Gezonde Leefstijl & Voeding Een Andere Kijk Op Gezond Gewicht

  • Uploaded by: Anonymous tDtmns1y3
  • 0
  • 0
  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Gezonde Leefstijl & Voeding Een Andere Kijk Op Gezond Gewicht as PDF for free.

More details

  • Words: 14,331
  • Pages: 38
&

GEZONDE LEEFSTIJL VOEDING

een andere kijk op gezond gewicht

Lize Baarspul Jan Diek van Mansvelt

© Magnolia, praktijk voor persoonlijke & spirituele ontwikkeling e-mail: [email protected] Tekst: Lize Baarspul, diëtiste-voedingsdeskundige In samenwerking met: dr. sc. Jan Diek van Mansvelt, bioloog voor landbouw, voeding en landschap Vormgeving: Gouda Media Groep B.V. Drukwerk: Luma Stolwijk Uitgever: Gouda Media Groep B.V. Uitgave: 2008 ISBN: 978-90-79510-01-6 NUR 893 Prijs: € 9,90 inclusief verzend- en administratiekosten. De brochure is te bestellen bij de Gouda Media Groep B.V. door over­making van het verschuldigde bedrag op rekeningnummer 10.73.30.253 bij de Rabo­bank te Gouda onder vermelding van het aantal brochures en het volledige adres in verband met de verzending. Het telefoonnummer van de Gouda Media Groep is 0182-322456. De eerste brochure ‘Gezonde Leefstijl & Voeding in relatie tot kanker’ kost € 7,95. Beide brochures samen kosten € 14,90 inclusief verzend- en administratiekosten. Niets uit deze brochure mag worden overgenomen op welke wijze dan ook. Het auteursrecht wordt uitdrukkelijk voorbehouden. 3

Inhoudsopgave: Voorwoord

5

Inleiding

6

Onze levensmiddelen en de voedingskwaliteit

7

De belangrijkste bron van ons voedsel: de plant De plant als bron van onze levensmiddelen De plant draagt licht en warmte in aardse stoffelijkheid Licht en onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling De plant werkt met levenskrachten De plant als bron van ‘informatie’

8

De dieren als aanvullende bron van voedsel Dieren naast de planten Plantaardige of dierlijke levensmiddelen eten Honing: iets aparts

17

Oliën en vetten

19

De mens en zijn organisme Onze voeding en ons immuunsysteem

21

De buitenwereld ontmoeten: de praktijk

24

Ritme en gezondheid

26

Gezonde balans tussen warmte en koude

27

Enkele praktische aandachtspunten voor het zelfmanagement, de gewichtsbeheersing

32

Samenvatting

34

4

Voorwoord Eten en drinken doen we allemaal, iedere dag weer opnieuw. Dit is voor ons zo vanzelfsprekend en gewoon dat we er meestal niet bij stilstaan. De relatie tussen voeding en gezondheid speelt bij onze keuze van producten en bereidingswijzen nauwelijks bewust een rol. Dat verandert volledig als er iets ingrijpends in ons leven gebeurt zoals de geboorte van een kind of als we ziek worden. Dan gaan we ons bewuster afvragen wat een ‘gezonde voeding’ is. Dat doen we ook dikwijls als we plotseling beseffen dat we wat ons gewicht betreft uit balans zijn geraakt, als we te veel zijn aangekomen of afgevallen. Te zwaar of te mager zijn gebeurt niet ineens. Het is meestal een geleidelijk, sluipend proces. Vaak hoeft een gewichtsverandering geen probleem te zijn want we hebben allemaal wel eens een periode in ons leven dat we wat dikker of dunner zijn. Maar als er psychosociale factoren een rol gaan spelen is het zaak waakzaam te worden. Het onschuldige gewichtsprobleem kan dan overgaan in een eetprobleem of zelfs eetstoornis. Van daaruit de weg terug vinden om weer in balans te komen kan lang en lastig zijn. Deze brochure is bedoeld voor mensen die geïnteresseerd zijn in een gezonde voeding in relatie tot hun ‘gezonde’ gewicht. Zij is geschikt voor mensen die met enig zelf­ management, dus een gezonde leefstijl en voedingsmaatregelen, hun over- of ondergewicht willen corrigeren. En voor degenen die hun voedselkeuze en eetgedrag gezond willen houden of weer gezond willen maken en daarbij hun innerlijke ontwikkeling als een belangrijke ingang zien. De informatie is ook bestemd voor mensen met een eetprobleem: zij doen er overigens goed aan de stap naar professionele hulpverlening te overwegen. Voor mensen met een eetstoornis zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa of binge eating disorder (telkens terugkerende eetbuien die niet gecompenseerd worden door daarna weinig of niets te eten), biedt deze brochure eveneens veel informatie. Voor hen is naast een persoonlijk voedingsadvies ook psychosociale of psychiatrische behandeling aan te raden. Onze voedselkeuze en ons eetgedrag zijn niet los te zien van onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Door de brochure heen staan steeds wat cursiefjes om je uit te nodigen om jezelf en je innerlijk leven beter te leren kennen en zo je voedselkeuze en eetgedrag bewuster te leren aansturen. Voor een persoonlijk voedingsadvies raden we eenieder van harte aan een diëtist of natuurvoedingskundige te consulteren. Voor verdere informatie verwijzen we naar de lijst achterin deze brochure.

5

Inleiding De dag-, week- en maandbladen staan er vol van: gewichtsproblemen van baby’s, jonge kinderen, pubers, jongvolwassenen, volwassenen en senioren. Steeds meer meisjes en jongens zijn (veel) te dik en bij volwassenen kampt ongeveer 42 procent van de vrouwen en 52 procent van de mannen met overgewicht. Ondergewicht is veel meer een zaak van meisjes - vanaf de puberteit of nog jonger - en vrouwen. De vanouds bekende afwisseling van vulling en strekking in de jeugd, dus van dikkere en slankere periodes tijdens de groei, blijkt naar beide zijden over de schreef te kunnen gaan. Dit geldt ook voor de normaal voorkomende relatief volle en relatief magere periodes gedurende ons verdere leven. Overigens is het goed ons te realiseren dat het heel normaal is dat de een van nature wat voller of juist wat slanker is dan de ander. Onze lichaamsbouw, constitutie en aard spelen hierbij een grote rol. In de kinderlijke ontwikkeling kun je goed zien hoe het kind in de periode dat het dikker wordt lichamelijk niet erg druk is en relatief meer naar binnen is gericht, in zichzelf is gekeerd. In de groeiperiode is het kind juist meer op de buitenwereld gericht en lichamelijk actief. Hoe ouder en bewuster we worden en hoe meer we hebben meegemaakt, des te meer gaan psychologische factoren en emoties bij ons eetgedrag een rol spelen. Bij pubers, jongvolwassenen en volwassenen zie je dan ook dat het (te) dik worden door teveel eten vaak gepaard gaat met het van zichzelf uit kritisch naar de wereld kijken. Ze zoeken, meestal onbewust, buiten zichzelf naar kwaliteiten die ze feitelijk in zichzelf willen ontwikkelen zoals eigenwaarde, eigenliefde, eigen creativiteit, eigen ervaringen en innerlijke kracht. Ze letten vooral op anderen, op voorbeelden die ze als ideaal zien. Het vermageren door bewust (veel) te weinig te eten, gaat vanaf de tienertijd vaak samen met een kritisch van buiten naar zichzelf kijken, ‘door de ogen van de ander’. Mensen letten dan voortdurend op zichzelf met als onderliggende grondstemming: “Ik ben niet goed genoeg, niet mooi genoeg, niet sterk genoeg en vooral niet slank genoeg”. Zolang het dunner of dikker worden binnen bepaalde grenzen blijft, grenzen die passen bij de betreffende persoon, is er niets aan de hand. De ‘slingerbewegingen’ zijn dan feitelijk heel normaal in het telkens weer opnieuw zoeken naar de balans, naar hoe wij ons lekker voelen in ons huidige leven. Op het moment echter waarop we boos, onzeker of angstig gaan reageren op ons spiegelbeeld samen met commentaren uit de omgeving of als we ons slachtoffer gaan voelen, dan is het zaak er grondig naar te gaan kijken. Dat werkt het beste als we het samen doen met een deskundige in wie we vertrouwen hebben. Alle reclameplaatjes en -praatjes met mooie beloftes van speciale vermageringsdiëten of -producten kunnen we beter overslaan. Die helpen vaak maar tijdelijk en lossen het wezenlijke probleem meestal niet op. Alleen de ‘vermagerings­ industrie’ vaart er wel bij.

6

We gaan in op de rol die onze voeding en ons eetgedrag spelen als we te dik of te mager worden; op wat we kunnen doen om weer op een gezond, voor elk van ons passend gewicht te komen. Belangrijke vragen zijn daarbij: ‘Wat is voor mij een gezonde voeding?’ en ‘Wat zijn voor mij gezonde voedingsmiddelen?’ We zullen daarbij ingaan op de vraag of het alleen gaat om de stoffen die we opnemen of dat nog meer factoren de voedingskwaliteit bepalen. Ook of het uitmaakt uit welke landbouw ons voedsel afkomstig is, uit welk milieu. En hoe de omstandigheden waaronder ons voedsel is ontstaan een rol spelen in de voedingswaarde van wat we eten. Daarbij gaat het ook om de aandacht en zorg die in het hele traject van ‘grond tot mond’ aan ons voedsel zijn besteed. Zeg maar de normen en waarden die gebaseerd zijn op respect voor mens, dier, plant en aarde en die we met ons voedsel binnen­ krijgen. Wat maken die kwaliteiten uit voor ons als eters? Tenslotte richten we onze aandacht op onszelf, als degenen die levensmiddelen kopen, bereiden, eten en verteren en hoe onze bewuste en onbewuste zintuigen daarbij een rol spelen.

Onze levensmiddelen en de voedingskwaliteit We voeden ons met levensmiddelen. In de gangbare visie is een gezonde voeding vooral een kwestie van het opnemen van voldoende ‘goede’ voedingsstoffen en energie, kilocalorieën of kilojoules, uit de levensmiddelen. Die levensmiddelen bestaan zo gezien uit onder meer koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen en vitaminen: de voedingsstoffen die we nodig hebben. Daarnaast bevat ons voedsel zogeheten bio-actieve stoffen zoals antioxidanten en carotenoïden die ook voor ons onmisbaar zijn. Tegelijk weten we echter dat we feitelijk geen geïsoleerde stoffen eten, geen chemische formules. We eten levensmiddelen die in de natuur zijn ontstaan: in de land- en tuinbouw, in de vee- en fruitteelt. Ze ontstaan daar door en dankzij de levensprocessen van planten en dieren onder de begeleiding van boeren en tuinders. We eten geen geïsoleerde stoffen, geen chemische formules maar levensmiddelen die in de natuur zijn ontstaan Als we die delen van de planten en dieren die we willen eten chemisch analyseren, krijgen we een lijst van stoffen. Chemische stoffen. Die stoffen zijn volledig uit hun natuurlijke samenhang gehaald en dus niet meer ‘levend’. Want om die plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen te analyseren moeten ze in het laboratorium worden gestampt, gehakt, gekookt, gezeefd en gefilterd en met zuren en basen bewerkt tot de inhoudstoffen zuiver van elkaar gescheiden zijn. Tijdens deze ‘zuiverende’ processen raken de stoffen los van de levenskrachten die hen vóór die tijd in plant of dier gevormd hebben. We maken ze al analyserend los van de energieën die deze stoffen in de levende organismen bijeen én in ontwikkeling hielden. Eenmaal ‘dood’ gemaakt gehoorzamen die stoffen, die we dan ‘nutriënten’ of ‘bouw7

stenen’ noemen, alleen nog maar de natuur- en scheikundige wetmatigheden. Op deze manier kunnen we per product de gehalten aan gewenste inhoudstoffen, de nutriënten, dus vaststellen en in detail analyseren. Die analyse is heel belangrijk. Zeker ook waar het ongewenste stoffen zoals toxinen (gifstoffen) betreft. Die gifstoffen kunnen we immers vaak niet zien, ruiken of proeven. Hoe zinvol het ook is om ons voedsel zo te analyseren, toch kunnen we begrijpen dat we daarmee slechts een deel van de werkelijkheid van het voedsel te pakken hebben. Als aanvulling op de gangbare visie geven we (ook) een meer spirituele visie op voeding.

De belangrijkste bron van ons voedsel: de plant De plant als bron van onze levensmiddelen Voor onze voeding zijn we in eerste instantie afhankelijk van planten. Wat doen plan­ ten? Ze maken iets wat wij niet kunnen, namelijk met de hulp van het zonlicht en zonnewarmte maken ze uit levenloze stoffen uit de bodem en de lucht - dus uit aarde, water en lucht - voedingsstoffen. Chemisch gesproken doen ze dat met behulp van de assimilatie van het koolzuur waarbij het magnesium in het chlorofyl, de bladgroen­ korrels, een centrale rol speelt. Dat proces wordt fotosynthese genoemd. Chemisch gezien vormen ze zo met behulp van zonne-energie uit koolstof, zuurstof, stikstof, waterstof, zwavel, fosfor, magnesium, kalium en andere elementen voedingsstoffen die ons energie leveren: in eerste instantie koolhydraten (suikers) en vervolgens eiwitten en vetten. Verder vormen ze vitaminen, mineralen en zogeheten bio-actieve stoffen. Wij eten die voedingsstoffen echter niet als chemische stoffen maar in hun natuurlijke samenhang, in de vorm van vruchten, granen, groenten, noten en zaden. Als we nog verder willen begrijpen wat ons in de planten voedt, dan moeten we wat langer bij de plantenwereld stilstaan. Moeten we ons er in verdiepen, met de planten ‘meeleven’. Zij worden die zij zijn immers door zich in de tijd te ontwikkelen: in een seizoen, een jaar of gedurende vele jaren. Kenmerkend voor de planten is dat ze een levenscyclus doorlopen. Daarbij nemen ze elke dag weer, hun leven lang, levenloze stoffen op en bouwen die in hun levensprocessen in. Die opgenomen stoffen gehoorzamen in de levende plant niet alleen de zwaartekracht maar ook een ‘lichtkracht’ die de zwaartekracht tijdelijk opheft. De plant groeit immers tegen de zwaartekracht in omhoog en ook de plantensappen stromen omhoog. Als we de planten in ons spijsverteringskanaal afbreken, verteren dan zullen de licht- en zwaartekrachten die door de plant bij elkaar gehouden werden, vrijkomen. Alleen: nu zijn die krachten op de een of andere manier gemerkt, gekleurd door de soort plant en het leven van die plant op de plek waar en het seizoen waarin zij groeide en rijpte voor zij geoogst werd. Ons voedsel is dus altijd afkomstig uit processen die zich in ruimte en tijd afgespeeld hebben. 8

In het verloop van zijn levenscyclus gaat de plant in een of andere vorm steeds door een reeks opeenvolgende fasen van zaad tot zaad. Namen voor die fasen zijn: ontkieming, groei, bloei, rijping en verwelking. In het eerste deel van de cyclus worden stoffen uit de omgeving, dus uit de bodem en de lucht, in de plant opgenomen. Dat opnemen betekent dat de niet levende stoffen van buiten door de plant in zijn levende structuur worden ingebouwd. Alleen doordat en zolang de plant leeft kan hij die stoffen opnemen en er levende substantie van maken. Zodra de plant of een deel ervan sterft valt die opgebouwde substantie weer uit elkaar en gaat uiteindelijk rotten, gaat gisten of wordt ranzig. Bacteriën en schimmels, inclusief paddestoelen, nemen de afstervende plant vervolgens op in hún levende structuur. Voor ons is de plant dan niet meer geschikt als voeding. Planten kunnen zonne-energie en aardse stoffen bijeen brengen en omzetten in levende substantie Het biochemische mechanisme waarmee de planten het leven in zich opnemen is de fotosynthese: de kunst van de planten om zonne-energie en aardse stoffen bijeen te brengen en om te zetten in levende substantie. Zo kan je zeggen dat de zon, wiens licht de fotosynthese aandrijft, een Lichtpoort, een energiepoort is en de bron is van al het leven op aarde. De plantenwereld is dan het instrument van de zon om dat werk te doen. Uit onderzoek is gebleken dat de invloeden van de maan, denk aan eb en vloed en de op- en neergaande sapstromen van de plant, de andere planeten en de sterren hierbij ook een rol spelen. Zo ontstaan in elk van onze voedingsgewassen door aan de ene kant de krachten vanuit de aarde en aan de andere kant de krachten vanuit de kosmos met de zon als middelpunt, onze plantaardige voedingsstoffen en bio-actieve stoffen. Ze hebben elk hun eigen licht- en warmtekwaliteit, al naar gelang de plantensoort, de plaats waar en het seizoen waarin die plant gegroeid en gerijpt is. De stoffen die de planten vormen en waarmee we ons voeden zoals eiwitten, vetten, en koolhydraten en ook vitaminen, zogeheten ‘levensstoffen’, worden organische stoffen genoemd, omdat zij alleen in organismen, in de levende natuur gevormd worden. Dit in tegenstelling tot mineralen, zouten, licht, lucht en water die als zodanig in de niet levende, de anorganische natuur voorkomen. Wat die rijpingsfase betreft: die komt in principe pas ná de groeifase en na de bloei. Tijdens de rijping komt er per dag of week minder stofmassa bij dan tijdens de groei. De lengtegroei stokt, maar de stoffen die tijdens die groei gevormd zijn, worden nu rijp gemaakt of wel kwalitatief verbeterd. Daarbij zie je vaak dat de rijpende planten en plantendelen van vorm, kleur, smaak en geur veranderen: weg van het onrijpe groen en de zurigheid. Daarbij zwellen ze op en worden zwaarder. Denk aan geel of rood wordende appels, peren die gelig groen en zachter worden, of goudkleurende granen en zo meer. Er worden aromatische stoffen gevormd. Om te kunnen rijpen moet het 9

naar buiten groeiende leven naar binnen gericht worden: in de vrucht worden verinner­ lijkt. Daarbij wordt de plant smakelijker: beter eetbaar, beter verteerbaar en aroma­ tischer. In de bloei- en rijpingsfase spreken de meeste planten ons veel directer aan dan in de fase dat ze groeien en nog groen zijn. Dat komt doordat planten die bloeien en rijpen steeds meer herkenbaar, steeds meer ‘zichzelf’ worden. Dat ligt per plantensoort natuurlijk telkens weer net iets anders: elk doet dat op z’n soort typische manier. Dit opbloeien en rijpen en dan afsterven om vervolgens weer uit de schijnbaar dode zaden en knoppen op te leven, kunnen we ieder jaar weer als een ontzagwekkend groot wonder beleven. Evenzo het feit dat de planten door hun levensprocessen in staat zijn niet levende stoffen te ‘verheffen’ tot levende voedingssubstanties die wij vervolgens kunnen eten en verteren. Dit alles maakt de wereld van de planten zo bijzonder voor ons. Zonder deze voortdurende afwisseling tussen leven en sterven is er hier op aarde onder de zon voor ons en de dieren geen leven mogelijk. Wat het vraagstuk van over- en ondergewicht betreft is het van belang om na te gaan in welke levensomstandigheden en welke levensfasen je lichaamsgewicht een probleem ging vormen. Vaak is dit ook afhankelijk van hoe je er zelf naar kijkt. Waarom vind jij jezelf te dik of te mager en is dat ook werkelijk zo? Als je iets aan je lichaamsgewicht wil doen, dan is het een grote hulp om allereerst te beginnen jezelf en je lichaam te accepteren. Want wie zijn lichaam afwijst, wijst feitelijk zichzelf af. Vanuit die acceptatie kun je gaan bekijken wat je zou kunnen doen om je gewicht in positieve zin te veranderen. Ga na in hoeverre gevoelens en emoties zoals boosheid, verdriet, eenzaamheid, gemis, onrust, angst, onzekerheid, verveling, het gevoel van tekort gedaan zijn, van innerlijke leegte en je onvervuld voelen, je voedselkeuze en eetgedrag hebben aangestuurd? De plant draagt licht en warmte in aardse stoffelijkheid We noemden al dat planten licht en warmte vastleggen, inbouwen in hun levensstructuur. Daarbij worden zonlicht en zonnewarmte aan lucht, water en aardse stof gebonden. Het ‘aarden van het warme licht’ zou je dat proces kunnen noemen. De koolhydraten, eiwitten en vetten die de plant uit ‘zon en aarde’ vormt, worden door ons in ons spijsverteringskanaal weer afgebroken en via de zogenaamde citroenzuurcyclus weer in energie en warmte omgezet. De stoffen komen daarbij veranderd weer vrij. Aan de hand van die afbraak ontwikkelen we de energie voor de activiteiten van onze cellen en dus ook voor onze acties zoals lopen, spreken en denken. En verder voor onze lichaamsopbouw en alle orgaanfuncties. Beeldend gesproken zou je kunnen zeggen dat in onze stofwisseling de krachten van de zon én de aardse stoffen, zoals die door de planten met elkaar verbonden waren, weer vrij komen om ons van stoffen en krachten te voorzien voor onze eigen acties, onze lichaamsopbouw en de instandhouding daarvan. 10

Vanuit de hypothese dat in ons voedsel licht is vastgelegd zijn de afgelopen jaren diverse wetenschappelijke onderzoeken verricht. Daarbij werd gekeken naar verschillen in lichtgehalte en straling van meer en minder gezonde planten. Ze werden daarbij als gezond beschouwd als ze zich in de volle grond zonder chemische hulpmiddelen (kunstmest en bestrijdingsmiddelen) goed konden ontwikkelen. Daarbij bleek dat de gezonde planten meer licht (energie) bevatten en dat licht ook beter vasthouden dan minder gezonde producten. Voor dierlijke producten werden overeenkomstige resul­ taten gevonden. Hoewel de werkingsmechanismen daarbij nog lang niet duidelijk zijn is dat toch een frappante steun voor die hypothese. Aan de andere kant is ook bekend geworden dat planten en dieren die in hun leven direct contact met zon en aarde hebben gehad, gezonder leven dan soortgenoten die bij kunstlicht en zonder contact met de aarde zijn opgegroeid. Dat geldt ook voor landbouwhuisdieren die voedsel hebben gegeten van meer of minder lichtrijke en meer of minder goed geaarde planten. Wat je erin stopt komt er tijdens de spijsvertering ook weer uit, is een veel gehoorde stelling. Wat je er niet in stopt kan er dus ook niet uit­komen. Als we dat niet alleen mechanisch en chemisch opvatten maar ook procesmatig, in termen van licht en levenskwaliteit, dan maakt dat nog eens extra duidelijk waar het hier om gaat. Licht en onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling Vanuit diverse spirituele gezichtspunten wordt gesteld dat de schepping zoals wij die kennen uit een of andere vorm van ‘Alomvattende Liefde’ is ontstaan. Uit die Liefde is het Licht met haar kleuren voortgekomen en van daaruit het Leven. De aardse stoffen zijn op hun beurt neergeslagen uit de levensenergie, de levensprocessen. Als je het zo bekijkt dragen wij tot in ons lichaam ‘uit liefde levend licht’ met ons mee. Als pas­ geboren kind hebben we dat lichaam meegekregen, waarin de aardse stroom (ouders) en de geestelijke wereld (de lichtwereld) ineen geweven zijn. Doordat wij ‘uit licht geschapen’ zijn, zijn al onze lichamelijke functies afhankelijk van licht. Dus om te kunnen groeien en volwassen te worden moeten wij steeds licht kunnen opnemen om onze levensprocessen hier op aarde gezond te houden en ons aardse lichaam op te bouwen. Dat licht nemen we onder meer via onze zintuigen en huid op en daarnaast is ons voedsel een belangrijke bron van licht. Naarmate onze lichamelijke groei op weg naar volwassenheid afneemt komt er steeds meer van het licht dat wij opnemen vrij voor de verlichting, de scholing van onze ziel, dat wil zeggen voor onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Psychische ontwikkeling volgt immers de lichamelijke ontwikkeling op.

11

De verlichting van onze ziel, het verruimen - dit is het verhogen en verdiepen van ons bewustzijn - gebeurt via ons denken, voelen en willen, die we zielenkwaliteiten kunnen noemen. Via ons denken, voelen en handelen is onze ziel verbonden met ons lichaam. Feitelijk gaat het erom dat we alles bewust en vanuit ons hart leren doen. Dus ons denken, voelen en willen steeds meer vanuit onze geest leren aansturen en deze zo scholen, zodat we meer en meer zelfbewust en uit inzicht liefdevol leren leven. Liefdevoller voor onszelf en anderen. Het licht heeft veel verschillende facetten. We hebben uiterlijk licht nodig om innerlijk licht te vormen. Dit is te vergelijken met de manier waarop we naar kwaliteiten als waarheid, schoonheid, harmonie en liefde streven. We merken dan dat we die ook voor een deel buiten ons nodig hebben om deze in onszelf te kunnen ontwikkelen (de schoonheid van de natuur, architectuur en de kunsten, liefde voor andere mensen en de natuur). Planten vormen lichtkrachten om tot levenskrachten waarna ze in hun levensprocessen materie, voedingsstoffen vormen die voor ons onmisbaar zijn. Het leven wordt aan de planten zichtbaar. Zoals de planten door de groei heen naar bloei en rijping streven zo kunnen wij mensen dat op ónze manier doen. Wij kunnen met het licht uit de planten ons eigen innerlijk licht vormen en door het scholen van onze ziel ons innerlijk ontwikkelen. Onze ziel wordt dan meer en meer doorlaatbaar voor de werking vanuit de geest. Dit groeiproces is een bewustwordingsproces. Aan de mens wordt het zelfbewustzijn, het ik, zichtbaar. Hoewel niet algemeen aanvaard, is het toch logisch dat levensmiddelen die relatief weinig licht bevatten en vasthouden ons als eters minder te bieden hebben en ons minder stimuleren dan lichtrijke producten. Omdat we in ons voedsel naast die energie vooral dat licht zoeken, gaan we in geval van tekort al gauw meer eten om zo te pro­ beren meer verlichte stoffen en daarmee ook meer licht binnen te krijgen. Op deze manier kan je het overgewicht ook zien als signaal van je lichaam dat je met je gangbare voedsel onvoldoende kwaliteit binnen krijgt. Vol verlangen zoek je dan naar de gewenste voldoening - zinvol en gerijpt bericht van de wereld - door het steeds met een nieuwe hap of slok te proberen. In geval van ondergewicht reageert je lichaam omgekeerd: omdat het voedsel (bericht) niet is wat je zoekt, dus niet goed genoeg voor je is, doe je het wel zonder. Teleur­ gesteld wijs je dan rigoureus alles af. Zo gezien zijn óver- en ondergewicht beide als signaal voor een gebrekkige voedselkwaliteit te zien. Het is belangrijk om steeds meer bewust te worden van jezelf, jezelf steeds meer te leren kennen. Probeer daarom meer vanuit je hart te leven. Kies levensmiddelen die licht bevatten om aan de hand daarvan je eigen innerlijk licht te kunnen vormen. Ervaar je lichaam, word je bewust van je lijf. Voel de wind, zon en regen op je huid. Kies bewust de kleuren van je kleding en je woonomgeving, het voedsel dat je eet, 12

de boeken die je leest en de woorden waarmee je spreekt. Stel je open voor het leven. Je kunt door bewuste keuzes steeds meer je eigen vorm en inhoud aan je leven geven. Maar houd het simpel. Overvraag jezelf en anderen niet. Iedereen mag fouten maken dus jij ook. Kijk steeds: ‘wat is voor mij nu mogelijk om te doen of te veranderen’. Ervaar je lichaam, word je bewust van je lijf Kijk terug op je ervaringen van de dag of de week. Ga na welke gevoelens of emoties je hebt gehad en wat een bepaald gevoel met je deed. Schrijf je ervaringen en andere zaken op waardoor je ze buiten je kunt zetten en objectief kan bekijken. Houd bijvoorbeeld een dagboek bij of ga verhalen of gedichten schrijven. Het gaat er uiteindelijk niet zo zeer om wat je in je leven meemaakt maar hoe je met je ervaringen omgaat, wat je ervan leert. Vraag je af of wat je doet ook echt iets is wat je graag wilt doen in je leven. Heb je idealen? Kun je ergens warm voor lopen? Ben je verbonden met je hart? Of kun je misschien beter ander werk gaan doen of hetzelfde werk op een andere manier? Onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling moet verweven zijn met het dagelijks leven anders gaan we ‘zweven’. Durf te leven. Iedereen heeft een taak die alleen op aarde vervuld kan worden. Daarbij is het belangrijk om met anderen samen te werken. De plant werkt met levenskrachten Om alle opbouwactiviteiten en omzettingsprocessen in de plant mogelijk te maken, zijn twee dingen nodig: energie én het vermogen om die energie zinvol in te zetten en vorm te geven. Gedurende zijn hele ontwikkeling moet de plant voortdurend zijn bovenkant en onderkant zowel als zijn buitenkant en binnenkant met elkaar in overeenstemming houden. En dat ook nog eens binnen de voortdurende veranderingen waaraan hij onderhevig is: warmte en koude, droogte en vocht, licht en schaduw, dag en nacht. De stoffelijke organisatie van de plant, zijn fysieke lichaam, moet dus voortdurend in een goed gestuurde beweging gehouden worden, anders kunnen fotosyn­ these, groei, plantaardige ‘ademhaling’, voedings- en rijpingsprocessen niet plaatsvinden. De sturende krachten, die de stoffen in de levende plant zinvol bewegen, kunnen we levenskrachten noemen. Voor de afstemming van die krachten heeft elke plant zijn eigen levensorganisatie nodig, ook wel levenslichaam genoemd. Dat levenslichaam bepaalt de vorm en houdt deze zoveel mogelijk in stand. Het houdt het fysieke, stoffelijke van de plant bijeen. Als de plant sterft zie je hoe de vorm verdwijnt en de stoffen, aan zichzelf overgelaten, overgeleverd zijn aan zwaarte, verval en chaos. Al sinds de Griekse Oudheid wordt van de vier elementen gesproken: aarde, water, licht/lucht en vuur, die samen het leven mogelijk maken en dragen. Zowel de krachten die vanuit ‘de hemel en aarde’ werken en vrij in de natuur voorkomen als de krachten die in gebonden vorm in het levenslichaam van de plant actief zijn, werken door 13

in deze vier natuurlijke elementen. Hierdoor kunnen we vier soorten levenskrachten onderscheiden. Deze werken niet gescheiden van elkaar maar doordringen elkaar voortdurend waarbij de een de ander, al naar de soort en de omstandigheden, meer of minder kan overheersen.

Elke plant, maar ook elke plantensoort heeft dus zijn typische eigen levensstructuur of levenslichaam en levenskrachten. Zo ontstaan planten die een of meer van hun delen of organen, zoals wortel, stengel, blad, vrucht en zaad, sterker of minder sterk ontwikkelen. Zo kennen we bijvoorbeeld typische wortelgewassen als peen en rode biet, typische bladgewassen als sla en spinazie, stengelgewassen als asperges, rabarber en selderijstelen, vruchtgewassen als appel en druif of zaadgewassen als granen en zonne­ bloemen. Evenals seizoensgewassen en planten die gebonden zijn aan een streek of land. Door die heel specifieke ontwikkeling zullen al onze voedingsgewassen en hun gewasdelen of organen ons op een heel eigen manier ‘aanspreken’ en stimuleren. Maar niet alleen planten vertonen geordende levensprocessen. Ook elk ecosysteem en iedere landstreek heeft zijn eigen combinatie van de vier elementen aarde, water, licht/lucht en vuur, op een streekeigen wijze door de opeenvolgende seizoenen heen geordend. Denk maar aan de heide of de duinen, de Zeeuwse of de Groningse klei, het Drentse of het Brabantse zand. De planten die daar groeien hebben elk hun eigen groeiseizoen, bloei- en oogsttijd, uiteraard verschillend per gewas. Maar die gebieden hebben ook hun streekeigen vorst, regen, wind en zonneschijn. Hier zou je van het streekeigen levenslichaam kunnen spreken. Dit onderstreept nog eens dat het landschap en de plant niet los van elkaar kunnen worden gezien en dat het samenspel tussen beide de kwaliteit van al onze voedingsgewassen mede beïnvloedt. We noemden al dat tijdens onze spijsvertering, de voedselafbraak, de levenskrachten van de plant die we verteren in ons weer vrij komen. Het kan niet anders dan dat we dat op een of andere manier kunnen waarnemen, ook al zijn we ons daarvan niet bewust. Net als bij onze bewuste waarnemingen zullen we dan van óns uit met een tegenbeweging reageren op de indrukken die we al waarnemend in ons spijsverterings­ kanaal opdoen. Net zoals dat gaat bij het waarnemen van bijvoorbeeld een kleur: als we rood zien vormen we zelf de tegenkleur groen. Zoiets zal ook gebeuren bij de ontmoeting met die vreemde levenskrachten uit ons voedsel. Onze levenskrachten worden geactiveerd om de vreemde levenskrachten van ons uit een passend antwoord te geven. Om adequaat te reageren op de ‘vreemde’ indrukken die van buiten komen. We willen immers geen wortel, biet of druif worden maar ons door de ontmoeting met 14

die voedingsmiddelen zelf op onze eigen manier ontwikkelen tot wie wij willen zijn en worden. We versterken zodoende bijvoorbeeld ook ons immuunsysteem, het natuurlijke afweersysteem van ons lichaam. Door ons te voeden, door de vreemde stoffen en hun levensstructuren in ons op te nemen en die stapsgewijs af te breken, versterken we ons levenslichaam en worden we gezond(er). Eten is ontmoeten zouden we kunnen zeggen, of: ‘Eating is meeting’. Wat je lichaamsgewicht betreft kun je de vraag stellen hoe je de ontmoeting met de wereld om je heen ervaart. En hoe je daarmee omgaat. Hoe ga je het leven aan en hoe geef je het zelf vorm? Of overrompelt het leven je en word je erdoor geleefd? Sta je open voor het leven of vlucht je ervoor weg? Verteer je het razendsnel en heetgebakerd of pot je het in je op? Wil jij je tegoed doen aan het leven, dus moet het leven jou alles geven of laat je het leven soepel door je heen stromen omdat je jezelf voldoende te bieden hebt, bijvoorbeeld door creatief bezig te zijn? Creatief zijn is een gezond makende activiteit waarmee we ons ook kunnen voeden. Als je in ‘zwaar weer’ verkeert of erg kwetsbaar bent kan het prettig zijn (tijdelijk) een beschermlaag tegen de buitenwereld te hebben. Het wat mollig zijn kan dan heel goed bij je passen in die fase van je leven.

De plant als bron van ‘informatie’ We zagen hoe de levensprocessen van de plant, per soort en ras, veranderen al naar gelang de plaats en de tijd van hun ontwikkeling. We concludeerden dat elk zo zijn eigen levensstructuur heeft. Zo gezien zijn de planten dus niet alleen als stofdragers en levensdragers maar ook als informatiedragers te beschouwen. Je kunt het ook zó zeggen: ze dragen niet alleen stoffelijke informatie en informatie over hun huidige levens­ toestand, maar ook over hun levensloop en over de levensomstandigheden waaronder ze gegroeid en afgerijpt zijn. Die informatie kunnen we via ons bewustzijn, ons denken opdoen bijvoorbeeld door de verpakking te lezen. Maar zoals we hierboven al zagen kunnen we ons ook af­ vragen wat die informatie voor ons lichaam, voor onze spijsvertering betekent. Zou het bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat we, zonder ons daarvan in het algemeen bewust te zijn, meebeleven wat we in onze spijsvertering tegenkomen? Dat we, wanneer we ons voedsel in ons spijsverteringskanaal afbreken, via ons onderbewustzijn allerlei informatie aangeboden krijgen en dat wij die onbewust aflezen? Als we de spijsvertering uitleggen zoals nu nog gebruikelijk is, dan zeggen we dat we in dat spijsverteringsproces alleen de opgenomen voedingsstoffen chemisch afbreken. In grote lijnen ongeveer net zoals we dat ook doen als we ons voedsel in het laborato15

rium chemisch analyseren. Het zou best kunnen dat wij bij de spijsvertering niet alleen chemisch afbreken maar ook onbewust waarnemen wat wij analyseren. Dat we voedingsstoffen identificeren en ook de levenskrachten waarover we al hebben gesproken. Dat we daarnaast informatie opdoen over de plaats waar en de omstandigheden waaronder de gewassen die we eten gegroeid en afgerijpt zijn. Of ze met zorg zijn geoogst, opgeslagen, getransporteerd en bewerkt. Vervolgens over hoe het voedsel door ons is bereid. Hebben we dat met zorg gedaan? Dus de groente zelf gewassen, met aandacht fijngesneden en daarna zorgvuldig in zo weinig mogelijk water zo kort mogelijk gekookt of gestoomd, of met wat vet roer­gebakken zodat er zo weinig mogelijk voedingsstoffen verloren zijn gegaan? Of hebben we een kant en klare (fabrieks)maaltijd even haastig bereid. Hebben we een goede warmtebron gebruikt of hebben we het snel even in de magnetron gezet? Kortom, bereiden we ons voedsel met mechanisch automatisme of serieuze, liefdevolle aandacht? Als je er in mee kunt gaan dat voedsel niet alleen maar stofdrager en levensdrager is maar óók informatiedrager, dan wordt het ineens nóg veel belangrijker dat de mensen die in het hele traject van ‘grond tot mond’ betrokken waren, dat liefdevol en aandachtig hebben gedaan. Immers, als we met ons voedsel natuur- en levensvriendelijke, mensverwante informatie binnenkrijgen zullen wij daar als consumenten iets zinvols mee kunnen doen. Die informatie zal ons bijvoorbeeld kunnen helpen ons thuis te voelen in het hier en nu: dus te áárden. Die informatie zou ons ook kunnen helpen bij het ontwikkelen van ons bewustzijn, onze daadkracht en moraliteit. Kortom: bij onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Anders is het als ons voedsel in ons veel ‘ruis’ teweeg brengt, ons veel gedeformeerde en storende informatie aanbiedt. Bijvoorbeeld bij het eten en verteren van onnatuurlijk geproduceerde, opgejaagde, gestresste en ongezond voortgebrachte producten. Denk aan gewassen uit kassen zonder grond (watercultures), met extra veel kunstlicht waardoor de planten gebrek hebben aan zonlicht afgewisseld met voldoende rustgevend donker. Waarin ook nog kunstmest en bestrijdingsmiddelen worden gebruikt omdat de gewassen te zwak of te ziek zijn om zonder te kunnen overleven. Gewassen die ons over zulke levensomstandigheden berichten zullen ons dan vooral over verstoring, ontregeling, over óntaarding kunnen vertellen. Dat helpt ons dus niet om hier op aarde onze eigen plek te vinden, voor de vervulling van ons bestaan. Als het voedsel je niets te vertellen heeft over de wereld waarin jij thuis wilt zijn, dan heb je er ook niets aan. Dan mis je innerlijk houvast. Wetenschappers ontdekken de laatste jaren inderdaad steeds meer facetten van de voedingskwaliteit zoals wij die hier noemen. Afhankelijk van de levensvisie van de onderzoeker worden begrippen als levenskracht, vitaliteit en heelheid van producten langzaamaan bij het onderzoek betrokken. Ze vinden meer en meer bevestiging voor het vermoeden dat voedsel ons niet alleen belangrijke ‘informatie’ geeft over zaken die weegbaar, meetbaar en te analyseren zijn. Ook over immateriële aspecten zoals de 16

‘eigenheid’ en de gezondheid, de vitaliteit van plant en dier blijkt ons voedsel ons te berichten. Bijvoorbeeld over de landstreek, het seizoen en de levensomstandigheden waaronder de plant of het dier gegroeid is en zich ontwikkeld heeft. Het zal dus veel uitmaken of dat harmonisch is gebeurd of met stress, in zonlicht of met kunstlicht, in een plant- of diereigen omgeving met liefdevolle aandacht van de boer of tuinder of massaal en anoniem achter gesloten deuren met computersturing. In hoeverre heb je al eens ervaren dat je, als je voortdurend gehaast bent, al gauw aan jezelf voorbij loopt? Dat je dan makkelijk uit het lood raakt waardoor je niet goed meer kan aarden? En dat een onharmonische, liefdeloze omgeving en aanhoudende stress je het moeilijk maken om jezelf te kunnen zijn en tot innerlijke rust, groei en rijping te komen?

De dieren als aanvullende bron van voedsel Dieren naast de planten Naast plantaardige producten als basis voor ons voedsel kennen we ook levensmiddelen van dierlijke herkomst zoals een brede reeks zuivelproducten, eieren en diverse soorten vlees of vis. In onze cultuur van West-Europa eten we vooral plantenetende landbouwhuisdieren zoals koe, schaap, varken, paard, kip en kalkoen. Verder verschillende soorten zoet- en zoutwaterdieren zoals vissen. Dierlijke levensmiddelen verschillen opvallend van plantaardige producten. Dit wordt voedingskundig gezien in de eerste plaats zichtbaar door het soort eiwit en vet: melk-, ei-, vis- en vleeseiwitten en -vetten verschillen sterk van elkaar. De planten ontwikkelen zich vooral tussen boven en beneden, in het verticale vlak. Ze zijn het grootste deel van hun leven bezig om uit knoppen tevoorschijn te komen, zich te ontplooien. Bij hun groei en rijping worden ze sterk bepaald door de invloeden vanuit de omgeving. Planten blijven staan op de plek waar ze groeien. Bij planten overheerst de stofopbouw. Dieren zoeken voortdurend hun weg primair tussen wat vóór en wat achter hun is, links en rechts: dus in het horizontale vlak. Ze kunnen reageren op de omgeving en geluid voortbrengen, pijn voelen en ze hebben driften en begeerten. Dit alles gebonden aan het soort-eigen instinct. Ze bewegen zich naar hun voedsel toe en werken dat druk doende naar binnen. Zij verkrijgen de energie om zich te bewegen en op hun manier bewust te zijn, door voortdurend het opgenomen voedsel in hun spijsverteringskanaal af te breken. Dieren zijn meer bezig stoffen in zich op te nemen, te verteren en weer uit te scheiden. Ze hebben hoog ontwikkelde organen waardoor ze intensievere stofwisse­ lingsprocessen hebben dan de plant. Hoe hoger het dier ontwikkeld is hoe meer de organen op die van de mens lijken en hoe intensiever de voedselafbraak en stofwisseling kunnen zijn. Hierdoor vormt het dier heel andere voedingssubstanties dan de plant. 17

Plantaardige of dierlijke levensmiddelen eten Kijken we naar de dierlijke producten als bron van voedsel dan zal het niet verwonderen dat ze over het algemeen lichter verteerbaar zijn dan de meeste plantaardige producten. Het plantaardige voedsel is door het dier als het ware ‘voor verteerd’ en op een niveau gebracht dat dichter bij de mens staat. Toch kunnen we stellen dat dit niet altijd gunstig hoeft te zijn. Vereenvoudigd gezegd kunnen we op den duur meer kracht ontlenen aan het verteren van plantaardige producten dan aan het verteren van dierlijke levensmiddelen. Immers als we ergens moeite voor moeten doen krijgen we er kracht voor terug. Denk er maar aan hoe lichaamsbeweging je spieren sterker kan maken. Ons lichaam wordt door het verteren van een plantaardige voeding meer gestimuleerd en versterkt dan door een voeding met vlees en vis. Aan de andere kant is het niet verstandig om vlees en vis uit je dagmenu weg te laten als je daar behoefte aan hebt. Er is nog een ander aspect dat een rol kan spelen bij de keuze voor plantaardige of dierlijke levensmiddelen. Namelijk, het gegeven dat bij het ontstaan van dierlijke producten het bewustzijn en instinct van het dier hebben meegespeeld. Hoe hoger het dier ontwikkeld is, des te meer spelen deze mee. Je kunt allereerst vermoeden dat dieren de levenskrachten van de planten die ze gegeten hebben voor zichzelf, voor hun levensprocessen op hun specifieke bewustzijnsniveau, hebben gebruikt. Hierdoor zullen dierlijke levensmiddelen ons minder vitaliseren dan plantaardige producten. Verder is het goed voor te stellen dat in dierlijke levensmiddelen ook de aard van het dier is ‘afgedrukt’ en meer in vlees en vis dan in ei of melk. Vanuit de visie dat we tijdens het eten en verteren met de ‘afdruk’ van het dierlijk bewustzijn en instinctleven in ons spijsverteringskanaal worden geconfronteerd, kunnen we ons afvragen of plantaardige levensmiddelen niet ‘neutraler’ in ons werken. Of deze ons niet ‘vrijer’ laten dan bij het verteren en verwerken van met name vlees. Vissen hebben een minder hoog ontwikkeld bewustzijn en minder uitgesproken eigen emoties dan zoogdieren. Vlees van wilde dieren is weer ‘wilder’ dan dat van onze landbouwhuisdieren. Zo kan je feitelijk elk dierlijk product karakteriseren.

Het gaat bij het al dan niet kiezen van vlees of vis niet om een waardeoordeel uit te spreken maar om je eigen behoefte in kaart te brengen en je daar bewust van te worden. Overigens, als je vlees of vis wilt eten hoef je dat niet iedere dag te doen. Eieren en melk zijn andersoortige dierlijke producten dan vlees en vis omdat het hierbij niet om het lichaam van een dier gaat.

18

Probeer na te gaan in hoeverre je behoefte hebt aan dierlijke levensmiddelen. Dit hangt vaak samen met je karakter, je constitutie en hoe je op dit moment in het leven staat. Het kan zijn dat jij je meer wilt verbinden met je lichaam en dat vertaalt in een behoefte aan vlees. Je kunt dan vermoeden dat rundvlees weer anders in je zal werken dan vlees van gevogelte of wild. Om weer een andere reden kun je behoefte hebben aan vis, een beweeglijk waterdier dat lang niet zulk vast vlees heeft als een landdier. Luister je naar je eigen behoeften of doe je makkelijk wat anderen zeggen of van je verwachten? Maak jij je eigen keuzes in het leven? Leer luisteren naar je lichaam. Waar heb ik behoefte aan, wat past bij mij en doet me goed óf waar heb ik juist een aversie tegen en wat ‘valt’ verkeerd. Honing: iets aparts Honing neemt een speciale plaats in. Honing wordt weliswaar door bijen gemaakt maar is toch geen dierlijke substantie. Het is een door dieren omgevormde plantaardige substantie met een heel eigen kwaliteit. Het wordt niet door één dier gemaakt maar door een heel bijenvolk. Dat gaat als volgt. Bijen zuigen de nectar uit de bloem en slaan die op in hun honingmaag waar de nectar door fermentatie wordt omgezet in honing. Ze deponeren de honing daarna in de raat waar deze bij ongeveer 37˚C rijpt. Kleur, aroma en smaak hangen af van de soort bloemen waarvan de bij de nectar heeft gehaald. Honing ontstaat dus uit een ‘samenwerking’ van bloem en bij. Het is geen plantaardig en ook geen dierlijk product. Verhoogd door de bijen maar niet verdierlijkt, niet ingelijfd. Dagelijks wat honing is dan ook een weldaad voor ons. Omdat het zo’n speciale kwaliteit heeft, kunnen we er beter maar weinig van gebruiken. Honing van goede kwaliteit is niet boven ongeveer 37˚C verhit en kan door ons dan ook beter niet worden gebruikt in dranken en gerechten die warmer zijn dan 37˚C.

Oliën en vetten Vet wordt vaak gezien als ‘ongezonde voeding’. Dit is niet terecht want vet speelt juist een belangrijke rol bij onze gezondheid. Wel gaat het dan steeds om de juiste hoeveelheid, het soort vet en de kwaliteit ervan. We hebben vet om verschillende redenen nodig. Allereerst als specifieke voedingssubstantie: vetten geven ons heel andere ‘informatie’ dan eiwitten en koolhydraten. Verder hebben we vet nodig voor de productie van energie en warmte en voor de opname van essentiële vetzuren: dit zijn vetzuren die ons lichaam niet zelf kan maken. We hebben vet ook nodig voor het opnemen van de vitaminen en bio-actieve stoffen die in vet oplosbaar zijn. Als we teveel vet of te weinig vet eten kan dit problemen veroorzaken. Te veel vet kan uiteindelijk tot over­gewicht leiden. Als we te weinig vet eten kan ons dat op den duur ‘koud’ en broos maken en last van verstopping geven. 19

Uit ervaring en onderzoek blijkt nu dat lichamelijke activiteit de vetstofwisseling verbetert en het verlies van vetmassa stimuleert. En ook dat extra lichaamsbeweging een gunstige invloed heeft op de vetverdeling in ons lichaam. Een gezonde leefstijl is dus heel belangrijk voor het behouden van een gezond gewicht. Overigens wordt ook een teveel aan eiwitten en koolhydraten in je lichaam omgezet in vet en als zodanig in je lichaam opgeslagen. Het gaat bij het samenstellen van je voeding steeds om het zoeken naar het juiste evenwicht tussen deze drie energieleverende voedingsstoffen. Oliën en vetten gebruiken we graag zowel bij de broodmaaltijd als bij de voedsel­ bereiding. Door groenten en rauwkostsalades met vet te omhullen, voorkomen we zoveel mogelijk dat vitaminen en mineralen verloren gaan. We zorgen er zo voor dat we de in vetoplosbare vitaminen en bio-actieve stoffen goed kunnen opnemen

We onderscheiden plantaardige en dierlijke vetten. Goede plantaardige vetten zijn allereerst de onverhitte koudgeperste plantaardige oliën die uit oliehoudende zaden en vruchten (olijf) worden gewonnen zoals zonnebloem-, olijf-, maïskiem-, sesam- , noten- en saffloerolie. Deze zijn rijk aan onverzadigde vetzuren die gezond voor ons zijn. Je kunt die goed in dressings gebruiken of je voegt ze voor het opdienen aan gerechten toe. Bij het verhitten gaat de speciale kwaliteit van de koudgeperste oliën verloren. Daarom kun je voor het fruiten, roerbakken en bakken beter, de goedkopere, zonnebloem- of olijfolie van de tweede persing nemen. Ook kokosolie, maïskiemolie en wokolie zijn daarvoor geschikt. Naast saffloerolie bevat vooral lijnzaadolie relatief veel meervoudig onverzadigde vetzuren. Daardoor heeft deze olie een kwaliteit die in de richting van dieetolie gaat. Hij wordt dan ook in kleine flesjes verkocht en is vrij duur. Je kunt er beter niet meer dan één of twee eetlepels per dag van gebruiken en altijd onverhit. Dus bijvoorbeeld vermengd door kwark of in een rauwkostsalade. Lijnzaadolie heeft wel een uitgesproken smaak. Naast de plantaardige oliën vormen noten en zaden, vers, geroosterd of als pasta een goede vetbron. Een goede bron van dierlijke vetten zijn de melk en melkproducten. Roomboter is vooral geschikt als broodsmeersel. Hij kan ook toegevoegd worden aan gerechten zoals sauzen en gebruikt worden bij het bereiden van gebak. Boter is te verkiezen boven margarine omdat dit in wezen geen natuurlijk product is. Gebruik in ieder geval geen margarine met gehard vet. Deze bevat zogeheten transvetzuren die ongezond voor ons zijn. Natuurlijke transvetzuren, die onder andere in koemelk en rundvlees voorkomen, 20

schaden onze gezondheid niet. Wel de transvetzuren die bij het harden van vetten door de voedingsmiddelenindustrie ontstaan, zoals bij de productie van bepaalden margarines en veel koekjes en gebak. Ze kunnen het risico op hart- en vaatziekten verhogen. Stel je voeding zo samen dat hij beantwoordt aan je wezenlijke behoefte Afhankelijk van je constitutie, je aard en je levensomstandigheden kan je behoefte hebben aan een meer eiwitrijke of meer koolhydraatrijke voeding en aan meer of minder vet. Word je steeds bewuster van je lijf en stel je voeding zo samen dat hij beantwoordt aan je wezenlijke behoefte. Ga liever meer bewegen dan te weinig eten. Als je langere tijd te weinig eet gaat je stofwisseling op een laag pitje staan waardoor je minder intensief gaat verbranden met als gevolg dat je weer makkelijk aankomt als je weer wat meer gaat eten.

De mens en zijn organisme Als mensen zijn we uiterst complexe en hoog georganiseerde wezens. Ons organisme als geheel is deels zintuiglijk waarneembaar en deels voor onze gewone zintuigen onzichtbaar. Zichtbaar is wat we fysieke lichaam noemen. Het is ook meetbaar en weegbaar en als zodanig vaak onderwerp van het gewone medische en natuurwetenschappelijke onderzoek. Maar er zijn meer ‘delen’ bij de mens van nu te onderscheiden: hier onderscheiden we er vier. Fysieke lichaam In de eerste plaats is er het fysieke lichaam dat chemisch, biochemisch en fysisch te analyseren is en dat de mens gemeen heeft met de minerale, de anorganische natuur. Het is de materiële mens, het gebied waar de anorganische krachten uit de fysica en de chemie werkzaam zijn. We besturen het onbewust, instinctief. Levensprocessen - levenslichaam of energetische lichaam Daarnaast kunnen we het levenslichaam of energetische lichaam onderscheiden. Dat lichaam organiseert de materie. Het zorgt er voor dat het fysieke lichaam kan groeien, zijn vorm krijgt en deze behoudt, dus niet uit elkaar valt. Dat er levensprocessen kunnen plaatsvinden zoals opbouw, groei, voortplanting en stofwisseling. Water is de drager van levensprocessen. Het levenslichaam heeft de mens gemeen met de planten en dieren. Het vormt de brug tussen de onzichtbare en zichtbare wereld. We zijn ons van ons levenslichaam eigenlijk niet bewust hoewel we onbewust weten dat we het hebben. Onze vitaliteit en gezondheid hangen hier direct mee samen.

21

Als we ons niet lekker voelen, als we niet goed in ons vel zitten, dán merken we dat er iets met dat levenslichaam mis is en met de verbinding tussen het levenslichaam en ons fysieke lichaam. Innerlijk leven - zielenlichaam of emotionele lichaam Daarnaast hebben we een innerlijk leven. Dat kunnen we hebben omdat we naast een levenslichaam ook nog een ‘emotionele structuur’ hebben, een zielenlichaam, ook wel emotionele lichaam wordt genoemd. Dit ‘lichaam’ is drager van ons bewustzijn, van onze gewaarwordingen en de daarmee samenhangende driften en begeerten. Het maakt de beweging mogelijk. We zouden het bewustzijnsorganisatie of belevingssysteem kunnen noemen. Het omvat onze gevoelens en emoties zoals het beleven van schoonheid en goed en kwaad en ook vreugde en verdriet, zelfvertrouwen en twijfel of faalangst, moed en angst. Het maakt de activiteit van het denken mogelijk. Dankzij het zielenlichaam hebben wij organen zoals hart, lever, nieren, longen, maag en darm. Hebben we een ademhaling. Kunnen we ons voedsel verteren, dus afbreken en afvalstoffen uitscheiden. Hebben we een zenuwstelsel, kunnen we pijn beleven en kennen we seksualiteit. Dit zielenlichaam hebben we gemeen met de dierlijke, de bezielde natuur. En dat des te meer naarmate de dieren hoger ontwikkeld zijn. Relatief laag ontwikkelde dieren zoals aaltjes en wormen hebben naar verhouding een meer ‘plantaardig karakter’: ze hebben minder bewustzijn en meer regeneratie vermogen. Ze planten zich enorm snel voort en kunnen bijvoorbeeld beschadigingen aan hun lichaam relatief snel herstellen. Zelfbewustzijn - het ‘ik’ Tenslotte hebben we als mens een ‘ik’ waaraan wij ons wakkere zelfbewustzijn ont­lenen. Hierdoor hebben we een eigen wil, kunnen we keuzes maken en onszelf opvoeden en ontplooien. We kunnen onszelf leren kennen en zo onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling, onze innerlijke ontwikkeling, ter hand nemen. We gaan dan zien hoe we de gebeurtenissen in ons leven zelf opzoeken en hoe we daar vervolgens mee omgaan en ervan leren. Het gevoel slachtoffer of dader te zijn, dus te zeer afhankelijk van anderen te zijn of met schuldgevoelens te leven, neemt dan naar verhouding af. We ontdekken dan dat we het leven leiden dat we al dan niet bewust zelf gekozen hebben. Dat we voor het grootste deel verantwoordelijk zijn voor ons leven. Dan kunnen we het allereerst aanvaarden zoals het is, zoals we geworden zijn. Vervolgens kunnen we onderzoeken hoe we het bewust kunnen aansturen in de door ons hier en nu gekozen richting. Zo kunnen we onze persoonlijke levensloop, onze biografie, steeds bewuster vorm gaan geven. Voel ’s ochtends als je wakker wordt hoe het met je vitaliteit is gesteld: hoe voel jij je? Het ervaren van honger en dorst heeft ook met je vitaliteit te maken. Welke lichamelijke ongemakken of pijnen heb je? Ga ook na hoe jij je emotioneel voelt: onze emoties zijn feitelijk boodschappers al weten we vaak niet meteen wat ze 22

ons te zeggen hebben. Aan de andere kant zijn ze ook stoorzenders. Hoe dan ook, de emoties komen het meest tot uiting in ons fysieke lichaam. Leer je emoties en emotionele pijn begrijpen en daarmee om te gaan. Dan kunnen deze steeds minder grip op je krijgen bij je voedselkeuze en eetgedrag. Hoe meer je los van je emoties bij de oorspronkelijke eetervaringen kan komen, hoe minder het eten je in de ban kan krijgen. Het kan daarbij een grote hulp zijn steeds met volle aandacht, bijna meditatief te eten en drinken. Het voedsel steeds zo te bekijken, te ruiken, te proeven en te voelen alsof je het voor de eerste keer ziet, ruikt, proeft en voelt. Probeer de pure, echte smaak van producten weer te ervaren. Bereid het voedsel met aandacht en dien het smakelijk op. Maar ga daarin niet zo ver dat het ‘gekunsteld’, opgedirkt wordt, waardoor de afzonderlijke producten niet meer herkenbaar zijn en tot hun recht komen. Eet en drink bijna meditatief, dus met volle aandacht Ga na wat het je doet als je langere tijd te vette of te zoete producten hebt gegeten. Kan je dan nog wel invoelen wat je wezenlijke behoefte aan voedsel is? Ga ook zorgvuldig na of je misschien wil eten omdat je eigenlijk dorst hebt. Drink dan vooral extra water: dat maakt nog schoon ook. Als je vaak te veel eet kun jij je afvragen waarom je dat doet. Is het om je onlust- of onrustgevoelens af te dekken of te dempen? Om je kwetsbaarheid toe te dekken? Vanuit een emotioneel tekort? Of door een geestelijke honger? Kom je wel voor jezelf op? Durf je grenzen te stellen? Durf je vanuit je ik-kracht voldoende ruimte voor jezelf in te nemen of maak je je onnodig klein? Heb je wel eens onderzocht hoe je jouw kwetsbaarheid kunt ombuigen naar kracht? Probeer intensiever contact te maken met je zelf, met je innerlijk. Probeer zicht te krijgen op je levensdoel, het doel van je hart, maar overhaast niets. Iedereen mag zijn wie hij of zij is. Iedereen is van waarde. Leef zo bewust mogelijk en ga jezelf ontdekken. Maak bij tijd en wijle de balans op en kijk of je nog op de koers ligt die je voor ogen had. Durf in jezelf te geloven en heb vertrouwen in jezelf en in het leven. Zoek het leven op en ontwikkel je daaraan. Onze voeding en ons immuunsysteem Op alle niveaus van ons mens zijn ontmoeten we de buitenwereld. Bijvoorbeeld met onze zintuigen, onze ademhaling, onze stofwisseling en onze ledematen. We communiceren met de wereld en de andere mensen. We sturen signalen uit en ontvangen ook weer, bewust of onbewust, de meest uiteenlopende ‘informatie’. 23

Die inkomende informatie is ons ‘vreemd’ waardoor er - veelal onbewust - innerlijk een tegenbeweging op gang komt. Een beweging om de indrukken die we bewust en onbewust opdoen, net zo als we eten en verteren, te neutraliseren: ze op te heffen en er iets eigens van te maken. Immers, als we alleen maar vreemde, dat wil zeggen on-eigen invloeden in ons organisme zouden opnemen zouden we van onszelf vervreemd raken, onteigend. Want als dat gebeurt verliezen we onszelf: dan raken we uit ons evenwicht en worden we ziek. Er bestaan veel vormen van ontmoeten. Zowel lichamelijk als psychisch en geestelijk bouwen we vanaf onze geboorte in fasen een afweersysteem op waarmee we ons tegenover de wereld om ons heen in stand kunnen houden. Doordat al die soorten ontmoetingen voortdurend onze innerlijke activiteit vragen, worden we sterker. Inspanning geeft immers kracht. Die kracht begint als fysieke kracht als we ons lichamelijk inspannen en wordt tijdens ons leven uitgebreid met onze psychische en geestelijke kracht als we ons respectievelijk psychisch en mentaal leren inspannen. De verschillende lagen van je wezen staan overigens voortdurend in wisselwerking met elkaar, bewust of onbewust. Een wakker bewustzijn is nodig om die krachten min of meer gericht te leren hanteren. Om te leren van je leven, van je ervaringen. Om je te ontwikkelen.

De buitenwereld ontmoeten: de praktijk Stel je voor. Je gaat boodschappen doen. Je komt de winkel binnen en ruikt de heerlijke geur van versgebakken brood. Je komt innerlijk in beweging: je krijgt trek en bedenkt al welk soort brood je gaat kopen. Je ziet het hele assortiment smaakvol uit­gestald. Bij de groenten en vruchten kom je opnieuw innerlijk in beweging want je moet een keuze maken. Je vraagt je af: wat wil ik vandaag eten of wat zouden mijn partner en kinderen straks lekker vinden? Met het boodschappen doen koop je allerlei ‘informatie’. Iedere plant en elk dier heeft zo zijn eigen achtergrond en verleden. Of je nu sla, worteltjes, spinazie, melk, kaas, ei of welk product dan ook kiest, ze verschillen allemaal sterk van elkaar en geven ons steeds andere informatie. Ook zal melk van een koe die in de wei loopt en een gezonde voeding krijgt ons andere informatie geven dan melk van een koe uit de intensieve veehouderij die nooit daglicht ziet of zonlicht voelt, veel te krap behuisd is en ‘ongezond’ krachtvoer krijgt. Of sla uit de hydrocultuur, die onder bijna steriele omstandigheden in bakken met steenwol heeft gestaan, met zijn wortels in water waarin allerlei voedingsstoffen zijn opgelost. Wellicht is zij ook met chemische bestrijdingsmiddelen besproeid. Zij zal ons heel andere informatie geven dan sla die op een vruchtbare bodem met zijn wortels in de aarde, met organische mest, in weer en wind, zon en regen tot volle wasdom is gekomen.

24

Als we het voedsel gaan bereiden letten we erop dat de producten vers zijn, met elkaar harmoniëren wat betreft kleur, smaak, vorm en consistentie, dat ze passen in de tijd van het jaar en op een juiste manier bereid worden. Ook hierbij doen we via onze bewuste zintuigen zoals zien, ruiken, proeven en tasten ontelbare indrukken op. Terwijl we aan tafel zitten en van de maaltijd genieten, ontmoeten we de buiten­wereld opnieuw en misschien nu wel het meest indringend. De zichtbare en onzichtbare ‘informatie’ die in het voedsel zit eten we op. We komen opnieuw innerlijk in beweging en gaan een intensieve ontmoeting aan met het voedsel. We proeven en kauwen het voedsel goed en gaan het verteren. We breken het voedsel en de voedingsstoffen stapsgewijs af. Eerst in onze mond, dan in onze maag en vervolgens in onze darm. Tijdens de voedselafbraak lezen we met ons spijsverteringskanaal de informatie af die in het voedsel zit ingebed. Als die informatie ‘levensvriendelijk’ is en ons past, worden we uiteindelijk van het eten en verteren sterker en meer vervuld. Want ook wanneer we ons voeden, ontmoeten we in ons spijsverteringskanaal de buitenwereld, die om een weerwoord, een actieve verwerking van ons vraagt. Vanuit dit gezichtspunt is het niet verwonderlijk dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat chemische toevoegingen zoals kleur-, geur- en smaakstoffen en conserverings­ middelen bij veel mensen klachten veroorzaken. Dat we met ‘levensonvriendelijke’ stoffen ons lichaam, ons milieu-intérieur, vervuilen en ziek maken net zoals wij het milieu buiten ons door allerlei ‘levensonvriendelijke’ stoffen aan het vervuilen en ziek maken zijn. In hoeverre voel jij je op aarde thuis: ben je geaard op de plek waar je woont? Treed je het leven graag tegemoet of probeer jij je af te schermen van alle indrukken? Sta je open voor het leven of ben je voortdurend aan het overleven? In hoeverre voel jij je thuis op aarde?

Hoe is jouw verbinding en communicatie met jezelf, je lichaam, met anderen, de aarde en de hemel of de kosmos? Eet je misschien te veel omdat je met een volle maag jouw lichaam beter kunt voelen? Moet voedsel bij jou een of ander gemis compenseren? Als je voedsel afwijst kun jij je afvragen of je misschien jouw lichaam en jezelf afwijst. Vraag je ook af of je de buitenwereld wel wílt ontmoeten. Of je de zwaarte in je lichaam, een gevulde maag, wel wílt voelen. Als je te mager bent heb je meestal onvoldoende innerlijk houvast. Het is heel belangrijk jezelf dergelijke vragen te stellen omdat dit de eerste stap is naar verandering. Je kunt dan vanuit inzicht en acceptatie aan een oplossing gaan werken, desgewenst samen met een deskundige die je vertrouwt. 25

Ritme en gezondheid Alle biologische processen in ons lichaam hebben een ritmisch verloop. Denk aan de manier waarop we omgaan met ons dag- en nachtritme, ons waak- en slaapritme en het ritme van onze afbraak- en opbouwprocessen respectievelijk overdag en ’s nachts. Dus ook onze spijsvertering en stofwisselingsprocessen hebben een eigen ritme. De verschillende ritmen samen noemen wij onze biologische klok. Een goed functionerende biologische klok is heel belangrijk voor onze gezondheid. Niet alleen wij mensen maar ook planten en dieren hebben biologische processen die gekoppeld zijn aan het 24-uurs-ritme van de aarde. Naast de dag- en nachtritmen hebben we in de natuur om ons heen te maken met veel andere ritmen. Maandritmen met in het verlengde daarvan eb en vloed. Het zonneritme van de seizoenen met hun eigen warmte en koude, natheid en droogte patronen. Zo zijn voor zon, maan en de andere planeten nog veel meer ritmen te onderscheiden. Wat ons voedsel betreft: naarmate de teler meer of minder kan inspelen op de wer­ kingen die van die bioritmen uitgaan, krijgen we via ons voedsel indirect meer of minder contact met die bioritmen om ons heen. En naarmate wij onszelf voor die ritmen openstellen kunnen we er ons meer in thuis gaan voelen. Jaarfeesten zijn een middel om ons met die ritmen vertrouwd te maken. Elke cultuur heeft daar eigen accenten, die hun wortels hebben in de diverse religies. Als we ons daarin verdiepen kunnen we ons op een nieuwe, meer bewuste manier met ons voedsel, onze samenleving en onze cultuur verbinden om zo lichaam, ziel en geest recht te doen. De productie van ons voedsel en de natuurlijke ritmen. De manier waarop planten worden geteeld en dieren worden gevoed, gehuisvest en gefokt, hebben direct invloed op hun gezondheid en hun weerstand. We weten dat landbouwhuisdieren uit de intensieve veehouderij veel zwakker zijn dan hun soort­ genoten op biologische (EKO) en met name op biologisch-dynamische (BD-Demeter) bedrijven. De laatstgenoemde bedrijven kennen de strengste regels wat betreft het dierenwelzijn, de bodemgezondheid en het milieu. Ook biologisch geteelde voedingsgewassen (EKO en BD), die volgens hun eigen innerlijk ritme, hun eigen ‘aard’ hebben kunnen kiemen, groeien en afrijpen, zijn meestal gezonder en sterker dan gewassen uit de chemisch-industriële landbouw. Dit komt onder meer tot uiting in een betere houdbaarheid van de producten en een sterker aroma. Dat laatste betekent dus een betere geur en smaak. Die smaak is bij biologische producten meer streek- en seizoensgebonden en ook typischer dan producten uit de industriële, chemisch ‘intensieve’, de meest gangbare landbouw en veeteelt. Een recent gedegen onderzoek van de Europese Unie toont aan dat biologische groenten, vruchten, graan en melk onder andere opmerkelijk meer antioxidanten en mineralen bevatten dan de gangbare producten. Dergelijke voedingsstoffen zijn onmisbaar voor onze vertering en stofwisselingsprocessen en dus voor onze gezondheid. 26

Zo garandeert een natuurvriendelijke landbouw, die rekening houdt met biologische processen, zowel de uiterlijke als de innerlijke kwaliteit. Vorm, kleur en gaafheid evenals aroma, voedingswaarde, houdbaarheid en vitaliteit geven daar allemaal samen meer karakter aan ons voedsel. Belangrijk pluspunt is ook dat plant en dier niet door technisch ingrijpen genetisch veranderd zijn. We weten immers nog niet wat de effecten hiervan op lange(re) termijn zijn op de gezondheid van mens, plant en dier en op het ecosysteem. De biologische landbouw is bovendien milieuvriendelijk en kostenbesparend voor de samenleving als geheel. Als we nog even specifiek naar de biologisch-dynamische landbouw kijken dan hebben we daar een benadering die spiritualiteit en geesteswetenschappelijke inzichten combineert met de natuurwetenschappelijke inzichten van de ecologische landbouw. Ze vormen daarop een bewustzijnsverruimende aanvulling, een verrijking. Met het begrip ‘dynamisch’ wordt ook aangeduid dat de onzichtbare krachten in de natuur als realiteit worden ervaren en serieus worden genomen. Het is eigenlijk vanzelfsprekend dat alleen gezonde bodems, ‘levenskrachtige’ planten en dieren die zich op het bedrijf wel bevinden gezonde levensmiddelen kunnen pro­ duceren die ons werkelijk, naar lichaam ziel en geest voeden! In hoeverre leef je ritmisch, houd je rekening met het ritme van dag en nacht? Ritmisch leven werkt gezond makend. Verander jezelf op je eigen manier, in je eigen tempo en je eigen ritme. Word steeds meer jezelf en ga je niet vergelijken met anderen, jezelf dwingen anders te zijn dan je bent. Focus je niet op je uiterlijk. Het gaat om wie we vanbinnen, als ziel, zijn. Verander jezelf op je eigen manier, in je eigen tempo en je eigen ritme

Gezonde balans tussen warmte en koude De verhouding tussen warmte en koude speelt een centrale rol bij gezondheid en ziekte. We voelen ons het prettigst bij een lichaamstemperatuur van ongeveer 37˚ C. Deze kan wat oplopen als we lichamelijk actief zijn of ergens enthousiast voor worden, ergens warm voor lopen. Als we ziek zijn kan ons lichaam koorts gebruiken om ons afweersysteem te activeren. Eten en drinken zijn onmisbaar voor het in stand houden van onze warmtehuishouding. Daarbij gaat het allereerst om de warmtekwaliteit van onze levensmiddelen: hoe zijn ze geproduceerd of ontstaan? De warmtekwaliteit bepaalt mede de innerlijke kwali­ teit van onze voeding, naast de eerdergenoemde aspecten voedingswaarde, aroma, houdbaarheid en vitaliteit. Daarnaast gaat het om de warmtetoestand van ons voedsel: eten we verwarmd voedsel of rauwkost? Dit is, naast de eerdergenoemde vorm, kleur 27

en gaafheid, ook een aspect van de uiterlijke voedingskwaliteit. Zowel de landbouwmethode als bereidingswijze van levensmiddelen kunnen de inner­lijke én uiterlijke kwaliteit van onze voeding in positieve en negatieve zin beïnvloeden. Warmte en koude in de voeding 1. Warmte en licht in ons voedsel Levensmiddelen zoals graan, groente, fruit, noten en ook kruiden die op een harmonische manier in het zonlicht hebben kunnen groeien en afrijpen, hebben warmte en licht in zich opgenomen. Ook melk en eieren van gezonde dieren bevatten relatief veel licht. We noemden al dat verschillende wetenschappelijke onderzoeken in die richting wijzen. De warmte- en lichtkwaliteiten uit onze levensmiddelen zullen vervolgens onze warmte- en lichtprocessen stimuleren en zo bijdragen aan onze gezondheid en weerstand.

2. Warmte en licht via kruiden Met een goede kwaliteit kruiden kunnen we ook warmte- en lichtkwaliteiten aan onze voeding toevoegen. Deze gebruiken we graag bij zowel de bereiding van verwarmd voedsel als rauwkost. Ze verrijken, mits goed toegepast, onze voeding en maken deze beter verteerbaar en aromatischer. Aromatische kruiden maken het gebruik van (kruiden)zout vaak overbodig. Toch is het motto: overdaad schaadt. 3. Bereiding en samenstelling Naast de warmtekwaliteit speelt ook de warmtetoestand van onze gerechten een grote rol. Het is niet om het even of we warm of koud voedsel nuttigen. Warme dranken en gerechten verwarmen ons innerlijk, geven ons een behaaglijk gevoel. Deze ‘vallen’ beter, zijn beter verteerbaar, ook als ze alleen op lichaamstemperatuur zijn gebracht, dan uitgesproken koude gerechten. Deze doen onze maag samentrekken. Bij rauwkost moeten we als het ware eigen innerlijke warmte toevoegen om deze te kunnen verteren. Om die reden kunnen we, zeker als we geen sterke constitutie hebben of als we te mager of ziek zijn, ons lichaam met het eten van (te veel) rauwkost overvragen. 4. Toevoegen van warmte Een goede voedselbereiding is naast de gezonde productie een essentiële voorwaarde voor een gezonde voeding. Met onze kookkunst slaan we hoe dan ook een brug tussen de voedingsmiddelen en ons lichaam. Met het toevoegen van warmte, een belangrijke factor in de voedselbereiding, zetten we verschillende processen in gang. Eiwit stolt 28

en vet smelt. Als de verwarming in een waterige omgeving gebeurt, zwelt zetmeel op, vindt er suikervorming plaats en wordt cellulose zachter. Het voedsel wordt op die manier gaar, verteerbaar en aromatischer. Met het toevoegen van warmte zetten we als het ware het natuurlijke rijpingsproces van de plant op een kunstmatige manier voort. Het rijpingsproces gaat verder maar dan op een ander niveau. Dit moet zorgvuldig gebeuren en aangepast worden aan het soort voedingsmiddel: het ene levensmiddel of product vraagt om een intensievere bereiding dan het andere. Het voedsel mag daarbij echter niet worden ‘dood gekookt’ of te hard worden gebakken of te sterk geroosterd. a. Warmtebronnen in de voedselbereiding Voor onze voedselbereiding gebruikten we vroeger houtvuur en daarna kolen en aardolie (petroleum etc.). Dat zijn alle drie vormen van warmte die afkomstig zijn van leven in de oertijden van de aarde. Die door organismen vastgelegde warmte komt weer vrij bij die verbranding. In onze tijd hebben we de keuze uit apparaten die een verschillende soort warmte leveren: gas, elektriciteit, infrarode straling (halogeen), wrijvingswarmte (inductie) en stralingswarmte (magnetron). Bij de voedselbereiding willen we graag van buitenaf warmte toevoegen aan datgene wat we willen bereiden. Hoe behoedzaam we dit ook doen het is onvermijdelijk dat we daarmee levensstructuren van het voedsel verstoren. Maar zodoende maken we de producten wel beter verteerbaar en opneembaar. Dit is heel belangrijk. We leven immers niet van wat we éten, maar van wat we vertéren kunnen en in ons lichaam kunnen verwérken.  Open vuur zoals houtvuur en gasvuur zou de voedingkwaliteit het minst geweld aandoen. Er zijn nog onvoldoende onderzoeksresultaten bekend om in dit verband iets te kunnen zeggen over de halogenen en de inductie als warmtebronnen maar over de invloed van de magnetron is al wél veel bekend. De magnetron wordt veelvuldig gebruikt, ook voor het verwarmen of bereiden van zuigelingenvoeding. Hierin wordt door interne wrijvingswarmte in de producten en gerechten zelf met geweld warmte opgewekt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt nu dat hierdoor het voedingsmiddel chaotisch wordt en de innerlijke structuur wordt aangetast. In termen van ‘bericht’ of informatie kun je zeggen dat het bericht onleesbaar wordt verminkt tot nonsens. Experts vermoeden dat voedsel bereid in de magnetron niet alleen direct na het eten, maar ook op langere termijn een ongunstige uitwerking op onze gezondheid heeft. Zeker aan zieke maar ook aan gezonde mensen wordt afgeraden voedsel in de magnetron te bereiden. Af en toe een gerecht hierin even opwarmen zou minder schadelijk zijn. b. Bereidingstechnieken en aromastoffen Door ons voedsel te verwarmen wordt het toegankelijk(er) voor onze spijsvertering: het wordt gaar en aromatische stoffen komen vrij. Er ontstaat smaak, de smaak verandert of wordt intenser. Zonder een goede geur, smaak en verteerbaarheid van 29

de producten kan er nooit sprake zijn van een goede voeding. Nu kunnen we ons voedsel op verschillende manieren verwarmen. N  aast de verschillende warmtebron nen hebben we ook diverse verwarmingstechnieken, elk met hun specifieke effec­ ten. We kunnen warmte toevoegen door levensmiddelen in water te verhitten. Denk aan bouillon trekken, koken, stomen, stoven, smoren (in eigen sap gaar laten worden) en braden in vet met wat vocht. We kunnen voedsel ook met hete lucht verhitten zoals in een oven bij brood bakken gebeurt. Binnenin het brood vindt als  het ware een soort kookproces plaats. Aan de buitenkant vormt zich een korst, geroosterd, met een bruine kleur en aromatische stoffen.  Ons voedsel kunnen we ook met oliën of andere vetten verhitten door ze te roerbakken, te fruiten of te bakken, zoals graankoekjes, ei, vlees of vis. Met de verschillende bereidingstechnieken veranderen we de voedingsmiddelen met als gemeenschappelijk effect dat de aromastoffen in de lucht komen die onze neus binnendringt. 5. Toevoegen van warmte en koude bij conserveren We kunnen allereerst warmte toevoegen om te conserveren. Onder toevoeging van warmte wordt vocht aan voedsel onttrokken waardoor het langer houdbaar wordt. Graanproducten, noten en zaden kunnen we roosteren, waarbij kleur- en smaakveranderingen optreden. Zuidvruchten kunnen we bijvoorbeeld drogen. Van gedroogde vruchten zijn vervolgens weer heerlijke compotes te maken door water toe te voegen. Tot slot gebruiken we warmte om voedsel door middel van pasteuriseren en steriliseren te conserveren. Dankzij dergelijke technieken kunnen we de houdbaarheid van producten verlengen. Bij het conserveren van onze producten wordt tegenwoordig steeds vaker een koudebehandeling toegepast. Door diepvriezen worden levensmiddelen langer houdbaar. Hoewel de techniek van het diepvriezen steeds beter is geworden, lijkt deze manier van conserveren de innerlijke kwaliteit negatief te beïnvloeden, met name van groente, fruit en brood. Mocht diepvriezen om praktische redenen toch een uitkomst voor ons zijn dan kunnen we nog altijd om wille van de voedingskwaliteit het beste producten van biologisch (dynamisch)e kwaliteit invriezen. De identiteit is daar sterker, het verzet tegen afbraak daarmee evenredig groter. 6. Het bereiden van rauwkost Bij de vertering van verwarmde voeding wordt ons lichaam een actie ontnomen, die we bij het verteren van rauwkost zelf moeten opbrengen om het voedsel op lichaamstemperatuur te brengen en verteerbaar en opneembaar te maken. Dit volledig zelf verteren kost ons meer kracht dan voor de vertering van verwarmd of voorverwarmd voedsel nodig is. In die zin kan het eten van rauwkost als extra uitdaging versterkend op ons lichaam werken. De keerzijde van de medaille is dat we ons lichaam met rauwkost eten ook kunnen overvragen. We kunnen last krijgen van oprispingen, maagklachten, winderigheid, diarree, vermoeidheid en soms maakt het ons koud. 30

a. Geschikte rauwkostproducten  Dit neemt niet weg dat het eten van de geschikte rauwkostproducten juist ook bij een minder goede vertering zinvol kan zijn. We doen er goed aan dan eerst goed na te gaan hoe het een en andere product bij ons aanslaat. Op grond daarvan kunnen we dan een juiste keuze maken: worteltjes, een bladgroente of fruit. Wortelgewassen zijn meestal zwaarder verteerbaar dan bladgewassen en vruchtgroenten zoals komkommer en fruit. b. Dressing voor salades  Aan rauwkost voegen we een (verwarmende) dressing toe van bijvoorbeeld koudgeperste olie, kruiden, eventueel mosterd en citroensap of kruiden- of appel­ azijn. Of een dressing op basis van yoghurt of kwark. Er zijn veel manieren om een verwarmende zure, zoete of hartige dressing te maken die de rauwkost tegelijkertijd beter verteerbaar maakt. Kruiden zijn daarbij onmisbaar. Bij rauwkost van meer ‘compacte’ groentesoorten zoals peen, rode biet, venkel of kool laten we de dressing graag eerst wat in het gerecht trekken voordat we dat opdienen, omdat daardoor de smakelijkheid en verteerbaarheid worden verhoogd. Zachte kwetsbare bladgroente daarentegen vermengen we pas vlak voor het opdienen met een dressing zodat de groente door het zuur uit de dressing niet verflenst. Het is aan te raden rauwkost eerst op kamertemperatuur te brengen, niet te grote porties tegelijk te eten en goed, dat wil zeggen aandachtig proevend te kauwen. c. Melkzuurgroenten  Je kunt ook een salade maken van melkzuurgefermenteerde groenten. Dit zijn groenten die houdbaar zijn gemaakt met behulp van melkzuurgisting door melkzuurbacteriën die van nature op groenten van goede kwaliteit zitten. Zuurkool is hier het meest bekende voorbeeld van. Ook rode bieten, peen en andere groentesoorten kunnen door melkzuurgisting zijn geconserveerd. Ze zijn hierdoor voorbewerkt en daardoor beter verteerbaar. Daarnaast hebben ze een gunstige werking op onze darmflora en stimuleren ze onze spijsvertering en stofwisselingsprocessen.  Melkzure groenten en sappen als conservenproducten in de winkel zijn voor de houdbaarheid verhit. d. Voorzichtig zijn met rauwkost  Veel jonge kinderen en ouderen kunnen nog niet of niet meer goed verteren. Voor hen is geregeld rauwkost eten meestal geen goede keuze. Dit geldt vaak ook voor mensen met een zwakke constitutie of die te mager zijn. We kunnen ons lichaam overigens wel ‘leren’ rauwkost te verteren. We kunnen dan met vers groentesap of melkzuurgefermenteerde groentesap beginnen. Dit met kleine slokjes drinken en als dat goed gaat overgaan op kleine porties zachte rauwkost van bijvoorbeeld eerst malse bladgroente. Ook wat het eten van rauwkost betreft zullen we onze eigen grenzen moeten leren kennen. 31

Enkele praktische aandachtspunten voor het zelfmanagement (de gewichtsbeheersing) Bij overgewicht • Neem kleinere schaaltjes, borden en bestek dan je gewend bent. Door met aandacht kleine happen te nemen voorkom je dat je in korte tijd meer eet dan je nodig hebt. Niet gehaast eten en aandachtig proeven geven eerder een verzadigend gevoel waardoor je minder eet. •S  la geen maaltijden over anders is de verleiding groot tussendoor van alles te gaan eten waardoor je het overzicht kwijt raakt en ongemerkt meer eet dan je nodig hebt. •G  a niet opeens zo weinig eten dat je snel en veel afvalt. Na snel afvallen kom je, door je neiging tot compensatie, ook makkelijk weer veel aan. Het gaat erom dat je geleidelijk je voedingskeuze en eetgedrag verandert in een gezond eetpatroon. Dit heeft het meeste effect, ook op langere termijn. •G  a liever meer bewegen, wandelen, fietsen, sporten, dan dat je te weinig gaat eten. Als je langere tijd te weinig eet komt je stofwisseling op een laag pitje te staan. Je gaat minder intensief ‘verbranden’ waardoor je minder makkelijk afvalt én ook weer snel aankomt. •K  ies een gevarieerde, veelzijdig samengestelde voeding die bij je past. Door jezelf veel verschillende producten ‘te gunnen’ krijg je plezier in het eten. Een gevarieerde voeding maakt het spannend en uitdagend om te eten en bevredigt je vaak meer dan een saaie voeding. Het wordt dan makkelijker minder te gaan eten. •D  rink meer water dan je gewend was, dus ruim voldoende en goed verdeeld over de dag omdat het vochtverlies ook de hele dag plaatsvindt. In de eerste plaats water. Verder bron- of mineraalwater, kruiden- of bloesemtheesoorten of groene thee. Veel drinken maakt het makkelijker minder te eten. Veel vocht drinken en uitscheiden helpt om je lichaam van binnen ‘schoon’ te houden. •H  et kan een hulp zijn om op ‘moeilijke’ momenten vetarme bouillon te nemen met royaal soepgroenten. Het maakt je warm en je bent er even mee bezig om het op te eten. Soepgroente geeft bovendien volume aan de bouillon. •K  nolselderij en selderij werken vochtafdrijvend net als lavas (maggikruid) die tevens een pittige smaak geeft aan gerechten. •N  eem regelmatig rauwkostsalades tenzij je makkelijk spijsverteringsklachten krijgt. Rauwkost stimuleert onze stofwisselingsprocessen en doordat het volume geeft aan de darminhoud ook de uitscheiding van afvalstoffen. Daarnaast verhoogt rauwkost het verzadigingsgevoel wat het gemakkelijker maakt minder te eten. Bij een zwakke vertering zijn genoemde groentesappen, slokje voor slokje gedronken, een goed alternatief. •G  ebruik melkzure groente zoals zuurkool en melkzure sappen en dranken en zuivelproducten zoals karnemelk. Melkzuurgefermenteerde producten stimuleren de spijsvertering en stofwisseling. Hierdoor wordt het voedsel sneller verwerkt en worden afvalstoffen beter uitgescheiden. 32

• Vruchten stimuleren onze stofwisseling en uitscheiding, de ene soort meer dan de andere. Bij overgewicht wat terughoudend zijn met koolhydraatrijke vruchten zoals banaan, ananas, druiven en gedroogde zuidvruchten, hoewel deze toch met mate heel goed in het menu kunnen worden ingepast. Vruchten zijn veel meer dan producten met weinig of veel koolhydraten. • Bitterstoffen stimuleren onze spijsvertering en stofwisseling. Paardenbloem, artisjok, duizendblad, alsem, jeneverbes en guldenroede zijn bekende bronnen van bitterstoffen. Extracten hiervan zitten in de bitterelixers die in de handel zijn. Witlof en andijvie zijn groenten die van nature relatief veel bitterstoffen bevatten. • Las desgewenst af en toe een ontwateringskuur in door een dag alleen appel en rijst te eten. De dag van te voren 80 tot maximaal 100 gram rijst, rauw gewogen, zonder zout, gaar koken. De hoeveelheid in drie wat grotere en een aantal kleinere porties verdelen en afgedekt in de koelkast tot de volgende dag bewaren. Per portie een appel toevoegen: er doorheen opwarmen of vers eten, tot maximaal zes appels per dag. Die dag naast royaal water of bronwater ook kruiden- of bloesemthee drinken. Berkenblad, paardenstaart, brandnetel, vlier, lindebloesem en rozenbottel stimuleren de uitscheiding. Of thee van anijs-, venkel- en karwijzaad en kamille. Deze thee is ook geschikt bij gasvorming. • Bewaar geen restjes. Je komt dan in de verleiding ze later toch op te eten. • Ga geen boodschappen doen met een lege maag. Je bent dan geneigd meer te kopen dan je van plan was en nodig hebt. Bij ondergewicht • Neem niet te grote porties als je het niet prettig vindt een verzadigd gevoel te hebben. • Het kan plezierig zijn niet te grote borden, schaaltjes of bestek te nemen. Een halfleeg groot bord nodigt minder uit om te eten dan een gezellig opgemaakt kleiner bord. • Eet je kleine porties goed verdeeld over de dag. Naast drie hoofdmaaltijden drie of meer kleine tussendoortjes én eet met aandacht en plezier. • Bereid je eten met toewijding, met liefdevolle aandacht. • Eet wat je lekker en verstandig vindt, met aandacht en plezier. Vaak is het prettig je in het begin te beperken tot voor jou ‘vertrouwde’ producten en gerechten en niet met allerlei nieuwe smaken te experimenteren. • Probeer het wonder van het leven te zien: dat planten en dieren levensmiddelen produceren die wij kunnen eten en verteren. Stel je open voor het ontvangen van voedsel. Het doet de natuur goed als je van haar geniet door haar ‘vruchten’ te eten. • Drink ruim voldoende, goed verdeeld over de dag. Kies daarbij niet alleen voor water of (kruiden)thee maar ook vruchtensap en volle melk. • Gebruik royaal boter op het brood. • Denk vooral ook aan de koudgeperste plantaardige oliën en noten en zaden, vers, 33

licht geroosterd of als pasta. • Kies geen vetarme zuivelproducten maar eerder de volle varianten zoals volle melk, volle yoghurt of volle kwark. • Neem eventueel regelmatig een soep die gebonden is met gemixte groenten en waaraan je een klontje boter hebt toegevoegd. Een dergelijke soep heeft een relatief hoge voedingswaarde omdat je daar veel groente voor nodig hebt. • Eet niet te veel rauwkost als dit je een vol gevoel geeft. Drink dan liever groentesap. • Ook een verse vrucht kan volume in de maag geven: begin dan eerst met vruchtensap en drink dit met kleine slokjes tegelijk. • Gebruik regelmatig kruiden, toegevoegd bij de bereiding en als thee. Kruiden zoals anijs-, venkel- en karwijzaad, koriander, basilicum, tijm, rozemarijn, selderie en jeneverbes en daarnaast kamille, brandnetel, steranijs, citroenmelisse, pepermunt en verveine stimuleren en ondersteunen de spijsvertering en stofwisseling.

Samenvatting voor alle eters Algemeen: • Kies bij voorkeur biologisch (dynamisch)e producten. • Biologisch-dynamische producten zijn te herkennen aan het kwaliteitskeurmerk Demeter. Daarnaast hebben ze ook het EKO-keurmerk. • Biologische producten hebben alleen het EKO-keurmerk. • Door seizoensproducten uit de streek waar je woont te eten, help je jezelf om je in het hier en nu thuis te voelen, te aarden. Door daarnaast producten uit andere streken te eten voed je je wereldburgerschap. • Natuurvoedingswinkels hebben een ruim assortiment van verse en bewerkte / geconserveerde producten. Verder zijn steeds meer producten verkrijgbaar in de supermarkt, groentespeciaalzaken en op boerenmarkten en tuinderijen (bijvoorbeeld via abonnementen zoals Pergola). Meer specifiek: • Gebruik bij voorkeur verse producten, met name als het groente en fruit betreft. Besteed veel aandacht aan de verse seizoensproducten uit ons land c.q. je eigen woonstreek. • Kies een gevarieerde, veelzijdig samengestelde voeding die bij je past. • Eet groente zowel bereid als in de vorm van rauwkost en drink naar wens groentesap. • Eet bij voorkeur vers fruit, naar wens ook in de vorm van vruchtensap en eventueel compote (appelmoes, tutti frutti). 34

• Gebruik volkoren graanproducten of naar wens lichter verteerbare varianten zoals gebuild of bruin- of witbrood. Denk daarbij aan speltbrood. Spelt is niet zo ver doorgekweekt als tarwe. Naast gistbrood is er zuurdesembrood. Verder zijn knäckebröd, beschuit, toost en muesli of pap uitstekende keuzes. • Gebruik regelmatig melkzuurgefermenteerde producten op basis van groente, graan of zuivel. Deze stimuleren de spijsvertering en stofwisseling. • Eet bij de warme maaltijd tenminste een paar keer in de week rijst, gierst of ander graan, goed gaar gekookt en niet te zwaar verteerbaar. Daarnaast zijn er veel producten in de handel waarin granen zijn verwerkt zoals pizza, volkoren deegwaren als macaroni, spaghetti. • Gebruik kruiden om de voeding te verrijken, beter verteerbaar en/of aromatischer te maken. Het gebruik van zout wordt dan vaak overbodig. • Drink ruim voldoende: denk daarbij aan (bron)water en kruiden- en bloesemtheeën. • Eet af en toe noten en zaden zoals zonnebloempitten, sesamzaad en pijnboompitten mits je die goed kunt verteren: vers of geroosterd, of in de vorm van pasta. • Kies koudgeperste plantaardige oliën zoals bijvoorbeeld olijf- of zonnebloemolie. Varieer zo veel mogelijk en gebruik deze vooral ook onverhit bijvoorbeeld in dressings. Denk ook aan lijnzaadolie, maximaal twee eetlepels per dag, onverhit en bijvoorbeeld door kwark of rauwkostsalade vermengd. • Zuivelproducten vullen zowel groenten als granen belangrijk aan. Er is een geva­ rieerd assortiment te koop. Denk naast ‘zoete’ melk vooral ook aan de zure melk­ producten die met specifieke melkzuurbacteriën zijn gefermenteerd. Daarnaast is kaas een goede keuze. • Naast zuivel op basis van koemelk zijn er producten op basis van geitenmelk en schapenmelk te koop. Op speciale adressen ook paarden- en ezelinnenmelk. • Roomboter is een uitstekende vetbron. Deze is te verkiezen boven margarine. • Gebruik geen margarine met gehard vet. Deze bevat zo­geheten transvetzuren die ongezond voor ons zijn. • Eet naar wens en behoefte een ei. Zeker als je geen vlees of vis eet kan dat een goede aanvulling zijn op je dagmenu. • Als je voor vlees kiest, eet dan bij voorkeur geen grote porties en ook niet iedere dag vlees. • Als je een liefhebber bent van vis kies dan milieuvriendelijke vis. Eet geen grote porties en liever ook niet iedere dag vis. • Gebruik geen sterk geraffineerd zoetmiddel zoals kristalsuiker. Er zijn veel goede alternatieven te vinden zoals rietsuiker, honing, stropen, siropen en ook heerlijke gelei en jams. • Vermijd alcohol. • Eet bij voorkeur geen diepvriesproducten: met name groente, fruit en brood kunnen het beste vers worden gegeten. • Vermijd voedsel uit de magnetron.

35

Enkele instanties en websites Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders www.nvaz.nl / tel. 030 – 6945544 Nederlandse Vereniging van Diëtisten www.nvdietist.nl / tel. 030 – 6346222 Vereniging van Natuurvoedingskundigen, voor voedings- en bereidingsadviezen www.natuurvoedingskundige.nl / tel. 0522 – 242671 Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw en Voeding www.bdvereniging.nl / tel. 0321 - 315937 De vereniging geeft een ledenblad uit: Dynamisch Perspectief. Zie voor BD / EKO verkooppunten de adressenlijst op de website Stichting Demeter www.demeter-bd.nl / tel. 0343 – 522355 Louis Bolk Instituut, natuurwetenschappelijk onderzoek www.louisbolk.nl / tel. 0343 – 517814 Kraaybeekerhof, opleidingen, cursussen en trainingen www.kraaybeekerhof.nl / tel. 0343 – 512925 Biologica, ketenorganisatie voor biologische landbouw en voeding www.biologica.nl / tel. 030 – 2339970 Slow Food, onafhankelijke organisatie die zich inzet voor lekker, puur en eerlijk eten www.slowfood.nl

36

Diëtiste-voedingsdeskundige en therapeute Consulten, workshops en lezingen persoonlijke en spirituele ontwikkeling • spirituele visie op voeding en gezond gewicht •

Lize Baarspul

praktijk voor persoonlijke & spirituele ontwikkeling

T. 030-2280149

E. [email protected]

ook uitgever van:

Gouda Media Groep B.V. - uitgeverij

www.dekrantvangouda.nl

- communicatie & vormgeving - websites en multimedia - cursussen en congressen

V E R S C H I J N T G R AT I S T W E E W E K E L I J K S O P W O E N S D A G I N A L L E Z I E K E N H U I Z E N I N N E D E R L A N D E N O P I N T E R N E T

www.ziekenhuiskrant.nl Gouda Media Groep B.V. Crabethstraat 38 D 2801 AN Gouda Tel. 0182-322456 Fax. 0182-322466 www.goudamediagroep.nl

www.busyness.nl

Related Documents


More Documents from ""