V.Z.W. HUIZE EYCKERHEYDE “Erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Fondsvoor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap” Koningin Astridlaan 3 2880 BORNEM Telefoon 03/889.20.00 417-7045221-84
PROTOCOL SEKSUALITEIT
BELEIDSNOTA NR. S:\KIOSK\DIRECTIE\BELEIDSN\ EFQM RUBRIEK HOOFDTREFWOORD BIJKOMENDE TREFWOORDEN ENTITEITEN INGANGSDATUM Deze nota is een aanvulling op nota(„s) met nummer(s) Deze nota vervangt definitief en onherroepelijk nota(„s) nr(s) Gelieve de oude nota(„s) te verwijderen. Deze nota vervangt definitief en onherroepelijk paginanr(s). Gelieve de oude pagina(„s) te verwijderen.
2005-001 2005-001.doc Processen Cliëntenzorg seksualiteit, relatievorming VZW Huize Eyckerheyde 01/01/2005
Inhoud Inleiding .................................................................................................................................................................. 3 1. Visie op seksualiteit van personen met een verstandelijke handicap ........................................................... 3 2. Uitingsvormen van lichaams- en seksualiteitsbeleving .................................................................................. 3 2.1. Vriendschap ............................................................................................................................................... 3 2.1.1. Affectief contact ............................................................................................................................. 3 2.2. Verliefdheid ............................................................................................................................................... 4 2.2.1. Relatievormen ................................................................................................................................. 4 2.2.2. Intiem contact en vrijen .................................................................................................................. 4 2.3. Masturbatie ................................................................................................................................................ 4 2.4. Onaanvaardbare vormen van seksualiteit ................................................................................................... 4 3. Hulpmiddelen .................................................................................................................................................... 5 3.1. Intiem contact met derden .......................................................................................................................... 5 3.2. Hulp bij masturbatie ................................................................................................................................... 5 3.3. Erotisch en pornografisch materiaal ........................................................................................................... 5 3.4. Andere hulpmiddelen ................................................................................................................................. 5 4. Beschermingsmaatregelen ............................................................................................................................... 5 4.1. Voorbehoedmiddelen ................................................................................................................................. 5 4.2. Sterilisatie .................................................................................................................................................. 6 4.3. Zwangerschap en ouderschap ..................................................................................................................... 6 5. Omgang en verzorging door begeleiders ........................................................................................................ 6 5.1. Omgang en omgangsvormen ...................................................................................................................... 6 5.2. Lichamelijke verzorging ............................................................................................................................ 6 6. Voorlichting, vorming en begeleiding ............................................................................................................. 7 6.1. Vriendschap en relatie ................................................................................................................................ 7 6.2. Seksuele voorlichting ................................................................................................................................. 7 6.3. Weerbaar maken van verstandelijk gehandicapten..................................................................................... 7 7. Verantwoordelijkheden en deskundigheden van medewerkers ................................................................... 7 7.1. Algemene verantwoordelijkheden en bevoegdheden per discipline / medewerker .................................... 7 7.2. Verantwoordelijkheden met betrekking tot de begeleiding en hulpverlening ............................................ 8 7.3. Deskundigheden per discipline / medewerker ............................................................................................ 8 8. De rol van vertegenwoordigers........................................................................................................................ 8 9. Seksueel misbruik ............................................................................................................................................. 9 9.1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 9 9.2. Definitie ..................................................................................................................................................... 9 9.3. Preventie van seksueel misbruik .............................................................................................................. 10 9.3.1. Communicatie ............................................................................................................................... 10 9.3.2. Voorlichting en training ................................................................................................................ 10 9.3.3. Risicovolle situaties en kennis van signalen ................................................................................. 11 9.3.4. Beleid ............................................................................................................................................ 11 10. Evaluatie .......................................................................................................................................................... 11 11. Naslagwerk ...................................................................................................................................................... 12 12. Registraties ...................................................................................................................................................... 12 13. Procesopvolging .............................................................................................................................................. 12 Bijlage 1: Stappenplan seksueel misbruik .......................................................................................................... 13 Bijlage 2: Signalen van seksueel misbruik ......................................................................................................... 20 Bijlage 3: Vragenformulier seksueel misbruik .................................................................................................. 25 Bijlage 4: Adressen van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling in Antwerpen ..................................... 27
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Inleiding Dit protocol informeert begeleiders en ouders over de beleidsvisie van VZW Huize Eyckerheyde met betrekking tot de seksualiteit en intimiteit van bewoners en cliënten. Immers het individueel handelen van de begeleider volgens eigen waarden en normen geeft de bewoner onvoldoende garanties op een respectvolle, éénduidige en continue begeleiding en beantwoordt niet voldoende aan het eigen recht op seksualiteitsbeleving. Dit protocol geeft richtlijnen en grenzen aan die voor elke bewoner individueel vertaald moeten worden. Aangezien de vaak vrij beperkte mogelijkheden van de bewoners zijn wij er ons terdege van bewust dat hierin geen gemakkelijke taak ligt voor de begeleiding. Het protocol werd opgesteld door de interne ethische commissie en na overleg en bijsturing goedgekeurd door de directie. Hierbij werd advies ingewonnen bij de Faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen zodat ook de juridische grenzen erin opgenomen zijn. 1. Visie op seksualiteit van personen met een verstandelijke handicap Elke mens heeft een aantal behoeften waaraan moet voldaan worden om zich goed te voelen. Op de eerste plaats is dit de vitaal-biologische behoefte (nood aan eten, drinken, warmte, ...). Zo heeft men ook de affectieve, emotionele behoeften, de cognitieve behoeften, de sociale behoeften en de esthetische, ethische, morele en religieuze behoeften. Hierbinnen kadert ook de seksuele behoefte. Deze behoeften zijn voor elke mens individueel verschillend, de éne heeft meer nood aan de invulling van de éne behoefte, een ander meer nood aan de invulling van een andere behoefte. In het leven van vele mensen neemt seksualiteit een belangrijke plaats in. Personen met een verstandelijke handicap hebben recht om aan deze behoefte te voldoen, indien ze aanwezig is. De omgang met de seksualiteit van een bewoner maakt deel uit van de normale zorgverlening. Dit betekent dat ook over dit onderwerp punten in het individueel zorgplan komen. De zorgverlening op dit gebied is echter niet zo vanzelfsprekend omdat we te maken hebben met ernstig en diep verstandelijk, vaak ook meervoudig gehandicapte bewoners die hun behoeften niet altijd duidelijk kunnen maken. Wij moeten dus extra attent zijn op signalen die in deze richting wijzen. 2. Uitingsvormen van lichaams- en seksualiteitsbeleving 2.1. Vriendschap Een bewoner bepaalt zelf met wie hij vriendschappen sluit, relaties aangaat, onderhoudt en verbreekt. Het is onze taak hierin begeleiding te geven en mogelijkheden te creëren zowel met personen binnen als buiten de voorziening. 2.1.1. Affectief contact Onder affectief contact wordt verstaan lichamelijk contact (zoals zoenen, knuffelen, strelen, vasthouden) dat niet direct gericht is op intiem contact. Naast affectiviteit tussen bewoners wordt ook affectie tussen bewoners en personeel gewaardeerd, onder voorbehoud van hetgeen VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
in hoofdstuk 9 is bepaald. Hiervoor moet openheid gecreëerd worden over het affectief handelen in die zin dat het steeds bespreekbaar moet zijn en sociale controle wordt toegelaten. 2.2. Verliefdheid 2.2.1. Relatievormen De hoofdnorm die we hierbij hanteren is deze van het wederzijds respect: de éne persoon mag niet het instrument zijn van de andere. Met andere woorden het moet voor beide personen een vrije keuze zijn. Wederzijdse toestemming, respect voor elkaars grenzen en de positieve beleving staan centraal. Alle respectvolle relatievormen die voorkomen in onze maatschappij kunnen en mogen ook in het leven van personen met een verstandelijke handicap. Onze bewoners mogen wisselende relaties hebben, een vaste relatie hebben, seksuele relaties hebben met personen van hetzelfde geslacht of het andere geslacht en dit zowel binnen als buiten de voorziening, maar geen seksuele relatie met begeleiders (zie verder hoofdstuk 9). 2.2.2. Intiem contact en vrijen Intiem contact tussen bewoners of tussen een bewoner en een derde wordt niet uitgesloten maar komt niet zo frequent voor binnen onze populatie. Als het zich wel voordoet, staat het welbevinden van de bewoners en de privacy van de bewoners centraal. Als voorwaarde geldt dat er sprake is van een gelijkwaardige relatie. De nood aan contraceptie of andere maatregelen wordt individueel bekeken. (Zie verder hoofdstuk 4.) 2.3. Masturbatie Op masturbatie blijkt soms een taboe te rusten. Voor personen met een verstandelijk handicap is het echter vaak een belangrijke en veel voorkomende belevingsvorm. Masturberen wordt in onze voorziening gezien als een geaccepteerde vorm van seksualiteit. De begeleiding maakt masturbatie mogelijk maar op de juiste plaats d.w.z. niet in living of openbare plaatsen en niet storend voor andere bewoners. 2.4. Onaanvaardbare vormen van seksualiteit Er is sprake van onaanvaardbare seksualiteitsbeleving als de bewoner ethische, juridische en maatschappelijke waarden, normen en grenzen overschrijdt of de regels van de voorziening schendt. Vormen hiervan zijn o.a. exhibitionisme, pedofilie, sadomasochisme, excessieve en/ of openlijke masturbatie, ... Als er zich onaanvaardbare vormen van seksueel gedrag voordoen, moet individueel bekeken worden welke afspraken hier best rond gemaakt worden.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
3. Hulpmiddelen 3.1. Intiem contact met derden De wet verbiedt dat de voorziening een actieve rol inneemt inzake intiem contact tussen een bewoner en een derde, bijvoorbeeld een seksuele hulpverle(e)n(st)er. Dergelijke contacten moeten plaatsvinden buiten de voorziening. De rol van de voorziening blijft beperkt tot informatieverstrekking over deze mogelijkheid en eventueel tot de organisatie van het vervoer van de bewoner. De rol wordt pas opgenomen na een signaal daartoe van de bewoner en na het overleg bedoeld in hoofdstuk 8. 3.2. Hulp bij masturbatie Afhankelijk van de hulpvraag kan er voorlichting gegeven worden over wat masturbatie is en hoe dit te doen. Directe fysieke hulp bij het (leren) masturberen wordt niet toegestaan op individueel initiatief van de begeleider. De nood aan hulp wordt individueel bekeken. 3.3. Erotisch en pornografisch materiaal In onze cultuur zijn er diverse mogelijkheden om met pornografie in aanraking te komen, zoals via blaadjes, pornofilms of sekswinkels. Ook personen met een verstandelijke handicap kunnen met deze vorm van seksualiteitsbeleving in het dagelijkse leven in aanraking komen. Pornografie bekijken zonder te praten over seksualiteit en zonder voorlichting te geven kan problemen veroorzaken. De voorziening stelt zich tegenover pornografie terughoudend op. Pornografisch materiaal dat bij de wet is uitgesloten is niet toelaatbaar. Bij gebruik van erotisch materiaal door de bewoner wordt er door de begeleiding op toegezien dat andere bewoners hiervan geen hinder ondervinden (vb. beperken tot eigen kamer). Het aanbrengen van erotisch materiaal mag geen persoonlijk initiatief zijn van de begeleiding maar kan enkel een antwoord zijn op een vraag of signaal van de bewoner. 3.4. Andere hulpmiddelen Er wordt gepleit om gereserveerd om te gaan met het gebruik van medicatie in verband met seksualiteit en een ruime kijk aan te nemen in het zoeken naar manieren of hulpmiddelen om het seksueel gedrag in goede, aanvaardbare banen te leiden. Het bieden van mogelijkheden moet waar mogelijk voorrang krijgen op het toedienen van medicatie. De terbeschikkingstelling van hulpmiddelen wordt individueel bekeken. 4. Beschermingsmaatregelen 4.1. Voorbehoedmiddelen Indien de noodzaak tot het gebruik van voorbehoedmiddelen zich zou voordoen (in geval van kans op zwangerschap en/of onveilige seks), zal het begeleidend team individueel bekijken
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
welk voorbehoedmiddel het best geschikt is voor de bewoner in kwestie (sterilisatie, verbod, condoom, pil, prikpil, …). Vb. een Hepatitis B-drager die geen condoom kan gebruiken, kan men geen aktief seksleven met anderen toelaten. Vermoedens tot deze noodzaak moeten zo vlug mogelijk gemeld worden en besproken worden op M.P.O. (medisch-pedagogischoverleg). De verantwoordelijkheid voor het praktisch gebruik ligt bij de begeleiding. 4.2. Sterilisatie Inzake sterilisatie worden de adviezen van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren gevolgd. Het advies van 13 juni 1981 over de sterilisatie van mentaal gehandicapten maakt volledig deel uit van dit protocol. 4.3. Zwangerschap en ouderschap Gezien het niveau van onze bewoners achten wij zwangerschap of ouderschap niet wenselijk in onze woongemeenschap. In dit verband worden de nodige preventieve maatregelen genomen. 5. Omgang en verzorging door begeleiders 5.1. Omgang en omgangsvormen De afhankelijkheid van onze bewoners geldt eens temeer waar het gaat over de dagelijkse omgang en verzorging binnen de voorziening. Men dient zich hiervan bewust te zijn. Men moet oog hebben voor de privacy van een bewoner. We doen hierbij een algemene oproep tot een kritische kijk op het evenwicht tussen privacy en efficiëntie. Vb. kan de deur dicht van de bewoners die zich wassen op hun kamer alhoewel het voor het toezicht gemakkelijker is dat deze open staat ? Vb. is de badkamerdeur dicht wanneer men bewoners wast in de badkamer ? Laat men hier iedereen zomaar toe ? Onze bewoners zijn vaak lichamelijker in het contact met anderen en maken veel gebruik van non-verbale communicatie, zoals lijfelijk contact. Dit moet door anderen echter niet direct als seksueel geïnterpreteerd worden. Wanneer men ruimte wil geven voor de communicatie van een bewoner, zal men hier dus rekening mee moeten houden en een zekere tolerante houding tegenover deze lijfelijkheid moeten ontwikkelen. Een begeleider kan zijn persoonlijke grenzen aangeven, maar moet zich ook bewust zijn van de noodzaak van non-verbale communicatie. 5.2. Lichamelijke verzorging In de verzorging moet men oog hebben voor de schaamtegevoelens van bepaalde bewoners bv. door rekening te houden met hun voorkeur voor een mannelijke of vrouwelijke begeleider op momenten dat dit kan en/of bv. hen eventueel af te schermen van vreemde mensen (vb. stagiaires).
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
6. Voorlichting, vorming en begeleiding Voor 6.1. en 6.2. geldt als uitgangspunt dat van de begeleider wordt verwacht dat als de bewoner met vragen komt, of op één of andere manier laat blijken dat hij vragen, problemen, opmerkingen en/of negatieve ervaringen m.b.t. vriendschap en verliefdheid heeft, hij de bewoner ruimte geeft om deze onderwerpen bespreekbaar te maken. Indien er totaal geen aanwijzing/behoefte bestaat bij de bewoner om over deze onderwerpen te praten, er ook geen aanleiding toe is, dient de begeleider dit niet te forceren. 6.1. Vriendschap en relatie Bewoners worden ingelicht over de verschillen in omgang: wat verstaan we onder vriendschap, een vriend of vriendinnetje hebben of een relatie aangaan ... 6.2. Seksuele voorlichting Seksuele voorlichting gebeurt aan de hand van het materiaal dat in de voorziening voorhanden is. Indien men ander materiaal wil gebruiken moet men dit eerst voorleggen aan de psychopedagogische begeleider. Seksuele voorlichting moet individueel worden bekeken zodat men goed kan opvolgen wat de bewoner al of niet begrepen heeft. 6.3. Weerbaar maken van verstandelijk gehandicapten Op een goede manier opkomen voor jezelf is ook voor personen met een verstandelijk handicap positief. Het is belangrijk dat ze zich bewust zijn van hun eigen behoeften, leren hiermee om te gaan en grenzen naar zichzelf en naar anderen toe te kennen en duidelijk weten te maken. Veel bewoners zijn niet weerbaar en het is geen eenvoudige opdracht hen weerbaar te maken. Toch is het van groot belang om hier aandacht aan te besteden, omdat personen met een verstandelijke handicap juist door hun gebrekkige weerbaarheid slachtoffer van seksueel geweld en misbruik kunnen worden. Het vergroten van de weerbaarheid is een manier om de kans op seksueel misbruik te verkleinen. Dit houdt in dat men de bewoners leert: wat normale omgang is en wat niet (bv. bij het wassen) zelf te bepalen wie hen wanneer en hoe mag aanraken (met uitzondering van medische handelingen) dat ze “nee” mogen zeggen tegen onaangename aanrakingen. 7. Verantwoordelijkheden en deskundigheden van medewerkers 7.1. Algemene verantwoordelijkheden en bevoegdheden per discipline / medewerker Het protocol moet in eerste instantie duidelijk gemaakt worden aan alle medewerkers en ouders door middel van vorming en sensibilisatie. Iedereen dient zich te houden aan het protocol. Anderzijds wordt dit in teamvergaderingen regelmatig besproken en geëvalueerd op uitvoerbaarheid en effectiviteit. Het is de taak van de begeleiders hier de nodige feedback over
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
door te geven aan de ethische commissie. Alleen de commissie kan in overleg met de directie wijzigingen aan het protocol aanbrengen. 7.2. Verantwoordelijkheden met betrekking tot de begeleiding en hulpverlening Hier willen wij een beroep doen op de deontologische attitude van de medewerkers. Om een bewoner beter te kunnen helpen zullen wij vaak zijn of haar seksueel gedrag moeten bespreken met de verschillende betrokken personen. Echter niet elke medewerker moet weet hebben van het seksueel gedrag van een bewoner, ook hij of zij heeft recht op privacy en discretie. 7.3. Deskundigheden per discipline / medewerker Begeleiders moeten zich bewust zijn van eigen normen en waarden ten aanzien van seksualiteit zodat zij in hun professioneel handelen hiervan los kunnen komen. Immers individuele stellingneming door begeleiders leidt tot gebrek aan éénduidigheid voor de bewoners en geeft hen een gevoel van willekeur. Het team en de voorziening moeten handelen vanuit één algemeen geldende basisvisie. 8. De rol van vertegenwoordigers Onder vertegenwoordiger wordt in dit hoofdstuk verstaan : De ouders, als die het ouderlijk gezag nog uitoefenen. De ouders of de voogd als de bewoner verlengd minderjarig verklaard of gerechtelijk onbekwaam verklaard is. De naaste, al dan niet familielid, die de rol van de ouders of de voogd waarneemt als geen van de twee vorige hypothesen van toepassing is. Deze naaste heeft in principe geen juridische bevoegdheden, maar wordt voor de doeleinden van dit protocol wel betrokken als er geen wettelijke vertegenwoordiger is. De vertegenwoordigers worden als groep geïnformeerd over het beleid en de visie van de voorziening inzake seksualiteit en personen met een handicap. Vertegenwoordigers hebben inspraak in de ontwikkeling van het protocol via hun participatie in de ethische commissie. Iedere vertegenwoordiger kan vragen of bemerkingen doorgeven aan de ethische commissie of directie. Individuele beslissingen over seksualiteit worden steeds besproken in het begeleidend team. Aan de hand daarvan wordt een zorgplan opgesteld. Indien de bewoner wilsgeschikt is, is zijn toestemming in de betreffende punten van het zorgplan vereist. Is hij wilsongeschikt, dan is de vertegenwoordiger bevoegd om plaatsvervangend te beslissen. Onder wilsgeschiktheid wordt verstaan: in staat zijn om de aard en draagwijdte van een keuze te beoordelen en op basis van die beoordeling een beslissing te nemen. De wilsgeschiktheid wordt voor elke beslissing concreet beoordeeld door het begeleidend team, overeenkomstig de regels die daarvoor in de voorziening gelden. Indien de bewoner minderjarig, verlengd minderjarig of gerechtelijk onbekwaam verklaard is, moet de vertegenwoordiger de algemene lijnen van het zorgplan goedkeuren. Zijn weigering is niet doorslaggevend als de bewoner zelf wilsgeschikt is voor een bepaalde beslissing. AnVZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
dersom kan de goedkeuring door de vertegenwoordiger een wilsgeschikte weigering van de bewoner niet vervangen. 9. Seksueel misbruik 9.1. Inleiding Mensen met een verstandelijke handicap hebben een reeks van beperkingen op emotioneel, sociaal en cognitief gebied. Bij het verkennen van en omgaan met hun omgeving staan lichaamsgebonden ervaringen in meer of mindere mate centraal. Ook in het contact met andere mensen zijn verstandelijk gehandicapten veelal lichamelijk ingesteld. Dit zou in bepaalde omstandigheden geïnterpreteerd kunnen worden als uitlokkend gedrag. Daarnaast leidt de afhankelijke positie van personen met een verstandelijk handicap er toe dat ze de consequenties van hun eigen handelen of dat van anderen minder goed kunnen overzien. Ze missen bovendien de assertiviteit en de vaardigheden om zich te weren. Dit alles gecombineerd met minder kennis van seksualiteit, kan er toe leiden dat personen met een verstandelijk handicap slachtoffer worden van seksueel misbruik. Over de omvang van seksueel misbruik bij personen met een verstandelijke handicap is nog weinig bekend. De gedachte van seksueel misbruik roept bij veel mensen gevoelens op van boosheid, walging, verwarring en ongeloof. Deze emoties maken het moeilijk om goed om te gaan met vermoedens van seksueel misbruik. Nochtans is het van groot belang dat professionele medewerkers, die te maken krijgen met vermoedens van seksueel misbruik weten hoe ze moeten handelen. 9.2. Definitie Definitie van seksueel misbruik (deels volgens het NISSO: Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek). 1) Seksuele contacten tussen normaal begaafde personen en personen met een verstandelijk handicap die plaatsvinden: - tegen de zin van de persoon - of terwijl deze als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, dwang of geweld, of de mate van de handicap, niet kan toestemmen tot het seksuele contact - of wanneer sprake is van een professionele hulpverlener-bewoner relatie - ook alle verbale en non-verbale gedragingen waarvan de betrokkene niet gediend is vallen onder het begrip misbruik. 2) Seksuele contacten tussen twee personen met een verstandelijke handicap die plaatsvinden tegen de zin van één van de twee als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, dwang of geweld, of door de mate van de handicap niet vrij kan toestemmen in het seksuele contact. Een aantal voorbeelden van seksueel misbruik in afhankelijkheids- en machtsongelijkheidssituaties t.a.v. cliënten : seksueel getinte opmerkingen geven en insinuaties maken zonder aanwijsbare noodzaak de cliënt vragen zich (geheel) te ontkleden seksuele toenadering zoeken, de cliënt voorstellen een seksueel contact aan te gaan VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
ongewenste aanrakingen, bijvoorbeeld betasten of strelen van de borsten en/of geslachtsorganen initiatief nemen tot geslachtsgemeenschap een seksuele relatie aangaan met een cliënt aanranding verkrachting oraal genitaal contact afdwingen masturberen in bijzijn van de cliënt of de cliënt dwingen tot masturbatie exhibitioneren. In bijlage 2 vindt u een lijst met signalen van seksueel misbruik die zouden kunnen genoemd worden als gevolg van misbruik maar ook andere oorzaken kunnen hebben. De lijst moet dus met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden. 9.3. Preventie van seksueel misbruik 9.3.1. Communicatie Seksualiteit is vaak nog taboe, laat staan seksualiteit van mensen met een verstandelijke handicap, laat staan seksueel misbruik van hen. Dat is een trieste zaak temeer omdat seksualiteit dient te worden opgevat als een verrijking van het leven. Er dient op een open wijze, in een vertrouwde omgeving, over de materie gesproken te worden zowel met bewoners, als met ouders/familie als ook met begeleiders onder elkaar. Een team behoort regelmatig van gedachten te wisselen over normen en waarden, over begeleiding van bewoners op seksueel vlak, over de afhankelijkheid van de bewoners. Er moet ook een open communicatie bestaan, wat seksualiteit betreft, in de individuele rapportage. Omdat het vastleggen van gegevens omtrent seksualiteit erg privacygevoelige informatie is moeten we omzichtig omspringen met rapporteren. We moeten echter wel nagaan of er factoren aanwezig zijn die het noodzakelijk maken om één en ander te noteren. Tijdens intakegesprekken moet dit item zeker besproken worden. Het is zinvol om als team stil te staan bij allerlei lijfelijke situaties die zich kunnen voordoen in de interactie groepsleider-bewoner. Met dit soort situaties dienen we bewust en professioneel om te gaan. De drempel om bij een vermoeden van misbruik naar het TSM (Team Seksueel Misbruikzie bijlage 1) te stappen moet zo laag mogelijk zijn. Het TSM neemt initiatief om te informeren en te sensibiliseren. Indien de drempel toch nog te hoog blijkt te zijn kan een vertrouwenspersoon „seksueel misbruik‟ aangesteld worden naar analogie met de vertrouwenspersoon pestgedrag. 9.3.2. Voorlichting en training Voorlichting over seksualiteit: hoe ziet je eigen lijf er uit?, verliefdheid, zelfbevrediging, … In de mate van het mogelijke moeten deze thema‟s bij voorkeur individueel of mogelijk ook in groep (kringgesprek) aan bod kunnen komen. Wat vind je mooi? wat vind je fijn? wat kan? wat kan niet? = leren keuzes maken = leren ontwikkelen van zelfrespect en zelfvertrouwen = vergroten van de weerbaarheid.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
9.3.3. Risicovolle situaties en kennis van signalen Risicovolle situaties buiten en in de eigen voorziening dienen gekend te zijn. We denken hierbij aan onvoldoende toezicht; „s nachts en overdag, situaties waarin men vaak geheel alleen met bewoners is. Er dient kennis te bestaan van signalen in verband met seksueel misbruik (zie bijlage 2: Signalen seksueel misbruik). Vroegtijdige signalering en melding van seksueel misbruik. Hoe groot is het taboe? En ook: hoe omvangrijk is de “conspiracy of silence”? Hiermee wordt verwezen naar een vorm van misplaatste collegialiteit waarin vermoedens niet worden besproken om een collega te beschermen. Zo ontstaat soms ongewild een “samenzwering”. 9.3.4. Beleid Bij vermoeden van seksueel misbruik bestaat er een meldingsplicht : signalen die kunnen wijzen op seksueel misbruik dienen altijd gemeld te worden. Niet melden is ongeoorloofd en wordt beschouwd als een beroepsfout. Men kan het beroepsgeheim niet inroepen om geen melding te maken. Bij vermoeden van seksueel misbruik volgt men procedure 1 (zie bijlage 1) en vult men samen met het TSM het vragenformulier in (zie bijlage 3). Het wetsontwerp betreffende de strafrechterlijk bescherming van minderjarigen bevat een bepaling die een uitzondering voorziet op het artikel dat het bekendmaken van beroepsgeheim verbiedt, nl. wanneer men uit hoofde van zijn beroep seksueel misbruik vaststelt of hierover geïnformeerd wordt waarvan een minderjarige van minder dan 14 jaar het slachtoffer is. Het statuut van een verlengd minderjarige is dat van een minderjarige beneden de 15 jaar. Op basis van artikel 422 bis van het strafwetboek is iedereen verplicht hulp te verlenen aan personen die in groot gevaar verkeren. Onze bewoners zijn per definitie hulpbehoevend en wij hebben dus de plicht in te grijpen wanneer wij seksueel misbruik vaststellen. De thematiek van seksueel misbruik dient aan de orde te komen tijdens de inwerkperiode Er dient aangegeven te worden dat er op gebied van seksueel misbruik een beleid bestaat waaraan ieder zich te houden heeft. In de checklist voor inwerking van nieuw personeel wordt verwezen naar deze beleidsnota. 10. Evaluatie Dit protocol wordt jaarlijks geëvalueerd door de ethische commissie (zie verslaggeving). De evaluatie gebeurt op basis van het overleg bedoeld in punt 7.1. Vóór de evaluatie door de ethische commissie worden ook de opmerkingen gevraagd van andere betrokkenen, zoals de directie.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
11. Naslagwerk Van Kooten Niekerk J. (red), “Ongehoord. Naar een protocol: seksualiteit en seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten”, 1990. 12. Registraties Registratie verslag ethische commissie vragenformulier seksueel misbruik evaluatierapport TSM verslag coördinatieteam
Bewaard door (in) voorzitter ethische commissie (in dossierkast en op PC) algemeen directeur (in directiearchief) algemeen directeur (in directiearchief) directiesecretariaat (in dossierkast en op netwerk)
Indexering op datum
Bewaartermijn 10 jaar
op datum
10 jaar
op datum
10 jaar
op datum
10 jaar
13. Procesopvolging De proceseigenaar van de procedure „Protocol seksualiteit‟ is de voozitter van de ethische commissie. De proceseigenaar staat in voor de doeltreffende en doelmatige werking van de procedure: doeltreffend: zodat de doelstellingen bereikt worden doelmatig: zodat dit gebeurt op de meest efficiënte manier. Dit houdt concreet in : opvolgen dat de procedure wordt toegepast zoals beschreven en zonodig corrigerend optreden indien de praktijk afwijkt zonodig initiatieven nemen om de procedure te verbeteren en de beleidsnota te actualiseren.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Bijlage 1: Stappenplan seksueel misbruik Het stappenplan bij (vermoeden van) seksueel misbruik bestaat uit 8 procedures. Door gebruik te maken van onderstaande beslissingsboom kan de juiste procedure gevolgd worden. Is er een vermoeden van seksueel misbruik?
JA
Is het vermoeden gegrond?
volg procedure 1
Is er aantoonbaar seksueel misbruik?
NEE
NEE
JA
JA
volg procedure 2
Is verdachte een bewoner?
JA
volg procedure 3
JA
(situatie binnen voorziening)
volg procedure 4
NEE
JA
volg procedure 5
NEE STOP
JA
JA
volg procedure 7
NEE Is verdachte een medewerker?
NEE Is verdachte een familielid of bekende?
Is het slachtoffer een bewoner?
Is verdachte een bewoner?
NEE Is verdachte onbekend?
JA
Is het slachtoffer een medewerker?
NEE
STOP
STOP JA
Is verdachte een medewerker?
NEE
JA
volg procedure 8
NEE STOP
NEE Is verdachte onbekend? (situatie buiten voorziening)
JA
volg procedure 6
NEE STOP VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 1: toetsen van een vermoeden van seksueel misbruik 1
Er is een vermoeden van seksueel misbruik of grensoverschrijdend gedrag.
2
Er wordt melding gemaakt bij het Team Seksueel Misbruik (mondeling of schriftelijk). De melding gebeurt na overleg of rechtstreeks op eigen initiatief. Het TSM vult samen met de melder en direct leidinggevende het vragenformulier „seksueel misbruik‟ in (zie bijlage 3). Hij kan hierbij gebruik maken van de signalenlijst (zie bijlage 2). TSM = vaste leden algemeen directeur vertrouwenspersoon (in principe een arts) coördinator = stafmedewerker die optreedt als coördinator van het TSM variabele leden lijnverantwoordelijke (van de dienst, discipline waar de situatie zich heeft voorgedaan) Het TSM zal andere betrokkenen contacteren indien nodig. De samenstelling van de leden van het TSM gebeurt door het coördinatieteam.
3
Het TSM oordeelt welke actie moet ondernomen worden om de vermoedens uit te klaren. Zij nemen het initiatief tot een directe confrontatie met de verdachte om hem te confronteren met deze vermoedens.
4
Het TSM evalueert de genomen actie en beslist: ofwel wordt er geoordeeld dat het vermoeden ongegrond is: dan wordt de procedure stopgezet. Bij deze beslissing dient het TSM te onderzoeken wat de oorzaak is van het incident. De directie biedt officieel zijn verontschuldigingen aan aan de verdachte. ofwel wordt er geoordeeld dat het vermoeden gegrond is of er sprake is van seksueel misbruik: de procedure gaat verder. Indien het vermoeden gegrond is moet ook steeds de overweging gemaakt worden of er mogelijk nog andere slachtoffers zijn. In dit stappenplan gaan we uit van één slachtoffer. Indien na onderzoek blijkt dat het er meerdere zijn, dient het stappenplan vanzelfsprekend aangepast te worden en zullen meerdere mensen betrokken worden in het overleg.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 2: bewoner is slachtoffer en verdachte is een medewerker Wat is misbruik door een beroepskracht? (definitie ter verduidelijking) Elk fysiek of verbaal gedrag van een beroepskracht gericht op de bevrediging van een persoonlijke behoefte waarbij een erotische of seksuele boodschap wordt uitgezonden of met een erotische of seksuele bijklank ,die volgens de geldende sociale waarden als een oorzaak van schade kan worden beschouwd. 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, zal in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd worden. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen bewijsmateriaal verloren te laten gaan de discretie te bewaren veiligheid, opvang en ondersteuning voor het slachtoffer te waarborgen.
2
De ouders/wettelijk vertegenwoordiger worden verwittigd en samen met het TSM bepalen zij het verdere verloop van de procedure.
3
Het TSM beslist in samenspraak met de ouders/wettelijk vertegenwoordiger over de verdere actie die moet ondernomen worden: Indien het gaat om duidelijk aantoonbare feiten van seksueel misbruik wordt de verdachte geschorst of mogelijk ontslagen om dringende reden door de algemeen directeur. In samenspraak met ouders/wettelijk vertegenwoordiger wordt besproken of aangifte gedaan wordt bij de politie. Indien ja, wordt de verdere bewijslast aan de politie overgelaten.
Indien het gaat om gegronde vermoedens maar geen duidelijk aantoonbare feiten wordt besproken op welke manier verdere info moet worden verzameld en welke maatregelen, ook sancties, moeten worden genomen om herhaling te voorkomen. In samenspraak met ouders / wettelijk vertegenwoordiger wordt besproken of aangifte gedaan wordt bij de politie. Indien ja, wordt de verdere bewijslast aan de politie overgelaten.
4
Het TSM bespreekt in samenspraak met ouders/wettelijke vertegenwoordiger of medewerkers, medebewoners, voorzitter gebruikersraad worden geïnformeerd.
5
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijke evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat bewaard wordt.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 3: bewoner is slachtoffer en verdachte is een bewoner 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, zal in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd worden. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen mogelijk bewijsmateriaal verloren te laten gaan de discretie te bewaren.
2
Het TSM neemt maatregelen om veiligheid, opvang en ondersteuning van het slachtoffer te waarborgen. 2.a Deze maatregelen worden genomen in samenspraak met de ouders/wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer. 2.b De maatregelen worden eveneens besproken met de ouders/wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte.
3
Het TSM bespreekt in samenspraak met ouders/wettelijke vertegenwoordiger of medewerkers, medebewoners, voorzitter gebruikersraad worden geïnformeerd.
4
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijk evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard.
Procedure 4: bewoner is slachtoffer en verdachte is totaal onbekend (misbruik binnen de voorziening) Er is sprake van een ernstig vermoeden of aantoonbaar seksueel misbruik maar men heeft totaal geen vermoeden over de dader. 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden zal in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd worden. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen mogelijk bewijsmateriaal verloren te laten gaan.
2
Het TSM zal in samenspraak met de ouders/wettelijke vertegenwoordiger het verder verloop van de procedure bespreken en bespreken hoe één en ander verder dient te worden aangepakt.
3
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijke evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard (verdere opvolging, maximale beveiliging, signaaldetectie).
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 5: bewoner is slachtoffer en verdachte is een familielid of bekende 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, wordt in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen bewijsmateriaal verloren te laten gaan de discretie te bewaren.
2
Het TSM beslist over de verder te ondernemen stappen en neemt contact op met het Vertrouwenscentrum (zie bijlage 4) voor deskundig advies en ondersteuning: Indien ouder/wettelijk vertegenwoordiger niet de pleger is: Het TSM enVertrouwenscentrum zal in samenspraak met ouders/wettelijk vertegenwoordiger, zowel bij duidelijk aantoonbare feiten als bij gegronde vermoedens, bespreken of verdere infoverzameling en/of confrontatie met de verdachte overgelaten worden aan de politie. De verdere bewijslast wordt dan overgelaten aan de politie.
Indien ouder/wettelijk vertegenwoordiger wel de pleger is: Het TSM en Vertrouwencentrum zullen bespreken of verdere infoverzameling en/of confrontatie met de verdachte zowel bij aantoonbare feiten als gegronde vermoedens overgelaten wordt aan politie. De verdere bewijslast zal dan overgelaten worden aan de politie.
3
Het TSM neemt maatregelen om opvang, veiligheid en ondersteuning te waarborgen.
4
Het TSM bespreekt in samenspraak met ouders/wettelijke vertegenwoordiger (indien niet de pleger) of medewerkers, medebewoners, voorzitter gebruikersraad worden geïnformeerd.
5
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijk evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 6: bewoner is slachtoffer en verdachte is een onbekende (situatie buiten de voorziening) 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, zal in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd worden. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen mogelijk bewijsmateriaal verloren te laten gaan. de discretie te bewaren. opvang, veiligheid en ondersteuning van het slachtoofer te waarborgen.
2
De ouders/wettelijk vertegenwoordiger worden verwittigd en samen met het TSM bepalen zij het verdere verloop van de procedure.
3
Het TSM beslist in samenspraak met ouders/wettelijk vertegenwoordiger over de verdere actie die moet ondernomen worden: De algemeen directeur doet aangifte bij de politie. De verdere bewijslast wordt overgelaten aan de politie.
Er wordt geen aangifte gedaan.
4
Het TSM neemt maatregelen om opvang, veiligheid en ondersteuning te waarborgen.
5
Het TSM bespreekt in samenspraak met ouders/wettelijke vertegenwoordiger of medewerkers, medebewoners, voorzitter gebruikersraad worden geïnformeerd.
6
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijk evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Procedure 7: medewerker is slachtoffer en verdachte is een bewoner 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, wordt in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen mogelijk bewijsmateriaal verloren te laten gaan de discretie te bewaren.
2
Het TSM neemt maatregelen om veiligheid, opvang en ondersteuning te waarborgen.
3
Het TSM bespreekt samen met de medewerker of ouders van de verdachte worden geïnformeerd.
4
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijke evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard.
Procedure 8: medewerker is slachtoffer en verdachte is een medewerker 1
De melding aan het TSM gebeurt zo spoedig mogelijk eerst mondeling (binnen dezelfde werkdag). Indien het TSM niet bijeen kan geroepen worden, wordt in elk geval de algemeen directeur onmiddellijk en rechtstreeks verwittigd. Het TSM vult samen met de melder het vragenformulier seksueel misbruik (bijlage 3) in. Maatregelen worden genomen om geen bewijsmateriaal verloren te laten gaan de discretie te bewaren opvang, veiligheid en ondersteuning te waarborgen.
2
Het slachtoffer beslist individueel of samen met het TSM of verdere actie - hetzij informatieverzameling, hetzij confrontatie met de verdachte - al dan niet moet overgelaten worden aan politie.
3
Indien het over duidelijk aantoonbaar seksueel misbruik gaat wordt de verdachte ontslagen, indien mogelijk om dringende reden. Hij wordt onmiddellijk verwijderd.
4
Het slachtoffer zelf of de algemeen directeur doet aangifte van het misbruik bij de politie. De verdere bewijslast wordt overgelaten aan de politie.
5
Na afloop van de procedure volgt een schriftelijke evaluatie door het TSM. Het evaluatierapport wordt in het directiearchief bewaard. Dit is het enige exemplaar dat wordt bewaard.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Bijlage 2: Signalen van seksueel misbruik Dit is een lijst van mogelijke signalen van verstandelijk gehandicapten die kunnen wijzen op seksueel misbruik. De lijst kan een houvast bieden, maar tegelijkertijd draagt zij ook een gevaar in zich. De signalen die genoemd worden kunnen een gevolg zijn van seksueel misbruik, maar kunnen ook andere oorzaken hebben. Vandaar dat deze signalenlijst met de nodige omzichtigheid moet gehanteerd worden. - Deze signalen zijn relevant wanneer het om vrij plotselinge veranderingen in gedrag gaat, die niet op andere wijze te verklaren zijn. - Slechts wanneer verschillende signalen worden waargenomen, moet er gedacht worden aan de mogelijkheid van seksueel misbruik. 1. Inhoudelijk verwijzende signalen Deze signalen verwijzen naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit. J. Douma geeft aan dat deze signalen, zeker in combinatie, aanleiding moeten geven tot een ernstig vermoeden van seksueel misbruik. 1.1. Inhoudelijk verwijzende (klinische) signalen 1) 2)
Verwondingen, zwellingen, bloeduitstortingen aan of rond de genitaliën Verwondingen, bloeduitstortingen aan borsten, billen, onderbuik of (binnenzijde van) bovenbenen 3) Vreemde voorwerpen in genitale, rectale of urethrale openingen 4) Abnormale verwijdering van urethrale, vaginale of rectale openingen 5) Sperma in de vagina (met name op jonge leeftijd) of het rectum 6) Ziekten die door seksueel contact (kunnen) worden overgebracht: geslachtsziekten, herpes, aids, candida, thrichomonas (met name op jonge leeftijd) 7) Zwangerschappen, met name op jonge leeftijd 8) Veelvuldige blaasontstekingen 9) Urineweginfecties 10) Vaginale infecties met afscheiding 11) (Bloed)vlekken op kleding 1.2. Inhoudelijk verwijzende psychosomatische signalen 1) 2)
Pijn in de onderbuik Pijn in de bovenbenen
1.3. Inhoudelijk verwijzende gedragssignalen 1) 2) 3) 4) 5)
Zinspelingen op seksuele activiteiten Herhaaldelijke en niet bij de leeftijd/ontwikkeling/verstandelijke vermogens passende spelletjes met leeftijdsgenoten, speelgoed of zichzelf Excessieve masturbatie Veel losse seksuele contacten (promiscuïteit) Herhaaldelijk slachtoffer zijn van (seksueel) geweld
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27) 28)
Buitengewone angst voor mannen (in het geval van een mannelijke pleger) Angst voor aanraken/lichamelijk contact Zichzelf vies vinden (ruiken) Niet ruiken zoals kleine kinderen ruiken (alleen bij jonge kinderen) Negatief lichaamsbeeld (speciaal bij jonge kinderen) Stijf of niet durven bewegen (speciaal bij jonge kinderen) Niet durven uitkleden Niet op de rug durven liggen, speciaal bij jonge kinderen Op de buik willen slapen Hevige schrik bij het aanraken van de bovenbenen, billen en buik Boos zijn op of zich schamen voor hun lichaam Vertonen geen spontaan bewegingsspel Spreiden hun benen niet bij het optillen of afspringen Tijdens het lopen worden de billen en bovenbenen stijf tegen elkaar gehouden Jongetjes hebben een te grote kennis over seksualiteit Jongetjes laten vaak hun geslachtsdelen zien Jongetjes zoeken (in tegenstelling tot de meisjes) abnormaal vaak lichamelijk contact Niet passende kledingstijl Gevoelens van vernederingen Kwaadheid Angst voor seks Angst voor paniekreactie bij het aanraken van de genitaliën Angst of paniekreactie bij het aanraken van de genitaliën of anus, waarbij geen andere, voor de hand liggende, verklaring aanwezig is 29) Masturbatie met (speelgoed) objecten in de vagina of het rectum 30) Het uitspelen van orale seks, anale en vaginale geslachtsgemeenschap of van wederzijdse masturbatie 31) Veel losse seksuele contacten De signalen 11 t/m 20 zijn vooral van belang bij jonge kinderen, omdat bij adolescenten deze verschijnselen (niet tevreden zijn met en in je lijf) gewoonlijk ook voorkomen, zonder dat er sprake van seksueel misbruik hoeft te zijn. De klinische signalen zijn een belangrijk teken van misbruik. Deze signalen zijn echter niet vaak te constateren bij seksueel misbruikte verstandelijk gehandicapten. Signalen van seksueel misbruik zijn doorgaans bij verstandelijk gehandicapten nog onduidelijker dan bij normaal begaafden. Specifieke signalen bestaan nauwelijks, behalve sterk seksueel gerichte gedragingen. 2. Specifieke signalen Deze signalen verwijzen naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit. Deze komen vaak voor bij seksueel misbruikte kinderen. Deze moeten, zeker in combinatie, aanleiding geven tot een vermoeden van seksueel misbruik. 2.1. Specifieke (psycho)somatische signalen 1) 2) 3)
Pseudo-volwassen gedrag Negatief zelfbeeld (gevoelens van minderwaardigheid) Schuld- en schaamtegevoelens
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16)
Splitsing van gevoel en verstand Niet durven genieten Gebrek aan vertrouwen, met name ten opzichte van mensen die voor het kind belangrijk zijn Niet deelnemen aan school- en sociale activiteiten Plotselinge terugval in schoolprestaties Van huis weglopen Depressie(ve gevoelens) Zelfverwonding Zelfmoordgevoelens en zelfmoord(pogingen) Prostitutie Mishandelen/martelen van andere kinderen/mensen of dieren Sterke afhankelijkheid van het slachtoffer ten opzichte van de pleger Slachtoffer is bang, gespannen, wanneer een specifieke medewerker dienst heeft, of telkens wanneer hij/zij met een specifieke medewerker te maken krijgt, bijvoorbeeld taxichauffeur, fysiotherapeut
3. Algemene signalen Deze signalen komen veel voor bij seksueel misbruikte kinderen, maar ook bij kinderen met andere problemen. Zij verwijzen naar spanning, gevoelens van onveiligheid en angst bij het kind. 3.1. Algemene psychosomatische signalen 1) 2)
Slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries) Ademhalingsproblemen (hoge, benauwde ademhaling, luchthappen, hyperventilatie (met o.a. tintelen en kramp in de handen), astma 3) Acute hysterische symptomen (bijv. verlammingen, gevoelloosheid, niet kunnen praten, zien of horen) 4) Hoofdpijn 5) Blaas- en/of urinewegproblemen 6) Huidaandoeningen (eczeem, jeuk , haaruitval) 7) Hernia 8) Eetproblemen (te veel, te weinig eten) 9) Problemen met plassen, met ontlasting, bedplassen, broekpoepen 10) Houterige motoriek en geen plezier in bewegen 11) Braken, hoofdpijn, buikpijn 3.2. Algemene gedragssignalen 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Extreem meegaand gedrag Acting-out, agressief gedrag Angsten en fobieën Zindelijkheidsproblemen (enuresis en encopresis) Kleverig gedrag Regressief gedrag Plotselinge veranderingen in interpersoonlijke relaties
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26)
Sterke en/of snelle stemmingsveranderingen Teruggetrokkenheid Hyperactiviteit Spraakproblemen en taalverwervingsstoornissen Concentratieproblemen op school Spijbelen Vroeg op school komen en laat weggaan en weinig of nooit afwezig zijn Weinig of slechte relaties met leeftijdsgenoten of onvermogen om vrienden te maken Over grote hoeveelheden geld en/of speelgoed beschikken Verslaving (bijv. aan alcohol, drugs, t.v. kijken) Zeer veel problemen tijdens adolescentie Seksuele problemen Huwelijk (of gaan samenwonen) op jonge leeftijd Gevoelig voor macht Delinquent gedrag Spelen niet graag met andere kinderen en zijn ook niet erg geliefd Misbruikte jongetjes hebben vaker ongelukjes dan niet-misbruikte jongetjes Het kind past zich te veel aan aan de behoeften van de ouders, bij incest Het kind vertoont extremen in gedrag, van stil tot agressief
4. Signalen, buiten het slachtoffer, die kunnen wijzen op seksueel misbruik Het gaat in deze paragraaf om signalen die niet worden vertoond door het slachtoffer, maar door anderen. De pleger kan bepaalde signalen vertonen die kunnen wijzen op seksueel misbruik. De pleger kan dan zowel iemand zijn van de gezinssituatie als van een hulpverleningssituatie. Behalve de pleger kan ook bijvoorbeeld de leefgroep, instelling of gezinssituatie bepaalde signalen vertonen. Van deze signalen volgt hieronder een overzicht. 4.1. Signalen vanuit de hulpverlener 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8)
Medewerker of hulpverlener creëert een soort isolement rond een cliënt (bijv. steeds gesprekken op eigen kamer) Veelvuldige seksistische uitingen van mannelijke medewerkers Pleger heeft zich bij iedereen geliefd gemaakt, zowel bij ouders, de mensen in het huis als de directie Groepsleider heeft overdreven belangstelling voor een bepaalde bewoonster Groepsleider bemoeit zich overal mee Groepsleider wil altijd invallen Groepsleider stuurt collega's vaak naar huis Groepsleider is vaak lang bij een bewoonster in haar kamer
4.2. Signalen vanuit de instelling/woonvorm Deze signalen kunnen gezien worden als indicatoren van mogelijk seksueel misbruik. 1) 2) 3)
Gesloten woongroepen Sterk hiërarchische verhoudingen Ouderwetse verhoudingen tussen mannen en vrouwen
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
4)
Gespannen sfeer in de instelling
4.3. Signalen vanuit de gezinssituatie Seksueel misbruik of incest kan in ieder gezin voorkomen, in alle sociale klassen. Gezinnen van een lagere sociale klasse krijgen vaker te maken met sociale controle van gemeentelijke instanties. Misbruik wordt dan wellicht sneller ontdekt en aangegeven. 1) 2) 3)
Er zijn rapporten die aangeven dat de ouders letsel toebrengen of de kinderen verwaarlozen Er zijn ernstige emotionele conflicten in de thuissituatie (gezin) Er is in het verleden al eerder sprake geweest van misbruik in het gezin
Bron: Douma J., van den Bergh P., Heekman J. (red.), Verstandelijke handicap en seksueel misbruik.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Bijlage 3: Vragenformulier seksueel misbruik Deze standaard vragenlijst hoort bij beleidsnota 2005-001 en wordt ingevuld bij melding van (een vermoeden van) seksueel misbruik. Ingevuld door: __________________________________
I.
II.
Datum: _____________________
Om wie gaat het? A.
Naam:
B.
Leeftijd:
C.
Woning:
D.
Datum opname:
E.
Gaat het om een verdachte of slachtoffer:
Hoe is het vermoeden van seksueel misbruik ontstaan? A.
Wie heeft het vermoeden eerst gekregen? Licht dit toe.
B.
Met wie is dit vermoeden binnen de instelling besproken en wat was hiervan het resultaat?
III.
Gaat het hierbij om misbruik in het verleden of om actueel misbruik of om allebei?
IV.
Beschrijf zo concreet mogelijk waar de vermoedens op gebaseerd zijn.
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
V.
Kun je, aan de hand van de signalenlijst, aangeven welke signalen je zijn opgevallen?
VI.
Is het mogelijk iets te zeggen over: A. Waar heeft het seksueel misbruik plaatsgevonden?
VII.
VIII.
B.
Hoe vaak heeft het misbruik plaatsgevonden?
C.
Hoe lang heeft het misbruik plaatsgevonden?
Geef relevante informatie over de persoon met een verstandelijke handicap. Denk hierbij aan: A.
gedrag
B.
betrouwbaarheid van uitlatingen
C.
thuismilieu
Van wie kan de persoon steun verwachten? A.
familie
B.
begeleiders
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1
Bijlage 4: Adressen van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling in Antwerpen Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Prof Claraplein 1 2018 Antwerpen tel. : 03/230.41.90
Antenne Mechelen Maurits Sabbestraat 119 2800 Mechelen tel. : 015/20.21.31
Antenne Turnhout Graatakker 158 2300 Turnhout tel. : 014/42.22.03 Vertrouwensartsencentrum Kindermishandeling Brugse stwg 274 A 9000 Gent tel: 09/216.73.30 Vertrouwensartsencentrum Kindermishandeling Justus Lipsiusstraat 71 3-de verdieping 3000 Leuven Tel: 016/30.17.30
VZW Huize Eyckerheyde / Beleidsnota 2005-001
Afdruk van 1 januari 2005 – 1