een auto schommelt en de chauffeur dan roept dat het te vroeg is voor waterpret. Door het beeld loopt op hoogte een knalgele lijn. Een gasleiding overbrugt het water. Zonder pardon, alsof het altijd al zo was. Ik kijk er lang naar en m’n hersenen lopen heet. Ik besluit dat deze plek niet kan bestaan zonder, de pijp houdt de boel bij elkaar. Als je hier niet leeft, word je wel geleefd. We moeten terug. We wringen onze kleren. Klam lopen we door andere vuilnisbelten. Hier en daar kringelt rook op. De zon zakt en gelukkig bevinden alle zwerfpuppy’s zich aan de overkant van het water. Het uitzicht op ons dorp is mooi: door alle bloesems geen boom te zien. Wij Wij zijn anders dan jij en daarom hoor je er niet bij. Ik zag op ‘Uitzending gemist’ een documentaire over Frank Boeijen. Ik hou niet van z’n zang, wel van de tekst en muziek. Maar ik zag opeens een andere man. Een bijna verloren man, maar toch weer niet. Als het zo doorgaat blijkt het de Leonard Cohen van de Lage Landen. De muziekscene in Nijmegen tierlierde al jaren. Ik stond een beetje langszij want was niet van daarginds. Vrienden en vriendinnen zaten er helemaal in en m’n vriendin dook er een beetje geheel in onder bij tijd en

 

5    wijle. We waren allemaal bevriend met Clemens van de Ven, Sjoerd van Bommel en Ger Hoeymakers. Zelfs Hans Dulfer leek een bekende. De verloofde van Frank was een bevriende collega. Ik zag haar nergens in de documentaire. Ook geen kind, ik dacht hij is alleen en dat is goed maar waar is zijn meisje van weleer? Candy Dulfer had je in die tijd nog niet op ons dorp – ik kan het me tenminste niet herinneren. Maar we waren bij elkaar en we hoorden toch wel onder ons en we gingen echt wel naar het bluesfestival in Wychen. Dat moest. Er was een scheidslijn tussen Extase-gangers en de niet-gangers. De laatsten waren bang dat ze te weinig hun eigen feestje konden bouwen. De ambtenaar zucht: ‘U bent niet biometrisch toegerust...’ Ik sputter: ‘Ja, maar ik ben wel van hier en nog van de Vendeven-tijd.’ ‘Hier staat dat u een Roemeens paspoort moet hebben.’ Ik: ‘Wat maakt het uit, ik kom naar de oudste stad, de Romaanse stad, mijn stad!’ ‘Daar kan geen paspoort tegen op’, voeg ik tevergeefs toe. En Extase blijkt na zestig jaar ter ziele – ik zoek mijn wandelstok om die gestroomlijnde jongeman een meer dan ferme oorvijg te geven. Ik zoek mijn wij en die lefgozer vertikt het. ‘Uw kleinkind moet een aanvullend Zigeunercertificaat hebben.’ Ja, ik reis met Adina die per se Nijmegen wilde zien. Zij heeft ook een wij van moeders verhalen en opa’s verhalen. Per saldo hebben we meerdere wij’s. In Roemenië en bij onze zoon die in New York woont. Tegen m’n zin maar wat doe je eraan. Adina denkt dat opa alles kan oplossen. Veel meer dan huilen om het verlies van dit wij kunnen we niet doen. We barsten in tranen uit voor het aangezicht van de ambtenaar. Die blijft onbewogen. Islam Zo gauw ik tijd en geld heb ga ik gezinsbreed naar Istanbul. De levende islam bij de buren aanschouwen. Ik hoop ook dat het land binnenkort lid is van de EU. Kunnen we allemaal vrij over en weer op vakantie en gezinnen vormen. Voor ‘gezinnen vormen’ is in aanleg een platter woord. Het zit me dwars dat ik nooit een Turkse ben getrouwd. Nu zijn er in Roemenië wel veel Turkse genen. De slag tegen de Ottomanen is verloren; de mensen werden mooier. De genen van mijn vrouw zijn opgekocht ooit door Roemeens-christelijke slavenhandelaars. Maar het was mooi weer vandaag en ik dutte naast haar in het zonnetje. Ik zei niks over mijn distributieland: xtc, slaven, bijbels, tulpen, toyota’s. Gelukkig waren de kinderen die gedachten kunnen lezen niet thuis. Want ik dacht aan islam en Istanbul en misschien zou ik kinderen in Casablanca hebben.

 

6    De wending van het leven. Daar willen mensen met een grote bek niks van weten. Hun niet-religie is heilig en waar en onbetwijfelbaar onbetwijfelbaar. De koran in huis kan ik niet lezen. Arabisch. Ik geloof toch wel dat er veel in staat wat tot op het bot niet deugt. Als in de bijbel. Zeker van deel 1 lusten de honden geen brood en is geen tittel of jota werkelijkheid. Soms en ergens staat een mooie zin. Het had niet zo veel gescheeld of ik zat nu op Maghreb Online punt NL te wezen. Ik hoop vanuit een Rifdorp. Met drie sneden bruin met pindakaas. Dan zou ik bij de opkomende zon tegen m’n buurman in het Berbers roepen: ‘Nog wat geiten geneukt, buurman?’ Verder dan drie zinnen en dertig woorden in het marokkaans-arabisch kwam ik nooit. Ik schoof aan in het talenpracticum van de Nijmeegse universiteit. Het lag niet aan het onderwijs. We hadden veel gemeen. Door gezeur van mensen zie je bedoelingen niet. De wijsheid is weg als de duivel zich meester maakt van het woord. Ik heb veel boeken niet uit. De Roemeense kerk is minder dan een lege dop. De islam is oriëntaals. Als de schrijver Prediker. Die lustte er wel pap van. De koran zegt: neem altijd de reiziger in je huis op. Het is best een goed boek. Koloniseren hadden de christenen al uitgevonden. Och wat zou het leven eenvoudiger zijn als de Turken Wenen had ingenomen en de christenen niet miljoenen over de kling hadden gejaagd. Kwam ik ook nog op het rechte pad. Gehakt Er zijn mensen van vlees en bloed in de virtuele wereld van hyves die mij niet zien zitten. Dat kan. Da’s mijn ruime voorsprong op hen. Vreemd wel dat ze zich met twee of drie voor vijfhonderd uitspreken. Je krijgt het communisme echt niet uit de Roemenen gebrand. Jammer ook dat je die andere 497 niet te spreken krijgt. Het lijken kinderen, maar wellicht 18-plussers en dus wil je er best mee te bed. Mits niet officieel verstandelijk beperkt, hoewel dat ook best kan, maar niet als ze voorwenden slimmer en ouder te zijn. Altijd slimmer kan, maar ik woon in dit land. Ik kijk uit m’n raam en iemand in Nederland schrijft over mijn uitzicht. De wijsheid in pacht. Die hyves-types weten niks van ‘de wijsheid in pacht hebben’. Ze kennen waarschijnlijk het begrip ‘in pacht’ niet. En ze vinden mij een ouwe lul. Wie ontdekte India en wie was Columbus? Ons kind van 10 dat tot veler verwondering hier gedijt moet het weten. 1492 weet ik. En Vasco da Vama zoeken we op. Waren we maar op Gran Canaria beland joh. Altijd mooi weer. Nee nooit of maar zelden sneeuw – ik blij, hij peinzend: nooit sneeuw? Ik hou van kinderen. Niet van de winter. Ik hou van kinderen en hun winterpret. Egoïstisch wil ik de zon. ZuidRoemenië is als Zuid-Frankrijk een goed begin.

 

7    Vreemd wel dat men meent mij te moeten kapittelen. Dat vind ik een mooie zin. Hoe graag zou ik ‘em herhalen. Waarvoor hetzelfde geldt, maar zo blijven we bezig. Zo blijven we bezig. Geraken we nooit in de zon en ik heb vandaag nog meer te doen. De geschiedenis stoomt voorbij. Ook in Roemenië heb je mensen die weg zijn en mensen die nieuw komen en alles beter weten. Ik weet niks. Ik ben blij dat onze Roemeense kinderen gewoon alles weten. Wil je hier dood gaan? Ja, daar hoor je die hyves-types niet over, want die gaan niet dood. Ik zeg tegen m’n vrouw ik wil hier dood en begraven in de tuin. Dat doen ze niet hoor, onze tolerante Roemeense vrienden. Ze stoppen me tegen m’n kost wat kost op het kerkhof. De ontsnapping is deels er zelf een eind aan maken. Daar is de kerk niet zo op gesteld. Maar ik zit er mooi mee. Een huichelaar in vrouwenkleed die mijn kadaver tegen betaling begeleid naar waar ik niet wil. Roemeense tuthola’s

Ongemakkelijke zaak als mannen over mooie meiden praten. Een medepassagier zegt: we hebben prachtmeiden hier, maar zie jij er een van boven de dertig? Ik pruttel nog wat over andere kwaliteiten, maar ik weet ook niet waar ze blijven. Ze zit strak in vel en kleed. Kapsel en nagels. Hoort niet in de stoptrein. Minachting meen ik in haar blik te zien. Ze vraagt niet eens of de plekken vrij zijn. Ze ontdooit als ik een laptop tevoorschijn haal. Ze belt en een volgend station komt er iemand bij. De jongen steekt een arm en ze weert vaag af, maar genoeg waardoor hij alleen zit. Hij is een mooie rechtoerechtaan figuur, waarvan ik me kan voorstellen dat vrouwen erop vallen. Stiekem bekijk ik haar. Ze is mager. Dagelijks zie ik het soortelijk gewicht van Indase filmsterren en die zijn voller. Waarom al haar zorg voor het uiterlijk? Ze leest een boek. Nimmer vertoont in al m’n jaren stoptreinen! Ik had willen vragen wat het was, maar de vriend stapte in. En het boek had een dikke kaft. Een kinderboek en zij de kleuterjuf in wording; in drie kwartier honderdduizende gedachten. Hebben Roemeense vrouwen in het algemeen een grote neus? Of met een kleine neus, hebben ze dan brede heupen? Zonder het te weten wat het was, werkte ze me op de zenuwen. Zij, boek, vriend, geen boek, geen vriend. Ze zat en ze zat in de weg. We wisselden geen woord. De trein voldeed aan de verwachtingen. Ik zei niks over het zwerfvuil en de illegale stortplaatsen. Ik voldeed aan de verwachtingen. Het meisje wist van niks en haar vriend zat er wat onthand bij. Ze had een jasje aan waarvan ik het merk niet kende. De spijkerbroek idem. Het zag er allemaal duur uit.

 

8    Toen de conducteur kwam, had ze geen kaartje. Hij sloeg haar over zonder geld. Ik niet. Ik zei: koop toch een kaartje, je zit in de trein he? Door jou heb ik straks geen trein meer. De coupé rees tegen me op: het is een arme studente, haar kapsel doet ze zelf hoor, waar bemoei je je mee. Getalsmatig zat er de kloppende halve Rroma bij die geassimileerd meeschold. Ze loog ook nog over de uitstaphalte. Ik schold: je bent de toekomst van ons land en schuif je kut toch gauw achter je webcam. Ik zag dat ze dacht: kent hij mij soms?

 

Related Documents

Uit 2008
October 2019 20
Laatste Groet Uit Tanzania
October 2019 18
Brief Uit De Hel
July 2020 8
Uit Liefde Voor Vernietiging
November 2019 14