ALOIS SEXOII? De computer is tegenwoordig niet meer weg te denken uit de maatschappij. Als kinderen de kans krijgen om een game op de computer te doen, dan pakken ze die met beide handen aan. Ook op school is merkbaar dat de computer een ‘hit’ is. Zodra er een opdracht van bijvoorbeeld het vak taal is, dat op de computer gedaan kan worden, staan de kinderen te springen. Zo ook bij rekenen. De computer is niet meer weg te denken. Maar kinderen surfen echter ook op het internet. Als je als leerkracht net even niet kijkt, zitten ze op een site die niet voor hen geschikt is. Ook heeft de jeugd van tegenwoordig MSN, waarmee ze onzichtbaar zijn voor degene met wie ze praten. Computer en internet zijn behalve leuk, soms ook nog wel gevaarlijk. Je hoort vaak genoeg op televisie dat er via de webcam kinderen seksueel misbruikt zijn. Daarom gaat dit onderzoek over de gevaren van internet. Mijn onderzoeksvraag luidt: Ik onderzoek de gevaren van internet, omdat ik wil weten wat leerkrachten of ouders kunnen doen om het internet veiliger te maken voor kinderen. Lems (2006) zegt dat internet de kans biedt om anoniem te blijven. De mogelijkheden om anoniem te blijven biedt kinderen de gelegenheid om geintjes te maken, te plagen of pesten. Je bent toch anoniem. Zelfs bedreigingen en toenadering tot seksuele bedoelingen komen voor. De anonimiteit verlaagt de drempel voor de kinderen die dit doen. Maar er zijn ook volwassenen die zorgen dat het internet voor kinderen onveilig is. Volwassenen kunnen zich aanmelden via MSN, inloggen op chatboxen voor tieners of reageren op/via profielen. Ze zeggen dat ze net zo oud zijn als de kinderen en even later zie je op het nieuws dat er weer een kind seksueel misbruikt is via de webcam/internet. Daarnaast zijn tieners hun identiteit aan het ontwikkelen. Ze vragen zich af wat ze leuk en belangrijk vinden in het leven en in hoeverre ze gewaardeerd worden door leeftijdsgenoten. Door communicatie met leeftijdsgenoten onderzoeken ze dit. Dit gebeurt vooral op profielsites. Maar zijn kinderen wel bewust dat ze zich op een profielsite presenteren, dat ze dit doen voor heel de wereld? Via profielsites ontstaan veel vriendschappen en liefdes. Op een gegeven moment bestaat de behoefte elkaar te zien, maar hoe weet je zeker dat degene die achter dat profiel zit, wel is wie hij zegt (Lems, 2006)? Natuurlijk is er ook een voordeel aan internet. Er zijn betrouwbare sites waar je je goed kunt uiten en beter je emoties kwijt kunt dan als je het iemand verteld. Waarschijnlijk zijn er kinderen die dat eng vinden. Voor hen is internet een ideale uitkomst om hun hart te luchten (Lems, 2006).
Maar hoe komt het nu dat er zo veel vervelende dingen gebeuren met internet? Gibson (2005) meldt dat ouders en leerkrachten tegenwoordig niet meer praten met kinderen over wat ze op het internet doen. Ze zijn van de generatie die niet met internet is opgegroeid en vinden het moeilijk om hun kinderen wegwijs te maken op het internet. Ze voelen zich opgelaten over hun gebrekkige kennis met internet. Dit is iets wat niet van toepassing is, zegt Gibson. Dat de ouders hun kinderen niet kunnen bijbenen is niet het probleem, maar dat het contact met de kinderen verloren wordt en het onderwerp niet besproken wordt, is veel erger. Maar ook leerkrachten maken zich zorgen over het gebruik van internet door kinderen. Uit onderzoek van blijkt dat 40% van de leerkrachten zich zelfs véél zorgen maakt om digitale pesterijen en ruzies, sekssites en het doorgeven van privégegevens. Ongeveer 90% van het onderwijsgevend personeel vindt dat er maatregelen genomen moeten worden om de veiligheid van leerlingen te verbeteren. Volgens hen zouden deze maatregelen bestaan uit praten met leerlingen over online fatsoen, leerkrachten opleiden met betrekking tot internetveiligheid en praten met ouders (Lems, 2006). Maar wat zou nu echt helpen om het internet veiliger te maken? Allereerst moeten ouders gaan praten met hun kinderen over wat ze op het internet doen. Hou de situatie open en laat kinderen vertellen (Gibson, 2005). Volgens Lems (2006) kan de school ook maatregelen treffen, door bijvoorbeeld het opstellen van een protocol. Hierin staan afspraken over het gebruik van internet. Verder kan de school een ouderavond organiseren, want internetveiligheid is zowel een zaak voor de school als voor de ouders. Het is belangrijk dat er een open sfeer heerst en dat er gepraat wordt. Maak gebruik van incidenten. Durf leerlingen daarnaast om hulp te vragen als je er zelf niet uitkomt op het internet. En tot slot kun je leerlingen zelf mediaproducties laten maken. Dit is een erg effectief middel, omdat leerlingen dan zelf zien hoe je de kijker, lezen en luisteraar kunt manipuleren. Ik heb hierboven de problemen van internet besproken en wat ouders en leerkrachten kunnen doen om internet veiliger te maken. Mijn onderzoeksvraag was: ik onderzoek de gevaren van internet, omdat ik wil weten wat leerkrachten of ouders kunnen doen om het internet veiliger te maken voor kinderen. Er zijn dus een hoop gevaren aan internet. Het is anoniem, waardoor mensen een andere identiteit kunnen geven dan ze zijn. Er gebeuren een hoop vervelende dingen op internet, zoals pesten en soms seksueel misbruik. Om dit te voorkomen is het belangrijk dat er met kinderen gepraat wordt over het onderwerp (Gibson, 2005). Een open sfeer is belangrijk. Verder is het goed om kinderen zelf te laten ervaren hoe je de kijker, lezer en luisteraar kan manipuleren (Lems, 2006). Literatuurvermelding: • Gibson (2005). Veilig internet voor kinderen. JSW, 89, april, blz. 22 – 24. • Lems (2006). ‘Ze kunnen je toch niet zien’. Internet: een zorg voor leerkrachten en ouders samen. JSW, 90, juni, blz. 38 – 41.