Over De Stem Van David Foster Wallace

  • Uploaded by: Oscar J. De Vries
  • 0
  • 0
  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Over De Stem Van David Foster Wallace as PDF for free.

More details

  • Words: 5,238
  • Pages: 9
Over de stem van David Foster Wallace, over het zwijgen, over het nalaten, enkele wijze woorden en een laatste voetnoot “We had this feeling that fiction ought to be good for something. Basicly, we decided it was to combat loneliness.” De denker. Sommige schrijvers, die uitzonderlijke gevallen, doen iets met je hoofd. Je leest enkele pagina’s en het begint te razen, daar vanboven. Hoe gebeurt dit? De enige analogie die je kunt vinden, is die van een instrument, een geluidskabel, een versterker, inpluggen, recht naar binnen, connectie tussen de letters op het papier en de stormwind aan gedachten die de schrijver uitstort. Soms, als de schrijver echt alle remmen loslaat, is het gevoel waarmee hij je na een uur of langer geconcentreerd lezen achterlaat te vergelijken met: richtingloos surfen op het wereldwijde web, haast zonder te kijken klikken van de ene site naar de andere, terwijl naast je de televisie speelt, de radio luid het nieuws omroept en je met één oog doorheen een magazine dat naast de computer ligt scant, je zet alles in één keer uit en je kruipt in je bed. Het licht gaat uit en alles is donker, en dan komt de impact, als een huizenhoge golf geestelijk gegons vol indrukken, gedachten en ideeën. En als alles gaat liggen en echt stilvalt, rest daar dat ene grootse idee, dat idee dat je diep in jezelf opslaat en bewaart en koestert en je eigen maakt. De schrijver doet iets met je, je wil het uitleggen, onder je eigen woorden brengen. Het lukt niet. Je wordt bang van die stem en die schrijver. De schrijver woelde alles eens flink door elkaar in je hoofd, opende verstrekkende denkpatronen, over het leven en alles en meer en dieper. De schrijver is een psychogene drug, iets vreemds, je verliest controle over je eigen hoofd. Ziedaar, de bron van de angst. Maar de aantrekkingskracht is sterk. Ook al ben je bang, je zoekt alles op wat er is. Er valt niet veel te vinden. De winkelrekken bieden slechts zelden troost. Er zal ook niets meer komen. De schrijver is dood, zijn razende intelligentie heeft hij zelf met het uitknopje stilgelegd. Er is een monster van een boek. En je bedoelt echt wel een Monster van een Boek. 1.100 pagina’s en meer, klein lettertype, geen paragrafen, ellenlange hoofdstukken. Terwijl je jezelf doorheen het kortere fictie en non-fictie werk van de auteur ploegt, staat het monster daar middenin het rek, je met opengesperde, hijgende bek aan te staren. Je weet dat je zult moeten. Op een dag. Het monster verslaan. Niet uit één of andere intellectuele krachtpatserij, maar om meer te weten te komen. Want de honger is erg groot ondertussen. De schrijver is niet langer gewoon een schrijver met een bijzonder goede pen, knetterend proza, clevere, moderne erg herkenbare ideeën, bulderlach opwekkende passages, en de plotse realisatie dat je jezelf in lijn met hem hoort meedenken, hij zit in je hoofd en jij in het zijne. Hij is ook niet louter een intrigerende jonge dode, de schrijver is iets groters geworden, een denker, iemand die jou de ideeën voorschotelt waar je misschien al lang op zat te broeden, maar waar je alleen nooit zou zijn opgekomen, ideeën over hoe het nu precies zit, allemaal, en sterker nog: wat we er aan kunnen doen. De schrijver is, bij gebrek aan een beter, vriendelijker, heden ten dage niet zo stoffig woord, een filosoof, van zijn tijd, en van de jouwe.

De ideeën uitleggen, die de schrijver je zo vriendelijk en altruïstisch aanreikte, zal niet lukken zonder te raken aan het leven van de schrijver zelf. Ook al zou je niet willen dat je, om je appreciatie en bewondering duidelijk te maken, tot morbide sensationalisme moet overgaan. Maar, het kan niet anders. Want een groot denker denkt zoals hij denkt omdat hij is wie hij is, denk je. David Foster Wallace (1962-2008) De Amerikaanse schrijver David Foster Wallace pleegde zelfmoord op 12 september 2008, amper 46 jaar oud, met twee romans op zijn naam, ‘The Broom of the system’ (1987) en het immense cult-monster ‘Infinite Jest’ (1996), naast drie verzamelingen kortverhalen en twee collecties essays. Zijn werk was diep geworteld in onze tijd, hand in hand ging het met de onstopbare stroom aan feiten, beelden en indrukken die continu op ons worden afgevuurd. Zijn boeken barsten van wat oppervlakkig bekeken leek op een chaotische maalstroom van feiten, theorieën, losse, vaak naar één van zijn ontelbare voetnoten verbannen zijgedachten, humoristische interludes en krachtige metaforen. De chaos in zijn boeken was zeer zeker berekend en het werk van een hyperintelligent wezen, die trachtte alles wat door zijn hoofd schoot te plukken en neer te planten. Hoewel zo goed als onbekend in ons taalgebied, en niet veel meer dan een cultauteur in de Angelsaksische wereld, een goed verborgen schat voor de liefhebbers, leidde zijn dood in dat Engelssprekende stuk van de wereld tot een zelden geziene stroom aan lofbetuigingen van dikke rijen collega’s, vrienden en fans, in memoriams en talloze blogs riepen hun gevoel van verlies uit. Het viel op, tot hier, tot bij mij, geïntrigeerd las ik een stukje over de dood van een mij volstrekt onbekend auteur, op de onvolprezen literatuurblog De Papieren Man, ik klikte door, en door en door. Het werd snel duidelijk, er was een stem verloren gegaan, een stem die misschien niet tot de grote massa sprak, maar die degenen die hij wel wist te bereiken, diep wist te raken. Zijn werk valt hier maar met mondjesmaat te vinden in de winkelrekken en er bestaan nauwelijks naar het Nederlands vertaalde teksten van zijn hand. Een extra moeilijkheid is dat Wallace zo op en top Amerikaans is en moeilijk definieerbaar qua stijl. Zijn referentiekader richt zich op 24/7 non-stop televisie, overconsumptie, verslaving in al zijn gedaantes, het gebruik van taal en de waanzin van de nationale politiek. Zijn stem is hoogst origineel en verontrustend als een computervirus. Tegelijk erudiet, hip en met flarden straattaal. Is hij een filosoof of een romanschrijver, een essayist of verteller van grootse verhalen? Hij is alles en nog meer, hij was – wat vaak over het hoofd wordt gezien als men zijn werk bespreekt – een subliem komische schrijver, met luid haha- en gefronste wenkbrauwen-humor gevat in te herlezen en te herlezen en luidop voor te lezen oneliners. Wallace was gek op taal. Wanneer hij in een essay verslag uitbrengt van een grote, jaarlijkse pornoconferentie in Las Vegas, dompelt hij zich volledig onder in het wereldje en zijn jargon. Binnen de kortste keren leren we dat een pornoverslaafde een ‘mook’ wordt genoemd en dat een ‘woodman’ een ‘betrouwbaar potent manspersoon’ is, en dat ‘money’ de naam is voor het scherp in beeld brengen van het mannelijk orgasme, rijkelijk voorzien van een stevige straal ‘skeet’. Naast het feit dat Wallace, net zoals bij alles wat hem ook maar enigszins interesseert een encyclopedische

kennis tentoon spreidt, gunt hij ons ook enkele absurde blikken in de achterkeuken van de pornowereld in een reeks hilarische voetnoten. En te bedenken dat het artikel (te lezen in de collectie ‘Consider the lobster’) begon met een statistiek omtrent het aantal mannen dat op jaarbasis in de VS zichzelf aan autocastratie onderwerpt. Hoe complex en haast buitenwereldlijk intelligent zijn boeken ook lijken, en zijn, het is de humor die je aandacht erbij houdt, je luistert niet naar de stem van een geleerd wiskunde- of filosofieprofessor die zijn theorieën declameert, maar naar iemand die je zou kunnen kennen, die je op een haast vertrouwelijke toon toespreekt en tussen zijn waanzinnige ideeën door de ene geweldige grap met de volgende hilarische vergelijking in een breuk duwt. Op één pagina kon hij switchen van humoristisch, naar triest, naar sardonisch en naar bloedserieus, van gezwollen naar alledaags straattaalgebruik. Zijn manische, exuberante proza, zijn gave voor scherpe observaties, zijn mengeling van postmoderne, haast avantgardistische schrijfstijl met een ouderwets moreel besef: hiermee schiep hij een stroboscopisch beeld van een Amerika dat verging aan een overdosis entertainment en hij wees naar het zinloze, lege bestaan van alledag, maar nooit zonder het licht aan het eind van de tunnel uit het oog te verliezen. Hoe vol ideeën zijn boeken ook zaten, en hoe het lezen van zijn teksten je ook de indruk geeft dat je recht in iemands waanzinnig, haast koortsachtig intelligente gedachtegang intapt, Wallace was ook wantrouwig tegenover het denken zelf, of hoe het abstracte denken (het denken over het eigen denken) je makkelijk kan afleiden van wat echt en eerlijk is. Het huidige denken week volgens hem te ver af van de aloude menselijke waarden, die verbonden zijn aan vormen van spiritualiteit, emoties en gemeenschapszin. Hij riep op om hier naar terug te keren, wou een meer geëngageerde waarheid tonen, los van sarcasme en ironie die onze tijd zo tekenen. Dit stond in schril in contrast met zijn eigen stijl. Hij stond er midden in, in die chaotische wereld, en berichtte, live vanuit zijn hoofd vol indrukken. Hij zoog evenzeer als wij het teveel aan data op, videobeelden, teveel decibels, verkooppraatjes en politieke beloften. Al dat vertaalde zich perfect in zijn woeste proza vol afwijkingen, zijgedachten, waar bijzinnen hun eigen bijzinnen kregen, met voetnoten die hun eigen voetnoten kregen. Een essay dat in wezen een boekbespreking was, kon haast ongemerkt een volstrekt andere richting inslaan, elk excuus was goed genoeg voor een stevige meditatie over leven, kunst en lijden. De bespreking van de biografie van een bekende tennisspeelster verglijdt al snel in een meditatie over kunst en atletiek en over het beheersen van elk zijn kunnen, of de bespreking van een nieuwe roman van John Updike in de afrekening met een hele generatie, over hoe de jaren 60 mentaliteit ons deed verzanden in een nietsontziend individualisme van de Ik-generatie. Zijn liefde voor 19e eeuwse schrijvers en dan vooral voor Dostojevski was groot. Hij benijdde hun moreel besef, hoe zij echt iets te zeggen hadden en moed kenden om dit te doen. Wallace, hoe intelligent, filosofisch en wiskundig geniaal ook, wou de lezer en bij uitbreiding de wereld beschermen tegen de verlokkingen van het intellect. Dat was zijn moreel streven. Wallace sluit zichzelf niet uit zijn werk, zijn persoonlijkheid staat op elke pagina gedrukt. Aan één anonieme paragraaf heb je genoeg om hem er in te herkennen.

De stemmingen waaraan hij, via zijn personages of onderwerpen uitdrukking gaf, het verdriet en de waanzin die diep in zijn manische, obsessieve en soms vermoeiende stijl verworteld zaten, hij leed aan dezelfde symptomen als dewelke hij de wereld rondom hem toedichtte, in de angsten en attitudes die hij beschreef en aan de kaak stelde. Je hoort zijn stem, je volgt zijn gedachtestroom, die stream of consciounsnous en herkent tegelijk je eigen stem erin, na een eerste schok van herkenning, misschien is het net dat wat je dat ongemakkelijke gevoel gaf, het gevoel dat niet alleen jij hem herkent, maar hij jou ook. Zijn doel was niets minder ambitieus dan zijn lezers te tonen hoe een zinvol en betekenisvol leven te leiden. “Fiction’s about what it is to be a fucking human being”, is een veel geciteerd citaat van hem. Echte goede literatuur, en lectuur in het algemeen, de vrucht van het schrijven, moet ten dienste staan van de lezer en hem helpen zich minder alleen te voelen binnenin zichzelf. Wallace’s wens was het schrijven van “morally passionate, passionatly moral fiction” te schrijven. Jaloers en niet zonder weemoed, keek hij op naar die grote, ronkende schrijversnamen uit andere eeuwen dan de onze, die stoere literatuurmannen die nog échte idealen nastreefden en een echte moraal te verkondigen hadden, die stonden in het leven en het leven niet alleen beschreven, maar ook de weg toonden. Wallace zag geen Dostojevski’s meer rondlopen. Wallace wou iets te zeggen hebben, ons iets duidelijk maken, én ons leiden, in al zijn bescheidenheid, met literatuur en zijn intellect als zijn enige wapens. Dat stelde enkele problemen: hij voelde zich niet verbonden met enige literaire stijl van zijn tijd. Hij was geen realist, want realistische lectuur ligt te dichtbij om hét goed te zien. De toon van de ironie aannemen was een optie, het is de dominante toon van onze tijd, maar, zo zag Wallace het: ironie heeft nauwelijks een troostend element in zich, het kan opluchten, maar niet verlossen en dus voldeed het niet aan zijn vooropgestelde doel. “Look, man, we’d probably most of us agree that these are dark times, and stupid ones, but do we need fiction that does nothing but dramatize how dark and stupid everything is?” zei hij in een interview. Wallace had nood aan een eigen instrument, een taal en ritme dat zijn doel kon dienen en dat hij zelf moest uitvinden, “to restructure worlds and make people feel stuff.” Al zijn werk stond ten dienste van de lezer, met eigenwaarde winnen en onbetreden pionierspaden bewandelen had dit volgens hem niets te maken. Wallace behoorde tot de postmoderne stroming in de literatuur, of hij dat nu wou of niet, een kind van Thomas Pynchon en Don Delillo, met wie hij voor altijd samen zal genoemd worden. Zijn debuut ‘The Broom of the System’ gaat over een jonge vrouw die vreest dat ze in werkelijkheid niets meer is dan een personage in een verhaal. De dieperliggende boodschap was dat het leven best niet serieus genomen mocht worden, dat alles een spel is, en jij een pion op het bord. ‘Infinite Jest’ was een enorm onderzoek binnenin de ziel van Amerika, het land van verslavingen zoals televisie, drugs en eenzaamheid. Uit de vele personages die elk naast elkaar hun plaats kennen in het boek, lijkt de aandacht zich na lange tijd te

focussen op één iemand, een ex-alcoholicus, die, mits een enorme inspanning, tracht aan al die verlokkingen te weerstaan en daar eindelijk troost en rust in vindt, in het zich afsluiten van de razende wereld vol indrukken en verlokkingen rondom hem. ‘Infinite Jest’ verscheen in 1996 en sindsdien is er geen roman van zijn hand meer verschenen. Al die tijd was hij op zoek, naar een manier om de verwachtingen van zich af te zetten, twijfelde hij aan hetgeen de lezers het meest in hem bewonderden: zijn maximalistische stijl, zijn eindeloos gefragmenteerde verhaallijnen, duizelingwekkend lange zinnen volgepropt met haast eindeloze maar even fascinerende voetnoten, die een aanslag waren tegen de literaire banaliteit, die een explosieve blik gunden in een hyperactief hoofd en energie gaven en wegen toonden aan de lezer. Wallace zocht moeilijke jaren lang naar een meer rechttoe rechtaane stijl, zonder te vervallen tot zuiver realisme. Sinds 1997 werkte aan wat zijn derde roman moest worden en die uiteindelijk, 13 jaar later, onafgewerkt zal verschijnen als ‘The Pale King' en handelt over een groepje werknemers van de Amerikaanse belastinginspectie en hoe zij elk op hun manier omgaan met de eentonigheid van hun werk. Wallace wil het idee naar voren brengen dat verveling een weermiddel kan zijn tegen onze verslaving en afhankelijkheid ten aanzien van entertainment. Verveling als een vorm van concentratie en concentratie als een vorm van meditatie. Eind jaren tachtig werd hem door dokters het antidepressivum Nardil voorgeschreven. Vijfentwintig jaar later, nadat hij onwel was geworden tijdens een etentje, suggereerde de dokter dat dit een vervelend neveneffect van de Nardil kon zijn. Rond diezelfde tijd begon Wallace zich af te vragen of ditzelfde antidepressivum niet eveneens een vervelend neveneffect kon hebben op zijn creativiteit en vooral dan op zijn lastige zoektocht naar een nieuwe stem. Hij begon te vermoeden dat het middel hem tegenwerkte en beperkte om te evolueren als schrijver. In de zomer van 2007 stopte hij volledig met antidepressiva, na 25 jaar, in de hoop met een volledig helder hoofd, zonder enige afhankelijkheid van middelen, zoals het centrale personage in ‘Infinite Jest’, zijn roman, die hij ondertussen had omgedoopt tot ‘The Long Thing’, af te werken. Hij stapte, volgens een vriend, deze nieuwe fase van zijn leven in met een groot gevoel van optimisme, en een minstens even groot gevoel van diepe angst. Hij hoopte een nieuw mens en een nieuw schrijver te worden. Daaruit ontstond een intense spanning. Hij heeft het niet gehaald. David Foster Wallace, van start tot finish. David Wallace werd geboren in 1962 in het landelijke Ithaca in de staat New York, in een intellectueel gezin, vader was professor en moeder lerares Engels. Het gezin las samen, bij wijze van ontspanning, in de Encyclopedia Britannica, om maar iets te zeggen over hoe de ouders de kinderen - al dan niet ietwat hard - stimuleerden in hun geestelijke ontwikkeling. In zijn tienerjaren was hij een begenadigd tennisspeler. Hij bleek al snel te sukkelen met emotionele moeilijkheden. Aan het eind van zijn middelbare school liep hij voortdurend rond met een handdoek, om zijn hevige zweetaanvallen op te drogen, en met een tennisracket, om de buitenwereld een verklaring te bieden voor de aanwezigheid van de handdoek. Aan de universiteit studeerde hij wiskunde en filosofie. Hij kreeg een kick van complexe probleemstellingen oplossen en rookte grote hoeveelheden weed. Aan het eind van

zijn eerste jaar pakte hij plots zijn koffer en vertrok naar huis, “something’s wrong with me”, zei hij. Hij bezocht een psychiater, reed als bijverdienste met de schoolbus en begon voor het eerst fictie te schrijven. Hij stelde vast dat het schrijven van fictie hetzelfde gevoel kon opwekken als het bestuderen van filosofie en dat het tevens een gevoel van comfort gaf. Terug op de universiteit, schreef hij zich in voor een creatieve schrijfcursus en begon als een bezetene de hedendaagse literatuur te lezen, hierbij onmiddellijk en heftig aangetrokken tot de postmodernistische strekking, in wiens complexe puzzels hij zijn eigen liefde voor wiskunde en filosofie herkende. Hij verslond de werken van Thomas Pynchon en Don DeLillo. Datzelfde jaar begon hij te schrijven aan ‘The Broom of the System’. Hij zond één hoofdstuk naar een literair agent en werd meteen aanvaard en drie maanden later getekend bij een uitgeverij. ‘Broom’ verscheen en werd geprezen om zijn exuberante, allesomvattende en enthousiaste stijl, daar waar de gangbare literaire stijl op dat moment overheersend minimalistisch was en velen de voetsporen van Raymond Carver trachtten te volgen. Velen hadden ook kritiek, zagen in Wallace een jonge betweter die per sé wou tonen hij slim hij wel niet was, wat hem kwetste. Toch vond het boek een publiek, verkocht het 20.000 exemplaren in het eerste jaar van verschijnen. Wallace veranderde van uiterlijk, de ietwat nerdy look werd vervangen door lang haar en de eeuwige bandana, waarover hij later zou zeggen dat hij deze droeg zodat zijn hoofd niet zou ontploffen. Twee jaar na ‘Broom’ verscheen zijn eerste bundeling kortverhalen, ‘Girl with curious hair’ (1989), datzelfde jaar eindigden zijn studies en ging hij alleen wonen in een appartement in Tucson. Niet veel later ging het geestelijk bergaf. Hij had geen idee wat zijn volgende project moest worden, dronk veel, leefde in donkere gedachten en keerde terug naar het ouderlijk huis, waar hij zich een mislukkeling voelde, hetgeen hij grotendeels wijtte aan het schrijven en het falen ervan, zijn enige motivatie op dit punt was “staying alive”. Een eerste zelfmoordpoging volgde, en een opname in een psychiatrische kliniek. Na deze ervaring besloot Wallace dat het schrijven dit niet waard kon zijn en ging hij verder filosofie studeren aan Harvard. Filosofie was het enige wat hem zo diep kon raken als schrijven, net als schrijven kon filosofie bij hem de openbaringen opwekken waar hij zo naar snakte. Hij ging samenwonen met een vriend, luisterde naar rapmuziek en dronk en blowde veel. Toen ‘Girl with curious hair’ werd uitgebracht in 1989, werd het vooral onthaald door negatieve kritieken en een tegenvallende verkoop. Het brak zijn hart. Ook zijn studies vielen hem haast onmiddellijk tegen en hij liet zich een tweede keer opnemen in de kliniek. Daar werd hem voor het eerst Nardil voorgeschreven. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis, werd hem een vervallen huis in de louche buurt in Boston toegewezen. Hij zette stappen om van zijn verslavingen af te geraken, drank, weed en sigaretten, enkel het laatste lukte hem niet. Hij begon observaties neer te schrijven in een schrift. Hij voelde zich weer gezond en energiek. Traag maar zeker keerde zijn plezier in het schrijven van fictie terug. Tijdens zijn afkicksessies en in de achtergelegen buurt waar hij woonde, pikte hij verhalen op van mensen die aan lager wal leefden, verslaafden en ex-verslaafden, mensen die het veel moeilijker hadden dan hij, maar die toch sterker in het leven leken te staan, en trachtten probleem na probleem op te lossen en niet, zoals hij, alle problemen tegelijk. “One day at a time”, zeiden ze, en hij gaf hen gelijk. Rond deze tijd, begin jaren negentig, begon hij te schrijven aan wat hij ‘Het Project’ noemde en dat al snel grote proporties begon aan te nemen en zich vastbeet in de

kromgetrokken realiteit die ons getoond wordt door de allesoverheersende mediacultuur. Hij koppelde dit aan zijn ervaringen met de vernietigende kracht van verslavingen, het gaf hem een boodschap om rond te schrijven, iets waar hij tegen kon waarschuwen. Het verhaal speelt zich af in het Amerika van de nabije toekomst, waar een videoband, of cartridge, opduikt met daarop de film ‘Infinite Jest’, een film zo allesoverheersend entertainend dat het elk verlangen van de kijker opzuigt en hem dwingt de film in een onafgebroken loop te bekijken en hem herleidt tot een vegeterende sofaplant. Wallace schreef snel, vulde schrift na schrift, ‘Mount Manuscript’ noemden bezoekers de berg papieren op zijn bureau, daarna tikte hij alles uit met één vinger op een oude computer, hij beet zich vast in het boek, aan zijn agent liet hij weten: “I will be a fiction writer again or die trying.” Hij verhuisde naar een betere buurt, maar naar een veel kleiner appartement, waar hij voortdurend schreef en waar het zo klein was dat hij zich warm hield met enkel zijn eigen lichaamstemperatuur. Zijn ambitie groeide gestaag. In een interview zei hij over zijn generatie: “This is a generation that has an inheritance of absolutely nothing as far as meaningful moral values, and it’s our job to make them up”. Hij herkende in zijn eigen land een diepgeworteld gevoel van verlies en droefheid. Zijn boek is dicht bevolkt met allerhande gekwetste zielen, maar er schuilt ook hoop in, in de mogelijkheid dat iets delen, een verhaal vertellen, de verlossing kan bieden die wij zoeken, iets wat hij oppikte tijdens één van zijn vele afkicksessies. Maar de lezer, om deze hoop te vinden, moet ze wel gaan zoeken tussen de berg fragmentarische brokken tekst, tientallen stemmen in evenveel situaties, haast zonder enige narratieve houvast. Verlossing krijg je niet voor niets, zo lijkt het. In de lente van ’93, terwijl zijn project maar blijft uitdeinen, weet hij een job te versieren als docent in hedendaagse literatuur aan de universiteit van Illinois, kocht er een huis, was blij terug dichtbij zijn geboortegrond te wonen. In de zomer van 1994 leverde hij zijn laatste hoofdstukken in bij redacteur, bij wie nu 1.700 pagina’s lagen. Een lang proces van knippen en herschikken volgde, Wallace stemde vlot toe in het schrappen van honderden pagina’s, die hij zelfs onmiddellijk en finaal wiste van zijn computer, om zichzelf ervan te weerhouden van gedachten te veranderen. ‘Infinite Jest’ verscheen in februari 1996 en werd meteen als een icoon omarmd door een jonge generatie lezers, die zijn grandioze en epische eerlijkheid onmiddellijk herkenden. Hij werd geconfronteerd met een plotse en hem ietwat verwarrende adoratie. Waar hij lezingen gaf, stroomden de zalen vol jonge mensen. Hij maakte dat hij snel doorheen zijn boekpresentatietour heen was en keerde terug naar huis. Opnieuw overviel hem een gevoel van angst, voor hetgeen nu moest volgen. Hij richtte zich op kortverhalen, en ook op journalisme, een nieuwe, directere manier om uitdrukking te geven aan zijn overtuiging dat Amerika een door entertainment oververzadigd en droef land was geworden. Hij schreef in ronduit hilarische en galzwarte tonen over een walgelijk luxueuze cruise die hij nam, over het voorverpakte hedonisme, of over een kreeftenfestival, waar hij filosofeerde over het levend koken van kreeften, en het aan de kaak stelde. Zijn geniale, even hilarische als filosofische essays verschenen in tal van zeer uiteenlopende bladen, maar toch bleef hij zich onvoldaan voelen. Hij miste een duidelijke focus in zijn leven, zo liet hij hier en daar opmerken, stond te veel open voor alle rondvliegende suggesties om hem heen, als een personage uit één van zijn eigen verhalen.

The Long Thing. Rond 2007 was hij voor 1/3 rond met wat zijn derde roman had moeten worden en die hij ‘The Pale King’ doopte. Het verhaal bouwt voort op Wallace’s preoccupatie ten aanzien van concentratie en het zich geestelijk afschermen van de duistere wereld en al zijn afleidende impulsen. Het gaat over het getol van de wereld stilzetten en zich focussen, al was het maar op het aller-vervelendste werk denkbaar, gezien door de ogen en hoofden van een aantal werknemers van de belastinginspectie. Hun job is uitermate eentonig, maar die eentonigheid is tegelijk hun bevrijding, stelde Wallace in een nota over het boek. Het openingscitaat van het boek zou een regel worden uit een gedicht van Frank Bidart, ‘Borges and I’: “We fill pre-existing forms and when we fill them we change them and are changed.” Zijn grote probleem was: hoe giet je verveling in een narratief en dramatisch boeiende vorm, als je schrijft over een milieu waarin niets wezenlijks gebeurt? Tegen zijn vrienden kloeg Wallace steen en been over de moeizame totstandkoming van de roman, het schrijven ervan was “like trying to carry a sheet of plywood in a windstorm.” Zijn literaire frustraties contrasteerden met zijn persoonlijke geluk. Wallace werd verliefd op kunstenares Karen Green. Op zijn arm had hij een tatoeage met daarin de naam van zijn vorige liefde verwerkt. Hij liet een streep trekken doorheen de naam en plaatste er een asteriks naast. Iets lager liet hij nog een asteriks tatoeëren met daarnaast Karens naam en werd zijn arm een levende voetnoot. Ze trouwden, Greens tienerzoon uit een vorig huwelijk trok bij hen in, Wallace en hem konden het goed met elkaar vinden. Wallace had het gevoel dat zijn leven in de plooi viel, dat hij de volwassenheid en rust begon te bereiken waarnaar hij al zo lang verlangde. Hij liet zijn vrouw met trots weten dat hij net het vuilnis had buitengezet, of wanneer hij thee voor haar had gezet. ’s Nachts smeekte hij haar niet ziek te worden, of te sterven. “Oblivion” verscheen, een nieuwe bundel kortverhalen en hij bleef non-fictie essays schrijven, onder meer over de kunst van Roger Federer, maar ondertussen worstelde hij verder met “The Pale King.” Het ontbrak hem opnieuw niet aan ambitie. Hij wou de lezer tonen hij hoe zichzelf kan afsluiten van het hectische, toxische hedendaagse leven, door een zenachtige concentratie en focus te bereiken. De ironie dat hij hierover trachtte te schrijven maar tegelijk de focus, toon en concentratie niet kon vinden om dit te bereiken, ontsnapte hem niet, het lukt hem niet het overrompelende lawaai van het moderne leven uit zijn eigen hoofd te houden. Hij riep het schrijven van essays even een halt toe, in de hoop dat er zo meer ruimte zou komen voor zijn eigen fictie. Hij kreeg geen greep op het boek. Stilaan leek hij het geloof te verliezen dat hij het in zich had uit te drukken wat hij wou bereiken met dit boek. In september 2007 werd hij onwel in een restaurant en stopte hij na bijna 25 jaar met het nemen van Nardil. Aanvankelijk ging het goed, ook al voelde hij zich “een beetje vreemd.” Een maand later kloeg hij over vergeetachtigheid en lusteloosheid ten aanzien van zijn werk, wat allemaal viel binnen het domein van de afkickverschijnselen. Maar het bleef bergaf gaan, er volgde een nieuwe hospitalisatie voor zware depressie. Na zijn ontslag werden hem nieuwe antidepressiva voorgeschreven, maar Wallace raakte in paniek bij het idee dat het telkens tijd kost voor deze middelen om te beginnen werken. Hij gunde hen die tijd niet meer en nam de taak op zich om zichzelf geestelijk gezond te

houden. Hoewel hij nu in een continue greep van angsten leefde, bleef hij lesgeven, maar het boek liet hij links liggen, als een symptoom en symbool van zijn depressie. Zijn vrouw liet hem nog zelden alleen in huis, het moet een uitputtende taak geweest zijn voor haar. Wallace weigerde elke suggestie voor nieuwe medicatie. Wallace heeft zich voorbereid op zijn laatste daad, hij wachtte geduldig zijn kans af. Op de avond dat zijn vrouw naar een opening in haar galerij moest, schreef hij haar een twee pagina’s lange brief. Op zijn bureau, belicht door een lamp, plaatste hij het onafgewerkte manuscript van ‘The Pale King’, tweehonderd pagina’s. Gedurende zijn laatste uren had hij nog hoofdstukken zitten rangschikken en alles zo klaargelegd dat zijn vrouw het makkelijk kon vinden. Overal rond, onder en naast het manuscript lagen losse pagina’s, diskettes met halve hoofdstukken, honderden andere pagina’s met schetsen en ideeën, het beeld van zijn versplinterde roman die hem dol deed draaien, als om te tonen hoe het moet gevoeld hebben om dit monster af te werken. Hij hing zich op aan een balk op het terras. 46 jaar oud. Uitgeraasd. Hij noemde het zelf The Terrible Monster, zijn hoofd, de bron van alle ellende. In een recent gepubliceerde speech uit 2005 ('This is Water') sprak hij over de moeilijkheid om in dit leven empathisch te zijn, gevangen als wij zijn in ons eigen hoofd, de moeilijkheid om een goed, aangepast leven te leiden in deze maatschappij en de valkuilen van de eenzaamheid, wij, "lords of our tiny, skull-sized kingdoms, alone at the center of all creation", alleen in onze eigen hoofd, dat mediacentrum van waaruit wij alles rondom om ons opslorpen, ervaren en interpreteren. Het leven is geen pleziervaart, we staan er in wezen alleen voor en religie is geen optie, zo verzekerde Wallace de afstuderende studenten aan wie hij zijn speech richtte. "The capital T-Truth is about life before death. It is about making it to 30, or maybe 50, without wanting to shoot yourself in the head." Maar hoe? Wallace legt uit hoe. De weg naar de echte vrijheid, weg uit je eigen hoofd, begint bij het zich focussen op iets wat buiten jezelf ligt en het te verafgoden. Onze cultuur dwingt ons ertoe onszelf te verafgoden, het streven naar volmaaktheid, succes, macht en het eeuwige leven. Al dit wordt ons gepresenteerd als een individuele vrijheid, waaraan wij ons, bij gebrek aan beter weten, vastklampen. Maar er zijn andere vormen van vrijheden, en over de belangrijkste vorm van vrijheid zal je in die grote buitenwereld van winnen, slagen en vertoon nooit veel horen praten. "The really important kind of freedom involves attention, awareness, and discipline, and effort, and being able truly to care about other people and to sacrafice for them, over and over, in myriad petty little unsexy ways, every day. That is real freedom. The alternative is unconsciousness, the default setting, the "rat race" - the constant gnawing sense of having had and lost some infinite thing." Samen met hem liepen wij verloren in de mazen van het zelfbewustzijn en de zelftwijfel, hij wou ons deze mazen haarfijn belicht voor de neus houden en hij wou ons ook een uitweg tonen, maar die uitweg heeft hij zelf nooit mogen vinden, of toch niet op een manier die hem waardig was. Hij laat een gedachtegang achter, aan ons op deze op te pikken, langs alle kanten bekijken, ze ons eigen te maken en ons verder een weg te banen.1

1

Thank you, David.

Related Documents


More Documents from "Abhay Vohra"

April 2020 3
Natte_kurken
June 2020 2
Hol
June 2020 3