Wat weet ik, wat kan ik en wat wil ik? Om met succes te kunnen leren op school moet je bepaalde dingen weten en kunnen en wordt er een bepaalde houding van je verwacht. Dat ‘weten ‘ en ‘kunnen’ en die ‘bepaalde houding’ noemen we competenties. Zo is het belangrijk dat je je werk goed leert plannen. Dat betekent bijvoorbeeld dat je op tijd aan een opdracht moet beginnen, precies moet weten wat je moet doen en zelfstandig kunt werken. Ook samenwerken is belangrijk op school. Wanneer je in een groepje werkt met andere leerlingen is het bijvoorbeeld nodig dat je taken kunt verdelen, dat je rekening met anderen houdt, dat je vragen kunt stellen en voor je eigen mening durft op te komen. Zo zijn er tal van competenties waarover je moet beschikken om goed te kunnen leren en werken op school. Hieronder vind je een overzicht van die competenties. Probeer eens aan te geven hoe goed je bepaalde competenties als beheerst. Geef dat aan door een kruisje te zetten in de kolom ‘ dat weet ik en kan ik al’. Het kan ook best zijn dat er competenties zijn waar je nog veel aandacht aan moet schenken in de komende tijd. Geef dat aan door een kruisje te zetten in de kolom ‘ dat weet ik en kan ik nog niet zo goed’.
Algemene competenties: beginsituatie.
1
1. Plannen en organiseren Omschrijving: Om goede leerresultaten te halen is het belangrijk om alles wat je gaat doen goed voor te bereiden. Je moet een planning maken zodat je weet wanneer je wat gaat doen. Het is belangrijk om in te kunnen schatten hoe lang je met iets bezig bent. Wanneer je geen goede planning maakt kun je bijvoorbeeld in tijdnood komen en krijg je je werk niet op tijd af. Ben je eenmaal aan het werk dan is het belangrijk dat je je ook aan het plan houdt. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: hoe een planning er uit kan zien Wat je moet kunnen: een lijst van uit te voeren taken maken de moeilijkheid van taken inschatten aangeven wat je moet doen, wie je nodig hebt en wat je nodig hebt een tijdsplanning maken de nodige materialen en hulpmiddelen regelen afspraken maken na gaan of je vooruitgang boekt je houden aan de planning je planning als dat nodig is bijstellen Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfstandigheid doorzettingsvermogen
Algemene competenties: beginsituatie.
2
2. Samenwerken Omschrijving: Samenwerken met andere leerlingen is belangrijk. In allerlei projecten zul je met andere leerlingen opdrachten moeten uitvoeren. Samenwerken gaat niet zomaar vanzelf. Ook hier zijn bepaalde vaardigheden van belang. Zo zul je bijvoorbeeld met elkaar moeten kunnen discussiëren zonder ruzie te krijgen, er zullen taken moeten worden verdeeld, je zult het eens met elkaar moeten kunnen worden. Kijk maar eens hieronder waar het allemaal om gaat. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: de rollen die er in een groep (kunnen) zijn de manieren waarop je taken kunt verdelen Wat je moet kunnen: je eigen mening geven en (met argumenten) verdedigen bedenken en kunnen zeggen waarom je het ergens niet mee eens bent kritisch en goed luisteren luisteren kritische en goede vragen stellen het eens kunnen en willen worden met elkaar feiten van meningen onderscheiden informatie beoordelen op betrouwbaarheid je inleven beoordelen of je voldoende informatie hebt om je mening te geven een werkschema kunnen maken (taakverdeling/plan van aanpak) Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: ruimte geven voor de inbreng van anderen rekening houden met wat anderen willen en kunnen het kunnen verdragen dat anderen het niet eens zijn met jou of met wat je doet durven zeggen wanneer je het niet eens bent met wat iemand zegt of doet. je houden aan afspraken je verantwoordelijk voelen voor de prestatie van de groep het groepsbelang boven je eigen belang stellen
Algemene competenties: beginsituatie.
3
3. Informatie verzamelen. Omschrijving: Voor het maken van opdrachten tijdens projectenweken, opdrachten tijdens de lessen, het maken van huiswerk of het maken van een werkstuk heb je informatie nodig. Die kun je halen uit boeken en tijdschriften, maar ook van internet afhalen. Voor het gericht zoeken naar informatie zijn een aantal competenties van belang. Hieronder staan ze. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: de manieren waarop je informatie kunt verzamelen Wat je moet kunnen: zoekmachines (zoals Google) gebruiken informatie zoeken in boeken, kranten en tijdschriften informatie zoeken op het internet informatie uit artikelen en brochures halen informatie uit kaarten halen informatie uit tabellen en grafieken halen informatie uit afbeeldingen halen informatie uit film, televisie- en radio-uitzendingen halen metingen verrichten een proef uitvoeren informatie verzamelen door een groep mensen naar hun mening te vragen m.b.v. bijvoorbeeld een vragenlijst (een enquête houden) interviewen informatie vragen via brief of e-mail Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: ordelijk en netjes werken aandacht voor veiligheid en milieu (bij het verrichten van metingen en het uitvoeren van proeven)
Algemene competenties: beginsituatie.
4
4. Informatie beoordelen en verwerken. Omschrijving: Je kunt heel veel informatie vinden in boeken en tijdschriften of op internet. Maar wat is nu echt bruikbaar en betrouwbaar en wat is onzin, waar heb je niets aan? Andere vragen die je je stellen kunt zijn: Hoe gebruik ik die informatie, wat doe ik ermee? Gebruik ik de informatie bijvoorbeeld om vraag te beantwoorden of een probleem op te lossen? Verwerk ik de informatie in een werkstuk of bij een opdracht? En hoe doe ik dat? Wanneer je de onderstaande competenties beheerst kom je een heel eind bij het beantwoorden van die vragen. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: welke tekstsoorten er zijn wanneer informatie meer of minder betrouwbaar is wat een feit en wat een mening is Wat je moet kunnen: oriënterend lezen intensief lezen kritisch en goed lezen kritisch en goed kijken en luisteren luisteren en aantekeningen maken informatie beoordelen op bruikbaarheid (wat kan ik gebruiken?) informatie beoordelen op betrouwbaarheid (hoe betrouwbaar is de informatie?) feiten van meningen onderscheiden hoofd- van bijzaken onderscheiden informatie ordenen gegevens in een tabel of grafiek zetten berekeningen maken samenvatten conclusies trekken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: een kritische houding: niet zomaar alles voor waar aannemen ordelijk en netjes werken
Algemene competenties: beginsituatie.
5
5. Schriftelijk presenteren. Omschrijving: Het is belangrijk dat je werkstukken, je schriftelijke opdrachten, je schriftelijk presentaties goed iedereen te begrijpen zijn. Dat betekent onder andere dat je de informatie die je aan andere wil overdragen, de ideeën die je met andere wil delen en je mening die je over een bepaald onderwerp hebt in goede Nederlandse zinnen moet formuleren zodat iedereen weet waar het opvergaat. Ook is het belangrijk dat alles wat je schrijft overzichtelijk op papier staat. De volgende competenties zijn hiervoor van belang Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: je moet voldoende kennis hebben van het onderwerp waarover je gaat schrijven welke verschillende tekstsoorten er zijn de spellingsregels hoe je een tekst kunt opbouwen Wat je moet kunnen: een tekst een duidelijke opbouw geven de spellingsregels goed kunnen toepassen hoofd- van bijzaken onderscheiden je eigen mening geven een tekst met afbeeldingen illustreren een tekst verzorgd vormgeven ‘word’ kunnen gebruiken een werkstuk schrijven conclusies trekken een bronnenlijst maken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: • ordelijk en netjes werken
Algemene competenties: beginsituatie.
6
6. Mondeling presenteren. Omschrijving: Het kan voorkomen dat je iets over een onderwerp aan je klasgenoten moet vertellen. Bijvoorbeeld informatie en/of je mening over een bepaald onderwerp geven. Je moet dan natuurlijk genoeg over het onderwerp weten en het zo interessant en duidelijk mogelijk presenteren aan je klasgenoten. Anders vinden ze er niets aan of begrijpen er niets van. Hierbij zijn de volgende competenties van belang: Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: je moet voldoende kennis hebben van het onderwerp dat je presenteert hoe je een presentatie kunt opbouwen Wat je moet kunnen: hoofd- van bijzaken onderscheiden conclusies trekken een mondelinge presentatie voorbereiden mondeling informatie uitleggen gebruikmaken van gebaren en gelaatsuitdrukkingen om duidelijk te maken wat je bedoelt. een PowerPointpresentatie maken je eigen mening geven ingaan op reacties en vragen in je taalgebruik rekening houden met de mensen/leerlingen die naar je luisteren je publiek boeien de presentatie niet langer maken/houden dan is afgesproken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen enthousiasme
Algemene competenties: beginsituatie.
7
7. Discussiëren. Omschrijving: Wanneer je het niets eens bent met wat anderen zeggen en je hebt een andere mening dan kun je er met elkaar over praten om duidelijk te krijgen wat de verschillen zijn en waarom ze er zijn. Tijdens zo’n gesprek maak je duidelijk waarom jij bepaalde dingen denkt en waarom je het noet eens bent met anderen. Het gaat er dan echt niet om dat degene die het hardst roept gelijk krijgt. Zo’n gesprek noemen we een discussie. Hieronder staan de competenties die van belang zijn bij tijdens een discussie. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: je moet voldoende weten van het onderwerp waarover je discussieert wat een feit en wat een mening is Wat je moet kunnen: je eigen mening geven goed en kritisch luisteren tegenargumenten bedenken kritische en goede vragen stellen (die de ander aan het denken zetten) vaststellen of informatie betrouwbaar is feiten van meningen onderscheiden je inleven (in situaties en in anderen) beoordelen of je voldoende informatie hebt om je mening te geven Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: goed luisteren en een ander laten uitpraten niet zomaar alles voor waar aannemen wanneer anderen gelijk hebben je ongelijk durven toegeven
Algemene competenties: beginsituatie.
8
8. Reflecteren: Kritisch terugkijken op de uitvoering van jouw taak. Omschrijving: Het kan heel goed zijn om regelmatig eens na te denken over hoe je taken aanpakt en opdrachten uitvoert. Ben je tevreden over je manier van werken of denk je dat je bepaalde dingen beter en anders moet doen. Dit kritisch terugkijken naar je eigen manier van werken noemen we reflecteren. Hieronder staan een aantal belangrijk competenties die met reflecteren te maken hebben. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: wat je moet kennen en kunnen om een specifieke taak uit te voeren Wat je moet kunnen: leerresultaten bijhouden controleren of je vooruitgang geboekt hebt terugdenken je eigen aanpak en resultaten beoordelen je eigen mening geven zelf aangeven waarom jou iets wel of iets niet (goed) lukte conclusies trekken voor een volgende keer Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen kunnen accepteren dat sommige dingen beter kunnen van fouten willen leren zelfdiscipline eerlijk en kritisch zijn naar jezelf bereidheid tot veranderen
Algemene competenties: beginsituatie.
9
9. Studeren Omschrijving: Iets te weten willen komen, leren, je iets eigen maken, je ergens in verdiepen, iets leren begrijpen, kennis tot je nemen, feiten onthouden, je bepaalde vaardigheden eigen maken, het heeft allemaal te maken met studeren. Studeren voor een toets, studeren voor een diploma. Studeren doe je nu op school en later op een vervolgopleiding. Waarschijnlijk ook nog wanneer je een baan hebt. Studeren gaat niet altijd vanzelf. Ook hier zijn bepaalde vaardigheden voor nodig. Je ziet ze hieronder. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: welke informatiebronnen je kunt gebruiken welke tekstsoorten er zijn welke verbanden je kunt leggen welke manieren er zijn om een taak aan te kunnen pakken Wat je moet kunnen: je oriënteren op een taak een geschikte studieaanpak kiezen intensief lezen studerend lezen kritisch lezen kritisch luisteren en kijken hoofd- van bijzaken onderscheiden samenvatten overzichtsschema's maken luisteren en aantekeningen maken uit het hoofd leren een tijdsplanning maken de voortgang controleren / vaststellen uitleg of hulp vragen je eigen mening geven terugkijken op hoe je gewerkt hebt en of er zaken anders en beter moeten/kunnen Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen zelfdiscipline, doorzetten en volhouden
Algemene competenties: beginsituatie.
10
studiemotivatie concentratie
Algemene competenties: beginsituatie.
11
10. Onderzoeken Omschrijving: Onderzoeken heeft te maken met iets willen begrijpen, met iets te weten willen komen, met iets willen verklaren. Een onderzoek begint met een Onderzoeksvraag (daar staat in wat je precies wil weten). Daarna zoek je naar een manier waarop je het antwoord op je vraag vindt. Hieronder staan een aantal vaardigheden die van belang zijn bij het opzetten en uitvoeren van een onderzoek. Van belang is dat je een onderzoek nauwkeurig uitvoert. Wat is er nodig om dat weet ik en kan ik dat weet ik en kan ik goed te kunnen al nog niet zo goed plannen en organiseren? Wat je moet weten: weten wat allemaal met je onderzoek te maken zou kunnen hebben de soorten onderzoeksvragen die je kunt stellen uit welke stappen een onderzoek bestaat Wat je moet kunnen: onderzoeksvragen formuleren (‘Wat wil ik weten wanneer ik klaar ben met mijn onderoek?’) een onderzoeksplan maken informatie verzamelen conclusies trekken je eigen mening geven Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: nieuwsgierigheid zelfstandigheid ordelijk en netjes werken je houden aan afspraken aandacht voor veiligheid en milieu (bij het verrichten van metingen en het uitvoeren van proeven)
Algemene competenties: beginsituatie.
12