Nederlands En Ict

  • Uploaded by: Gerard Dummer
  • 0
  • 0
  • May 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Nederlands En Ict as PDF for free.

More details

  • Words: 10,320
  • Pages: 56
2009

Leervraag Nederlands en ICT

Anieke HP 1-1-2009

2

Inhoudsopgave: Aanleiding:

Blz. 16

Betekenisvol leren:

Blz. 17 t/m 18

Daltononderwijs en interactief taalonderwijs

Blz. 19 t/m 22

Leerlijn stellen: Theorie stellen: Digital storytelling: Competenties: Lesuitwerking: Bronnenlijst: Meerwaarde/conclusie: Bijlage(n):

Blz. 23 t/m 24. Blz. 25 t/m 33. Blz. 34. Blz. 35 t/m 36. Blz. 37 t/m 57 Blz. 58. Blz. 59 t/m 60

3

Aanleiding. Ik loop stage op Daltonschool Rijnsweerd in Utrecht. Ik geef les aan groep zes. Een groep met 31 leerlingen. De school waar ik les geef is een Daltonschool. De leerlingen werken met taal uit de methode ‘Taalleesland’. Een methode waarin de leerlingen met verschillende opdrachten rondom taal bezig zijn. Vooral het stellen komt daarin naar voren. De leerlingen moeten in deze methode vaak een verhaal schrijven, of een verhaal afmaken. Ik merk dat de leerlingen hier niet altijd zin in hebben. Ik hoor ze zuchten, of ik zie in hun schriften dat zet het verhaal met korte zinnen af maken. De opdrachten zijn vaak niet betekenisvol. Toch zie ik in de klas dat leerlingen wel vaak een verhaal (of een gedicht) willen schrijven op de computer. Het schrijven van verhalen trekt dus wel aan en dit uitwerken op een computer des te meer. De leerlingen in mijn stageklas zijn op dit moment bezig met het maken van een eigen website voor de klas. De website staat al online en ik merk dat de leerlingen veel met de website bezig zijn. De website is voor de leerlingen in de klas bedoeld. De website is opgezet door drie meisjes uit de klas. Ze hebben op de site spelletjes gezet en nieuwtjes over de klas. Ik wilde graag mijn leervraag voor Nederlands combineren met de leervraag voor ICT. Het leek mij daarom ook leuk om de website hier bij te betrekken. Ik wil het taalonderwijs in mijn lessen interactiever maken. Om de lessen betekenisvol te maken wil ik ook gebruik maken van ICT. De computer is vaak in gebruik in de klas. Leerlingen werken hun teksten uit op de computer in het programma word of ze maken gebruik van het programma PowerPoint om hun presentatie uit te werken. Ik wilde ICT graag met taal laten integreren. Het uitwerken van een tekst op de computer kunnen de leerlingen al. Daarom wil ik een nieuw programma rondom ICT introduceren. Toen ik aan deze leervraag begon wilde ik de leerlingen verhalen laten schrijven voor de website. Ik kreeg als tip mee van zowel Bert Jurling als Gerard Dummer dat de opdracht concreter moet worden. Ik was het met ze eens. De opdracht die ik bedacht had was te open. Een aantal leerlingen zullen dit wel aankunnen, maar een groot deel ook niet. Die weten dan niet hoe ze moeten beginnen. Daarom heb ik besloten om een concrete opdracht te geven. In de lessen van ICT had ik gehoord van het programma moviemaker. Hierbij wilde ik graag een stelopdracht bedenken. De leerlingen zijn de laatste tijd veel bezig met het schrijven van gedichten. Daarom wil ik ze laten kennismaken met een nieuwe vorm van dichten: de limerick. De leerlingen gaan met behulp van het programma ICT een beeldlimerick maken.

4

Betekenisvol leren. Hoe kan ik met behulp van ICT het stelonderwijs in mijn groep betekenisvoller maken?

Dit is de hoofdvraag waar ik de komende paar lessen aan wil gaan werken. Zoals ik net al in mijn aanleiding aangaf zijn de lessen uit de methode van de leerlingen vaak niet betekenisvol. Met behulp van de computer wil ik de lessen van taal in de komende vier lessen betekenisvoller maken. Voordat ik hier aan begin wil ik voor mezelf eerst op een rij zetten: wat is betekenisvol leren eigenlijk?

Definitie betekenisvol leren1 : Men spreekt van betekenisvol leren, wanneer het leren voor de lerende betekenis heeft ofwel dat de lerende zich ervan bewust is waarmee hij op dat moment bezig is en waartoe het kan leiden. Het wordt pas echt betekenisvol als het geleerde aansluit op de zone van ‘naaste ontwikkeling’ (ofwel als het zich kan hechten aan reeds bestaande kennis). Zo kunnen contexten waarin het rekenen en de wiskunde verscholen zijn, betekenis aan de gevraagde reken-wiskundige activiteiten geven. Maar ook een goed doordacht instapprobleem waarin de problematiek van de leerstof aan de orde is, leidt tot betekenisvol leren. Een rekensom die formeel is en tegelijkertijd een doorkijkje geeft naar nieuwe, complexere leerstof, kan op dat moment voor de lerende betekenisvol zijn. Ook kan de actualiteit aanleiding zijn om kinderen betekenisvol te laten leren.

Betekenisvol leren Het leren moet in een betekenisvolle context plaatsvinden. Dat is het geval, wanneer de activiteiten zin hebben voor het kind. Het is als leerkracht belangrijk om er voor te zorgen dat kinderen spreken in ‘echte' situaties, die functioneel zijn en die hen aanspreken. De kinderen spreken met een bepaald doel en voor een bepaald publiek. Ze spreken om gehoord te worden. Daardoor worden zij meer gemotiveerd om te leren. Zij willen immers net zoals volwassenen - graag dingen leren die zij kunnen gebruiken in het dagelijks leven. Daarom zijn functionele activiteiten met de kinderen nodig, waaraan zij ook zelf betekenis kunnen geven. De inhoud van de activiteiten heeft dus alles te maken met de kinderen zelf en sluit aan bij hun eigen leefwereld. Het is de taak van de leerkracht om zo'n betekenisvolle context te creëren. Zij maakt daartoe gebruik van de zogenaamde ‘ankergestuurde instructie'. Dat wil zeggen dat de leerkracht bij het begin van een leerproces, thema of activiteit een anker inbrengt, iets dat de kinderen raakt, aanspreekt en nieuwsgierig maakt. Een anker kan van alles zijn, bijvoorbeeld een 1

http://www.fi.uu.nl/wiki/index.php/Betekenisvol_leren

5

verhaal, een boek, een film, een nieuwsitem of een excursie. Naar aanleiding van het anker doen de kinderen verschillende vervolgactiviteiten, waarin zij spelen, praten, ontdekken en leren. Wanneer we betekenisvol leren willen realiseren, is de omgeving waarin kinderen de taalactiviteiten uitvoeren van essentieel belang. Er moet sprake zijn van een stimulerende leeromgeving'. Dat betekent dat de omgeving aantrekkelijk is en ondersteuning biedt bij het uitvoeren van de activiteiten. Nadat we het anker hebben geïntroduceerd, en met de vervolgactiviteiten gaan beginnen, passen we gaandeweg de inrichting van het lokaal aan. We richten de ruimte ‘betekenisvol' in; dat wil zeggen dat de inrichting van de ruimte in het teken staat van het thema van het anker. We zien veel voorwerpen, boeken, teksten, afbeeldingen en attributen in de ruimte, die iets te maken hebben met het anker. Omdat een leeromgeving voor kinderen nog stimulerender is wanneer zij zelf betrokken zijn bij de inrichting ervan, moet de leerkracht de kinderen de ruimte te geven om zelf spulletjes mee te nemen. Het belangrijkste element van een stimulerende spreekomgeving is de leerkracht zelf. Zij vervult een voorbeeldrol als spreker. De kinderen zien de leerkracht spreken en ervaren dat zij het leuk vindt. De leerkracht praat enthousiast over de onderwerpen. In de praktijk. De leerlingen in mijn stageklas werken uit de methode ‘Taalleesland’. Een methode waarin de leerlingen verschillende tekstsoorten leren kennen. Leerlingen leren om een verhaal in verschillende alinea’s te verdelen, ze leren verschillende tekstsoorten kennen, ze halen belangrijke kernwoorden uit een tekst, etc. De teksten die de leerlingen moeten schrijven zijn vaak niet betekenisvol. Dit komt omdat de onderwerpen niet altijd aansluiten bij de actualiteit. Zo moesten de leerlingen laatst een tekst schrijven over de brandweer. Op zich wel een interessant onderwerp, maar niet iedere leerling voelt zich hiertoe aangetrokken. Ik wil mijn lessen betekenisvol maken door als eerst ICT in te zetten. De leerlingen leren een nieuwe vorm van verwerken en presenteren kennen. Daarnaast in de Limerick ook een nieuwe vorm van creatief schrijven.

6

Interactief taalonderwijs Mijn stageschool is een Daltonschool. Toen ik de punten van het interactief taalonderwijs las, vond ik dit goed aansluiten bij de visie van de school. Daarom wil ik eerst kort iets vertellen over het Daltononderwijs.

Daltononderwijs. Het Daltononderwijs is een vorm van onderwijs waarin drie principes het fundament van het daltononderwijs vormen. Dit zijn: Vrijheid in gebondenheid Zelfstandigheid Samenwerking

7

Vrijheid in gebondenheid. Grenzen stellen Op een Daltonschool leren kinderen door het zelfstandig opdoen van kennis en ervaring. Vrijheid is noodzakelijk om eigen keuzes te kunnen maken, eigen wegen te vinden. Maar vrijheid betekent niet dat alles zomaar kan en mag. 'De ideale vrijheid is geen vrijblijvendheid en nog minder is het ongedisciplineerdheid. Het kind dat maar doet waar het zin in heeft, is niet vrij. Integendeel, het wordt een slaaf van slechte gewoontes, egoïstisch en ongeschikt voor een leven met anderen', zei pedagoge Helen Parkhurst al in 1922. Parkhurst is de grondlegster van het Daltononderwijs. De docent biedt iedere leerling de structuur om met vrijheid te kunnen omgaan. Verantwoordelijkheid leren Vrijheid betekent in het Daltononderwijs: kunnen omgaan met verantwoordelijkheid. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht van ieder kind. Docent en leerling maken samen afspraken over de leerstof. De leerling schat zelf in wat het nodig heeft om een taak te kunnen doen en hoeveel tijd het nodig heeft. Achteraf legt het verantwoording af aan de docent. Stap voor stap De leerlingen leren stap voor stap vrijheid te hanteren. Bij kleuters gaat het om kleine, overzichtelijke keuzetaken die ze zelfstandig uitvoeren. Naarmate kinderen en jongeren zich verder ontwikkelen, worden taken omvangrijker en complexer. Net als op alle scholen wordt de inhoud van de leerstof grotendeels bepaald door de kerndoelen van de overheid, samenleving, schoolplan en dergelijke.

Zelfstandigheid Zelfstandige mensen Het Daltononderwijs wil kinderen vormen tot volwassenen die zelfstandig kunnen denken en handelen. Daarvoor is nodig dat kinderen en jongeren leren hoe je informatie vergaart, hoe je zaken op waarde kunt schatten en hoe je keuzes maakt. Daarin zal ieder mens verschillen, daarom kiest het Daltononderwijs voor een meer individuele benadering. Zelfstandig werken Ieder kind en iedere jongere heeft recht op optimale kansen om zichzelf te ontwikkelen. Daarom wordt op Daltonscholen veel zelfstandig gewerkt. De docent onderzoekt steeds wat ieder nodig heeft om iets specifieks te kunnen leren. Zijn rol is het begeleiden en coachen van iedere leerling, het initiatief blijft zoveel mogelijk bij de leerling.

8

Samenwerking Respect voor de ander Om later als volwassene te kunnen deelnemen aan de samenleving moet je leren samenwerken. Ook met mensen die je niet zelf kiest. Daarom wordt op Daltonscholen veel aandacht besteed aan het spelen en werken in groepjes. Meestal gaat het om leerlingen uit dezelfde klas die samen een opdracht uitvoeren, maar ook gebeurt het dat leerlingen van verschillende leeftijden moeten samenwerken. Al doende leren ze te luisteren naar elkaar en respect te hebben voor elkaar. Ieder mens is immers verantwoordelijk voor zichzelf en voor zijn omgeving.

Aspecten van de Daltonpedagogiek Vormen van zelfstandig werken, leren en reflecteren Het pedagogisch handelen gaat uit van het vermogen van de mens tot leren. Dit blijkt onder andere uit keuzevrijheid van leerlingen gedurende een deel van de dag. De ruimte is ingericht voor zelfstandig werken en samenwerken Zelfstandig en samenwerkend leren krijgen veel aandacht in het curriculum Uit gedrag van de leerlingen blijkt dat zij gewend zijn aan vrijheid van handelen binnen grenzen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit verantwoordelijkheid voor het eigen werk en dat van anderen. Leerlingen houden leeractiviteiten en resultaten zelf bij. In het basisonderwijs wordt gewerkt met een takenbord of taakblad, en met dagkleuren.

ICT in het Daltononderwijs. In het Daltononderwijs is de computer een belangrijk middel. Op de computer worden er steeds meer programma’s ontwikkelt met digitale lees-, schrijf- en rekentaken waarbij de leerling per antwoord direct krijgt teruggekoppeld of het goed of fout is. Ieder kind kan instappen op het eigen niveau en de docent kan op de eigen pc volgen hoe het gaat. In plaats van de docent of een andere leerling te vragen om hulp, kan de digitale handelingswijzer worden geraadpleegd. Hierin kan bijvoorbeeld worden opgezocht wat een voltooid deelwoord is en hoe kwadrateren gaat. Dit betekent niet dat leerlingen zonder docent door de leerstof gaan. De docent heeft de leerstof uitgelegd.

9

Uitgangspunten interactief taalonderwijs: sociaal leren, betekenisvol leren. Sociaal leren We spreken van sociaal leren, wanneer kinderen leren door actief samen te werken met anderen. Zij leren van elkaar, maar ook in interactie met de leerkracht. Bij sociaal leren is er tijdens het leren sprake van sociale interactie. Wanneer kinderen met elkaar samenwerken, leren zij meer dan alleen. Het ene kind weet altijd wel iets dat het andere kind nog niet weet. De kinderen leren met en van elkaar. Door veel samen te werken worden kinderen zich bewust van hun eigen kennis en werkwijze en leren zij deze te toetsen aan anderen. Zij zien dat kinderen allerlei taken op verschillende manieren uitvoeren en leren rekening te houden met die verschillen. Als er sprake is van sociaal leren, werken kinderen dus veel met elkaar samen. Dan hebben we het over de principes van coöperatief leren: Er is sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid: de kinderen zijn van elkaar afhankelijk om de activiteit goed te kunnen uitvoeren. Er is sprake van individuele verantwoordelijkheid: ieder kind is verantwoordelijk voor zijn eigen inzet en bijdrage aan het werk van de groep. Er is sprake van directe interactie: de kinderen praten met elkaar over de inhoud en de voortgang van de activiteit. Ze moedigen elkaar aan en helpen elkaar. De kinderen ontwikkelen samenwerkingsvaardigheden en de leerkracht besteedt hieraan regelmatig aandacht. De samenwerking wordt geëvalueerd: de kinderen kijken met elkaar terug op het resultaat en op het proces van hun samenwerking: hoe verliep de samenwerking? Wat ging er goed? Wat moeten we de volgende keer anders doen? Sociaal leren is dan ook anders voor de leerkracht. Zij is niet de allesweter, die de kennis overdraagt aan haar leerlingen, maar is veel meer een begeleider, een coach, die met de kinderen samenwerkt en hen stimuleert en helpt om met elkaar te communiceren en samen te werken. De leerkracht fungeert bovendien als model en inspirator. Zij geeft veel voorbeelden, doet het veelvuldig voor en denkt daarbij hardop. Daarnaast is zij de organisator van allerlei gesprekken en zorgt zij ervoor dat leerlingen in de kleine kring, grote kring of tweetallen, met en zonder de leerkracht, veel praten.

De praktijk. De leerlingen in mijn stageklas werken veel samen. Dit doen zijn met taal, maar ook met de anderen vakken. Tijdens mijn leervraag gaan de leerlingen in groepjes aan een opdracht werken. Hiermee wil ik aansluiten bij de visie van de school. 10

Leerlijn stellen. Mijn leervraag gaat over het stelonderwijs. Ik wil mij eerst verdiepen in de leerlijn die hier voor staat. Stellen en didactiek door H. Huizenga.

Criterium

Groep 3 en 4

Groep 5 en 6

Groep 7 en 8

Strategie

 Vertellend schrijven

 Vertellend schrijven



 Denkend schrijven: een

Denkend schrijven: Schrijfwijzer leren

begin maken met

hanteren

gestructureerde werken Tekstsoort



Creatieve teksten



Verhaal, stripverhaal,

Elfje, sprookje  Zakelijke teksten

gedicht, raadsel, mop  Zakelijke teksten

Spelvaardigheid



Creatieve teksten



Creatieve teksten

Fabel, toneelstuk  Zakelijke teksten

Dagboek, opstel,

(kranten) artikel,

Aankondiging, brief,

poster, recept,

boekbespreking,

onderschrift, reclame,

routebeschrijving,

interview, verslag,

uitnodiging,

slagzin, telegram,

werkstuk, samenvatting,

boodschappenlijstje

weerbericht

gebruiksaanwijzing

Informatie verzamelen: vanuit eigen ervaringen



Informatie verzamelen: vanuit mondelinge

en beleving  Informatie selecteren:

bronnen  Informatie selecteren:

vanuit belangstelling  Tekst structureren: naar

naar onderwerp  Tekst structureren: naar

chronologische volgorde  Inhoud verwoorden:

plaats en onderwerp  Inhoud verwoorden:

ervaringen, gewaarwordingen onder woorden brengen  Taalregels toepassen: correcte enkelvoudige zinnen maken  Tekst opmaken: hoofdlettergebruik

fantasieën en emoties onder woorden brengen  Taalregels toepassen: correcte samengestelde zinnen maken  Stileren: gebruik van bijv. naamw., vergelijkingen, dialoog  Tekst opmaken: alineaindeling, hoofdlettergebruik  Reflecteren: op beperkt aantal aspecten

11



Informatie verzamelen: vanuit schriftelijke

bronnen  Informatie selecteren: naar publiek doelstellingen  Tekst structureren: met logische ordeningsschema's  Inhoud verwoorden: ideeën formuleren, vanuit verschillende perspectieven schrijven  Taalregels toepassen: met aandacht voor verwijswoorden  Stileren: variatie in stijl toepassen  Tekst opmaken: aandacht voor structuurmarkeerders  Reflecteren: op alle

aspecten van het schrijfproces Tekstdoel



Verzoeken



Verzoeken



Verzoeken



Informeren



Informeren



Informeren:



Uitleggen



Uitleggen



Uiten van gevoelens



Aandacht voor structuur Uitleggen: in



Belangstelling wekken



Amuseren

samenhangend betoog  Uiten van gevoelens:

In eenvoudige teksten

In langere teksten



inleven in anderen Belangstelling wekken



Amuseren



Overtuigen: door han-



teren van argumenten Tot handelen aanzetten.

Tijdens mijn leervraag wil ik met de leerlingen aan de slag gaan met creatieve teksten. Ik begon mijn leervraag met het maken van een verhaal. Deze opdracht was te open en ik kreeg als feedback ook als tip mee dat ik een concrete opdracht moest bedenken. Aangezien de leerlingen al veel aan de slag zijn met teksten, wilde ik graag aan de slag gaan met creatieve teksten.

Wat ik uit deze leerlijn kan halen voor het creatieve stelonderwijs: Groep 3 en 4 gaan vertellend schrijven. De creatieve teksten die zij maken zijn verhaaltjes, stripverhalen, gedichten, raadsels en moppen. Ze schrijven vanuit eigen ervaringen en belevingen en leren die informatie verzamelen en selecteren. Andere vaardigheden die zij ontwikkelen zijn het structuren van teksten in chronologische volgorden, het onder woorden brengen van wat ze willen zeggen. Het tekstdoel is het informeren en uitleggen van ervaringen in eenvoudige teksten. Groep 5 en 6 zijn bezig met het vertellend schrijven en gaan over naar denkend schrijven. De nieuwe creatieve teksten die zij maken zijn elfjes en sprookjes vanuit de poëzie. Zij leren fantasieën en emoties onder woorden te brengen en beginnen met het reflecteren. Ook gaan ze (vanuit zichzelf) meer spellingsregels toepassen en gaan aandacht geven aan de opmaak van een tekst. Nieuwe tekstdoelen zijn het uiten van gevoelens, belangstellingen wekken en het amuseren in langere teksten. Groep 7 en 8 ontwikkelen het denkend schrijven verder. De creatieve teksten die zij maken zijn o.a. fabels en toneelstukken. In deze groepen leren ze om schema's te gebruiken, dus een structuur met logische opbouw toe te passen. Ze bouwen de vaardigheden van groep 5 en 6 nog verder uit zoals het reflecteren, taalregels toepassen, teksten opmaken, informatie selecteren enz. Hier leren kinderen ook argumenten te gebruiken om mensen te overtuigen en soms tot handelen aan te zetten.

12

Het schrijven van een verhaal In de hogere groepen gaan kinderen zelfstandig aan de slag met het schijven van een tekst. Voor kinderen is het fijn om dan een stappenplan te volgen, zij hebben hier houvast aan en weten waar zij aan toe zijn. In de bovenbouw gaan kinderen hier zelf mee aan de slag. Maar in de lagere groepen kun je als leerkracht dit schrijfproces ook volgen waar je de kinderen intensief in begeleid. Voor het schrijven van een tekst: Je volgt een schrijfproces 1. Oriënteren (op onderwerp, doel en publiek) 2. Plannen (informatie verzamelen, selecteren en ordenen) 3. Schrijven van de tekst (1e versie schrijven, voorleggen aan anderen) 4. Reviseren (2e versie schrijven n.a.v. commentaar, nieuwe informatie.) 5. Evalueren (alles nog eens goed doorlezen) 6. Verzorgen (spelling, lay-out) Voor de lessen van de limerick heb ik het volgende stappenplan opgezet:

Stappenplan Limerick maken. Informatie verzamelen. De leerlingen gaan in de eerste stap informatie verzamelen. Waar gaat de limerick over? Waar begint de eerste zin mee? Waar kunnen we mee verder gaan? Welke zinnen rijmen ook al weer? Klopte het aantal lettergrepen? Opmaken van de tekst. De leerlingen schrijven de limerick eerst op een kladblaadje. Daarna gaan ze dit uitwerken op de computer. Reflecteren + presenteren. Loopt de limerick? Klopt het aantal lettergrepen? Zijn alle woorden goed gespeld? Rijmen de zinnen?

13

Anker gestuurd 2 Een anker is een gezamenlijk startpunt, een rijke, betekenisvolle context dat leervragen bij de kinderen oproept. De activiteiten in de groep worden op de interesses van kinderen afgestemd. Kinderen nemen daarbij het initiatief om met onderwerpen aan te komen, aan te geven wat zij graag willen weten. Het werken met een anker is een didactiek binnen interactief taalonderwijs. Als anker kunnen fungeren een verhaal, eigen ervaringen, een excursie, een videofragment, een poppenkastspel, of een digitale foto (In dat laatste geval wordt wel van digitale ankers gesproken) Door een anker in stellessen maak je de lessen veel aantrekkelijker voor kinderen. Het krijgt betekenis en kinderen zullen meer gemotiveerd zijn. Een anker wil ook zeggen dat iets een doel heeft. Kinderen moeten weten waar ze iets voor doen, dat het gewaardeerd wordt. Met verschillende vormen van creatief stellen kan dat heel goed. Zo kunnen teksten terug komen in de groep. Worden voorgelezen in de kring, ze kunnen op het bord worden geschreven en besproken worden, ze kunnen worden uitgeprint of in het net worden geschreven en voorzien van tekeningen, ze worden in oplage gedrukt, aan de muur gehangen, in mappen bewaart, tot boekjes gebundeld, uitgedeeld aan andere klassen en familieleden of opgenomen in de schoolbibliotheek enz. Beoordeling Over het beoordelen van een creatieve stelopdracht zijn de meningen nogal verdeeld, kan ik daar cijfers voor geven? Moet ik spellingsfouten verbeteren? Wat kan ik van de kinderen verwachten? En hoe help ik door mijn beoordeling kinderen verder? Bij het beoordelen is het allereerst van belang dat je gaat kijken naar wat voor soort tekst de kinderen schrijven, wat zijn de doelen van die tekst, wat zijn jouw doelen van de opdracht? Dit moet je voor jezelf duidelijk hebben voordat je goede feeback aan kinderen kan geven. Huizenga geeft in zijn boek Taal en didactiek, stellen een aantal uitgangspunten voor het beoordelen van teksten. 1. Sluit in de beoordeling altijd aan bij het lesdoel. 2. Maak de beoordelingscriteria aan de kinderen bekend. 3. Formuleer vooraf scoringsvoorschriften 3. Houd rekening met de schrijfontwikkeling van kinderen 4. Houd rekening met creatieve en persoonlijke getinte teksten. 5. Benadruk de positieve elementen en geef concrete schrijftips 6. Leg de schrijfvorderingen vast. Doordat kinderen bij het creatieve stellen vaak schrijven vanuit eigen ervaringen ga je bij de beoordeling nooit alleen in op de tekst maar koppel je terug naar de ervaring (anker) die erachter zit. Vaak zie je dat er onder stelopdrachten van kinderen korte reacties staan van 2

http://www.taalsite.nl/

14

leuk, mooi, prachtig enz. Dit wil eigenlijk zeggen dat de leerkracht niet goed weet waar hij of zij op moet letten. Wat is dan mooi? Wat is dan goed? Probeer juist in je commentaar te vermelden wat goed of mooi was. Aandachtspunten waar je op kunt letten kan je vooraf afspreken met de kinderen, in de bovenbouw zelfs samen opstellen. Het is ook goed om je beoordeling op de eerste versie los te laten, bekijk de tekst samen met het kind en maakt toevoegingen. Dit kan zowel individueel als met de groep. Als de groep weet wat je hiervan verwacht kunnen de kinderen ook in tweetallen elkaar beoordelen (tips en tops) Het beoordelen op spelfouten is ook een punt wat moeilijk is in een stel opdracht. Eigenlijk wil je wel dat kinderen goed spellen en toepassen wat ze geleerd hebben maar aan de andere kant is spelling niet het belangrijkste. Suzanne van Norden zegt dat de aandacht voor schrijffouten nooit de primaire betrokkenheid bij de inhoud van de tekst in de weg mag zitten. Zij zegt als je een goed anker hebt voor het schrijven van een tekst zullen leerlingen vanzelf gemotiveerd zijn om zo goed mogelijk te schrijven en pakken ze vanzelf dat woordenboek uit de kast. Fouten in stelopdrachten kunnen wel goede graadmeters zijn voor wat kinderen van de technische taalkennis beheersen. Soms hoor je wel van kinderen ‘hoeveel regels moet het verhaal zijn?' Dit is voor leerkrachten vaak ook een lastig punt. De lengte van een tekst zegt niets over de inhoud. Suzanne van Norden zegt: Als kinderen goede korte teksten over eigen ervaringen kunnen schrijven kunnen ze uitgedaagd worden voor langere teksten. Het vooraf opgeven van lengte werkt niet ondersteunend. Zorg ervoor dat kinderen gemotiveerd zijn voor het schrijven van een tekst waardoor ze niet eens hoeven vragen hoelang hun tekst hoeft te zijn. Het mooiste zal zijn als elk kind schrijfmotivatie heeft!

Tot slot Een paar tips voor de leerkracht die goed met stelonderwijs bezig wil zijn, die richt zich altijd eerst op wat kinderen te zeggen hebben en stimuleert ze om dat op te schrijven; gaat met kinderen in gesprek over de teksten die ze geschreven hebben; geeft vormopdrachten altijd in relatie met een inhoud waar kinderen zich bij betrokken voelen; kijkt nooit op de eerste plaats naar schrijffouten in een tekst maar altijd eerst naar de inhoud; zoekt naar ondersteunende manieren om fouten in kinderteksten te verbeteren; leest vaak kinderteksten voor; doet regelmatig tekstbesprekingen; zorgt ervoor dat kinderteksten bewaard blijven; 15

zorgt ervoor dat teksten van kinderen in de groep en daarbuiten gepresenteerd worden. (Norden, 2004:176)

16

Instructie stelonderwijs (verzamelfase). Bij het stelonderwijs gaat het allemaal om de instructie. De schrijfinstructie is wat anders dan de schrijfopdracht. De schrijfopdracht geeft alleen maar een korte omschrijving van de inhoud en eventueel de doelstelling en het publiek van een tekst. De instructie hoeft niet altijd van de leerkracht te komen. Soms bevat de schrijfopdracht ook aanwijzingen voor hoe kinderen te werk moeten gaan. Vaak is de instructie een aparte fase in de les, die vooraf gaat aan het eigenlijke schrijven. Dat hoeft overigens niet altijd zo te zijn. We onderscheiden de volgende instructiemomenten. Instructie voor het uitschrijven van de tekst Instructie tijdens het uitschrijven van de tekst Instructie na het uitschrijven van de tekst

De instructie achteraf bestaat vaak uit commentaar en aanwijzingen van de leerkracht in de trant van ‘probeer de volgende keer wat minder vaak ‘en toen’ te schrijven’ of ‘schrijf ook eens op hoe de personen eruit zien’. Er kleven nogal wat bezwaren aan instructie nadat een tekst geschreven is. Kinderen zijn vaak niet gemotiveerd om een tekst te veranderen. Zeker zwakke schrijvers zijn al lang blij als ze een paar zinnen op papier hebben staan. Instructie achteraf is het meest effectief als de kinderen de aanwijzingen direct kunnen toepassen en dat is vaak niet het geval. Als van te voren duidelijk is dat er eerst een kladversie geschreven moet worden, is het wel een effectieve vorm van instructie. Instructie tijdens het schrijven gebeurt vaak individueel. Een leerkracht helpt kinderen met aanwijzingen en gerichte vragen. Die hulp hoeft zich niet alleen te richten op de kinderen die niet op gang kunnen komen, ook vlotte schrijvers kunnen gebaat zijn bij schrijfsuggesties van de leerkracht. Soms kan het nodig zijn een klas stil te leggen, als blijkt dat te veel kinderen problemen hebben of dezelfde fout maken.

Instructie vooraf kan op verschillende manieren. Bij het stelonderwijs onderscheiden we de volgende instructieprincipes: Het gebruik van voorbeelden Gerichte aanwijzingen Hardop denken Combinatie lezen en stellen Planmatig schrijven

17

Het gebruik van voorbeeldteksten. Je kunt kinderen leren stellen door ze als leerkracht een voorbeeldtekst te geven. Dat voorbeeld kan positief of negatief zijn. Als de kinderen een onzingedicht moeten schrijven, dat kun je instructie geven door een voorbeeld van zo’n gedicht op het bord te zetten. Je bespreekt de bijzonderheden en geeft de kinderen de opdracht om net zo’n soort gedicht te maken. Maar ook een negatief voorbeeld kan een leereffect hebben. Als je een verhaaltje op het bord zet waarin elke zin met ‘en toen’ begint, dan hebben de kinderen al gauw door dat er aan de stijl van schrijven wel wat te verbeteren valt. Het leereffect dat je voor ogen hebt, is dat kinderen beters in staat zijn om de en-toen-stijl te vermijden. Als je dit instructieprincipe hanteert, ben je heel productgericht bezig. Je confronteert de kinderen immers met het eindproduct dat ze moeten opleveren. Je kunt het geven van een voorbeeldtekst best combineren met het tweede instructieprincipe voor het stelonderwijs: het geven van gerichte aanwijzingen. In het voorbeeld van het en-toen-verhaaltje kun je in de bespreking wat mogelijkheden voor een aantrekkelijke stijl aandragen. Gerichte aanwijzingen. Een tweede instructieprincipe dat veel gebruikt wordt bij het stelonderwijs is het geven van gerichte aanwijzingen. Hierbij geeft de leerkracht een aantal regels die de leerling moet opvolgen als hij een tekst gaat schrijven. Die aanwijzingen kunnen betrekking hebben op één component van het stellen, maar ook op het hele stelproces. In dat laatste geval spreken we lieven van planmatig stellen. Hardop denken. Een instructieprincipe dat tegenwoordig veel gebruikt wordt, is het hardop denken. Het houdt in dat de leerkracht bepaalde cognitieve vaardigheden en denkprocessen hardop voordoet. Op deze manier worden abstracte en impliciete vaardigheden voor de kinderen verduidelijkt. De leerkracht fungeert dus als een soort model. Je kunt bijvoorbeeld onder woorden brengen welke ingevingen je hebt bij het schrijven van een gedichtje of je doet een keer hardop voor waar je allemaal aan moet denken bij het maken van een tekst. Combinatie lezen en stellen. In de praktijk van het onderwijs worden lezen en stellen vrijwel altijd als aparte vaardigheden aangeleerd. Stellen is meestal een onderdeel van de taalmethode en voor het lezen wordt een speciale leesmethode gebruikt. Planmatig stellen. De instructieprincipes die we tot nu toe besproken hebben, zijn vooraal geschikt voor één component van het stelproces. In veel methoden vind je ook een manier van instructie geven die betrekking heeft op het totale stelproces. We noemen dat planmatig schrijven. Dit 18

instructieprincipe houdt in dat je kinderen leert systematische en stapsgewijs een tekst te schrijven. Daarbij moeten ze leren rekening te houden met alle aspecten die bij het schrijven van teksten een rol spelen. Het is een instructieprincipe dat je pas kunt gebruiken als kinderen de nodige schrijfervaring hebben en dat je heel goed kunt inzetten als je kinderen de strategie van het denkend schrijven wilt leren.

Werkvormen en hulpmiddelen.

Werkvormen in de instructiefase. In de instructiefase probeert de leerkracht in de eerste plaats de kinderen iets te leren over het schrijfproces. Daarvoor zijn verschillende werkvormen bruikbaar. Daarnaast zijn er in een stelles vaak ook nog activiteiten die gericht zijn op de inhoudelijke verkenning van het onderwerp. Werkvormen voor de stelinstructie: het lezen van teksten onderwijsleergesprek vragen stellen doceren opdrachten geven voorlezen Werkvormen voor de inhoudelijke verkenning van het onderwerp. Lezen van een tekst Bekijken van platen Vertellen Videoband vertonen Audiobestand beluisteren Brainstormen Kringgesprek houden Klassengesprek houden Dramatiseren Opdrachten

19

Werkvormen in de verwerkingsfase. In de verwerkingsfase van een les zul je als leerkracht vrijwel uitsluitend gebruik maken van opdrachten en individuele begeleiding. Heel bekend is het onderscheid tussen open- en gesloten opdrachten. Open opdrachten kunnen op verschillende manieren goed uitgewerkt worden, gesloten opdrachten kun je op maar één goede manier uitwerken. Bij het stelonderwijs werk je vrijwel uitsluitend met open opdrachten. Dat ligt ook voor de hand, want de uitkomst van een schrijfproces ligt nooit van te voren vast. Vrije stelopdracht: Hier gaat het om een stelopdracht waarbij geen enkele beperking wordt gesteld ten aanzien van de inhoud, de doelstelling, het publiek of de tekstsoort. Stelopdracht met aanwijzing voor het schrijfproces: Bij dit type opdracht krijgen de kinderen allerlei tips over hoe ze bij het schrijven te werk moeten gaan. Stelopdracht met omschrijving van formele eisen voor de tekst: Hier gaat het om opdrachten waar formele aspecten als de doelstelling, de lengte, het publiek of de regels voor de tekstsoort nauwkeurig omschreven zijn. Stelopdracht met een globale aanduiding van de inhoud: Bij dit type stelopdrachten ligt het onderwerp van de tekst globaal vast. Stelopdracht met gedetailleerde omschrijving van de inhoud: Er zijn ook stelopdrachten waarbij de inhoud van de tekst vrij gedetailleerd vastligt. Het aanvullen van een bestaande tekst: Een relatief gesloten opdracht is het aanvullen van een bestaande tekst. Het bewerken van de bestaande tekst: De meest gesloten opdracht is het bewerken of herschrijven van een bestaande tekst

20

Werkvormen in de evaluatiefase: In de evaluatiefase gaat het om alle activiteiten na het eigenlijke schijven van de tekst. De belangrijkste activiteiten zijn: herschrijven, verzorgen en publiceren. Voor het gevoel van de kinderen hoort dit niet meer bij het schrijven van een tekst. Door middel van vragen stellen en individuele begeleiding kan een leerkracht de kinderen doordringen tot de noodzaak toch nog eens aan hun tekst te sleutelen. Tijdens de evaluatiefase kan de leerkracht nog de volgende werkvormen inzetten: Voorlezen Dramatiseren Publiceren Toepassen Klassengesprek

21

Digital Storytelling 3 Voor de verwerkingen van mijn lessen en de presentatie wil ik gebruik maken van het programma moviemaker. Digital storytelling is een andere manier van presenteren, pakkender en dynamischer dan PowerPoint. Voor docenten is een digitaal verhaal een korte pakkende instap, voor leerlingen is het een mogelijkheid om met woord muziek en -bewegend-beeld een presentatie te geven van een verwerkt onderwerp. Interviews, levensverhalen, boekverslagen ed. lenen zich bijzonder voor verwerking in een digitaal verhaal. Als interviews met behulp van een digitale camera en microfoon worden opgenomen, blijven de digitale verhalen bewaard als historische bron. Publicatie op het internet kan een aardige verzameling primaire bronnen opleveren. Voor een simpel digitaal verhaal is het gebruik van Microsoft MovieMaker voldoende. MovieMaker wordt in Windows XP, service pack2 meegeleverd onder 'program files'. tegenover MovieMaker duidelijk. Andere zaken: een microfoon (usb of voor geluidskaart met stekker), de geluidsrecorder van Windows (bureauaccessoires>entertainment>geluidsrecorder) evt. cd geluiden omzetten naar wav-files voor gebruik in MovieMaker en Premiere: bijv. via i-Tunes

In de praktijk: De leerlingen uit mijn stageklas gaan aan de slag met het programma moviemaker. De leerlingen werken veel met de computer. Dit is ook een leerarregement die veel terug te vinden is in het Daltononderwijs. Via de computer krijgen de leerlingen de kans om zelfstandig (of samen) aan een opdracht et werken. Zo heeft de computer ook veel programma’s die zelfinstruerend zijn. Op die manier kunnen de leerlingen zelfstandig met hun opdrachten aan de slag. De leerlingen in mijn stageklas zijn al gewend om met het programma Word te werken en met PowerPoint. Ze hebben nog nooit met het programma Moviemaker gewerkt.

3

http://www.sintermeerten.nl/projecten/geschiedenis/projecten/Digital_storytelling/Digital_story.htm

22

Competenties. Aan welke competenties ga ik werken tijdens mijn leervraag? Competentie 1. Bij het uitwerken van deze leervraag wil ik de visie van mijn school betrekken. Mijn stageschool is een Daltonschool. Het interactief taalonderwijs sluit daar goed bij aan (mede door het sociale leren). Daarom heb ik hier theorie over gezocht en dit verwerkt in mijn lessen. De leerlingen werken samen aan een opdracht en ik maak de lessen betekenisvol door het inzetten van de computer. Competentie 2. Tijdens mijn leervraag geef ik de leerlingen de mogelijkheid om samen te werken en te leren. Tijdens de lessen begeleid ik de leerlingen hierbij. Tijdens mijn lessen ga ik de leerlingen ook observeren: hoe zijn ze aan het werk en hoe verloopt bijvoorbeeld het samenwerken? Competentie 3. Didactische competentie. Tijdens deze leervragen geef bereid ik de lessen van te voren goed voor. Ik richt mij op concrete lesdoelen en evalueer de lessen met de reflectie van Korthagen. Voordat ik aan deze leervraag begon wilde ik eerst een hele vrije opdracht geven. Na het feedback die ik terug heb gehad van mijn ICT docent en Nederlands docent heb ik er een concrete opdracht van gemaakt. Op die manier wilde ik de leerlingen houvast bieden. Daarnaast heb ik voor het werken met de limerick een stappenplan gebruikt. Dit stappenplan gaf de leerlingen een beeld van hoe het schrijven van een limerick werkt. Ik wil met de leerlingen reflecteren op de lessen. Wat ging er goed wat ging er misschien minder goed? Voor deze lessen heb ik mij van te voren verdiept in de theorie rondom het stelonderwijs en ICT. Voor het stelonderwijs heb ik bijvoorbeeld bekeken hoe zo’n les opgezet kan worden: hoe je de instructie kunt geven en hoe de verwerking verloopt. Daarnaast heb ik mij voor ICT in het programma moviemaker verdiept en ik het schrijven van een webtekst. Op die manier wilde ik een beter inzicht krijgen in de vakdidactiek. Voor het verhogen van de betrokkenheid van de kinderen heb ik de computer ingezet. De leerlingen hebben in groepjes samengewerkt achter de computer. De computer gebruiken ze als verwerkingsmiddel. Ze leren een nieuwe presentatievorm kennen en krijgen daarnaast informatie over het schrijven van een webtekst.

23

Competentie 7. Ik maak voor al mijn lessen gebruik van de reflectie van Korthagen. Daarnaast heb ik feedback gekregen van mijn docenten voor ICT en Nederlands.

24

25

26

Plan van aanpak. Les. 1. Het maken van een Limerick Les. 2. Beeldlimerick. Het uitwerken van een Limerick Les 3. Moviemaker. Les 4. Webteksten schrijven Les 5. Teksten online zetten/presenteren.

27

Les 1. Introduceren Limerick. Doel van les: De kinderen vergroten hun vaardigheid in het creatief schrijven. De kinderen weten welke inhoudelijke kenmerken en welke vorm- en structuurkenmerken een limerick heeft. Instructie. Anker: Ik begin de les met het voorlezen van een Limerick. Wat valt de kinderen op aan de tekst die ik voorlees? In deze les wil ik ‘de Limerick’ introduceren. Ik wil de leerlingen eerst vragen of ze al weten wat een Limerick is. Ik laat een voorbeeld van een Limerick horen. Ik geef dus een voorbeeldtekst. Ik wil de leerlingen de limerick laten controleren. Kloppen het aantal lettergrepen die de schrijver heeft gebruikt? Daarnaast maak ik gebruik van gerichte aanwijzingen. Ik laat een stappenplan zien van hoe de Limerick gemaakt wordt. Op die manier wil ik de leerlingen een houvast geven bij het schrijven van een limerick. Nadat ik dit stappenplan heb doorgenomen met de leerlingen wil ik gebruik maken van het hardop denken. Ik breng bijvoorbeeld onder woorden welke ingevingen ik heb bij het schrijven van de limerick. Ik doorloop de stappen. Dit is de voorbereidingsfase. De leerlingen gaan nadenken waar hun Limerick over moet gaan. Verwerking. De leerlingen maken groepjes. Daarna gaan ze nadenken over de taakverdeling. De kinderen maken samen limericks. Met het praten over de inhoud en de vorm van de te schrijven limericks helpen de kinderen elkaar bij het schrijven. Tips voor bij het samenwerken: overleg eerst hoe jullie de schrijfklus gaan aanpakken; maak een taakverdeling. Bijvoorbeeld: tijdens het praten over de inhoud van de limerick maakt één van de kinderen aantekeningen van de ideeën. De ander houdt in de gaten of het past bij de kenmerken van een limerick; samen zin voor zin schrijven is vaak lastig. Je kunt ook ieder op een apart blaadje zinnen schrijven en dan de beste uitkiezen. Je kunt ook allebei eerst een hele limerick 28

schrijven, die kun je dan met elkaar vergelijken, de beste stukjes eruit kiezen en er een nieuwe limerick van maken. Materialen: Schoolbord met stappenplan limerick Voorbeeld limerick Plaatjes beeldlimerick

Een limerick Een limerick is een kort versje met het rijmschema A-A, B-B, A. Een limerick is een leuk rijmpje, waarbij de clou in de laatste rijmregel naar voren komt. De eerste regel begint vaak met Er was eens ……………… en eindigt met een plaatsnaam. BV: Er was eens een man van Terschelling, Die reed met zijn fiets van ene helling. De ketting die brak, Z'n hoofd in de kak, Z'n zak in de vierde versnelling

Een limerick bestaat uit 5 versregels die als volgt worden opgebouwd : 1) 9 lettergrepen (terare terare terare) 2) 9 lettergrepen (terare terare terare) 3) 5 lettergrepen (terare tera) 4) 5 lettergrepen (terare tera) 5) 9 lettergrepen (terare terare terare) Hou hierbij ook rekening met de volgende aandachtspunten : - De eerste zin moet eindigen op een plaats - In de laatste zin zit een grappig slot - Zin 1, 2 en 5 moeten rijmen - zoek dus rijmwoorden voor je plaats :)

29

Een dorstige slijter uit Sneek Dronk wijn, elke dag van de week De zondag excluis Want dan zat hij thuis En kreeg hij slechts koffie en cake.

Er was eens een man in Noordgouwe, die dacht een lief meisje te trouwen. Maar na een dag of tien, had hij het wel gezien. Hij is toen maar bijen gaan houwen!

30

Les 2. Het maken van de limerick. In de vorige les heb ik de limerick geïntroduceerd. Vandaag gaan de leerlingen aan de slag met de limerick. Ze gaan groepjes maken. Voordat de leerlingen gaan beginnen met het maken van de groepjes wil ik eerst kort de taakverdeling doornemen.Ik wil hier niet al te lang op doorgaan, omdat de leerlingen al veel in groepjes samenwerken. Het werken ik groepjes is dus niet nieuw voor de leerlingen. Instructie. Ik wil kort de stappen bij het maken van een limerick herhalen. Ik vertel de leerlingen dat ze gaan samenwerken in groepjes. Ik vraag aan de leerlingen hoe ze de taken kunnen gaan verdelen. Verwerking. De groepjes gaan aan de slag met hun limerick. Ik loop door de klas rond om te kijken hoe de leerlingen aan het werk zijn en of ze hulp nodig hebben. De leerlingen werken hun limerick eerst op een kladpapiertje uit. Daarna gaan ze hun limerick nog goed doorlezen. Kloppen de zinnen? Afsluiting. Ik wil de les eindigen door de leerlingen te vragen hoe het samenwerken en het werken aan de limerick is verlopen.

31

Enkele voorbeelden: Er woonde een Thomas in Laren Die had een vriend met mooie haren Die vriend was de klos, Verdwaald in het bos Toe is Thomas maar gaan varen

Er was eens een kat uit Zuilaren Die kon heel goed zeilen en varen Hij ging met de boot Die was niet erg groot En ging voor een grotere sparen

Er was eens een aap in ’t oerwoud Die slingerde aan takken van hout. Hij kon niet stoppen Hij vond veel doppen Nu zwemt hij in bakken van goud

32

33

Les 3. Beeldlimerick/moviemaker. Instructie. Ik vraag aan de leerlingen wie er wel eens met word of met PowerPoint gewerkt heeft. Ik weet toevallig dat iedere leerling dit wel eens gedaan heeft. Daarna vraag ik de leerlingen of ze naast de PowerPoint wel eens met een ander programma gewerkt hebben. Ik vertel de leerlingen dat ze vandaag met het programma MovieMaker gaan werken. Ik leg uit dat dit een programma is waar je een soort film gaan maken: een nieuwe presentatievorm. Verwerking. Niet op alle computers staat het programma moviemaker. Daarom is er voor ieder groepje een tijd ingepland. Op die tijd kunnen de leerlingen aan hun ‘movie’ werken. Ik ga met het eerste groepje achter de computer zitten om het programma uit te leggen. Daarna mogen de groepjes deze informatie aan elkaar uitwisselen. Ieder groepje legt het dus aan elkaar uit.

34

Les 4. Presenteren. In deze les gaan de leerlingen hun limerick presenteren. Dit gaan wij op de beamer doen in de hal. De leerlingen laten hun ‘movie’ zien.

35

36

Les 4. Webteksten schrijven. De leerlingen in mijn stageklas hebben sinds enkele weken een eigen website. Toen ik met deze leervraag begon wilde ik de leerlingen verhalen laten schrijven voor op de website. Deze opdracht werd alleen te open. Een verhaal schrijven kan alle kanten op gaan. Voor sommige leerlingen werkt dit, maar andere leerlingen vinden het lastig om zomaar vanuit het niets een tekst te schrijven. Toch merk ik dat de website erg aantrekt. De leerlingen willen graag een wedstrijd gaan organiseren: wie schrijft het mooiste verhaal. Het schrijven van webteksten vergt een andere aanpak dan het schrijven van verhalen op papier. De leerlingen zullen nog verder gaan met de teksten op internet. Daarom wil ik graag nog een les geven waarin ik met de leerlingen het wil hebben over de belangrijkste tips bij het schrijven van webteksten. Ik wil deze lijst klassikaal doornemen. Voor iedere leerling heb ik deze lijst uitgeprint.

37

Stappenplan hoe schrijf ik een webtekst?

Het lezen van een beeldscherm gaat anders dan het lezen van papier. Lezen van een beeldscherm is vermoeiender, mensen lezen langzamer, zijn minder gemotiveerd en lezen bovendien niet alles. Het gevolg? Scannende, ongeduldige en vluchtige lezers! De bezoekers van jullie website willen vaak in een zo’n kort mogelijke tijd zoveel mogelijk informatie krijgen. Maak dus meteen duidelijk wat er allemaal te doen is op jullie website! Hieronder volgen een aantal tips voor het schrijven van een webtekst.

---------------------------------------------------------------------------------------

Voordat je een tekst gaat schrijven: Bedenk voordat je begint te schrijven voor wie je dit doet. Wie gaan je teksten straks lezen? Wat zijn dat voor mensen? Denk vervolgens na over welke boodschap je wilt overbrengen. Wat moeten de bezoekers weten na het lezen van je tekst? Beantwoord voor jezelf de vragen wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe (zie opzoekboekje) Schrijf persoonlijk. Betrek je lezer bij je verhaal. Gebruik geen moeilijke woorden en zinnen.

38

Tips bij het schrijven en de vorm van een tekst:

Maar in je tekst gebruik van alinea’s, tussenkopjes of opsommingen. Dit leest makkelijker Hou de zinnen kort en eenvoudig Gebruik geen schuine lettertype (bijvoorbeeld Arial, Tahoma of Verdana). Dat leest lekkerder vanaf een beeldscherm. Maak een stukje tekst maar eens schuin en

lees het eens, hoe vind je het? Zorg voor voldoende ‘wit’ rondom de tekst Voor het lezen op een website is het prettig dat de letters donker zijn en dat de achtergrond een lichte kleur heeft. Gebruik een rustige achtergrond die niet afleidt.

Gebruik illustraties alleen als het past bij je verhaal. Soms kan een grote foto zelfs afleiden en lezen de bezoekers je tekst niet meer Andere tips voor de juiste schrijfstijl: Schrijf naar de bezoekers van de website toe (natuurlijk hoeft dit niet altijd, alleen als je de lezer informatie wilt geven, of iets vertellen Gebruik niet te moeilijke woorden die andere niet begrijpen Gebruik geen afkortingen Als je een link wilt plaatsen zorg er dan voor dat er duidelijk staat welke link ze openen. Voordat je de tekst online zet is het handig om je verhaal nog even goed door te lezen. Zitten er bijvoorbeeld spellingsfouten in? Heb je hoofdletters gebruikt,etc. Een extra controle van spelling en grammatica.

ACTUEEL Bijna nog belangrijker dan een website hebben is om 'm te onderhouden. Je website moet altijd actueel te zijn. Niets is vervelender om oude berichten te lezen! De lezer heeft dan geen zin meer om de website nog een keer te bezoeker!

Veel succes met het schrijven van een webtekst!!

39

40

Bronnenlijst. Gedrukte bronnen.

Elektronische bronnen

Huizenga, H. (1998)Taal en didactiek. Stellen. Eerste druk.Wolters-Noordhoff bv. Groningen.

Marten Aukes. Copyright. Cinnamon Interactive B.V webpage]. [email protected] < http://www.cinnamon.nl/keuken/artikelen/zoektocht/teksten-voorhet-web/vier/>

Forrer, M. e.a.(2000) Tweede druk. Cooperatief leren in het basisonderwijs.CPS.

Geschreven door verschillende leerkrachten. Nederlandse taal onderwijs. <www.taalsite.nl>

Webdesign, Webtekstadvies, Webredactie, Webteksten en SEO Altitude Communicatie © 2008-2009

N. Zijlstra Zijlstra, N.

41

Meerwaarde/conclusie. In deze leervraag wilde ik werken aan het betekenisvoller maken van de lessen van Nederlands. Ik wilde graag gebruik maken van ICT. Ik heb met veel plezier aan deze leervraag gewerkt. De leerlingen hebben enthousiast gewerkt aan de Limerick en vonden het programma moviemaker ontzettend leuk. Aan het begin dacht ik dat het maken van een limerick best lastig zou zijn. Daarom heb ik ook bewust gekozen om richtlijnen op het schoolbord neer te zetten. De leerlingen in mijn klas werken al vaak met de computer, maar van het programma moviemaker hadden ze nog nooit gehoord. Ik merkte wel dat het programma snel gebruikt kon worden. De leerlingen weten al veel van een computer, dus ook het werken met moviemaker werd al snel opgepakt. De leerlingen hadden in de klas al een website gemaakt en het leek mij erg leuk om deze opdracht erbij te verwerken. Toch merkte ik wel dat een gerichte opdracht nuttig was voor de leerlingen. Ik had mijn opdracht eerst te vrij gemaakt (het maken van een verhaal is een erg open opdracht). Niet alle leerlingen kunnen dit aan in de klas en het motiveert ook niet en is dus zeker niet voor iedereen betekenisvol. Als alles mag is het vaak des te lastiger om te bedenken wat je dan gaat doen. Wel heb ik met de leerlingen doorgenomen wat de belangrijkste regels zijn bij het schrijven van webteksten. Het verwerken hier van is nog in volle gang. Ik heb deze les op het laatst pas gegeven na het maken van de limerick. De regels bij het schrijven van webteksten heb ik uitgewerkt en heeft iedere leerling gekregen. Ik wil nog even op mijn leervraag terugkomen: Hoe kan ik met behulp van ICT het stelonderwijs in mijn groep betekenisvoller maken. Het werken met ICT gaf in dit geval ook veel aandacht aan de lay-out van de stelopdracht. Welke plaatsen en effecten pasten bij hun zinnen? Welke effecten maken de limerick nog ‘spannender’. De leerlingen hebben bewust plaatjes gezocht, maar hebben ook geleerd hoe je op een andere manier iets kunt presenteren. In het vervolg kennen zij niet alleen de PowerPoint, maar ook moviemaker. Ze kennen nu ook een andere manier van presenteren. Ik merkte dat het maken van een limerick erg aansloeg bij de kinderen. De leerlingen gingen er enthousiast mee aan het werk. Dat er ook nog meer met hun limerick ging gebeuren vonden ze erg leuk. Ook het samenwerken verliep goed. De leerlingen moesten samen aan een limerick werken en waren dus bezig met het sociaal leren. Dit sloot aan bij de visie. De leerlingen leren dan van en met elkaar. De leerlingen waren veel met elkaar aan het overleggen. Het samen overleggen zorgde ervoor dat leerlingen ook weer op nieuwe ideeën kwamen. Samen weten we meer. Het zorgde ook voor een bepaalde structuur in de lessen. Ieder kind had een rol in de groep. Zo zag ik tijdens het maken van de limerick het ene kind schrijven, een ander kind was weer rijmwoorden aan het zoeken op het internet, etc. Tijdens het werken aan de movie zorgde de leerlingen er onderling voor dat iedereen even achter de computer kon zitten. Zo heeft ieder kind het werken aan een movie kunnen ervaren. 42

De computer maakt lessen betekenisvol Vooral deze presentatievorm zorgde hiervoor. Leerlingen waren met taal bezig, maar ook met de presentatie van hun limerick. Door een aantal kleine aanpassingen in je les kan een taalles zoveel betekenisvoller worden. De betrokkenheid was erg groot in de klas. Nog steeds zijn er leerlingen bezig met het schrijven van een limerick. De leerlingen in mijn klas zijn gewend aan vrije opdrachten, dus ik was eerlijk gezegd ook wel benieuwd hoe de leerlingen zouden reageren op een opdracht met een vast stappenplan. Dit maakte helemaal niks uit. De leerlingen waren vrij in het onderwerp van hun limerick. Het stappenplan daagde de kinderen juist uit. Ze gingen hun woorden tellen en moesten goed luisteren of de zinnen wel ‘liepen’. Toen ik de limericks terug las kwam ik tot de conclusie dat alle zinnen kloppen. De ene zin loopt wat beter dan de andere zin, maar bevat wel negen lettergrepen. Ook het beoordelen vond ik lastig. Ik was al zo trots op wat de kinderen bereikt hadden dat ik ook geen cijfers voor deze opdracht wilde geven. Ik heb ervoor gekozen om de limericks gezamenlijk te bespreken en na te kijken. Het presenteren was een afsluitende opdracht. Op die manier krijgen de leerlingen waardering voor het werk dat ze verzet hebben.

Ik heb het gevoel dat ik nog zo veel meer kan met taal en ICT. Zo zijn de leerlingen nu gerichter bezig met hun website. Met de les over webteksten maakte ik de leerlingen ervan bewust dat het maken van een website niet zomaar gaat. Teksten op een internetsite worden anders gelezen dan teksten op papier. In deze digitale wereld is het belangrijk om de leerlingen hiervan bewust te maken. De leerlingen zijn op dit moment verhalen aan het schrijven om deze later op de website te zetten. Ik wil de leerlingen hier beter in gaan begeleiden, omdat ik mij zelf ook bewuster ben geworden van het maken van een website. Ik moet daarbij vertellen dat de website wel voor de kinderen zelf is. Ik wil mij daar als leerkracht dus niet teveel in mengen. Wel kan ik opdrachten bedenken dit op de website komen te staan (waardoor mijn lessen betekenisvol blijven). Hierbij kan ik natuurlijk wel de eisen van een webtekst betrekken. Ik denk zeker dat deze lessen betekenisvol zijn geweest!

43

44

Een limerick Een limerick is een kort versje met het rijmschema A-A, B-B, A. Een limerick is een leuk rijmpje, waarbij de clou in de laatste rijmregel naar voren komt. De eerste regel begint vaak met Er was eens ……………… en eindigt met een plaatsnaam. BV: Er was eens een man van Terschelling, Die reed met zijn fiets van ene helling. De ketting die brak, Z'n hoofd in de kak, Z'n zak in de vierde versnelling

Een limerick bestaat uit 5 versregels die als volgt worden opgebouwd : 1) 9 lettergrepen (terare terare terare) 2) 9 lettergrepen (terare terare terare) 3) 5 lettergrepen (terare tera) 4) 5 lettergrepen (terare tera) 5) 9 lettergrepen (terare terare terare) Hou hierbij ook rekening met de volgende aandachtspunten : - De eerste zin moet eindigen op een plaats - In de laatste zin zit een grappig slot - Zin 1, 2 en 5 moeten rijmen - zoek dus rijmwoorden voor je plaats :)

Limerick Een limerick is een dichtvorm van 5 regels met een vrij strak metrum. In de eerste regel wordt (meestal) een persoon of dier geïntroduceerd met een plaatsnaam. De regels 1, 2 en 5 rijmen met elkaar en er is een ander rijm tussen de kortere regels 3 en 4 (rijmschema: a a b b a). Voorts heeft een limerick vaak een wat dubbelzinnige inhoud of kan zelfs zeer grof zijn. De laatste regel is een soort pointe of uitsmijter. Een dorstige slijter uit Sneek Dronk wijn, elke dag van de week De zondag excluis 45

Want dan zat hij thuis En kreeg hij slechts koffie en cake.

Met het Nederlandstalige Windows Movie Maker 2 kan iedereen op een leuke en eenvoudige manier op de computer videofilms maken en bewerken. Je kunt de beelden importeren vanaf een videocamera of vanuit een bestand. Je kunt in de opnamen knippen en plakken, je kunt effecten, muziek, ingesproken tekst en titels invoegen en de films delen via het web, e-mail of een cd. De meest gebruikte toepassing van dit soort programma's is het bewerken van zelfgemaakte homevideo's. Om hiermee te kunnen starten moeten de beelden eerst van de videocamera naar de computer worden gekopieerd. Hiervoor dient je computer te beschikken over videokaart waarop een camera kan worden aangesloten. De beste kwaliteit haal je daarbij met een digitale videocamera en een PC die is voorzien van een IEEE 1394-opnamekaart. Hierbij worden de beelden digitaal, dus zonder kwaliteitsverlies uitgewisseld tussen de PC en de camera. Heb je een videokaart die geen IEEE 1394 ondersteunt of heb je een niet-digitale videocamera dan worden de beelden analoog ingelezen. Dit zal altijd enig kwaliteitsverlies opleveren. Een link naar duidelijke informatie over de mogelijkheden om een videocamera op een computer aan te sluiten staat bij dit artikel op de website. Het digitaal bewerken van films gaat een stuk verder dan alleen het corrigeren van fouten of het wissen van overbodige scenes. Je kunt het programma gebruiken om de videofilms een meer vloeiend verloop te geven. Zo kan het in de onbewerkte video heel rommelig overkomen als je eerst een kind ziet spelen en in de volgende scene hetzelfde kind gelijk op een heel andere locatie ziet. Door middel van beeldbewerking kun je dan een passend sfeershot van een andere plek van de video verplaatsen naar de plek tussen deze twee scenes. De homevideo zal meteen een stuk professioneler ogen.

46

Met behulp van videobewerking kun je van je homevideo veel meer maken dan een reeks scenes in chronologische volgorde. Je kunt bepaalde stukken op een ander moment herhalen, je kunt beelden stopzetten en deze van titels of gesproken tekst voorzien en je kunt beelden vertragen om iets duidelijk te maken. Op deze manier kun je een persoon het verhaal laten vertellen in plaats van de videocamera. Movie Maker 2 bevat een groot aantal effecten die je op de beelden kunt loslaten. Je hebt bijvoorbeeld de mogelijkheid om een scene eruit te laten zien als een klassieke zwartwitfilm. Hiervoor hoef je alleen het gewenste effect uit de lijst te kiezen en het begin en eindpunt van de scene te selecteren. Het selecteren van scenes vindt plaats op een tijdlijn. Ook heb je een storyboard (een grafische opsomming van alle scenes) tot je beschikking. Onderin het scherm van Movie Maker staat de tijdlijn of het storyboard. Daarboven vind je een previewvenster waarin de de effecten, transities en titels zijn te bekijken. In de tijdlijn breng je de overgangen. Met een video-overgang bepaal je op welke manier een clip of foto in een film leidt naar de volgende. Het programma kent vele effecten, zowel in 2D als 3D.

Als je je digitale film af hebt wil je daar natuurlijk meer mee doen dan deze alleen via je computer bekijken. Met behulp van Windows Moview Maker en XP kun je deze eenvoudig op een cd branden. Het branden van de film op een dvd is ook mogelijk, maar hierbij roept het programma slechts een extern programma aan om dvd's te branden. Zo'n programma moet je dus wel eerst zelf installeren. Ook kun je de bewerkte films weer terugschrijven naar de videocamera. Voor het geval je anderen de films wilt tonen heeft Windows Movie Maker 2 de mogelijkheid om de films te mailen. In de praktijk zijn de meeste films daarvoor echter te groot. De meeste e-mailaccount hebben daarvoor te weinig opslagcapaciteit. Het publiceren van de film op het web is dan een betere optie. Movie Maker kun je dusdanig instellen dat de films op een website opgeslagen worden. Heb je zelf geen websiteruimte of ondersteunt jouw 47

provider geen streaming video, dan kun je het programma een lijst laten weergeven van providers waarbij je je kunt aanmelden. Windows Movie Maker 2 kan helaas geen bestanden wegschrijven naar het mpeg-formaat, naar Quicktime of naar RealVideo. Naast het eigen media-formaat wordt wel het DV-formaat ondersteund. Qua mogelijkheden blijft ook de tweede Movie Maker nog achter bij de niet-gratis programma's van Pinnacle en Unlead, maar wie zijn eerste stappen op het gebied van videobewerking zet zal meer dan voldoende hebben aan deze software.

48

49

Naam student : Anieke Heemstra Groep : 6A Activiteit : Datum : Overdenking vooraf:

reflectie achteraf

Doel (voor de leerlingen):

Doel ( voor de leerlingen ):

Doel De kinderen vergroten hun vaardigheid in het creatief schrijven. De kinderen weten welke inhoudelijke kenmerken en welke vorm- en structuurkenmerken een limerick heeft.

Beginsituatie:

Beginsituatie:

Mijn klas bestaat uit 31 leerlingen. De leerlingen werken uit de methode ‘Taalleesland’. De leerlingen hebben al vaker een gedicht gemaakt en zijn al bekend met het maken van een elfje. De leerlingen zijn gewend om met de computer te werken. Zo hebben ze al eerder bestanden in word gemaakt en bijvoorbeeld een PowerPoint. Drie leerlingen uit de klas hebben een website gemaakt.

50

Eigen leerdoelen ( student ): -

Hoe kan ik de les betekenisvol maken Hoe kan ik ICT betrekken bij taal

tijdsduur De leerstof / Inhoud

Inleiding

Eigen leerdoelen ( student ):

Wat doe ik?

Wat doen de leerlingen?

Organisatie+hulpmiddelen

Welke begeleidings- en instructievormen kies ik?

Wat doen ze achtereenvolgens? Hoe en wanneer laat ik de leerlingen met elkaar samen werken?

In welke vorm giet ik elke activiteit? Hoe pas ik middelen van methodes aan de behoeftes van de leerlingen aan? op welke manier(en) groepeer ik leerlingen?

Ik vraag aan de kinderen of zij Ik leg de opdracht klassikaal wel eens een gedicht hebben uit. gemaakt. Ik vraag door: wat voor gedicht etc. Daarna vraag ik aan de leerlingen of zij wel eens gehoord hebben van een limerick.

De leerlingen Voor de leerkracht: enkele limericks beantwoorden mijn Voor de leerlingen: pen en papier vragen en luisteren naar mijn uitleg. Schoolbord. Laptop met moviemaker. Voorbeeld Limerick.

Ik lees een Limerick voor en vraag aan de leerlingen wat hun daar in opviel. Ik lees een aantal limericks voor en laat de kinderen daarop reageren. Misschien kennen de 51

kinderen zelf limericks die ze willen vertellen. In het gesprek komen zo spelenderwijs een aantal inhoudelijke kenmerken van de limerick aan de orde: de eerste regel eindigt meestal op een plaatsnaam; ze gaan over mensen, die iets vreemds doen of beleven; ze vertellen wat die mensen doen of beleven; ze zijn grappig, je kunt erom lachen. Ik schrijf een limerick op het bord en laat de kinderen gericht zoeken naar een aantal vorm- en structuurkenmerken van limericks: het is een versje van vijf regels; de derde en vierde regel zijn korter dan de andere regels; de eerste, tweede en vijfde regel rijmen op elkaar en de derde en vierde regel rijmen op 52

elkaar. Ik schrijf de kenmerken van de limerick op het bord. Eventueel maakt ik samen met de klas een limerick voordat de kinderen zelf gaan schrijven.

Kern

Leskern De leerlingen werken samen met hun maatje. Ik formuleer de opdracht: “Jullie gaan dadelijk met zijn tweeën een limerick maken. Voordat jullie gaan schrijven, ga je eerst met elkaar praten over wie de limerick gaat, over waar die persoon woont en over wat voor gekke dingen hij of zij doet of meemaakt. Je mag van alles bij elkaar fantaseren, het hoeft niet over een echte persoon te gaan. Als jullie gepraat hebben over wat je gaat schrijven, gaan jullie een limerick maken. Kijk goed naar het bord, daar staat hoe een limerick eruit moet zien. Jullie mogen er één maken, maar als je 53

nog tijd hebt, mag je er ook meer maken. Als de limericks klaar zijn, gaan we ze bespreken en herschrijven. Uiteindelijk wordt het een beeldlimerick. Die we op de website gaan zetten. De kinderen maken samen limericks. Met het praten over de inhoud en de vorm van de te schrijven limericks helpen de kinderen elkaar bij het schrijven. Ik wil de samenwerking observeren en indien nodig tips geven voor een efficiëntere aanpak. Bijvoorbeeld: overleg eerst hoe jullie de schrijfklus gaan aanpakken; maak een taakverdeling. Bijvoorbeeld: tijdens het praten over de inhoud van de limerick maakt één van de twee aantekeningen van ideeën. De ander houdt in de gaten of het past bij de kenmerken van een limerick; samen zin voor zin schrijven is vaak lastig. Je kunt ook ieder op een 54

apart blaadje zinnen schrijven en dan de beste uitkiezen. Je kunt ook allebei eerst een hele limerick schrijven, die kun je dan met elkaar vergelijken, de beste stukjes eruit kiezen en er een nieuwe limerick van maken.

Afronding De leerlingen gaan de limerick uittypen op de computer. Daarna mogen ze mooie plaatjes en/of muziek bij hun limerick gaan zoeken. De limerick wordt op de website gezet.

55

56

Related Documents


More Documents from "Stefaan Dhondt"

Same Nva Tting
November 2019 13
Indrukkennisnet
May 2020 4
Kenniskring
October 2019 19
Beeldende Vorming En Ict
August 2019 17