EVALUATIESCHEMA HUIZE EYCKERHEYDE VOOR BEGELEIDERS Wie wordt geëvalueerd: Aanwezigen: Datum:
Hoe wordt dit evaluatieschema gebruikt? Het evaluatieschema bestaat uit zeer veel items, die wij belangrijk vinden. Door deze systematisch met jou te bespreken hopen we genoeg feedback te geven. We werken met een puntensysteem. Omdat iedereen zo’n schools systeem wel kent en omdat het ons kan helpen uitleggen hoever je al bent ingewerkt, waar er nog werkpunten liggen, waar je heel sterk in bent. We gaan er van uit dat een 1 een erge onvoldoende is, dat bij een 2 en 3 je weet hebt van de dingen die in dat item bevraagd worden, bij een 4 en een 5 heb je ook wel al inzicht, bij een 6 en een 7 kan je het ook toepassen en bij 8, 9 en 10 is het geïntegreerd in je werking/ je past het spontaan toe. Als je hier net werkt kan je nog niet over alles inzicht hebben of dit ook toepassen,… Het is mee aan ons om je genoeg informatie te geven. Om hier in Eyckerheyde te kunnen blijven werken moet je een globale 7 behalen (na een inwerkperiode van 3 maand als FT). Als er meerdere collega’s een 7 of meer behalen, dan kijken we naar anciënniteit. Belangrijker nog dan de punten, is de feedback die we per item geven. We stofferen dit met voorbeelden, zodat het concreet voor je wordt. Vandaar ook veel plaats om te schrijven. Over sommige items zullen we nog geen feedback kunnen geven. We nemen dit dan mee voor een volgend gesprekje. Gedurende de eerste weken wordt het onthaal voor nieuwe collega’s met je overlopen. Naast veel praktische informatie, krijg je dan ook al wat feedback. Na een 4-tal weken wordt er een eerste maal bijeengezeten voor een functioneringsgesprek. Dit met je meter/peter en de groepschef. We laten ons hiervoor leiden door dit evaluatieschema. Het is logisch dat er minstens een drietal keer wordt samengezeten. Daarna is het wat verschillend in tijd, van hoeveel er nog verteld kan/moet worden, de bewoners,…
1. WERKEN MET DE DOELGROEP A. individueel werken A.1. Informatieverwerving 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
Informeert naar de achtergrond van de bewoner en bespreekt observaties met collega’s Vraagt uitleg Wisselt informatie uit binnen het team Verwerft info via de aanwezige kanalen (vergaderingen, dossiers) Respecteert het vertrouwelijk karakter van de informatie met betrekking tot de bewoner Tracht na te gaan wat er achter bepaald gedrag schuil gaat en praat daarover met de collega’s
OPMERKINGEN: -
/60
A.2. Aanvaarding A2.1 A2.2 A2.3 A2.4 A2.5
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan de bewoner aanvaarden zoals hij is, met zijn eigen gevoelens en waarden Kan omgaan met sympathieën en antipathieën Kan handelen zonder vooroordelen Heeft oog voor de eigenheid van elke bewoner Zoekt contact met iedere bewoner, laat geen bewoner links liggen
OPMERKINGEN: A.3. Luisterbereidheid
/50
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
A3.1 Kan actief luisteren en zich luisterend opstellen A3.2 Kan met iedere bewoner op een veelzijdige manier contact leggen en uitbouwen A3.3 Communiceert ook met non-verbale middelen OPMERKINGEN: -
/30
A.4. Empathie A4.1 A4.2 A4.3 A4.4
OPMERKINGEN: A.5. Geborgenheid en veiligheid bieden A5.1 A5.2 A5.3 A5.4 A5,5 A5.6 A5.7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan zich respectvol en empathisch opstellen tov de bewoner m.b.t. diens mog. en beperkingen Kan zich inleven, maar toch voldoende afstand houden Kan de bewoner aanspreken op zijn/haar gedrag zonder diens zelfbeeld te schaden Kan situaties inschatten waarin de bewoner hem/haar tracht te manipuleren en reageert gepast
/40
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan een situatie omschrijven waarin hij/zij een vertrouwensklimaat schept voor de bewoner Kan bewoners stimuleren zich concreet uit te drukken in gedrag en gevoel ( bv door vragen stellen, reflecteren v. gevoel,…)
Kan de bewoner in crisissituaties opvangen, troosten, geruststellen,… Kan duidelijke afspraken maken met de bewoner, zich aan die afspraken houden en erop staan dat ze nageleefd worden kan door het verantwoord en consequent toepassen van regels de bewoner zich veilig laten voelen
kan verantwoord, veilig en hygiënisch werken (handimove, bedsponden, handen wassen na verzorging Kan, met het oog op de hulpvraag/het hulpaanbod, kleine problemen oplossen zonder hulp in te roepen
/70
OPMERKINGEN: -
A.6. Stimuleren van zelfredzaamheid - zelfstandigheid A6.1 A6.2 A6.3 A6.4 A6.5 A6.6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan de bewoner aanmoedigen tot zelf-doen (eten, aankleden,…) en uitproberen Kan voldoende tijd en geduld opbrengen om de bewoner bepaalde zaken zelf te laten doen Bevestigt de bewoner voldoende in zijn/haar pogingen tot zelfredzaamheid Laat de bewoner succeservaringen opdoen Betrekt de bewoner, afhankelijk van diens mogelijkheden, bij het uitvoeren van huishoudelijke taken Stimuleert de bewoner bij het maken van eigen keuzes en bij het opnemen van eigen verantwoordelijkheid
/60
OPMERKINGEN: A.7. Individuele activiteiten A7.1 A7.2 A7.3 A7.4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan een individuele activiteit organiseren Kan een individuele activiteit mee uitvoeren Kan een individuele activiteit zelf evalueren Kan een individuele activiteit bijsturen
OPMERKINGEN:
/40
-
B. groepsgericht werken B.1. Structuur aanbieden B1.1 B1.2 B1.3 B1.4 B1.5 B1.6 B1.7 B1.8
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Heeft zicht op de onderlinge relaties binnen de groep Kan ordening aanbrengen in het groepsgebeuren Is op de hoogte van formele en informele regels, kan deze consequent (en soepel) er mee omgaan Kan tijdig ingrijpen wanneer regels of wetten overtreden worden Kan straf en beloning evenwichtig hanteren Heeft voldoende relativeringsvermogen, kan storend gedrag met humor beïnvloeden en zonder dwang iets gedaan krijgen
Kan omgaan met conflictsituaties Kan luisteren naar verschillende partijen en overleggen met de groep
/80
OPMERKINGEN: -
B.2. Gepaste groepssfeer B2.1 B2.2 B2.3 B2.4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan de groep enthousiast maken en heeft zin voor humor Besteed zorg en aandacht aan bepaalde momenten of rituelen (verjaardagen, verwelkoming,..) Kan de groepssfeer en de groepsactiviteit aanpassen aan wat er in de groep leeft Voelt aan wat er in de groep leeft en speelt hierop in
/40
OPMERKINGEN: -
B.3. Evenwicht tussen groepsgericht en individueel werken B3.1 B3.2 B3.3 B3.4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Is bezig met één bewoner zonder de groep uit het oog te verliezen Let tijdens het groepsgebeuren ook op de individuele behoeften van de bewoners Hanteert een goed evenwicht tussen individueel en groepsgericht werken Kan de bewoner stimuleren tot deelname aan het groepsgebeuren
/40
OPMERKINGEN: -
B.4. Groepsgebeuren B4.1 B4.2 B4.3 B4.4 B4.5
Voert een eenvoudige deelactiviteit uit met de groep Kan een groepsactiviteit organiseren Kan een groepsactiviteit mee uitvoeren Kan een groepsactiviteit zelf evalueren Kan een activiteit bijsturen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
/50
OPMERKINGEN: -
2 . WERKEN IN DE ORGANISATIE A. binnen een team 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 A.1 A.2 A.3 A.4 A.5 A.6 A.7 A.8 A.9 A.10 A.11 A.12 A.13
Kan spontaan contact maken met collega’s Kan luisteren naar en samenvatten wat collega’s zeggen Kan eigen gedachten en belevingen naast die van andere verwoorden Kan vanuit een eigen positie inbreng hebben binnen het team Durft en kan bepaalde werkwijzen in vraag stellen Is open en mededeelzaam tav collega’s Is zich bewust van de cultuur binnen het team Heeft een inbreng op vergaderingen of bij overleg Respecteert de mening van anderen en kan zich bij de genomen beslissing neerleggen Is zich bewust van het feit dat er voortdurend overleg en samenspraak nodig is Doet moeite om op de hoogte te willen zijn ivm afspraken (vb medisch overleg,HOV, …) Staat open voor feedback, vraagt zelf om feedback en doet er iets mee Durft zelf ook feedback te geven
/130
OPMERKINGEN: -
B. met alle medewerkers van de organisatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 B.1 Weet waar hij/zij moet zijn met een bepaalde vraag en durft contact leggen bij de persoon in kwestie B.2 Geeft voldoende informatie door (gedragsobservaties, bedenkingen,…) aan collega’s en andere diensten via juiste kanalen B.3 Kan opdrachten van anderen aanvaarden en correct uitvoeren B.4 Kan voldoende respect opbrengen voor alle medewerkers binnen de instelling
/40
OPMERKINGEN: -
C. samenwerken met ouders en belangrijke derden 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 C.1 C.2 C.3 C.4 C.5 C.6 C.7
Stelt zichzelf actief voor aan ouders en andere bezoekers Je weet dat je een onthaalfunctie hebt Kan spontaan een gesprek aangaan met ouders Gaat voldoende in op hun vragen Kan de doelstellingen van en de gemaakte afspraken binnen de instelling duidelijk overmaken aan ouders Heeft respect voor de verschillende opvoedingsprincipes van de ouders Kan spontaan een gesprek aangaan met andere betrokkenen
C.8 Kan de doelstellingen van en de gemaakte afspraken binnen de instelling duidelijk overmaken aan derden
/80
OPMERKINGEN: D. Beleid en visie D.1 informeert naar de organisatie- en beleidsaspecten van de instelling leert taken van het multidisciplinair team kennen D.2 kan de basisstructuur en het organogram van de instelling schetsen D.3 kan de werking van de eigen organisatie plaatsen binnen de organisatiestructuur van de welzijnssector D.4 kent de opnamecriteria en de doelstellingen van de instelling
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
/40
OPMERKINGEN: -
3. VAARDIGHEDEN A. verzorging en materiële taken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 A.1 A.2 A.3 A.4 A.5 A.6
Heeft oog voor orde en hygiëne Kan hygiënische zorgen toedienen Heeft voldoende snelheid om verzorgingssituaties vlot te laten verlopen Kan met verzorgings- en eetfiches werken Werkt huishoudelijke taken zorgvuldig af volgens de gemaakte afspraken Weet waar EHBO-materiaal te vinden is
/60
OPMERKINGEN: -
B. creativiteit B.1 B.2 B.3 B.4 B.5 B.6 B.7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Bezit voldoende fantasie en creativiteit om met beperkt materiaal originele activiteiten te doen Kan de creativiteit van de bewoner bevorderen Kan de activiteit afstemmen op niveau, leeftijd en samenstelling van de groep Kan activiteiten programmeren, voorbereiden en organiseren Kan een activiteit op gang brengen, in de hand houden en bijsturen indien nodig Kan en durft voldoende meespelen, ook in aanwezigheid van derden Kan voldoende variatie in het activiteitenaanbod brengen
/70
OPMERKINGEN: -
C. communicatie C.1 C.2 C.3 C.4
Laat in een gesprek anderen uitspreken Geeft door vraagstelling de anderen de kans om hun gedachten en gevoelens te uiten Past zijn/haar taalgebruik aan aan de gesprekspartner en de situatie waarin men zich bevindt Kan een ik-boodschap geven
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
C.5 Is in staat een slecht-nieuws-gesprek te voeren C.6 Kan een evenwicht bewaren tussen té assertief en niet assertief bemiddelingsgedrag OPMERKINGEN: D. observatie en rapportage D.1 D.2 D.3 D.4 D.5 D.6 D.7 D.8
/60 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kan een situatie actief en doelgericht observeren Kan betekenis geven aan non-verbaal gedrag en deze interpretatie verduidelijken Gebruikt observatiegegevens om een betere aanpak uit te werken in samenspraak met het team Ziet in dat eigen handelen de reacties van de bewoner kan beïnvloeden Heeft oog voor omgevingsfactoren die het gedrag van de bewoner beïnvloeden geeft mondelinge informatie door (aan collega’s, relevantederden,…) mbt dagelijkse gebeurtenissen in de groep
Kan het nut van het dagboek inschatten en adequaat invullen Respecteert het vertrouwelijk karakter van de informatie met betrekking tot de bewoner
/80
OPMERKINGEN: -
4. ATTITUDES A. vertrouwelijke informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 A.1 Kan zorgvuldig omgaan met het beroepsgeheim A.2 Draagt zorg voor de privacy van de cliënten en hun familie A.3 Gaat met problemen ivm het hanteren van beroepsgeheim ten rade bij collega’s
/30
OPMERKINGEN: -
B. verantwoordelijkheidszin
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
B.1 Neemt verantwoordelijkheid op tav de bewoner het team en de totale organisatie B.2 Kan toegeven wanneer men zijn verantwoordelijkheid niet genomen heeft
/20
OPMERKINGEN: -
C. efficiënt en gemotiveerd werken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 C.1 C.2 C.3 C.4 C.5 C.6 C.7
Kan zich aanpassen aan onvoorziene omstandigheden zonder dat dit invloed heeft op zijn humeur Kan zich emotioneel voldoende onder controle houden op moeilijke momenten Kan een onderscheid maken tussen het belangrijke en het bijkomstige Kan de te vervullen taken in de tijd plannen Laat privé-zaken niet te sterk zijn werk beïnvloeden Straalt interesse en enthousiasme uit bij het werk Heeft zicht op eigen kwaliteiten en leerpunten
/70
OPMERKINGEN: -
D. correcte werkhouding D.1 D.2 D.3 D.4 D.5 D.6 D.7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Komt op tijd en respecteert de werktijden Verwittigt tijdig bij atwezigheid Is correct in het maken en nakomen van afspraken Kan nauwgezet omgaan met adminisratieve taken (aanwezigheden, uurrooster,…) Kan op een correcte manier telefonische boodschappen aannemen en overbrengen Past zijn kleding aan aan de verschillende praktijksituaties persoonlijke hygiëne en voorkomen
OPMERKINGEN: -
/70