Mbo Fundament Onder De Arbeidsmarkt

  • Uploaded by: Michiel van den Anker
  • 0
  • 0
  • November 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Mbo Fundament Onder De Arbeidsmarkt as PDF for free.

More details

  • Words: 6,598
  • Pages: 31
Logo AOC - Reflex Blue CV / PMS 201

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Gemeenschappelijke agenda 2008-2011 MBO Raad – AOC Raad – Colo – Ministeries van OCW en LNV

Logo AOC - Reflex Blue CV / PMS 201

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Gemeenschappelijke agenda 2008-2011 MBO Raad – AOC Raad – Colo – Ministeries van OCW en LNV

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Gemeenschappelijke agenda 2008-2011 MBO Raad – AOC Raad – Colo – Ministeries van OCW en LNV

Inhoudsopgave

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt 1 Inleiding

Het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie De ambitie Leeswijzer

2 Vernieuwing in het mbo 2.1 Doorontwikkeling kwalificatiedossiers Doorontwikkeling kwalificatiedossiers met het oog op praktische uitvoerbaarheid Onafhankelijk coördinatiepunt Toetsing Kwalificaties MBO Rekenen en taal Examinering 2.2 Ondersteuning onderwijsinstellingen en leerbedrijven bij de inrichting van competentiegericht onderwijs (CGO) 2.3 Doorstroom v(mb)o – mbo – hbo Inhoudelijke en programmatische aansluiting Associate degree Experimenten vmbo – mbo niveau 2 Oriëntatie op leer- en werkloopbaan van jongeren

3 Goede aansluiting beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt 3.1 Verbetering beroepspraktijkvorming Verantwoordelijkheidsverdeling Samenwerking in de regio Begeleiding van studenten Oriëntatie op de (regionale) arbeidsmarkt 3.2 Een leven lang leren met het oog op duurzame arbeidsparticipatie Elders verworven competenties (EVC’s)

4 Participatie in de samenleving

Preventief Educatie en inburgering AKA-opleidingen

5 Bestuurlijke randvoorwaarden

Goed bestuur kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven Goed bestuur onderwijsinstellingen Communicatie over behaalde resultaten Imago (on)bekend maakt (on)bemind Modernisering bekostigingssysteem mbo-sector

3

1

Inleiding

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie Nederland staat in de top tien van de meest welvarende en concurrerende economieën van de wereld. Dat is mede te danken aan de vakspecialistische kennis van mbo’ers. Vakmensen zijn het hart van de concurrentiekracht en de economische groei van Nederland en leveren een belangrijke bijdrage aan de innovatiekracht van ons land. Een groot deel van de gediplomeerde mbo’ers stroomt door naar een hogere mbo-opleiding of naar het hoger onderwijs en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de kenniseconomie. De inzet van duale trajecten wordt in samenwerking met het bedrijfsleven gestimuleerd omdat hierdoor zowel de instroom op de arbeidsmarkt als doorstroom naar een hoger kwalificatieniveau wordt bevorderd. Het mbo levert er een belangrijke bijdrage aan dat mensen als volwaardige burgers aan de samenleving deelnemen. De volwasseneneducatie die deel uitmaakt van de opdracht aan roc’s, draagt bij aan het wegnemen van belemmeringen voor leren en participeren van grote groepen volwassenen. Het mbo bereidt deelnemers theoretisch en praktisch voor op de uitoefening van een beroep, op doorstroom naar het hoger onderwijs, op participatie in de samenleving en op persoonlijke ontplooiing. Een breed scala van groepen wordt opgeleid: jongeren en volwassenen, werknemers en werkzoekenden, inburgeraars en herintreders, autochtonen en allochtonen. Onze maatschappij kan geen dag zonder de vakmensen uit het mbo: geschoolde technici, verpleegkundigen, ict‘ers, loodgieters, electriciëns, verkoopmedewerkers, onderwijsassistenten of bouwvakkers; kortom waardevolle medewerkers, maar daarnaast óók zelfstandige ondernemers. Zo’n 70 regionale opleidingscentra, vakinstellingen en agrarische opleidingscentra voeren op meer dan 1000 locaties hun activiteiten uit. Dat doen zij in nauwe samenspraak met hun omgeving, dat wil zeggen het bedrijfsleven, de gemeen-

ten en tal van maatschappelijke organisaties. Het bedrijfs­ leven is de belangrijkste partner van de mbo-instellingen. Er zijn 190.000 leerbedrijven, die met het leren in de praktijk van een beroep (beroepspraktijkvorming) een onmisbare bijdrage leveren aan de mbo-opleidingen. Gemiddeld genomen is de mbo-leerling evenveel tijd op school als hij of zij doorbrengt in het leerbedrijf. De mbo-instellingen kennen beroepsopleidingen op 4 niveaus. Voor niveaus 1 en 2 geldt een drempelloze instroom. Voor de bovenstaande maatschappelijke opdracht worden zij door de rijksoverheid bekostigd dan wel door gemeenten gefinancierd, maar zij voeren ook private taken uit, in op­dracht van verschillende opdrachtgevers. Voorbeelden hiervan zijn de inburgeringcursussen, re-integratietrajecten en scholingstrajecten voor werkenden en werkzoekenden. De kenniscentra vormen een belangrijke schakel tussen de mbo-instellingen en het bedrijfsleven en hebben daarin een faciliterende taak. Zij stellen op basis van beroepsprofielen kwalificatiedossiers op en bewaken de onderlinge samenhang daartussen. Ze doen onderzoek naar de behoeften op de arbeidsmarkt. Zij erkennen en ondersteunen bedrijven, als deze voor de beroepspraktijkvorming leerplaatsen ter beschikking stellen. Zij zorgen er voor dat er voldoende bedrijven en instellingen zijn die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Naast deze bekostigde wettelijke taken voeren de kenniscentra ook private taken uit. Bijvoorbeeld het in opdracht van sociale partners scholen van werkenden, het uitvoeren van cao-afspraken of het adviseren over EVC. Sinds jaar en dag wordt er binnen de instellingen en kenniscentra hard gewerkt aan de vervulling van de publieke opdracht. En daarin zijn ze succesvol. Het aandeel van de beroepsbevolking met een mbo-diploma (niveau 2-4) is ruim 33%1. Bovendien daalt het aandeel zonder startkwalificatie. Het aantal mbo-studenten dat de opleiding afrondt met een diploma is toegenomen van 60% in 2006 naar 66% in 20072. Ook is de werkloosheid onder afgestudeerde

5

mbo’ers laag. Van de afgestudeerde mbo’ers heeft 93% een baan (anderhalf jaar na afstuderen gemeten)2. Verreweg de meeste van hen hebben binnen vier maanden na het afstuderen een baan3. Daarnaast stroomt 55% van de gediplomeerde mbo’ers op niveau 4 (voltijd BOL-opleiding) door naar het hbo4. Tot slot geven de studenten zelf een voldoende rapportcijfer aan het mbo (6,4) en zijn zij vooral tevreden over de toetsing en het aanleren van competenties5.

De ambitie Het mbo heeft een goed stelsel met duidelijke taken en verantwoordelijkheden; een landelijke kwalificatiestructuur, een systeem van erkende leerbedrijven en een landelijk dekkend netwerk van regionale opleidingscentra, agrarische opleidingscentra en vakinstellingen. Onze infrastructuur, waarin onderwijsinstellingen, bedrijfsleven, kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en overheid samenwerken teneinde een optimale aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te realiseren, is uniek binnen Europa. Maar er is meer nodig. Immers, het tekort op de arbeidsmarkt groeit, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, mede veroorzaakt door een mismatch. De vraag naar goed opgeleide vakmensen en hoger opgeleiden neemt toe. In vrijwel alle branches en bedrijfstakken ontstaan in toenemende mate tekorten aan vakmensen. Er kunnen niet meer jongeren worden opgeleid dan er jongeren zijn en de werkgevers, het hbo en het mbo vissen deels uit dezelfde vijver. De eisen die aan beroepen worden gesteld veranderen snel en permanent. Beroepen veranderen en nieuwe beroepen ontstaan. De eisen aan kennis en vaardigheden verbreden en verdiepen zich. Smalle competenties zijn niet meer toereikend om goed op de arbeidsmarkt te kunnen functioneren. Eenmaal in je leven een beroepsopleiding volgen volstaat niet meer. Om aan te blijven sluiten op de dynamiek van de arbeidsmarkt en op de ontwikkelingen in de samenleving wordt een leven lang blijven leren steeds belangrijker. Nederland vergrijst en gaat later met pensioen. Mensen werken langer door en willen

6

goed inzetbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Hiervoor is regelmatige her-, om- en bijscholing nodig, waarvoor vooral bij werkgevers een belangrijke verantwoordelijkheid ligt. Mensen kunnen het zich niet permitteren om zonder werk of opleiding aan de kant te blijven staan. Daarentegen blijft de schooluitval een hardnekkig probleem en moet de doorstroom vanuit volwasseneneducatie naar het beroepsonderwijs verdere impulsen krijgen. Ook wordt Nederland veelkleuriger. Steeds meer culturen en nationaliteiten komen samen. Sociale cohesie en integratie zijn onmisbaar om het samen leven in goede banen te leiden. Tenslotte, Nederland internationaliseert. De arbeidsmarkt wordt in toenemende mate internationaal, óók voor het midden- en kleinbedrijf. Werken en leren over de grenzen heen wordt steeds belangrijker. Daarom heeft de sector ook, in nauwe samenspraak met en op initiatief van het bedrijfsleven, een inhoudelijke vernieuwing van het onderwijs opgepakt. Oud eindtermenonderwijs wordt op basis van door onderwijs en bedrijfsleven geformuleerde kwalificatiedossiers omgezet in competentiegericht beroepsonderwijs. De richting van deze vernieuwing wordt, getuige vele onderzoeken, door zowel studenten, bedrijven als onderwijsinstellingen onderschreven, maar bij de uitwerking en instrumentatie doen zich nog knelpunten voor. Deze uitdagingen vragen om adequate acties van alle betrokkenen. In maart 2008 formuleerde de staatssecretaris in het document “Werken aan vakmanschap” haar strategische agenda voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2008-2011. In deze agenda ligt het accent op de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt, de vernieuwing en kwaliteit in het mbo en de mogelijkheden tot participatie in de samenleving en het onderwijs. De instellingen hebben zich via de door de MBO Raad vastgestelde “10 punten voor goed mbo” gecommitteerd aan een aantal uitgangspunten die de kwaliteit van het onderwijs

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

betreffen. De AOC Raad heeft in maart 2008 zijn belangrijkste doelstellingen voor de komende jaren gepresenteerd in ‘Strategie in Beeld, 2008-2009’. Colo heeft in januari 2008 de “Visie kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 20082012” uitgebracht. Bovendien heeft een groot aantal maatschappelijke partijen, waaronder het mbo, met het kabinet een Kennisinvesteringsagenda afgesproken. De publiek bekostigde instellingen voor mbo en volwasseneneducatie, de kenniscentra én de rijksoverheid hebben met het oog op voornoemde ontwikkelingen een agenda gemaakt. Met deze set van afspraken over de periode 20082011 slaan partijen de handen ineen om een aantal concrete zaken te realiseren. Ieder doet dit vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, maar in het besef dat men elkaar nodig heeft om de ambities te verwezenlijken. Het biedt ruimte aan de betrokkenen in de praktijk (bestuurders, managers en medewerkers van mbo-instellingen en kenniscentra) om vanuit de eigen professionaliteit inhoud te geven aan een verdere versterking van het mbo. Daarbij is een zekere mate van beleidsrust, continuïteit en stabiliteit van belang, zodat instellingen zich goed kunnen richten op de realisatie van de publieke opdracht en vernieuwingen en verbeteringen kunnen doorvoeren waar nodig. Het gaat om het verder optimaliseren van een koers die al is ingezet. Grote stelselwijzigingen in het mbo zijn daarom in deze periode niet aan de orde. Betrokken partijen realiseren zich dat voor het succes van de afspraken ook andere partners – bedrijven, branches, gemeenten, andere stakeholders – noodzakelijk zijn. De partners die dit akkoord hebben ondertekend doen een appèl op deze partijen om schouder aan schouder het suc-

ces van de gemaakte afspraken mede mogelijk te maken. Op hun beurt zullen ondertekenaars zich inspannen om een goede dialoog met betrokkenen actief vorm en inhoud te geven.

Leeswijzer In deze agenda worden afspraken gemaakt over vier onderwerpen: De vernieuwing in het mbo, goede aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt, de participatie in de samenleving en bestuurlijke randvoorwaarden. Daar waar de afspraken zowel betrekking hebben op regionale opleidingscentra als op agrarische opleidingscentra dient ‘MBO Raad’ gelezen te worden als ‘MBO Raad èn AOC Raad’ en ‘ministerie van OCW’ als ‘de ministeries van OCW en LNV’.

1

bron: CBS (Enquête Beroepsbevolking) bron: Benchmark Middelbaar beroepsonderwijs 2007 3 Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2006 (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt) 4 bron: kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2003-2007 5 bron: JOB-monitor 2007 (Odin 4), tevredenheids onderzoek van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) 2

7

2

Vernieuwing in het mbo

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Per 1 augustus 2010 zal in beginsel het competentiegericht beroepsonderwijs binnen het mbo worden ingevoerd. Nieuw instromende studenten beginnen dan met een vernieuwde opleiding. Het is van belang dat de implementatie zorgvuldig gebeurt. Er zal zorgvuldig gevolgd worden hoe ver de individuele scholen met de implementatie zijn. Daartoe vindt in 2009-2010 een evaluatie van het implementatieproces bij de scholen plaats.Wij willen dat alle betrokkenen bij het mbo vertrouwen hebben in de kwaliteit van de opleidingen.Van de instellingen mag verwacht worden dat zij kwaliteit leveren. De examens moeten op orde zijn; de kwaliteit daarvan dient gegarandeerd te zijn en het vertrouwen te genieten van het vervolgonderwijs en het bedrijfsleven. Wij streven naar een beter functionerende onderwijskolom (v(mb)o – mbo – hbo) die ervoor zorgt dat er minder studenten uitvallen, dat zoveel mogelijk studenten een diploma halen op een zo hoog mogelijk niveau en dat opleidingen aansluiten op de arbeidsmarkt. Goede startkansen in het mbo zijn echter óók en met name een verantwoordelijkheid van het gehele voortgezet onderwijs. Al geruime tijd werken we hard aan de vernieuwingen en kwaliteitsverbetering binnen de sector. In dit verband willen we over drie zaken in het bijzonder nadere afspraken maken, die met name de rol van het mbo raken.

2.1 Doorontwikkeling kwalificatiedossiers Gezamenlijke doelstelling We streven naar één competentiegerichte kwalificatiestructuur per 1 augustus 2010, gecombineerd met een systeem van examinering waarvan we de kwaliteit kunnen garanderen. We willen dat studenten bij afronding van hun opleiding een waardevol mbo-diploma in handen krijgen. Om te bereiken dat deze diploma’s het vertrouwen genieten van vervolgonderwijs en werkgevers zijn goede kwalificatiedossiers onmisbaar. We beogen kwalificatiedossiers met helder geformuleerde en transparante beschrijvingen van wat studenten moeten kennen en kunnen, die ook op adequate manier geëxamineerd kunnen worden.

Wat gaan we doen om dat te bereiken? Doorontwikkeling kwalificatiedossiers met het oog op praktische uitvoerbaarheid In de periode tot aan 1 augustus 2010 nemen we een aantal maatregelen om de uitvoerbaarheid van de examinering op basis van de kwalificatiedossiers waar nodig te verbeteren. Daartoe zullen we de kwalificatiedossiers inhoudelijk verder ontwikkelen en meer hanteerbaard maken door onnodige overlap en gedetailleerdheid van deel c eruit te halen.

Na goed overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven in de paritaire commissies zijn per 1 februari 2008 door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 237 nieuwe kwalificatiedossiers opgeleverd. Deze dossiers vormen de basis voor de implementatie van de competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo. Inmiddels komen er vanuit de onderwijsinstellingen signalen dat er knelpunten zijn bij het vertalen van de eisen uit de kwalificatiedossiers naar goede competentiegerichte opleidingen. De MBO Raad vraagt daarom aandacht voor de praktische uitvoerbaarheid van de huidige kwalificatiedossiers. Het gaat dan met name om de volgende thema’s: a. de vastgestelde status van deel C (deze wordt in de uitvoering als te complex ervaren); b. het aantal uitstromen en het wegnemen van onnodige overlap tussen dossiers (mede in het licht van het spanningsveld uitvoerbaarheid onderwijs versus herkenbaarheid bedrijfsleven en het onderwijsaanbod per instelling); c. het onderscheid tussen de verschillende niveaus (1/2 versus 3/4), waarbij de problemen vooral spelen bij het brondocument ‘Leren, Loopbaan & Burgerschap’; d. het gebrek aan onderscheid tussen de eisen die worden gesteld aan de doelgroepen jongeren – volwassenen; e. de beperkte ruimte voor regionale invulling.

9

Generieke wijzigingen zijn niet aan de orde. Het gaat om doorontwikkeling op de bovengenoemde punten van de huidige kwalificatiedossiers waar de onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven en de overheid dit noodzakelijk achten. Duidelijk is dat er wat betreft de voorziene knelpunten sectorale verschillen zijn en dat er vanuit het onderwijs behoefte is aan rust en continuïteit in de kwalificatiedossiers. Colo en de MBO Raad streven ernaar om de toepasbaarheid en uitvoerbaarheid van de kwalificatiedossiers in het onderwijs te optimaliseren. Beide partijen komen, op basis van praktijkvoorbeelden, eind 2008 met voorstellen voor het verder ontwikkelen van de kwalificatiedossiers. Deze voorstellen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het ministerie van OCW. Vanzelfsprekend worden de doorontwikkelde kwalificatiedossiers ook voorgelegd aan het onafhankelijke Coördinatiepunt Toetsing Kwalificaties mbo. Het ministerie van OCW wil de instellingen tot 1 augustus 2010 wat meer ruimte geven in het implementatieproces. Het gaat dan om de status van deel C van het kwalificatiedossier, de grote diversiteit aan versies van kwalificatiedossiers en (vanaf 1 augustus 2010) de programmeerruimte voor studenten die aan het begin van hun onderwijsloopbaan nog niet goed weten voor welke opleiding ze willen kiezen. Ten eerste krijgen de instellingen tot 1 augustus 2010 de ruimte om af te wijken van de in deel C van het kwalificatiedossier beschreven ‘prestatie-indicatoren’. De eigen invulling moet wel passen bij deel B van het kwalificatiedossier en leiden tot het in deel C aangegeven ‘gewenste resultaat’. Als er afgeweken wordt van de prestatie-indicatoren dienen instellingen dat te documenteren en te verantwoorden aan de Inspectie van het Onderwijs. Ten tweede krijgen instellingen de ruimte om tijdens de overgangsperiode ook nieuw instromende studenten in te schrijven op reeds actieve opleidingen die gebaseerd zijn op eerdere versies van de tweede generatie kwalificatiedossiers (format 2007). Dit om te voorkomen dat instellingen geconfronteerd wor-

10

den met een onwenselijke invoeringslast bij de jaarlijkse wijziging van kwalificatiedossiers. Ten derde zullen instellingen vanaf 1 augustus 2010 de mogelijkheid krijgen om studenten, die nog niet weten voor welk beroep en voor welk diploma ze willen worden opgeleid, in te schrijven in een opleidingsdomein. De duur van inschrijving in een domein is in beginsel 1 jaar, maar kan beargumenteerd langer zijn voor de niveaus 3 en 4. Een en ander zal worden gemonitord. Om dit mogelijk te maken is een wetswijziging nodig. MBO Raad en Colo zullen met een gezamenlijk advies komen over de te hanteren lijst van opleidingsdomeinen. Het ministerie werkt de kaders die gelden bij inschrijving voor opleidingsdomeinen verder uit. Onafhankelijk coördinatiepunt Toetsing Kwalificaties MBO Het ministerie van OCW is opdrachtgever van het onafhankelijke Coördinatiepunt Toetsing Kwalificaties MBO en stuurt het inhoudelijk aan. Het toetsingskader dat het ministerie in september 2008 vaststelt regelt de manier waarop het coördinatiepunt de kwalificatiedossiers beoordeelt. Colo faciliteert het coördinatiepunt bij de uitvoering van de taken. Het ministerie borgt in samenspraak met Colo de onafhankelijkheid van dit coördinatiepunt. Om die ook in de toekomst te garanderen, zal het ministerie eind 2008 op advies van Colo en het coördinatiepunt, in samenspraak met de MBO Raad, een standpunt innemen over de positionering van het coördinatiepunt vanaf 1 augustus 2010. Op basis hiervan maken Colo en het ministerie nadere afspraken over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling. Rekenen en taal Colo, de MBO Raad en het ministerie van OCW willen in de komende jaren het beheersingsniveau van taal en rekenen van mbo-studenten verder verhogen. De bewindslieden van OCW hebben de adviezen van de commissie Meijerink grotendeels overgenomen. In lijn hiermee en op basis van adviezen van de MBO Raad en Colo stelt het ministerie mini-

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

mumniveaus vast voor de beheersing van Nederlands, moderne vreemde talen en rekenen (wiskunde). Examinering In de komende jaren vinden er experimenten met de examenprofielen plaats, gericht op verdere standaardisering van de beroepsgerichte examinering en de vergroting van de betrokkenheid van het bedrijfsleven. De MBO Raad voert in samenspraak met Colo de regie over deze experimenten. OCW, LNV, de AOC Raad, MKB-Nederland,VNO/NCW en PAEPON maken ook deel uit van de regiegroep. De examenprofielen worden gevalideerd door paritaire commissies, waarin sociale partners en onderwijs zitting hebben. Mede afhankelijk van de resultaten van deze experimenten wordt bepaald hoe het examenprofiel wordt vastgesteld door het ministerie en hoe dit profiel een functie dient te krijgen in het toezicht van de inspectie. In verband met de introductie van (flexibele vormen van) centrale examinering van Nederlands en rekenen/wiskunde in het mbo ontwikkelt het ministerie in nauw overleg met de MBO Raad (en andere betrokken partijen) een implementatieplan voor een passende vorm van centrale examinering (eind 2008 gereed).

Wat gaan we doen om dat te bereiken? Kenniscentra (Colo) ondersteunen en begeleiden leerbedrijven - en in het bijzonder praktijkopleiders - bij de inrichting van CGO. Dit gebeurt onder andere op basis van het plan van aanpak van de programmamanager ondersteuning leerbedrijven, in opdracht van het ministerie. De MBO Raad ondersteunt de invoering van CGO binnen de instellingen vooral via activiteiten gericht op kennisdeling binnen de sector. De MBO Raad zorgt voor de afstemming tussen de eigen activiteiten en die van het Procesmanagement MBO 2010. Het ministerie van OCW ondersteunt de instellingen, via het procesmanagement MBO 2010, bij de implementatie van de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Ook gaat het ministerie de invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur via onafhankelijk onderzoek monitoren.

2.3 Doorstroom v(mb)o – mbo – hbo Gezamenlijke doelstelling

2.2 Ondersteuning onderwijsinstellingen en leerbedrijven bij de inrichting van competentiegericht onderwijs (CGO)

We willen goede aansluitingen tussen verschillende onderwijstypen realiseren en onnodige belemmeringen wegnemen om de doorstroom naar opleidingen op een hoger niveau te verbeteren. We willen op deze manier de uitval bij de overgang van v(mb)o naar mbo proberen te voorkomen, de leerwegen van jongeren doelmatiger maken en studenten een diploma op zo’n hoog mogelijk niveau laten behalen.

Gezamenlijke doelstelling

Wat gaan we doen om dat te bereiken?

We onderstrepen hier nogmaals het belang van een gedegen implementatie van de competentiegerichte kwalificatiestructuur. We willen onderwijsinstellingen en leerbedrijven goed ondersteunen bij de vernieuwingen zodat we de kwaliteitsverbetering in het beroepsonderwijs die we samen voor ogen hebben, tot stand kunnen brengen.

Inhoudelijke en programmatische aansluiting De onderwijsinstellingen, kenniscentra en het ministerie van OCW gaan zich inspannen om de inhoudelijke en programmatische aansluiting van het v(mb)o op het mbo, van het mbo op het hbo en op de Associate degree, in samenwerking met partijen uit deze sectoren, nog verder te verbete-

11

ren. De MBO Raad en Colo zullen hun leden hierbij zo nodig ondersteunen. Vanzelfsprekend zijn de niveaubepalingen en doorstroommogelijkheden bij de ontwikkeling van de kwalificatiedossiers een belangrijk aandachtspunt. Associate degree We willen via de associate degree-programma’s doorlopende leerlijnen in de beroepskolom bevorderen en werkenden stimuleren om door te leren. Sinds het studiejaar 2006-2007 zijn er pilots in het hbo met associate degreeprogramma’s. Na afronding van de tussenevaluatie van de pilots starten we ook pilots in het mbo (met eindverantwoordelijkheid van het hbo voor de graadverlening). Naar verwachting zal het onderzoek eind 2008/begin 2009 afgerond zijn. Het ministerie van OCW zal op basis van de uitkomsten van het onderzoek concrete voorstellen doen voor deze pilots. Een cruciaal punt hierbij is de arbeidsmarktrelevantie van de (pilot-)opleidingen. De kenniscentra (Colo) ondersteunen de sociale partners bij het in kaart brengen van de behoefte aan kwalificaties op het niveau van associate degree, onder meer door het uitvoeren van arbeidsmarktonderzoek. De MBO Raad ondersteunt de instellingen bij deze pilots op mbo-locaties en overlegt met het ministerie over de start van de pilots. Hierbij wordt, in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven, de inzet van duale trajecten gestimuleerd.

12

Experimenten vmbo - mbo niveau 2 Voor een kwetsbare groep jongeren starten we in het ­studiejaar 2008-2009 experimenten om hen makkelijker te laten doorstromen van het vmbo (basisberoepsgerichte leerweg) naar mbo niveau 2. Vmbo-scholen en mbo-­ instellingen die aan deze experimenten meedoen, bieden één geïntegreerd traject aan aan deze leerlingen. We hopen met dit experiment kennis en inzicht te krijgen over efficiëntere doorstroommogelijkheden. De mbo-instellingen werken in dit experiment nauw samen met vmbo-scholen. Bovendien vinden examinering en diplomering plaats onder verantwoordelijkheid van mbo-instellingen. Oriëntatie op leer- en werkloopbaan van jongeren Tot slot is een goede en tijdige oriëntatie van jongeren op hun leer- en werkloopbaan van cruciaal belang om onze doelstelling te bereiken. In aanvulling op de activiteiten die onderwijsinstellingen al ontplooien, verwijzen we naar onze afspraken hierover onder hoofdstuk 3 “Aansluiting beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt’.

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

13

3

Aansluiting beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Het middelbaar beroepsonderwijs moet studenten goed voorbereiden op de samenleving en de arbeidsmarkt. Wij maken ons sterk voor een optimale aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, zowel kwalitatief als kwantitatief. De onderwijsprogramma’s moeten goed aansluiten op de steeds veranderende beroepseisen en er moet een goede afstemming zijn tussen het leren in de praktijk en het leren op de instelling. Ook gaan de onderwijsinstellingen, de kenniscentra en de leerbedrijven intensief samenwerken om de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming waar nodig te verbeteren. Studenten moeten voldoende voorgelicht worden over de arbeidsmarktperspectieven van opleidingen en adequaat begeleid worden naar en tijdens de beroepspraktijkvorming. Om in te kunnen spelen op de wensen en behoeften vanuit de arbeidsmarkt is goed overleg met de verschillende branches en werkgevers onontbeerlijk.

3.1 Verbetering beroepspraktijkvorming

leg met Colo, het bedrijfsleven en de MBO Raad – deze afspraken herbeoordelen en daar conclusies aan verbinden.

Gezamenlijke doelstelling Onze ambitie is om voldoende beschikbare plaatsen voor beroepspraktijkvorming - gekoppeld aan de behoefte aan gekwalificeerd personeel vanuit de arbeidsmarkt – te realiseren. Daarbij beogen we een kwalitatief hoogwaardige beroepspraktijkvorming met goede begeleiding van de student vanuit de onderwijstelling en het leerbedrijf.

Wat gaan we doen om dat te bereiken? Verantwoordelijkheidsverdeling Kenniscentra zijn verantwoordelijk voor het werven van voldoende en kwalitatief hoogwaardige bpv-plaatsen, het erkennen van leerbedrijven, het regelmatig beoordelen van de kwaliteit van leerbedrijven en het ondersteunen van de erkende leerbedrijven. Instellingen zijn verantwoordelijk voor een goede begeleiding naar en tijdens de beroepspraktijkvorming. Om de kwaliteit verder te verhogen en goed in te spelen op de ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt is nauwe samenwerking tussen instellingen, kenniscentra en leerbedrijven nodig. Het ministerie laat in 2009 een onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de samenwerking tussen kenniscentra, leerbedrijven en onderwijsinstellingen bij de bpv. Mocht blijken dat partijen gemaakte afspraken over de verantwoordelijkheidsverdeling niet of onvoldoende naleven of dat gemaakte afspraken niet goed werken, dan zal het ministerie – na over-

Samenwerking in de regio Door het actief bijeen brengen van de belangrijkste partijen, gaat het kabinet de regionale samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijven actief bevorderen. Dit moet ertoe leiden dat opleidingen die nodig zijn voor de regionale arbeidsmarkt behouden blijven en dat opleidingen zonder perspectief voorkomen worden. Hiertoe ontwikkelt het ministerie van OCW (in samenwerking met de ministeries van EZ en SZW) een regionale agenda samen met mboinstellingen, kenniscentra, gemeenten, bedrijfsleven, branches en andere betrokken partijen waaronder het v(mb)o. Het ministerie zal in het najaar 2008 starten in twee à drie pilotregio’s, waarbij begonnen wordt met het versterken en verder uitbouwen van bestaande samenwerkingsverbanden. Daartoe wordt – in samenwerking met Colo en Cfi – de informatievoorziening over de kwantitatieve aansluiting verbeterd. In het verlengde van de Colo-barometer over de stageplaatsen- en leerbanenmarkt bieden de kenniscentra (Colo) voor de pilotregio’s inzicht in de aansluiting van de regionale vraag naar arbeid en het aanbod van de beroepsopleidingen. De onderwijsinstellingen zullen hun opleidingenaanbod, conform de in de WEB geformuleerde zorgplicht op de arbeidsmarktrelevantie, optimaal afstemmen op de vraag van de arbeidsmarkt in hun regio.

15

Begeleiding van studenten Instellingen gaan, eventueel met ondersteuning vanuit de MBO Raad, in de komende jaren de begeleiding van studenten naar en tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) verbeteren. Op verzoek van het ministerie van OCW zal de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek uitvoeren naar de begeleiding van studenten en naar de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en leerbedrijven voor, tijdens en na de beroepspraktijkvorming. Dit kan leiden tot een aanpassing van het toezichtkader op de beroepspraktijkvorming dat in het studiejaar 2009/2010 klaar is. Voordat het zover is, overlegt het ministerie nog met de MBO Raad, Colo, MKB– Nederland en VNO-NCW. Oriëntatie op de (regionale) arbeidsmarkt Kenniscentra (Colo) spelen een belangrijke rol in het geven van informatie over de regionale arbeidsmarkt. In het belang van een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt geven de kenniscentra (Colo) periodiek informatie over de stage- en arbeidsmarkt en de arbeidsrelevantie van opleidingen en beroepen (arbeidsmarktonderzoek, kansopstage.nl, kansopwerk.nl, stagemarkt.nl). Voor een goede matching van stageplaatsen via stagemarkt.nl zorgen onderwijsinstellingen ervoor dat – conform wet- en regelgeving en bekostigingsvoorwaarden – per 1 januari 2009 via BRON volledige gegevenslevering van BPV-gegevens aan de IBGroep is geregeld. Het ministerie zorgt ervoor dat de tijdige en volledige gegevenslevering van de IB-Groep aan kenniscentra per 1 januari 2009 gereed is. De kenniscentra (Colo) zijn verantwoordelijk voor de volledigheid en actualiteit van het register leerbedrijven. Alle partijen hebben elkaar nodig om deze keten op orde te krijgen. Zij zullen zich hiertoe inspannen. Onderwijsinstellingen dragen zorg voor deze oriëntatie en begeleiding van studenten bij de keuze voor een mbo-opleiding en een geschikte plek voor de beroepspraktijkvorming bij een leerbedrijf en/of vervolgopleiding. Verder organiseren kenniscentra (Colo) jaarlijks activiteiten

16

voor studenten, docenten, ouders en decanen voor een goede loopbaan- en beroepenoriëntatie en –begeleiding.

3.2 Een leven lang leren met het oog op een duurzame arbeidsparticipatie Gezamenlijke doelstelling Na afronding van het onderwijs blijft scholing nodig. De toekomstige arbeidsmarkt vereist dat iedereen zijn kennis en vaardigheden op peil houdt. Investeren in kennis, kunde en competenties is nodig om de inzetbaarheid van vooral laaggeschoolde (oudere) werknemers te verbeteren. Het herkennen en verzilveren van ‘eerder verworven competenties’ (EVC) is een belangrijk instrument om arbeidservaringen (informeel leren) te verzilveren in formele bewijzen. Dat maakt flexibele leertrajecten mogelijk die rekening houden met reeds opgedane ervaringen. Gezien het belang voor onze samenleving en de arbeidsmarkt willen we zorgen voor een goed werkend EVC-stelsel.

Wat gaan we doen om dat te bereiken? Erkenning verworven competenties (EVC’s) Onderwijsinstellingen en kenniscentra zijn volop bezig om EVC-instrumenten/procedures te ontwikkelen om maatwerkaanbod voor werkenden en werklozen mogelijk te maken. Het ministerie van OCW, kenniscentra (Colo), MBO Raad en AOC Raad zorgen - samen met HBO Raad, Paepon, Stichting van de Arbeid, CWI en het Kenniscentrum EVC voor het onderhoud en de ontwikkeling van een goed werkend EVC-systeem met een kwaliteitscode, landelijke en sectorale standaarden en voldoende EVC aanbod. De kenniscentra (Colo) hebben in het verlengde van de kwalificatiestructuur per kwalificatiedossier ook de landelijke en sectorale standaarden voor EVC ontwikkeld en bevorderen het gebruik daarvan via evcstandaarden.nl.

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

17

4

Participatie in de samenleving

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Jongeren met een mbo-diploma zijn zeer gewild op de arbeidsmarkt. Zij stromen vaak door naar hoger onderwijs en participeren volop in de Nederlandse samenleving. Maar nog steeds zijn er in Nederland enkele tienduizenden jongeren die de aansluiting met de maatschappij dreigen te missen. Ze hebben te maken met diverse problemen tegelijkertijd zoals: schulden, criminaliteit, voortijdig schoolverlaten, werkloosheid, sociale en psychische problematiek. Wat geldt voor jongeren geldt ook voor volwassenen. Veruit de meeste werknemers vinden uitstekend hun weg op de arbeidsmarkt. Maar nog te veel volwassenen dreigen de aansluiting met de samenleving te verliezen als gevolg van onvoldoende scholing.

Gezamenlijke doelstelling We willen voorkomen dat kwetsbare jongeren de aansluiting met de maatschappij missen. Onder de groep voortijdig schoolverlaters bevinden zich jongeren die we als ‘overbelast’ zouden kunnen noemen. Zij willen op zichzelf wel een diploma halen, maar door een stapeling van beperkte vaardigheden en/of chronisch sociale en emotionele problemen lukt dat niet of nauwelijks. Ondanks de vooruitgang bij de aanpak van armoedebestrijding, jeugdwerkloosheid, jeugdcriminaliteit, voortijdig schoolverlaten en (jeugd)zorg, lijkt deze groep jongeren moeilijk bereikbaar. Ze keren zich af van het bestaande aanbod van voorzieningen. Het is belangrijk om te zoeken naar mogelijkheden om deze jongeren te motiveren weer te gaan leren en/of te gaan werken. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak waarbij professionals vanuit verschillende organisaties met elkaar gaan samenwerken. Via volwasseneneducatie zorgen roc’s ervoor dat grote groe­ pen volwassenen volwaardiger participeren op de arbeidsmarkt.

Wat gaan partijen doen om dat te bereiken? Preventief We willen voorkomen dat kwetsbare jongeren voortijdig hun mbo-opleiding verlaten. Onderwijsinstellingen doen dit door aantrekkelijk onderwijs aan te bieden, door loopbaanoriëntatie en –begeleiding en individuele begeleiding van studenten tijdens de opleiding. Ook gaan ze beter samenwerken met andere instanties. De MBO Raad ondersteunt instellingen hierbij door informatie-uitwisseling op het terrein van risicojongeren (Landelijk Werkverband Risicojongeren), AKA-opleidingen en zorgadviesteams. Als aanvulling op

de bestaande instrumenten willen we in het middelbaar beroepsonderwijs zorgen voor een goed sluitend systeem van signaleren, registreren en melden van verzuim en uitval. Er zijn al afspraken gemaakt over de ontwikkeling van een infrastructuur voor het melden van verzuim aan gemeenten via één digitaal loket op basis van het onderwijsnummer. Alle instellingen hebben dit systeem bij aanvang van het studiejaar 2009/2010 ingevoerd. Zo komt de directe levering van gegevens vanuit instellingen aan woongemeenten te vervallen. Het ministerie ondersteunt de implementatie van dit systeem via de convenanten over voortijdig schoolverlaten. Bekeken wordt of er genoeg middelen en mogelijkheden zijn voor instellingen met veel “overbelaste” leerlingen. Om uitval uit het beroepsonderwijs tegen te gaan, doen we ook een beroep op andere partijen. Het gaat daarbij om expertise, instrumenten, infrastructuur en voldoende financiële middelen. Educatie en inburgering Voor mensen die er om wat voor reden dan ook onvoldoende in slagen om te participeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt, ontvangen gemeenten op dit moment nog gescheiden budgetten met specifieke doelstellingen. Het kabinet is van plan om de diverse gemeentelijke budgetten gericht op participatiebevordering per 1 januari 2009 onder randvoorwaarden te bundelen. De minister voor WWI zal, in overleg met het ministerie van OCW, de effecten van de invoering van de marktwerking in de inburgering evalueren (resultaten van het onderzoek zullen in 2008 en 2009 beschikbaar komen). Op basis van de uitkomsten van dit

19

onderzoek zal de rijksoverheid een besluit nemen over de afbouw van de bestedingsverplichting bij roc’s. Tenzij de resultaten van deze onderzoeken dit in de weg staan, zal de bestedingsverplichting bij roc’s met ingang van 2011 worden afgebouwd. Omdat de keuze voor de afbouw plaatsvindt op basis van resultaten van nog uit te voeren onderzoek is de beoogde einddatum en het tempo van de afbouw vooraf niet te bepalen. Het criterium dat toegepast wordt bij keuze voor de afbouw is het te verwachten effect voor de rocinfrastructuur. AKA-opleidingen Om de positie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te versterken bestaat op dit moment, naast de beroeps­ kwalificerende smalle assistentenopleiding (mbo niveau 1), een brede assistent-opleiding (AKA opleiding). Deze brede opleiding leidt niet op tot een specifiek beroep, maar biedt een brede en meer algemene voorbereiding op participatie op de arbeidsmarkt. Het procesmanagement MBO 2010, de kenniscentra (Colo) en VNO/NCW hebben in samenspraak met de MBO Raad inmiddels een advies uitgebracht aan het ministerie van OCW over de positionering van AKA-opleidingen na 2010. Deze adviezen hebben gemeen dat de AKA-opleidingen zo dicht mogelijk tegen het beroepsonderwijs aan moeten liggen om te zorgen voor zo veel mogelijk doorstroom naar het reguliere stelsel van beroepsonderwijs. Anderzijds wordt erkend dat het geen regulier kwalificerende beroepsopleidingen zijn waarvoor de eisen van het beroepsonderwijs in alle gevallen kunnen gelden. Vooral omdat een beperkt deel van de voor deze opleiding in aanmerking komende doelgroep aan deze eisen niet kan voldoen. Daarom blijven voor deze opleidingen en voor de werving en erkenning van leerbedrijven aangepaste eisen nodig. De kwaliteit van de beroepsprakijkvormingsplaatsen voor mbo niveau 1 en AKA vragen dus specifieke aandacht. Kenniscentra (Colo) gaan overleggen met gemeenten en CWI over de regionale behoefte van dit type leerplaatsen. Vervolgens worden deze

20

leerplaatsen geworven, erkend en aangepast aan ongekwalificeerde werkzoekenden en gehandicapten. Het ministerie zal, mede op basis van deze adviezen en in overleg met de MBO Raad, Colo, VNO/NCW en MKB-Nederland, een nadere uitwerking geven aan de positie van AKA-opleidingen na 2010.

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

21

5

Bestuurlijke randvoorwaarden

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

We zijn trots op het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. De prestaties van deze onderwijssector zijn goed, maar ontwikkelingen in de samenleving maken dat de sector zich voortdurend moet aanpassen om aantrekkelijk te blijven voor studenten en de arbeidsmarkt. De manier waarop we dit gaan organiseren, is vastgelegd in deze agenda. Om de ambities uit deze agenda te realiseren is adequate financiering vereist.

Gezamenlijke doelstelling Aan vertrouwen in onze sector hechten we veel waarde. We blijven ons in de komende periode inspannen om het vertrouwen van de samenleving te verdienen door transparant en professioneel bestuur van onze organisaties, een sterke medezeggenschap van onderwijspersoneel en studenten en helderheid over onze resultaten. Bovendien gaan we deze beter over het voetlicht proberen te brengen. Om onderwijsinstellingen en kenniscentra ook in de toekomst in staat te stellen hun wettelijke taken goed uit te voeren, werken we aan de modernisering van het bekostigingssysteem.

Wat gaan we doen om dat te bereiken? Goed bestuur kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven Elk kenniscentrum levert jaarlijks één geïntegreerd jaardocument met financiële en kwalitatieve indicatoren voor de publieke verantwoording. Dezelfde indicatoren gebruikt de Inspectie van het Onderwijs ook bij het toezicht op de kenniscentra. In de zomer van 2008 is het voorstel van de samenwerkende kenniscentra (Colo) voor deze indicatoren gereed. Bij de publieke verantwoording via het internet en in het jaarverslag werkt elk kenniscentrum volgens de richtlijnen van de Governance Code kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Deze code is op 1 januari 2008 ingevoerd. Colo draagt zorg voor het levend en actueel houden van de governancecode. Het ministerie van OCW beperkt– vanuit het oogpunt van de administratieve lasten - de bevragingslast richting de kenniscentra en sluit overlappingen daarbij uit. Hetzelfde geldt ook voor de onderwijsinstellingen.

Goed bestuur onderwijsinstellingen De MBO Raad blijft de invoering van het geïntegreerd jaardocument ondersteunen. Instellingen leggen vanaf verslagjaar 2009 via dit document verantwoording af. Daarnaast publiceren de MBO Raad en de AOC Raad gezamenlijk jaarlijks een Jaarbericht met de belangrijkste ontwikkelingen en resultaten in de mbo-sector. Ook blijft de MBO Raad de instellingen op hun verzoek ondersteunen bij de verdere ontwikkelingen op het terrein van goed bestuur (onafhankelijk intern toezicht, bestuur van instellingen, medezeggenschap, relaties met betrokkenen om de instelling, het afleggen van verantwoording). De MBO Raad draagt zorg voor het levend en actueel houden van deze governancecode. De ondersteuning van instellingen vindt plaats via voorlichting, een helpdesk, deskundigheidsbevordering en het uitwisselen van goede voorbeelden. Bovendien ondersteunt de MBO Raad instellingen bij de verbetering van de interne kwaliteitszorg. Bij de beloning van bestuurders handelen interne toezichthouders binnen de wettelijke kaders en volgens de richtlijnen van de eigen beloningscode. Hetzelfde geldt overigens ook voor de kenniscentra. Mocht het kabinetsbeleid op het terrein van topinkomens in de (semi-)publieke sector daartoe aanleiding geven, dan zal het ministerie het Platform van Toezichthouders mbo-instellingen verzoeken om de beloningscode aan te passen. Communicatie over behaalde resultaten Partijen gebruiken hun eigen bestaande bronnen voor beleids- en toezichtsinformatie en bestaande communicatiemogelijkheden effectiever om de resultaten van de sector te

23

presenteren. Met het oog op dit doel gaat het ministerie van OCW vaste communicatiemomenten, zoals de jaarlijkse kabinetsverantwoording en de presentatie van de rijksbegroting, beter benutten. Imago: (on)bekend maakt (on)bemind De MBO Raad lanceert, in overleg met Colo en het Procesmanagement MBO 2010, een imagocampagne voor het mbo. Positieve betrokkenheid van belanghebbenden als VNO/NCW en MKB-Nederland is daarbij onontbeerlijk. Naast het voor het voetlicht brengen van de positieve resultaten en prestaties van de instellingen en kenniscentra, moet er meer duidelijkheid komen over de feitelijke inrichting van het mbo onderwijs, omdat het daaraan bij veel ouders en potentiële deelnemers blijft schorten. Het ministerie van OCW spant zich in 2008 en 2009 in om binnen de rijksoverheid en bij andere publieke organisaties op het beleidsterrein van OCW meer plaatsen voor beroepspraktijkvorming te realiseren. Ook draagt staatssecretaris Van BijsterveldtVliegenthart op verschillende momenten concreet bij aan een goede beeldvorming. Om de interculturele oriëntatie en de aantrekkingskracht op allochtone jongeren van het groen onderwijs te vergroten heeft de AOC Raad het initiatief genomen tot het actieplan ‘Kies kleur in groen’. Dit actieplan is verbreed naar het hele groene onderwijs (AOC, HASen en WUR). Op 6 oktober zullen de groene instellingen dit actieplan ondertekenen en aan de minister van LNV aanbieden. Modernisering bekostigingsysteem mbo-sector Onder andere naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie bereidt het ministerie van OCW een herziening van het bekostigingsmodel voor de onderwijsinstellingen in de bve-sector voor. Daarbij zal in het licht van de sectoroverstijgende doelstellingen (zoals schooluitval, arbeidsmarkt relevant opleiden) gekeken worden naar consistentie van de bekostigingssystematiek in het gehele onderwijs. In het najaar van 2008 infor-

24

meert het kabinet de Tweede Kamer over de richting van deze modernisering. Hier zal het SER-advies bij betrokken worden. Naast een betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, wil het kabinet de modernisering aangrijpen om enkele ongewenste prikkels weg te nemen, de administratieve lasten te beperken, optimaal gebruik te maken van het onderwijsnummer, een gewichtenregeling rond de kwetsbare jongeren te introduceren, aan de bovenkant de bekostiging op basis van diploma’s te verzwaren en de tevredenheid van bedrijfsleven als bekostigingsrelevante factor te introduceren. Over het bekostigingsysteem voor de kenniscentra hebben we het volgende afgesproken. Colo heeft in de zomer van 2008 een voorstel gedaan voor de parameters voor de bekostiging. Dit voorstel wordt nog besproken, ook met de MBO Raad. Het bekostigingsmodel voor de kenniscentra kan dan in principe eind 2008 gereed zijn. De implementatiedatum is onder voorbehoud van eventueel noodzakelijke wetswijziging. Het ministerie besluit in 2010, in overleg met de MBO Raad, de samenwerkende kenniscentra (Colo) en de Stichting van de Arbeid, over de wijze van continuering van de innovatiegelden (directere sturing, continuering en omvang innovatiebox, toevoeging lumpsum). Dit gebeurt aan de hand van de uitkomsten van de monitor Innovatiebox.

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

25

Amersfoort, 5 september 2008

(handtekening)

(handtekening)

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart Staatssecretaris van OCW

Jan van Zijl voorzitter MBO Raad

(mede namens de minister van LNV)

Clemens Cornielje voorzitter AOC Raad

26

Paula Swenker voorzitter Colo

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

27

28

Logo AOC - Reflex Blue CV / PMS 201

mbo, fundament onder de arbeidsmarkt

Gemeenschappelijke agenda 2008-2011 MBO Raad – AOC Raad – Colo – Ministeries van OCW en LNV

Related Documents

Mbo
May 2020 8
Mbo
June 2020 10
Arbeidsmarkt+[2]
November 2019 1
Mbo[1]
December 2019 11
Europa Onder De Loupe
July 2020 1

More Documents from ""