Presentatie Digitale didactiek
Taal We gaan het over verkleinwoorden hebben. Hoe ziet de les eruit? • Wat zijn verkleinwoorden? • Hoe kunnen we van woorden verkleinwoorden maken? • Aan het einde gaan we oefeningen maken.
Wat zijn verkleinwoorden? • Wat zijn de verschillen? Hoe zullen
de bril op het eerste plaatje noemen en hoe op het tweede plaatje?
Hoe kunnen we er nu een verkleinwoord van maken? • Een bril is het woord. Maar we willen aangeven dat het een kleine bril is. Hoe kunnen we dit doen? • Dit doen we door het woord te veranderen in brilletje
Probeer het nu ook eens met deze woorden: • Pan • Hond • Huis • Bal • Vest
Controleer of je het goed gedaan hebt! • Pan- pannetje • Hond- hondje • Huis- huisje • Bal- balletje • Vest- vestje
We gaan nu de woorden in een schema invullen • De woorden veranderen. Maar niet
alle woorden veranderen hetzelfde. Aan het einde zijn de woorden namelijk niet allemaal hetzelfde:
• Hond- hondje • Pan- Pannetje
Probeer nu de woorden in het goede rijtje te zetten: • -tje
-je
-etje
-pje
• In welk rijtje van de tabel horen ze? • Man- vos- fontein- reep- brommerboom- stal- kam- bloem- schaalgeheim
Controleer of je het goed gedaan hebt: • Tje: fonteintje- brommertje- schaaltje • -je: vosje- kindje- reepje • -etje: mannetje- stalletje- kammetjebloemetje • -pje: boompje- geheimpje
Is het allemaal goed gegaan? • Dan hebben jullie nu geleerd wat verkleinwoorden zijn!!