Hoofdstuk 1: Integraal en en relevant In hoofdstuk 1 komt aan de orde wat de aanleiding is voor het opzetten van het lectoraat. Deze komt voort uit verschillende ontwikkelingen: In de huidige netwerksamenleving worden mensen aangesproken op hun ontwikkelingspotentieel. Mensen moeten in staat zijn zelf richting aan hun eigen ontwikkeling te kunnen geven. Dit heeft invloed op de manier waarop scholen en lerarenopleiding vormgegeven moeten worden. Dit betekent onder andere dat alleen een vast omlijnd aanbod niet voldoende is. Er moet ruimte zijn voor de verschillende vragen, behoeftenen interesses van de lerenden zelf. De opdracht van het lectoraat Samengevat komt de opdracht neer op: Inzicht verkrijgen in de wijze waarop ontwikkelingsbehoeften van lerenden samenhangen met ontwikkelingsprocessen in de basisschool en in de opleiding en tussen deze organisaties. Scholen en opleidingen moeten niet alleen aan kennisoverdracht doen maar ook ruimte bieden aan het ontwikkelen van nieuwe kennis. Dit kunnen scholen en opleidingen niet alleen. Ze moeten hierin samenwerken. Het lectoraat kijkt hierbij naar: •
Het leren van leerlingen (het primaire proces in de basisschool)
•
Het organiseren in de basisschool (het secundaire proces in de basisschool)
•
Het leren van studenten (het primaire proces in de opleiding)
De ambitie is om de vragen en behoeften van lerenden (leerlingen, leraren en studenten) mede het uitgangspunt te laten zijn in een samenhangend ontwikkelingsproces. Het gaat dus om een integrale ontwikkeling. Zowel de individuen als de organisatie zelf is bezig met leren en zich te ontwikkelen. Een bekend voorbeeld van zo’n integraal ontwikkelingsproces zijn de Professional Development Schools uit de Verenigde Staten. Er wordt aan kennisontwikkeling gedaan die door leraren en onderzoekers samen wordt uitgevoerd en die een bijdrage levert aan de innovatie die het veld nastreeft. Hoofdstuk 2 Kennis en kantelen Er moet in het onderwijs dus ruimte komen voor onderzoek. Hoe ziet dat onderzoek er dan uit? Het lectoraat ziet een ontwikkelingsproces voor zich met 5 fasen: 1. Formuleren van een (gemeenschappelijk) probleem of uitdaging 2. Verzamelen van informatie op basis van ervaring
3. Gezamenlijke betekenisverlening door middel van reflectie en conceptualisering 4. (Gezamenlijk) bepalen van consequenties voor ontwikkeling 5. Actie Inmiddels zijn de stappen op de website van het lectoraat als volgt geformuleerd: 1. Ambitie ontwikkelen 2. Informatie verzamelen 3. Informatie interpreteren 4. Consequenties verbinden 5. Actie uitvoeren 6. Product en proces evalueren Kennis creëren is een proces waarbij hoofd, hart en handen mee gemoeid zijn. Het creëren van kennis in dit onderzoek is praktijkgericht en gebeurt gezamenlijk. De dialoog is bij het gezamenlijk creëren van kennis belangrijk. Bij de dialoog is sprake van interactie tussen lerenden en een streven naar verbondenheid (collectiviteit). De titel van het lectoraat is Kantelende Kennis. Maar wat houdt kantelen nu precies in? De kern is dat een organisatie zich continu ontwikkelt en het vermogen heeft om op basis van ervaringen steeds nieuwe kennis te genereren. Vijf kernbegrippen bij het kennis creëren zijn: Collectiviteit: Een individu kan zich niet in isolement ontwikkelen Variëteit: door confrontatie van perspectieven gericht op het vinden van nieuwe perspectieven ontstaat nieuwe kennis Interactie: In dialoog wordt gezamenlijk betekenis verleend Relatie: Interactie leidt tot onderlinge verbondenheid en vertrouwen, gelijkwaardigheid en respect. Dynamiek: processen van betekenis verlenen of kennis creëren zijn nooit af. Kennis creëren kan alleen plaatsvinden in de vitale ruimte. Deze vitale ruimte kent twee dimensies: individualiteit versus massaliteit en interne versus externe sturing. Schiet je te ver door naar een kant (bijvoorbeeld individualiteit of massaliteit) dan is er geen sprake meer van kennis creëren.
Hoofdstuk 3 Leren en organiseren In dit hoofdstuk komen 3 onderwerpen aan bod: •
Leren van leerlingen
•
Organiseren in de school
•
Leren van studenten
Leren van leerlingen Bij het leren van leerlingen gaat het, als we het hebben over kenniscreatie, om contextgebonden kennis, niet als als een objectief en vaststaand gegeven dat overgedragen kan worden. Leerlingen spelen een belangrijke rol bij de vraag wat er geleerd gaat worden. Leren is een gezamenlijk zoekproces dat begint bij vragen, nieuwsgierigheid en verwondering. Er is een wederkerige relatie tussen de leerkracht en de leerling . Organiseren in de school Traditionele opvattingen over de organisatie in de school zijn nu vooral gericht op het beheersen van processen en gedrag. In werkelijkheid kennen organisaties een diversiteit aan opvattingen en betekenissen. Een organisatie is bovendien een collectieve constructie die door actoren steeds weer opnieuw moeten worden gecreëerd. De ervaringen van alle betrokken vormen het uitgangspunt en niet de formele doelen en inhouden van de organisatie. Op basis van ervaringen en betekenissen wordt een gemeenschappelijk ontwikkelperspectief geformuleerd. Dit perspectief wordt weer vertaald in acties die weer tot nieuwe praktijkervaringen leiden. Een school kan een lerende organisatie zijn als leden van de organisatie elkaar “verleiden” tot collectief betekenisvol leren. Hiervoor is een gelijkwaardige relatie nodig tussen alle betrokkenen. Vormen waarin dit kan plaatsvinden zijn: samen reflecteren op en verbeteren van werkprocessen, vormen van kwaliteitszorg en het voeren van collectieve functioneringsgesprekken.
De lerenden moeten hiervoor wel gefaciliteerd en ondersteund worden. Leren van studenten Bij het leren van studenten gelden in principe dezelfde punten als bij het leren van leerlingen. In traditionele opleidingsconcepten ontbreekt de vitale ruimte. Ook hier is het van belang dat er mogelijkheden zijn tot collectiviteit en variëteit. Ook scholen dienen actief bij het leren van studenten betrokken te worden. Dit vraagt een nauwe samenwerking tussen de basisschool en de opleiding. De opleider vervult hierbij een coachende rol en probeert de student te verleiden tot kennis creëren en onderzoek. Belangrijk hierbij is dat de student zich eigenaar voelt van zijn eigen ontwikkelingsproces. En in staat is dit zelf te regisseren. Hoofdstuk 4 Onderzoeken en Ontwikkelen In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod: •
Onderzoeken en kennis creëren
•
Probleemstelling lectoraat
•
Onderzoeksvragen
Onderzoeken en kennis creëren Binnen de kenniskring wordt gewerkt met actieonderzoek. Ponte (2002) beschrijft dit als een vorm van kennis creëren waarbij betrokkenen op reflectieve en onderzoeksmatige wijze kennis over hun eigen praktijk ontwikkelen en op basis daarvan die praktijk verbeteren. Kennis creëren vindt plaats met collega’s of deskundigen op basis van gelijkwaardigheid. Er wordt kritisch meegedacht en feedback gegeven op plannen, activiteiten en uitkomsten. Dit type onderzoek wordt ook wel modus 2 onderzoek genoemd. De opbrengsten uit modus 2 onderzoek zijn geen algemene wetmatigheden maar lokale theorieën of betekenissen. Voor modus 2 onderzoek wordt ook wel de term maatregelkennis gebruikt. Modus 2 onderzoek staat centraal in de pilots. Probleemstelling lectoraat Op welke wijze hangt het creëren van kennis door lerenden (individuen en groepen) samen met de ontwikkelingsprocessen in en tussen organisaties. De onderzoeksvragen hierbij zijn: Hoe verloopt het proces van kennis creëren (zowel van lerenden, als van organisaties en tussen organisaties) gelet op de vijf kernbegrippen (collectiviteit, variëteit, interactie, relatie en dynamiek). Wat zijn de ontwikkelingsbehoeften van de lerenden als belangrijk onderdeel van het proces van kennis creëren Hoe verbindt de organisatie het proces van kennis creëren van individuen en groepen tot een collectief proces?
Hoe verbindt de organisatiehet proces van kennis creëren van haar leden met de opdracht en functie gesteld vanuit de maatschappij en de direct omgeving?
Hoe ervaren de betrokkenen de wijze waarop de organisatie aan bovenstaande processen vormgeeft? Wat zijn de kritische factoren in het proces van kennis creëren zowel op het niveau van het individu, de groep als de organisatie Zijn de contextspecifieke opbrengsten generaliseerbaar naar andere contexten en zo ja op welke wijze en onder welke voorwaarden? Hoofdstuk 5 Perspectieven en contouren In dit hoofdstuk kijken de lectoren naar de mogelijke opbrengsten. Deze liggen op het gebied van het leren van leerlingen, het organiseren in de basisschool en het leren van studenten. Bij het leren van leerlingen is de vraag hoe de verhouding is tussen het aanbieden van kant-en-klare kennis en het doen van onderzoek. Verder kan gekeken worden hoe het doen van onderzoek in het curriculum kan worden vastgelegd. Belangrijk daarbij is dat scholen een klimaat moeten scheppen waarin de nieuwsgierigheid en intellectuele interesse van leerlingen wordt gecultiveerd. Leraren stellen samen met leerlingen vast wat zij belangrijk vinden. De leraren worden ook serieus genomen in hun ambities, zorgen en behoeften. Ook leraren zijn eigenaar van hun eigen ontwikkelproces. Dat is essentieel voor het creëren van kennis. Voor studenten is het belangrijk dat de school en de opleiding een rijke betekenisvolle leeromgeving zijn zodat ze op een authentieke manier kunnen leren. Studenten bevragen leerlingen en denken mee met het verlenen van betekenis aan datgene wat leerlingen naar voren brengen. Studenten doen die ervaring op in de complexe praktijk. Studenten en opleiders zijn ook samen bezig met het creeren van kennis. Dit kan gedaan worden in de vorm van miniconferenties. Dit zal plaatsvinden in kleine leergemeenschappen. De kenniskring biedt procesbegeleiding, brengt onderzoeksdeskundigheid in, spiegelt nieuwe gecreëerde kennis aan beschikbare wetenschappelijke inzichten. Integraal kennis creëren leidt ertoe dat de relatie tussen scholen en opleidingen verandert. Ze zullen intensiever gaan samen werken en uitgaan van een gezamenlijk perspectief. Scholen en opleidingen zullen daardoor een leergemeenschap gaan vormen.