Algemene competenties: Wat weet ik, wat kan ik en wat wil ik? 1. Plannen en organiseren. Omschrijving:
Je kunt werkzaamheden goed voorbereiden, in de tijd plannen en volgens plan uitvoeren
Wat is nodig om goed te plannen en organiseren?
Wat je moet weten: hoe een planning er uit kan zien
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: een lijst van uit te voeren taken maken de moeilijkheid van taken inschatten aangeven wat je moet doen, wie je nodig hebt en wat je nodig hebt een tijdsplanning maken de nodige materialen en hulpmiddelen regelen afspraken maken na gaan of je vooruitgang boekt je houden aan de planning je planning als dat nodig is bijstellen Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfstandigheid doorzettingsvermogen Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart: 7 : Visualiseren Kaart 10: Plan van aanpak Kaart 15: motiveren Kaart: 25: plannen Kaart: 26: zelfstandig Kaart 27: reflecteren
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
1
2. Samenwerken. Omschrijving:
Je kunt deelnemen aan overleg en discussie in een groep en met anderen een taak uitvoeren. Je levert een bijdrage aan het resultaat.
Wat is nodig om goed samen te werken?
Wat je moet weten: de rollen die er in een groep (kunnen) zijn de manieren waarop je taken kunt verdelen
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: je eigen mening geven en (met argumenten) verdedigen bedenken en kunnen zeggen waarom je het ergens niet mee eens bent kritisch en goed luisteren luisteren kritische en goede vragen stellen het eens kunnen en willen worden met elkaar feiten van meningen onderscheiden informatie beoordelen op betrouwbaarheid je inleven beoordelen of je voldoende informatie hebt om je mening te geven een werkschema kunnen maken (taakverdeling/plan van aanpak) Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: ruimte geven voor de inbreng van anderen rekening houden met wat anderen willen en kunnen het kunnen verdragen dat anderen het niet eens zijn met jou of met wat je doet durven zeggen wanneer je het niet eens bent met wat iemand zegt of doet. je houden aan afspraken je verantwoordelijk voelen voor de prestatie van de groep het groepsbelang boven je eigen belang stellen
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
2
Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 11: luisteren; Kaart 12: Notuleren; Kaart 13: mind map; Kaart 14: argumenteren; kaart 23: kritik geven; Kaart 28: initiatief nemen; kaart 32: brainstormen
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
3
3. Informatie verzamelen. Omschrijving:
Je kunt doelgericht informatie zoeken en verzamelen uit verschillende bronnen.
Wat is nodig om goed informatie te verzamelen?
Wat je moet weten: de manieren waarop je informatie kunt verzamelen
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: zoekmachines (zoals Google) gebruiken informatie zoeken in boeken, kranten en tijdschriften informatie zoeken op het internet informatie uit artikelen en brochures halen informatie uit kaarten halen informatie uit tabellen en grafieken halen informatie uit afbeeldingen halen informatie uit film, televisie- en radio-uitzendingen halen metingen verrichten een proef uitvoeren informatie verzamelen door een groep mensen naar hun mening te vragen m.b.v. bijvoorbeeld een vragenlijst (een enquête houden) interviewen informatie vragen via brief of e-mail Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: ordelijk en netjes werken aandacht voor veiligheid en milieu (bij het verrichten van metingen en het uitvoeren van proeven) Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 8: Informatie zoeken Kaart 9: interview Kaart 20: Tekst bestuderen Kaart: 22: snel lezen
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
4
4. Informatie beoordelen en verwerken. Omschrijving:
Je kunt de bruikbaarheid en kwaliteit van informatie beoordelen. Je kunt informatie verwerken om een vraag te beantwoorden of een probleem op te lossen.
Wat is nodig om goed informatie te beoordelen en verwerken?
Wat je moet weten: welke tekstsoorten er zijn wanneer informatie meer of minder betrouwbaar is wat een feit en wat een mening is
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: oriënterend lezen intensief lezen kritisch en goed lezen kritisch en goed kijken en luisteren luisteren en aantekeningen maken informatie beoordelen op bruikbaarheid (wat kan ik gebruiken?) informatie beoordelen op betrouwbaarheid (hoe betrouwbaar is de informatie?) feiten van meningen onderscheiden hoofd- van bijzaken onderscheiden informatie ordenen gegevens in een tabel of grafiek zetten berekeningen maken samenvatten conclusies trekken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: een kritische houding: niet zomaar alles voor waar aannemen ordelijk en netjes werken
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
5
Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 13: mind-map; kaart 20: tekst bestuderen; kaart 21: samenvatten; kaart 22: snel lezen; kaart: 30: schema maken
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
6
5. Schriftelijk presenteren. Omschrijving:
Je kunt informatie, ideeën en meningen in begrijpelijk en goed Nederlands opschrijven.
Wat is nodig om goed schriftelijk te presenteren?
Wat je moet weten: je moet voldoende kennis hebben van het onderwerp waarover je gaat schrijven welke verschillende tekstsoorten er zijn de spellingsregels hoe je een tekst kunt opbouwen
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: een tekst een duidelijke opbouw geven de spellingsregels goed kunnen toepassen hoofd- van bijzaken onderscheiden je eigen mening geven een tekst met afbeeldingen illustreren een tekst verzorgd vormgeven ‘word’ kunnen gebruiken een werkstuk schrijven conclusies trekken een bronnenlijst maken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: ordelijk en netjes werken Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 1: Hoe maak je een werkstuk? Kaart 3: Betoog Kaart 4: Hoe maak je een scriptie? Kaart 5 Hoe maak je een boekverslag? Kaart 6: Video-verslag
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
7
6. Mondeling presenteren Omschrijving:
Je kunt informatie, ideeën en meningen in begrijpelijke taal aan anderen duidelijk maken.
Wat is nodig om een goede mondelinge presentatie te geven?
Wat je moet weten: je moet voldoende kennis hebben van het onderwerp dat je presenteert hoe je een presentatie kunt opbouwen
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: hoofd- van bijzaken onderscheiden conclusies trekken een mondelinge presentatie voorbereiden mondeling informatie uitleggen gebruikmaken van gebaren en gelaatsuitdrukkingen om duidelijk te maken wat je bedoelt. een PowerPointpresentatie maken je eigen mening geven ingaan op reacties en vragen in je taalgebruik rekening houden met de mensen/leerlingen die naar je luisteren je publiek boeien de presentatie niet langer maken/houden dan is afgesproken Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen enthousiasme Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 2: Hoe houd je een spreekbeurt Kaart 3. Betoog Kaart 6: maken van een video-verslag Kaart 31: spreken
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
8
7. Discussiëren Omschrijving competentie:
Je kunt in een discussie je eigen mening geven. Je kunt deze mening met argumenten verdedigen en reageren op argumenten van anderen.
Wat is nodig om goed te discussiëren?
Wat je moet weten: je moet voldoende weten van het onderwerp waarover je discussieert wat een feit en wat een mening is
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: je eigen mening geven goed en kritisch luisteren tegenargumenten bedenken kritische en goede vragen stellen (die de ander aan het denken zetten) vaststellen of informatie betrouwbaar is feiten van meningen onderscheiden je inleven (in situaties en in anderen) beoordelen of je voldoende informatie hebt om je mening te geven Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: goed luisteren en een ander laten uitpraten niet zomaar alles voor waar aannemen wanneer anderen gelijk hebben je ongelijk durven toegeven Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 11: luisteren Kaart 14: argumenteren Kaart 23: kritiek geven
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
9
8. Reflecteren: Kritisch terugkijken op de uitvoering van jouw taak. Omschrijving:
Je kunt terugkijken op de uitvoering van een taak om je eigen leren en presteren te verbeteren.
Wat is nodig om goed te reflecteren?
Wat je moet weten: wat je moet kennen en kunnen om een specifieke taak uit te voeren
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld Datum:
Datum:
NO
NO
IO
O
IO
O
Wat je moet kunnen: leerresultaten bijhouden controleren of je vooruitgang geboekt hebt terugdenken je eigen aanpak en resultaten beoordelen je eigen mening geven zelf aangeven waarom jou iets wel of iets niet (goed) lukte conclusies trekken voor een volgende keer Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen kunnen accepteren dat sommige dingen beter kunnen van fouten willen leren zelfdiscipline eerlijk en kritisch zijn naar jezelf bereidheid tot veranderen Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 26: reflecteren Kaart 27: zelfstandig leren
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
10
9. Studeren. Omschrijving competentie:
Je kunt verschillende manieren van aanpak gebruiken om kennis en vaardigheden te verwerven.
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
11
Datum:
Wat is nodig om goed te studeren?
Wat je moet weten: welke informatiebronnen je kunt gebruiken welke tekstsoorten er zijn welke verbanden je kunt leggen welke manieren er zijn om een taak aan te kunnen pakken
NO
Datum: IO
O
NO
IO
O
Wat je moet kunnen: je oriënteren op een taak een geschikte studieaanpak kiezen intensief lezen studerend lezen kritisch lezen kritisch luisteren en kijken hoofd- van bijzaken onderscheiden samenvatten overzichtsschema's maken luisteren en aantekeningen maken uit het hoofd leren een tijdsplanning maken de voortgang controleren / vaststellen uitleg of hulp vragen je eigen mening geven terugkijken op hoe je gewerkt hebt en of er zaken anders en beter moeten/kunnen Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: zelfvertrouwen zelfdiscipline studiemotivatie concentratie Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’
Kaart 7: visualiseren; Kaart: 8: Informatiezoeken; kaart 10: plan van aanpak: kaart 11: luisteren; kaart 13: mind-map maken; kaart 16: concentreren; kaart 17: schriftelijke toets voorbereiden; kaart 18: mondelinge toets voorbereiden; kaart 20: tekst bestuderen; kaart 21: samenvatten; kaart 24: zelfvertrouwen; kaart 25: plannen; kaart 27: reflecteren; kaart 29: woordjes leren; kaart 30: een schema maken; kaart 34: doelen stellen; kaart 35: onthouden
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
12
10. Onderzoeken. Omschrijving competentie: Je start een onderzoek met een plan en houd je tijdens de uitvoering hieraan. Ook kun je de onderzoeksresultaten presenteren. Om goed te kunnen onderzoeken heb je ook alle vaardigheden nodig die je vindt onder de competenties Plannen en organiseren, Samenwerken (als je in een groepje werkt), Informatie verzamelen, Informatie beoordelen en verwerken, Schriftelijk presenteren, Mondeling presenteren en Reflecteren.
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
Terugkoppeling: NO= niet ontwikkeld IO = in ontwikkeling O = ontwikkeld
13
Datum: NO Wat is nodig om goed te onderzoeken?
Datum: IO
O
NO
IO
O
Wat je moet weten: weten wat allemaal met je onderzoek te maken zou kunnen hebben de soorten onderzoeksvragen die je kunt stellen uit welke stappen een onderzoek bestaat Wat je moet kunnen: onderzoeksvragen formuleren (‘Wat wil ik weten wanneer ik klaar ben met mijn onderoek?’) een onderzoeksplan maken informatie verzamelen conclusies trekken je eigen mening geven
Welke houdingen en eigenschappen belangrijk zijn: nieuwsgierigheid zelfstandigheid ordelijk en netjes werken je houden aan afspraken aandacht voor veiligheid en milieu (bij het verrichten van metingen en het uitvoeren van proeven) Ondersteuning / adviezen uit ‘Tumult’ Kaart 1: Hoe maak ik een werkstuk? Kaart 4: Hoe maak ik een scriptie? Kaarten die genoemd worden bij: Plannen en organiseren, samenwerken, informatie verzamelen, schriftelijk presenteren, mondeling presenteren en reflecteren.
algemene competenties met terugkoppeling en adviezen RdMC /Sintermeerten
14