Handleiding aanvullende instrumenten inburgeringsonderzoek
Noa drs. H.H. de Vries dr. R.H. van den Berg
Inhoud Voorwoord
1. Testgebruik 1.1 Inleiding en leeswijzer 1.2 Soorten tests: een indeling 1.3 De kwaliteit van tests 1.4 Testgebruik bij allochtonen 1.5 De selectie en beschrijving van tests in deze handleiding 1.5.1 De selectie van tests 1.5.2 De beschrijving van tests 1.6 Richtlijnen voor testgebruik 1.7 Overzicht van beschreven tests
4 5 6 10 12 12 12 13 16
2. Beslisbomen testgebruik bij inburgeringsonderzoek 2.1 (Integraal) inburgeringsonderzoek 2.2 Beslisboom Taalbeheersing 2.3 Beslisboom Opleiding en werk 2.4 Beslisboom Doelprofiel
17 18 20 22
3. Beschrijvingen van tests 3.1 Vragenlijsten 3.2 Toetsen 3.3 Tests 3.4 Praktijkassessments 3.5 Assessment Center Methodiek 3.6 Overige Methoden
2
Taskforce Inburgering 2002
27 28 48 60 65 68
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Voorwoord Voorliggende “Handleiding testgebruik bij inburgeringsonderzoek” heeft NOA samengesteld in opdracht van de Taskforce Inburgering. De handleiding is geschreven voor medewerkers van de uitvoeringsinstanties die zich bezighouden met de inburgering van migranten die in een achterstandpositie dreigen te geraken (Gemeentelijke diensten, Vluchtelingenwerk, ROC’s, CWI’s, reïntegratiebedrijven en andere instellingen). Om voor inburgeraars passende inburgeringstrajecten vast te stellen is inzicht nodig in de kwalificaties, competenties, motivatie en het doelperspectief van inburgeraars. Dit inzicht kan men krijgen door het uitvoeren van het zogenaamde ´inburgeringsonderzoek´ (IBO). De uitvoerders van het IBO hebben daarvoor instrumenten nodig, zoals een intakeformulier. Maar ook andere tests zoals taaltoetsen, capaciteitentests en assessments kunnen een (aanvullende) rol spelen. Deze handleiding bevat handvatten en richtlijnen voor het gebruik van tests. Er wordt een aantal beslisbomen beschreven waarmee instanties kunnen bepalen welk (aanvullend) testgebruik bij IBO mogelijk is. Verder is er een inventarisatie en beschrijving te vinden van tests die gebruikt (kunnen) worden. Met goed IBO kan een inburgeringstraject op maat worden vastgesteld. Meer maatwerk kan een oplossing zijn voor de gesignaleerde problematiek bij inburgeringstrajecten(veel verzuim en uitval, niet optimale taalverwerving en onvoldoende participatie in de Nederlandse samenleving). We hopen dat deze handleiding gebruikers behulpzaam zal zijn bij het uitvoeren van IBO op maat en het gebruik van tests daarbij. Tot slot danken wij alle participerende gemeenten en organisaties voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze handleiding. Amsterdam, november 2002 drs. H.H. de Vries
3
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
1. Testgebruik 1.1
Inleiding en leeswijzer
Gemeenten en andere organisaties (ROC´s, CWI, Vluchtelingenwerk) houden zich sinds enkele jaren bezig met de “inburgering” van nieuwe en hier al langer verblijvende migranten die in een achterstandspositie dreigen te geraken. Inburgering vanuit het perspectief van deze organisaties wil zeggen: inburgeraars helpen zo snel mogelijk de weg te vinden in de samenleving. Essentieel daarvoor is dat migranten de Nederlandse taal leren, kennis hebben van de samenleving en “maatschappelijk participeren” door middel van werk, scholing en/of zorg. Dit alles om te voorkomen dat grote groepen migranten aan de zijlijn van de samenleving blijven staan. Om voor migranten ´inburgeringstrajecten´ vast te stellen is inzicht nodig in de kwalificaties, competenties, motivatie en het doelperspectief van inburgeraars (wat kan men en welke plek in de samenleving wil men innemen?). Dit inzicht kan men krijgen door het uitvoeren van een zogenaamd ´inburgeringsonderzoek´ (vanaf hier IBO). Daar zijn meetinstrumenten voor nodig, zoals een gestandaardiseerd intakeformulier. Maar ook andere tests, zoals taaltoetsen, capaciteitentests en assessments, kunnen een rol spelen. Wellicht in toenemende mate omdat de gesignaleerde problematiek met betrekking tot inburgeringstrajecten (veel verzuim en uitval, niet optimale taalverwerving en onvoldoende participatie in de Nederlandse samenleving) voor een deel door meer maatwerk in inburgeringstrajecten opgelost kan worden. En daar is maatwerk in IBO voor nodig. Passende trajecten vragen immers om het gedetailleerder in kaart brengen van wat men kan, wil en wat haalbaar is. In deze “Handleiding testgebruik bij IBO” is een inventarisatie te vinden van tests die tijdens het IBO gebruikt (kunnen) worden om een passend inburgeringstraject voor een inburgeraar vast te stellen. Deze tests zijn beschreven aan de hand van een aantal criteria, waaronder toepasbaarheid bij mensen die de Nederlandse taal in geringe mate beheersen. Verder bevat de handleiding een aantal richtlijnen voor het gebruik van tests. Ook bevat de handleiding een aantal beslisbomen waarmee gemeenten kunnen bepalen welk (aanvullend) testgebruik bij IBO mogelijk is. De handleiding heeft niet de pretentie volledig te zijn. Gezocht is naar een aantal exemplarische instrumenten per categorie meetinstrument. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op tests en het gebruik daarvan. Wat zijn tests, welke soorten tests bestaan er (paragraaf 2) en aan welke kwaliteitseisen moeten tests voldoen (paragraaf 3)? In paragraaf x (“Richtlijnen voor testgebruik”) wordt beschreven waar de testgebruiker op moet letten als hij met tests gaat werken. Het hoofdstuk eindigt met een schematisch overzicht van alle in de handleiding opgenomen meetinstrumenten. In het tweede hoofdstuk is een aantal beslisbomen te vinden voor (mogelijk) IBO. De beslisbomen sluiten aan bij het door Taskforce Inburgering ontwikkelde integrale intakeformulier voor het IBO. Per relevant hoofdstuk van het intakeformulier is een beslisboom ontwikkeld waarin wordt aangegeven welke diagnostische vragen met betrekking tot de inburgeraar door welke instrumenten beantwoord kunnen worden. De meetinstrumenten, die in de beslisbomen worden aanbevolen, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3, waar ze worden beschreven. De (beknopte) productinformatie in dit hoofdstuk bevat informatie over allerlei kenmerken van de instrumenten.
4
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
1.2 Soorten tests: een indeling Een test kan worden omschreven als een meetinstrument dat volgens wetenschappelijke principes gemaakt is en dat verschillen tussen mensen op zo objectief mogelijke wijze weergeeft. Een test brengt (psychische) hoedanigheden in beeld als taalvaardigheid, rekenvaardigheid, intelligentie, interesse in techniek of sociale competenties. Voorbeelden van tests zijn taaltoetsen, capaciteitentests, beroepsinteressetests en (praktijk)assessments. De tests die tijdens het IBO gebruikt (kunnen) worden, worden hieronder omschreven en ingedeeld. 1. Vragenlijst Een vragenlijst bestaat uit een aantal vragen dat één of meer persoons- en/of situatiekenmerken als onderwerp heeft, bijvoorbeeld gegevens over persoonlijke omstandigheden, taalbeheersing en opleiding en werk. Een vragenlijst kan door de cliënt zelf ingevuld worden (“schriftelijke afname”) of mondeling worden afgenomen tijdens een gesprek, al dan niet met behulp van een tolk. Voorbeeld: integraal intakeformulier IBO dat door TI is ontwikkeld. 2. Toets Een toets bestaat uit een aantal opdrachten of vragen dat onderwezen vaardigheid of kennis meet, al of niet aan curriculum of leerdoel gekoppeld. Toetsen worden veel in het (taal)onderwijs gebruikt en dienen voor plaatsing in niveau of groep, voortgangscontrole, (eind)niveaubepaling of screening. Voorbeelden: intaketoets NT2 en andere taaltoetsen, MO Profieltoets en Tempo Test Rekenen. 3. Test Een test bestaat uit een verzameling verbale, performale en/of motorische opdrachten of een toestel om één of meer persoons- of situatiekenmerken te meten. Onderdelen heten subtests en bestaan uit een aantal items dat volgens een bepaald criterium bij elkaar hoort. Een item is een vraag of opdracht waarop de respondent één reactie moet geven. Onderscheid wordt gemaakt tussen: • capaciteiten-/intelligentietest • persoonlijkheidstest • (beroeps)interessetest • (ervaren) gezondheidsvragenlijst Capaciteiten-/intelligentietest Het begrip “intelligentie” kan gedefinieerd worden als het algemene (en vooral aangeboren) denk- en begripsvermogen. De definitie van het begrip “capaciteiten” is breder. Het gaat niet alleen om aanleg en inzicht, maar ook om kennis en vaardigheden. Intelligentietests geven informatie over iemands algemene intelligentieniveau, terwijl capaciteitentests informatie geven over meerdere sterke en zwakke kanten in het cognitief functioneren van een personen. Persoonlijkheidstest Bij deze categorie tests gaat het om het meten van aspecten van de persoonlijkheid van mensen. Onderwerpen in een persoonlijkheidstest kunnen zijn: doelgerichtheid, zelfstandigheid, flexibiliteit, emotionele stabiliteit en prestatiemotivatie. (Beroeps)interessetest Bij deze tests gaat het om de vraag wat mensen interessant, leuk of prettig vinden: wat trekt de aandacht en waar zijn ze graag mee bezig? (Ervaren) gezondheidsvragenlijst Deze categorie tests wordt vooral in klinische situaties gebruikt en zijn gericht op het inventariseren van gezondheidsklachten zoals slaapstoornissen.. Voorbeelden van tests die in het IBO gebruikt worden zijn een Multiculturele Capaciteitentest en Beroepskeuzetest.
5
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
4. (Praktijk)assessment To assess betekent beoordelen of inschatten. Het begrip “assessment” wordt vaak breed gebruikt, net zoals het begrip “test”. Het zijn dan generieke namen die betrekking hebben op allerlei meetinstrumenten. Hier wordt met het begrip assessment bedoeld: de uitvoering van opdrachten in een echte of gesimuleerde (gestandaardiseerde) arbeids/school- maar in ieder geval handelingssituatie, waarbij daadwerkelijk gedrag wordt geobserveerd en beoordeeld. Onderscheid kan gemaakt worden tussen: • arbeidsproef (een ‘echte’ situatie op de werkvloer) • simulatie (rollenspel, acteurssimulatie, simulator, videotest) • casus/potlood- en papiertoets (beschrijving situatie met de vraag hoe daarin gehandeld zou worden) Praktijkassessments kunnen oriënterend of meer beoordelend van aard zijn. Een oriënterend assessment heeft primair als doel de cliënt kennis te laten maken met en te laten ervaren hoe het is om in een bepaalde opleiding/beroepssector werkzaamheden uit te voeren. Een beoordelend assessment is primair gericht op het beoordelen van het competentieniveau van een cliënt. Het voordeel van assessment is dat men het gedrag van de cliënt kan beoordelen en daardoor aanvullende informatie over de competenties en motivatie van cliënten krijgt. Een voorbeeld van een assessment dat in IBO gebruikt (kan) worden is het Praktijkassessment van sleutelvaardigheden waarmee sociale competenties beoordeeld kunnen worden. Verder wordt assessment vaak gebruikt in het kader van Loopbaan Oriëntatie en Begeleidings-trajecten (LOB). Ook maakt een assessment vaak onderdeel uit van EVC-procedures (EVC = Erkenning van elders Verworven Competenties). 5. Assessment Center Methode (ACM) (ook wel: Development Center Methode (DCM)) Een ACM is een verzameling van meerdere beoordelingsinstrumenten waaronder in ieder geval praktijkassessments, en vaak ook capaciteitentests, met als doel een completer beeld te krijgen van de capaciteiten, vaardigheden en motivatie/interesse van een persoon. Ook andere tests, zoals beroepskeuzetests, kunnen onderdeel van een ACM uitmaken. Het afnemen van een ACM kost meer tijd dan bij één afzonderlijke test. ACM wordt vaak gebruikt in het kader van Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding (LOB) trajecten. 6. (Overige) methoden Onder deze categorie vallen allerlei methodieken en meetinstrumenten die niet onder de andere categorieën onder te brengen zijn. Een methode is een vastgelegde werkwijze (een procedure) die vaak uit meerdere instrumenten bestaat. Voorbeeld: de EVC-procedure (Erkenning van elders, dat wil zeggen buiten het reguliere onderwijs Verworven Competenties). De EVC-procedure wordt gebruikt voor hoger opgeleide vluchtelingen, maar kan ook voor lager opgeleiden perspectief bieden. Vaak maakt het instrument assessment onderdeel uit van een EVC-procedure. 1.3 De kwaliteit van tests Wat zijn goede tests? Goede meetinstrumenten moeten aan een groot aantal voorwaarden voldoen. Een aantal instanties is gezaghebbend op het gebied van het beoordelen van de kwaliteit van tests. De belangrijkste voor Nederland is de COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland van het Nederlands Instituut van Psychologen) (zie www.psynip.nl). De COTAN publiceert regelmatig een overzicht en beoordeling van tests in Nederland (A. Evers, J.C. van Vliet-Mulder & C.J. Groot, Documentatie van tests en testresearch in Nederland, 2000). Verder is van belang de recent opgerichte Stichting Instituut voor Best Test Practice, opgericht door vier testuitgevers, dat het 4TP keurmerk voor tests uitgeeft (zie www.4tp.nl). De belangrijkste eisen die deze instituten aan tests stellen kunnen als volgt samengevat worden. 1. Theoretische onderbouwing van een test. Het begrip wat een test meet moet theoretisch onderbouwd zijn. Wat zijn de (theoretische ) uitgangspunten van een test en wat zijn de aanbevolen toepassingen van een test? Voorbeeld: bij een intelligentietest dient de testontwikkelaar aan te geven wat hij onder ‘intelligentie’ verstaat. Gaat de
6
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
test over emotionele, muzikale of cognitieve intelligentie? En wat is ‘intelligentie’ dan? Pas als de testontwikkelaar daar een theorie over ontwikkeld, kan hij tot een goede itemkeuze komen en is duidelijk wat de toepassingsmogelijkheden van de test zijn. Het gaat er bij dit kwaliteitaspect dus om dat de testontwikkelaar niet alleen aangeeft voor wie en wat de test bedoeld is, maar ook waarom hij voor bepaalde items (vragen uit een test) kiest. 2. Kwaliteit van het testmateriaal, handleiding en normen a. Er moeten gestandaardiseerde testopgaven, instructies en testprocedures zijn. b. Er moet een objectieve procedure van verwerking, scoring, beoordeling of classificatie van de antwoorden of reacties zijn. c. Er moeten normgegevens zijn. Ad a Iedere cliënt dient dezelfde test op dezelfde manier aangeboden te krijgen. De omstandigheden waaronder dat gebeurt moeten zo "standaard" mogelijk zijn. Als aan deze voorwaarde niet is voldaan, is er geen sprake van een meetinstrument. Als de één de vragen op een andere manier krijgt uitgelegd dan de ander, als de één, om wat voor reden dan ook, een beetje meer hulp krijgt dan de ander, dan kan men de uitslagen niet meer goed met elkaar vergelijken. Daarom behoort de testhandleiding een nauwkeurige instructie te bevatten die beschrijft hoe de test moet worden afgenomen. Men moet dus nooit met niet-officiële versies van tests waarbij een instructie ontbreekt werken. Ad b De antwoorden of reacties van de geteste dienen door verschillende testafnemers op dezelfde wijze verwerkt en beoordeeld te worden. Dat wil zeggen dat hetzelfde antwoord niet door de één goed en door de ander fout wordt gerekend of van de één twee punten en van de ander nul punten krijgt. Vanwege deze eis zijn bij moderne tests multiple -choice vragen gangbaar. De objectiviteit is daarbij optimaal. Bij open vragen of opdrachten worden uitvoerige scoringsinstructies opgenomen, die soms meerdere of zelfs vele bladzijden tekst voor één vraag of opdracht beslaan. Echter: hoe meer uitleg nodig is, des te meer kans dat het subjectieve oordeel van de testafnemer een rol gaat spelen. Ad c Een ruwe testuitslag (bijvoorbeeld "5 vragen goed") zegt niets als men niet weet wat een "normale" uitslag is. Er moet goed vergelijkingsmateriaal zijn, een "meetstandaard". Pas dan kan men weten of de uitslag hoog of laag is. Daarom zijn "normen" nodig. De normgroepen moeten goed gedefinieerd zijn. Als men zegt dat een bepaalde uitslag hoog is vergeleken met laag opgeleiden, zegt dat nog maar weinig. Het zegt veel meer als men kan zeggen dat het gaat om een vergelijking met een normgroep van bijvoorbeeld mensen met een opleiding op VMBO niveau. Bij voorkeur moet men dan ook nog weten of het om een landelijke groep gaat of een groep uit een bepaald deel van het land, hoe groot de groep was, of hij uit mannen en/of vrouwen bestond en in welk jaar het vergelijkingsmateriaal is samengesteld. 3. Verkrijgbaarheid Deze eis stelt dat de test officieel via een (test)uitgever of andere instantie beschikbaar moet zijn. Een zelf ontwikkeld instrument dat in de bureaulade van een consulent of adviseur ligt, maar niet in de handel of anderszins verkrijgbaar is, is volgens de criteria van het NIP geen test. Van sommige instrumenten bestaan er niet-officiële versies. Afgezien hiervan gebruiken adviseurs allerlei eigen of op lokaal niveau beschikbare instrumenten. Het is hierbij van belang dat de gebruiker de beperkingen aangeeft en dat bij de cliënt niet de indruk ontstaat dat het om (wetenschappelijk verantwoorde) tests gaat. Tot voor enkele jaren waren tests op grond van een "gentlemans agreement" van het NIP en de belangrijkste uitgever van tests Swets & Zeitlinger vrijwel uitsluitend beschikbaar voor psychologen en psychodiagnostisch geschoolde pedagogen. Tegenwoordig verkopen Swets en andere uitgeverijen talloze tests zonder eisen te stellen aan de kwalificaties van de gebruikers. 4. Betrouwbaarheid en validiteit Als de ene persoon de test afneemt, komt er dan inderdaad hetzelfde uit als wanneer een andere persoon het doet? Er is sprake van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid als deze vraag positief beantwoord kan worden. Andere aspecten van betrouwbaarheid zijn de interne consistentie van een test en de test-hertestbetrouwbaarheid (dezelfde resultaten worden verkregen als op een ander moment nog een keer gemeten wordt). De betrouwbaarheid geeft de mate aan waarin de test werkelijk iets
7
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
meet. Als de testuitslagen voor een groot deel door irrelevante invloeden of door het toeval worden bepaald is de test niet betrouwbaar. Bij de validiteit gaat het niet zo zeer om de vraag of de test goed meet, maar meer of de test het goede (begrip) meet. Meet de test inderdaad wat hij moet meten? Beantwoordt de test aan zijn doel? Bij de validiteit gaat het dus om de vraag of de test inderdaad meet wat hij pretendeert te meten. Om dit te kunnen bepalen is, in tegenstelling tot bij de betrouwbaarheid, een criterium nodig dat buiten de test ligt. De betrouwbaarheid van een test kan gezien worden als de mate waarin de toets iets meet, wat dit ook moge zijn. De validiteit is de mate waarin de test gebruikt kan worden om iets anders te meten of te voorspellen buiten de testprestatie zelf. Dit andere wordt het criterium genoemd. Het verband tussen toets en criterium wordt de predictieve validiteit genoemd. Het gaat er hier immers om in hoeverre de toets in staat is om het criterium te voorspellen. Om vast te stellen of een nieuwe intelligentietest valide is, is een criterium nodig voor intelligentie, bijvoorbeeld een andere intelligentietest waarvan de validiteit reeds bewezen is, of bijvoorbeeld opleidingsprestaties, uitgaande van de veronderstelling dat intelligente cursisten beter presteren op school. Voldoen tests uit het IBO aan deze criteria? Dit is geen eenvoudig te beantwoorden vraag. Bij veel tests is de daarvoor nodige informatie niet direct toegankelijk of beperkt omdat er niet voldoende onderzoek naar is gedaan. In algemene zin is wel een aantal opmerkingen te maken over de kwaliteit van tests die in het IBO relatief vaak gebruikt worden. Taaltoetsen De traditionele taaltoetsen, die door testuitgevers als de Citogroep en Bureau ICE worden ontwikkeld en uitgegeven, zijn over het algemeen gestandaardiseerd, betrouwbaar en goed verkrijgbaar. Wat betreft validiteitvraagstukken, bv. de validiteit van taaltoetsen ten opzichte van de beheersingsniveaus NT2 en de theoretische onderbouwing van begrippen als ‘voortgang in taalbeheersing NT2’ is het laatste woord nog niet gesproken. Taaltoetsen vormen een (essentieel) onderdeel van het NT2-onderwijs en de criteria van de taaltoetsen zijn de doeleinden van het NT2-onderwijs zelf. Doelen zijn bv. de taalbeheersingniveaus uit het Referentiekader NT2 (of tussen- dan wel eindtermen of Staatsexamens). De validiteit van een taaltoets ten opzichte van het criterium (bv. het beheersingsniveau) is lang niet altijd duidelijk. Als een cliënt bv. tien items goed maakt op een zekere taaltoets, wat betekent dat dan en hoe competent is de cursist (op welk NT2 beheersingsniveau bevindt de cliënt zich?). Waarom op dat niveau en niet een niveau lager? Als de cliënt het Staatsexamen NT2, programma I haalt zit hij dan op Niveau 3? En als hij Staatsexamen NT2 programma II haalt, heeft hij dan Niveau 4? Aan die claim dient een empirische basis ten grondslag te liggen en dat is lang niet altijd het geval. Een praktisch probleem dat voortvloeit uit deze validiteitproblematiek is dat de onderlinge vergelijkbaarheid van toetsresultaten niet altijd mogelijk is. Goede instrumenten daarentegen zijn gebaseerd op een vorm van schaling en bieden wel de mogelijkheid van onderlinge vergelijking van resultaten. Wat betreft het kwaliteitscriterium “theoretische onderbouwing” van taaltoetsen: deze is soms onvoldoende. Een voorbeeld: als men ‘voortgang in taalbeheersing NT2’ wil meten, dan moet men aangeven wat men onder ‘voortang in taalbeheersing’ en ‘taalbeheersing’ verstaat. Wat zijn dan de (tussen)termen, de NT2 Niveaus 1 t/m 5? Hoe ziet dat raamwerk van de NT2-niveaus eruit? En vooral: wat is de theoretische onderbouwing van de veronderstelde niveauprogressie? Pas als dat duidelijk is kan een goede toets geconstrueerd worden waarvan de toepassingsmogelijkheden duidelijk zijn. Een laatste punt van discussie: de huidige functionele invulling van het begrip ‘taalbeheersing’ (van de receptieve en productieve vaardigheden ´luisteren´, ´lezen´, ´spreken´ en ´schrijven´) en de daarbijbehorende traditionele taaltoetsen hebben niet alleen een sturende invloed op de inhoud van het NT2 onderwijs maar kunnen ook de ontwikkeling van nieuwe vormen van toetsing zoals taalassessments van interactieve vaardigheden in de weg staan. Niets is zo praktisch als een goede theorie. Theorie-ontwikkeling over taalvaardigheden kan aan de wieg staan van nieuwe toetsvormen, terwijl het ontbreken van ervan de ontwikkelingen in toetsvormen in de weg kan staan.
8
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Cognitieve tests Veel cognitieve tests, zoals capaciteitentests, zijn gestandaardiseerd, betrouwbaar, voldoende theoretisch onderbouwd en verkrijgbaar bij testontwikkelingsbureaus en uitgeverijen. Inspectie van de COTAN-testgids maakt duidelijk dat veel capaciteitentests voldoende scoren op kwaliteitscriteria als theoretische onderbouwing, testmateriaal en handleiding en betrouwbaarheid. Knelpunten wat betreft kwaliteit zijn met name gelegen bij de verzameling van normgegevens. De COTAN is kritisch wanneer zij de normen van tests beoordeelt. Ongeveer driekwart van de tests in Nederland krijgt op dit punt een onvoldoende. Gangbare problemen bij de normen zijn: gebrekkige representativiteit van de steekproef voor de doelgroep, te kleine normgroepen (kleiner dan circa 250) en onduidelijke omschrijvingen van de kenmerken van de steekproef. Een ander probleem is gelegen in de gebrekkige actualiteit van de normen. Ook de COTAN-beoordeling van de predictieve validiteit van capaciteitentests valt niet altijd positief uit. Maar dit heeft er vooral mee te maken dat er slechts in beperkte mate onderzoek naar de predictieve validiteit van capaciteitentests heeft plaatsgevonden. Onderzoek dat wel is uitgevoerd wijst uit dat de voorspellende waarde van capaciteitentests relatief hoog is (in vergelijking met andere meetinstrumenten). Met capaciteitentests kan het functioneren in een opleiding of beroep relatief goed voorspeld worden. (Praktijk)assessments Assessments worden vaak niet uitgegeven door een testuitgever maar ontwikkeld door gebruikers zelf zoals psychologische adviesbureaus, bedrijven, CWI en onderwijsinstanties. Er is minder sprake van algemene of centrale verkrijgbaarheid dan bij (sommige) capaciteitentests. Assessments worden niet beoordeeld door een instantie als de COTAN. Assessments in het onderwijs zijn niet altijd gestandaardiseerd en ook een handleiding kan ontbreken. Normgegevens ontbreken bijna altijd, vanwege het geringe aantal afnames. Er wordt nog steeds weinig onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van (praktijk)assessments; dit geldt niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor het onderwijs. Terwijl assessments met name in het onderwijs, bij EVC-procedures en LOB (en ook mondjesmaat in het NT2 onderwijs) in toenemende mate worden gebruikt. (Het belang van) onderzoek naar de kwaliteit van assessments hangt wel af van de doelstelling van het assessment. Is de doelstelling ´selectie´ dan worden er hogere eisen gesteld aan de betrouwbaarheid van de beoordelingen dan bij een op ontwikkeling of oriëntatie gericht assessment. Is de doelstelling accreditering (EVC-procedures) dan zijn betrouwbaarheid en (inhouds)validiteit van groot belang. De (inhouds)validiteit van assessment ten opzichte van een criterium (bv. het competentieniveau) lijkt zeer duidelijk, ook voor cliënten zelf. Dit verklaart mede de grote populariteit van assessments. Vanwege de authentiekheid van de assessmentopdrachten is een interpretatie van het geobserveerde gedrag naar competenties minder moeilijk dan bij gestandaardiseerde vaardigheidstoetsen. Bij authentieke (reële) opdrachten is interpretatie van de antwoorden niet nodig, omdat assessment reeds een directe uiting is van competentie. Toch is weinig onderzoek naar de inhoudsvaliditeit van assessments gedaan. Het blijft de vraag of de gekozen opdrachten een afdoende weerspiegeling zijn van het domein van functioneren waarnaar men wil generaliseren. Veelal zullen veel opdrachten nodig zijn om generalisatie naar een compleet domein van kennis en vaardigheden mogelijk te maken. De predictieve validiteit van assessments is, evenals die van capaciteitentests, goed. Het functioneren in een opleiding of functie kan goed voorspeld worden. Door het authentiek karakter van deze toetsvorm scoren assessments relatief ongunstig op een betrouwbaarheidsmeting. Bekend probleem bij assessments is soms een lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, wat verklaard kan worden uit de subjectiviteit van de beoordeling van een assessmentopdracht. Door duidelijk omschreven richtlijnen met betrekking tot afname, scoring, keuze van beoordelingsnormen en interpretaties, en training van de assessoren, kan men een behoorlijke mate van objectiviteit garanderen. Verder is de interne consistentie van de beoordelingen van competenties over assessmentopdrachten heen over het algemeen laag. Waarschijnlijk kennen veel beoordelaars de kandidaat een score toe aan de hand van een indruk van zijn prestatie op de totale opdracht en niet zozeer per gemeten competentie. Dit pleit ervoor om de beoordelingen op het niveau van de opdrachten te laten plaatsvinden.
9
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
1.4 Testgebruik bij allochtonen Bij het gebruik van tests bij allochtone doelgroepen is het raadzaam om met een aantal aandachtspunten rekening te houden. Deze aandachtspunten betreffen zowel de achtergrond van de cliënt als de (doelstelling van de) tests zelf. Achtergrond van de cliënt Bij dit aandachtspunt bij testgebruik bij allochtonen gaat het om: • Mate van beheersing van de Nederlandse taal • Ervaring met tests en testgebruik • Verblijfsduur en leeftijd waarop men naar Nederland is gekomen Bij het gebruik van Nederlandstalige tests bij allochtone cliënten speelt de beheersing van de Nederlandse taal vaak een belemmerende rol. Bij IBO aan het begin van inburgeringstrajecten is er doorgaans sprake van lage NT2 beheersingsniveaus. Bij tests als capaciteitentests, persoonlijkheidstests, beroepskeuzetests en assessments is het van groot belang van tevoren na te gaan of de cliënt de Nederlandse taal voldoende beheerst om de bedoeling, de instructie en de vragen van de test te begrijpen. Hiervoor kan een taaltoets dienen. Indien de taalbeheersing laag is (NT2 Niveau 1 of 2) dan kan men door middel van een verlengde intake met de toepassing van psychologische tests en assessments beter wachten tot verderop in het traject. Ook bij taaltoetsen zijn een goede instructie en de controle op het begrijpen daarvan voorafgaand aan de toetsafname van belang. Meertalige personen verwerken informatie sneller en accurater in hun moedertaal. Een verklaring hiervoor is dat wanneer items worden aangeboden in de moedertaal , er minder aandacht gegeven hoeft te worden aan het decoderen van de taal, waardoor de aandacht meer gericht kan worden op het eigenlijke probleem en de oplossing daarvan. Dit betekent dat wanneer tests niet afgenomen worden in de moedertaal er extra aandacht moet zijn voor voorbereiding, instructie en oefenopgaven. Allochtonen hebben soms weinig ervaring met tests en testsituaties, zeker als ze relatief weinig onderwijs in Nederland hebben genoten. Ze zijn dan minder ‘testslim’ en hebben weinig ervaring met bv. het werken onder tijdsdruk, rekening houden met de beschikbare tijd, het principe van meerkeuzevragen, het afstrepen van foute alternatieven, het gokken als men het antwoord niet weet en het geven van sociaal wenselijke antwoorden of gedrag bij persoonlijkheidsvragen en assessments. Dit kan le iden tot lagere testscores die niets zeggen over de te meten vaardigheid . Als de persoon weinig ervaring heeft met testsituaties dan is het raadzaam veel aandacht te besteden aan (extra) informatie en oefenopgaven vooraf, en voorbereiding en instructie/uitleg voor afname van de test. Cultuurbepaaldheid van tests Bij dit aandachtspunt bij testgebruik bij allochtonen gaat het om: • Mate van onderzoek naar testgebruik bij allochtone doelgroepen • Beschikbaarheid van allochtone normgroepen Cognitieve tests Cognitieve tests zijn “cultuurgebonden” en nooit geheel ‘cultuurvrij’ te maken. Wel zijn er verschillen tussen cognitieve tests in de culturele bepaaldheid ervan. Het onderscheid tussen ‘aangeboren’ intelligentie en ‘aangeleerde’ vaardigheden kan dit verduidelijken. Zo is aangeboren intelligentie het minst en aangeleerde, zoals schoolse vaardigheden het meest cultuurbepaald. Een taaltoets meet algemene educationele vorderingen en is als specifieke vaardigheidstoets zeer cultuurbepaald. Bij een taaltoets is dit geen probleem, want de testgebruiker wil aan de hand van de scores alleen een uitspraak doen over de aangeleerde taalvaardigheid. Als allochtonen gemiddeld lager scoren op een taaltoets dan komt dat vooral doordat ze bv. minder onderwijs hebben genoten in de Nederlandse taal en niet omdat ze minder aanleg hebben om een taal te leren. Bij tests die pretenderen ‘aanleg’ te meten, zijn er wel problemen. Als allochtonen gemiddeld lager scoren op een capaciteitentest, zijn ze dan dommer? Nee, want capaciteitentests zijn nooit geheel cultuurvrij en meten altijd (ook) een bepaalde basis aan culturele kennis en vaardigheden (bv. Nederlandse taalbeheersing). Voor autochtonen met een vergelijkbare culturele en onderwijsachtergrond is dit geen bezwaar; zij beheersen deze elementaire basisvaardigheden.
10
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Voor allochtonen en met name die van de eerste generatie kan dit wel een probleem vormen. Allochtonen van de eerste generatie die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en derhalve weinig onderwijs in Nederland hebben genoten scoren gemiddeld gezien lager op capaciteitentests dan allochtonen die op jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Tweede en derde generatie allochtonen scoren ook nog niet even goed als autochtonen, maar de verschillen zijn wel kleiner geworden. Wat betekent dit alles voor de praktijk van het testgebruik? Op de eerste plaats geeft het nog eens het belang aan van het controleren van de taalvaardigheid vooraf (zie boven). Beheerst de cliënt de Nederlandse taal voldoende om de test te maken? In de tweede plaats betekent het dat bij gebruik van intelligentie - of capaciteitentests voor het schatten van het intelligentiepotentieel eerste generatie allochtonen niet zo maar vergeleken kunnen worden met autochtone normgroepen. Beter is het te vergelijken met een populatie die op dezelfde leeftijd naar Nederland is gekomen . Voor de testkeuze betekent dit dat men het beste kan kiezen voor een tests met zowel autochtone als allochtone normgroepen. Persoonlijkheidstests Bepaalde persoonlijkheidskenmerken worden universeel gebruikt om mensen te typeren. Daarbij gaat het om kenmerken als ‘neuroticisme’, ‘extraversie’, ‘gewetensvolheid’, ‘vriendelijkheid’ en ‘openstaan voor nieuwe ervaringen’. Dit betekent echter niet dat de manier waarop deze kenmerken gewaardeerd en van belang gevonden worden in alle culturen hetzelfde is. Voorbeelden zijn kenmerken als ´ambitie´ en ´assertiviteit´. In de individualistisch georiënteerde samenleving is het van belang om te presteren, vooruitgang te boeken, assertief te zijn en voor je eigen mening op te komen. In andere (meer op het collectief gerichte) samenlevingen wordt dit soms minder belangrijk gevonden wordt. Hierdoor kunnen scores van allochtonen en autochtonen op persoonlijkheidstests gemiddeld gezien van elkaar verschillen en kunnen allochtonen niet zonder meer afgezet worden tegen autochtone normgroepen. In Nederland heeft empirisch onderzoek naar de toepasbaarheid van persoonlijkheidsvragenlijsten bij allochtonen nog maar weinig plaatsgevonden. Voor de praktijk betekent dit dat de testkeuze zich het beste kan richten op tests die algemene, universeel van belang geachte persoonlijkheidskenmerken meten en op tests die over zowel autochtone als allochtone normgroepen beschikken. Beroepskeuzetests De ontwikkeling van beroepsinteresses is sterk afhankelijk van de culturele omgeving. Sommige beroepen in Nederland komen in andere landen niet of nauwelijks voor en omgekeerd. De beroepsinhoud en bedrijfscultuur kunnen verschillen. Ook de status en waardering voor beroepen wordt (mede) door culturele factoren bepaald. Bij het IBO kan de onbekendheid met (Nederlandse) beroepen en beroepsnamen een probleem vormen. Dit kan gedeeltelijk opgelost worden door tests te gebruiken die activiteiten beschrijven i.p.v. beroepsnamen. Verder kan het gebruik van visueel materiaal (plaatjes van activiteiten en/of beroepen) een oplossing vormen. Bij gedwongen-keuze-vragenlijsten (ipsatieve vragenlijsten) kan de onbekendheid met beroepen leiden tot onterechte keuzes en onjuiste interpretaties. Voor het gebruik van normen is het belangrijk om de persoon af te kunnen zetten tegen een normgroep die zoveel mogelijk overeenkomt met de persoon zelf (gevolgd Nederlands onderwijs, etnische achtergrond en sekse). (Praktijk)assessments Ook assessmentopdrachten hoeven niet vrij te zijn van ´culturele ruis´. Dit heeft net zoals bij persoonlijkheidstests te maken met de (culturele bepaaldheid) van het belang dat de te meten competenties in de ogen van kandidaten hebben. Een zogenaamde postbak of in-basket opdracht (waarbij de prioriteit van een stapel taken aangegeven moet worden) levert in elke cultuur verschillende (gemiddelde) resultaten op. Empirisch onderzoek naar de toepasbaarheid van assessments bij allochtonen heeft weinig plaatsgevonden. Wat betekent dit alles voor de praktijk? Het geeft nog eens het belang aan van het controleren van de taalvaardigheid vooraf (zie boven). Beheerst de cliënt de Nederlandse taal voldoende om mee te kunnen doen aan het assessment? Verder betekent het dat bij gebruik van assessments voor het schatten van het potentieel (bv. heeft deze kandidaat aanleg om leiding te geven) eerste generatie allochtonen beter niet vergeleken kunnen worden met autochtone normgroepen.
11
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Doel van het (diagnostisch)onderzoek Bij de vraag of een test ´partijdig´ is speelt ook het doel waar de test voor gebruikt wordt een grote rol. Een test kan voor een bepaald doel partijdig zijn, maar voor een ander doel niet. Denk bijvoorbeeld aan een test die enerzijds gebruikt kan worden met een diagnostisch doel om vast te stellen of iemand de benodigde (cultuurspecifieke) kennis in een opleiding heeft verkregen, en die anderzijds gebruikt wordt voor de voorspelling van toekomstig opleidingssucces. In het eerste geval is een culturele lading onvermijdelijk en soms zelfs wenselijk, in het tweede geval kan een beroep op cultuurbepaalde kennis onwenselijk zijn. Een voorbeeld: de Intaketoets Studievaardigheid voor NT2 trajecten wordt vaak gebruikt om cursisten in een langzaam of een snel studietraject te plaatsen. Ze doet dat op grond van het toetsen van verschillende vaardigheden zoals “Omgaan met het woordenboek” en “Tabellen lezen”. Als het doel van de toets is om te diagnosticeren in welke mate cursisten een aantal ondersteunende studievaardigheden beheersen is deze toets niet partijdig. Als de toets gebruikt wordt de gewenste snelheid van het traject te voorspellen dan zou de toets partijdig kunnen zijn. Cursisten die nog nooit geleerd hebben om een tabel te lezen of met een woordenboek om te gaan make n de toets slecht, en worden in een langzaam traject geplaatsts, maar zijn misschien wel intelligent en uiteindelijk beter af in een sneller traject.
1.5 De selectie en beschrijving van tests in deze handleiding 1.5.1 Selectie van tests Voor deze handleiding is gezocht naar exemplarische tests per categorie meetinstrument. Gezocht is via Gemeenten, ROC´s, CWI, Testontwikkelaars en Uitgeverijen. De handleiding heeft niet de pretentie volledig te zijn. De selectiecriteria voor opname in deze handleiding staan vermeld in tabel 1. Tabel 1 Selectiecriteria voor deze handleiding • • •
De instrumenten zijn in Nederland verkrijgbaar. De instrumenten zijn speciaal ontwikkeld voor toepassing bij allochtonen/inburgeraars en/of hebben de expliciete pretentie (ook) toepasbaar te zijn bij de allochtone doelgroep. De instrumenten spelen of kunnen een rol spelen bij IBO.
Met name het tweede selectiecriterium leidt tot een duidelijke begrenzing in het aantal opgenomen instrumenten. Er wordt in Nederland een enorme hoeveelheid meetinstrumenten (tests, toetsen enz.) uitgegeven. Zo zijn er bijvoorbeeld tientallen verschillende capaciteitentests op de markt. Meestal zijn deze tests niet zonder meer toepasbaar bij inburgeraars, onder meer vanwege de voor afname van het instrument vereiste Nederlandse taalvaardigheid en de culturele partijdigheid van de test. Culturele verschillen tussen het land van herkomst en Nederland kunnen testscores (negatief) beïnvloeden (zie paragraaf 1.4: “Testgebruik bij allochtonen”). In deze handleiding zijn alleen instrumenten opgenomen die speciaal ontwikkeld zijn voor toepassing bij een allochtone doelgroep of claimen dat zij toepasbaar zijn bij deze doelgroep. Bij de beschrijving van de instrumenten in deze handleiding is dan ook (globaal) bekeken of deze pretenties waargemaakt worden. Enerzijds is gekeken naar het voor de toepassing van het instrument vereiste NT2-beheersingsniveau van de inburgeraar. Anderzijds is de toepasbaarheid van het instrument bij mensen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse globaal beoordeeld, uitgaande van de huidige kennis op dit gebied. Globaal, omdat de toepasbaarheid van tests bij allochtonen een complexe problematiek betreft die grondig onderzoek vereist, onderzoek wat vaak (nog) niet gedaan is door testontwikkelaars.
1.5.2 De beschrijving van tests De instrumenten die in deze handleiding zijn opgenomen worden beschreven aan de hand van een aantal criteria. Bij de keuze van criteria is enerzijds de beschikbaarheid en toegankelijkheid van
12
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
informatie bepalend geweest. Anderzijds is gekozen voor een meer beschrijvende dan beoordelende (of zelfs veroordelende) benadering. De bedoeling van deze handleiding is niet geweest om een soort COTAN-gids voor IBO samen te stellen. In tabel 2 op de volgende bladzijde staan de criteria vermeld op basis waarvan de in deze handleiding opgenomen tests zijn beschreven. Tabel 2 Beschrijvingscriteria voor deze handleiding
Omschrijving: naam en type instrument, en beknopte weergave van de inhoud. Verkrijgbaarheid: de organisatie of persoon die het instrument ontwikkeld heeft en waarbij het instrument verkrijgbaar is. Doel: eigenschap of vaardigheid die of persoonlijkheidskenmerk dat door het instrument wordt vastgesteld. Doelgroep: beschrijving van de doelgroep(en) waarvoor het instrument bruikbaar is (bijvoorbeeld qua leeftijd en/of opleidingsniveau). Gebruiker: organisatie(s) die ervaring heeft met het gebruik van het instrument en daar informatie over kan geven. Kosten: van aanschaf. Toepasbaarheid: benodigde voorzieningen (vereiste expertise en training van beoordelaars, afnameduur, toepassingswijze (groepsgewijs/individueel; paper en pencil of geautomatiseerd)). Kwaliteit (van het testmateriaal, handleiding en normen): is de test gestandaardiseerd, is er een handleiding en zijn er normgroepen? Gebruikswaarde: wat leveren de uitkomsten op? Toepasbaarheid bij allochtonen: (vereist taalniveau; cultural bias).
De tests in hoofdstuk 3 zijn beschreven aan de hand van de bovenstaande criteria voor zover daar voldoende informatie bij de samensteller van de handleiding over bekend was (een ? in hoofdstuk 3 betekent: geen informatie over bekend bij de samensteller van de handleiding). Bovenstaande criteria zijn van toepassing op instrumenten. In de handleiding wordt ook een aantal methoden beschreven (bijvoorbeeld EVC-beoordeling; portfoliomethode). Een methode wordt zoveel mogelijk beschreven aan de hand van dezelfde criteria als die voor instrumenten zijn vastgesteld. Waar dat niet mogelijk is – zo zijn de kosten van een methode vaak heel wat moeilijker vast te stellen dan de kosten van een instrument – blijft dat achterwege. Het beoordelingscriterium wordt dan niet ingevuld.
1.6 Richtlijnen voor testgebruikers Waar moet men op letten als men met tests gaat werken? In deze paragraaf vindt de testgebruiker een aantal richtlijnen voor testgebruik. Toelichting: Wanneer in deze paragraaf het woord ‘test’ wordt gebruikt wordt bedoeld: meetinstrumenten zoals tests, toetsen of assessments. Met de ´cliënt´ wordt de inburgeraar bedoeld die de test maakt of invult. De ´testgebruiker´ is de consulent/medewerker die de test afneemt.
1. Doel testgebruik Men kan op verscheidene manieren informatie verzamelen over cliënten, tests vormen slechts één van deze middelen. Het gebruik van tests begint met een duidelijke visie op het diagnostisch proces en de functie van het testgebruik daarbinnen. De testgebruiker dient zich met andere woorden af te vragen “Wat wil ik van deze cliënt te weten komen en welke rol kan een test daarbij vervullen?” Kosten-baten overwegingen zijn bij testgebruik onvermijdelijk. Bij de keuze voor een soort test of een bepaalde test binnen een categorie van tests speelt de doelstelling van het onderzoek een belangrijke rol. 2. Vereiste deskundigheid
13
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Goed testgebruik veronderstelt kennis van de psychologie. De verantwoordelijkheid voor testgebruik moet berusten bij, of gedelegeerd worden aan, personen die met deze verantwoordelijkheid op een deskundige en technisch adequate manier om kunnen gaan. Wanneer in de handleiding van een test specifieke kwalificatie -eisen met betrekking tot afname of interpretatie van een test worden vermeld, is het raadzaam goed naar deze kwalificatie -eisen te kijken. Vaak wordt in de handleiding van capaciteiten- en persoonlijkheidstests vermeld dat afname en interpretatie door of onder verantwoordelijkheid van een psycholoog of orthopedagoog wenselijk is. Het gaat hier echter niet om een wettelijke verplichting, ook andere beroepsgroepen kunnen deze instrumenten gebruiken, mits ze goed opgeleid en geïnstrueerd zijn. Wat betreft de kwalificatie -eisen voor een testgebruiker kan een verschil gemaakt worden tussen testafname en testinterpretatie. De (organisatie) van de testafname en scoring kan uitgevoerd worden door een (administratief) medewerker die als testassistent opereert en een (eventueel interne) basiscursus testgebruik heeft gevolgd. Testinterpretatie en terugkoppeling aan de cliënt kan gedaan worden door een adviseur die een cursus testgebruik voor gevorderden heeft gevolgd, waarin het gebruik van normgroepen, kennis van begrippen als betrouwbaarheid, validiteit en nauwkeurigheid en de interpretatie en terugkoppeling van testscores (gesprekstechnieken) ruime aandacht hebben gekregen. Er zijn verschillende cursussen die ten doel hebben testgebruikers te trainen in het gebruiken en interpreteren van tests. Vaak is het mogelijk om bij de aanschaf van een test bij hetzelfde bureau een ´certificeringstraining´ in het gebruik van die test te volgen. In het kader van kwaliteitsbewaking is het verder raadzaam binnen de organisatie intervisiesessies voor testgebruikers te organiseren. Ook is het raadzaam regelmatig rapporten van elkaar te lezen. 3. Informatie vooraf aan de cliënt over de specifieke test Cliënten behoren van tevoren uitle g te krijgen over het hoe en waarom van het testen. Men dient informatie te krijgen over het doel van het testprogramma, de typen tests die zullen worden gebruikt, hoe lang het onderzoek duurt en de consequenties van de testresultaten. Ook verdient het aanbeveling om van tevoren aan te geven wat de gevolgen zijn van het niet verschijnen op de testuitnodiging. Verder is het raadzaam voorbeeldvragen van de tests mee te sturen.Voor mensen die weinig of geen ervaring hebben met tests is het van belang van tevoren te oefenen en zo te wennen aan een testsituatie. De (on)bekendheid met tests kan de score op de test namelijk negatief beïnvloeden. 4. Instructie van de test De instructie die een cliënt krijgt aangereikt (op papier of op de PC) voor het maken van de test dient in eenduidige en eenvoudige taal geformuleerd te zijn. Het is van groot belang voor de testgebruiker om (steeds) na te gaan of de cliënt de bedoeling van de test goed begrepen heeft alvorens men begint. Mensen die de bedoeling van de test verkeerd begrijpen kunnen onterecht een lage testscore krijgen. 5. Testafname Testgebruikers moeten de beschikbare documentatie over tests (bv. de handleiding van de test) goed doornemen want daarin staan belangrijke aanwijzingen voor het op een gestandaardiseerde dat wil zeggen steeds dezelfde manier afnemen van de test. Wanneer een test niet volgens de standaard wordt afgenomen, is het eigenlijk geen test meer. Een vergelijking met de normgroep is niet meer goed mogelijk. Wat de test als belangrijkste kwaliteiten te bieden heeft (een relatief betrouwbare meting en het bieden van geschikt vergelijkingsmateriaal) valt dan weg. Tijdens het testen dient men toezicht te houden. Enerzijds om hulp te kunnen bieden als dat nodig is, anderzijds om de testafname zo correct mogelijk te laten verlopen. 6. Interpretatie en terugkoppeling Cliënten hebben recht op informatie over en uitleg van de testresultaten in voor hen begrijpelijke taal. Geef nooit louter ruwe testscores aan cliënten mee. De resultaten op een test vragen om interpretatie en testscores dienen altijd met informatie over de interpretatie van de scores gerapporteerd te worden aan cliënten. In deze informatie moet in eenvoudige bewoordingen worden beschreven of verteld waar de test over gaat, wat de scores bete kenen en hoe de scores zullen worden gebruikt. Vermijd bij de interpretatie van testscores zoveel mogelijk begrippen en kwalificaties die door cliënten als stigmatiserend ervaren kunnen worden, zoals “ongeschikt”, “lui” of “niet intelligent”.
14
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
De cliënt heeft het recht om onjuistheden te corrigeren. Veel testgebruikers hebben de neiging om de waarde van tests te overschatten. Men dient echter nooit ‘blind te varen’ op de informatie die uit een test verkregen is; betrek zoveel mogelijk informatie bij uw (eind)oordeel. Ga bij het nemen van belangrijke beslissingen niet alleen op testscores af. Maak als testgebruikers afspraken met elkaar om tot standaardisatie van rapportage (mondeling dan wel schriftelijk) en terugkoppeling te komen. 7. Privacy van de cliënt Testresultaten mogen pas nadat de cliënt daar toestemming voor heeft gegeven aan andere instellingen of personen worden gerapporteerd. De databestanden of dossiers met testgegevens van cliënten moeten worden beschermd zodat daartoe niet gemachtigde personen geen toegang krijgen tot vertrouwelijke gegevens. 8. Klachtenprocedure Indien cliënten klachten hebben over de dienstverlening van de testgebruiker (bv. het oneens zijn met de uitkomsten van een test) dan moeten zij de mogelijkheid hebben tot het indienen van een klacht.
15
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
1.7
Overzicht van in de handleiding opgenomen tests
Hfdst.:
pag:
3.1 Vragenlijsten 3.1.1 Intakeformulier Taskforce Inburgering, 2002
27
3.2 Toetsen 3.2.1 Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000)(ROC-toets 6) 3.2.2 Intaketoets NT2 Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken (1997)(ROC-toets 2) 3.2.3 Trajectkeuze toets (1998)(ROC-toets 3) 3.2.4 Intaketoets Studievaardigheid voor NT2 trajecten (1996) 3.2.5 Niveau Vorderingen Toetsen NT2 (NIVOR NT2 Toetsen) 3.2.6 Trajecttoetsen NT2 (2000/2001) 3.2.7 NT2 Profieltoets 3.2.8 NT2 Profieltoets Alfabetisering (2001) 3.2.9 MO Profieltoets 3.2.10 Intaketoets Beroepsopleidingen (1997) Ook cd-rom (ROC-toets 1) 3.2.11 Internationale Schakel-Klassen (ISK) Toetsen (1999) 3.2.12 STAAL, Schriftelijke Taalvaardigheid Allochtone en Autochtone Leerlingen 3.2.13 TTR, Tempo Test Rekenen (1992) 3.2.14 INTAKE, Intaketoets Rekenen en Wiskunde, niveau 1 t/m 3 (1996) 3.2.15 DIALANG (2001) 3.2.16 ItemDito (2002) 3.2.17 NT2-CAT Lezen en Luisteren (2002) 3.2.18 WISCAT (2002)
28 39 30 32 33 34 35 36 37 38 40 41 42 43 44 45 46 47
3.3 Tests 3.3.1 Sciopos Expert Systeem (1994) 3.3.2 Multiculturele Capaciteitentest (1999) 3.3.3 NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten, NEO PI-R en NEO FFI (1996) 3.3.4 Multiculturele Persoonlijkheidsvragenlijst (2001) 3.3.5 BKT-M (1997) 3.3.6 FIT, Foto Interesse Test (2002) 3.3.7 FIV, Foto Interesse Vragenlijst (in ontwikkeling) 3.3.8 AWIT; Afbeeldingen, Werkzaamheden Interesse Test (1996) 3.3.9 WHOQOL-100, WHO Kwaliteit van Leven Vragenlijst (1995) 3.3.10 SF-20, MOS Short-Form General Health Survey (1992) 3.3.11 PTSS-ZS, Post Traumatische StressStoornissen-Zelf Scoring (1995)
48 49 51 52 53 54 55 56 57 58 59
3.4 Praktijkassessments 3.4.1 ROC Oriënterend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) 3.4.2 ROC Beoordelend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) 3.4.3 Praktijkassessment van sleutelvaardigheden (2002)
60 61 62
3.5 Assessment Center Methodiek 3.5.1 ROC Nijmegen CBB Oriëntatie Assessment Allochtonen (versie 2001) 3.5.2 LBA Eureka Assessmentmethodiek (versie 1999)
64 66
3.6 Overige Methoden 3.6.1 EVC-procedure 3.6.2 Internationale Diploma Waardering (IDW) 3.6.3 Portfolio NT2 (2002) 3.6.4 LONK portfoliomethodiek (2000) 3.6.5 TIP, Taalleerders Intakeprogramma (versie 1999) 3.6.6 ´Vertel….` Methode voor beroepenoriëntatie nieuwkomers (2000) 3.6.7 Loopbaan-assessment werkboeken (2001) 3.6.8 KWINT, Kwalificerende Intake 3.6.9 Zicht op Arbeid (1997)
67 69 70 72 74 75 76 77 78
16
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
2.Beslisbomen testgebruik bij inburgeringsonderzoek 2.1 (Integraal) inburgeringsonderzoek De dienstverlening van instanties die werkzaam zijn op het gebied van inburgering wordt steeds beter op elkaar afgestemd. Dat betekent dat inburgeringstrajecten en IBO zo snel mogelijk in het perspectief geplaatst kunnen worden van het doel dat de inburgeraar wil bereiken. Dat doelperspectief kan zijn: het verrichten van arbeid, het volgen van een opleiding, het opvoeden van kinderen, of het deelnemen aan een vorm van socia le activering.Een voorbeeld: als iemand wil gaan werken en de Nederlandse taal (beter) wil leren dan zijn soms duale trajecten mogelijk waarbij NT2 zoveel mogelijk op de werkvloer onderwezen wordt. Maatwerk in inburgeringstrajecten kan alleen als het IBO ook maatwerk levert. Maatwerk in IBO moet met behulp van (meerdere) instrumenten zicht op de kwalificaties, competenties, motivatie en het doelperspectief van de cliënt geven. De adviseur moet steeds inschatten welke instrumenten het beste ingezet kunnen worden. Een uitgangspunt daarbij kan de ´klantgroep´ zijn waartoe de inburgeraar behoort. Inburgeraars met kinderen die als doelperspectief opvoedingsondersteuning hebben, hebben behoefte aan een ander IBO dan hoger opgeleide vluchtelingen, waar IDW (Internationale Diplomawaardering), en EVC-procedures van belang kunnen zijn. Voor inburgeraars die tegelijkertijd willen inburgeren en gaan werken, maar nog niet precies weten wat de mogelijkheden zijn, kan beroepenoriëntatie van belang zijn. Integraal IBO betekent dat het IBO van het begin af aan niet alleen op taal, maar ook op werk, opleiding, opvoeding of sociale activering (d.w.z. het doelperspectief) gericht is. Vaak zal alle benodigde informatie niet in een keer achterhaald worden, maar zal het IBO zich over een langere periode uitstrekken of (op onderdelen) wordt herhaald als bijstelling van het traject nodig is. Een integrale benadering van IBO betekent resumerend dat: • Het IBO het doelperspectief van de inburgeraar vaststelt. Wel doel is wenselijk en haalbaar (taal, werk, opleiding, opvoeding of sociale activering)? • Het IBO zich over een langere periode kan uitstrekken als dat nodig is (verlengde intake) of (op onderdelen) wordt herhaald als bijstelling van het traject nodig is. Niet iedereen weet aan het begin van het traject welke plaats men in de samenleving in gaat nemen. Een verlengde intake biedt dan een oplossing. Bovendien krijgt men met een verlengde intake een beter beeld van de competenties van de inburgeraar. • Bij het IBO meerdere instrumenten ingezet kunnen worden waardoor een completer beeld van de competenties van de inburgeraar wordt verkregen en meer maatwerk kan worden geleverd. Een van de instrumenten die belangrijk is bij IBO is een goed, dat wil zeggen gestandaardiseerd intakeformulier. Zo’n formulier is door Taskforce Inburgering ontwikkeld (zie: www.taskforceinburgering.nl). Dit integrale intakeformulier (IIF) bundelt de informatievragen van de betrokken instanties (Gemeente, ROC en CWI) en bevat vragen over de volgende onderwerpen: 0. Screeningsvragen voor inburgering 1. Persoonlijke gegevens van de inburgeraar 2. Persoonlijke omstandigheden 3. Taalbeheersing 4. Opleiding en werk 5. Doelprofiel 6. (Voorlopig) advies voor inburgeringstraject 7. Behoefte aan maatschappelijke- en/of trajectbegeleiding 8. Opmerkingen van de cliënt De vragen uit het intakeformulier kunnen meestal op basis van een gesprek/interview met de inburgeraar afdoende door de adviseur/intaker ingevuld worden. Soms echter kan aanvullend testgebruik nodig
17
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
zijn. Dit geldt vooral voor de hoofdstukken 3, 4 en 5 van deel I van het intakeformulier (taalbeheersing, opleiding en werk, en doelperspectief). Voor deze hoofdstukken zijn hieronder drie beslisbomen beschreven waarin wordt aangegeven welke (op het interview aanvullende) toetsing mogelijk is. In de beslisbomen wordt niet aangegeven welke instantie het onderzoek uitvoert. In de meeste gevallen wordt het IBO uitgevoerd door meerdere organisaties (Bureau Nieuwkomers van de gemeente, ROC, CWI, Vluchtelingenwerk). De samenwerking en taakafbakening wordt aan de betreffende ketenpartners/instanties zelf overgelaten. De instrumenten die in de beslisbomen aanbevolen worden kunnen opgezocht worden in hoofdstuk 3. Dat hoofdstuk bevat productinformatie over de betreffende instrumenten.
2.2 Beslisboom taalbeheersing Doel onderzoek naar taalbeheersing Een belangrijk onderwerp waar het IBO zich op richt heeft te maken met de taalbeheersing en taalvaardigheid van de inburgeraar. Wat kan hij al en wat moet hij nog leren voordat hij in voldoende mate Nederlands spreekt? Wat is zijn potentieel? Kan hij in een snel traject? Wat is het beste NT2traject voor hem? Op basis van het IBO (deel I, hoofdstuk 3 van het IIF) dienen conclusies getrokken te kunnen worden over het te volgen taalonderwijs door de inburgeraar. In de eerste plaats dient vastgesteld te worden in welke mate de inburgeraar gealfabetiseerd is en zich kan redden in de Nederlandse taal (NT2-niveau). Daarnaast kan het voor plaatsing in een NT2-traject van belang zijn vast te stellen in welke mate de inburgeraar studievaardig is en wat zijn opleidingsniveau is.
Testgebruik taalbeheersing IBO en testgebruik op het gebied van taalbeheersing kunnen betreffen: Specificatie NT2-(intake)niveau spreken, luisteren, lezen en schrijven. Studievaardigheid en werktempo. Opleidingsniveau. Capaciteitenniveau.
18
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Beslisboom testgebruik taalbeheersing (De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel, hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier). 1. Beheersing Nederlandse taal?
Nee, in het geheel niet → I-3.2 Ja of in bepaalde mate → I-3.4
2. Beheersing Latijns schrift?
Nee, in het geheel niet → I-3.3 Ja of in bepaalde mate → I-3.4
3. Beheersing ander schrift dan het Latijnse:
Nee, in het geheel niet → analfabeet → Intaketoets Alfabetisering NT2 (3.2.1) à I-3.5 Ja of in bepaalde mate → Intaketoets Alfabetisering NT2 (3.2.2) àI-3. 5
4. Vaststellen NT2-niveau met:
- Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-3.5 - Portfolio met taalassessment NT2 (3.6.3) à I-3.5
5. Opleidingsniveau?
Basisonderwijs t/m lager voortgezet onderwijs → I-3.6 Middelbaar voortgezet onderwijs → I3.6 Hoger voortgezet onderwijs → I-3.6
6. Is er een relevant diploma/certificaat behaald?
Ja → I-3.7 Nee → Capaciteitentest (3.3.1 of 3.3.2) → I-3.8
7. Relevant diploma/certificaat gewaardeerd?
Ja → I-3.8 Nee → Capaciteitentest (3.3.1 en 3.3.2), later: Internationale Diploma Waardering (IDW) (3.6.2) (zie ook volgende paragraaf) → I-3.8
19
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
8. Vaststellen studievaardigheid met:
Voor niet beginners NT2 → Intaketoets Studievaardigheden en/of Trajectkeuzetoets (3.2.4 en/of 3.2.3) à plaatsing Voor beginners NT2: → Trajectkeuzetoets (3.2.4) à plaatsing Gealfabetiseerd ander letterschrift: → Leerondersteunende Vaardigheden Intaketoets Alfabetisering NT2 (3.2.1) à plaatsing Analfabeten: → Leerondersteunende Vaardigheden Intaketoets Alfabetisering NT2 (3.2.1) à plaatsing
Op basis van het NT2-niveau, opleidings- of (als daar informatie over ontbreekt) het capaciteitenniveau en de studievaardigheid van de inburgeraar kan nu een “cursistprofiel” van de inburgeraar worden opgesteld. Op basis van de cursistprofielen kunnen inburgeraars gegroepeerd worden en kunnen passende leertraject uitgezet worden. Aan de hand van hun profiel worden cursisten ingedeeld in een niveaugroep. 2.3 Beslisboom opleiding en werk Doel onderzoek naar opleiding en werk Een belangrijk onderwerp waar het IBO zich op kan richten ligt op het terrein van opleiding en werk. Vooral voor de inburgeraars met als doelperspectief opleiding en/of werk, is het van belang het opleidings- en werkverleden van de cliënt in kaart te brengen. Dit betekent niet alleen het vaststellen van behaalde kwalificaties en het aantal jaren dat men ergens gewerkt heeft, maar ook het nader bekijken van de inhoud van de opleidingen en het werk (naar het soort onderwijs binnen de opleiding, de specifieke taken die bij een uitgevoerde functie hoorden etc.). Daarnaast kan het soms nuttig zijn buiten onderwijs en betaald werk verworven competenties te inventariseren. Daarbij kan men denken aan vrijwilligerswerk, opvoeding/verzorging en hobbies en vrijetijdsbesteding. Hierdoor ontstaat een totaalbeeld van de competenties van de cliënt op het gebied van werk en onderwijs (bijvoorbeeld of de cliënt zelfstandig onderwijs kan volgen en wat voor functietaken hij/zij kan uitvoeren). Testgebruik opleiding en werk Onderzoek en testgebruik op het gebied van opleiding en werk kan betreffen: Internationale Diploma Waardering (IDW) Erkenning van elders Verworven Competenties (EVC) Capaciteiten en algemene potentieelbeoordeling Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)
20
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Beslisboom opleiding en werk (De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel, hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier). 1. Zijn de voor de opleidings-/beroepswens relevantste cursussen/opleidingen in het buitenland gevolgd?
Ja → I-4.2 Nee → I-4.4
2. Is er een voor de opleidings-/beroepswens relevant
diploma/certificaat in het buitenland behaald?
Ja → I-4.3 Nee → Capaciteitentest ( 3.3.1 of 3.3.2) à I-4.6
3. Relevant diploma/certificaat gewaardeerd?
Ja à I-4.6 Nee → Internationale Diploma Waardering (IDW) (3.6.2) à I-4.6
4. Zijn de voor opleidings-/beroepswens relevantste cursussen/opleidingen in Nederland gevolgd?
Ja → I-4.5 Nee → Capaciteitentest (3.3.1 of 3.3.2) à I-4.6
5. Is er een relevant diploma/certificaat in Nederland behaald?
Ja → I-4.6 Nee → Capaciteitentest (3.3.1 of 3.3.2) àI- 4.6
6. Is er voor opleidings-/beroepswens relevante ervaring met betaald en onbetaald werk/hobbies/activiteiten in het buitenland en/of Nederland opgedaan?
Ja à Portfoliomethodiek (3.6.4) en EVC-beoordeling (3.6.1) → naar doelprofiel
Nee → naar doelprofiel
21
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
2.4 Beslisboom doelprofiel Doel onderzoek naar doelprofiel In dit deel van het IBO wordt het (voorlopige) doelprofiel van de cliënt uitgewerkt en opgetekend. Dat doelperspectief kan zijn: het verrichten van arbeid, het volgen van een opleiding, het opvoeden van kinderen, of het deelnemen aan een vorm van sociale activering. Het doel van het vastleggen van een individueel doelprofiel(perspectief) voor iedere cliënt is dat de cliënt zo beter maatwerk kan krijgen, gemotiveerder zal zijn om het traject te volgen (hij/zij werkt immers naar een duidelijk en haalbaar doel toe) en uiteindelijk beter zal integreren en functioneren in de Nederlandse samenleving. Allereerst worden de wensen en motivatie van de cliënt vastgesteld. Vervolgens is het de bedoeling dat door eerder ingewonnen informatie (de vorige delen van het Integrale Intakeformulier bijvoorbeeld) de intaker een schatting kan maken van de haalbaarheid van de wensen en doelen van de cliënt, waarbij ook mogelijke beperkingen en vrijstellingen meegenomen worden. Daarna worden in dit deel allerlei vragen gesteld over verschillende, voor het inburgeringstraject relevante vaardigheden en capaciteiten. Betreffende vragen kunnen ten dele direct ingevuld worden en ten dele na verdere analyses en tests. Aan het einde van het deel wordt een uitgebreide doelstelling voor het inburgeringstraject samengesteld, dat (indien nodig) later bijgesteld kan worden. Wanneer er nog te weining informatie over de cliënt is om dit te kunnen doen, wordt een verlengde intake afgewacht. Testgebruik doelprofiel Onderzoek en instrumentgebruik op het gebied van het vaststellen van het doelprofiel kan betreffen: Internationale Diploma Waardering (IDW) Erkenning van Elders verworven Competenties (EVC) Capaciteiten en algemene potentieelbeoordeling Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) Taalvaardigheid Rekenvaardigheid
22
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Beslisboom doelprofie l (De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel, hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier). 1. Is de opleidingswens, de beroepswens of voorkeur beroepsrichting van de inburgeraar bekend?
Ja → I-5.2 Nee → Beroepskeuzetest (3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of Oriënterend Assessment (3.4.1, 3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of Portfoliomethodiek (3.6.4)
2. Is er een relevant diploma/certificaat behaald?
Ja → I-5.3 Nee → Capaciteitentest (3.3.1, 3.3.2) à I-5.4
3. Relevant in buitenland behaald diploma/certificaat gewaardeerd?
Ja of n.v.t. → I-5.4 Nee → Internationale Diploma Waardering (IDW) (3.6.2) à I-5.4
4. Is het doelperspectief scholing of werk?
Scholing → I-5.5 Werk → I-5.10
5. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua (voor)opleiding van de cursist voor de gewenste opleiding?
Voldoende tot goed → I-5.7 Onvoldoende →I-5. 6
23
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
6. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua elders verworven competenties van de cursist voor de gewenste opleiding?
Voldoende→EVC-proc. (3.6.1) à I-5.7
7. Vaststellen, indien nodig, of NT2-niveau voldoende is voor opleidingswens.
- Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-5.8 - Trajecttoets of NIVOR NT2 (3.2.9) I-5.8 - IBO (3.2.8) à I-5.8
Onvoldoende → Beroepskeuzetest (3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of Oriënterend Assessment (3.4.1, 3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of Portfoliomethodiek (3.6.4)
8. Vaststellen, indien nodig, of rekenvaardigheid voldoende is voor opleidingswens.
9. Vaststelle n, indien nodig, of ondersteunende vaardigheden voldoende zijn voor opleidingswens.
10. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua vooropleiding van de cursist voor het gewenste beroep?
Rekenvaardigheidstoets (3.2.12, 3.2.13, 3.2.17) à I-5.9
Assessment (3.4.2, 3.4.3) of capaciteitentest (3.3.1, 3.3.2) à uit
Voldoende tot goed → I-5.11 Onvoldoende → I-5.11
11. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua werkervaring (in Nederland) van de cursist voor het gewenste beroep?
Voldoende tot goed → I-5.13 Onvoldoende → I-5.12
24
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
12. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua elders verworven competenties van de cursist voor het gewenste beroep
Voldoende tot goed → nagaan of Erkenning van Elders Verworven Compententies nodig en mogelijk is (3.6.1) en daarna I-5.13 Onvoldoende → naar I-5.13
13. Vaststellen, indien nodig, of NT2-niveau voldoende is voor beroep.
- Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-5.14 - Trajecttoets of NIVOR (3.2.9) à I5.14 - IBO (3.2.8) à I-5.14
14. Vaststellen, indien nodig, wat afstand tot de arbeidsmarkt is.
KWINT (3.6.8) à stel cliëntprofiel vast
Op basis van de vragen 13 en 14 kunnen vier cliëntprofielen worden opgesteld: 1. Geen taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt 2. Geen taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt 3. Taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt 4. Taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt 1. Geen taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt - Stage beroepsuitoefening
2. Geen taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt - Vervolgscholing - Werkstage - Werkervaring (wel of niet gesubsidieerd) - Sollicitatie-/mobiliteitstraining - Omscholing → Beroepskeuzetest (3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of Oriënterend Assessment (3.4.1, 3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of Portfoliomethodiek (3.6.4)
25
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.Taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt
- NT2-traject - Functiegerichte taaltraining (gericht op het doelberoep; taaltraining kan op of nabij de werkvloer worden gegeven - Nederlands op de werkvloer
4.Taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt
- TIP (3.6.5) en daarna: - NT2 gericht op werk - Vaktaal-component geïntegreerde scholing (een bijscholing volgen in de gewenste beroepsrichting met aanvullende geïntegreerde daarin (vak)taalonderwijs) → Portfolio NT2 (3.6.3) - Werkstage met taalondersteuning (werkstage met daarbij taal- en communicatieve opdrachten onder begeleiding van een NT2-docent) → Portfolio NT2 (3.6.3) - Omscholing → Beroepskeuzetest (3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of Oriënterend Assessment (3.4.1, 3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of Portfoliomethodiek (3.6.4)
26
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3. Beschrijving van tests 3.1 Vragenlijsten 3.1.1 Intakeformulier Taskforce Inburgering, 2002 Omschrijving:
Een gestandaardiseerd “integraal intakeformulier” (IIF) voor het IBO (IBO). Vragenlijst met negen hoofdstukken met in totaal bijna 100 vragen. De hoofdstukken hebben onder meer betrekking op de persoonlijke omstandigheden, taalbeheersing, opleidings- en werkervaring en het (voorlopig) advies voor inburgeringstraject. Het IIF is geschikt voor een integrale benadering van inburgering. Dat betekent dat: • Het IIF vraagt naar het uiteindelijke doelperspectief van de inburgeraar (taal, werk, opleiding, opvoeding of sociale activering). • Per klantgroep andere vragen gesteld kunnen worden. • Het IIF door meerder instanties gebruikt kan worden en handig is bij samenwerking (een goede gegevensuitwisseling is dan wel van belang). Verkrijgbaarheid: Taskforce Inburgering, postbus 16118 2500 BC Den Haag Koningskade 30, 2596 AA, Den Haag tel: 070 362 61 22 fax: 070 324 36 76
[email protected]; www.taskforce-inburgering.nl Doel: Het systematisch op één formulier verzamelen van gegevens over de kwalificaties, competenties, motivatie en doelperspectief van de inburgeraar zodat de inburgeraar in een passend inburgeringstraject geplaatst kan worden. Doelgroep: Nieuwkomers (gezinsherenigers, gezinsvormers en asielzoekers) en oudkomers. Gebruikers: Meerdere gemeenten zijn voornemens te gaan werken met dit integrale intakeformulier, bv. Deventer en Nijmegen. Kosten: Gratis Toepasbaarheid: Met het IIF worden veel gegevens verzameld. De gegevensverzameling kan zich over meerdere meetmomenten uitspreiden. Niet voor alle klantgroepen hoeven alle vragen ingevuld te worden. Als meerdere instanties samenwerken, dient voorkomen te worden dat vragen dubbel gesteld worden. Een digitale versie van het IIF voor gegevensuitwisseling tussen instanties is wenselijk. Kwaliteit: Het IIF is een gestandaardiseerd instrument. Als ´handleiding´ fungeert de “Technische Toelichting Intakeformulier” van Taskforce Inburgering. Deze geeft instructies voor het intakegesprek en een toelichting op de vragen die gesteld worden. Gebruikswaarde: Met het IIF zijn alle informatievragen van Gemeente, ROC en CWI gebundeld in een goed standaard intakeformulier voor het IBO. Geschiktheid specifieke De intaker neemt de vragenlijst mondeling bij de inburgeraar af. Vaak zal doelgroep: een tussenpersoon/tolk nodig zijn.
27
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2 Toetsen 3.2.1 Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000) (ROC-toets 6) Omschrijving:
Intaketoetsbatterij voor niet (volledig) gealfabetiseerde nieuwkomers. Hij bestaat uit de volgende onderdelen: met de Fluencytoets kan de mate van alfabetisering bepaald worden. Bij gebrekkige alfabetisering kan de Toets Technische Vaardigheden bepalen op welk gebied van de geletterdheid deficiënties voorkomen. De mondelinge taalvaardigheid kan (globaal) bepaald worden met de Vertelplaten en de Instructiekaart. Tenslotte is er een niet-talige toets Leerondersteunende Vaardigheden, waarmee bepaald kan worden of een kandidaat in een langzaam of snel(ler) alfabetiseringstraject thuis hoort. De toets vormt samen met de NT2 Profieltoets Alfabetisering een samenhangend geheel van toetsen voor de intake en afsluiting van het alfabetiseringsonderwijs NT2. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Een uitgebreid beeld geven van de mate van alfabetisering van de kandidaat teneinde hem/haar te plaatsen in het voor hem/haar beste alfabetiseringsstraject. Doelgroep: Nieuwkomers/oudkomers die niet (volledig) in het Latijnse schrift zijn gealfabetiseerd. Gebruikers: Diverse ROC´s. Kosten: Docentenmap € 103,23; Hulppakket docent € 21,55; Fluency opgavenboekje € 1,37; Technische Vaardigheden opgavenboekje € 1,82; Vertelplaten en Instructie kaart opgavenboekje € 1,37; Leerondersteunende Vaardigheden opgavenboekje € 1,55. Verder op te vragen bij Bureau ICE. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een cursistboekje nodig. Schriftelijk af te nemen test (niet geautomatiseerd). Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de afname en nakijken van het materiaal. Het toetspakket is gedrukt en bestaat uit een Docentenmap, met daarin een Handleiding, Cursistmateriaal, en de afname-instructie en het nakijkmateriaal. Gebruikswaarde: Alle toetsonderdelen samen geven een uitgebreid beeld van de verschillende vaardigheden van de kandidaat en maken op die manier een adequate plaatsing mogelijk. Het is aan de instelling om te bepalen welke onderdelen men tijdens de intake wil inzetten. Geschiktheid specifieke Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij doelgroep: behorende doelgroep.
28
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.2 Intaketoets NT2 Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken (1997) (ROC-toets 2) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep:
Gebruikers: Kosten:
Toepasbaarheid :
Kwaliteit:
Gebruikswaarde:
De Intaketoets NT2 bestaat uit een serie taaltoetsen waarmee het beheersingsniveau Nederlands van allochtone cursisten kan worden vastgesteld. Op basis van de toetsscore(s) op een of meer onderdelen van de toetsserie kan de cursist worden geplaatst in een NT2-traject, rekening houdend met het beheersingsniveau NT2 van de cursist op dat moment. De Intaketoets NT2 bevat een voorschatter en drie plaatsingstoetsen NT2 per vaardigheid (lezen, schrijven, luisteren en spreken). Het resultaat dat de kandidaat behaalt op de voorschatter, geeft aan welke van de plaatsingstoetsen afgenomen moet worden. Elke plaatsingstoets bestrijkt een aantal NT2-niveaus en geeft een uitslag in termen van die niveaus. De NT2-niveaus waaraan de Intaketoets NT2 refereert zijn vergelijkbaar met de beschreven niveaus van het Referentiekader NT2. Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Het meten van de lees-, schrijf-, spreek- en luistervaardigheid in Nederlandse taal, in te zetten bij de intake. Op basis van de toetsresultaten kan plaatsing in een traject adequater verlopen. Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij behorende doelgroep. Er zijn plaatsingstoetsen voor: Beginners NT2 (onder NT2-niveau 1 of op NT2-niveau 1 of 2) Halfgevorderden NT2 (NT2-niveau 2 of 3) Gevorderden NT2 (NT2-niveau 3 of 4) Meerdere ROC´s. Docentenmap € 148,61; Hulppakket docent € 39,71; set van vier cassettes in sjabloon € 26,25; Cursist opgavenboekjes € 1,22. Verdere informatie op te vragen bij Bureau ICE. Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een Cursist opgavenboekje nodig. Schriftelijke afname. De afnametijd van de toetsen is afhankelijk van welke onderdelen worden afgenomen en varieert van een uur tot vier uur (alle onderdelen). De spreektoetsen kunnen in principe in een talenpracticum worden afgenomen, maar geven daar alleen betrouwbare informatie als de cursisten vertrouwd zijn met deze toetssituatie. De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en bestaat uit een Docentenmap, waarin een handleiding met algemene informatie over de toets en de totstandkoming ervan; een afname-instructie en nakijkmateriaal; docentexemplaar van alle toetsboekjes (goede antwoorden zijn aangegeven); een voorbeeld van een persoonlijk intakedossier; audiocassettes bij de toetsen luisteren, spreken en mondelinge voorwaarden. Verder: Cursistmateriaal en een Hulppakket docent. Alle toetsonderdelen samen geven een uitgebreid beeld van de verschillende vaardigheden van de kandidaat en maken op die manier een adequate plaatsing mogelijk. Het is aan de instelling om te bepalen welke onderdelen men tijdens de intake wil inzetten.
Geschiktheid specifieke Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij doelgroepen: behorende doelgroep.
29
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.3 Trajectkeuze -toets (1998) (ROC-toets 3) Omschrijving:
De Trajectkeuze-toets is een relatief korte toets die helpt bij het maken van de keuze voor een langzaam of sneller NT2-traject. Hij bestaat uit allerlei verschillende soorten niet-talige opdrachten, en is daardoor in principe geschikt voor nieuwkomers die niet of nauwelijks Nederlands spreken. De Trajectkeuze-toets is geen intelligentietest, maar stelt vast in hoeverre de kandidaat cognitieve vaardigheden beheerst die in het Nederlandse onderwijs stelsel het leren (van een taal) vergemakkelijken. Deze onderliggende vaardigheden zijn afgeleid van veelgebruikt lesmateriaal en de werkvormen die daarin voorkomen. Hoewel cursisten die de toets voorgelegd krijgen het Nederlands (nog) niet hoeven te beheersen, moeten ze wel gealfabetiseerd zijn in het Latijnse schrift. De toets bestaat uit twee parallelle toetsversies van elk 25 niet-talige opgaven, geclusterd rond de toetsonderdelen: analogieën; reeksen; ordenen; symbolen. De twee toetsversies toetsen dezelfde onderliggende vaardigheden (maar met andere opgaven) en hebben dezelfde moeilijkheidsgraad. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Het diagnosticeren van kandidaten als langzamere of snellere leerders, zonder dat kennis van de Nederlandse taal daarbij een intermedia ire rol speelt. Op basis van de score kan een kandidaat in een langzaam of snel traject worden geplaatst. Doelgroep: Volwassen nieuwkomers/oudkomers die niet of nauwelijks Nederlands spreken. Gebruikers: Meerdere ROC´s. Kosten: Docentenmap met handleiding € 85,08; Hulppakket docent € 39,71; Cursist opgavenboekje + scoreblad € 2,65. Verder op te vragen bij Bureau ICE. Toepasbaarheid : De toetsen kunnen zowel individueel als klassikaal worden afgenomen. Het naast elkaar bestaan van twee toetsversies van dezelfde toets geeft instellingen een wat ruimere gebruiksmogelijkheid, bijvoorbeeld: - In een korte intakeperiode: de toets kan afgenomen worden ook al heeft de cursist de toets al eerder gemaakt, bv. bij een andere instelling. - In een verlengde intakeperiode: de cursisten kunnen tweemaal getoetst worden met een periode daartussen om na te gaan of enige training in taal- en leervaardigheden heeft geleid tot een hogere score. De toets wordt ingezet bij twijfel over de waarde van de vooropleiding van een persoon. Hij behoeft niet te worden voorgelegd aan mensen bij wie bekend is of de onderwijservaring heel groot of zeer gering is, dan levert de toets waarschijnlijk geen additionele informatie op. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding le vert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en bestaat uit een Docentenmap, waarin de handleiding, een afname-instructie, nakijkmateriaal, scorebladen en docentexemplaren van beide toetsversies met goede antwoorden; Cursistmateriaal en een Hulppakket docent. Gebruikswaarde: De ervaring heeft geleerd dat een adequate keuze voor het meest geschikte NT2-traject (snel of langzaam) gebaseerd moet zijn op een aantal factoren waaronder snelheid waarmee iemand zich het Nederlands naar verwachting eigen zal maken. Het criterium ‘Vooropleiding’ geeft een indicatie, maar is niet altijd afdoende bijvoorbeeld omdat diploma’s ontbreken of de kennis omtrent de inhoud van de opleiding in het buitenland ontbreekt. De Trajectkeuze-toets voorziet de instelling van aanvullende informatie omtrent de snelheid waarmee een cursist het Nederlands zal leren en helpt op die manier bij het maken van een juiste trajectkeuze. Geschiktheid specifieke Aangezien de doelgroep over het algemeen nauwelijks Nederlands zal doelgroep: spreken is er een algemene instructie in 14 talen en wordt in de toets intensief gewerkt met voorbeelden. Cursisten hoeven het Nederlands (nog) niet te
30
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
beheersen, maar dienen gealfabetiseerd te zijn in het Latijnse schrift. Bij deze toets kunnen vragen gesteld worden t.a.v. zowel de predictieve validiteit als de partijdigheid (differentiële predictie). Wat is de relatie tussen toetsscore en het criterium ´snelheid in het traject´? (validiteit). Is deze relatie voor alle etnische groepen hetzelfde? (indien niet dan is de toets partijdig). De vaardigheden die worden gemeten zijn (ook) onderwijsafhankelijk en voorspellen mogelijkerwijs het criterium ´snelheid´ onvoldoende goed. Onduidelijk is m.a.w. in hoeverre ´cultural bias´ een rol speelt bij deze toets. Het niet-talige figuratieve karakter (analogieën; reeksen; ordenen; symbolen) vrijwaart de test niet van ´partijdigheid´.
31
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.4 Intaketoets Studievaardigheid voor NT2 trajecten (1996) Omschrijving:
De Intaketoets Studievaardigheid is een korte toets die helpt bij het maken van een keuze voor een langzaam of een sneller NT2-traject. Hij bestaat uit een verzameling opdrachten die zich richten op verschillende ondersteunende vaardigheden, zoals‘omgaan met het woordenboek’ of ‘tabellen lezen’. Hiermee kan bepaald worden hoe studievaardig men is en hoe het leertempo is. De toets is in 1993 voor het eerst op de markt gebracht, als onderdeel van de Intaketoets NT2. In 1996 is de Intaketoets Studievaardigheid met een parallelversie uitgebreid en als zelfstandige toets uitgegeven. Doordat er twee parallelle versies bestaan, kan de toets op twee momenten in een intakeprocedure ingezet worden en kan ook de voortgang in studievaardigheid onderzocht worden. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Het meten van de studievaardigheid om vast te stellen of een cursist een aantal deelvaardigheden beheerst die ondersteunend zijn voor het taalleerproces en voor het functioneren in een cursus. Op basis van de score kan een kandidaat in een langzaam of snel traject worden geplaatst. Doelgroep: De Intaketoets Studievaardigheid is ontwikkeld voor niet-Nederlandstalige cursisten in NT2-trajecten, die het lezen minstens op NT2-niveau 1 beheersen. Gebruikers: Meerdere ROC´s. Kosten: Docentenmap met handleiding € 26,09; Hulppakket docent 12,48; Cursistboekje € 1,47. Verdere informatie op te vragen bij Bureau ICE. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een cursistboekje nodig. Paper & pencil test. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en bestaat uit een docentenmap, met een handleiding, afname-instructie, nakijkmateriaal, persoonlijk intakedossier en een docentexemplaar van beide toetsversies met de goede antwoorden, cursistmateriaal en een hulppakket voor de docent. Gebruikswaarde: De Intaketoets Studievaardigheid is een korte toets die uit twee parallelle versies van elk 36 items bestaat. De toets geeft een beeld van bepaalde studievaardigheden en het leertempo. Doordat cursisten tweemaal getoetst kunnen worden kan de voortgang in studievaardigheid getoetst worden. Geschiktheid specifieke De Intaketoets Studievaardigheid kan worden ingezet bij nieuwkomers die al doelgroep: een zeker NT2-niveau hebben (Lezen NT2-niveau 1). Onduidelijk is in hoeverre ´cultural bias´ een rol speelt bij plaatsing in een (te lage of te hoge) niveaugroep op basis van deze vaardighedentoets. Vaardigheden als ‘omgaan met het woordenboek’ of ‘tabellen lezen’ zijn onderwijsafhankelijk en hoeven geen goede voorspeller van ´leertempo´ te zijn.
32
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.5 Niveau Vorderingen Toetsen NT2 (NIVOR NT2 Toetsen) Omschrijving:
Met de NIVOR-toetsen NT2 kunnen de vorderingen worden gemeten van NT2-cursisten voor de vaardigheden Spreken, Luisteren, Lezen en Schrijven. Er zijn NIVOR-toetsen op drie niveaus. Op ieder niveau en voor iedere vaardigheid bestaat een toetsserie uit vier kopieerbare toetsen die opklimmen in moeilijkheidsgraad. Per vaardigheid bestaat de NIVOR dus uit twaalf toetsen. Qua NT2-niveau sluiten de toetsen aan bij het Referentiekader NT2. NIVOR toetsniveau 3 komt overeen met NT2-niveau 3 van het Referentiekader NT2 en dat komt weer overeen met Staatsexamen NT2 programma I. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: Het meten van de vorderingen van NT2-cursisten. Doelgroep: De NIVOR-toetsen zijn toepasbaar bij NT2-cursisten vanaf begin niveau 1 (niet spreekvaardig in het Nederlands, wel gealfabetiseerd in het Latijnse schrift) tot en met eind niveau 3. Gebruikers: Diverse ROC’s. Kosten: Totaalpakket € 336,93. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Alleen schriftelijke afname mogelijk (niet geautomatiseerd).Het is niet noodzakelijk om op ieder niveau alle toetsen één voor één af te nemen. Omdat er voor elk niveau vie r toetsen zijn, kan er op flexibele wijze getoetst worden. De vier toetsen per niveau bestaan uit drie vorderingentoetsen en één afsluitende toets. Bij een groep snelle (hoog opgeleide) cursisten kan vaak volstaan worden met het afnemen van één van de vorderingentoetsen en de afsluitende toets. Citogroep beveelt aan om de afsluitende toets altijd bij alle groepen af te nemen. Doordat deze toets het langst is, levert hij een nauwkeurigere meting op dan de drie andere toetsen, waardoor het meest geschikt is om te bepalen of een cursist het betreffende niveau beheerst. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. De luister- en leestoetsen bestaan uit meerkeuzevragen. De spreek- en schrijftoetsen kunnen beoordeeld worden met een correctievoorschrift dat in een handleiding is opgenomen. Voor alle toetsen geldt dat de door de cursist behaalde score vertaald kan worden naar het beheersingsniveau waarop de toets betrekking heeft. De toetsscores zijn per niveau onderling vergelijkbaar. Gebruikswaarde: De NIVOR is geschikt om vorderingen te monitoren van NT2-cursisten van begin tot eind voor de in het Latijnse schrift gealfabetiseerde inburgeraars. De toets is ook geschikt voor niveaubepaling en kan ingezet worden voor interne kwaliteitsbewaking en externe verantwoording aan een opdrachtgever. Geschiktheid specifieke Met de NIVOR-toetsen kunnen de vorderingen worden gemeten van NT2doelgroepen: cursisten vanaf begin niveau 1 (niet spreekvaardig in het Nederlands, wel gealfabetiseerd in het Latijnse schrift) tot en met eind niveau 3 voor de vaardigheden
33
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.6 Trajecttoetsen NT2 2000/2002 Omschrijving:
Met de Trajecttoetsen NT2 kunnen de vorderingen worden gemeten van NT2-cursisten voor de vaardigheden Spreken, Luisteren, Lezen en Schrijven. De Trajecttoetsen NT2 bestaan uit twee series toetsen. De serie L is voor cursisten zonder of met weinig leerervaring. De toetsen uit de serie L kunnen o.m. worden ingezet voor uitstroom naar beroepsopleidingen op niveau 1, 2 en 3 van de Kwalificatiestructuur Beroepsopleidingen. De serie S is voor cursisten met gemiddeld tot veel leerervaring. Er zijn voortgangstoetsen voor alle NT2-niveaus. Beide series beginnen ‘onder niveau 1’. De Trajecttoetsen zijn gerelateerd aan de standaard NT2-niveaus. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Het meten van de voortgang van NT2-cursisten. Doelgroep: De Trajecttoetsen zijn toepasbaar bij NT2-cursisten net ‘onder niveau 1’. Gebruiker: Diverse ROC’s. Kosten: Informatie op te vragen bij Bureau Interculturele Evaluatie. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Schriftelijke afname. De opzet van de series toetsen verschilt per vaardigheid. De serie L van de vaardigheden Lezen en Schrijven bevat meer toetsen, waardoor vorderingen tot het eindniveau (3 – 4) in kleinere stapje gemeten kunnen worden. Binnen de serie S worden grotere stappen gezet; hierbij worden per toets twee niveaus gemeten. Bij Luisteren en Spreken is per niveau een toets ontwikkeld. Er wordt per toets een uitspraak gedaan over de beheersing van een niveau. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en bestaat o.m. uit een docentenmap, met een handleiding, afname-instructie en nakijkmateriaal, cursistmateriaal en een hulppakket voor de docent. Gebruikswaarde: De Trajecttoets is geschikt om vorderingen te monitoren van NT2-cursisten van begin tot eind voor de in het Latijnse schrift gealfabetiseerde inburgeraars. De toets kan ingezet worden voor interne kwaliteitsbewaking en externe verantwoording aan een opdrachtgever Geschiktheid specifieke De Trajecttoets is geschikt voor NT2-cursisten net ‘onder niveau 1’. doelgroepen:
34
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.7 NT2 Profieltoets Omschrijving:
Een toets voor taalvaardigheid om het inburgeringsprogramma mee af te sluiten. Van de NT2 Profieltoets is twee maal per jaar een nieuwe versie beschikbaar waarin ongeveer een kwart van de opgaven vernieuwd is. De toets geeft de taalvaardigheid van inburgeraars aan afgezet tegen de niveauomschrijvingen uit het Referentiekader NT2. De NT2 Profieltoets heeft een bereik van NT2-niveau 1 t/m 3. De onderdelen van de toets zijn: lezen, schrijven, luisteren en spreken. De instelling kan zelf bepalen voor elke vaardigheid welke variant aan de cursist wordt voorgelegd. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: Het vaststellen van het taalvaardigheidsniveau aan het eind van het inburgeringstraject. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt voor het uitzetten van een vervolgtraject voor de inburgeraar. Doelgroep: Inburgeraars. Organisatie: Meerdere ROC´s. Kosten: De Toets wordt gratis ter beschikking gesteld aan ROC’s, die verantwoordelijk zijn voor de afname van de toets. Toepasbaarheid : Per vaardigheid bestaat het toetspakket uit een handleiding, opgavenboekjes, cd’s (voor Luisteren en Spreken), correctievoorschriften en scoreformulieren. Met behulp van de handleiding kan de docent zelf de afname uitvoeren. De afnemende instelling moet zich houden aan de richtlijnen van de ‘Onderwijsen toetsregeling Inburgering’ verkrijgbaar via Cinop of te bekijken op Internet www.bvenet.nl. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Opgavenboekjes zijn geprint. Gebruikswaarde: Met de toets kan het profiel van de taalvaardigheid van een cursist vastgesteld worden; het profiel vormt qua taalvaardigheid een goede basis voor het vaststellen van een passend vervolgtraject. Om te voorkomen dat cursisten opgaven zouden moeten maken die ver Geschiktheid specifieke boven of onder hun niveau liggen, is er een lagere variant en een hogere doelgroepen: variant. De varianten bevatten voor een gedeelte dezelfde vragen. Het is niet de bedoeling de cursisten beide varianten te laten maken.
35
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.8 NT2 Profieltoets Alfabetisering (2001) Omschrijving:
Met de NT2 Profieltoets Alfabetisering kan een alfabetiseringstraject worden afgesloten. Het is een alternatief voor de NT2 Profieltoets, ontwikkeld voor niet-gealfabetiseerde inburgeraars.De toets vormt een geheel met de Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000). De toets bestaat uit de volgende onderdelen: • De Fluencytoets Lezen (hardop lezen) en Schrijven (overschrijven en dictee) meet bij de cursist de mate van vloeiendheid in het (technisch) lezen en schrijven. • De Toets Technische Vaardigheden (auditieve discriminatie, synthese en analyse, foneem/grafeem koppeling, gebruik van letterclusters) toetst een aantal vaardigheden die belangrijk zijn voor het alfabetiseringsproces. Op basis van dit toetsonderdeel kan aangegeven worden waar eventueel vervolgonderwijs zich bij de betreffende cursist op moet richten. • Toetsen Luisteren, Spreken, Lezen en Schrijven.
De toetsen sluiten aan bij de gangbare NT2-toetsen: de resultaten van een cursist kunnen in standaard NT2-niveaus worden geïnterpreteerd. Voor het maken van de Luister- en Spreektoetsen is geen lees- of schrijfvaardigheid nodig. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Het vaststellen van de bereikte NT2-niveaus en het beoordelen of en in hoeverre het alfabetiseringsproces is afgerond. Doelgroep: Deelnemers aan een alfabetiseringscursus. Gebruikers: Meerdere ROC’s. Kosten: Docentenmap met handleiding € 40,84; Set van 4 cassettes in sjabloon € 26,25; Cursistboekjes € 1,47 - € 1,87. Verdere informatie op te vragen bij Bureau ICE. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een cursistboekje nodig. Schriftelijk af te nemen test (niet geautomatiseerd). Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert. Het materiaal bestaat uit de Docentenmap met handleiding (met een beschrijving van het materiaal en de verantwoording van de toets), de afname-instructie, beoordelingsmodellen en sleutels, cassettes voor mondeling aangeboden toetsen, een voorbeeld van een persoonlijk dossier en voorbeelden van (opgaven uit) elk toetsboekjes. Er zijn vier cassettes voor Luisteren/Spreken, Luisteren, Spreken en Technische Vaardigheden. Het cursistmateriaal bestaat uit diverse opgavenboekjes. Opgavenboekjes zijn geprint. Gebruikswaarde: De NT2 Profieltoets Alfabetisering is goed bruikbaar bij het vaststellen van het taalvaardigheidsprofiel van de cursist na afsluiting van een alfabetiseringstraject. Op basis van de toets Technische Vaardigheden kan aangegeven worden waar vervolgonderwijs zich bij de betreffende cursist op moet richten. Geschiktheid specifieke De NT2 Profieltoets Alfabetisering is speciaal ontwikkeld voor nietdoelgroepen: gealfabetiseerde inburgeraars.
36
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.9 MO Profieltoets Omschrijving:
Volgens de WIN moet het inburgeringsprogramma voor het onderdeel MO worden afgesloten met een toets. Dit kan de MO Profieltoets zijn. De MO Profieltoets is, evenals de NT2 Profieltoets, alleen bedoeld voor cursisten die deelnemen aan het inburgeringsonderwijs in het kader van de WIN. De MO Profieltoets bestaat uit een cd-rom met het toetsprogramma en een gebruikershandleiding. Het toetsprogramma bevat twee modules. De module Toetsbeheer is bestemd voor de docent. In deze module worden de cursistgegevens en de toetsresultaten bijgehouden. De Module Toetsspeler is de eigenlijke toets. De toetsopgaven zijn opgebouwd uit beeldmateriaal in de vorm van foto’s en afbeeldingen. Bij elke opgave wordt een gesproken toelichting gegeven. Voor het maken van de toets is enige muisvaardigheid vereist. Voorafgaand aan de toets krijgen de kandidaten uitleg over het programma en kunnen ze oefenen met een paar voorbeeldopgaven. De toets bestaat uit een basistoets van 28 opgaven en 5 subtoetsen van elk zes opgaven. Iedere inburgeraar maakt in ieder geval de basistoets en kiest daarna twee van de vijf subtoetsen. De onderwerpen die in de basistoets aan bod komen zijn: werk en inkomen, wonen, gezondheid, verkeer en vervoer en ‘overig’. De onderwerpen van de subtoetsen zijn: onderwijs, gezondheid, vrije tijd, kinderen en belastingen. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: Het afsluiten van het programma MO. Doelgroep: Inburgeraars. Gebruikers: Meerdere ROC’s. Kosten: De Toets wordt gratis ter beschikking gesteld aan de ROC’s, die verantwoordelijk zijn voor de afname van de toets.. Toepasbaarheid : Gemakkelijk zelf af te nemen. De afnemende instelling moet zich houden aan de richtlijnen van de ‘Onderwijs- en toetsregeling Inburgering’ verkrijgbaar via Cinop of te bekijken op Internet www.bvenet.nl. De toetsopgaven zijn opgebouwd uit beeldmateriaal in de vorm van foto’s en (vereenvoudigde) afbeeldingen. Bij elke opgave wordt een gesproken toelichting gegeven. De toets wordt alleen in het Nederlands uitgebracht. Voor het maken van de toets is enige muisvaardigheid vereist. Voorafgaand aan de toets krijgen de kandidaten uitleg over het programma en kunnen ze oefenen met een paar voorbeeldopgaven. Kwaliteit: Er is een handleiding Gebruikswaarde: De MO Profieltoets is goed bruikbaar bij het vaststellen van de kennis over de Nederlandse Maatschappij op een aantal relevante terreinen. Wel is, gezien de gesproken uitleg op de cd-rom, enige muisvaardigheid en een NT2-niveau 2 vereist. Geschiktheid specifieke De gesproken uitleg op de cd-rom is niet voor alle cursisten even doelgroepen: gemakkelijk te volgen. Vereist NT2-niveau 2.
37
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.10 Intaketoets Beroepsopleidingen (1997) Ook op cd-rom (ROC-toets 1) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep:
Gebruikers: Kosten:
De Intaketoets Beroepsopleidingen (IBO) is een instrument dat kan helpen bij het toelaten van deelnemers tot het beroepsonderwijs, op basis van hun taal-, reken- en studievaardigheid, gerelateerd aan een bepaalde vakrichting. De toets is ook beschikbaar op CD-rom. Er zijn toetsseries voor de volgende vakrichtingen: Administratie, Consumptief, Techniek, Verzorging, Handel, Confectie. Daarnaast is er een pakket voor kandidaten die nog geen vakrichting gekozen hebben. Per vakrichting bestaat de toetsserie uit vier onderdelen: Nederlands Algemeen (algemene taalvaardigheid, voor alle vakrichtingen gelijk), Nederlands vakspecifiek, Rekenen vakspecifiek en Studievaardigheid (voor alle vakrichtingen gelijk). De onderdelen Nederlands sluiten aan bij de niveaus volgens de Kwalificatie structuur Beroepsonderwijs. Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl De Intaketoets Beroepsopleidingen is een toetsbatterij die op vele instellingen wordt gebruikt als hulpmiddel bij de toelating en plaatsing van cursisten in verschillende vakrichtingen binnen het Beroepsonderwijs (BeroepsBegeleidende Leerwegen (BBL) of BeroepsOpleidende Leerwegen (BOL) van niveau 1 t/m niveau 3 van de Kwalificatiestructuur voor het Beroepsonderwijs). De IBO meet niet alleen taal- en rekenvaardigheid, maar ook studievaardigheid en is geschikt voor leerlingen die naar het Beroepsonderwijs willen doorstromen. Meerdere ROC’s. Bijvoorbeeld Handel: Docentenmap met handleiding: € 89,62; Hulppakket docent € 39,71; Cursist opgavenboekjes € 1,00 - € 1,77. Verder informatie op te vragen bij Bureau ICE.
Toepasbaarheid :
Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een Cursistboekje nodig. Zowel schriftelijke afname als op CD-rom. De toets op CD-rom is zo vormgegeven dat er van de kandidaat een minimale computerervaring wordt gevraagd. De werking van het programma wordt in een toetsinstructie met enkele oefenopgaven aan de kandidaat uitgelegd. Alle gesloten vragen worden bij de geautomatiseerde versie automatisch gescoord. Dit zijn zowel meerkeuzevragen als invulopgaven. De toetsen Nederlands Algemeen en Rekenen worden geheel en de toetsen Nederlands Vakspecifiek en Studievaardigheid worden gedeeltelijk automatisch nagekeken. Dit le vert tijdswinst op voor de docent. De docent hoeft alleen enkele opgaven te beoordelen die de computer niet kan scoren, met name schrijfopgaven.
Kwaliteit:
De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert. Het materiaal van de schriftelijke versie bestaat per studierichting uit een Docentenmap, met een handleiding, een afname-instructie, nakijkmateriaal, een docentexemplaar van de betreffende toetsboekjes met goede antwoorden, Cursistmateriaal en Hulppakket docent. Alle boekjes zijn geprint.
38
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Gebruikswaarde:
De IBO geeft aan: • Of een kandidaat over voldoende taal-, reken- en studievaardigheid beschikt om een kwalificerende opleiding op een bepaald niveau te kunnen volgen; • Of een kandidaat geschikt is voor de opleiding op het niveau daaraan voorafgaand. De IBO is derhalve bruikbaar bij de plaatsing van (half) gevorderde nieuwkomers in een vervolg/duaal opleidingstraject.
De IBO is geschikt voor zowel autochtone als allochtone kandidaten. De IBO Geschiktheid specifieke taal- en studievaardigheidstoetsen zijn niet geschikt voor nieuwkomers die de doelgroepen: Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen. De rekentoets kan wel ingezet worden op de allerlaagste niveaus van beheersing van de Nederlandse taal.
39
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.11 Internationale Schakel-Klassen (ISK) Toetsen (1999) Omschrijving:
Deze toetsbatterij bestaat uit een samenhangende reeks NT2-toetsen die tezamen ingezet kunnen worden bij de intake, de voortgang en de doorverwijzing van allochtone leerlingen op het niveau van de Internationale Schakel-Klassen (ISK). De toetsbatterij bestaat uit onder meer een Plaatsingstoets, vier Voortgangstoetsen en twee parallelle Uitstroom toetsen. In iedere toets zitten opgaven voor de vaardigheden Luisteren, Lezen en Schrijven. De vier Voortgangstoetsen lopen op in moeilijkheidsniveau en geven tezamen het NT2-traject aan dat de ISK-leerling (nog) moet afleggen om probleemloos te kunnen doorstromen naar vervolgonderwijs. Daarnaast bevat de toetsbatterij twee diagnostische toetsen (Dictee en Klanken herkennen) en drie spreektoetsen, bedoeld voor individuele afname in de Basisfase, de Tussenfase en de Schakelfase. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: Toetsbatterij NT2 voor intake en voortgang binnen ISK en doorverwijzing naar vervolgonderwijs (regulier of BVE) van allochtone leerlingen. Doelgroep: Leerlingen (12 – 18 jaar) in Internationale Schakel-Klassen en Asiel Zoeker Centra waar NT2 lessen worden verzorgd. Gebruikers: Diverse ROC’s en Gemeenten. Kosten: totaalpakket € 174,71. Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Alleen schriftelijke afname moegelijk. Elke Voortgangstoets kan in een lesuur worden afgenomen. De afnameduur van de Plaatsings- en Uitstroomtoets bedraagt twee lesuren. De afnameduur van de diagnostische en spreektoetsen is ongeveer 20 minuten per toets. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De toetspublicatie gaat vergezeld van een handleiding. Deze levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal.Het totaalpakket omvat negen kla ssikale toetsen, drie spreektoetsen (individuele afname), de cassettebandjes met de benodigde geluidsfragmenten voor de onderdelen Luistervaardigheid en de handleiding. De handleiding bevat onder meer een Vorderingenstaat waarop per leerling de toetsscores in de loop van het leertraject kunnen worden geregistreerd, en een Doorstroomformulier waarop de relevante toetsgegevens kunnen worden genoteerd met het oog op doorverwijzing naar andere educatieve instellingen. Alle voor leerlingen benodigde materialen zijn kopieerbaar. Gebruikswaarde: De ISK-toetsen zijn geschikt voor de intake en voortgangstoetsing binnen ISK en doorverwijzing naar vervolgonderwijs (regulier of BVE) van allochtone leerlingen. Geschiktheid specifieke Toetsbatterij voor intake, voortgang en doorverwijzing van allochtone doelgroepen: leerlingen.
40
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.12 STAAL, Schriftelijke TaalVaardigheid Allochtone en Autochtone Leerlingen Omschrijving:
STAAL is een toetsbatterij Taalvaardigheid voor het VMBO. De toets bestaat uit vier onderdelen: Entreetoets Localiserende toetsen Diagnostische toetsen Uitstroomtoets
Entreetoets met opgaven Lezen, Schrijven, Woordenschat en Studievaardigheden, om te bepalen of de taalvaardigheid van de leerling in de buurt ligt van die van de gemiddelde autochtone leerling in de eerste klas van het vmbo. Localiserende toetsen voor de verschillende onderdelen Lezen, Schrijven, Woordenschat en Studievaardigheden. Bedoeld om na te gaan of een lage score op (onderdelen van) de Entreetoets is terug te voeren op een van de bovengenoemde vaardigheden. Diagnostische toets: als vervolg op de localiserende toetsen, bedoeld om na te gaan met welke aspecten van Lezen, Schrijven, Woordenschat en/of studievaardigheden een leerling problemen heeft. Uitstroomtoets, om na te gaan of de taalvaardigheid van de leerling is verbeterd. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: Het bepalen van de taalvaardigheid van leerlingen die het vmbo in willen stromen. Doelgroep: Allochtone (onderinstromende) en taalzwakke autochtone leerlingen in het vmbo. Gebruikers: Meerdere onderwijsinstellingen. Kosten: Totaalpakket, inclusief handleiding € 158,82. Toepasbaarheid : Eenvoudige beoordeling volgens bijgeleverde aanwijzingen: handleiding geeft voldoende informatie voor instructie, afname, scoring en interpretatie. Alle cursistenboekjes zijn kopieerbaar. Entreetoets: klassikale afname (in september), afnameduur één lesuur. Localiserende toetsen: individuele afname (in september/oktober), afnameduur per toets één lesuur. Diagnostische toetsen: individuele afname (door gehele jaar heen), 15 min. per toets. Uitstroomtoets: klassikale afname in mei; afnametijd één lesuur. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De toetspublicatie gaat vergezeld van een handleiding. Deze levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal. Gebruikswaarde: Bij duale trajecten NT2/opleidingsmodules VMBO. Geschiktheid specifieke Niet geschikt voor beginnende NT2-cursisten. doelgroepen:
41
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.13 TTR, Tempo Test Rekenen (1992) Omschrijving:
De TTR is een schooltoets die rekenvaardigheid, voor zover het de elementaire bewerkingen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen en delen betreft, meet. Schooltoets bestaand uit formulier met vijf kolommen met ieder 40 sommen. Langzaam opklimmende moeilijkheidsgraad. Verkrijgbaarheid: Via de testuitgever Swets & Zeitlinger. Doel: Kan in het volwassenenonderwijs gebruikt worden voor het vaststellen van het instapniveau. Doelgroep: Leerlingen basisonderwijs, basisvorming, (voortgezet) speciaal onderwijs, basiseducatie (volwassenenonderwijs/ alfabetisering). Gebruikers: Meerdere ROC’s. Kosten: Op te vragen bij Swets & Zeitlinger. Toepasbaarheid : Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Afname door leerkracht. Afnameduur, inclusief scoring en interpretatie: 15 minuten. Berekening totaal goed over alle kolommen en vergelijking hiervan met de nromgroepen. Dit geeft een overzicht van de onderdelen waarop een leerling onder of boven de verwachting scoort. Er worden aanwijzingen gegeven voor de interpretatie op individueel niveau. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert. Gebruikswaarde: Bepalen van het instapniveau rekenvaardigheid bij duale NT2-trajecten. Geschiktheid specifieke Geschikt voor het volwassenenonderwijs. doelgroepen:
42
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.14 INTAKE, Intaketoets Rekenen en Wiskunde, niveau 1 t/m 3 (1996) Omschrijving:
INTAKE meet de reken-/wiskundevaardigheid op drie verschillende niveaus. De toets heeft 25 zowel open als gesloten opgaven. In de eerste fase krijgt elke cursist dezelfde 12 opgaven (moeilijkheidsgraad niveau 2). Afhankelijk van het resultaat krijgt de cursist in de tweede fase 13 opgaven met een lager niveau (1 en 2) of een hogere moeilijkheidsgraad (2 en 3). De niveaus komen overeen met niveaus 1 t/m 3 van de “Eindtermen Educatie”. De items komen uit de opgavenbank rekenen en wiskunde van het Cito. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: De toets wordt gebruikt voor plaatsing in niveaugroepen van laag opgeleide volwassenen voor cursussen rekenen en wiskunde in de Volwasseneneducatie (BVE). Doelgroep: Laagopgeleide volwassenen, al dan niet anderstalig, in de BVE. Gemeente: Meerdere ROC’s. Kosten: Op te vragen bij Citogroep. Toepasbaarheid : Afname en interpretatie door docenten BVE. Wijze van afnemen: groepsgewijs. Duur afname: 1 tot 1.5 uur; scoring: ca. 10 min.; interpretatie: ca. 5 min. De opgavenbladen zijn kopieerbaar. Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal le vert. INTAKE is opgenomen in de COTAN-gids en krijgt daar op meerdere aspecten een voldoende beoordeling. Gebruikswaarde: De INTAKE is niet geschikt voor nieuwkomers/beginners NT2 die onder NT2-niveau 1 zitten. Verderop in het traject is hij eventueel br uikbaar voor aanvullende toetsing. Het kan gaan om plaatsing in opleidingsmodules rekenvaardigheid of plaatsing in opleidingsrichtingen die een bepaalde rekenvaardigheid vereisen Geschiktheid specifieke Een leesvaardigheidsniveau van NT2-niveau 1 is vereist . doelgroepen:
43
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.15 DIALANG (2001) Omschrijving:
Dialang is een geautomatiseerd programma waarmee men zichzelf kan toetsen in lezen, schrijven, luisteren, grammatica en woordenschat in verschillende talen. Dialang wil flexibele hulp verschaffen aan iedereen die een taal leert. Er worden toetsen aangeboden in 14 talen (Engels, Fins, Nederlands, Italiaans, Spaans, Frans, Grieks, Iers, Ijslands, Noors, Portugees, Deens, Duits en Zweeds). Met Dialang kan men de sterke en zwakke kanten van de eigen beheersing van een (vreemde) taal onderzoeken en nagaan wat het niveau van taalvaardigheid is. Het taalbeoordelingssysteem dat aan de Dialang ten grondslag ligt is gebaseerd op het “Gemeenschappelijke Europees Referentiekader”. Dit houdt weer een verband met het Referentiekader NT2 Verkrijgbaarheid: Dialang is ontwikkeld door 20 Europese instellingen, met ondersteuning van de Europese Commissie en de Raad van Europa. Gratis down te loaden via www.dialang.org Doel: Mensen helpen een (vreemde) taal te leren. Het maakt de gebruiker bewust van het niveau van taalbeheersing en wat zijn kennis van een taal precies inhoudt. Doelgroep: Iedereen die een (vreemde) taal wil leren Gebruikers: n.v.t. Kosten: Gratis. Toepasbaarheid : Dialang is verkrijgbaar op CD-ROM (zie website) of vanaf internet te downloaden. De down te loaden software heeft een omvang van 12 MB en het downloaden duurt ongeveer vijf minuten via een T1-verbiding en ongeveer 50 minuten met een 56K modem. Kwaliteit: De taaltoetsen zijn zorgvuldig samengesteld en gevalideerd. Er is geen handleiding. Gebruikswaarde: In Open Leer Centra (OLC), bij e-learning thuis, als oefenmateriaal NT2 (als men de Nederlandse taaltoetsen maakt). Ook om ‘test-wiseness’ op te doen als de toetsen in de eigen taal gemaakt worden. Geschiktheid specifieke Men kan voor de instructie en feedback kiezen uit een van de veertien talen; doelgroepen: dat hoeft niet de taal van de toetsen te zijn. Voor nieuwkomers die een van de Europese talen beheersen (bijvoorbeeld Engels, Frans of Spaans) aardig om een keer te proberen.
44
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.16 ItemDito (2002) Omschrijving:
ItemDito is een computergestuurd adaptief toetspakket NT2. Met dit toetspakket kan per computer de lees- en luistervaardigheid NT2 worden getoetst. Met ItemDito kan het niveau aan het begin, tijdens en aan het einde van een NT2-traject worden vastgesteld en geregistreerd. Er worden vier vaardigheden getoetsts: lezen, schrijven, spreken en luisteren. De vaardigheid lezen kan volledig adaptief getoetst worden: bij adaptief toetsen bepaalt het antwoord van de kandidaat steeds het niveau van de volgende vraag. De eindscore wordt automatisch omgezet in het behaalde NT2-niveau en geregistreerd bij de gegevens van de kandidaat. Er zijn ook toetsen in ontwikkeling voor leer- en studievaardigheid en rekenvaardigheid. Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 – 603434, e-mail:
[email protected], homepage: www.bureau-ice.nl Doel: De toetsen van Itemdito zijn bedoeld voor de leerstofonafhankelijke toetsing van het NT2-niveau bij de intake, de voortgang en de afsluiting van het NT2traject. Doelgroep: NT2 leerders Gebruikers: ? Kosten: Op te vragen bij Bureau ICE, afdeling voorlichting, tel 0344 – 603434, email:
[email protected] Toepasbaarheid : ItemDito bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat en een gedeelte voor de docent (toetsbeheerder). Het deel voor de kandidaat is gebruikersvriendelijk en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om met computers te werk, wat bij inburgeraars van belang kan zijn. Er is een algemene instructie die direct via de on-line help kan worden opgeroepen. Het toetsbeheer bevat onder meer mogelijkheden voor: Registratie en beheer van toetsresultaten Het genereren van overzichten en rapportages Het toewijzen van geschikte toets(niveaus) aan kandidaten Het beoordelen van opgaven die niet automatisch gescoord kunnen worden (schrijfopdrachten) Kwaliteit: De opgaven van de toetsen zijn afkomstig uit de geschaalde itembanken van Bureau ICE. Gebruikswaarde: Geschikt voor afname bij grote aantallen kandidaten. Minder nakijkwerk voor de docent/toetsbeheerder. Leerervaring op doen met het werken op de computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of e-learning mogelijk. Bevordert zelfstandig werken. Niet geschikt voor nieuwkomers op absoluut beginnersniveau, wel verderop in het traject. Geschiktheid specifieke ItemDito kan gebruikt worden bij een verlengde intake van inburgeraars bij doelgroepen: NT2-trajecten.
45
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.17 NT2 -CAT Lezen en Luisteren (2002) Omschrijving:
NT2-CAT Lezen en NT2-CAT Luisteren zijn twee computergestuurde adaptieve toetspakketten NT2. Met deze toetspakketten kan per computer de lees- en luistervaardigheid NT2 worden getoetst. De pakketten bestaan uit intake- en vorderingentoetsen. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Doel: NT2-CAT Lezen en Luisteren zijn geschikt als: Intaketoets, om vast te stellen op welk NT2-niveau een instromende cursist functioneert; Vorderingentoets, om na te gaan of een cursist de lees- of luistervaardigheid van een bepaald NT2-niveau beheerst. Doelgroep: NT2-CAT Lezen en Luisteren zijn bedoeld voor de NT2-niveaus 1, 2 en 3 in de volwasseneneducatie. Gebruikers: ? Kosten: De toetspakketten kosten per stuk € 1.375,- standaard per jaar voor een licentie voor de hele unit Educatie van een ROC. Daarnaast wordt een prijs per afname per kandidaat berekend (ca. tussen de € 2,50 en € 1,-). Deze afnameprijs wordt steeds minder naarmate de test meer afgenomen wordt. Toepasbaarheid : NT2-CAT bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat (toetsmodule) en een gedeelte voor de docent (administratiemodule). Het deel voor de kandidaat is gebruikersvriendelijk en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om met computers te werk, wat bij de intake van belang is. Het toetsbeheer bevat onder meer mogelijkheden voor: Registratie en beheer van toetsresultaten Het plannen van toetsafnamen Het volgen van de vorderingen van cursisten Kwaliteit: Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen: Een opgavenbank met honderden geselecteerde opgaven Een toetsmodule Een administratiemodule om toetsafnames te plannen en de vorderingen van de cursisten te volgen Een handleiding Een computergestuurde audiovisuele instructie voor de cursist Gebruikswaarde: Geschikt voor afname bij grote aantallen kandidaten. Minder nakijkwerk voor de docent/toetsbeheerder. Leerervaring op doen met het werken op de computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of bij e-learning mogelijk. Bevordert zelfstandig werken. Niet geschikt voor nieuwkomers op absoluut beginnersniveau, wel verderop in het traject. Geschiktheid specifieke Minimum niveau NT2 vereist voor NT2-CAT Lezen en Luisteren is NT2doelgroepen: niveau 1. De pakketten zijn derhalve niet geschikt voor absolute beginners.
46
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.2.18 WISCAT (2002) Omschrijving:
WISCAT is een computergestuurd adaptief toetspakket voor rekenen en wiskunde voor de volwasseneneducatie. De opgaven zijn gebaseerd op de KSE-eindtermen van niveau 1 t/m 3. Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352 11 35, e-mail:
[email protected] website: www.citogroep.nl Cinop, Doel: WISCAT is geschikt als: • Intaketoets, om snel een indicatie te krijgen over het KSE-niveau van een instromende cursist; • Niveauvorderingentoets, om na te gaan in hoeverre een cursist de eindtermen van een bepaald KSE-niveau beheerst en of een cursist op een bepaald moment een achterstand heeft. Doelgroep: Volwasseneneducatie. Gemeente: Het Koning Willem I College, ’s-Hertogenbosch. Kosten: WISCAT kost eenmalig € 2.500,Toepasbaarheid : WISCAT bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat (toetsmodule) en een gedeelte voor de docent (administratiemodule). Het deel voor de kandidaat is gebruikersvriendelijk en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om met computers te werk. Het toetsbeheer bevat onder meer mogelijkheden voor: Registratie en beheer van toetsresultaten Het pla nnen van toetsafnamen Het volgen van de vorderingen van cursisten Kwaliteit: Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen: Een opgavenbank met 800 geselecteerde opgaven Een computerprogramma dat twee soorten toetsen kan afnemen Een administratiemodule om toetsafnames te plannen en de vorderingen van de cursisten te volgen Een handleiding Een computergestuurde instructie voor de cursist Gebruikswaarde: Voor plaatsing in opleidingsmodules rekenvaardigheid of plaatsing in opleidingsrichtingen die een bepaalde rekenvaardigheid vereisen bij duale of geïntegreerde trajecten. Leerervaring op doen met het werken op de computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of bij e-learning mogelijk. Bevordert zelfstandig werken. Geschiktheid specifieke De WISCAT is niet geschikt voor nieuwkomers/beginners NT2 die onder doelgroepen: NT2-niveau 1 zitten. Verderop in het traject is hij bruikbaar voor aanvullende toetsing.
47
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3 Tests 3.3.1 Sciopos Expert Systeem (1994) Omschrijving:
Een geautomatiseerd testsysteem om capaciteiten, persoonlijkheid en beroepeninteresse te meten. Het systeem is in het begin van de jaren zestig ontwikkeld in Israel. De naam Sciopos is opgebouwd uit de Latijnse woorden ‘scire’ en ‘posse’, weten en kunnen. Met Sciopos komt men te weten wat iemand kan. Sciopos kan gebruikt worden voor personeelsselectie, competentiemanagement, loopbaanontwikkeling, studie – en beroepskeuzeadvies, reïntegratie en potentieelbepaling. Verkrijgbaarheid: Sciopos bv. Klein Amerika 18, 2806 CA Gouda. Tel. 0182 55 52 00; fax 0182 55 52 01. KvK Gouda 33282770. Per half september: Grote Houtstraat 20A, 2011 SN Haarlem. Tijdens samenstellen handleiding nog geen nieuw tel. nr. bekend. Informatie via karla.oppe
[email protected] of
[email protected] Doel: De kandidaat wordt op interactieve wijze getest hetgeen resulteert in een profiel van capaciteiten, persoonlijkheid en interesses. De testmodules zijn ook apart in te zetten. Doelgroep: Volwassenen vanaf V(M)BO-niveau. Gemeente: AOB Limburg voor fase 4 werklozen; Plexus Arbeidsintegratie te Apeldoorn. Kosten: De kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid afgenomen tests in een jaar. Verdere informatie bij
[email protected] Toepasbaarheid : Sciopos traint en ondersteunt gebruikers in de toepassing van het systeem. Daardoor kunnen niet-psychologen eveneens leren werken met het systeem. Dit betreft een driedaagse training met hieraan gekoppeld een certificeringstraject. Afnameduur capaciteitentest: 1,5 uur. De afname van de totale test duurt ongeveer 4 uur, afhankelijk van de snelheid van werken. Er is geen schriftelijke versie van de test beschikbaar (alleen geautomatiseerde versie). Het testsysteem is modulair inzetbaar. Het systeem is sinds december 2001 in Windows beschikbaar en wordt door alle klanten als zodanig gebruikt. Het is nog niet mogelijk om de test in alle talen af te nemen in de Windowsversie. Dit kan wel in het Nederlands, Hebreeuws, Engels, Duits en Italiaans. In Israël is men bezig met de ontwikkeling van een versie in het Arabisch, Spaans en Frans. Het uitvoeren van psychologisch onderzoek kan ook aan Sciopos uitbesteed worden. Kwaliteit: De testbatterij is gestandaardiseerd. Er bestaat een handleiding die instructies bevat over afname van het systeem. Gebruikswaarde: De test geeft een indicatie van de cognitieve capaciteiten en persoonlijkheidseigenschappen van een persoon. Dit kan nuttig zijn als andere informatie over het cognitieve niveau, zoals diploma’s, ontbreken. Verder bevat het persoonlijkheidsprofiel informatie over criteria als zelfstandigheid, assertiviteit, emotionele stabiliteit, vertrouwen in eigen kunnen, aanvaarden van verantwoordelijkheid en het aanknopen van nieuwe betrekkingen. Deze persoonlijkheidseigenschappen kunnen in verschillende vormen van rapportages (automatisch) worden samengevat. De rapportages zijn eenvoudig in Word te bewerken, zodat eventuele informatie uit andere bronnen, zoals een interview, bij het uiteindelijke testrapport betrokken kan worden. Geschiktheid specifieke Het systeem is vertaald in meerdere vreemde talen, waaronder Duits, Engels, doelgroepen: Hebreeuws en Italiaans. Het systeem is geschikt voor de lagere niveaus vanaf V(M)BO t/m Universitair niveau. Het is onduidelijk in hoeverre ‘cultural bias’ een rol speelt bij de tests uit dit systeem. Er zijn te weinig gegevens bekend over testuitslagen van allochtone kandidaten. Bij het gebruik van deze tests bij allochtone doelgroepen dient de nodige voorzichtigheid in acht te worden genomen.
48
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.2 Multiculturele Capaciteitentest (1999) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep:
Gebruikers:
Kosten:
Toepasbaarheid :
Kwaliteit:
Gebruikswaarde:
49
De MCT-M is een capaciteitentest en geeft een overzicht van de capaciteiten van een persoon, waarbij onder capaciteiten een continuüm wordt verstaan dat loopt van min of meer zuivere aanlegfactoren (leervermogen/intelligentie) tot min of meer aangeleerde factoren (schoolse vaardigheden). De testserie bestaat uit acht subtests met 30 tot 45 items: Rekenvaardigheid, Komponenten, Woordrelaties, Cijferreeksen, Kontroleren (100 items), Spiegelbeelden, Woordanalogieen en Exclusie. Voorafgaande aan de opgaven uit de subtest is een instructie opgenomen en wordt een aantal oefenopgaven gegeven. NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email:
[email protected]; internet: www.noa-vu.nl De MCT-M geeft een overzicht van de capaciteiten van iemand en kan gebruikt worden bij het doen van voorspellingen omtrent de geschiktheid voor een bepaald (NT2)traject, opleiding of functie. De test is bedoeld voor groepen mensen met uiteenlopende (culturele)achtergronden, autochtoon of allochtoon, met een leeftijd vanaf ongeveer 15 jaar en een opleidingsniveau vanaf enkele jaren voortgezet onderwijs tot en met afgerond HAVO/MBO. De MCT-M wordt gebruikt door diverse ROC’s. Bijvoorbeeld: NOVA college Haarlem, ROC Leiden en ROC Amsterdam. De Stichting voor Vluchtelingenstudenten UAF gebruikt een aangepaste versie voor hoger opgeleiden van de test. Complete set bestaande uit: handleiding, 1 normenboek, 1 opgaveboek + 8 antwoordformulieren en nakijkmallen € 165,-. Kosten antwoordformulieren per 100: € 28,-. De afnameduur: 1.5 uur, instructie 50 min., tijdlimiet per subtest (van 4 tot 15 minuten); scoring: 15 – 20 minuten, automatische scoring ca. twee minuten; interpretatie: variabel. Er is ook een computerversie (Windows) beschikbaar. Interpretatie onder supervisie van een psycholoog/pedagoog of vergelijkbaar kennisniveau. Het volgen van een training over de MCT-M en testgebruik bij interpretatie door niet-psychologen/pedagogen is raadzaam. Handscoring mogelijk m.b.v. acht plastic sleutels. Electronische scoring mogelijk. Er zijn 29 normgroepen beschikbaar. De MCT-M is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die informatie bevat over onderbouwing, instructie, afname en scoring van de test. Er zijn meerdere normgroepen, waaronder allochtone normen, beschikbaar. De digitale versie (NOA DigiTool©) draait onder Windows en maakt volledig geautomatiseerde afname, verwerking en rapportage mogelijk. De test geeft een indicatie van de cognitieve capaciteiten van een persoon. Dit kan nuttig zijn als andere informatie over het cognitieve niveau, zoals diploma’s, ontbreken.
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Geschiktheid specifieke Bij de samenstelling van de MCT-M is getracht de afhankelijkheid van doelgroepen: cultureel bepaalde vaardigheden zoveel mogelijk te reduceren. Onder andere is een aantal tests opgenomen met betekenisloze figuren en met letter- en cijferreeksen. Verder is bij de subtest Rekenvaardigheid geen gebruik gemaakt van ingeklede of redactiesommen die een hoog beroep doen op taalvaardigheid en is slechts kennis van elementaire rekenkundige bewerkingen vereist. Tenslotte is de instructie van de MCT aangepast qua taalgebruik. Getracht is zoveel mogelijk te werken met woorden die een hoge gebruiksfrequentie hebben, uitgaande van het Basiswoordenboek Nederlands. Om te bepalen of een kandidaat het Nederlands voldoende beheerst om de instructie te begrijpen wordt bij de test een taaltest geleverd die voorafgaand aan de test kan worden afgenomen. Naast de test is een boekje met oefenopgaven ontwikkeld. Dit boekje dient voorafgaand aan de test aan de kandidaten ter beschikking gesteld te worden, zodat de kandidaten meer bekend worden gemaakt met het testmateriaal, de gehanteerde begrippen en de antwoordmogelijkheden. De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.Er zijn aparte normgroepen voor allochtonen.
50
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.3 NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten, NEO PI-R en NEO FFI (1996) Omschrijving:
De NEO FFI is een persoonlijkheidsvragenlijst met 60 items die vijf subschalen/domeinen omvat: N (Neuroticisme), E (Extraversie), O (Openheid), A (Altruïsme) en C (Consciëntieusheid). De NEO PI-R is een langere versie van de NE FFI, en telt 240 items uit dezelfde subschalen, N, E, O, A en C en kent daarbij per subschaal zes belangrijke eigenschappen/facetten die die domeinen definiëren( bv. bij subschaal Neuroticisme de facetten Angst, Ergernis, Depressie, Schaamte, Impulsiviteit en Kwetsbaarheid). Een respondent moet op vijfpuntsschalen van ‘helemaal oneens’ tot ‘helemaal eens’ aangeven in hoeverre de uitspraken zijn/haar mening weergeven. Voor de ontwikkeling van de items uit deze tests is gebruik gemaakt van de ‘big-five’ persoonlijkheidstheorie. Verkrijgbaarheid: Swets en Zeitlinger. Doel: Het meten van de persoonlijkheid aan de hand van de “big five” persoonlijkheidsdomeinen (N (Neuroticisme), E (Extraversie), O (Openheid), A (Altruïsme) en C (Consciëntieusheid)). Doelgroep: Volwassenen. Organisaties: ROC Haaglanden. AOB´s. Psychologische adviesbureaus. RIAGG. Kosten: Op te vragen bij Swets en Zeitlinger Toepasbaarheid : Afname en interpretatie door psychodiagnostisch gekwalificeerden. Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: NEO FFI: 10 –1 5 min., NEO PI-R 40 – 50 min.; scoring: 5 – 10 min.; interpretatie: ca. 15 min. Kwaliteit: De tests zijn gestandaardiseerd. Er is een handleiding verkrijgbaar. In de handleiding staat voldoende informatie over de onderbouwing, afname, instructie en scoring. Gebruikswaarde: De NEO vragenlijsten worden toegepast in de geestelijke gezondheidspsychologie en bij personeelsselectie en loopbaanvraagstukken. Geschiktheid specifieke De NEO vragenlijsten vereisen een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3. doelgroepen: Er is geen onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van de NEO vragenlijsten bij mensen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse. Er zijn geen allochtone normgroepen.
51
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.4 Multiculturele Persoonlijkheidstest (2001) Omschrijving:
De MPT is een persoonlijkheids- en waardenvragenlijst bestaande uit in totaal 130 items. Voor de ontwikkeling van de items is gebruik gemaakt van de ‘big-five’ persoonlijkheidstheorie en van onder meer de waardentheorie van Hofstede en Gordon. De items bestaan uit uitspraken waarvan men moet aangeven of men dit belangrijk of minder belangrijk vindt in het leven. De test bestaat uit 13 schalen van 10 items. De 13 schalen zijn: Altruïsme, Conformiteit, Doelgerichtheid, Emotionele Stabiliteit, Erkenning, Flexibiliteit, Leiderschap, Onafhankelijkheid, Overtuigingskracht, Prestatiemotivatie, Punctualiteit, Sociabiliteit, Variëteit. Verkrijgbaarheid: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email:
[email protected]; internet: www.noa-vu.nl. Doel: Doel van de test is het bepalen van persoonlijke competenties. Deze competenties kunnen in meer of mindere mate stabiel (persoonlijkheidseigenschappen) dan wel leerbaar (gedragsstijlen) zijn. Doelgroep: De test is bruikbaar vanaf ongeveer 15 jaar. De test is geschikt voor kandidaten met een opleidingsniveau vanaf basisonderwijs. De vragenlijst is bedoeld voor zowel autochtonen en allochtonen als voor mannen en vrouwen. Gebruikers: Ministeries, psychologische adviesbureaus. Kosten: Handleiding € 25,-, testformulieren € 200,- per 100 stuks; optisch leesbare antwoordformulieren € 75,- per 100 stuks. Toepasbaarheid : De MPT is zowel individueel als groepsgewijs af te nemen. De afnameduur: gemiddeld 20 minuten, instructie 5 min. Er is geen tijdlimiet; scoring: 15 – 20 minuten, automatische scoring ca. twee minuten; interpretatie: variabel. Afname en interpretatie liefst door psychodiagnostisch bevoegd psycholoog of pedagoog. In ieder geval onder supervisie van een psycholoog/pedagoog. Zowel handscoring als electronische scoring mogelijk. Kwaliteit: De MPT is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die informatie bevat over de achtergrond, instructie, afname en scoring van de test. Er zijn normgegevens verzameld.De digitale versie (NOA DigiTool©) draait onder Windows en maakt volledig geautomatiseerde afname, verwerking en rapportage mogelijk. Gebruikswaarde: Met de MPT verkrijgt men een persoonlijkheidsprofiel op een dertiental dimensies. De vragenlijst kan ingezet worden als diagnostisch instrument in coachings- en loopbaantrajecten, in selectieprocedures en in klinische settingen. Geschiktheid specifieke Veel allochtone kandidaten hebben moeite met persoonlijkheidsvragenlijsten. doelgroepen: De problemen betreffen vaak zowel het taalgebruik als de cultuurgebonden inhoud van de vragenlijsten. De MPT houdt zoveel mogelijk rekening met toepassing bij allochtone kandidaten. Het taalgebruik is vereenvoudigd en Nederlandse uitdrukkingen en gezegden in de items zijn vermeden. Voorts is de formulering van de items minder direct dan in veel persoonlijkheidsvragenlijsten het geval is. Er zijn (nog) geen allochtone normgroepen. De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.
52
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.5 BKT-M (1997) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep:
Gebruikers:
De Beroepskeuze Test bestaat uit 96 activiteiten, waarbij de kandidaat moet aangeven in welke mate hij/zij de activiteit leuk of interessant vindt. De activiteiten zijn verdeeld over een 15-tal schalen die de belangrijkste beroepssectoren representeren. NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email:
[email protected]; internet: www.noa-vu.nl Doel van de test is het bepalen van de beroepsinteresse. De test is bruikbaar vanaf 12 jaar, maar ook voor oudere cliënten kan de BKT-M zinvol worden gebruikt. De test is het meest geschikt voor kandidaten met een opleidingsniveau van basisonderwijs t/m MBO. Voor oudere kandidaten met een hoog opleidingsniveau (vanaf voltooid VWO) is de test minder geschikt. Diverse ROC´s waaronder ROC Amsterdam, ROC Leiden, NOVA College Haarlem, Da Vinci College Dordrecht. AOB´s. CWI.
Kosten: Toepasbaarheid :
Complete set (handleiding, normenboek en een testformulier): € 38,-. De BKT-M is zowel individueel als groepsgewijs af te nemen. Er is geen tijdlimiet. De gemiddelde benodigde tijd om de test in te vullen is ongeveer 15 minuten. De handleiding bevat een goede instructie over de afname van de test. Er is ook een computerversie (Windows) beschikbaar. Kwaliteit: De MPT is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die informatie bevat over de achtergrond, instructie, afname en scoring van de test. Er zijn normgegevens, waaronder allochtone normgroepen. De digitale versie (NOA DigiTool©) draait onder Windows en maakt volledig geautomatiseerde afname, verwerking en rapportage mogelijk. Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden in de fase van (hernieuwde) beroepskeuze (diagnostisch assessment). Naast gebruik binnen scholen, kan de lijst ook goed gebruikt worden in het kader van loopbaanbegeleiding. Opgemerkt dient te worden dat interesse of beroepsvoorkeur op zichzelf niets zegt over de geschiktheid van een kandidaat voor een bepaalde opleiding of beroep. Geschiktheid specifieke Bij de ontwikkeling van de de BKT-M is rekening gehouden met toepassing doelgroepen: bij allochtone kandidaten. Het taalgebruik is zoveel mogelijk vereenvoudigd en beroepsnamen in de items zijn vermeden. Er zijn aparte normgroepen voor allochtonen. De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.
53
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.6 FIT, Foto Interesse Test (2002) Omschrijving:
De FIT is een interessetest die uit 156 foto’s van verschillende werkzaamheden bestaat. Op iedere bladzijde van het fotoboek staan twee foto’s. De beroepen/werkzaamheden zijn verdeeld over 13 sectoren. Op iedere bladzijde staan foto’s uit twee verschillende sectoren. Er zijn steeds andere combinaties van sectoren gemaakt. Het is de bedoeling dat een van de twee werkzaamheden als de meest aantrekkelijke gekozen wordt. Uiteindelijk wordt gekeken welke sectoren vaak en minder vaak zijn gekozen. Verkrijgbaarheid: Geldergroep, Postbus 10149, 7301 GC Apeldoorn. Fax: 055 5789211, tel: 055 522 23 64, e-mail:
[email protected] Internet: www.geldergroep.nl Doel: Bepalen in welke beroepenrichting(en) iemand geïnteresseerd is. Doelgroep: t/m MBO-niveau. Beroepen op het niveau van het leerlingwezen zijn sterk vertegenwoordigd. Gebruikers: AOB´s, CWI. Kosten: Handleiding € 32,-; fotoboek € 14,-; set mallen ter correctie € 41,-; antwoordformulieren voor handscoring per stuk € 1,15. Toepasbaarheid : De FIT kan zowel individueel als groepsgewijs worden afgenomen. De afnametijd bedraagt ca. 30 minuten. Voor het scoren moet ongeveer tien minuten per antwoordformulier worden berekend. Kwaliteit: Er is (nog) geen handleiding verkrijgbaar. Het materiaal bestaat uit fotoboeken (in kleur), antwoordformulieren, sleutels voor het scoren en uitslagformulieren. Alles is gedrukt of geprint. Er zijn geen normen. Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het kader van loopbaanbegeleiding. De foto´s geven echter slechts een beperkt beeld van het beroep of de werkzaamheid. Geschiktheid specifieke De FIT is speciaal ontwikkeld voor mensen die de Nederlandse taal (nog) doelgroepen: niet goed beheersen. Enerzijds betreft het hier mensen waarvoor het Nederlands niet de moedertaal is en die nog niet zo lang bezig zijn de Nederlandse taal te leren; anderzijds betreft het Nederlanders die geen of weinig schoolopleiding hebben genoten of die veel problemen hebben met lezen. Het lezen speelt in de FIT een ondergeschikte rol. Er zijn foto’s gemaakt van mensen die aan het werk zijn. Onder deze foto’s staat een korte omschrijving van het werk/beroep dat op de foto wordt afgebeeld. Bij deze omschrijving zijn zoveel mogelijk bekende woorden gebruikt. Toch is voor het begrijpen van deze toelichting wel een NT2 beheersingsniveau 2 gewenst. Bij een te geringe kennis van het Nederlands is een begeleider gewenst die een toelichting kan geven.
54
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.7 FIV, Foto interesse vragenlijst (in ontwikkeling) Omschrijving:
DeFIV is een instrument voor het meten van de interesse in 14 sectoren van opleiding en beroep. De FIV is in ontwikkeling. Op dit moment is een (gratis) proefversie beschikbaar. De FIV bestaat uit twee delen: een vragenlijst voor de kandidaat met 168 vragen in de vorm van vier foto’s waaruit er een gekozen dient te worden. Daarnaast een interpretatiemodule waarmee een loopbaanadviseur de uitslag kan berekenen en interpreteren. De uitslag bestaat uit een rangorde van 14 opleidings- en beroepssectoren. Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl Doel: Het bepalen van de interessevoorkeur van de kandidaat voor een bepaalde opleidings- of beroepssector. Op grond van de uitslag kan een advies voor een bepaald opleidingstraject worden voorgesteld. Doelgroep: Kandidaten die het Nederlands niet goed beheersen en die hun interessevoorkeur niet goed aan de hand van tekstuele items kunnen bepalen. De beroepen op de foto’s uit de test zijn vooral beroepen op lager en middelbaar niveau (MBO, niveau 1 en 2 en in veel mindere mate niveau 3 en 4). Gebruikers: ? Kosten: Nog niet bekend. Op dit moment is de cd-rom gratis verkrijgbaar bij het LDC. Toepasbaarheid : De VIF staat op een cd-rom. Deze is gemakkelijk te installeren onder Windows en bestaat uit een module voor de kandidaat en een module voor de testafnemer/loopbaanadviseur. Het programma is voorzien van een on-line helpfunctie en zeer gebruikersvriendelijk. Alle stappen die de invuller en de adviseur moeten zetten zijn voorzien van een ingebouwde toelichting. De afnametijd bedraagt ongeveer een uur. Kwaliteit: Een handleiding is in ontwikkeling. Er zijn nog geen normgroepen. De informatie daarvoor wordt nu verzameld. Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het kader van loopbaanbegeleiding. Maar de foto´s op de cd-rom van de beroepen geven slechts een beperkt beeld van de opleiding of het beroep. Geschiktheid specifieke Van de gebruiker wordt wel enige beheersing van het Nederlands gevraagd doelgroepen: (vanaf NT2 niveau 2). De instructie is in het Nederlands geschreven; bij elke foto is een bijschrift gevoegd waarop de activiteiten op de foto en de naam van het afgebeelde beroep vermeld worden. Bij een te geringe kennis van het Nederlands is een begeleider gewenst die een toelichting kan geven. Verder is enige ervaring met het gebruik van PC en muis vereist.
55
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.8 AWIT, Afbeeldingen Werkzaamheden Intere sse Test (1996) Omschrijving:
De AWIT is een eenvoudige interessetest die uit 90 kleurenafbeeldingen, die tien werkrichtingen presenteren, bestaat. Iedere werkrichting is onderverdeeld in negen werkzaamheden. Door middel van de AWIT kan men inzicht verkrijgen in de belangstelling voor de volgende tien werkrichtingen: • Huishoudelijke en/of begeleidende werkzaamheden • Werken met voedsel • Werken in de groene/agrarische richting • Werken met dieren • Werken in en rond een winkel en/of magazijn • Technisch onderhoud • Administratie • Werken in de bouw • Werken in de productie -industrie (non-food) • Werken met textiel
Alle werkzaamheden liggen op het niveau van assistentenfuncties. Verkrijgbaarheid: Octant loopbaanadviseurs, Noorderkade 2b, 1823 CJ Alkmaar. Fax: 072 – 5201240, tel: 072 5201210. E-mail:
[email protected], Internet: www.octant.nl Doel: Het bepalen van de interessevoorkeur in het kader van een LOB-programma door het visueel aanbieden van werkzaamheden die voor de beoogde doelgroep haalbaar zijn. Doelgroep: De AWIT is ontwikkeld voor leerlingen van VSO/MLK scholing Gebruikers: VSO/MLK scholen in Noord-Holland. Kosten: Een complete set (handleiding, vijftien testboekjes, vijf scoremode llen en een antwoordformulier) € 370,97. Een cd-rom, inclusief handleiding € 74,87. Losse handleiding € 29,50. Los AWIT boekje € 29,50. Toepasbaarheid : De test werkt volgens het gedwongen keuzeprincipe, d.w.z. er moet telkens een keuze gemaakt worden tussen 45 paren van foto’s van twee verschillende werkrichtingen. De test is eenvoudig af te nemen, afnameduur ca.30 minuten. Met behulp van mallen kan de test gescoord worden (handscoring). De test is ook op cd-rom verkrijgbaar. Kwaliteit: De test is gestandaardiseerd. Er is een handleiding die informatie bevat over de instructie, afname en scoring van de test. De testboekjes zijn in kleuren gedrukt. Er zijn geen normgroepen. Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het kader van loopbaanbegeleiding. De foto´s geven in beide versies echter slechts een beperkt beeld van de werkrichting of werkzaamheid. Geschiktheid specifieke Uitgangspunt is het op een visuele manier aanbieden van werkzaamheden. doelgroepen: Gezien de vorm (foto’s) en inhoud (werkzaamheden op assistentenfunctie niveau) van de AWIT lijkt de test geschikt voor meerdere doelgroepen. Voor een ieder die moeite heeft met verbaal aangeboden materiaal en wiens mogelijkheden op de arbeidsmarkt liggen op het assistentenniveau, kan de AWIT een instrument zijn voor interessepeiling. Bij een te geringe kennis van het Nederlands is een begeleider gewenst die een toelichting kan geven.
56
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.9 WHOQOL-100, WHO Kwaliteit van Leven Vragenlijst (1995) Omschrijving:
Vragenlijst met 100 items die de subjectieve kwaliteit van leven meet. De items gaan over 24 facetten van iemands leven zoals Pijn en ongemak, Energie en vermoeidheid, Slaap en rust etc. Elk facet kent drie meetniveaus: objectief, subjectief en een vraag naar de belangrijkheid van het facet. Er zijn zes subschalen: I. Lichamelijke gezondheid II. Psychische gezondheid III. Mate van onafhankelijkheid IV. Sociale relaties V. Omgeving VI. Spiritualiteit De WHOQOL-100 kan gebruikt worden als generieke lijst voor de subjective kwaliteit van leven en is geschikt voor interpretatie op individueel niveau. Verkrijgbaarheid: KUB Tilburg, vakgroep Psychologie. Doel: Vaststellen van de (ervaren) kwaliteit van leven (gezondheidstoestand Doelgroep: Gezonden, (chronisch) zieken, volwassenen in stressvolle situaties. Gebruikers: Diverse instellingen in de gezondheidszorg. Kosten: Op te vragen bij KUB Tilburg, vakgroep Psychologie. Toepasbaarheid : Er is zowel een zelfrapportage vragenlijst als een vragenlijst die door de interviewer ingevuld wordt. Afname onder supervisie van een psycholoog. Interpretatie door psycholoog of ander psychodiagnostisch bevoegde. Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: 15 – 20 min., scoring: ca. 20 min.; interpretatie: variabel. Kwaliteit: Er is geen handleiding en er zijn geen normen voor individueel gebruik. Gebruikswaarde: Kan gebruikt worden als multidimensionale indicator voor de kwaliteit van leven m.b.t. gezondheid. Bij aanvullend onderzoek naar belemmeringen vanwege psychische of medische redenen om aan een inburgeringstraject deel te nemen. Geschiktheid specifieke De zelfrapportage vragenlijst, die zelfstandige invulling vereist, is niet doelgroepen: geschikt voor inburgeraars. De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3.
57
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.10 SF-20, MOS Short-Form General Health Survey (1992) Omschrijving:
Vragenlijst met 20 items naar de ervaren gezondheidstoestand. Meet de lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid, algemene ervaring van de gezondheid en lichamelijke pijn. Verkrijgbaarheid: Noorderlijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, RUG, A. Deusinglaan 1, 9713 AV, Groningen. Doel: Meten van lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid, algemene ervaring van de gezondheid en lichamelijke pijn. Doelgroep: Patiënten en algemene populatie. Gebruikers: Diverse instellingen in de gezondheidszorg. Kosten: Op te vragen bij de RU Groningen. Toepasbaarheid : Afname door goed getrainde interviewers onder supervisie van een psycholoog, interpretatie door psycholoog of andere Interpretatie door psychodiagnostisch bevoegde. Mondelinge afname met antwoordkaartjes verdient de voorkeur. Kwaliteit: Er is een handleiding, maar deze verschaft weinig informatie. Er zijn geen individuele normen. Gebruikswaarde: Kan gebruikt worden als multidimensionale indicator voor de kwaliteit van leven m.b.t. gezondheid. Maar: interpretatie door psycholoog. De test kan derhalve niet door iedereen af worden genomen. Geschiktheid specifieke Door mondelinge afname met antwoordkaartjes eventueel m.b.v. tolk af te doelgroepen: nemen. De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3.
58
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.3.11 PTSS-ZS, Post Traumatische Stress Stoornissen-Zelf Scoring, 1995 Omschrijving:
Zelfbeoordelingsvragenlijst met 17 items verdeeld over de onderdelen Herbeleven, Vermijden en Hyperactivatie. Van drie mogelijkheden moet het over de laatste vier weken meest passende antwoord aangekruist worden. De PTSS-ZS kan gebruikt worden als alternatief voor een uitgebreid interview als snelle screening op PTSS symptomen noodzakelijk is. Verkrijgbaarheid: Bij de auteur, I.V.E. Carlier, AMC, Psychotraumagroep, Tafelbergweg 25, 1105 BC Amsterdam. Doel: Meten van posttraumatische stress stoornis DSM-IV. Doelgroep: Volwassenen. Gebruikers: AMC. Kosten: Op te vragen bij AMC Psychotraumagroep. Toepasbaarheid : Afname en interpretatie na training onder supervisie van een psycholoog. Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: 10 – 15 min.; scoring en interpretatie: 10 – 15 min. Interpretatie door psychodiagnostisch bevoegde. Kwaliteit: Voldoende kwaliteit van testmateriaal, maar er is geen handleiding. Geen normen. Gebruikswaarde: PTSS diagnose wordt gesteld bij een aangegeven aantal symptomen per onderdeel. Interpretatie op individueel en groepsniveau. Bruikbaar in een klinische setting onder supervisie van een psycholoog. Niet zonder meer geschikt binnen het kader van IO. Wel informatief voor trajectbegeleiders en intakers om de vragenlijst eens door te nemen. Geschiktheid specifieke De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3. doelgroepen:
59
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.4 Praktijkassessments 3.4.1 ROC Oriënterend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) Omschrijving:
De oriënterend assessmentmethdodiek Opmaat is ontwikkeld voor ROC’s en wordt onder meer gebruikt in de Volwassenen Educatie. Het oriënterend assessment bestaat uit 14 praktijkopdrachten verspreid over vier opleidingsen beroepssectoren: • Techniek (vijf praktijkassessments: Houtbewerken, Stekker verbinden, Kraan repareren, Buizen monteren en Plaatbewerken); • Dienstverlening: Horeca en Verzorging (drie praktijkassessments: Mitella aanleggen, Bedienen en Voedselbereiden); • Economie: Detailhandel en Administratie (vier praktijkassessments: Kado verkopen in kantoorboekhandel, Inventariseren en voorraadbeheer, Opzoeken & indexeren en Post verwerken); • Agrarische sector (twee assessments: Planten telen en Hovenieren).
De praktijkopdrachten geven de deelnemers een indruk van de sector en laten de deelnemers kennis maken met de verschillende handelingen en vaardigheden die nodig zijn voor het werken/leren in de sector. Binnen het oriënterend assessment wordt met verschillende media, zoals video en computer, gewerkt. In enkele praktijkopdrachten werken de deelnemers samen, de andere worden individueel uitgevoerd. Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl Inhoudelijke informatie en trainingen: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email:
[email protected]; internet: www.noa-vu.nl. Doel: Het primaire doel van het assessment is om de cursist kennis te laten maken met en te laten ervaren hoe het is om in een bepaalde opleidings/beroepssector werkzaamheden uit te voeren. Doelgroep: Dit assessment is bedoeld voor mensen die zich in de fase van een (hernieuwd) opleidings- of beroepskeuzeproces bevinden. Het opleidingsniveau: basisonderwijs t/m MBO. Gebruikers: De ROC oriënterend assessmentmethode Opmaat wordt door een groot aantal ROC’s gebruikt waaronder Friesland College, Da Vinci College Dordrecht en ROC Oost Nederland. Kosten: Informatie hierover op te vragen bij het LDC. Toepasbaarheid : De afname van een opdracht duurt gemiddeld een uur. Afname van het totale assessment duurt ongeveer twee dagen. Bijna alle opdrachten kunnen in een klaslokaal uitgevoerd worden. Voor sommige opdrachten is een praktijklokaal nodig of handig.Voor het uitvoeren van het assessment zijn assessorenvaardigheden nodig. Aan het gebruik van het oriënterend assessment is een door NOA verzorgde tweedaagse assessorentraining verbonden. Kwaliteit: Het assessment is gestandaardiseerd. Bij het assessment hoort een handleiding (“Algemene handleiding intake en oriënterend assessment” (LDC, 1998)). In de handleiding staat aangegeven wat assessment is en hoe een assessment opgezet en uitgevoerd dient te worden. Per praktijkopdracht is er een handboek samengesteld, waarin in detail wordt aangegeven hoe de betreffende praktijkopdracht uitgevoerd dient te worden. Er zijn geen normen. Gebruikswaarde: Dit praktijkassessment heeft een oriëntatiedoeleinde. Het heeft een voorlichtende werking en biedt een realistische blik op beroepen en/of opleidingen. Verder biedt het de mogelijkheid tot zelf-reflectie. Geschiktheid specifieke NT2 niveau 2 is vereist, onder meer omdat alle instructies voor de doelgroepen: opdrachten in het Nederlands geschreven zijn.
60
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.4.2 ROC Beoordelend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) Omschrijving:
De beoordelend assessmentmethdodiek Opmaat is ontwikkeld voor ROC’s en wordt onder meer gebruikt bij de doorstroom uit de Volwassenen Educatie naar Beroepsopleidingen. Het beoordelend assessme nt bestaat uit los verkrijgbare modules voor de volgende opleidings- en beroepssectoren: Agogisch opleidingen, Zorg, Detailhandel, Administratie, Technische Informatica, Metaal en Electrotechniek Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl. Inhoudelijke informatie en trainingen: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email:
[email protected]; internet: www.noa-vu.nl. Doel: Het primaire doel van het beoordelend assessment is het bepalen van de geschiktheid van een toekomstige leerling voor een bepaalde opleidingsrichting. Doelgroep: Het beoordelend assessment is een instrument dat ingezet kan worden bij de intake voor een bepaalde beroepsopleiding. Het is met name bedoeld voor toekomstige leerlingen waarvan het instroomniveau lastig is in te schatten en voor leerlingen met een beperkt beroepsbeeld. Het instrument is geschikt voor zowel autochtonen als allochtonen; leeftijdsindicatie vanaf 16 jaar. Gebruikers: De beoordelend assessmentmethdodiek Opmaat wordt door een aantal ROC’s gebruikt waaronder ROC Flevoland en ROC Westerschelde. Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij het LDC. Toepasbaarheid : De afname van een opdracht duurt gemiddeld een uur. Afname van het totale assessment duurt per opleidingsrichting ongeveer een dag. Veel opdrachten kunnen in een klaslokaal uitgevoerd worden. Voor sommige opdrachten is een praktijklokaal nodig of handig. Voor het uitvoeren van het assessment zijn assessorenvaardigheden nodig. Aan het gebruik van het oriënterend assessment is een door NOA verzorgde tweedaagse assessorentraining verbonden. Kwaliteit: Het assessment is gestandaardiseerd. Alle opdrachten zijn ontwikkeld op basis van een analyse van de betreffende opleidingsrichtingen, onder meer met de Kritieke Incidenten Methode. Verder is er een analyse gemaakt van de uitvalredenen van cursisten. De resultaten van dit onderzoek zijn bij de ontwikkeling van het assessment gebruikt. Bij het assessment hoort een handleiding (“Algemene handleiding intake en beoordelend assessment” (LDC, 1998)). In de handleiding staat aangegeven wat assessment is en hoe een assessment opgezet en uitgevoerd dient te worden. Per praktijkopdracht is er een handboek samengesteld, waarin in detail wordt aangegeven hoe de betreffende praktijkopdracht uitgevoerd dient te worden. Er zijn geen normen. Verder is er een draaiboek voor het organiseren van een voorlichtingsdag over het assessment. Gebruikswaarde: Door middel van het praktijkassessment krijgen de assessoren een beeld van de interesses, capaciteiten en vaardigheden van een (toekomstige) leerling. Voor de kandidaat biedt het assessment volop de mogelijkheid om zich diepgaand te oriënteren op de opleiding en het toekomstig beroep. Geschiktheid specifieke Een zekere taalvaardigheid in het Nederlands is vereist, o.m. omdat alle doelgroepen: instructies voor de opdrachten in het Nederlands geschreven zijn.
61
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.4.3 Praktijkassessment van sleutelvaardigheden (2000) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep:
Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
Kwaliteit:
62
Een assessment met het karakter van een development center voor het beoordelen van competenties van lage en ongeschoolde werkzoekenden. Het betreft de volgende “sleutelvaardigheden”: motivatie, zelfstandigheid, communicatie, samenwerking, leervermogen, flexibiliteit, basisregels opvolgen, opkomen voor jezelf/anderen en stressbestendigheid. Er zijn zes praktijkopdrachten ontwikkeld (de opdrachten worden uitgevoerd in de authentieke werkomgeving van leer-werkbedrijven); • Opdracht samenwerken • Opdracht catering • Opdracht techniek • Opdracht montage/demontage • Opdracht magazijn • Opdracht postkamer Er is ook een portfolio ontwikkeld waarin de resultaten van de praktijkopdrachten opgenomen kunnen worden. Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073 6123425, internet: www.cinop.nl Het doel is kandidaten bewust te laten worden van de eigen persoonlijke kwaliteiten en te onderzoeken welke ontwikkeling daarin wenselijk is en hoe daaraan vorm te geven in het kader van verdere loopbaanontwikkeling. Uiteindelijk: het bepalen van de geschiktheid voor werk of scholing. Laag en ongeschoolde werkzoekenden. Meer specifiek gaat het om doelgroepen met een profiel, waarop meerdere van onderstaande kenmerken van toepassing zijn: • Ontbreken van formele algemene of beroepskwalificaties (of alleen (deel)kwalificaties tot maximaal assistentenniveau) • Ontbreken van arbeids- of beroepservaring waarop voortgebouwd kan worden • Onduidelijk of irreel beeld van eigen capaciteiten en kwaliteiten • Geen duidelijk arbeids- of beroepsbeeld; geen beroepsvoorkeur of loopbaankeuze • Buiten de persoon gelegen belemmeringen die intrede belemmeren zoals een andere cultuur- of taalachtergrond In de persoon gelegen belemmeringen die te maken hebben met houding en gedrag. ROC Midden Brabant, ROC Da Vinci College Dordrecht, Praktijk Leerbedrijf Tilburg. ca. € 1500,- per kandidaat. Deze praktijkassessments worden niet in een klas- of praktijklokaal uitgevoerd, maar in een leer-werkplaats (keuken, kinderdagverblijf, werkplaats demontage, magazijn etc.). Het zelf uitvoeren van een praktijkassessment is mogelijk na het volgen van een meerdaagse beoordelend assessmenttraining. Er zijn twee publicaties aan de hand waarvan het assessment uitgevoerd kan worden: 1. Praktijkassessment van sleutelvaardigheden. Methodische verantwoording. 2. Portfolio, overzicht van ervaringen en persoonlijke kwaliteiten. In de eerste publicatie wordt beschreven hoe de assessments uitgevoerd moeten worden en welke materialen nodig zijn voor de uitvoering.
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Gebruikswaarde:
De kandidaten krijgen een goed zicht op hun persoonlijke kwaliteiten en functioneren.
Geschiktheid specifieke De doelgroep is nader te omschrijven als: laagopgeleide en ongeschoolde doelgroepen: werkzoekenden, met een grote afstand tot werk of opleiding, die vooral praktisch en niet theoretisch gericht zijn. Een zekere taalvaardigheid in het Nederlands is vereist, onder meer omdat alle instructies voor de opdrachten in het Nederlands geschreven zijn.
63
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.5 Assessment:Center Methode 3.5.1 ROC Nijmegen CBB Oriëntatie Assessment Allochtonen (versie 2001) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep: Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
Kwaliteit: Gebruikswaarde:
64
Een alomvattend tien weken durend assessmentprogramma volgens de Assesment Center Methodiek (meedere instrumenten) dat beroepsperspectieven, opleidingsmogelijkheden, functioneringsniveau en inzetbaarheid ten aanzien van arbeidsmarktrelevante sectoren in kaart brengt. De opdrachtgever ontvangt over iedere deelnemer een rapportage met een advies over het meest affectieve traject richting arbeidsmarkt. Het assessmentprogramma bestaat uit: • Capaciteiten- en Interessetest • Onderzoek naar relevante persoonskenmerken • Arbeidsmarkt en beroepenoriëntatie • Onderzoek naar basisvaardigheden techniek, agogische dienstverlening en zakelijke dienstverlening • Toetsing functionele taal- en rekenvaardigheid • Bedrijfsbezoek/excursie/werkplek oriëntatie • Training interculturele communicatie • Ontwikkeling van basisvaardigheden Nederlands, rekenen en sociaal maatschappelijke kennis Voor het ACM zijn praktijkopdrachten voor de volgende richtingen ontwikkeld: Administratie, ICT, Verzorging, Detailhandel, Horeca, Autotechniek, Autoschadeherstellen en Elektrotechniek. ROC Nijmegen en Omstreken, Centrum voor Baan en Beroep. Doel van het Oriëntatie Assessment Allochtonen is om het voor een werkzoekende meest effectieve traject naar de arbeidsmarkt te bepalen. Met het assessment wordt de daarvoor noodzakelijke scholing vastgesteld. Het assessmentprogramma is bedoeld voor werkzoekende allochtonen die geen of weinig opleidings- en werkervaring in Nederland hebben en bij wie het arbeidspotentieel onduidelijk of niet reëel is. Gemeente Nijmegen, CBB. Door het CBB wordt € 3857,13 per kandidaat in rekening gebracht (tarief 2001). Het assessment wordt uitgevoerd door het CBB. De eerste zes weken wordt er groepsgewijs gewerkt. De praktijksimulaties worden op gestandaardiseerde wijze geobserveerd door getrainde assessoren. Het zelf uitvoeren van een of meerdere van de ontwikkelde praktijkassessments is mogelijk na het volgen van een meerdaagse beoordelend assessmenttraining. Er is een draaiboek en een handleiding. Met het volledige tienweekse programma wordt een uitvoerig beeld verkregen van het persoonsprofiel en het arbeidspotentieel van de kandidaat. Het wordt duidelijk welk scholingstraject richting arbeidsmarkt nodig is.
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Geschiktheid specifieke Er worden twee instroomcriteria gehanteerd: doelgroepen: Toestemming om te mogen starten van de uitkerende instantie of een andere opdrachtgever. Voldoende beheersing van de Nederlandse taal (NT2 “op weg naar” niveau 2). Het vereiste taalniveau NT2 is zowel van belang bij de tests als bij de praktijkopdrachten. Het programma is zodanig samengesteld “dat zo optimaal mogelijk rekening wordt gehouden met de cultureel bepaalde factoren die een over- of onderwaardering kunnen veroorzaken bij bepaalde beoordelingen/metingen en interpretaties”.
65
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.5.2 LBA Eureka Assessmentmethodiek (versie 1999) Omschrijving:
Een meer weeks programma volgens de Assesment Center Methodie k (voor algemene potentieelbeoordeling in het kader van loopbaanadvisering). Het programma bestaat uit vijf modules: • Introductiemodule • Verbale capaciteiten (opdrachten lezen, schrijven, luisteren en spreken) • Exacte capaciteiten (basisvaardigheden, meetkunde, meten en metriek, tabellen/grafieken/formules, verhoudingen, logica) • Sociale capaciteiten (samenwerkingsopdrachten) • Motorische capaciteiten (handvaardigheden, grove en fijne motoriek)
Alle modules zijn er op drie kennisniveaus, zodat het assessment aansluit bij het opleidingsniveau van de kandidaat. Verkrijgbaarheid: Uitgever: CWI, Centrum Vakopleiding Nederland (nu: ROC utrecht – Centrum Vakopleidingen), Atoomweg 63, 3542 AA Utrecht, tel: 030 248 78 78, fax: 030 248 78 79 Doel: Het opstellen van een loopbaanadvies door het inschatten van de capaciteiten en vaardigheden van deelnemers. Doelgroep: Klanten van CWI. Het programma is geschikt voor mensen van verschillende opleidingsniveaus, zowel allochtonen als autochtonen. In de opdrachten wordt aangesloten bij het kennisniveau van de deelnemer, waardoor het programma voor zowel lager als hoger opgeleiden geschikt is. Gebruikers: CBB Apeldoorn, meerdere CBB’s, ROC’s en Centra Vakopleiding Kosten: ? Toepasbaarheid : Het assessment center wordt uitgevoerd door Arbeidsvoorziening. Het zelf uitvoeren van een praktijkassessment is mogelijk na het volgen van een meerdaagse beoordelend assessmenttraining. Kwaliteit: Er is een handleiding en een invoeringsdraaiboek ontwikkeld. Gebruikswaarde: Met het volle dige programma wordt een uitvoerig beeld verkregen van het persoonsprofiel en het arbeidspotentieel van de kandidaat, op basis waarvan een loopbaanadvies kan worden gegeven. Het wordt duidelijk welk scholingstraject richting arbeidsmarkt (nog) nodig is. Geschiktheid specifieke Voor de opdrachten geldt dat de deelnemer de schriftelijke en mondelinge doelgroepen: instructies moet kunnen begrijpen en zelf ook voldoende moet kunnen communiceren (NT2-niveau 2 vereist).
66
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6 Methoden 3.6.1 EVC-beoordeling Omschrijving:
EVC staat voor Elders (ook wel Eerder) Verworven Competenties. Dit is een methode waarbij men buiten het reguliere onderwijs verworven kennis, vaardigheden en houdingsaspecten van kandidaten inventariseert en zo mogelijk erkent en certificeert. Het wordt toegepast bij loopbaanbegeleiding als kandidaten wel ervaring, maar weinig of geen diploma’s hebben. In een compleet EVC-proces worden de competenties getoetst en vergeleken met een officiële kwalificatiestructuur. Dat maakt het mogelijk er formele erkenning aan te verbinden. Een EVC-procedure kan op uiteenlopende manieren uitgevoerd worden, maar de volgende stappen zijn altijd te onderscheiden: • Competenties in kaart brengen (het herkennen) • Competenties beoordelen (het erkennen) • Het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan Het herkennen en inventariseren van competenties gebeurt vaak met behulp van de portfoliomethodiek. De deelnemer verzamelt bewijzen voor de competenties in het portfolio. Als bewijsmateriaal fungeren diploma’s, werkgeversverklaringen, werkstukken, getuigschriften of foto’s van geleverd werk. In de fase van erkennen beoordelen assessoren de competenties en de bewijzen uit het portfolio. Indien aanvullende bewijslast nodig is kan een proeve van bekwaamheid of assessment volgen. De assessoren vergelijken de competenties met een standaard waarin staat wat iemand moet kunnen en kennen. Vaak fungeert de landelijke kwalificatiestructuur als standaard. De gehanteerde beoordelingsstandaard kan ook zijn vastgesteld door een bedrijf. Dit resulteert dan in bedrijfsgebonden certificaten.
Verkrijgbaarheid:
Doel:
Doelgroep: Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
67
Informatie over EVC-procedures bij : • Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073 6123425, internet: www.cinop.nl • Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Weegbree 6, 5432 HA Cuijk, tel: 06 108 802 50 • Stichting IVIO, postbus 37, 8200 AA Lelystad, tel: 0320 229928, fax: 0320 229999, e-mail secretariaat:
[email protected], internet: www.ivio.nl • Kenniscentrum EVC, Kriekenpitplein 21-22, 3584 EC Utrecht, postbus 80149, 3508 TC Utrecht, tel: 030 253 8664, fax: 030 253 8970, e-mail:
[email protected] internet: www.kenniscentrumevc.nl • OVDB, postbus 131, 3980 CC Bunnik, www.ovdb.nl Met EVC krijgt men de mogelijkheid om in een zo kort mogelijk traject een erkend diploma of certificaat te halen. Dit kan zowel vanuit een onderwijsals vanuit een arbeidscontext. Zowel leerders/werknemers als onderwijsinstellingen/werkgevers kunnen er baat bij hebben. Voor onderwijsinstellingen is het een manier om maatwerk te leveren en instroom van nieuwe ‘klanten’ te realiseren. Werknemers, werkzoekenden en (potentiële) leerlingen (bijvoorbeeld herintreders, zij-instromers). Diverse onderwijsinstellingen en bedrijven met name in de sectoren zorg, bouw en administratie. Informatie hierover op te vragen bij Cinop, IVIO, OVDB of het Kenniscentrum EVC. Als EVC leidt tot formele erkenning dient een EVC-procedure te voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als gelden voor examinering. De invoering van
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
EVC-procedures vraagt dan ook om specifieke deskundigheid. Tot een EVC-procedure kunnen diverse meetinstrumenten behoren, zoals assessments en capaciteitentests. De kwaliteit van de EVC-procedure is afhankelijk van de kwaliteit van deze instrumenten. Daarnaast is het van belang dat de procedure goed beschreven wordt. Zowel Cinop als het Kenniscentrum EVC hebben een handleiding gemaakt. Gebruikswaarde: EVC houdt in dat huidige kennis en vaardigheden kunnen meetellen voor het behalen van een certificaat of vrijstelling voor een beroepsopleiding. Door werkervaring en eerder gevolgde opleidingen kan men voor deze vrijstellingen en certificaten in aanmerking komen. Men kan daarna een kortere opleiding volgen om volledig gediplomeerd te worden. Dit lukt soms al in een paar maanden. EVC biedt een kans op tijdbesparing, bijvoorbeeld bij omscholing, of bij herintreding zonder vereiste diploma’s of kwalificaties. Geschiktheid specifieke EVC is in theorie geschikt voor mensen met (te) weinig diploma’s, maar veel doelgroepen: ervaring (en ambitie en motivatie). Niet alle inburgeraars hebben diploma´s of genoeg ervaring. Het vereiste taalbeheersingsniveau NT2 ligt op niveau 3, zeker als er assessments en capaciteitentests worden ingezet. Kwaliteit:
Overzicht bestaande EVC-procedures (zie ook: www.cinop.nl): Branche Administratie Afbouw Agrarische sector Bouw Distributie Distributie Electrotechniek Grafische sector Procesindustrie Schildersbranche Textiel, Tapijt en Confectie Textiel, Tapijt en Confectie Textiel, Tapijt en Confectie Transport & Logistiek Uiterlijke verzorging/kappers Verkoop Weg- en waterbouw Weg- en waterbouw Zorg Zorg Zorg Zorg Zorg Zorg
68
Taskforce Inburgering 2002
Kwalificatie Secretarieel medewerker Monteur systeemwanden/ – plafonds Proceshygiene voedingsindustrie Primaire Timmerkracht Magazijnmedewerker/Orderpick er Winkelassistent Elektromonteur ? ? Schilderen Assistent operator garenverwerking Assistent operator Veredeling Assistent operator Vezelverwerking Orderontvangst/Goederenuitleve r. Afrokapper Winkelassistent Machinist mobiele kranen Machinist torenkranen Allochtone artsen Helpende Kinderopvang (SPW) Verpleegkundige Verzorgende Woonbegeleiding (SPW)
Niveau 2 2 2 2 1 1 4 2 en 3 3/4 2 1/2 1/2 1/2 1/2 2/3 1 3 3 UNIV 2, 3, 4 3 4 3 4
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.2 Internationale Diploma Waardering (IDW) Omschrijving:
Met IDW kan het niveau van in het buitenland behaalde diploma´s worden vastgesteld. Mede op basis van de uitkomsten van het IDW kan bepaald worden welke arbeidsmarktkansen de inburgeraar heeft en hoeveel aanvullende scholing nuttig is.In de WIN wordt diplomawaardering bij de paragraaf IBO genoemd als onderdeel van het IBO. Vanaf 2003 zijn de CWI´s verantwoordelijk voor IDW. De feitelijke uitvoering van de diplomawaardering vindt plaats bij: • De Informatie Beheergroep (IBG) bezit vooral expertise op het gebied van algemeen voortgezet onderwijs; • Nuffic: voor het hoger onderwijs; • Colo: voor het middelbaar beroepsonderwijs.
Er zijn twee soorten documenten: een diplomawaardering en een verklaring van genoten onderwijs. Een diplomawaardering is mogelijk als de klant originele schriftelijke bewijzen heeft, of kan verkrijgen, eventueel met behulp van anderen. Een verklaring van genoten onderwijs wordt afgegeven als er geen schriftelijk bewijs is. In een dergelijke verklaring staat vermeld dat een persoon naar eigen zeggen een diploma heeft behaald wat te vergelijken is met een bepaald niveau in Nederland. In bepaalde gevallen is een beschikking van een ministerie nodig om een beroep te mogen uitoefenen. Verkrijgbaarheid: Informatie Beheer Groep (Groningen) Tel: 050 5997755 Nuffic: www.nuffic.nl Colo: www.colo.nl Doel: Diplomawaardering heeft als doel om mensen in het bezit van een buitenlands diploma te helpen bij het betreden van de arbeidsmarkt of bij het beginnen van een (vervolg)opleiding. Doelgroep: IDW is voornamelijk ontwikkeld met het oog op inburgering, toetreding tot de arbeidsmarkt, en (vervolg)onderwijs en scholing. Gebruikers: Gemeenten, werkgevers. Kosten: Als IDW nodig is in het kader van het IBO of doorgeleiding dan dient de gemeente IDW in te kopen en draagt de gemeente de kosten. Inburgeraars, bv. vluchtelingen hebben recht op een IDW. Toepasbaarheid : IDW wordt uitgevoerd door bovengenoemde uitvoeringsinstanties. Kwaliteit: Verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de uitvoeringsinstanties en bij het CWI. Gebruikswaarde: Mede op basis van de uitkomsten van het IDW kan bepaald worden welke arbeidsmarktkansen de inburgeraar heeft en hoeveel aanvullende scholing nuttig is. Geschiktheid specifieke IDW is speciaal ontwikke ld voor mensen met in het buitenland behaalde doelgroepen: diploma´s.
69
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.3 Portfolio NT2 (2002) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep: Gebruikers: Kosten:
Toepasbaarheid :
Kwaliteit:
70
Een portfolio is een map of dossier met een inventarisatie van werk- en leerervaringen en bewijzen daarvan.Het portfolio NT2 bestaat uit een paspoort, een biografie en een dossier. In de biografie brengen NT2-leerders hun belangrijkste leerervaringen met talen en culturen in kaart. Zij stellen zichzelf daarbij individuele leerdoelen, houden vorderingen bij, reflecteren op het leerproces en documenteren hun leeractiviteiten binnen en buiten de school. In het dossier verzamelen de NT2-cursisten bewijzen van het door hen bereikte taalvaardigheidsniveau. Die bewijzen kunnen allerlei vormen hebben: schrijfproducten, opnames van gesprekken, een leesdossier, maar ook bijvoorbeeld stageverslagen. Het paspoort geeft een samenvatting van de taalvaardigheid die de houder van het portfolio beheerst. Het gaat daarbij in de eerste plaats om NT2-vaardigheden. Maar in het Paspoort kunnen ook gegevens over andere talen worden opgenomen. NT2-leerders beheersen immers nog andere talen dan het Nederlands. Dit versterkt het zelfvertrouwen van de cursist. Alle gegevens in het portfolio NT2 worden gerelateerd aan de Europese standaard voor taalvaardigheidsniveaus, het Common European Framework of Reference (CEF). Bij het portfolio NT2 behoren o.a. de volgende producten: Raamwerk NT2 Checklists Stalenboek Assessment Invoeringshandboek portfolio NT2 Handleiding portfoliomethodiek NT2 Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073 6123425, internet: www.cinop.nl Het portfolio NT2 is een instrument waarmee NT2-leerders tijdens hun leerproces continu zelf gegevens verzamelen over hun voortgang en zodoende op ieder moment een bewijs hebben van het niveau dat zij op dat moment beheersen. Het stimuleert de zelfwerkzaamheid en het reflectievermogen van cursisten en spreekt de inburgeraar aan op de eigen verantwoordelijkheid voor het opleidingstraject. Volwassen NT2-cursisten. ROC Amsterdam e.o. ROC Horizon College, ROC Landstede Harderwijk, ROC Midden Brabant Zodra het portfolio NT2 officieel uitgegeven is, is het gratis te downloaden van het internet. Ook de hulpmiddelen voor docenten (handleiding, stalenboek assessment en het raamwerk NT2) zijn gratis te downloaden. Alleen aan het gebruik van het paspoort zullen kosten verbonden worden (vanwege het copyright van de Raad van Europa en hun logo). Deze kosten bedragen ca. drie euro per paspoort. Er wordt een modulair opgezette meerdaagse training in de portfoliomethodiek ontwikkeld voor docenten en begeleiders.Er kan in groepen en individueel worden gewerkt gedurende acht tot twaalf weken. Voor sommige inburgeraars is het lastig om het portfolio zelfstandig in te vullen. De individuele begeleiding kost tijd. Bij de individuele opdrachten is veel sturing nodig, ook voor de hoger opgeleiden. Er kan daarom het beste gewerkt worden met gesloten opdrachten waarin met de kandidaat exact wordt afgesproken wat er moet gebeuren en wanneer dat af moet zijn. Het portfoliomateriaal ziet er goed uit en er is een handleiding samengesteld met aanwijzingen voor het gebruik van het instrument. De kwaliteit en acceptatie van het portfolio hangt verder in belangrijke mate af van de kwaliteit van de ´bewijzen´. Om deze kwaliteit te garanderen is door Cinop het “Stalenboek Assessment” ontwikkeld. Op basis hiervan kunnen testgebruikers zelf assessmentopdrachten ontwikkelen voor cursisten.
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
Gebruikswaarde:
De meerwaarde van de portfoliomethodiek is gelegen in het maatwerk in begeleiden en beoordelen. Kenmerk van alle vernieuwingen in het NT2onderwijs (duaal leren, buitenschools leren, taalstages, geïntegreerde trajecten) is dat taalvaardigheid in het Nederlands geen doel op zich is, maar een middel om een ander doel (werk, scholing, opvoeding) te bereiken. Hier hoort een aanvullende manier van taaltoetsing bij. In zo’n benadering wordt het leerdoel ‘beheerst niveau x’ vervangen door ‘beheerst deze taalhandelingen over die onderwerpen in deze contexten’. Dus geen verplichte NT2-toets die een algemeen taalvaardigheidsniveau meet, maar een dossier waarin is vastgelegd wat een individuele deelnemer heeft bereikt in het kader van zijn streven naar zijn einddoel. Geschiktheid specifieke Het Portfolio NT2 is niet geschikt voor echte beginners in de Nederlandse doelgroepen: taal. Het paspoort wordt uitgegeven in de Europese talen, maar de overige producten alleen in het Nederlands. Er wordt gewerkt aan vertalingen, o.a. door Wolters Noordhof in het kader van het project “Passage”. De portfoliomethodiek kan toegepast worden vanaf NT2 niveau 2.
71
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.4 LONK portfoliomethodiek (2000) Omschrijving:
Een portfolio is een map of dossier met een inventarisatie van werk- en leerervaringen en bewijzen daarvan. De portfoliomethodiek LoopbaanOriëntatie NieuwKomers (LONK) is een methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB). De methode kan ingezet worden voor het volgens de WIN verplichte onderdeel van BO. Bij een integrale benadering van inburgering wordt er (afhankelijk van het doelprofiel) zo vroeg mogelijk in het inburgeringstraject met loopbaanoriëntatie begonnen. Belangrijk ontwikkeld hulpmiddel binnen de LONK methodiek is het portfolio. Het portfolio is een map met een beschrijving van iemands kennis en vaardigheden, eventueel ook op het gebied van taal, aangevuld met bewijzen daarvan; het sluit af met de individuele plannen voor het werken aan de loopbaan. De zes stappen van de portfoliomethodiek LONK zijn hieronder schematisch weergegeven. Stap 1 Inventariseren en ordenen van ervaringen • Internationale DiplomaWaardering (IDW) Stap 2 Kiezen van relevante ervaringen • Keuzewerkplaats met diverse media • Banenmarkt • Tests (Beroepskeuzetest, Capaciteitentest) • Opdrachten buiten school en stage • Oriënterend assessment Stap 3 Expliciteren van ervaringen in termen van competenties Stap 4 Vergelijken met de kwalificatiestructuur • Persoonlijk interview Stap 5 Bewijzen zoeken • IDW • Beoordelend assessment • Stage • EVC • Getuigschriften werkgevers • Kennis- en vaardigheidstoetsen • Producten, diensten en vaardigheden beschrijven Stap 6 Opstellen persoonlijk actieplan
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep: Gemeente:
72
De stappen 3, 4 en 5 kunnen afhankelijk van de beginsituatie van de inburgeraar, een meer of minder zwaar gewicht krijgen of zelfs worden overgeslagen of uitgesteld. Binnen het LONK programma (zie schema) kunnen aanvullend extra meetinstrumenten worden ingezet. Welke meetinstrumenten worden gebruikt, is afhankelijk van de beginsituatie van de inburgeraar en de gewenste informatie. De portfoliomethodiek resulteert in een gefundeerd en door de inburgeraar zelf gedragen actieplan. Hierin wordt vastgesteld wat de inburgeraar op de korte termijn gaat doen om een plek op de arbeidsmarkt te bereiken. Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073 6123425, internet: www.cinop.nl Het portfolio LONK is een instrument waarmee inburgeraars tijdens een LOB continu gegevens verzamelen over hun competenties en interesses en zodoende op ieder moment een beeld of bewijs hebben van het niveau dat zij op dat moment beheersen en de richting die zij uit willen gaan. Inburgeraars. Arnhem en Harderwijk , Albeda College, AOB Rijnmond, Noorderpoort
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
College, ROC Zadkine. De werkbladen van het LONK portfolio zijn gratis down te loaden van internet (www.cinop.nl). Ook diverse andere portfolio’s, waaronder een portfolio in Word zijn gratis down te loaden van de website van Cinop. De cd-rom ‘Multimedia Portfolio’ en bijbehorende handleiding kunnen bij Cinop besteld worden (kostten ca. 25 euro). Toepasbaarheid : Er is een modulair opgezette meerdaagse training in de portfoliomethodiek ontwikkeld voor docenten en begeleiders. Er kan in groepen en individueel worden gewerkt gedurende acht tot twaalf weken. Voor sommige inburgeraars is het lastig om het portfolio zelfstandig in te vullen. De individuele begeleiding kost tijd. Bij de individuele opdrachten is veel sturing nodig, ook voor de hoger opgeleiden. Er kan daarom het beste gewerkt worden met gesloten opdrachten waarin met de kandidaat exact wordt afgesproken wat er moet gebeuren en wanneer dat af moet zijn. Veel kandidaten zijn vanuit de eigen cultuur niet gewend aan zelfwerkzaamheid, zelfsturing en reflectie. Kwaliteit: Er zijn allerlei materialen en hulpmaterialen ontwikkeld. Dit portfoliomateriaal ziet er goed uit en er is een handleiding samengesteld met aanwijzingen voor het gebruik van het instrument. De kwaliteit en acceptatie van het portfolio hangt verder in belangrijke mate af van de kwaliteit van de ´bewijzen´. Gebruikswaarde: De meerwaarde van de portfoliomethodiek is gelegen in het maatwerk in begeleiden. Geschiktheid specifieke Voor de portfoliowerkwijze is NT2 niveau 2 nodig. Er is echter ook een doelgroepen: portfolio voor analfabeten ontwikkeld. Met name lager opgeleide inburgeraars hebben soms moeite met de zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid die de portfoliomethodiek vereist. Extra begeleiding is dan nodig. Kosten:
73
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.5 TIP, Taalleerders Intakeprogramma Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel:
Doelgroep: Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
(versie 1999)
TIP is een door CWI Rijnmond ontwikkeld diagnostisch en ontwikkelings programma voor allochtonen die niet (direct) aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt vanwege hun geringe NT2-niveau. TIP wordt in principe ingezet na de kwalificerende intake van CWI. TIP bestaat uit de volgende programma-onderdelen: • Beroepskeuzebegeleiding/brancheoriëntatie • Sociale en communicatieve vaardigheden • NT2 • Rekenen/wiskunde • Praktijkproeven voor techniek Elk programma-onderdeel bestaat uit een combinatie van lessen en diagnostiek d.m.v. opdrachten en toetsen. Uitstroomopties na TIP: • Taaltraject NT2 gericht op vervolgscholing • NT2 gericht op werk • Werkstage met taalondersteuning • Scholing • Baan Arbeidsvoorziening Rijnmond via Landelijk Project Minderheden, Frederique de la Rie, productmanager project Minderheden, tel 079 – 3712248. Zicht krijgen op de beste mogelijkheden voor fase 2 en 3 cliënten met een “Nederlands als tweede taal probleem” om binnen een relatief korte periode (zonder dat weer eerst een taaltraject afgerond wordt) aan werk en/of scholing te beginnen. Fase 2 en 3 cliënten met een “Nederlands als tweede taal probleem”. Zadkine College, Albeda College. Informatie hierover is op te vragen bij CWI Rijnmond. TIP kan worden uitgevoerd door: • Een ROC • Een Centrum Vakopleiding (bij voorkeur met een geïntegreerd CBB) • Een particulier (scholings)instituut • Een combinatie van bovengenoemde instituten.
De meest wenselijke groepsgrootte is 12 deelnemers; deze volgen een programma van 6 tot 7 weken. Kwaliteit: Er is een handleiding waarin het programma wordt toegelicht. Ook zijn in deze handleiding gestandaardiseerde observatie - en rapportageformulieren opgenomen. Verder bestaat TIP uit de volgende onderdelen: Een draaiboek voor consulenten en opleiders. Een set praktijkproeven voor de branches techniek, horeca, administratie/detailhandel en zorg. Gebruikswaarde: TIP is een diagnostisch programma voor deelnemers met een geringe NT2vaardigheid. Met TIP kan een realiseerbare beroepskeuze en het bijpassende vervolgtraject in een vroeg stadium bepaald worden zonder dat eerst (weer) een taaltraject afgerond dient te worden. Geschiktheid specifieke TIP is bestemd voor deelnemers met taalniveau NT2-niveau 2, of voor doelgroepen: deelnemers die op weg zijn naar NT2-niveau 2.
74
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.6 ‘Vertel…’ Methode voor beroepenoriëntatie nieuwkomers (2000) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep: Gemeente: Kosten: Toepasbaarheid :
Kwaliteit:
‘Vertel….’ is een methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding van inburgeraars. De methode is geïnspireerd op het boek “De Alchemist” van Paulo Coelho. In dit boek is de boodschap: “je moet niet alleen begrijpen met je verstand, je moet leren naar je hart te luisteren, want waar je hart is, daar ligt je leven, je toekomst”. Het verhaal van de Alchemist is een archetypisch sprookje en heeft een aantal universele ‘triggers’ opgeleverd: emotioneel geladen aanleidingen tot mogelijke verandering. De ‘triggers’ stimuleren om te reflecteren op het verleden, heden en toekomst en om zelf een verhaal te vertellen. De methode stelt het levensverhaal van de inburgeraar centraal (biografische methode). Door het vertellen van het eigen levensverhaal leert men zichzelf en de eigen voorkeuren voor werk kennen. Men verkent die wereld door zich te oriënteren op 14 arbeidsgebieden waar gewerkt wordt om de samenleving draaiende te houden. Men spreekt uit met welke werkzaamheden men affiniteit heeft. LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl ‘Vertel….’ is een methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding van inburgeraars. Inburgeraars Diverse ROC´s. Op te vragen bij het LDC. Bij de methode hoort een training die verplicht gesteld is door het LDC. De methodiek staat voor een deel op een CD-ROM. Deze is gemakkelijk te installeren en bestaat uit drie modules: Verhalen, Werken en Leren. Daarnaast is er een Cursistenwerkboek. Er is een handleiding ontwikkeld. In de handleiding wordt de methode toegelicht. De handleiding bevat tevens een instructie voor de installatie van de cd-rom. De handleiding is alleen te verkrijgen en te gebruiken via een verplichte training.
Gebruikswaarde:
‘Vertel….’ is door de biografische methode en het universele verhaal van ´De Alchemist´een aansprekende methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding. Geschiktheid specifieke Beluisteren van verhalen op de PC, opdrachten maken via het werkboek of doelgroepen: de PC, in een dagboek schrijven, het eigen verhaal schrijven, een actieplan voor beroepenoriëntatie maken: de methode doet een behoorlijk beroep op de taalvaardigheid NT2, de zelfwerkzaamheid en het reflectievermogen van cursisten. Bijna alle opdrachten uit de methode vereisen een NT2 niveau 2. Voordeel is dat het universele karakter van het verhaal van de Alchemist mensen uit verschillende culturen aanspreekt.
75
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.7 Loopbaan-assessment werkboeken (2001) Omschrijving:
De Loopbaan-assessment werkboeken zijn begeleidingsinstrumenten die ondersteuning bieden bij een aantal fasen in het proces van (her)oriëntatie op de loopbaan. De verschillende werkboeken bieden de cliënt goede aanknopingspunten om zelfstandig aan het werk te gaan. Er zijn werkboeken voor onder meer de volgende thema’s verkrijgbaar: •
• • •
•
Competenties (uitgebreide en beknopte versie): met behulp van een set kaarten ordent de cliënt zijn competenties, selecteert een aantal kerncompetenties en koppelt deze aan plannen mbt de eigen loopbaan. De beknopte versie is door het woordgebruik geschikt voor lager opgeleiden. Loopbaanwaarden (uitgebreide en beknopte versie): met behulp van een set kaarten ontdekt de cliënt welke waarden in werk voor hem belangrijk zijn. De beknopte versie is door het woordgebruik geschikt voor lager opgeleiden. Werkvoorkeuren: met behulp van een set kaarten bepaalt de cliënt de eigen voorkeuren ten aanzien van werk. Toekomstvisie: met oefeningen en werkbladen brengt de cliënt zijn toekomstbeeld in kaart en komt tot een aantal stappen voor de korte en lange termijn. Autonomie: aan de hand van teksten, voorbeelden en opdrachten leert de cliënt hoe hij meer grip kan krijgen op zijn eigen loopbaan.
Verkrijgbaarheid:
LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl Doel: Loopbaanoriëntatie en begeleiding Doelgroep: De werkboeken zijn bedoeld voor loopbaanadviseurs die mensen begeleiden die zich in de fase van een (hernieuwd) opleidings- of beroepskeuzeproces bevinden. De boeken kunnen zowel bij lager als bij hoger opgeleiden gebruikt worden. Gebruikers: Diverse loopbaanadviseurs, AOB´s en ROC´s. Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij het LDC. Toepasbaarheid : Bij de materialen is een training ontwikkeld Kwaliteit: n.v.t. (de werkboeken hebben een oriëntatiedoeleinde en zijn geen tests). Gebruikswaarde: De werkboeken hebben een oriëntatiedoeleinde. Aan de hand van de werkboeken krijgt de cliënt een beeld van zijn competenties en welke richting hij op wil. Geschiktheid specifieke Een behoorlijke taalvaardigheid in het Nederlands is vereist, aangezien alle doelgroepen: werkboeken in het Nederlands geschreven zijn.
76
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.8 KWINT, Kwalificerende Intake Omschrijving:
KWINT is een intakemethodiek met behulp waarvan de afstand van een cliënt tot de arbeidsmarkt bepaald kan worden. Aan de hand van een interviewprotocol wordt tijdens een uitgebreid gesprek bekeken welke stappen een inburgeraar (nog) moet doorlopen om een plaats op de arbeidsmarkt te kunnen krijgen. De KWINT is vooral een potentieelbeoordeling. Het gesprek richt zich op de situatie van de werkzoekende, de competenties van de werkzoekende en het eigen potentieel om de situatie te verbeteren. Er worden drie profielen van de cliënt opgesteld: • Zoekprofiel (beroepsperspectief, realiteitszin, arbeidsmarktoriëntatie, energie/motivatie, hanteerbaarheid persoonlijke beperkingen/problemen); • Kwalificatieprofiel (arbeidsprestaties, zelfredzaamheid op arbeidsplaats); • Bemiddelingsprofiel (zelfstandig solliciteren).
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep: Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
KWINT wordt uitgevoerd door het CWI. Het bepalen van de afstand tot de arbeidsmarkt van de cliënt. Werkzoekenden. CWI n.v.t. KWINT wordt uitgevoerd door het CWI. Voor een gesprek met de cliënt staat een bepaalde tijd. In de praktijk is deze tijd niet altijd toereikend. KWINT doet een groot beroep op de gesprekstechnieken van de intaker. Kwaliteit: Er is een handleiding. Veel gebruikers zijn getraind in de methodiek en in ondersteunende gesprekstechnieken. Gebruikswaarde: KWINT is een mondelinge intakemethodiek. Op basis van een of meerdere gesprekken wordt een advies geformuleerd over de beste wijze van toeleiding naar de arbeidsmarkt. Geschiktheid specifieke De werkzoekende heeft zelf een belangrijke rol bij het analyseren van de doelgroepen: afstand tot de arbeidsmarkt. De situatie, de ervaring en de beleving van de werkzoekende staan centraal. Een effectieve kwalificerende intake vereist een sterke inbreng van de cliënt. KWINT is een talige methodiek die een beroep doet op de beheersing van de Nederlands taal van de werkzoekende.
77
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
3.6.9 Zicht op Arbeid (1997) Omschrijving:
Verkrijgbaarheid: Doel: Doelgroep: Gebruikers: Kosten: Toepasbaarheid :
Kwaliteit: Gebruikswaarde:
De Matrix Zicht op Arbeid biedt een universele en overzichtelijke indeling in de wereld van arbeid. Dit gebeurt op een hoger aggregatieniveau dan een (per definitie niet universele indeling) gebaseerd op beroeps- en functienamen. De matrix bestaat uit veertien arbeidsgebieden (horizontale as van de matrix) en negen werksoorten (verticale as). Voorbeelden van arbeidsgebieden zijn Voeding, Gebouwen, Kleding, Energie & Grondstoffen, Infrastructuur & Transport, Opvoeding & Onderwijs en Recreatie. Voorbeelden van werksoorten zijn Productie, Controle, Logistiek en Leiding. De 126 werkvelden die zo ontstaan vormen samen de dynamische wereld van arbeid. Functies en beroepen kunnen meestal in een van de 126 werkvelden worden ingedeeld. Een aantal beroepen kan in meerdere werkvelden worden ingedeeld. LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax: 058 233 47 09, e-mail:
[email protected], internet: www.ldc.nl Het instrument is bruikbaar bij de bepaling van de beroepsinteresse in het kader van LOB. Iedereen die zich wil (her)oriënteren op de arbeidsmarkt. Zowel toepassingen in het onderwijs als op de arbeidsmarkt zijn mogelijk. ROC´s, loopbaanadviseurs, AOB´s, CWI. Informatie hierover is op te vragen bij het LDC. De matrix Zicht op Arbeid is op CD-ROM verkrijgbaar. Ook is er het Werkboek “Werkvoorkeuren” verkrijgbaar met werkbladen en kaarten waarmee de cliënt zijn voorkeur voor werkvelden kan aangeven. De indeling van de methodiek kent geen empirische onderbouwing. Andere indelingen zijn ook mogelijk. De methode heeft echter slechts een oriëntatiedoeleinde. Aan de hand van de methode krijgt de cliënt een beeld van zijn voorkeuren en welke richting hij op wil. Daarbij wordt de oriëntatie op een specifiek beroep verbreed naar de oriëntatie naar meerdere werkvelden. De werkvelden zijn universeel. Ze bieden vaste oriëntatiepunten op de arbeids- en opleidingenmarkt. Ook werk en/of beroepen uit andere culturen kunnen er een plaats in krijgen. Op basis van de methode kunnen werkveldgerichte kwalificaties worden geformuleerd, die universeler en minder veranderlijk dan beroeps- en functiegerichte kwalificaties zijn
Geschiktheid specifieke De indeling sluit vanwege haar universele karakter aan bij het multiculturele doelgroepen: karakter van onze samenleving. Soms is het moeilijk je iets voor te stellen bij beroepsnamen als exportassistent of landbouwmachinist. Zulke concrete beroepen en functies veranderen bovendien voortdurend van naam en inhoud. De werkvelden uit deze methode veranderen niet. Voor inburgeraars die hier aan de slag willen, bieden de werkvelden houvast. Zicht op Arbeid is wel een talige methode en vereist een beheersing van de Nederlandse taal op niveau 2. Het zelfstandig invullen van de werkbladen vereist nogal wat reflectievermogen en zelfwerkzaamheid van de cliënt.
78
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek
79
Taskforce Inburgering 2002
Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek