Ek Cursus 1956 -1957 - @ 1 193 Kb

  • Uploaded by: Robert
  • 0
  • 0
  • October 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Ek Cursus 1956 -1957 - @ 1 193 Kb as PDF for free.

More details

  • Words: 129,719
  • Pages: 177
© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Goeden avond vrienden, Na de vakanties beginnen we dan vandaag weer met onze esoterische lessen. U zult begrijpen, dat we ons baserende op wat reeds behandeld werd een programma voor U hebben opgesteld. Ik kan dat heel kort weergeven, wanneer ik het als het volgt uitdruk De oude wijsheid plus de kennis der kosmische wetten uit te drukken in een zo eenvoudig mogelijke taal en op zo begrijpelijk mogelijkerwijze is ons doel. Wij zullen doen wat wij kunnen om ook een praktisch gebruiken van de door ons gegeven kennis voor U mogelijk te maken. Voordat wij met ons nieuw programma eigenlijk gaan beginnen is het natuurlijk zaak na te gaan of er van de vorige lezingen nog vragen zijn overgebleven. Indien dat het geval is, zou ik U willen verzoeken die eerst te stellen. Dus geen vragen. Dan mijn onderwerp:

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

Wanneer ik deze titel kies, is deze zeker niet origineel. Er bestaan oude boekwerken, sommigen reeds honderden jaren oud, andere niet op papier, maar vaak op hout gegrift duizenden jaren oud. De geheime goddelijke kracht is de kracht, die wij in de schepping niet onmiddellijk bemerken, maar die toch voortdurend rond ons is. Dit wordt door een denker als volgt omschreven: "Wij zijn beperkte wezens. Als beperkte wezens zullen wij slechts een gedeelte der werkelijkheid de onze noemen. Daarbuiten staat het voor ons onwerkelijke, dat binnen het kosmische bestel reëel blijkt. Elk verschijnsel in zichzelve is een uiting van bovennatuurlijke kracht. De verschijnselen, die door ons niet worden waargenomen, zijn dus voor ons een geheime kracht, die wij slechts dan kunnen leren gebruiken, wanneer wij het geheim van deze tweede wereld, deze tweede kracht, hebben doorgrond." Een tweede wereld. Het lijkt dan of wij het Al gaan splitsen in twee verschillende werelden, waarbij én de onze is en de andere schijnbaar niet bestaat. Natuurlijk is deze wijze van uitdrukken wat eenvoudig. Er zijn heel veel verschillende werelden mogelijk. Aan de hand aan hetgeen wij in de geest beleven, is het mogelijk dit nader toe te lichten. Eén van onze grote leraren, Altheus, zegt ons "Wij leven in onze eigen sfeer, maar kennen en begrijpen de daaronder gelegen sferen en werelden. Zo kunnen wij in alle werelden en sferen, die wij kennen en begrijpen, werken, de krachten daarvan gebruiken en de wetten daarvan toepassen, in zoverre ons dit behaagt. Zelve zijn wij slechts aan de wetten van onze eigen wereld volledig onderdanig. De wereld, waarin de geheime kracht Gods schuilt, is dus altijd voor ons een niet gekende wereld. En dit betekent, dat het besef van de geheime goddelijke kracht in verschillende gradaties mogelijk moet zijn. Wanneer U zich bewust wordt van onze wereld, dan kunt U daaruit krachten putten, die op Uw eigen wereld schijnbaar fictief, schijnbaar niet reëel zijn. Maar U maakt ze tot werkelijkheid krachtens Uw besef. U kunt ze dan ook in Uw eigen wereld uiten. ” Grijpt ge naar een hogere sfeer, dan zal Uw vermogen op deze wereld vermeerderd worden. U kunt steeds kracht putten uit de hoogste sfeer en krachtens dit in U levende vermogen U kunnen uiten in een lager gelegen sfeer met de kracht en de dwingende kracht, die ge uit de hoogste sfeer geput hebt. Ik mag aannemen, dat we tot zover duidelijk zijn? Dan moeten wij voor onszelven na deze definitie van de geheime krachten Gods ons gaan afvragen, hoe wij deze krachten moeten verwerken in ons wereldbeeld en ik kan niet beter doen dan hiervoor weer Altheus aan te halen:

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

1

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke "Alle krachten stammen, in de wereld uit één bron. Waar voor ons buiten deze krachten geen bewustzijn mogelijk is, is zij voor ons het alomvattende of de godheid. Waar wij deel zijn van deze godheid, is het ons mogelijk alle krachten van die godheid ook door ons eigen wezen te uiten en te openbaren, voor zover ons begripsvermogen dat toelaat. Het geheim van de goddelijke kracht is de eenheid der dingen. Uit de eenheid der dingen puttende kan men zich bepalen tot het bijzondere, in het bijzondere werken, krachtens het geheel, Gods kracht is slechts geheim voor ons, zolang wij een persoonlijk bestaan zonder het erkennen van de verdere banden menen te moeten zien als enige uitleg van ons eigen leven en voortbestaan. Deze beschouwing brengt ons dus tot een soort Algodendom. Alles is God. In alles schuilt kracht. De wijze waarop deze kracht wordt gebruikt in harmonisch verband met andere krachten, is het geheim. Om dus praktisch te worden. De geheime kracht Gods is dus in feite niet een kracht zelve, want deze is te allen tijde geopenbaard, doch de wijze waarop deze kracht binnen wordt bevat en door onszelven wordt verwerkt. Hieruit vloeit voort, dat wij door instellen van ons eigen wezen kunnen krijgen met de anderen. Dit contact met anderen geeft ons nog geen kracht. Maar door het contact kan een begrip van eenheid groeien, waarin wij met een ander harmonisch handelen ofwel op zijn ofwel op óns terrein. Hoe groter de eenheid is, die wij bereiken op elk terrein, hoe groter de kracht, waarmede wij op dat terrein werkzaam kunnen zijn. Wat dat betreft heeft Simon Magus, een magiër, voor ons zeer duidelijk omschreven, wat zijn opvatting is van geheime, van occulte krachten. Hij zeide n.l. tot zijn leerlingen "Wanneer ik mij van de grond wens te verheffen, kan ik dat zelve niet. Maar indien ik één ben met de lucht, is het normaal, dat ik mij boven de grond verhef. Wanneer ik het bewustzijn van de mens paar aan de eigenschappen van de lucht, dan ben ik menselijk beheerste lucht, voor de mens als mens waarneembaar, in mijn wezen het element zelve.” Hij drukt daarmede uit de wijze, waarop wij ons één kunnen voelen met iets. Wanneer men, hem vraagt hoe dit te doen, dan antwoordt hij met een korte en duidelijke, lezing "Op het ogenblik, dat mijn voorstellingsvermogen in staat, is de realiteit, waarin ik leef te vervangen door een andere, zal voor mijzelf het leven veranderen. Wanneer ik bewust kan kiezen, welke werkelijkheid ik ga beleven, kan ik dus ook elk feit voor mijzelve realiseren. Waar ik in het bewustzijn en leven deel uitmaak van Uw wereld, (vergeet niet, het is een magiër, die dit tot zijn leerlingen zegt), zal al hetgeen ik in een andere wereld beleef en bereik in Uw wereld kenbaar worden. Waar echter de oorzaken van die andere wereld niet kenbaar zijn, zal het resultaat schijnbaar wonderdadig zijn." Hij geeft ons hiermede een richtlijn, die wij niet mogen verwerpen. Het is goed vast te stellen, dat men niet zonder meer dit alles bereiken kan. Maar daarnaast is het, toch evenzeer nodig en goed te bepalen, dat te allen tijde voor ieder, die werkelijk met heel zijn wezen streeft, uiteindelijk dit verplaatsen van het "ik" in een andere wereld mogelijk is. Wij moeten ons voorstellingsvermogen bekwamen. Filosofen onder ons, waaronder Bernardus, hebben dit langen, tijd beschouwd en van hun zijde. toegelicht. Zij zeggen ons: Spreken over twee werelden houdt in zich, dat wij één dier beide werelden werkelijk moeten noemen, terwijl de andere misschien als werkelijk wordt aanvaard, maar dit niet meer is. In alle magisch gebeuren zal de wereld, waarin het gebeuren plaats vindt, het magisch gebeuren een werkelijkheid zijn. Hier wordt dus de goddelijke kracht. gerealiseerd op een plan, dat voor anderen niet te betreden is. Dit uit mijzelve en door mijzelve in een ander deel der goddelijke kracht mij openbaren betekent dan niet, dat mijn eigen wereld verdwijnt. Mijn eigen wereld is de wereld, waarin het gebeuren zelve plaats vindt. De menselijke wereld waartoe ik later terugkeer, is mij dan onwerkelijk geworden." Deze stelling is natuurlijk geheel aanvaardbaar, maar gevaarlijk. Want het betekent, dat je je eigen wereld overboord moet gooien, voordat je dus volgens de magische procedure zou kunnen komen tot deze geheime kracht Gods. Er bestaat gelukkig ook nog een andere mogelijkheid. De stelling is niet uit onze eigen Orde, maar van broeder Theodatus van de Orde van het Kruis, ik wil echter niet nalaten ze hier te vermelden: 2

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke "Zolang ik mij baseer op mijn wereld, is het onomstotelijk waar, wat gij - het werd tegen onze broeders gezegd - hier vaststelt. Doch indien ik mijn eigen wereld vergroot, omvat zij steeds meer van de goddelijke kracht. De geheime goddelijke kracht, waarover gij spreekt, is echter meer en minder, dan gij schijnt aan te nemen. De geheime goddelijke kracht is God zelve, gerealiseerd in de mens. Eenheid met de Schepper treedt in de plaats van het menselijk leven, ontketent de krachten, die voor ons door ons bewustzijn gebonden moeten blijven. Ik behoef dan niet in een andere wereld te leven, maar kan alleen krachtens een geloof (dus innerlijk aanvaarden van het Goddelijke), deze zelfde kracht activeren in een daadwerkelijke wereld, zonder de noodzaak twee werkelijkheden af te wisselen en tegen elkaar uit te spelen." Deze stelling heeft bij ons grote bijval gevonden. Want hier wordt het geheim van de goddelijke kracht eigenlijk op een andere manier verklaard. Om daadwerkelijk hiermede te werken behoeven wij niet in de schijnwereld te gaan, die indien wij niet kunnen terugkeren ons voorgoed van onze werkelijkheid, van onze levenstaak zal afsnijden. Wij kunnen van binnen uit deze kracht benaderen. Wat meer is, op het ogenblik, dat wij niet meer de kracht trachten te benaderen, maar de oorzaak daarvan, wordt de kracht werkelijkheid. Nu zouden wij kunnen zeggen: de geheime kracht Gods ligt in het geheim, dat de kracht zelve niets voor ons betekent en niet te realiseren is, maar dat God zelve realiseerbaar is door alle tijden, te allen tijde en zonder enige pauze. Zo kunnen wij God in ons realiserende de eigenschappen Gods realiseren. De geheime kracht Gods is Zijn wezen. Het wezen Gods is indien ik mij mag beroepen op de vele denkers, die dit hebben uitgesproken een gedachte, die in zichzelf behouden is. De alomvattende gedachte is het geheim van alle goddelijke kracht. Hebt U vragen of hebt U commentaar? Die Simon Magus, is dat diegene, waar men nu over spreekt i.v.m, de ketterij van Simonie? Pardon. Dat is niet geheel juist. Simonie is het verkopen van amuletten en gewijde voorwerpen en dus geen ketterij. De simonie, in het Christelijk geloof soms langen tijd zeer gebruikelijk, bestaat uit het gebruikmaken van een kerkelijke wijding om de waarde van de voorwerpen te verhogen, Duidelijk makende: Simonie is het, wanneer er verschil wordt gemaakt in de prijs tussen een niet gewijde en een welgewijde rozenkrans. Simonie is het, wanneer aflaten worden verkocht of absolutie tegen betaling wordt gegeven. Degene, die dat deed, was een Jood van Alexandrijnse afkomst, Simon genaamd, die in Rome bepaalde amuletten verkocht als eerste. Zo is de naam Simonie ontstaan. Simon Magus wordt wel vermeld in de brieven van enkele apostelen, waar hij als leraar in het openbaar demonstreerde en falende, doordat hij zich tegen een erkende waarheid wilde verzetten en zo eigen grootheid bewijzen, neerstortte, toen hij - zoals voor hem toen gebruikelijk was - een demonstratie gaf van levitatie. Voldoende? Was dat in Rome? Neen, Dat was niet in Rome, dat was in Griekenland. Vraag niet verstaanbaar. Ja, het speelt z.g. af in Rome, maar het was niet in Rome. De werkelijke gebeurtenis niet. Maar dat komen we meer tegen dat maakt minder uit. Komt het dan feitelijk niet hierop neer, dat wanneer men tracht zich te verwezenlijken met God, met de bron van al het zijn, dat we op die wijze ook genezing kunnen brengen aan de massa, omdat een gedeelte van de goddelijke kracht door ons. Inderdaad mogelijk. Maar dat is een zeer beperkt aspect. Genezing, direct of op afstand via het Goddelijke is slechts een zeer klein deel van wat wij kunnen verwerkelijken. Want één zijnde met de goddelijke kracht zijn wij zelf scheppend, zolang wij vanuit het Goddelijke, zelf in het Goddelijke verkerende, onze gedachte en onze wil richten. Er is echter een bezwaar verbonden aan de gebruikelijke methode. Wanneer men n. l. overgaat eenwording met God te zoeken en men doet dit met vooropgezet doel, dan wordt weer de kracht en niet het Goddelijke doel van ons streven, zoals ik zojuist al zei. We moeten dus het doel terzijde weten te stellen. Wij kunnen dit doen door niet gedetailleerd maar in het algemeen een aspect van het leven vanuit het Goddelijke voortvloeiende, voor ons te realiseren en vandaar uit het Goddelijke toe te streven. DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

3

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Zo is in ons zelf dan de drang tot een bepaalde realisatie van deze kracht in onze wereld geschapen, zonder dat het persoonlijk element ons naar de kracht tot genezing doet streven. Dus in verband met genezing gezien concentratie op het lijden der wereld is juist de genezingswil echter is alleen juist, wanneer wij vanuit eigen kracht werken. God is genezing. In God kan er geen ziekte of lijden bestaan. Dus behoeven wij ons niet te richten op genezing, uiting, kracht, maar op God zelve. Indien wij de eenheid met God beleven en deze weerkaatsen naar al wat deel heeft aan ons leven, zal hierdoor zelve de reinigende werking van het goddelijk Volmaakte optreden binnen de onvolmaakte voorstellingswereld van elke mens. Duidelijk? Dus behoeven wij ons niet te concentreren op…..? Neen. Ik geef daarbij onmiddellijk toe, dat voor de doorsneemens deze methode moeilijk is en dus in het begin minder resultaten geeft dan door middel van concentratie. Er zijn er hier enkelen, die weten waarover ik spreek wanneer ik zeg, dat het beleven van het Goddelijke op zichzelve een veel groter uitwerking heeft ook voor anderen dan elk richten van krachten met het aanroepen van het Goddelijke. Want daaruit puttende kunnen wij nooit de volheid van kracht en vooral de volmaakte werking dier kracht verzekeren, die wij in de beleving normalerwijze vinden. Duidelijk? Nog iemand, die over dit onderwerp nog wat te vragen heeft? Goed. Dan heb ik nog een vraag aan U, voor ik het woord overgeef aan een volgende spreker. Bent U het met mij eens, dat binnen het kader van deze groep een reeks opeenvolgende lezingen in deze tendens past? Indien dat niet het geval is, dan kunt U dat kenbaar maken dan zal ik gaarne in het eerste gedeelte plaats maken voor een andere spreker. Onverstaanbaar. Ik dank U voor Uw instemming. U krijgt dan hierna dus de tweede spreker, die de normale serie zal voortzetten. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Wij hebben ons bezig gehouden met de lotus, met de zonnebloem en met de zonnegod. We hebben gezocht naar de grote geheimen van de oude tempels. En het is logisch, dat wij van hieruit ook verder gaan zoeken naar de beleving van Christelijke geheimen. Ik ben niet van plan om alleen Christelijke onderwerpen te gaan behandelen, integendeel. Maar voor vandaag lijkt het mij interessant met U te spreken over de wonderdoende beelden. U moet zich eerst kunnen voorstellen, hoe zo’n beeld eigenlijk tot stand komt. Een mens is in wanhoop. Zijn leven is ten onder, wordt bedreigd, kortom niets dan duisternis. In die mens is nog maar één hoop. God zal ingrijpen. Maar God is zo ver weg. Nu weet men, dat er heiligen zijn. Of kleinere goden, wanneer men niet Christelijk is. Wezens of mensen, die de grote schepper meer nabij zijn dan wijzelven. En zo gaat dan de mens uit en stort zijn gehele hart, zijn hoop, zijn verwachtingen uit voor dat beeld. Hij reikt naar God. In die mens wordt daar al een harmonie geschapen met krachten, die tot nog toe niet bestond. Zijn vertrouwen in die heilige kan bovendien nog een suggestieve invloed zijn, die innerlijke werkingen verder kunnen stimuleren. In het eerste geval is het probleem dus half psychologisch, half occult. Wat gebeurt er nu? Door de intensiteit van de wanhoop krijgen we zo’n intense uiting van de wens, van verlangen en zo’n directe overgave aan het Goddelijke, in de figuur van de heilige, dat inderdaad de wens geheel of gedeeltelijk wordt gerealiseerd. De zieke kan zich plotseling weer bewegen, de verlamming is geweken. De blinde ziet weer schaduwen en meent zo dadelijk weer alle kleur en alle schoonheid van de wereld opnieuw te kunnen waarnemen. Dat is voldoende. Want wanneer zo iets verhoord wordt, dan juicht men, dan schreeuwt men het uit. Het is zo iets onverwachts eigenlijk. Er is een wonder gebeurd. Dat gebeurt een, twee keer, tien keer misschien. Vanaf dat ogenblik is het beeld het middelpunt geworden van de gedachten van duizenden. Processies trekken langs alle wegen, gelovigen komen van verre samen om bepaalde religieuze plechtigheden te beleven. Denken we b.v. aan de wonderdadige slapende

4

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Boeddha, waar tienduizenden, ja honderdduizenden jaarlijks heentrekken om de wassing van de Boeddha mede te maken en waarbij deze Boeddha wonderen verricht. Of zo ge liever wilt denk ik b.v. aan Ons Lieve Vrouwke van Kevelaar, waar de krukken toch duidelijk kentekenen zijn naast de vele zilveren en wassen votiefbeelden, dat ook hier vele gebeden zijn verhoord. Wij zullen begrijpen, dat het beeld dus uit de mensheid zijn krachten put. Wij moeten ons het dan gaan voorstellen op een niet meer zuiver stoffelijk plan. Per slot van rekening weten we allemaal wel, hoe het gaat met die beeldenverering. We weten, hoe de mensen in een soort extase komen soms, en hoe het gebeuren van wonderen een algehele golf van hysterie kan opwekken. Maar wat gebeurt er achter de schermen? Wat zit er achter dat wonderdoende beeld verborgen? Stellen wij ons de astrale wereld voor. Rond ons gaan schimmige gedaanten van halfbewusten. We zien de nog zuiver stoffelijk gevormde dwalenden, die op zoek zijn naar het licht. We zien de demonische schrikgestalten van figuren uit de duisternis of van spotzieke natuurgeesten. En daarin zien we het kleine licht van een biddende mens. Er worden gedachten uitgestuurd en langzaam maar zeker krijgen ze vorm. Er bouwt zich een verschijning op. Een vrouw misschien met een kroon en een blauwe mantel. Of een man in een bruine pij met een geschoren hoofd en een sleutel in de hand. De gestalte wordt sterker en sterker. En dan ineens is het net, of de bliksem er inspeelt. Ik weet niet, of U wel eens een St. Elmuslicht hebt gezien. Die kleine vuurvlammetjes, die op alle uitstekende punten blijven zitten als geheimzinnige spoken, die een ogenblik daarna zonder enige kenbare reden weer verdwijnen. Stelt U zich het zó voor. De eigenaardige blauwachtige gloed van het St. Elmes vuur soms een groenachtige schijn daartussen, en daarin een trekken als van een zomeronweer. Alsof er aderen zijn van krachten in het beeld, dat hier geschapen is, aderen van wit gloeiend licht. Het beeld begint weer tee vervagen, de gloed valt weg, het licht dooft, wat overblijft is een schimmige schaduw, iets als een ogenblik een vliedende schaduw door een straatlantaren op de nevel gegooid, meer niet. Maar dan zien we plotseling na dit opvlammen van alle kanten alsof er mieren dit beeld aan het bouwen zijn gedachten bijkomen. Het zijn de praatjes: "Er is een wonder gebeurd. Een wonder. Die heilige." En het beeld, dat reeds bijna vervaagd was, wordt sterker, weer sterker opgebouwd. Een gedachtebeeld. Soms duurt het slechts kort, voordat wij in deze astrale sfeer een volledig levende heilige zien met een wapperende baard, gebarend met zijn handen, zijn sleutel zegenend op het voorhoofd leggend van een biddende en dergelijke. Deze heilige op zichzelve zou reëel kunnen zijn, maar zijn handelen is nog wat vaag, wat onbestemd. Er is een zekere willekeur in zijn bewegingen. En dan gaan wij ons afvragen: Wat is hier nu eigenlijk het geval? Want we zien toch telkenmale weer dat eigenaardige verschijnsel van een bliksem, een wit licht, dat sterker en sterker kan worden. Dan moeten we hoger gaan kijken om te zien, waar de bron van dit licht is. Dan ontdekken we, dat uit de gestalte van dit beeld vertakkingen komen, grijpen. Het zijn klanken, woorden, ja, lichtvibraties. Ze vormen een geheel eigen beeld, dat in vormloze sferen verstaan wordt en duidelijk is als een bede om hulp, als een diepvoelende smart, als een werkelijk verlangen. Nu zien we ook, dat juist hierdoor contact wordt gelegd met de daar aanwezige krachten. Hoe intenser deze gedachten uitgaan, hoe meer ze de aandacht trekken in een hogere sfeer, hoe sterker en gedecideerder onze heilige op astraal gebied wordt. Soms wordt hij eenvoudig zichtbaar. Helderzienden zien hemdoor de kerk gaan. Ze zien hem zegenen, ze zien hem een zieke aanraken en we zien deze genezen en opstaan. Men ziet hem als een lichtschijn dwalend door een verlaten kerkruimte. Men ziet hem soms door de beemden gaan over het land, alsof hij zegen wil, brengen en vruchtbaarheid. We zien, hoe de mensen steeds meer aan hem geloven. Maar deze astrale figuur kennen zij niet. Dit product van hun eigen krachten, waarin hun intens verlangen en hun intens geloof langzaam maar zeker een band heeft gemaakt, die tot veel hoger sferen reikt. Zij zien het beeld. Het beeld is wonderdoend.

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

5

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Zo gaat men dat wonderdoende beeld vereren. Het wordt rondgedragen door de steden, men jeubelt het toe, men kleedt het en siert het, men schenkt het juwelen, men aanbidt het en soms, dan praat men er erg vertrouwelijk mee. Het is een soort mediator geworden tussen een hoge sfeer en de wereld. Nu kunt U ook gaan zeggen, dat het goddelijke kracht is. Goed, Alle kracht komt van God. Maar we weten wel degelijk, dat die heiligen op de duur bezield worden door helpende entiteiten uit verschillende werelden en sferen. Wanneer wij een ogenblik teruggaan en zoeken nu weer deze verbindingen, dan merken wij, dat vanuit dat beeld van een heilige, astraal geschapen door mensengedachten, de takken langzaam maar zeker zijn geworden tot een soort van wonderdanige bonenstaak, die groeit tot in het witte licht toe. En van daaruit zien we voortdurend kracht pulsen. Het is nu geen weerlichten meer. Er is een voortdurend zachte schijn als van een kaarslicht achter albast. Plotseling wordt het feller en sterker en zien we, dat het geheel wordt tot een wit licht. De gestalte en gedaante verdwijnt voor een wijle en overblijft alleen maar een wit licht, dat verblindend is. En wanneer we de mensen zien, dan is er een wonder gebeurd. Die wonderdoende beelden zijn er natuurlijk niet alleen in het Katholicisme te vinden of beter gezegd in het oude Christendom. We hebben ze zelfs gehad bij de heidenen en ook de Joden trachten soms met dergelijke beelden iets te bereiken. Wij denken b.v. aan de dans rond het gouden kalf, het was heus niet alleen om rijkdom begonnen. Maar aan de behoefte van de mens om een mediator te hebben, een verbinding tussen zich en God. Daaruit wordt het ons eigenlijk duidelijk, wat deze beelden voor ons zijn. Ze zijn, als ik het zo zeggen mag, pogingen om nog een voorstelbaar beeld te krijgen van God. En als we zelf niet omhoog durven gaan, dan is het nog beter, dat we ons voorstellen, dat die gedachte door een ander wordt gedragen, dan dat we ons voorstellen, dat we God niet bereiken. Denken we dat laatste, dan sluiten we ons hierdoor af van hogere krachten. Maar hebben we deze schijngedachte, deze schijnvoorstelling, dan kunnen we tenminste onze gedachten nog verder laten gaan. Het is natuurlijk een bijgeloof, zeker. Wat daar gebeurt, is uiteindelijk een beeld, dat door vele mensen werd geschapen het is mensenwerk. Maar mensenwerk, dat voor een enkele mens vaak wordt de mogelijkheid tot God te spreken, zonder dat hij daarvoor de gedachte moet hebben tot de Allerhoogste te gaan. Daarom zouden wij van al deze wonderdanige beelden kunnen zeggen, dat ze eigenlijk aardse weerspiegelingen zijn van het Goddelijke. Dan wordt het weer begrijpelijk, waarom zoveel van die wonderdoende beelden vereerd werden als goden in de oudheid. Het wordt ons duidelijk, waarom men voor dergelijke beelden danst en zingt. Het wordt ons duidelijk, waarom ze als vorsten worden behandeld. Het is toch redelijk. Hier is inderdaad voor de mens een soort God ontstaan. Een kleine God, een menselijke God, die het hem mogelijk maakt contact te vinden met de werkelijke God. Tot zover kunt U mij ongetwijfeld volgen. En nu wil ik U een beeld geven van de eigenaardige gebeurtenissen, die er - vooral - vroeger plaats vonden. Het was in Egypte. In Egypte was het op dat ogenblik niet erg plezierig. De grenzen werden aan verschillende kanten door de herderskoningen bedreigd. In Egypte zelf woedde een opstand. Kort geleden had men een Farao vermoord zijn zoontje was gevlucht, met enkele hoedsters voor het grote geweld, naar een eiland. Niemand wist dat, want anders hadden ze hem natuurlijk ook om hals gebracht. Nu was er in Thebe een wonderdanige Isis-figuur. En deze wonderdadige Isis-figuur weende. Terwijl ze werd rondgedragen door de tempel op de schouders van de priesters, terwijl de priesteressen dansten, terwijl de systrum werd geslagen en de vreemde horens klonken, totdat de gehele tempel galmde, terwijl het volk aarzelend en vol verwachting een ogenblik zijn adem inhield, om dan weer in toejuichingen uit te breken, weende dat beeld. Het was door bekwame kunstenaars gemaakt en de priesters wisten heus wel, dat het geen werkelijke godin was. Zeker, men had het gekleed, gebaad, vereerd, bewierookt maar een beeld, dat weende was een raadsel. Een groot wonder, zo heeft men toen gezegd. En er is werkelijk een fanatieke beweging ontstaan, alleen door deze wenende Isis van Thebe.

6

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Dat is begrijpelijk. Hier werd op dit beeld, dat het kernpunt was, de verpersoonlijking van Egypte en de vruchtbaarheid van Egypte voor alle mensen, de onrust van het hele volk overgedragen. En Isis weende. Moet ik het overzetten in de moderne tijd? Moet ik U vertellen van een Mariabeeld, dat weent? Er gebeuren zoveel van die schijnbaar wonderlijke dingen. De priester celebreert de mis met witte wijn. Het is geconsacreerd, en voor hem en voor alle anderen, die intens geloven, vertegenwoordigt het het bloed van Jezus. De kelk wordt omgestoten. En vreemd genoeg de witte wijn kleurt het altaarwaden rood. Een wonder, dat werkelijk gebeurd. De verklaring? Die is zo simpel en eenvoudig. Evengoed als voor de wenende Isis. De gedachte is suprème. De gedachte is meer waard en dringt veel verder door dan de materie. En zij kan onder omstandigheden de materie een andere waarde geven, dan zij oorspronkelijk uit zichzelf bezit. Dat is geen magie en geen tovenarij. Het is zuiver en reëel een verandering van eigenschap krachtens ingelegde geestelijke waarden. Laten we nu b.v. eens gaan naar de Senoesi, de negers. Daar staat een wanstaltig beeld. Een kleintje. De trommen worden uit het huis van de ouderlingen gehaald. Een vreemde, holle signaaltrom begint met een menigte roffels. De vrouwen gaan weg. Eenzaam en alleen blijven enkele mannen over. Ook zij sluipen angstig weg, wanneer er een in biezen matten gehulde figuur komt met een monsterachtig masker. Er klinken vreemde kreten door het dorp. De kleine trommels beginnen, vreemde snaarinstrumenten laten zich een ogenblik horen, dan weer trommels, trommels en trommels. Kalabassen met stenen. Ze ratelen en rammelen. Er klinken door het dorp vreemde kreten. Met witte klei besmeurde gestalten komen, korte speren schuddend, aanrennen. Met vreemde angstige, en, schichtige bewegingen dansen zij om het beeld heen. Dan komt er een steltloper. O, hij stelt een God voor. leder weet, wie, hij, is. Maar achter het vreemde masker, dat barbaarse masker, achter het met bloed besmeurde leer van zijn kleed, in de wanstaltige hoogte, die hij door zijn stelten verkrijgt, ziet men deze mens niet meer. Hier is de bezweerder, de tovenaar. Met een hoge keelklank uit hij kreten. Dan de wanstaltig gehoornde tovenaar, die beneden begint met zijn vervloeking. Hij roept het beeld aan, hij bezweert het. Hij zegt "Gij zijt één" en hij noemt dan een hoofdman van een andere stam, die deze stam gehinderd heeft. Dringerder en dringerder wordt het tempo der trommen. Als waanzinnigen verdraaien zich de ledematen van de dansers. Het schuim staat op hun lippen. Wervelend gaan ze rond en rond, totdat zij neervallen, stuiptrekkend haast. Intussen zitten de vrouwen verscholen, het hoofd bedekt, de oren dicht. De duivels gaan rond. Dan op het hoogtepunt grijpt de tovenaar stuiptrekkend en sperenwerpend naar het beeld. Dan zijgt hij ineen, de trommen zwijgen. Dat op zichzelf is een gewone scène. Maar wat niet gewoon is, dat is dat bijna zestig engelse mijlen verder plotseling een vorst naar zijn hart grijpt en neervalt. Hij is getroffen door een geestelijke speer, die via de god tot hem werd geworpen. Nu kan de wetenschap zeggen: “suggestie”, maar wij weten beter. Ook dit beeld is een wonderdoend beeld geworden. Het is door de concentratie van al deze mannen, door de angst van al deze vrouwen, geladen met een kracht, waardoor het gestalte kreeg op een ander terrein. Op het astraal gebied. Op het astraal gebied, waar geen afstand bestaat op het astraal gebied, waar de meest vreemde krachten van duister en licht door elkaar kunnen spelen. Waar alles mogelijk is. En vandaar heeft deze wanstaltige(door mensen geschapen) figuur geslagen naar de levende draad van een ander. En deze is, gelovende in de werkelijke goddelijkheid van een schijnfiguur getroffen in de zuivere angst van dit beleven. Dan komt de wetenschap en die zegt "Ja, het is een hartcollaps." Een wonderdoend beeld. Er zijn zo vele wonderdoende beelden. In Italië in een dorpje, vijftig jaar geleden, was veel armoede. Malaria, De streek was aan het uitsterven. Toch hielden die mensen werkelijk van hun land. Rijk waren ze niet. Maar er was een klein Mariabeeld, dat in een schamel kapelletje langs de weg stond. En ieder, die weg trok, omdat het niet meer te houden was, kwam daar bidden. Hij vroeg het beeld hem te zegenen en te zorgen, dat hij terug zou keren, daar waar hij geboren was, De jaren gaan voort. En dan ineens, wanneer men besluit massaal uit te trekken, dan verroert het beeld zich. Niet één, niet tien, neen honderd, tweehonderd mensen zien hoe het beeld vermanend de vinger schudt en terug wijst DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

7

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke naar het terrein, dat zij wilden verlaten. Zij moeten teruggaan op hun weg. Een wonderdoend beeld, al heeft de kerk het wonder niet erkend. Men heeft gesproken over massasuggestie. Maar het is toch wel vreemd, dat degenen, die terug zijn gegaan (en dat waren haast allen) vanaf dat ogenblik hun gebied hebben verbeterd, zodat het op het ogenblik een van de weinige gebieden van Italië is, waar gedurende de gehele periode van oorlog, gedurende het fascisme en ook in de naoorlogse, hoofdzakelijk communistische ontwikkelingen, welvaart heeft geheerst en waar geluk is geweest. Dan kan men zeggen: "De malaria werd door de staat bestreden en de rijkdom is gekomen door de industriën, die zich er hebben gevestigd door de arbeidzaamheid van de mensen daar." Redenen zijn er genoeg. Maar het vreemde is, dat dit vijftig jaar geleden begon, toen een beeld zich bewoog. Weer het verlangen van de mensen de waan, zoals U wilt de suggestie of indien U het prefereert de werkelijke beweging van het beeld, die dit hebben veroorzaakt. Zeker is het, dat al dit leed van de mensen, opgehoopt op een plaats, al dit verlangen voortdurend weer uitgedrukt in die ene kleine open kapel met een enkel knielbankje ervoor, waar misschien drie mensen kunnen zitten,ervoor heeft gezorgd, dat vandaaruit dit Mariabeeld tot bemiddelaar of bemiddelaarster werd, tot een oneindig grote kracht. Weet U, wanneer wij over die dingen praten, dan zijn we zo gauw geneigd om te zeggen bedrog. En we weten voor onszelven heus wel, dat er nog wel eens wat bedrog wordt gepleegd. We weten van heidense priesters, die kunstmatige sterren aan hun godenbeelden gaven en bij monde van de een of andere handige priester met kreupelrijmpjes aardige zaken wist te maken. We weten van hebzuchtige priesters, die met allerhande wonderen door de wereld trokken. Of dat nu de kolen waren van het bed, waarop Lautentius was geroosterd of een veer uit de vleugel van engel Gabriël, het blijft eigenlijk gelijk. Bedriegers zijn er altijd geweest. Wanneer kinderen een spelletje spelen en de pastoor komt voorbij en vraagt: "Wat hebben jullie gezien?" en ze zeggen: "Maria" (dat hebben we ook al een jaar maal meegemaakt) dan is er ook plotseling weer een genadeoord, een bedevaartsplaats geschapen. De oorzaak kan soms liggen in een dergelijk bedrog. Heiligenbeelden worden soms krachtens een truc heilig. Maar dat neemt de werkelijke betekenis niet weg de geestelijke werking, die op de achtergrond schuilt. En hoe groot die werking kan zijn, dat heb ik U daarnet met een klein beeldje geprobeerd te illustreren. Het kan veel groter zijn. Maar daarvoor zou ik U weer terug moeten nemen naar Egypte tenzij U natuurlijk bezwaar hebt…. Neen? Nu, U moet zich voorstellen, dat er een tempel van Seth bestaat, (de god dus van de onderwereld, de kwaadaardige, de moordenaar van Osiris), die gelegen is aan de rand van de woestijn. Er is nog een heiligdom in de buurt en dat is van Anubis, de gids, die de doden geleidt. Het is een somber gebouw, heel somber. En toch is daar eens een keer een wonder gebeurd, dat leven heeft betekend voor heel veel mensen. De Nijl was niet buiten haar oevers getreden. Wanneer men nu in deze moderne tijd gaat kijken, wat dat voor een ellende kan betekenen voor de Fellahs daar, voor de boeren, dan kunt U begrijpen, wat dat in de oudheid betekende. Egypte, de ware graanschuur van de toenmalige wereld, leed honger. De armen en de slaven vielen soms stervend langs de straat neer. Dus kunt U zich voorstellen, wat voor een ellende een droog jaar is. Daar heeft toen in die tempel van Seth in één van die jaren een zeer eigenaardig iets afgespeeld. Men was bezig met de eredienst. Plotseling kwam er van buiten iemand, die toegang eiste en bleek te zijn een priester van Re-Harachte. Een jongeman, opgewonden, een beetje een blik in zijn ogen van een fakir, die zich met een mes zal gaan doorsteken. Deze dringt door in de tempelruimte, roept de bescherming van de goden op zich af, wat hij krachtens zijn priesterlijke waardigheid natuurlijk kan doen en waardoor hij onaantastbaar wordt voor de priesters rond hem. Nu was dat meestal zo, nu ja, die bescherming werd wel eens afgeroepen en dan ging het slachtoffer toch om zeep. Maar hier heeft zich iets afgespeeld, waar niemand, ook de priester zelve, later nog een verklaring voor wist. De tempel van Seth is donker, zwaar en massief gebouwd in vele grijze tinten en er wordt gecelebreerd bij het licht van fakkels. Een beeld van 8

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Seth zelve is gemaakt, groot, ongeveer tien maal zo groot als de normale mens, ruw en erg symbolisch uitgewerkt. Er klinken daar ook bepaalde instrumenten, er worden gezangen door kaal geschoren priesters gezongen. En dan ineens komt deze mens binnen. Op het ogenblik, dat hij de bescherming van de goden over zich afroept, is het de anderen net, alsof ze plotseling worden weggedrukt door een kille kou. Zo plotseling en onverwacht is dat, als een windvlaag, dat ze terugdeinzen en niet (wat anders nog wel eens gebeurt) in ware ijver en verontwaardiging met hun priesterlijke wapens probeerden de indringer meteen naar het rijk der goden te expediëren. Hij staat daar in het midden van die vloer, die gelegd is uit donkere stenen. Rond hem moet U zich voorstellen: een groot aantal van deze priesters, kaal geschoren, een beetje gelige gezichten meestal, de gewaden met donkere kleuren doorweven, daarachter de voorstelling van de onderwereld, zoals die daar symbolisch op de muren zijn geschilderd en op de pilaren. Het licht flakkert en op het ogenblik, dat die aanroeping weerklinkt, is het net of die flambouwen rood gaan gloeien. U hebt het misschien wel eens mee gemaakt op een seance, dat het net is, of het licht minder wordt, minder en minder. Zo was het daar. En nu begint deze jongeman Seth uit te dagen. Hij beschuldigt hem ervan dat hij Egypte wil doden. Hij beschuldigt hem ervan, dat hij zijn broeder opnieuw wil vermoorden. Voor deze jonge priester is dus schijnbaar Osiris identiek met Egypte. Hij begint hu aanroepingen tot God te doen. Hij zingt hele litanieën van namen en elke keer daarachter: "Breek de ban van Seth." In Egypte komt wel eens een onweer voor en ook wel eens een heftige regenval, maar niet zo vaak. Het was zeven maanden mooi weer geweest. De Nijl was laag, het land lag droog. De bronnen begonnen uit te drogen. Nu kunt U óók zeggen, dat daardoor het weer is omgeslagen. Maar op dat ogenblik zoudt U er ongetwijfeld anders over hebben gedacht. Het eigenaardige is, dat wanneer hij begint net deze litanie van aanroepingen, plotseling de hemel bewolkt wordt. De maan, die tot nog toe een blauwachtig licht over de tempel en de omgeving heeft geworpen, verdwijnt. Niemand daar buiten ziet het men voelt alleen de klimmende spanning. Steeds zwaarder en steeds elektrischer. Het is, alsof de hele omgeving de adem inhoudt. En dan, wanneer hij zijn uitdaging beëindigt, door Seth toe te roepen: "Ga terug in Uw onderwereld", rolt buiten de donder. De priesters kruipen gewoon weg achter de pilaren. Zij durven bijna niet meer op te schouwen naar hun God. Het is net alsof daar een vreemd, trillend duister vanuit gaat. O, het zal wel suggestie zijn, maar het lijkt dan toch zo. Het is doodstil, buiten ook. Niets hoor je. Even het gerommel van de donder, een felle slag en dan stilte. Daarin de jonge stem, die verder gaat. Verder met het zeggen van gebeden, het uitroepen van allerhande vreemde woorden. Een taal, op den duur zó oud, dat de meeste aanwezigen ze niet meer kunnen verstaan. Dat het de vraag is, of de jonge priester weet, wat hij zegt. En dan slaat de bliksem in in de tempel. De bolbliksem. Een dichte bol, die spookachtig ronddraait. Zij beroert de priester, die dood neervalt en dan raakt zij het grote beeld en het beeld van Seth springt uit elkaar. Daarmee barst tevens buiten de regen los. U kunt mij geloven, dat dat in de ogen van de Egyptenaren een groot wonder is. En wonderdadiger was het nog, omdat men ontdekte, dat deze priester in zijn gewaad verborgen had een klein scheepje uit gedreven zilver, waarin het beeld van Osiris, Osiris in de zonneboot. Dat beeldje is heilig geweest, niet enkele jaren lang, maar eeuwen en eeuwen. Wanneer, de droogte dreigde, dan kwamen de farao’s zelf om te gaan in de ommegang, waar dit kleine onaanzienlijke beeldje werd gedragen in een zeer kostbare schrijn, die op zichzelf weer de vorm van een zonneboot had. En het eigenaardige is, dat zolang dit gebeurde, men ook zegt, dat de Nijl regelmatig steeg en het land overstroomde. Toen hebben de priesters van Seth wraak genomen en is dit beeldje, verdwenen. Men zegt, dat daarop zeven magere jaren kwamen, waarvoor Joseph de farao al gewaarschuwd had. Of dit precies zo geweest is, weet ik niet. Maar ik weet wel, dat in dit beeld van een wonderdoende geaardheid twee principes schijnbaar tot strijd kunnen komen. De priesters van Seth erven over het algemeen veel. Hoe groter de nood, hoe rijker zij worden. Zij zijn degenen die de droogte en de nood eigenlijk verlangen. Hun invloed zal groter worden, groter dan die van de zonnegod. Kunnen zij iets anders begeren? Daartegenover deze, misschien waanzinnige, jonge priester, die ook sterven moest, tengevolge het spel van krachten daar. DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

9

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Maar hier worden in gedachtebeelden vormen geschapen met een zodanige omvang, dat we dat niet kunnen begrijpen. Hier, achter deze fabelachtige gebeurtenis het is echt gebeurd, maar toch werd het al gauw een fabel, het werd versierd, (men heeft zelfs verteld, dat Osiris zelf kwam om met Seth te vechten in zijn tempel) ligt op het astrale gebied een fantastisch vertoon van krachten. Een fantastisch vertoon van krachten, dat zodanige spanningen kon verwerken, dat daardoor alleen het mogelijk zou zijn, dat deze grote regens zijn losgebroken en de Nijl dus werkelijk, al was het maanden later dan gebruikelijk, is gestegen en vruchtbaarheid aan het land heeft gegeven. Ik geloof, dat ik daarmede illustreer, wat ik zeggen wilde. Op de aarde vertoont het wonderdoende beeld vaak fantastische aspecten. Het doet werkelijk wonderen. De kracht, die het hierdoor verkrijgt of de kracht, waarin het werkt, komt uit astraal gebied en is over het algemeen een reeks van gedachtebeelden van mensen. Het vereringsbeeld van mensen, waardoor een vaste astrale vorm wordt gebouwd. Maar deze astrale vorm kan voertuigelijk worden voor hogere krachten. En dat behoeft U niet te geloven, maar ik voor mijzelf geloof wel, dat in dit geval van de beruchte strijd van Osiris en Seth, waarin de kleine zonneboot achter bleef, sprake is geweest van grotere krachten, die tegen elkaar aan het strijden waren. Want werkelijk een kracht des lichts en een kracht van de onderwereld, die op een voor mensen niet zichtbare en kenbare wijze met elkaar geworsteld hebben en daardoor de krachten vrij hebben gemaakt, die uiteindelijk de overwinning van het leven betekenden. Ik geloof, dat wij die dingen altijd zullen krijgen, waar de wereld in nood is. Wanneer hier de geestelijke nood groter wordt, dan zullen hier ook weer meer wonderdoende beelden komen. Dan krijgen we hier ook patentoplossingen, dingen, die wonderlijke prestaties volbrengen. Naarmate de behoefte minder is, zijn er minder van dergelijke beelden en goden. Het is het menselijk denkvermogen, dat, gericht op een punt, waaraan eigenschappen worden toegekend en daardoor zichzelf verloochenende in staat is persoonlijkheden op te bouwen ten goede of ten kwade, die op heel veel mensen invloed kunnen hebben. En naarmate hiervoor een sterkere stoffelijke verbeelding wordt gevonden, bij voorkeur dus een beeldje, soms ook een plaat, dan krijgen we een scherpere omschrijving, een nauwkeuriger bepaling van de menselijke gedachten en een groter werkzaamheid. En zo geloof ik, dat we de wonderdoende beelden in de eerste plaats moeten zien als symbolen, waardoor de mens in staat wordt gesteld astrale krachten te wekken en op te bouwen, die voor hemzelf van grote betekenis zijn. Maar juist door deze astrale krachten kan hij hoger reiken en ook dieper reiken, dan hij normaal ooit zou kunnen doen zo zich a.h.w. versterkend in eigen tendensen door de krachten van hoger of lager sfeer en mogelijkheden op aarde tot uiting brengend, die buiten het normale vallen. Commentaar? Geen commentaar? Dat is dus eigenlijk een aanvulling op ons betoog over de zonnegod, maar nu een klein beetje meer in stoffelijke vormgegoten. Voor een volgende keer zal ik graag, wanneer U tenminste belangstelling hebt voor het onderwerp, willen spreken over vanuit het goddelijke beschouwd dus astrale krachten, die werkzaam worden op aarde. Daar hebt U hier vanavond al een aardig voorproefje van gehad overigens. Akkoord? Een prettige pauze toegewenst. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Ik mag dan voor U deze avond een onderwerp behandelen, waarvan Uzelf de geaardheid moogt vaststellen. U kunt het natuurlijk ook aan mij overlaten, maar indien U een voorkeur hebt, dan kunt U die geven. Bent U Chinees van nationaliteit? Ik ben geen Chinees van nationaliteit. Maar laten wij zeggen, dat mijn huidige nationaliteit die is van geest in de bovensfeer van zomerland. Weet U iets van Lao-Tse? 10

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Ik weet zeer veel van zijn stellingen af, ja. Zoudt U daar iets over willen horen? Wij weten natuurlijk allen, dat de leerstellingen van Lao-Tse zijn gebaseerd op het gedrag. De wijze, waarop men moet leven, is het belangrijkste, wat er bestaat. Want alles heeft zijn vorm en zijn gestalte, zo leert ons deze wijze. Wie Tao volledig volbrengt en inhoudt, zal daarmee zichzelve de juiste plaats in alle wereld verwerven, zowel in de wereld van het hiernamaals eventueel, ofschoon daarover niet wordt gesproken, als wel in de wereld waarin men bestaat. Tao nu is afhankelijk van de wijze, waarop men zelf leeft. Men wordt geboren in een bepaalde stand. Deze stand heeft haar eigenschappen t.o.v. hogere standen en haar rechten t.o.v. lagere standen. Zij heeft in haar menselijke aspecten bijzondere dingen te beachten, b.v. Het behoort tot de juiste wijze van leven, dat wanneer men hem, die vraagt in armbede, niet weigert. Het behoort echter ook hiertoe, dat men eer betoont aan een hogere, zelfs wanneer hij deze eer niet verlangt. Hoffelijkheid is een van de punten, die van groot belang wordt geacht voor het juiste verkeer tussen de mensen onderling. Om deze aspecten om te zetten in Westerse vorm is soms moeilijk, vooral waar de grote wijze zijn stellingen heeft neergelegd in betrekkelijk cryptische spreuken. Maar voor het Westen zou ik bepaalde aspecten misschien kunnen belichten. Nemen wij de verhouding van mens tegenover mens. Indien men een ander ontmoet, dan mag men nooit voor zichzelve zeggen: "Ik ben de meerdere", of eisen, dat die andere de meerdere in U erkent. Wanneer gij de meerdere zijt, kunt gij Uw meerderheid juist bewijzen door de beleefdheid, waarop gij de lagere als Uw gelijke aanvaardt. Zijt gij de lagere, dan zal Uw hoffelijkheid noodzakelijk zijn om de juiste uitdrukking te vinden tegenover hem, die hoger staat. Het is niet gepast om onmiddellijk alle dingen zo maar rechtuit en ronduit te zeggen. Men heeft eerst te voldoen aan de eisen der beleefdheid. Wil men een contract sluiten met elkaar op handelsgebied, dan is het verstandig, dat men eerst met elkaar praat over misschien minder betekenende dingen dat men gezamenlijk een kop thee drinkt (of in het Westen misschien. een glas wijn), dat men elkaar eerst wat inlicht over eigen gesteldheid, beleefd informeert naar het mogelijk nageslacht en de vrouw van de ander, kortom, dien eerst doen kennen dat men zijn persoonlijkheid belangrijk acht. Want alle zaken vloeien voort uit persoonlijkheden, die ze af sluiten. En nu kunt U wel zeggen, dat de grote zaak de business belangrijker is dan de mens, maar dat is niet waar. Want zonder de mens zou de zaak niet kunnen bestaan. Dus waardere men allereerst, wat de waardering het meeste waard is, de mens. En de mens herkend hebbende kan men eerst overgaan tot het zakelijke. Dan heeft men b.v. een vorst. Een vorst is aller eer en eerbied waardig. Men zal zich voor hem buigen omwille van wat hij is. En hij zal vorst zijn in Uw ogen, zolang hij volbrengt datgene, wat als vorst zijn Tao, zijn levensbeeld en levensdrang is. Een vorst, die faalt in zijn vorstelijk gedrag, is geen vorst meer, en ook, de achting van een vorst, niet meer waardig. Dit geldt voor iedereen. Wanneer gij een goede arts, een goed advocaat, een goed handelsman, kortom een goed mens bent, in een bepaald vak of beroep wilt zijn, dan is het noodzakelijk, dat gij allereerst en voor alles elke plicht, die daaraan verbonden. is, volledig volbrengt. Eerst dan hebt ge recht op achting. In dit vak en in dit beroep zult gij U steeds op de mens moeten richten. En de wijze, waarop deze mens binnen zijn eigen wereld en omgeving de taak van zijn leven volbrengt, zal voor U bepalend zijn voor de wijze, waarop gij die mens behandelt. Dit heeft consequenties, die misschien wat vreemd klinken voor de Westerling. Wanneer een handelsman mij bedriegt, handel ik volgens de wet van Tao, wanneer ik hem bedrieg. Maar wanneer ik datzelfde bedrog zou plegen op een wijze, die niet in overeenstemming is met zijn handelen, zijn bedrog, zou ik schuldig zijn, mijn aanzien verliezen en daarmede mijn waarde in het leven. De wijze, waarop ik moet staan tegenover mijn medemensen wordt mede bepaald door de banden, die ik met hen heb, Wanneer ik met een mens gebonden ben door banden des bloeds, ben ik verplicht deze mens te beschermen. Wij zijn van één geslacht. In ons uit zich dus hetzelfde vermogen in ons leven dezelfde waarden, wij hebben dezelfde voorouders. Dit betekent, dat alle familieleden recht hebben op mijn steun. Ik heb echter ook recht op steun van al mijn familieleden. Wie ouder is dan ik, heeft meer geleefd. Wie meer geleefd heeft, DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

11

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke heeft meer waarden in het leven achtergelaten. En ik als jongere, dien de ouderen dus voorrang te laten krachtens hun wijsheid. Eerst wanneer de oudere handelt op een wijze, die slechts een zeer jong mens voor zichzelf zou kunnen verantwoorden, heb ik het recht hem als jongere te behandelen. Vandaar, dat het begrip oudere gelijk is aan het begrip wijzere. Nu wordt het moeilijk buiten de gedragsregels iets te vinden van een godswaardering, van een benaderen van het kosmische in de leerstellingen, die de grote Chinese wijzen ons gegeven hebben. Dit is begrijpelijk. Want zij gaan uit van de stelling, dat de bovenwereld en de onderwereld beide deze wereld, weerkaatsen. Wanneer er hier een keizer is, zo zegt men, zal er ook in de hemel een keizer regeren en evenzeer in de onderwereld. Is hier een hofhouding, dan zullen daar ook hofhoudingen zijn. Het grote spiegelt het kleine en wij het kleine zijnde spiegelen het grote. In ons is dus alles aanwezig, wat in de kosmos bestaat. Wat wij beleven in onze eigen wereld, is gelijk aan hetgeen, dat wij zullen beleven in de wereld, die boven ons ligt. Een rechtvaardiging kunnen wij zo goed op deze wereld verdienen als in een andere wereld. Zo komt men tot de Taoïstische beschouwing, die echter een vergelijking nodig heeft. Zij zoekt een contact met het oneindige, dat scherper geformuleerd wordt. En wij vinden haar dan terug in de geperfectioneerde vorm van het Zen-Boeddhisme. Kunt U het zover met mij eens zijn? Wat is nu de kern, ik zou haast zeggen de esoterische kern van het Zen-Boeddhisme? In enkele punten, onvolledig hier geformuleerd: Mijn streven is het daadloze in God te bereiken. Om dit streven op de juiste wijze te verwerkelijken, zal ik mijn daadloosheid moeten bewijzen in deze wereld door mijn eigen wezen en toestand in deze wereld te handhaven. Wanneer ik stoffelijk meer wil worden of minder dan ik ben, schep ik veranderingen in mijn stoffelijke omgeving. Dit betekent dat ik een nieuwe benadering moet vinden vaaruit mijn nieuwe toestand tot het Goddelijke. Telkenmale betekent dus een stoffelijke wijziging een grote geestelijke wijziging. Die grote geestelijke wijziging betekent langere tijd om te komen tot een bewustzijn, dat aanvaardbaar is. De leerstelling zegt ons dan: Zoek in deze wereld niet de meerdere of de mindere te worden van Uzelve of anderen, maar tracht Uzelve te zijn op zodanige wijze, dat de wereld U niets schuldig is en, gij de wereld niets schuldig zijt. Het evenwicht, dat dan ontstaat in de stof, geeft de geest de mogelijkheid op te stijgen tot een nieuwe bewustwording, waarin men, zichzelve één wetende met het Oneindige, de waarde van de eindigheid verder kan verwerken. Ik meen, dat wij deze achtergrond ook steeds weer terugvinden bij Lao-Tse en zijn volgelingen. Ja, wij weten zelfs, dat Kong Fu Tse op gelijke wijze heeft gedacht en op gelijke wijze heeft getracht uitdrukking te geven aan de behoefte van een stoffelijk bestaan. Er is geen scheiding te trekken tussen wat geestelijk en wat stoffelijk is. Er is een totaliteit van leven en beleven, waarbij gedachte en daad één zijn. Wij moeten dus onze daad beheersen en onze daad zo statisch mogelijk maken, opdat de gedachte rust vindt. Want niet in de veelheid der gedachten maar in de vrede der gedachten openbaart zich ons het grote levende, het Goddelijke. Wij weten, dat de grote wijsgeren niet slechts deze stellingen hebben verkondigd maar ook dit einddoel zelve hebben bereikt. Wanneer de groten uitgaan over de wereld en thans hun lering brengen vanuit de onbewogenheid van hen, die de status van Boeddha bereikt hebben, dan is hun wezen een uitdrukking van goddelijke plicht. Hun toestand Boeddha zijn, betekent wereldleraar zijn. Wereldleraar zijn betekent contact zoeken met de wereld en trachten daarin het eigen bewustzijn te verwerkelijken. Gelijktijdig betekent het onberoerd blijven, omdat men, zichzelve zijnde, volledig voldoet aan alle verplichtingen, die eigen toestand opleggen. Indien U deze korte woorden voldoende zijn, geloof ik mijn taak hiermede, volbracht te hebben. Indien echter U nog punten wilt aansnijden of commentariëren, dan wil ik gaarne daarop nog verder ingaan, zo U dit verlangt. Een vraag over Tao-teh-king, over de betekenis van deze titel

12

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke Wanneer U de titel wilt vertalen, dan kunt U zeggen voor Tao: geuit bewustzijn. Dus vertalen wij nu even in moderne termen. En dan kunnen wij zeggen geuit bewustzijn, verwerkelijkt in het zelve. Dan hebben wij de meest perfecte vertaling voor deze titel gevonden. In hetzelve. Dus met andere woorden het geuite bewustzijn verwerkelijkt zichzelve in zichzelve. Ofwel de oorspronkelijke gedachte, die uiting aanneemt, moet in de uiting de oorspronkelijke gedachte evenaren, wil zij haar doel van zijn bereiken. Is dat misschien duidelijker? Dat is inderdaad de grondgedachte, die achter de leer van Tao schuilt. Het Tao op zichzelve is niet alleen een ogenblikkelijke toestand of een gedragsleer. Het is een bewustzijnsuiting en sluit dus in zich het bewustzijn (de gedachtewereld) plus de uitingswereld, waarin het bewustzijn wordt gerealiseerd. De leer is gebaseerd op de bevestiging van Tao in hetzelve, in het IK, waaruit het voortspruit. En wanneer gij dit wilt ombuigen naar Westerse gedachten, dan kunnen wij dus zeggen De perfecte harmonie met het IK, bereikt in overeenstemming met het bewustzijnspeil, betekent de verwezenlijking van eigen voortbestaan in en buiten de wereld. Dat is weer het resultaat, dat daaruit voortkomt. Is dit niet bijna identiek met het "Ken Uzelve"? Inderdaad, omdat het "ken Uzelve", wanneer U mij toestaat op te merken, een wijsheid is, ouder dan de Chinese wijzen. Het "ken Uzelve” is geboren bij een waterspiegel, waarin een mens, zich spiegelend aanschouwend, zeide tot zichzelve: "Ziet, ik ben. Want mijzelve ziende weet ik, dat ik ben. Mijzelve aanschouwende weet ik, hoe ik ben. En hieruit zoekende naar mijn werkelijke mogelijkheid zal ik weten, wat ik kán zijn." Dat is al oud. U kunt dus voor Uzelf hieruit de conclusie vormen dat het "ken Uzelve" een korte en voor deze wereld concrete, weergave is in westerse termen van menig oude wijsheid. Het "ken Uzelve" betekent echter niet herken U zelve zonder meer. Het betekent: Realiseer U Uw eigen relatie tot al het zijnde en elke verplichting, die hieruit voor U voortspruit. Hebt ge n.l. dit bereikt, dan zult ge weten wat ge zijt. Indien ge weet wat gij zijt, zult gij het Goddelijke in U kunnen erkennen krachtens Uw eigen wezen. Dat is dan de Westerse uitwerking. Wanneer U het misschien in bekende termen wilt hebben, zoudt U kunnen zeggen. Elke eigenschap, die men bij zichzelve herkent, zijn letters van de heilige naam, die de beheersing van al het geschapene mogelijk maakt. Maar dat is weer een andere terminologie. Ook oud, 1600, Westers, in Parijs. Is dit voldoende duidelijk geworden? Heeft U nog iets op te merken? Dan mag ik U danken voor Uw vleiende aandacht voor mijn nederige woorden. Ik ga het woord overgeven aan een groter en beter spreker, die de bijeenkomst voor U gaat besluiten met een meditatie, waarmee hij Uw zielen zal trachten op te heffen tot het licht, dat ik ken. Goeden avond. Zoals gebruikelijk, vrienden, zullen wij deze bijeenkomst voor U gaan besluiten met een meditatie aan de hand van een door U te kiezen onderwerp. Welk onderwerp zoudt U hiervoor willen stellen? Waarheid Wat is waar? Het ware in zichzelf is onveranderlijk. De waarheid blijft zichzelve gelijk. Waarheid behoeft echter niet volledig te zijn. Een gedeeltelijke waarheid is niet minder waar. En zo kunnen wij, zoekende naar de waarheid soms een zeer klein deel van de grote werkelijkheid grijpen en hierdoor waarheid bezitten. Waar echter vele delen der waarheid zijn, die door de mens en de geest kunnen worden erkend, is het wel zeker, dat er vele waarheden bestaan op de wereld. Want ieder, die een deel der waarheid heeft. gevonden, zal luidkeels uitroepen "Ziet, dit is waar. Zo bezit ik de waarheid en niets is waar dan dit.” Doch de werkelijkheid is anders. De waarheid is alomvattend. Het enige, dat volledig waar is, is God. Buiten God is alles ten dele waar. En onvolledig. Licht is een leugen, en duister. Doch waar licht en duister elkaar ontmoeten, worden zij gezamenlijk tot waarheid. Vreugde is onwaar, en smart. Waar deze beiden elkaar ontmoeten, wordt uit hen de waarheid geboren. Leven is onwaar, zoals de dood onwaar is. Maar waar het leven zichzelf in de dood DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

13

© Orde der Verdraagzamen Esotersiche Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 september 1956 Les 13 – De geheime kracht van het Goddelijke vindt en de dood bewust wordt in het leven, is de grootste waarheid, die wij kennen, voor ons gerealiseerd. Waarheid kan nooit liggen in tegenstellingen. Toch kunnen wij vanuit een menselijk en zelfs geestelijk standpunt zeggen "Ziet, licht is waar," Maar dan moeten wij ook zeggen: "Het duister is ook waar." Maar deze twee waarheden worden door ons afzonderlijk bezien en afgewogen tegenover elkaar. En hierdoor wordt onze realisatie van beide onwaar. Eerst wanneer wij ze zien als elkaar opheffende krachten, laten dan in hun bereikt evenwicht alle verschijnen, en realiserende de potentiële kracht, die één of beide kan zijn te allen tijde, weten wij wat waar is. Wanneer wij dus nagaan, wat voor ons de waarheid moet betekenen, kunnen wij zeggen: "Vanuit ons leven is waar voor ons datgene, wat wij begrijpen en bevatten kunnen. Waar is voor ons al datgene, wat ons leven uitmaakt en wat wij beleven kunnen. Maar onze waarheid is een leugen, omdat wij datgene wat wij niet kennen, ontkennen." De kosmische waarheid zullen wij eerst bereiken, wanneer wij niet meer leven, dus geen deel meer trachten te hebben werkzaam binnen een bepaalde waarheid, maar deze waarheid in onszelve dragen. Daarom kon Jezus zeggen "Ziet ik ben U de weg en de waarheid," Want hij was mens noch God, leven noch dood, licht noch duister. Hij was datgene, wat middelde tussen mens en geest, dat trad tussen onderwereld en hemel. Hij was het bewustzijn, dat het wezen Gods, het wezen des Vaders, had doorgrond en daardoor zijn eigen status verloren had. Apollonius kon zeggen: "Dit is waar." omdat hij spelende met de schijn der mensen in zichzelf niet geloofde aan zichzelve of aan de wereld, maar slechts aan een kracht, die in beide bestond. "Dit is waar", konden de denkers en de filosofen zeggen, wanneer de stem in hen de wereld deed zwijgen. Dat was een waarheid, zodra zij deze toepasten in de wereld, maar niet zonder dat. Waar stof en geest elkaar ontmoeten in volledig begrip, daar wordt de waarheid geboren. Waar de waarheid geboren is, gaat de schepping ten gronde en blijft over het begrip, dat in zichzelve besloten de oneindigheid is. Wanneer wij dus zoeken naar de waarheid, zo kunnen wij zeggen: "Wij zoeken naar God. Maar zoekende naar God, zoeken wij in God onszelven. Zo is de eenheid "God-ik" voor ons de waarheid. Zoekende naar bewustzijn zeggen wij: "De wereld buiten mij wil ik in mij dragen. Zo zijn "ik en wereld" één." Dit is waarheid. Wij zeggen ik zoek naar hoger sferen, naar hoger geestelijk bewustzijn. Maar indien wij kunnen zeggen: "Dit bezit ik op dit ogenblik dit zal ik zijn te allen tijde", zijn wij waar. Want waarlijk leeft in ons en in het Goddelijke de éne kracht, die onveranderlijk is. Al wat zich uit en al wat bestaat is waan. De waarheid is de kracht, die de kern hiervan is, de bron van alle gedachten, die de gedachte zelf uitblust, doch zichzelve gelijk blijft. Waarheid is God, God is waarheid. Waarheid zijn we in God en waarheid is God in ons. Waarheid zijn wijzelven, wanneer wij de begrenzing van ons "ik" verliezen en opgaan in de Oneindigheid. Deze gedachte over waarheid zou ik U willen meegeven ter overweging, opdat gij in Uzelve beseffende hoe onwaar ons leven is, zult trachten de waarheid te vinden door God in Uzelve voortdurend als werkelijkheid te aanvaarden. Eerst zó zullen wij de werkelijkheid in ons leven en daarmede de waarheid van alle dingen kunnen beseffen. Goeden avond.

14

DE GEHEIME KRACHT VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten Goedenavond, vrienden, Alvorens wij met onze eigenlijke overwegingen beginnen wil ik U in de gelegenheid stellen om vragen naar voren te brengen of zo U dit belangrijk acht voorstellen te doen aangaande de voortzetting. Is er al iemand, die daarvan gebruik wenst te maken? Ongetwijfeld zijn al onze broeders zeer geëerd door Uw stilzwijgend uitgedrukte waardering.

WIJDHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

Ik zou voor deze avond graag met U willen spreken over wijsheden van het Oosten, maar van het zeer oude Oosten, Er is een periode geweest, dat juist het Oosten van de wereld de ware kern in zich droeg van de weinige adepten, die op aarde waren. Aan hen zonder meer enige spreuken te ontlenen, brengt enige moeilijkheden met zich. Maar daar staat tegenover, dat wij in een vrije vertaling hun gedachten, die op het ogenblik voor deze wereld nog zo belangrijk zijn, tot uitdrukking kunnen brengen en ik hoop dan ook, dat mijn voornemen in deze Uw goedkeuring kan wegdragen. Er staat geschreven in een van de oudste werken, die in de Potala worden bewaard. "Het leven is een glans vuurs. Men ziet de vlam doch niet haar bron." Dit uiteen te zetten op de juiste wijze vraagt natuurlijk enig overleg: Het leven is een vlam. Wat is een vlam? Een vlam is een product van een aantal verschillende gassen en kwaliteiten, waarbij warmte vrij komt bovendien licht. Onvolledig als mijn technische kwalificatie is, heb ik deze toch nodig om hiermede uitdrukking te geven aan de bedoeling. De bron van het leven blijft onzichtbaar voor ons allen. Wij weten niet vanwaar wij komen, wij weten niet waarheen wij gaan. Zeker, wij kunnen soms betrekkelijk ver in het verleden gaan, betrekkelíjk ver in de toekomst vooruit zien. Maar desondanks, de ware bron, het ware einddoel, blijven voor ons vaag en nevelachtig, verborgen in de onbegrepenheid, die nog steeds ons eigen wezen regeert. Hoe kunnen wij nu zegen, dat ons leven is te beschouwen Materie beroert geest en er ontstaat leven. Zo ziende is dus al wat op aarde gebeurt een verschijnsel en meer niet, van een samenwerking tussen stof en geest. Het resultaat hiervan beleven wij aan de lijve. Het zou betrekkelijk troosteloos zijn, zo deze zelfde wijsgeer in zijn geschriften ons niet wijst, op de eigenaardigheden van deze vlam des levens. Zoals het vuur uit de hemel wordt geboren, zo is de mens ontstaan door de ontketening van groot geweld. In dit grote geweld, vond hij zichzelve terug. Simpel gezegd. Maar uit de ontketening van een groot geweld is de mens geboren. Er moet stoffelijk gezien een zeer grote ramp zijn geweest, die uiteindelijk op deze aarde het genereren van dit soort leven mogelijk maakte. Dit bracht bovendien met zich mee, dat ook voor de geest een schokkende gebeurtenis moet hebben plaats gevonden, waar zij plotseling het menselijk voertuig tot haar beschikking kreeg. Hij gaat dan verder (beter gezegd dit geschrift gaat verder): "Echter niet verloren gaande, zijn de beiden, uit wie de eenheid ontstond, zelve een met het Grote. Onze materie blijft altijd de materie gebonden, onze geest altijd, de geest." Het zijn de grondstellingen, die noodzakelijkerwijze eerst genoemd moeten worden, willen, wij de denkwijze van deze ouden verder kunnen begrijpen en verstaan. "Er is een weg", zo schreef een van hen, "die voert door 18 hellen en 33 hemelen. En in elk van deze werelden zullen wij rusten vóór wij ontsnappen aan deze gebondenheid„ de ware bewustwording vinden." Men zal zich afvragen, waarom deze getallen? In de eerste plaats: 9 is het getal van de hogepriester. De 18 hellen is de verdubbeling daarvan. De mens, tweevoudig wezen, zal de tweevoudigheid der principes moeten erkennen en aanbidden in het duister, in het negatieve, voor hij tot een ware bewustwording kan komen. Daarnaast de 33 hemelen, product 9. Maar WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

15

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten ook 3 x 11. Elf: uitdrukking van het geopenbaard goddelijke, nog niet in zijn volmaakte, maar in zijn aanschouwende vorm. Drie, het getal der 3 principes, waaruit de wereld is opgebouwd: Begrijpelijkerwijze is dit beeld met zijn getallenleer niet geheel gebonden aan de huidige kabbalistische voorstelling en waardering. Toch is de betekenis daarvan ongeveer gelijk. Als resultaat kunnen wij stellen, dat de bewustwording gaat door een totale cyclus, waarbij alle gebieden des levens moeten worden beroerd en uit alle beroering des levens uiteindelijk een bewustwording moet voortkomen. Wij kunnen niet leven in een hemel, wanneer wij een hel niet kennen. De 18 helse sferen zijn in evenwicht met de 33 hemelse sferen. Ons bewustzijn kan nooit alleen bestaan uit hemelsfeer of uit demonische sfeer. Altijd moeten deze gezamenlijk,daarin aanwezig zijn. Er is een schrijver, die verder gaat en ofschoon ik aarzel zijn stelling geheel te onderschrijven, meen ik U toch deze hier niet te mogen onthouden. "Achttien keer in de helse sfeer is gelijk aan de 18 uitdrukkingen, die de materie kan vinden en de 18 voertuigen, die het wezen gebruikt op zijn weg naar het begrip. De 33 hemelen drukken uit 33 fasen, waarin hij geestelijk moet ontwaken en sterven, voordat hij uiteindelijk komt tot de volledige bewustwording, waarbij dood noch leven meer bestaat." Ik zeg, ik aarzel dit te onderschrijven. Want dit betekent, dat wij de helse sferen deze indeling (overigens de gebruikelijke Tibetaanse Chinese indeling, later ook door de Boeddhisten vaak aanvaard) dat wij deze moeten zien als een splitsing: hel stof en hemel geest. Het wordt mij dan raadselachtig hoe ik moet verklaren, dat een geest in het duister kan leven. Weliswaar kan ik ook daarvoor citaten vinden, maar ook deze berusten m.i. niet altijd op een volledig inzicht van de werkelijke toestand in de sferen. Zo schrijft een volgeling van de door mij geciteerde leraar: "Elke geest die lijdt is verbonden aan de materiele sfeer: en het feit dat ze zich slechts de materie realiseert en niet haar eigen geestelijke waarden, betekent voor haar de helse toestand. Er is hier veel voor te zeggen, ik geef dat onmiddellijk toe: Maar dat houdt in, dat het kwade dus alleen in stoffelijke bevoertuiging, ongeacht de aard daarvan zou kunnen leven. De ervaring leert ons dat er ook demonen bestaan, die hun vormen kunnen beheersen en regeren, die zichzelf kunnen uitdrukken op duizenderlei wijze. En dat betekent voor mij dus, dat hier op zijn minst één vraagteken moet worden geplaatst achter de verklaring: Zij is in mijn ogen niet definitief. Meer steun vind ik bij een iets latere leraar, die een voorganger is van de vroeg Hindoeïstische vormen. Vroeg Brahmaanse vormen eigenlijk van filosofie: Hij zegt n.l.: "Ik spreek van stof en geest, doch ken deze waarden niet, Want ik kan niet zeggen: "ik ben stof": waar mijn geest de stof waarneemt.” Noch kan ik zeggen:"ik ben geest", wanneer mijn geest zich slechts door de stof uitdrukt. Ik moet zeggen: "Ik ben een bewustzijn, dat doolt in de schepping." Een buitengewoon sterk punt wordt hier gemaakt: Wij kunnen wel praten over geest of stof, maar gij in de stof kunt U uiteindelijk niet in de toestand van de geest verplaatsen. En wij ondanks onze mogelijkheden kunnen ons niet meer geheel verplaatsen in de zuivere toestand, waarin U verkeert. Het resultaat is dan ook, dat ik deze stelling grote waarde toemeet. Ze geeft ons voor het eerst in die gehele geschiedenis van de ontwikkeling van deze aarde een zuiver inzicht in de toestand van de mens. De mens is een bewustzijn, onverschillig of hij geest is of stof. Ik kan dan ook met ware eerbied mij buigen voor de wijsheid van deze schrijver, wanneer hij zegt: "het weten is mijn middel, maar het begrip is mijn wezen," Mijn weten blijft oppervlakkig, aan de buitenkant. Dat kan teloor gaan, dat kan ten onder gaan. Maar mijn eigenlijke begrip, de dingen waarvoor ik begrip heb, die kan ik niet verliezen. Zij zijn met mij vergroeid. En verdergaande dan hij zou ik eraan willen toevoegen:"Ons wezen is dus een samengestelde reeks van begripswaarden, die binnen een ons onbekende kracht gevangen zijn." Wanneer wij streven naar de esoterische verheffing van de mens, van de geest, dan lijken mij deze grondstellingen haast onontbeerlijk. Het komt er voor ons dus niet op aan om te weten, maar om te begrijpen. Begrijpen kan vaak worden vertaald met aanvoelen. Er is geen reden om hier te gaan spreken van grote waarden en waarheden. Het is heel simpel te stellen: De dingen, die ik werkelijk begrijp, waarbij mijn begrip juist blijkt te zijn, zijn de werkelijke waarden van mijn leven. Wanneer wij dit bij onszelven ontdekken, kunnen wij zeggen: Hier is 16

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten een deel van mijn eigen persoonlijkheid en de kennis van mijn eigen wezen wordt hierdoor zeer vergroot. Daarnaast vinden wij in deze oude geschriften veel leringen, die in verband staan met direct grote krachten rond ons. Meer dan heden ten dage golden in de oudheid de grote engelen en demonen als heersers van zekere gebieden op aarde, zowel als daarbuiten. Wat hieromtrent is vastgelegd, is al evenzeer interessant. "Leren, bewustzijn bezitten, betekent deel hebben aan het leven van veie andere groten rond ons. Want elk wezen, dat ons beroert, is een schema voor ons eigen beleven. Indien ons begrip het mogelijk maakt ons beleven te richten naar de noodzaak van onze eigen persoonlijkheid, zullen wij een harmonisch contact krijgen met de grote sferen buiten ons, waarin de heersers van licht en duister ons tot zich nemen en met zich voeren tot hun eigen einddoel." Een belangrijk citaat. De kunst in ons leven is om ons dus af te stellen en in te stellen op al hetgeen wordt gegeven in het leven, de mogelijkheden die wij krijgen. De wijze waarop wij in onszelven alles aanvaarden, betekent voor ons niet alleen (volgens deze ouden) een bevrijding van onszelven en het komen tot een groter bewustzijn, het betekent nog meer. Het betekent: een gedragen worden in een grotere kracht. Wij kennen Tasja (?), een voorganger van een Lama eigenlijk, een oude kluizenaar, die ons dit wel zeer aardig uitdrukt. Sprekende tot zijn leerlingen bracht hij n.l. het volgende naar voren: "Gij zult, mijne vrienden, niet alleen deze rots kunnen heffen," hij wees daarbij op een rotsblok, dat gelegen was vlak bij zijn kluizenaarswoning, een grot "Maar", zo zei hij, "indien gij Uw krachten paart, zo zult gij dit verrichten." De leerlingen deden dit toen en slaagden er inderdaad in deze betrekkelijk zware steen op te lichten en iets te verplaatsen. Toen zei de leraar: "Gaat nu terzijde. En hij sloot zijn ogen en bracht alleen door de kracht van zijn gedachten de steen terug op zijn oude plaats. De leerlingen riepen hem toe, dat hij groot was en sterk en een waar meester. En toen gaf hij hen dan de volgende lering: "Niet ik alleen kan deze steen verplaatsen. Want mijn krachten zijn kleiner dan de Uwe. Maar waar gij slechts tot elkander kunt roepen om hulp, heb ik geleerd te roepen om hulp tot al degenen, die rond mij zijn, tot de wezens waarin ik besta. Wanneer ik tot die steen zeg:"Verhef U", zo doe ik dit in eenheid met de geest der bergen en de geest der luchten. Zo zijn met mij het vuur en het water, en geen steen kan hun geweld weerstaan.". Hier wordt een conclusie getrokken, die zeer ver reikt. Wij kunnen niet alleen (ook geestelijk niet alleen zonder meer) iets bereiken. Wij hebben onze eigen krachten, dat is waar. De een kan sterker zijn dan de ander. Maar niemand van ons kan dit doen zonder in werkelijke harmonie te zijn met andere krachten, die veel groter en sterker zijn dan wij. En let nu op: In het beeld wordt gezegd:"De geest der bergen", ofwel de aarde, Maar ook de lucht, het vuur en het water worden erbij gehaald. De elementen. Men is geneigd daaruit de conclusie te trekken: hier is sprake van elementalen. Ik kan U echter verzekeren, dat dit hier niet wordt bedoeld. Er werd hier bedoeld, dat de persoonlijkheid, waarin wij leven, zich uitdrukt in de verschillende elementen. Deze opvatting vinden we verder vervolgd in andere betogen, waarvan ik uit de aard der zaak slechts enkele kan aanhalen. Er zegt er een: "Buiten mij is een wereld, die ik niet zelve schep. Zij moet geschapen zijn. En zij is geschapen met persoonlijke eigenschappen, die verschillen met andere werelden." (Vergeet niet dat werelddelen hier als wereld golden in die tijd.) "Zo mag ik zeggen, dat dus elke wereld zijn eigen persoonlijkheid heeft, ook zijn eigen geest en zijn eigen bewustzijn: Dit gaat de richting uit van rassengeesten, groepsgeesten, enz. De gedachte op zichzelve is niet ongezond. Wanneer U leeft in dit land, dan is dit land een bepaalde samenstelling van elementen. En deze bepaalde samenstelling zal verschillen van alle andere landen. We kunnen wel ongeveer gelijke maar nooit geheel gelijke condities vinden. Om modern te zeggen in de termen van de dactyloscopie: "Geen twee vingerafdrukken zijn geheel gelijk, ofschoon vele een overeenkomst kunnen vertonen."

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

17

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten Zo is het met de landen en de landstreken. Zullen wij nu niet mogen zeggen, dat deze ouden gelijk hebben wanneer ze beweren, dat elke omgeving dus zijn eigen persoonlijkheid bezit? De conclusie daaruit te trekken voor iemand, die streeft naar bewustwording en bereiking, is begrijpelijkerwijze groot en op het eerste gezicht wat ketters. Men kan b.v. niet als Nederlander in alle landen vertoeven en verblijven. Verblijft men in een land en beleeft men dit land, is men er harmonisch mee, dan is men geen Nederlander meer. Degenen onder U, die langere tijd in Indië zijn geweest, zullen ongetwijfeld die verschillen hebben leren waarderen. Vooral met een verlof. Er zijn altijd verschillen, die zich uitdrukken in een omstellen van karakter, in andere wijze van leven, van levensaanvaarding, andere waardering, andere moraal. Ander vermogen, andere werkwijze. Deze verschillen zijn (volgens deze ouden) dus niet zo maar toevallig of alleen afhankelijk van klimaat en omstandigheden. Neen, integendeel. Men zegt zich hier:"Wanneer ik iets wil bereiken in een land, dan moet ik harmonisch zijn met de geest, die er heerst. Met die geest kan ik zeer veel tot stand brengen, zonder die geest niet. Dan heb ik alleen mijn eigen kracht. Is die geest tegen mij, dan zal ik iets kunnen bereiken, maar nooit veel." Dit is belangrijk genoeg, zeker voor U, die zoekt naar bewustwording. Want, mijne vrienden. Wanneer gij zoekt naar een werkelijke realisatie van een bepaalde geestelijke waarde, dan kunt gij dit niet doen buiten dit karakter om. Gij zult altijd vanuit Uw eigen persoonlijkheid, maar ook vanuit Uw eigen land, Uw eigen volk, de daar heersende waarden, moeten opstijgen. Men heeft wel eens gelachen om de dichter Kipling, toen hij neerschreef dat: "East is East and West is West and never the twain will meet.'" We kunnen elkaar ontmoeten, we kunnen elkaar misschien begrijpen, maar we zullen nooit een met elkaar kunnen zijn. De reacties van het Oosten blijven vreemd aan het Westen. En de gangen van het Westen zijn voor het Oosten onbegrijpelijk en niet aanvaardbaar. Dat kunnen wij opbouwen uit de oude stellingen. En wij vinden dit nog sterker bevestigd, wanneer wij ons gronden tot het bekende, compilatiewerk uit de oude tijd alweer, dat spreekt over de hemel en hellegeesten. Hierin vinden wij onder veel meer citaten, de belangrijke uitspraak:"Al wie leeft is onderdaan van sterkere geestelijke kracht. Men is niet vrij om te gaan waar men wil. Toch is men niet gebonden door slavenketenen. Maar eigen is men aan de heerser, die men erkent. " Sta mij toe te verduidelijken, voordat ik voortga: Het verschil tussen een slaaf met ketenen en een eigene was ook in deze dagen reeds uitgedrukt: De slaaf had mindere rechten en was in zijn bewegingen zeer beperkt, terwijl zijn taken bepaald werden door zijn meester. De eigene behoorde tot het goed van zijn meester, maar was vrij daarbinnen zijn eigen taak te zoeken en had ook buiten diens goed bewegingsvrijheid, zolang hij niet zondigde tegen de belangen van zijn meester. Ik geloof, dat het beeld hierdoor voor U zeker aan duidelijkheid heeft gewonnen. De schrijver gaat verder: "Ik ben eigene van geest, die mij beheerst. Ik kan vele geesten ontmoeten, doch indien ik mijn meester verloochen, zal: ik sterven" (Dit sterven, dat mag ik wederom zeggen, betekent niet, zoals U meent, alleen een verscheiden uit de aarde. Maar sterven meende, men vroeger vooral te zien als de ondergang van de geest. Die geest werd dan, ja. laten we zeggen, in slaap gebracht, waaruit zij slechts door een bepaalde meester kon ontwaken, door diens wens en wil. Een absolute periode van onbewustzijn, zoals het dier kent na zijn overgang). De consequenties van deze uitspraak, overgebracht weer in moderne begrippen en taal: ''Of wij willen of niet, we hebben allen een geestelijke kracht aan ons gebonden. Deze geestelijke kracht kan zich soms aan ons openbaren in de vorm van een leider, van een stem in ons, een kracht van buiten, die ingrijpt in ons leven. Hoe zij ons echter geopenbaard wordt, of wij haar bewust aanvaarden of slechts ondergaan, een ding blijft gelijk: Wij blijven gebonden aan deze meester. En deze meester kunnen wij dan, meen ik, vergelijken met onze eigen fase van bewustwording. Want wij vinden in de oude werken, die ik noemde vooral het compilatiewerk vele uitdrukkingen, die ons de zienswijzen, der ouden hierover duidelijk maken.

18

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten Bijvoorbeeld: "Slechts degene, die niet weet, is onderdanig aan de wetende. Hij, die niet bezit, is gebonden aan de bezittende. Wanneer ik geestelijk bezit, kan ik nooit gebonden zijn aan de geest, (en daarachter zou dan behoren te staan natuurlijk "die evenveel bezit"). Wanneer ik weet kan ik nooit gebonden zijn aan de geest (die evenveel weet) enz. Het is een hele litanie. De consequentie daaruit trekken is dus: "Wij zijn aan een bepaalde meester en kracht gebonden, zolang wij onszelven niet bekwaamd hebben tot een punt, waar wij zijn gelijken zijn." En daar volgt dan eigenlijk plots bovenop het gezegde: "Want wie zich van een meester bevrijdt, zal een nieuwe meester vinden. En vaak zal hij zijn vroegere meester "vriend" noemen en met hem taak en werken delen." Volgens de opvatting van de oude esoterici was de mens niet iemand, die ten onder kon gaan, iemand, die neergedrukt kon worden. Hij was iemand, die kon opstijgen totdat hij gelijk was aan de grote geesten, die volgens de begrippen van die tijd aan alle dingen op aarde leiding gaven. Ik moet dit uit eigen ervaring bevestigen. Er komt een ogenblik in de sferen, dat wij tot nog toe aan de voeten van onze leermeester zittende náást hem plaats nemen en met hem leraren: maar ook gelijktijdig met hem gaan tot zíjn leraar en daar nieuwe wijsheden ontvangen. Dit is dus zeker waar. Mag ik vragen, of het mij tot nu toe gelukt is met deze opsomming voldoende te boeien zonder U problemen voor te zetten, die voor U onoplosbaar zijn. Dan ben ik daarvoor dankbaar. Wanneer het niet onpassend ware hier in het Westen, zou ik ongetwijfeld de acht buigingen in de broederschap gaarne voor U volbrengen. Want ons gezamenlijk begrip maakt ons broeders. Dit is een andere gevolgtrekking, die overigens in veel latere tijden eerst werd vastgelegd. Er wordt gezegd: "Verwant zijn zij met elkaar, die een gelijk begrip bereiken. De grootste binding, die bestaan kan tussen al het geschapene, is de binding van een gelijke gedachte. De grootste eenheid, die men bereiken kan, is een gezamenlijk verlangen. Een grootste uitdrukking, die men kan bereiken, is het gezamenlijk streven." En in dezen zijn we dus een, want wij streven naar bewustwording, allen tezamen. We overdenken tezamen deze wijsheid, we zijn daarin tezamen. Zo mogen we zeker zeggen, dat hier tot nog toe dan voor ons een goed resultaat van eenheid is ontstaan. En ik hoop, dat U niet acht, dat ik te laag sta om voor U een zeker compliment te betekenen in deze eenheid. Want van mijn nederigheid zeer bewust meen ik toch, dat het peil, waarop wij thans spreken, voor ons belangrijk is. Om verder te gaan met de citaten, die ik U wil voorleggen, zou ik U een klein gedeelte eigenlijk willen citeren. Men kan dit niet geheel overzetten in begrijpelijk Nederlands, maar in de poging daarbij kan ik U misschien een inzicht geven in het esoterisch en geestelijk streven van deze adepten. Enkele verklaringen wil ik van tevoren geven, later zal ik U de onduidelijkheden graag toelichten op verzoek. Wanneer er gesproken wordt over Hij, dan wordt hiermede de hoogst kenbare geest bedoeld. Wanneer gesproken wordt over Ik, de ingewijde. Wanneer gesproken wordt over Zij, denken we aan de andere wereld, bij voorkeur de gelijk of lager gelegen werelden. "Hij roept mij, Ik versta Zijn stem. Ik ga tot Hem en zie Hem in de pracht van volle legerscharen, die met geweld verslaan, wat Zijnen stem weerstaat. Ik zie, dat zij Hem niet begrijpen. En in mij gaat Zijn stem en spreekt door mij tot hen. Hij zegt door mij: Een ben Ik. Hij is een met mij. Maar een zijn zij met Hem. Ongebroken is de band van groot tot klein. Toch gaat zijn leger uit en werpt Hij de blik en een schijf en slaat de tegenstander neer. Hij overwint, regeert. WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

19

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten En een ben ik met Hem: en een is Hij met mij. Toch keert de tijd der strijd. Want wolken trekken samen. Ik zie het leger gaan en 't lijkt mij soms of zij wel Hem in al Zijn grootheid toch verslaan. Maar in mij klinkt Zijn stem. En met die stem moet ik tot hen weer gaan. Zijn leger slaat hen neer en toch spreekt Hij tot hen door mij. Zijn zij dan deel van Hem als ik? Ik weet het niet. Maar als 'k kom vraag: Waarom Uw geweld? Waarom Uw pronk en Uw praal en Uw pracht? Dan zegt Hij:"Niet om het vernietigen. Want ziet Ik neem Mijn macht terug tot Mij. Maar om te tonen eenheid, die bestaat tussen allen. Opdat er eenheid tussen allen zij." Hoe gebrekkig zijn de woorden van Uw taal. Hebt U mij kunnen volgen? Hebt U de zin kunnen begrijpen? Het aspect, dat hierin voor de esotericus, die nog zoekt naar zijn bewustwording, het interessantste is, is ongetwijfeld het feit, dat volgens deze beschouwer, deze kenner van geestelijke krachten, er een strijd bestaat. En deze strijd wordt, uitgebeeld als een strijd tussen zij en Hem. Dus tussen de mensheid (dus de lagere werelden) en de God, Die zich openbaart, de hoogst kenbare God. En Hij strijdt met hen. Hij brengt hen dus leed, vernietiging en ondergang. Gelijktijdig echter spreekt Hij. Dit lijkt een tweeheid van handelen te zijn, die onder sommige omstandigheden verraderlijk genoemd zou kunnen worden. De uitleg daarvoor heb ik zelf ook moeten zoeken en wanneer ik ze U voorleg, wil ik dat doen in mijn eigen woorden, want anders zou ik U zeer vele citaten plus enkele ervaringen moeten vertellen. "Het goddelijk geweld is geen werkelijkheid. Want anders zou het zich niet terugtrekken op het ogenblik, dat de anderen (dus wij) dreigen onder te gaan. Maar toch komen voortdurend de goddelijke krachten op ons aangestormd. Wat kan dit anders zijn dan een beproeving, een poging om vast te stellen, of wij waardig zijn in het goddelijke leger te strijden? Of misschien meer nog als gelijken tot onze God in te gaan?" Ook dit laatste klinkt misschien weer lasterlijk, maar hier kan ik mij beroepen op autoriteiten uit veel verschillende werelden, veel verschillende tijden ook op Uw aarde. Zij komen allen tot dezelfde conclusie: De grootste God is niet kenbaar. Maar de kleinere goden, elk voor zich, zijn voor ons het toppunt van volmaaktheid, het toppunt van grootheid en macht. Indien wij echter hun slag weerstaan, doch gelijktijdig bereid zijn hun stem te begrijpen, zodat wij het wezen van hun strijd doorgronden zowel als hun leven, zo zijn we gelijk geworden aan hen en kunnen wij tot hen ingaan en met hen tezamen komen tot het grote Onbekende, dat ook voor hen duister blijft, waar zij geen begrip daaromtrent kunnen hebben. (Ik hoop alweer,dat mijn beelden niet te onduidelijk blijven.) "Er leeft in alle dingen dezelfde kracht. Ook in mij. Maar een kracht, die tegen zichzelve verdeeld is, verteert zichzelve." Op deze stelling zijn ongetwijfeld de beschouwingen gebaseerd van een geschrift, dat op het ogenblik (ik meen in de zeventiende kopie) nog wordt bewaard in de tempel van een slapende Boeddha op Ceylon. (Dat is een groot heiligdom.) Daar staat in geschreven: "Alle leven zal door het leven tot niet leven komen. Alle zien wordt door voortdurende aanschouwing tot niet zien. Alle horen gaat in de veelheid der geluiden 20

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten verloren, tot men niets meer hoort. Zo nu is het leren. Wie de grote volheid van het leven zelve beseft, leeft niet meer." Hier wordt nadrukkelijk niet bedoeld: bestaat niet meer. Hier wordt bedoeld, dat men niet meer beleeft, dus waarneemt. Een nader onderzoek van deze stelling toont ons dan het volgende denkbeeld: De kern van al het leven is het Groot Goddelijke. Maar het Groot Goddelijke is een zo intens leven, dat het voor ons onmogelijk is dit te verdragen en te verwerken. Wij zullen dus binnen dit leven komende afgesloten, zijn wat waarneming betreft van deze grote werkelijkheid. Wij kunnen er in opgaan, er deel in hebben, deel van uitmaken, in werken, enz., maar nooit zal ons bewustzijn het geheel omvamen. Deze opvatting omtrent het Goddelijke vind ik trouwens meer. Daarnaast vinden wij vele verwijzingen naar de grote wijzen, die zijn voorgegaan en vinden wij ook steeds weer profetieën omtrent het nageslacht. En daarbij vind ik uit een tijd van ongeveer 4000 jaar geleden een zeer belangrijke, die regelrecht ook op Uw eigen tijd schijnt te slaan. "Wanneer in de mens de materie is geworden tot de belangrijkste macht, die hij kent, zal zijn geest ontwaken en de materie vernietigen. En zo de geest de materie niet vernietigt en beheert, zo zal de materie de materie vernietigen en de geest wekken. En in de dagen, dat zij sluimeren in het geraas der stof, zullen zij ontwaken en nieuwe werelden zien." Deze profetie is uitgesproken door een monnik, die niet alleen op dit gebied een grote reputatie had, maar die ook b.v. de cyclus van grote leraren accuraat heeft voorspeld, met naam en toenaam en ook de grote invloeden op deze wereld, waarbij enkele wereldomvattende rampen, maar ook het optreden van grote figuren, die veranderingen brengen als o.a. Alexander de Grote. Ik wijs U hier even op, opdat U deze dingen niet alleen neemt als een uitlating van een dromer. Er is hier wel degelijk sprake van een zekere vaststelling. En deze vaststelling wordt gelegd in Uw tijd. Op het ogenblik dat zij verdoofd worden door het geraas der stof, het lawaai der stof. Is Uw wereld op het ogenblik niet verpest door het rumoer van machines, het geraas van de producten van Uw eigen handen? Ik mag dus rekenen, dat dát gedeelte van de voorspelling zeker in Uw tijd geheel vervuld is. Ik wil echter verder gaan. De stof zal de stof kunnen vernietigen. D.w.z. een te grote technische beschaving betekent een zodanige techniek, dat de wereld der beschaving daarin ten onder gaat. De techniek vernietigt uiteindelijk zichzelf. Een feit, dat in deze wereld ook waar moet zijn. En dan de tweeledigheid van de gevolgtrekking: Ofwel de geest zal ontwaken en de materie vernietigen, of de materie vernietigt zichzelf en wekt de geest. Zeer belangwekkend. Er komt een ogenblik, dat de mens met zijn industrialisatie en zijn mechanisatie niet verder kan. Indien hij ontwaakt tot geestelijk bewustzijn, zal hij zijn materiële eisen terugbrengen tot een bepaald minimum, waarin hij gemakkelijk kan voorzien. Hij beheerst dan de materie. Indien hij echter niet geneigd is dit te doen, zal de materie zichzelf vernietigen en hem in een dwangpositie plaatsen, waarbij zijn geestelijk ontwaken wederom zal plaatsvinden. Ik meen dat deze voorspelling kan worden gezien als te lopen tussen de jaren tussen 1950 en 2050, en dus een periode van 100 jaar omvatten. In deze periode zou dus een geestelijk ontwaken moeten plaats vinden. En daarbij wordt ons gewezen op een hulpmiddel, ook al is dit de bedoeling van de profeet waarschijnlijk niet geweest. Op het ogenblik dat wij leren bepaalde materiele dingen te negeren, heel rustig te negeren, niet te gebruiken, voorbij te gaan zonder aandacht, omdat wij weten, dat zij voor ons op dit ogenblik niet belangrijk meer zijn, vinden wij daardoor een geestelijke beheersing over dit deel van de materie juist terug. Naarmate wij onze beheersing vergroten zal onze geest noodzakelijkerwijze sterker worden en sterker ontwaken. Wij kunnen dus gebruik maken voor onze geestelijke ontwikkeling van deze wet. Wij kunnen bewust en zeker gaande door ons ontkennen van bepaalde materiële waarden komen tot het bezit van door ons begeerde geestelijke waarden Dit wordt overigens bevestigd door een wijsgeer, die tevens een groot bon vivant was. Zijn leven doet ons denken aan, Falstaff, soms aan Plato. Hij brengt ons echter een lering, die wel WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

21

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten zeer sterk belangrijk is. Hij zegt: "De drank is mij dierbaar, want zij verheft mij voor een wijle. Zij dient mij en ik roep haar, wanneer mijn geest zonder deze vleugelen aan de aarde vastgeklonken is. Ik zie de liefde als een eenheid en een roes: ook als een samengaan op ongekende paden, En soms roep ik de liefde tot mij, omdat ik zonder haar niet voort kan gaan. Het leven is vol. De volheid des levens is mijn. wapen. Maar steeds, spreek ik weer tot mijzelve, wanneer het begeren spreekt: "Wat is Uw noodzaak?" En in deze vraag beantwoord ik zelve het wezen van mijn leven in het weten van mijn geest. En zo is de volheid van de materie mij dienaar en bereik ik steeds grotere hoogten." U vindt, dit laatste misschien wat opschepperig. Maar hij had gelijk, deze wijsgeer. Want, geestelijk is hij tot grote hoogte gekomen: Hij kon dit bereiken, omdat hij leerde van de materie gebruik te maken. De wijze waarop is ongetwijfeld in deze dagen voor U niet geheel navolgenswaard. Dit neemt niet weg, dat ge van hem kunt leren. Op het ogenblik, dat gij het niet zonder iets kunt doen van de materie, is het tijd om het te verwerpen, en te leren het zonder te doen. Op het ogenblik echter, dat ge weet zonder iets te kunnen leven, kunt ge U daarvan bedienen, tot het ogenblik, dat gij Uzelve zegt: "En nu ontzeg ik mij om mijn beheersing voor mijzelf te testen." Op deze wijze wordt de materie dragende kracht en kan zij ons voortdurend geestelijk grotere impuls geven. In verband met hetgeen ik in de eerste citaten reeds belichtte, brengt het verder nog een zeer groot voordeel met zich mee. Door ons heersen over en toch ons kunnen bedienen van materiële waarden zullen wij ongetwijfeld een zijn met de geest, die deze materiële waarden mede helpt vormen, met de grote geest, die ons geleidt. En in de eenheid met die geest worden wij (denkt U aan het citaat hierover) door die geest gedragen. D.w.z. ons eigen streven wordt in het oneindige versterkt en is voldoende om een volledige verheffing van eigen geest en vermogens tot stand te brengen. U ziet mijne vrienden, ook in de oudheid waren er in Indië, in Thibet, in China grote wijzen. Hun leerstellingen gelden in deze dagen nog. wanneer mij de gelegenheid wordt geboden meer tot U te spreken, zou ik o.a. voor U willen toelichten de gedachtegang van de Tao teh king even als van enkele Chinese wijsgeren en hun geschriften. Met daarnaast vooral de geschriften van de monniken van de zogenaamde Gudenberg (dat is een bergtempel in de Himalaya' s), en ook hun bibliotheken zijn buitengewoon belangrijk. Door vergelijking van deze beide zullen wij misschien kunnen komen tot een synthese van Westers denken met Oosters geestelijke. wijsheid en zo vermeet ik mij tot U te zeggen misschien tot een groter geestelijk begrip. Mag ik de nederige hoop uitdrukken, dat mijn kleine toespraak uw goedkeuring heeft kunnen wegdragen. En meer nog, dat deze onbetekenende woorden door Uw groot begrip voor U betekenis verkregen mogen hebben? Vrienden, het past ons niet voort te spreken. Zo zullen wij de zitting onderbreken voor een pauze, opdat gij Uw ongetwijfeld waardiger gedachten zult kunnen uitdrukken, waarna een van mijn grote vrienden en helpers, meesters ook, verder tot U zullen spreken in het karakter van deze avond. Mag ik U mijn dank uitdrukken voor Uw welwillend gehoor? Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond vrienden, Ook ik wil natuurlijk niet beginnen, voor ik U de gelegenheid heb gegeven alle, eerst een voorstel te doen over een te behandelen onderwerp en ten tweede natuurlijk zo nodig vragen te stellen over het eerste onderwerp ofwel onderwerpen uit het verleden. Is er iemand, die vragen heeft te stellen? Iemand, die een onderwerp heeft? Dank U. Ik zou dan op het ogenblik graag met U willen gaan spreken over: Bepaalde achtergronden, esoterische achtergronden hoofdzakelijk, van de rituele magie. Is dat aanvaardbaar? De rituele magie is opgebouwd uit reeksen van gebaren, beïnvloedingen van omgeving en personen,: o.a. door middel van reukstoffen en dergelijke en verder het 22

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten stellen van beelden en voorstellingen op zodanige wijze, dat zij betekenis krijgen voor meerdere werelden tegelijk. Mag ik aannemen, dat U dit enigszins bekend is?. Dank U. Bij de rituele magie is de bedoeling van de magiër, hetzij ten goede hetzij ten kwade, een poort of zo U liever wilt een brug te scheppen tussen gebieden, die normaler wijze van elkaar gescheiden zijn. Verder zal hij dan trachten, gebruikmakende van deze poort, zijn invloeden via deze andere wereld te doen gelden op zijn eigen wereld. Esoterisch gezien moeten wij dus de rituele magie in de eerste plaats zien als een contactmiddel met andere werelden, waarbij echter in tegenstelling met het leren, dat wij kennen, door zelf uit te treden, een voortdurend contact zoeken plaats vindt, waarbij wijzelven redigeren, dus het verloop van contact bepalen. Daar waar dit niet gaat, zien wij over het algemeen voor de magiër zelf schade ontstaan. Een mens kan zichzelve harmonisch maken met zijn omgeving door zijn zuiver persoonlijke concentratie en instelling. Daarnaast kan hij echter gebruik maken van hulpmiddelen, waardoor hij zowel aan zichzelf als zijn omgeving en bepaalde stemming, of afstemming oplegt. Dit laatste punt nu is voor de esotericus, naar ik meen, het meest belangrijke in de gehele rituele magie. Het is voor mij n.l. niet altijd mogelijk mij af te stemmen op mijn omgeving. Het is ook niet mogelijk zonder kunstgrepen die omgeving te doen veranderen van eigen uitstraling, eigen sfeer en beïnvloeding. Wanneer ik mij nu wil richten op een hogere wereld, een hogere sfeer, dan zal ik dus gebruik moeten maken en methoden, waardoor ik die omgeving verander. Opvallend is hierbij het gebruik van reukstoffen. Ook Uzelf zult ongetwijfeld de gewoonte hebben wierook te branden. En de wierooksoorten, die U gebruikt verschillen naar gelang, Uw geestelijke gesteldheid en geaardheid. Er zijn b.v. mensen, die gebruik maken van sterk geparfumeerde wierook en zij doen dit hoofdzakelijk om hierdoor een zekere gezelligheid te scheppen. Eigenaardig genoeg wordt de indruk, die men van de sfeer krijgt, dan enigszins zwoel. Gebruikt men daarentegen uit harsen samengestelde wieroken, dan kunnen we daarmede een sfeer krijgen, die haast beklemmend is en als het ware tastbaar rond U contacten van een andere wereld doet voelen. Maken wij gebruik van b.v. Tibetaanse en Chinese z.g.n. bloemenwieroken, dus wierooksoorten, waarin bloemen essences mede verwerkt zijn, dan zien we vreemd genoeg een zomerse stemming en zomerse sfeer ontstaan Het is dan net of er een zon schijnt: zelfs laat in de avond. Misschien zijn er onder, U, die deze verklaring mijnerzijds door eigen ervaring kunnen bevestigen. Het gebruik van deze reukmiddelen is natuurlijk afgestemd op de mens, inderdaad: Maar gelijktijdig zijn deze geuren zo doordringend, dat zij de eigenschappen van de omringende materie tijdelijk kunnen afschermen ofwel bij langdurig gebruik aantasten. Als resultaat kennen wij dan ook de bewieroking niet alleen bij de magie, maar ook binnen verschillende kerkelijke genootschappen, waar men o.a. sacramentele handelingen volbrengt. Met deze bewieroking tracht men dus een bepaald voorwerp met deze wierookgeuren a.h.w. te doordringen. Hoe deze verandering plaats vindt is een technische kwestie, die wij op deze avond waarschijnlijk beter niet verder behandelen, maar zo nodig zullen behandelen op de inwijdingscursus, wanneer dat gewenst wordt. (Kunt U daarmede akkoord gaan? U hebt natuurlijk zelf ook zeggenschap.) Het zij voor U voldoende te weten, dat de eigen uitstraling van de omgeving door de wierookgeur wordt afgeschermd, wanneer ze in geringe mate aanwezig is: Is dus die omgeving niet in overeenstemming met hetgeen ik wil bereiken, dan zal ik voor een gewone meditatie b.v. gebruik kunnen maken van zekere wierooksoorten. Wanneer U een aanwijzing wilt hebben: het eenvoudigst is wanneer U probeert de gewone Tibetaanse of Chinese rituele yossticks te krijgen. Niet de Indische, de Tibetaanse of Chinese. Deze wierooksoort heeft n.l. bijzonder sterk de eigenschap de omgeving af te schermen. Deze afscherming betekent voor ons een bevrijding van vreemde invloeden. Hierdoor zijn wij in staat met onze concentratie de omgeving scherper uit te schakelen en gelijktijdig ons scherper te richten op hetgeen wij willen bereiken. In de zuiver rituele magie wordt bij de samenstelling der reukwerken bovendien rekening gehouden met de stand der planeten, rekening gehouden WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

23

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten met de jaargetijden en de omgeving, plus het doel. Men kan natuurlijk niet necromantie bedrijven met dezelfde reukstoffen, als men b.v. uittreding en contact met hogere sfeer tracht te bewerkstelligen. Voor ons zit hier de volgende les aan vast. Onze omgeving kan ons of wij willen of niet voortdurend blijven beïnvloeden. Zij kan ons terugdwinger tot de wereld, wanneer wij ons geestelijk zouden willen verheffen. De esotericus, die niet in staat is zich door eigen krachten geheel vrij te maken van zijn omgeving, zal dus gerechtvaardigd zijn, wanneer hij dergelijke weermiddelen gebruik:om hierdoor zijn eigen geestelijke bewustwording te vergroten. Tot zover akkoord? Daarnaast maakt ook de magiër gebruik van het licht als middel om invloed uit te oefenen op andere sferen. Ik wil hier b.v. herinneren aan het gebruik van olielampen, waslichten, vetpotten en dergelijke, o.a. in de samenstelling van verschillende zegels en schema's. Dit wordt uitgelegd op de vloer. Hierin zien wij ook weer, dat de geaardheid van de belichting scherp verschilt naarmate het doel dat men zich stelt. Hieruit zal de esotericus kunnen leren, dat het ook voor hem belangrijk is bij zijn meditatie de juiste belichting te kiezen. Waar over het algemeen ons streven mediterend is te komen tot een scherper inzicht en contact met hoger sferen, zullen wij in geen geval gebruik maken van lichten, die van dierlijke vetten zijn vervaardigd. Wij zullen ook geen gebruik maken van elektrische stromen, die met hun lage impuls inducerend op ons werken en dus daarmede ons meer dan nodig beïnvloeden. Integendeel, wanneer het ons mogelijk is, zullen wij een ruimte zoeken, die elektrisch is afgesloten, dus waar zelfs in de aanwezige leidingen geen stroom passeert Wij maken gebruik van kaarslicht voor het nodige licht. Daarbij: geven wij de voorkeur aan bepaalde getallen n.l. 1, 3 of 7. Wij vinden die getallen ook terug in de rituele magie, maar zij hebben buitendien, een zekere betekenis. In de eerste plaats worden deze getallen geassocieerd met waarden. Voor ons is 1 als licht de voorstelling van het Ene licht. Drie lichten daarentegen zijn voor ons een uitdrukking van de drie eenheid. Dus daarbij wordt onze voorstelling ongetwijfeld op meerdere gebieden gelijktijdig gericht. Beschouwingen over het leven vinden het best plaats bij het gebruik van zeven lichten, omdat hierin het totaal van alle geestelijke trappen mede vertegenwoordigd is. U zult zeggen: "Wat hebben deze levende vlammen dan eigenlijk te doen met ons streven om te mediteren over een bepaald punt?" Ook hier weer: de zuiver technische uiteenzetting past niet in deze kring. De geestelijke uiteenzetting echter kan ik U hier wel geven. Het licht zelve is een omzettingsproces, een chemisch omzettingsproces. Wanneer we bij die stof b.v. zuivere was gebruiken, die dan niet tot dierlijke producten wordt gerekend, (hoewel zij het feitelijk wel is), kunnen wij zeggen, dat de uitwaseming van het licht plus de eigen uitstraling van het licht in de omgeving zekere effecten bereikt. Ook hier weer beïnvloeding van de omgeving, waardoor bij de geest van de mens, die mediteert, een zekere toestand wordt bereikt, terwijl gelijktijdig de omgeving zich hieraan aanpast en dus weer een zekere harmonie wordt verkregen. Is dit ook, weer duidelijk? De harmonie met onze omgeving is bij onze poging om werkelijk tot een bereiking te komen zeer belangrijk. Wij kunnen niet en een vijandig gezinde omgeving tot maximum prestatie komen, waar een gedeelte van ons eigen geestelijk wezen zelve steeds in voortdurende afweer moet zijn tegen storende invloeden. Daarnaast zal ons bewustzijn vele prikkels te verwerken krijgen, die niet in overeenstemming zijn met ons doel. En als resultaat kunnen wij zeggen, dat de storingen, die optreden, fataal verorden voor een ieder, die zichzelve niet totaal beheerst. Daarvan bestaan er weinigen. Het gebruikmaken van reukwerken nu en kaarslicht betekent een eenwording van de omgeving met het "ik". Ik heb dit allereerst naar voren gebracht, omdat het een klein vervolg kan zijn op hetgeen de eerste spreker U heeft gezegd. Wij zijn echter nog lang niet tot het eindpunt, wanneer wij trachten langs de weg der rituele magie bepaalde esoterische gegevens te bereiken. Want de sympathische werkingen zijn een

24

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten van de grote verschijnselen, waarop de rituele magie zich baseert, wanneer zij werking wil bereiken. Zij maakt daarbij o.a. gebruik, zoals U weet van bepaalde stoffen, lichaamsdelen, enz. Het is helemaal niet vreemd, wanneer men in een dergelijk recept hoort, dat een lok haar van een gehangene of een stukje van een strop, waarmee een mens is opgehangen, gelegen moet zijn op een behaalde plaats van het getrokken diagram. Deze dingen staan in onmiddellijk verband met de lagere sferen der verwarring, sferen dus van laag astraal gehalte. Voor onszelven begeren wij iets dergelijks niet, maar wel zoeken wij naar contacten, die voor ons geestelijk een versterking van impuls betekenen. Wij zullen dus binnen ons bereik verder trachten op te stellen: in de eerste plaats voor ons betekenende symbolen, die het goede symboliseren: in de tweede plaats voorwerpen, die in verband staan met een hoger staande eredienst, voorwerpen, waaraan door mensen in grote getale, een heilige betekenis wordt gehecht en dergelijke. Wij kunnen daaronder dan noemen symbolen als het kruis b.v., dat hier in het Westen zeer veel kracht heeft. Symbolen verder als relieken van heiligen. Verder bijbels, gebedenboeken. En indien de overpeinzing op het "ik" is gericht ook een mensenbeeld b.v. of verschillende andere aan de dood herinnerende beelden of uitbeeldingen. Hiermede bereiken wij n.l. dat wij in zover wij met gewijde voorwerpen of met algemeen erkende symbolen te doen hebben door de aanschouwing hiervan in een zekere harmonie komen met de mensen, die zich hieraan gewijd hebben :of nog wijden. Een kruisbeeld zal dus betekenen, dat U zich hoofdzakelijk met een Rooms katholiek deel van de omgeving in verbinding stelt. Deze beperking is voor U niet ernstig, omdat U als esotericus een bepaald geestelijk peil nastreeft en met dit symbool de steun verwerft van de hele groep om dat peil te bereiken, waarbij U dan echter weet, dat U eenmaal op Uw doel gekomen, dus Uw punt van geestelijke beschouwing en instelling bereikt hebbende als eerste contact degenen zult ontmoeten, die het symbool evenzeer erkennen en eerst door hen anderen kunt bereiken. Is dit ook duidelijk? Met relieken van heiligen is het alweer precies hetzelfde. Het geloof van mensen hecht hier invloeden aan. Degenen, die hieraan geloven, kunnen voor U belangrijk zijn, waar zij U steunen in Uw streven, wanneer U in Uw, concentratie mede deze dingen omvat. Zoals in de rituele magie wordt gewerkt door ritme, dus geluid, door geur, licht, symbool, kortom alle waarden, die zintuiglijk waarneembaar of aanschouwelijk zijn, zal ook de esotericus niet verachten deze middelen te gebruiken om zich hierdoor een omgeving te scheppen, waarbinnen hem een werkelijk mediteren, een werkelijk geestelijk opgaan, vergemakkelijkt wordt. Is dit gedeelte begrijpelijk en duidelijk, ja? Wanneer ik onvriendelijk ben, zegt U het maar. Er is hier iemand, die vindt, dat ik een tamelijk barse stem heb. Ik ben toch niet zo bars als ik lijk. Misschien spreek ik een beetje gedecideerd, maar dat moet U mij niet kwalijk nemen. Nu leren wij veder in de rituele magie, dat geestelijke krachten vaak het best bereikt worden indien de magiër zelve opstijgt tot deze geestelijke gebieden. Hij doet dit door zichzelf neer te zetten in bepaalde houdingen. Deze houdingen zijn over het algemeen verwant met de leringen van Yoga e.d. Dat wil zeggen, er wordt een bepaalde manier van sluiten van lichaamsstromen mede gebruikt om een lichamelijke evenwichtstoestand te veroorzaken. Ook wij zullen dit natuurlijk trachten te doen, maar wij moeten daarbij in de eerste plaats passen op onze eigen lichamelijke mogelijkheden. In de praktijk zullen wij te allen tijde, wanneer wij mediterend trachten hogerop te gaan, gebruik maken van een enkelsluiting met gelijktijdig een handopening: U vindt dit gebaar misschien vreemd, maar het stelt ons gelijktijdig open voor instralingen van buiten, terwijl het ons in het lager gelegen lichaamsgedeelte en de lagere chakra’s afsluit voor beïnvloeding. Ik meen, dat dit voor U voldoende duidelijk is. Of moet ik daar verder op ingaan? De consequentie is, dat ik eerst in een dergelijke houding onder de voorgeschreven omstandigheden voor mijzelf de ideale omgeving heb geschapen, waar bij ik niet meer door WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

25

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten eigen kracht alleen, maar gedragen door zelfstandig geschapen omstandigheden in mijn omgeving kan opgaan tot hoger geestelijk bewustzijn. Dan leren we in de magische praktijk de volgende stelling: "Wie vreest is verloren." Punt 1. Dat geldt ook voor een esotericus. Een mens, die tracht op te gaan op het geestelijk pad en zich bewust te zijn yan een geestelijk gebeuren, ontmoet omstandigheden, gestalten, die voor hem angstwekkend zijn. Een voortdurende realisaties dat deze niet aanvaard behoeven te worden, is dus evenzeer als voor de magiër belangrijk voor een streven naar geestelijke verlichting. Daarnaast vinden wij dan ook vaak zeer vele mogelijkheden rond ons om te leren. U zoudt het U kunnen voorstellen, of U binnenkomt in een grote ruimte, waar een groot aantal leraren zijn gezeten. Wanneer men, die leraren beziet, heeft men een zekere voorkeur. Maar vaak, zijn er vijf of zes, die U aantrekken. U kunt nooit naar vijf of zes mensen tegelijk toelopen, dat weet U. Geestelijk kunt U dit in zekere zin wel: d.w.z. U kunt gelijktijdig met meerdere geesten, contact opnemen. De magie leert ons, dat een veelheid van contacten een verzwakking van eigen invloed en kracht betekent en daardoor gevaarlijk is, ongeacht op welk gebied. Wij kunnen voor de esotericus daaraan toevoegen: Wie bewustzijn zoekt, kieze zich een leermeester en tracht met die een volledig contact te krijgen. Andere contacten stelle men uit, tot men door de meester zelf wordt vrijgelaten. Is dat duidelijk? Wij mogen dus aannemen, dat een eenzijdigheid van denken juist gedurende uittredingen, concentraties en meditaties voor ons noodzakelijk kan zijn. Wij richten ons dan niet tot bepaalde wereldbeelden, tot bepaalde ervaringen, maar in de eerste plaats tot een bewustwording. Deze bewustwording verkrijgen wij niet doorleen zelfstandig werken, maar door een tijdelijk volledig deelgenootschap in gedachten en wezen van een ander hoger staande figuur. Dan leert ons de rituele magie, dat om zekere werkingen te bereiken het noodzakelijk is bepaalde reeksen van woorden voortdurend te herhalen. Het doet er weinig toe, welke reeks wij daarvoor kiezen. Over het algemeen zullen wij echter weer woorden kiezen, die in overeenstemming zijn met ons eigen wezen en geloof. Het gebruik hiervan. op ritmische en nadrukkelijke wijze uitgesproken, zonder dat de betekenis wordt overdacht, is niet slechts voor ons een hulpmiddel bij het bereiken van een zekere toestand van ongevoeligheid en verhoogd bewustzijn, maar gelijktijdig voor ons een hulpmiddel in het afstemmen van onszelve op dat gedeelte van geestelijke krachten, dat wij bij voorkeur willen bereiken„ Bijvoorbeeld: Iemand die in zijn wezen Christen is, zal in het delen van bewustzijn met een Boeddhistische leraar over het algemeen geen grote baten trekken, omdat zijn omstelling op die andere denkbeelden te veel van zijn tijd, kracht en energie vergt om hem een bewustwording mogelijk te maken in de eerste contacten. Het wordt dus noodzakelijk, dat degene, die in de eerste plaats Christen is, zich in de eerste plaats wendt tot het Christelijke. Daarvoor kan hij verschillende gezegden nemen die in zijn eigen geloof dus gangbaar zijn: b.v."Geloofd zij den Heer", Geloofd zij Jezus Christus". Wil men daarentegen de oude filosofen van het veelgodendom bereiken, dan gebruikt men over het algemeen het "Dat zijt gij ",de slagzin, die wij ook in het oude Sanskriet reeds aantreffen Zoeken wij contact met de Boeddhistische krachten, dan zullen wij ongetwijfeld niet vergeten het "Aum" uit te spreken: en eventueel daarbij voegen als wij religieuzer zijn ingesteld, het "Aum ma ni pad me hum". Deze klankuitstotingen betekenen een beïnvloeding van ons eigen wezen. Zij zijn voor ons echter hoofdzakelijk auto suggestief en hebben dus voor onze omgeving weinig betekenis,. Soms kan het nuttig zijn om evenals de magiër de reeks van zijn uitroepen en incantaties aftekent, hetzij met bepaalde gebaren dan wel met verplaatsing van voorwerpen, ook voor onszelve de voortdurende herhaling te registreren door een lichamelijke daad. Wij kunnen dit natuurlijk doen in gebaren. Voor een Westerling is dat over het algemeen niet zo aanvaardbaar. Maar het tellen van kralen als bij een rozenkrans kan vaak zeer dienstig zijn om 26

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten ook weer de eenheid van uitspreken, reageren op het uitspreken en het richten van de geest tot de kern, die in het uitgesprokene wordt uitgedrukt, te bevorderen. Daarnaast kunnen wij gebruik maken van zuiver magische krachten. Ik haalde daarnet niet voor niets het "Aum" aan als een aparte klank. Ik neem aan, dat de meesten van U weten, dat zij het totaal van alle klankuitstotingen van de mens in zich draagt en als zodanig een uitdrukking is van zijn totale bewustzijnswaarde, terwijl zij bovendien door haar eigenaardige loop van trillingen mits juist uitgesproken of uitgestoten een speciale werking in lichaam en zenuwstel plus eigen geestelijk vermogen tot stand brengt. Wij kunnen, indien wij dit willen het "Aum" dus gebruiken om juist daardoor speciale krachten te concentreren en een verscherpte projectie van ons eigen wezen op een hoger vlak te bereiken. De redenen, waarom wij dit doen, kunnen geheel verschillend zijn. Evenzeer als de magie naast elkaar grote reeksen van verschillende bezweringen met verschillende doeleinden kent, zo zal de esotericus meditaties, uittredingen, contemplaties e.d. kennen met zeer verschillende bedoelingen. Het is echter noodzakelijk, dat wij ons allereerst een doel voor eigen stellen voor wij beginnen. Geen magiër begint een bezwering voor zich daarop te hebben voorbereid o.a. door een volledig vaststellen van hetgeen hij wil bereiken. Ook dit moeten wij leren, wanneer wij zoeken naar geestelijke bewustwording in onszelf. Wij moeten ons allereerst een doel stellen. Dit mag zo onlogisch, onpraktisch en onredelijk schijnen als het maar kan. Dit doet niets ter zake. Wanneer wij afgesteld zijn, zelfs op het onmogelijke, zullen wij al hetgeen daarin mogelijk is onszelf realiseren en een groter bewustzijn krijgen omtrent de wens, die wij later kunnen uitdrukken. Interesseert het U zover? U behoeft het niet uit beleefdheid te zeggen. Beleefdheid is mijn grootste "fout" ook niet. Wanneer wij nu op het ogenblik deze punten hebben vastgesteld, zou ik graag tenzij U tegenwerpingen heeft met U spreken over bepaalde methode van mediteren die gebruikt kan worden om daarmede b.v. een Zomerlandsfeer te benaderen en eventueel te bereiken. Interesse? Ja, graag. Ik ga hier uit van het standpunt, dat wij niet te maken hebben met een uitdrukkelijk Christen. Ik gebruik hier dus een woordsymbool "Aum" i,p:v. eventuele Christelijke spreuken. Akkoord? U kunt dit voor Uzelf aanpassen aan Uw eigen persoonlijk geloof en denken. In de eerste plaats: "Ik wil mijzelf bevrijden van deze wereld: ik wil voor een ogenblik leven in de sfeer, waarin het geestelijk licht regeert. Ik wil de wereld kennen (wereldvoorstelling is zeer belangrijk hierbij, waar zomerland een wereldvoorstelling heeft als hoofdwaarde), een wereld kennen, waarin het Goddelijk licht volledig leeft." Ik herhaal dit enkele malen voor mijzelve en tracht voor mijzelve deze doelstelling als volledig reëel en aanvaardbaar te zien. Dat is de voorbereiding. Na deze voorbereiding zal ik mij niet onmiddellijk in meditatie begeven. Bij voorkeur zal ik mij door een symbolische wassing mijzelf nog even reinigen. Ik zal verder daarna trachten mij lichamelijk te ontspannen en te plaatsen in een voor mij aanvaardbare houding. De wassing noem ik symbolisch, d.w.z. zij kan uit het symbolische gebaar bestaan uit het "afnemen", zij kan ook bestaan uit de reële wassing met water, water en zeep, etc. Daarna ga ik dus mijn houding zoeken. Voor een beginneling, die slechts de zomerlandsfeer wenst te bereiken zou ik de volgende houding ten zeerste aanbevelen: Geheel uitgestrekt ontspannen: het hoofd niet verhoogd, dus niet op een kussen: een ondergrond die niet te zacht is: het lichaam ontdoen van knellende banden, etc., rustige ademhaling. Eerst tracht men, terwijl men ligt, zich bewust te worden, dat men alle lichaamsdelen voelt. In deze houding is dit eenvoudiger dan in sommige andere houdingen. Daarnaast realisere men zich, dat dit voelen geschiedt door eigen bewuste gedachten. Men kan ondertussen gebruik gemaakt hebben van een reukwerk, dat men reeds heeft aangestoken, zodat de kamer, het vertrek, langzaam maar zeker wordt doortrokken met een zuivere wierookgeur, waarin sandelhout of myrrhe is verwerkt dat is evenzeer gunstig. Na dit WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

27

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten proces van ontspanning begint men zich in te stellen. Bij deze instelling houdt men er rekening mede, dat de invloeden van de omgeving moeten worden weggewerkt. Wij beginnen dan met het incanteren. Dit behoeft niet luidkeels te geschieden, maar het is over het algemeen beter, wanneer dit met de lippen altdans wordt gevormd. Heeft men de gelegenheid dit luidkeels te doen, dan is dit in vele gevallen beter. Ik zou dus in dit geval moeten gaan zeggen: "Aum." Ik herhaal. dit met regelmatige tussenpozen. Om een voorbeeld te geven dus: Aannemende, dat ik in deze houding lig, dan zijn mijn handen aangesloten aan het lichaam, waarbij de palmen kunnen rusten tegen het bovenbeen, de dij dan. wel lichtelijk opengevouwen naast het lichaam liggen maar toch aangesloten. De voeten liggen dan ietwat naar buiten gedraaid. U ligt dus niet alsof U opgebaard bent maar in een redelijk ontspannen houding, waarbij echter zo veel mogelijk het lichaam gestrekt wordt. Aangenomen, dat ik in die houding ben, dat ik alle voorgaarden verder heb vervuld, bij voorkeur als verlichting in die kamer een enkele kaars heb geplaatst: die zo mogelijk niet in mijn ogen schijnt, dan begin ik dus met mijn incanteren. Ik regel dit haar eigen inzicht en krijg dan b.v: dit:. Aum Aum. Aum. Aum enz. De eentonigheid hiervan in het begin ‘n beetje, dwaas doen voelen. Maar echter niemand dit behoeft te horen of dit behoeft te weten, zult U op de duur zeker in staat zijn dergelijke inhibities te overwinnen. Wanneer U daarmee dan bezig bent, verbindt U het woord "Aum" met de gedachte "licht." Uw ogen zijn zo mogelijk geloken, dus niet krampachtig gesloten, maar eenvoudig zo, dat het ooglid het oog dus net even los beroert. Daarmede hebben we dan een toestand gekregen, waarin mijn concentratie licht kan overgaan (terwijl mijn woorden ongetwijfeld langzaam zwakker en het ritme iets langzamer wordt), in de voorstelling van zomer. Daarbij richt ik mijn verlangen op het ontmoeten van een geest, die rijper is dan ikzelve Het klinkt zeer gecompliceerd. U zult echter ontdekken, dat U deze intentie gemakkelijk in deze enkele klanken kunt leggen. Het is hier dus eerder een complex begrip, dan een uitgedrukte gedachte. Hierbij blijft U langzaam en rustig ademhalen en U laat Uw gedachten in dat licht dwalen. Dat wat ontstaat is in de eerste plaats een beeld, dat doet denken aan een fantasmagorie. Het is dit echter niet. Het is een menging van Uw eigen denken met bepaalde geestelijke invloeden, die U bereiken. Wanneer personen zich tonen in het beeld of U meent personen aan te voelen, (twee mogelijkheden: U behoeft ze dus niet te zien, maar U heeft het idee, dat zij er zijn: ofwel: U ziet ze en gaat op ze toe: dus twee mogelijkheden) dan zal men trachten vast te houden aan de gedachte: licht en tegelijktijdig te spreken tot deze personen. Het zal blijken, dat in het begin vage antwoorden worden gegeven. Op de duur echter wint een dergelijke figuur ook aan kracht en wordt een gedachtewisseling mogelijk, waarbij U elk antwoord zelf weet. Naarmate de uittreding volmaakter wordt, krijgen we het "bel spreken", dus het weerklinken van een stem binnen de schedel en uiteindelijk een niet meer realiseren van al of niet spreken, maar een gedachteflitsen, dat heen en weer gaat, waarbij scherp wordt aangevoeld "dit is van een ander en dit is van mij", maar het geheel zich toont als een gedachtereeks in de mens. Kunt U dit volgen? Onder de omstandigheden, die ik beschrijf, is dit voor een ieder te bereiken. De inhoud van het gesprokene kan over het algemeen in het begin betrekkelijk laag bij de grond zijn. Gedachtewisselingen als: "Wie bent U?" "Hoe lang bent U hier." e.d. zijn naar de ervaring ons leert in dergelijke gevallen in het begin normaal. U dient te onthouden, dat U indien U mediteert met een bepaald doel niet moogt verzuimen dit doel kenbaar te maken aan degene, die U aanspreekt. Veelal zal dan het beeld enige veranderingen gaan tonen. Soms verandert de persoon zelf in het begin. Later vooral zal men merken dat er een soort van ruimtelijke verandering plaats vindt en neemt U ook een omgeving scherp waar.

28

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten In deze omgeving ontmoet U naar U meent "personen" en deze zullen over het algemeen, vooral bij de eerste uittredingen, de indruk wekken van monniken te zijn. Zij dragen habijten, die ofwel lichtbruin, grijs of wit zijn (Een geel habijt,zult U in die tijd wel niet ontmoeten.) Dit is een lang vallend kleed zoals reeds gezegd, en U moet er zich niet mee bezig houden, of dit een waarkleed is of niet. Het enige dat voor U altijd weer belangrijk is: de lessen, die komen van een bruin pijtje, zijn niet belangrijk. Deze zijn hoogstens degenen, die U moeten verwijzen naar anderen. Grijs kan Uw inleider zijn en zal U na verloop van tijd overgeven aan wit. Wit gewaad is voor U de uitdrukking van een persoon, waarvan ik leren kan. Uitdrukking van Uw eigen doel betekent voor Uzelve een soort hypnotische invloed ondergaan waarbij bepaalde kennis wordt gegrift in Uw onderbewustzijn en vandaar onmiddellijk beschikbaar zal zijn - indien noodzakelijk – in normaal stoffelijk bestaan. Hier is een sterke verwantschap met het z.g. zoeken, ofwel kennis vragen, dat menig magiër doet, gebruik makend van zekere diagrammen. Is dit voor U allemaal begrijpelijk? Het is geen direct grote gebruiksaanwijzing, dat moet U, wel begrijpen. U zult dit moeten aanpassen aan Uw eigen persoonlijkheid. De houding die ik U beschreven heb, zal niet, voor een ieder even passend zijn: U moet er echter rekening mee houden, dat zo veel mogelijk de houding horizontaal dient te zijn. Dit is op grond van zuiver lichamelijke toestanden. Kleine wijzigingen daarin aan te brengen is niet belangrijk, mits men dit niet doet omwille van het gemak. Eerst wanneer een werkelijk ongemak ontstaat dus, zal men de houding wijzigen. Niet voordien. U moet zich niet voorstellen, dat een dergelijke methode van mediteren de eerste keer resultaat heeft. Je kunnen rekenen voor gewenning over het algemeen een tot twee keren. De duur van een dergelijke meditatie wordt - tenzij contact wordt bereikt - niet langer voortgezet dan ongeveer een uur laten we zeggen, met een minimum van 20 minuten. Commentaar? Het lijkt mij moeilijk om alle met behulp van een reukwerk in een omgeving als deze stad in meditatie te komen. Wanneer je buiten bent in de natuur is het misschien eenvoudiger, omdat daar meer rust is. Ja, dat is natuurlijk eenvoudiger. Maar juist daarom heb ik U een reeks maatregelen gegeven, waarbij U de invloed van Uw omgeving zo sterk mogelijk tegen gaat. Een uitschakeling van beïnvloeding van de omgeving dus is hier bij de eerste opzet reeds inbegrepen. Het is dus mogelijk deze methode ook binnen de steden te volgen. Buiten de stad, in de eenzaamheid, hebt U zoveel dingen niet nodig. Maar naarmate U meer bent ingesloten door mensen, naarmate Uw omgeving rumoeriger en onrustiger is dus, zult U verstandig doen gebruik te maken van zoveel mogelijk of wel zelfs al de door mij gegeven beelden en waarden. Wij hebben gehoord, dat bij uittreding het astraal lichaam in de astrale sfeer kwetsbaar kan zijn en dit uit dien hoofde gevaarlijk is. Moeten wij ons bij mediteren ook afschermen? Zijn wij in meditatie ook kwetsbaar In dit geval niet. De wijze van mediteren n.l. gaat zoals U gemerkt heeft, van het mentale naar het supra-mentale in een eigen conceptie van het gebeuren. Is dat duidelijk, ja? Hierbij vinden wij vooral in het eerste begin dus een contact, niet door een ingaan in een sfeer, maar door het trekken van een sfeer tot ons. Dit is een verschil. Wanneer we eenmaal komen tot een uittreding en een gids hebben gevonden, dan hebben wij daarbij tevens wel de zekerheid, dat wij in de eerste plaats ons astraal lichaam over het algemeen niet gebruiken, dus het lichaam achterlaten (daarmede voorkomen wij, dus zeer veel gevaren en kwetsuren): in de tweede plaats hebben wij gedurende de tijd dat wij uitgetreden zijn, een zekere controle zien uitoefenen door onze geleider op ons lichaam (zover wie dat zelf niet kunnen) en gelijktijdig een leiding hebben in het voor ons vreemde gebied, zodat wij daar niet alleen staan, en de zekerheid hebben ook te kunnen terugkeren. Wanneer ik het dus goed begrepen heb is het mediteren, waarin wij ons moeten oefenen, een contact zoeken met een leider. Daar kan het uiteindelijk: op neer komen: het is niet noodzakelijk. WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

29

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten Maar is bij het aantrekken van intelligenties uit een hogere sfeer het ook niet mogelijk, dat wij in het begin intelligenties aan trekken uit lagere sfeer? Indien Uw eigen instelling goed is dit heb ik voorop gesteld neen, dan kunt U geen intelligenties van lager sfeer naar U toe trekken. Integendeel, het begin van Uw meditatie "licht" is afschrikwekkend voor lagere intelligenties van minder kracht en vermogen. De hogere intelligentie echter, die in een lagere sfeer leeft, (excuseer mij de uitdrukking, dus de machtigere) zal soms zich hierdoor aangetrokken voelen. Maar waar U Uw lichaam niet verlaat en dit verlaten eventueel dus volkomen afhankelijk is van een ingrijpen vanuit de sfeer en geen zelfstandig dwingen tot uittreding, zult U hierbij voortdurend de volledige bescherming ven de lichtere sferen genieten, die U ongetwijfeld niet aan risico’s zullen blootstellen die onnodig zijn. Het mediteren, moet men dat alleen doen, of mogen daarbij meerdere personen aanwezig zijn? U kunt het ook met meerdere personen doen. Daar is geen bezwaar tegen. Maar over het algemeen is de eenzaamheid voor concentratie bevorderlijk, waar de verschillende diepten van concentratie en concentratie vermogen soms anders toch nog afleidende gedachtestromen rond U zendt. Dus, wil men dat doen met andere personen, dan moet eerst een volledig gelijke afstemming worden bereikt. U sprak over de meditatie tijd van 20 minuten tot een uur. Hoe kan men de tijd controleren? Men is toch niet van tijd bewust tijdens de meditatie? Elke mens heeft in zich een soort klok. En die klok is geregeld ongeveer gelijk te lopen met de zon. Wanneer U zich instelt op een minimum duur van 20 minuten en rustig blijft liggen tot die verlopen zijn: daarbij de tijd geheel buiten beschouwing latende, dan zult U ontdekken, dat U in het begin een iets kortere tijd bent weggeweest, dus hebt gemediteerd: op de duur zal deze tijd echter volledig gebruikt worden. Ik noem deze duur, omdat naar de ervaring ons heeft geleerd een 20 minuten van absolute rust en ontspanning plus sterke richting van gedachten voor de meesten noodzakelijk is, om een goed contact te verwerven. Zou men dus veel vóór die tijd afbreken, dan zou men hiermede een mogelijk contact zelve kunnen verhinderen. De duur van 1 uur ligt ongeveer bij het maximum, omdat de doorsnee mens niet in staat is een langere tijd een contact te handhaven. Wordt een contact dan verbroken? Dat wordt automatisch verbroken. Zijn deze dingen allemaal duidelijk, ja? Wanneer het U niet interesseert, kunt U het zeggen, dan geef ik het woord aan een andere spreker. (Algemene interesse!) : O, Juist. Moeilijk U maakt het duidelijk. Ja, het is niet de bedoeling om het n.l. zo te zeggen, dat U eerst moet gaan zoeken naar wat ik wil zeggen. Ik heb deze parallellen nu getrokken en ik heb een meditatie wijze aangegeven. U zult echter begrijpen, dat er nog meerdere methoden bestaan om voor de "ik" uitdrukking te geven aan waarden. De magiër zal naast het volledig ritueel vaak een zogenaamd kort ritueel kennen. Dit verkort ritueel zal in vele gevallen bestaan uit provisorisch branden van enig reukwerk, daarnaast het innemen vaneen bepaalde houding en een ogenblik dus zich wijden aan een bepaalde sfeer of gedachte. Hij wil hierdoor bereiken, dat hij in contact komt met sferen, waarmede hij meerdere malen in contact is geweest. Ook voor degene, die omwille van zijn geestelijke bewustwording contact zoekt met hogere sferen, zal het op den duur mogelijk zijn om een dergelijke verkorte procedure een regelmatig contact te leggen met enkele der figuren, die als leiders voor her optreden. Duidelijk? Dit gebeurt achter eerst nadat langere tijd dus deze meditatieve oefeningen hebben plaats gehad. Er moet eerst een stevige geestelijke band bestaan tussen U en b.v. zomerland: eerst daarna kan dat contact ook gelegd worden zonder begeleidingsomstandigheden, omdat de geestelijke band zó sterk is geworden, dat de lichamelijke beïnvloeding t.o. daarvan steeds minder gewichtig wordt. Duidelijk? Voor onszelf echter kunnen wij dit verkort werken ook reeds toepassen op een ietwat ander gebied. Wij kennen b.v. problemen, die vooral van geestelijke aard zijn, dat wil ik erbij voegen. Wanneer ik een probleem van geestelijke aard heb, dan kan ik voor mijzelf dit probleem wel duidelijk 30

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten uiteenzetten, maar dan zal het mij over het algemeen niet helpen, wanneer ik daar verder over ga nadenken. De oplossing is voor mij zeer moeilijk. Ik ga nu mijzelf aanwennen, wanneer ik enige van deze problemen heb verzameld, deze gezamenlijk voor mijzelf scherp omschreven vast te stellen. Kunt U zich voorstellen, hoe ik dat bedoel, ja? Of moet ik een voorbeeld stellen? Geen voorbeeld? Dat liever wel. Liever wel. Uitstekend. Ik neem voorbeelden, die geheel niet slaan op geestelijk werk, maar die misschien makkelijker zijn. "Op hoe laat zal ik morgen de wekker stellen?" is mijn probleem. Mijn tweede probleem is: "Hoe lang hebben eieren ook weer nodig om hard gekookt te zijn?" Mijn derde probleem is: "Hoe ver is het van hier naar Rotterdam?" Mijn vierde is: "Wie zal winnen in de eerst volgende wedstrijd tussen Ajax en Blauw Wit?" Ik heb expres laag bij de grondse voorbeelden genomen, omdat deze kort kunnen worden geformuleerd. Een geestelijk probleem is over het algemeen moeilijker te formuleren. Voor mijzelf is het niet noodzakelijk, dat ik al die dingen ga uitspreken. Maar wanneer ik zo'n probleem of zo'n vraag heb, dan wen ik mij aan die op een stukje papier neer te schrijven. Gewoon de hele dag door. Wanneer ik deze problemen heb, ga ik deze 's avonds stevig doorlezen. Daarna ga ik ontspannen zitten en laat mijn gedachten dwalen. Dit is op zichzelf niets anders, dan het onderbewustzijn gelegenheid geven om wat scherper naar voren te komen, Ik zal dan vaak geneigd zijn om te gaan doezelen. met potlood figuurtjes te gaan tekenen, geneigd worden om te gaan schrijven, om bepaalde denkbedden iets nader uit te werken en plotseling weer los te laten, kortom in deze periode zie ik zeer veel kleine aspecten komen. Nu ga, ik, wanneer ik klaar ben dus met het overwegen, waar ik 5 minuten voor neem, de punten, die ik mij nog herinneren kan plus eventueel wat ik heb neergetekend of neergeschreven, half bewust verder beschouwen. Ik ga eerst proberen u deze dingen voor mijzelf te analyseren. "Wat is het eigenlijk? Waarom?" Het "waarom" is hier niet zo belangrijk als "wat is het". Heeft men daaromtrent een voorstelling, dan neemt men wederom de lijst met vragen voor, zich en gaat nu trachten de vraag voor zichzelf te beantwoorden. Eigenaardig genoeg zal blijken, dat juist bij geestelijke vragen de mogelijkheid zeer groot is, dat alle vragen na zo'n betrekkelijk korte tijd van "ondenkendheid" beantwoord zijn geworden. In andere. gevallen blijkt, dat terwijl een voorlopige beantwoording van de vraag is gevonden een nieuw probleem hieruit is voort gekomen. In een dergelijk geval verdient het de aandacht om dit probleem een ogenblik op te tekenen, eerst de vragenlijst af te werken en dan de resulterende problemen nogmaals scherp te beschouwen. Gedeeltelijke oplossing hiervan zal dan vaak mogelijk zijn, sommige kunnen geheel worden opgelost, andere worden opgelost op een bevredigend peil, enkele niet. Deze blijven bewaard voor een volgende meditatieperiode. Is ook dit duidelijk? Ik wens er uitdrukkelijk bij te voegen, dat dit alleen geldt in de omschreven vorm voor geestelijke problemen, dus niet voor stoffelijke. Voor stoffelijke problemen bestaat een gelijksoortige methode. Hierbij echter is do vraagstelling minder belangrijk: waar, e.d de vragen later wel herinneren. Hier zijn de impulsen, die wij waarnemen, zakelijkerwijze vast te leggen, desnoods met een enkel woord op schrift, opdat de verschillende gedachtebeelden later kunnen worden geanalyseerd. In een dergelijk geval hebben wij alleen het onderbewustzijn vrij spel gegeven. Het scherp formuleren van mijn vraag en de instelling op beantwoording van een geestelijk probleem echter, maakt het mij in het eerste geval mogelijk,om te: komen tot een zij het vaak zeer vaag contact met geestelijke sferen, waarbij de beantwoording van mijn vraag dus mede gedeeltelijk inspiratief is. Voldoende? Verder. De esotericus zal zich altijd moeten houden aan de wet, die ook voor de magiër geldt, en dat is deze: "Dat men nooit zonder reden een experiment volbrengt." Naarmate de drijfveren, die voeren tot een meditatie, een experiment als omschreven en dergelijke, dus minder belangrijk zijn, wordt het gevaar ervan groter. Juist de belangrijkheid van het probleem voor onszelven betekent een sterk richten van de persoonlijkheid en sterke concentratie in onszelven plus een redelijk grote geestelijke kracht. WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

31

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten Dan: De magiër wordt erop getraind in het begin van zijn opleiding, dat hij alle onverwachte storingen negeert of mede betrekt in zijn magische bezwete ring. B.v.: een magiër is bezig met een grote bezwering en er komt iemand binnen. Dan zal de magiër zonder op te houden met zijn incantaties zo'n persoon een meestal daarvoor gereedliggende mantel omwerpen, een kring rond hem trekkend zodat hij afgeschermd is, en hem voortaan gebruiken als, een pool t.o.v,, zijn eigen diagram. Zo moeten ook wij leren ons niet te laten storen, ofwel elke storing, die optreedt, langzaam maar zeker in ons eigen schema te verwerken. Hierdoor wordt een groter weerstand tegen storing en onderbreking geschapen en kan op de duur een contact worden bereikt, dat onder elke omstandigheid ongeacht de omgeving, ongeacht zelfs de noodzakelijke bezigheden van het ogenblik voortdurend tot stand kan worden gebracht en ook in stand gehouden kan worden. Mijne vrienden, ik hoop dat dit voor U voldoende was.Wanneer U vragen hebt op dit gebied, er bepaalde punten.zijn, die U nader belicht wilt hebben, dan zegt U het maar. Ik ben gaarne tot Uw dienst.a.o. U zwijgt. Ik neem dus aan, dat dit U voldoende is. Ik geef het woord over aan de laatste spreker, die voor U zal sluiten met een meditatie. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. (het pastoortje) Ik mag dan voor U vanavond met een meditatie sluiten. Natuurlijk moogt U vertellen, waarover we mediteren. Als ik mediteer op mijn manier, hoop ik, dat U mij daar dan wel in zult willen volgen. Nou, ik zou zeggen, vertel dan maar waarover we gaan spreken: een ogenblik. Symbool Dank u, Symbool. Teken, waarin een wereld van gedachten verborgen ligt. Een mens zet eenvoudig een paar krasjes op papier, die elkaar kruisen een symbool. Hij ziet voor zich het gehele leven van Jezus. Hij denkt aan Zijn leerstellingen. Hij realiseert zich zijn eigen behoeften om die weg te gaan, die Hij is voorgegaan. Symbolen. Een mens ziet een astrologisch tekentje. En hij ziet een ster voor zich. Een vreemde dansende ster, die met zijn vreemde banen opvalt tussen het pronkerige en statige firmament. En dan denkt hij aan de invloeden daarvan. Hij ziet eigenlijk in dit ene tekentje zonder het zelfs maar bewust te willen denken een hele reeks van mogelijkheden voor zich, van gebeurtenissen en van invloeden. Het symbool is het kortschrift van de ziel. Och, gebruiken wij dit zelf ook niet? Soms kan een enkel gebaar symbool zijn voor oneindige reeksen van begeerten: van angsten, van verlangens. Onze eigen wijze van gaan wordt zelfs tot een symbool. Is het een wonder, dat symbolen voor ons zo'n betekenis hebben? Grote betekenis naarmate meer mensen het symbool kennen en er zich mee bezig houden. Wanneer U kijkt naar een kruis, symbool van Jezus, die de dood overwon, dan ziet U, mijne vrienden, niet alleen maar Jezus: Maar in gedachte bent U een met alle kerken der wereld, waar Hij op dat ogenblik wordt geëerd. Met alle gezinnen, waarin de kinderen een avondgebed bidden. Met alle zielen, die eenzaam, in wanhoop, een kruis grijpen en bidden, omdat het zó niet gaat. Het symbool is voor ons een richtsnoer. Wanneer de bron van onze gedachten opborrelt, dan wordt ze geleid door het symbool als een beekje, dat naar zee stroomt en zich met andere beekjes verenigt tot een machtige, grote rivier. En wanneer het beekje, alleen gaande, allang in modder zou zijn ondergegaan, dan kan het juist door die andere beekjes, die meekomen de oceaan bereiken. Het symbool is voor ons de uitdrukking van een innerlijke toestand, maar tevens de eenheid met anderen. Daarom is het voor ons zo gewichtig. Uiteindelijk, symbolische gebaren gebruik je zoveel. U ziet het van mijzelf vaak, hoe ik met een zegenend gebaartje afscheid neem. En dan denkt men misschien:"Nou ja, het is een oude 32

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 oktober 1956 Les 14 – Wijsheden van het zeer oude Oosten gewoonte", of "Hij meent het zo goed": maar het is meer dan dat. Want in de handeling "Zegenen", die ik voor mezelf dan symbolisch uitdruk, ben ik een met allen, die zegenen op de wereld, met allen die zegenen in de geest, ben ik een met alle krachten des goeds, die zich tot de wereld richten. En daarom, daarom is het voor mij nog zo belangrijk. Hoe gaat het met U? Spreekt Uw gehele wereld niet in symbolen? Merkt ge zelf niet hoe een symbool invloed kan hebben op de medemens? Een auto is een symbool van welvaart. En alleen door dit symbool onverschillig of het Uw eigen is of misschien geleend staat een hele reeks van mensen anders tegenover U. Er zijn genootschappen, die een handgreep kennen. En met die greep alleen wordt een eenheid geschapen, een zeker elkaar erkennen, helpen, wat erg belangrijk kan zijn. Op zichzelf betekent het symbool niets. Of het nu de handgreep is of een kruisbeeld. Het symbool is belangrijk, omdat het een uitdrukking is, een gedachtestroom, die heel die wereld omvaamt. Omdat het de uitdrukking is van krachten, die reiken vanuit deze wereld tot veel hoger sferen. Het is voor ons een wegwijzer, een gids. Met deze gids kunnen wij een doel bereiken, dat voor ons alleen vaak niet bereikbaar is. Daarom zegenen wij alle symbolen. Het symbool van het licht, het symbool van het leven. Het symbool van de mens ook, met zijn vallen en opstaan, met zijn streven, zijn lijden en zijn geluk. Niet omdat ze symbolen zijn, maar omdat ze ons een kunnen maken met de dingen. Daarom moeten we leren het symbool te begrijpen, het symbool, dat het ons mogelijk maakt dieper door te dringen in de waarheid van alle dingen dan wij, armen, dat anders zelf met woorden en boekwerken zouden kunnen doen. De kern van alle dingen is de eenheid in God, onze Vader. Deze kern bereiken wij elk langs onze weg, juist dank zij de symbolen, die in ons worden gewekt, wanneer het symbool niet alleen maar een beeldje, een voorstelling, maar een begrip wordt, dat tot ons spreekt. Vrienden, van alle symbolen is mij er een het dierbaarst: Het symbool van een oog, vanuit een driehoek schouwend, heel de wereld in zich opnemend. Zegt het ons niet:"Alle wereld, stof en geest en ziel, bewust of onbewust, is een in het weten en het kennen van God." Het heeft mij vaak getroost, het heeft mij zekerheid gegeven. Ja, het heeft mij gesteund op ogenblikken, dat het kruis mij slechts een symbool was van eigen lijden. En daarom, wanneer wij gezamenlijk nadenken over symbolen, probeer ze te begrijpen, probeer ze te aanvaarden, opdat er diep in je hart iets gaat spreken, dat de wereld beter doet begrijpen en God eerlijker doet aanvaarden. Nu wil ik geen afstand doen van mijn eigen oude symbolen en daarom wil ik afscheid van nemen in de naam van God. Dit is het symbool van een zegen, die zegt:' "De Heer leide Uw schreden, behoede Uw paden, opdat ge zult gaan tot God in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, een in alle eeuwen der eeuwen." Ook dat symbool is voor mij de benadering van de goddelijke eenheid, die ons aller doel is. Goeden avond, vrienden.

WIJSHEDEN VAN HET ZEER OUDE OOSTEN

33

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Nr. 15 - 20 November 1956 Goeden avond, vrienden. Ik heb ook voor U weer een mededeling, die U misschien niet zo prettig vindt, maar waaraan wij niets kunnen doen. Tot op het ogenblik toe zijn wij nog steeds niet in staat om meerdere sprekers ter beschikking te stellen. En dat wil dus zeggen, dat U ook deze avond weer zult moeten volstaan met twee sprekers. Een daarvan ziet U op het ogenblik voor U of hoort U misschien. De tweede is onze vriend Henri, die het tweede gedeelte voor U zal trachten te leiden. Dat brengt natuurlijk met zich mee, dat we - evenzeer als voor sommige andere kringen - het programma wat hebben moeten wijzigen. Ik vertrouw erop, dat U zult kunnen begrijpen, dat op het ogenblik degenen, die dreigen in het duister verstrikt te raken, voor ons belangrijker zijn dan U, die nog wat meer tijd heeft. Dan wil ik allereerst nagaan of er nog vragen zijn gebleven uit de vorige bijeenkomsten van deze groep. Uit het eerste onderwerp over wijsheden uit het Oosten is mij een passage niet erg duidelijk. Hier wordt gesproken over het volgende: "De mens is een bewustzijn, onverschillig of hij geest is of stof. Het weten is mij een middel, maar het begrip is mijn wezen." Ik heb gemeend - misschien ben ik daar fout in, maar dat zou ik graag van U willen weten - het gaat hier om twee begrippen - het weten en het begrip. Het weten is mij een middel. Ik dacht, dat het begrip mij een middel was. Maar het weten is mijn wezen want hetgeen wij waarnemen met de geest is het weten en niet het begrip of de kennis. Ik kan mij voorstellen, dat men uiteindelijk komt, tot het weten, als men eerst begrijpt en doorleeft en doorvoelt wat men meemaakt. Kunt U mij hierop antwoorden? Ik zal voor U de zinsnede trachten te ontrafelen. In de eerste plaats: de mens is een bewustzijn. Dit betekent, dat mens-zijn een bepaalde bewustzijnstoestand betekent en dat de weg van het mens-zijn dus gebonden is aan de mogelijkheden van dat bewustzijn. Hierbij maakt, de vorm en de toestand verder niets uit. Dus om heel simpel te zeggen: Je bent mens of je bent het niet. En dat is een opvatting, die dus het begrip mensen menselijk ook uitstrekt over - volgens U - lagere gebieden. En wel voor diegenen, onder de geesten daarin levende, die de bewustzijnstoestand bezitten, waardoor zij het Mens-zijn innerlijk ervaren. Dan weten is mij een middel. Het mag misschien zo lijken in de wereldse toestand, maar wat men weet of meent te weten, is geen werkelijkheid. Wat men meent te weten is de buitenkant, die men waarneemt dus een klein gedeelte van het werkelijk wezen van het Goddelijke. Vandaar dat het weten ons ooit zonder meer tot het Goddelijke brengen kan. Het is slechts een middel om iet Goddelijke van zovele zijden te benaderen, dat wij komen tot het begrip. Het begrip is ons wezen. Begrip wil zeggen eenheid voelen in jezelf. Iets, zelf mede doorleven. "Weten en begrijpen zijn twee verschillende waarden. U denkt misschien, zoals uit Uw stelling blijkt, dat begrip op zichzelf een hulpmiddel is tot weten. Maar wanneer ik één ben met iets, dan kan ik dat geen weten meer noemen. Wanneer ik de binnenkant ga begrijpen, dan kan de toestand, die in mij bestaat, zich uiten als een weten en kan ik dus werken met hetgeen als begrip in mij leeft. Niet omgekeerd. Vandaar dus, dat het begrip belangrijker is dan het weten. En dat is maar goed ook Want uiteindelijk, hoevelen zijn er die - bijvoorbeeld naar aardse maatstaven zeer weinig weten. Zij zouden dan ondanks hun grote begripsvermogen - door omstandigheden nooit tot een redelijk weten en dus tot een bewustwording komen volgens U. Maar hun begrip is belangrijker dan Uw weten. Dat is nu juist het moeilijke en gelijktijdig het mooie. Je kunt zonder enig weten maar met een begrip voor de dingen, dus een meeleven erin en een harmonisch zijn ermede, tot het Goddelijke komen. Maar zonder begrip en met een wetenschap omtrent alle dingen kun je het Goddelijke niet eens benaderen. Vandaar dat dit zo wordt uitgedrukt. Ik hoop, dat ik daarmede deze stelling duidelijk heb gemaakt. Zoals U weet is het Oosterse filosofie en zij is dus gebaseerd op de gedachte van Mahayana. x Ik heb dit n.l. anders bekeken en misschien ben ik daarin zeer stoffelijk geweest, want als mij iets uitgelegd, wordt dan begrijp ik het, dan kan ik op een gegeven ogenblik tot mijzelf zeggen omdat in het begrijp, kan ik het doorvoelen. En als ik het doorvoeld heb, dan weet ik het. Dat is mijn gedachtegang. Misschien erg stoffelijk.

34

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Neen. Het is alleen - ik hoop, dat U het mij niet kwalijk neemt - oppervlakkig. Dat zoudt U moeten weten. U weet voldoende van psychologie af. En er is ook in deze kring al voldoende over gesproken. Dat is Uw stoffelijk weten, het bewustzijn, dat U hier heeft? Is dat niet het product van reeksen van onderbewuste en geestelijke invloeden, die niet tot het bewustzijn behoren? Dus zoudt U hierdoor kunnen weten, dat weten een buitenkant is, nietwaar? Dus wanneer we dieper doordringen in de filosofische kant van de zaak, dan geloof ik toch, dat deze stoffelijke benadering ook stoffelijk uiteindelijk hetzelfde moet opleveren. Want een begrip is een toestand, die het totale bewustzijn betreft. Het weten ligt alleen binnen het redelijk denkvermogen dat is maar een klein deel van de werkelijke persoonlijkheid. Ik hoop, dat U het mij niet kwalijk neemt, dat ik U even heb gecorrigeerd. Zijn er nog meer vragen? x Ook ik heb nog een zinsnede, die mij niet helemaal duidelijk is. Er is gesproken over een wijsgeer, die meteen een grote bon-vivant was. Die zegt op een gegeven ogenblik "Maar steeds spreek ik weer tot mijzelve, wanneer het begeren spreekt. Wat is Uw noodzaak? En in deze vraag beantwoord ik zelve het weten van mijn leven in het weten van mijn geest." Kijkt U eens. Een Westerling - dus geen Oosters wijsgeer - heeft eens gezegd "Wanneer een mens van zichzelfe bewust wordt, gaat er een riool open." Het klinkt misschien niet erg fraai, maar het is waar. Want achter al hetgeen wij onszelven voorgoochelen, liggen heel veel begeerten, die wij zeker bewust niet zouden willen erkennen. Heel veel zelfzuchtigheden en angsten, die vrij maar liever stilzwijgend voorbij gaan. Een bon-vivant, iemand die van het goede leven houdt is iemand, bij wie het begeren buitengewoon sterk ontwikkeld is. En wat meer is, die fijnere gradaties in zijn begeren kent dan de meer primitieve mens. Dat is duidelijk, nietwaar? Van hieruit gaande kunnen wij deze mens gaan begrijpen,wanneer hij zegt "Ik vraag mijzelve steeds af: wat is Uw noodzaak?" Hij zegt dus "Ik wil mijzelve niet voorgoochelen, dat ik dit om edele beweegredenen doe. Ik wil niet gaan zeggen: O, dit is alleen maar vanuit een hoog geestelijk standpunt of zo. Ik vraag mij af: wat is lichamelijk nu werkelijk de oorzaak van dat begeren? Wat is hier de noodzaak? Welke bevrediging zoek je?" En dan antwoord hij met zijn geest daarop. Dus eerst zich realiserend, wat de werkelijke waarde is van zijn stoffelijk leven, van zijn dadendrang, gaat hij nu geestelijk dit - zonder zelfbegoocheling en zelfbedrog bezien. Dan zegt hij "Kijk, dit kan ik geestelijk niet verantwoorden, dat wel. Dus zó kan ik leven." Dat betekent dan waarschijnlijk in de praktijk, dat zo iemand in vele opzichten ruimer denkt dan een ander, maar in andere opzichten veel strikter is dan een gewoon mens. Want de waarden van de geest en de waarderingen van de geest verschillen nu eenmaal van de aanvaarde aardse moraal. B.V. U zult zeggen "U moogt niet stelen." Maar er zijn mensen, die zeggen "Dus onverschillig in welke toestand, wanneer je wat neemt, is dat kwaad." De geest zegt "Mijn noodzaak bepaalt mijn recht om aan anderen te onttrekken." Ja, probeert U dat maar niet in de praktijk te brengen. In de eerste plaats is het zeer moeilijk zelf een noodzaak te bepalen, en in de tweede plaats - ongeacht het feit, of U die noodzaak werkelijk goed hebt bepaald of niet zullen er wel andere instanties zijn, die U desondanks corrigeren. Maar het gaat hier dus om de praktijk. Juist áls bon-vivant kan een dergelijke wijsgeer door een zelfkennis en een vergelijken van zijn geestelijk streven en zijn stoffelijke mogelijkheden, en verlangens (zijn werkelijke begeerten) komen tot een soort parallelstreven, waarbij beide ongeveer krijgen,wat zij nodig hebben, zonder dat hij enerzijds de stof te veel ontneemt of anders zijn is de geest te veel mogelijkheden ontzegt. Daar komt het op neer. Is het duidelijk geworden? Zijn er nog meer vragen? Twee vragen. Dat valt dus wel mee. Zo, nu moeten wij dan voor vandaag een onderwerp kiezen. En nu zou ik graag een klein beetje met U willen filosoferen - dat is ook weer esoterie – en wel over

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

35

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

Interesseert U dat? Kijkt U eens, wat is voor een mens een God? In de praktijk een wezen, dat in zijn ogen zeer machtig, zo mogelijk almachtig is. Dat bent U met mij eens, ja? Maar een wezen, dat vergeleken bij een mens - dus relatief - almachtig is, kan in zijn eigen toestand en wereld even gebonden zijn als een mens. D.w.z. dat de kleinen onder deze goden weer hun eigen goden hebben, die iets hoger staan. Daarboven staan ongetwijfeld weer grotere goden, enz. Maar wat is nu de eigenaardigheid hierbij? Naarmate dus een God hoger staat in deze rangorde, moet hij beschikken over grotere capaciteiten. Nu aanvaarden wij in onze denkwijze een beperking van het Al. Wij weten niet waar, of hoe, maar het is beperkt - daar zijn wij van overtuigd - zowel in tijd als in ruimte. Er is geen onbegrensde oneindigheid, zij het dan, dat ons Al, een gedachte is met onbeperkte mogelijkheden, maar begrensd binnen de persoon, die denkt. Als consequentie volgt hieruit, dat deze reeks ergens moet ophouden. En waar die reeks ophoudt, moeten wij dan een punt gaan stellen, dat alles omvat. Wij noemen dat het Goddelijke. Wij zeggen niet meer “God”, want het is meer dan God. Maar het is ten opzichte van alles binnen Zijn bereik en schepping, goddelijk. Ook t.o.v. de grote scheppende functies, de kleine scheppende functies, ja zelfs de halve demonen, die op aarde, ook nog god heten. Wanneer de mens zelve in de geest werkt, dan komt hij vaak voor problemen te staan. Met welke kracht heb ik nu te maken? Want er zijn wezens, zoals gezegd, die ten opzichte van een mens zich volledig als God kunnen gedragen. Zij hebben dus een macht en een vermogen, waarmede zij, zo, zij dit zouden wensen, praktisch alle eigen kwaliteiten, behalve de oerkracht van het Scheppend Vermogen, zouden kunnen veranderen en wegnemen. Tot zover duidelijk? Nu gaat de mens zoeken in de wereld van het onbekende, dus uiteindelijk de esoterie. Ook de lagere geest doet dit. En in dit zoeken vormt hij zich voortdurend een beeld van hetgeen hij nastreeft. Want elk esoterisch streven wordt gedragen door een bepaald begeren en een bepaald begrip. Deze twee, zijn noodzakelijk. Nu stellen wij, dat begeren en begrip tezamen voortkomende uit een onvolkomen wezen - mens of geest - in zichzelve onvolkomen zullen zijn. Is er iemand, die deze stelling zou willen betwisten? Niemand? Dan mag ik dit dus als aanvaard stellen. Wanneer dit in feite waar is, zal dus - naar gelang van eigen bewustzijn en instelling - elke mens zich wenden tot een bepaalde figuur of persoonlijkheid binnen het totale Goddelijke, die door deze mens op dat ogenblik,. door deze geest op dat ogenblik, wordt gezien als het einddoel van zijn streven. De onvolledigheid van deze god of godheid - hoe moet ik het zeggen - brengt met zich mede, dat - de godheid benaderende - ons doel moet veranderen. Ons doel gaat dan verder, naar een volgende, hoger staande, maar in zichzelf evenzeer onvolledige godheid. Nu mogen we dit wel theoretisch aanvaarden, maar in de praktijk blijven wij - geest of stof gebonden aan die ene grote waarheid dat wij onze eigen God toestreven. Ik zou dus willen zeggen het normaal bewust streven van een mens en een lagere geest is gericht op een deel van het Goddelijke. Dit deel openbaart zich als een persoonlijkheid en godheid. Wat daarbuiten ligt kan niet bewust ervaren worden En dan komen we wel erg in de knoop met onze gradaties. Want hoe vinden wij, die uiteindelijk maar één doel kunnen zien, een verschil gaan maken tussen de vele godheden en personen. Wij kunnen dat in de praktijk dan ook niet, wij moeten dat theoretisch doen. Die theorie bouwen als volgt op. Op het ogenblik, dat ik een god gelijk ben, gode gelijk - niet het Goddelijke gelijk, maar Gode gelijk, een god gelijk - dan zal mijn wezen alles, wat tot op dat ogenblik god heet te zien als mijn gelijke. Is dat aanvaardbaar?

36

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Ik zie dan tevens.een tweede godheid, Kan ik nu echter, indien ik een schepsel zou zijn - een theoretische stelling met waarschijnlijk een praktische waarde - dus een schepsel zou zijn van een lagere god, zonder meer die god voorbij streven en zelfstándig, zonder verdere erkenning van de god, uit wie ik voortkwam, die mijn eigen schepper was, naar een hogere godheid gaan streven? Het antwoord, dat wij menen daarop te moeten geven, is neen. Wij kunnen niet streven zonder onze persoonlijke godheid, omdat een te groot deel van ons wezen en ervaren identiek is aan zijn wezen. Conclusie: de bewustwording van de geschapen delen van een lagere godheid brengen diens bewustwording tot voltooiing en maken voor here een benadering van een volgende trap van het Goddelijke mogelijk. Maar zijn wij dan te gronde gegaan in die god? Dat kunnen wij niet aannemen. Want zou deze god Zijn schepselen in zichzelf terugnemen, dan zou ongetwijfeld deze god zichzelve daarmede van zijn buitenwereld afsluiten, van zijn ervaring, zijn aanvaarding en zijn bewustwording. Dus die schepping zal blijven voortbestaan maar getransmuteerd tot een peil, dat aan het goddelijke gelijk is. Vanuit ons huidig standpunt. Op dat ogenblik ben je voor jezelf net zo’n gewone mens of geest als voordien. Maar t.o.v. degenen die op een gelijk plan staan als jij eens begonnen bent, ben je weer een godheid. Kunt U dat begrijpen. Maar. ik ben een schepsel van een strevende god. En dat is ook iets belangrijks. Een. zich vormende god, binnen het totaal van het Goddelijke, dat onveranderlijk ,is. Een bewustzijn, dat dus steeds zuiverder zichzelf gaat zien in relatie tot grotere machten. Kan ik. dan handelen onafhankelijk. van deze-, god? Niet geheel. Want mijn bewustzijn is, te innig met het zijne verknoopt om te spreken over een zelfstandige handelingsbekwaamheid. Nu ga ik dit weer vanuit een aards standpunt bezien. Uiteindelijk moeten we dichtbij de stof blijven, willen we met onze gradaties ergens komen, vooral tot iets bruikbaars. Ik neem aan, dat elke god, die wij kennen, een zijn is, een niet handelend zijn. De enige uiting daarvan was de schepping, waarbij het dus werkzaam was. En deze schepping is geworden tot het voertuig van het Goddelijk bewustzijn en het Goddelijk vermogen voor de lagere god. Is dat aanvaardbaar? Het is theorie, denkt U goed na. Bouwt de mens zichzelf die god? Neen. Uit hetgeen ik hier gezegd heb volgt, dat de mens zichzelve die god niet bouwt. Die god is feitelijk. Maar het beeld van die god bouwt de mens zichzelve, tot hij komt tot het gelijke peil van die god. Hieruit volgt, dat elke godheid, die wij kennen, oorspronkelijk scheppend moet zijn geweest. Er kan dus op de hoogste trap van het Goddelijke niets bestaan als gevormd, als persoonlijkheid, dat niet te enigerlei tijd scheppend is geweest. Conclusie: vanuit het Goddelijke moet alles eerst handelend zijn, dus daadstellend, daarna beschouwend, de werking van zijn daden overziende en uiteindelijk erkennend, uit eigen daden en wezen erkennend de kernwaarde. van eigen zijn. Acceptabel? U zegt daar zo elke god, die wij kennen. Kennen wij een god?. Nu ja, ik weet niet hoe het voor U staat, ik ken hem. Ik aanvaard een god. Of denken wij een god te kennen? Wij hebben toch nooit een zekerheid over God? Neen. Die hebt U inderdaad niet. U kent wel een god. Maar U kent die god niet op een wijze, die voor U redelijk onaantastbaar blijft. Dus wat erkent is dan het onderbewustzijn? Ook niet. Uw geest. Uw geest en uiteindelijk wanneer wij tot de kern komen, waarschijnlijk een deel van de kracht van Uw ziel Maar wat gebeurt er dan,als een mens aan God denkt? Tot welke van die vele goden komen die gedachten dan? Tot de god, waarmede hij door zijn eigen streven in directe harmonie is. Dus tot de laagste god in de hiërarchie. Maar daar volgt echter. uit, dat de intensiteit en de veelheid van deze krachten, optredende binnen die god, voor die god zelf een zekere houding tegenover hogere krachten weer predisponeert. Zodat we niet mogen spreken van een onmiddellijk bereiken van het Groot-Goddelijke, maar van een bereiken van het Groot-Goddelijke uiteindelijk d.m.v. onze eigen god. DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

37

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Maar het aanzicht van eenzelfde god of "een" god kan voor ieder toch persoonlijk zijn? De voorstelling daarvan wel. Het aanzicht niet. U drukt zich hier enigszins verkeerd uit, West het aanzicht, dus de uiteindelijk kenbare vorm, is natuurlijk uiteindelijk voor een ieder gelijk. Maar de wijze waarop deze benaderd wordt, kan geheel verschillend zijn, zodat het beeld, dat in Uzelve bestaat, hetzij eenvoudig of zeer complex, een bepaald deel van die god nadruk geeft en andere delen verwaarloost. Hij moet dus voor ieder verschillend zijn. Ja, omdat elk bewustzijn ook praktisch verschillend is. De verschillen zullen hier en daar ook zeer miniem zijn, maar zij blijven bestaan. Kunnen we verder gaan? Of is er nog iemand anders, die wat te zeggen heeft? U moet maar denken, ik zit in zekere zin als plaatsvervanger op wat men op aarde wel eens een schopstoel noemt. Niet dat ik verwacht, feitelijke schoppen te krijgen, maar.... Neen. Maar het moet ons toch duidelijk zijn, voor U met de materie verder gaan. Daarom juist. Ik zou niet raag willen horens"Het is meestal al zwaar, maar zo’n plaatsvervanger maakt er helemaal een potje van. Nu snap ik er niets meer van." Dus is het voor mij wel degelijk zaak om hier te bewijzen, dat ik als spreker bekwaam ben voor deze onderwerpen. Dat "entre-nous" gezegd natuurlijk. Evenals onze vriend Henri op het ogenblik ook zijn sporen aan het verdienen is. Wij kleinere sprekers of spreekbuizen eigenlijk van groteren, wij kunnen nu proberen ons zoverre te perfectioneren, te vervolmaken, dat wij ook een steeds groter en steeds beter actief deel kunnen gaan nemen in het werk als spreker van de Orde. Het is voor de doorsnee-mens ontzettend moeilijk om aan te nemen, die verschillende goden. Want wij hebben alleen maar geleerd van één van de velen. Wij kunnen dat niet in trappen zien. Neen. Wanneer je met die mensen te maken hebt, dan moet je het dus zo stellen (dat heb ik voor U niet gedaan) Onze God heeft vele aangezichten, vele verschijningsvormen. En deze aangezichten zullen voor ons,kenbaar zijn als steeds een andere persoonlijkheid, die vanuit ons standpunt steeds het Goddelijke vertegenwoordigt. Kennen wij meer van deze aangezichten zonder de kern te zien, die hen allen verbindt, dan spreken we dus van meerdere goden. Dan hebben we daar meteen het antwoord, als U soms daarover zoudt komen te praten met anderen. Maar goed, we gaan verder met het opbouwen van onze idee. Als Christus spreekt over de God, die zijn Vader is, welke god bedoelt hij dan? Ongetwijfeld de god, waaruit hij onmiddellijk en bewust is voortgekomen en waarmede hij in contact staat. Dus zijn god. Ja. Onverstaanbaar Nu laten wij het zo uitdrukken Wij kunnen in dezelfde relatie staan tot die god en parafraserend zou ik haast willen zeggen "God geve, dat wij tot deze god kunnen gaan". Maar de praktijk zal ons tonen, dat wij meestal andere goden aanbidden, ook al geven wij ze dezelfde naam. Nietwaar, men spreekt van de Vader en men denkt aan macht of aan geld. Men spreekt van de Vader en men denkt aan een vreugdig hiernamaals of men denkt aan een bevrediging, b.v. door het wreken van onrecht e.d.. Zo heeft ieder zijn eigen god, maar ze noemen hem allen gelijk, dat is een feit. Maar je kunt dat toch niet als een werkelijke god zien, wanneer we aan macht denken? Dat staat toch niet op het goddelijk plan, wanneer wij het als mens willen zien? Wanneer wij dit als mens zien, staat het op het goddelijk plan, omdat de macht die wij daaraan toekennen, inherent is aan het wezen, dat wij aanbidden. Dat ligt dan aan de manier hoe,wij het zien, Ja. Dat is natuurlijk onze zaak. Ik ga verder met mijn opbouw,anders zou ik nog in de war raken.

38

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Ik heb thans dus aangetoond, dat wij vele goden kunnen aannemen. Wat meer is, dat een hiërarchische reeks van goden moet reiken van het Grote Onbekende, het Goddelijke, tot het ons bekende, d.w.z. de god, die inderdaad gelijk aan ons is. En hier wordt voor ons een raadsel opgelost,meen ik. Wij kunnen geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Ook zelfs in de letterlijke zin van het woord. Want zo wij bestaan, moet er een aspect van het Goddelijke zijn, dat de volmaakte uiting is van het deel der schepping, waartoe wij toch uiteindelijk behoren. Wij zullen echter verder grijpen. Vooral de esotericus wil niet blijven staan bij de lagere krachten. Hij zoekt het hogerop en dan komt hij tot het schermen met geheimen. Zo spreekt men b.v. over het zoeken naar de heilige naam Gods. Het zoeken naar die naam is het symbool van ons aller pelgrimstocht naar de waarheid. Want - zo zegt het verhaal - wanneer deze naam wordt medegedeeld aan een ander, verliest zij haar betekenis. Dat is begrijpelijk. Alleen in jezelf kun je vanuit jouw persoonlijk standpunt het Goddelijke benaderen. Een ieder gaat door bepaalde goddelijke aspecten tot de kern. Dit houdt tevens in, dat geen onzer er ooit in zal slagen het Goddelijke, het werkelijk Goddelijke, te benaderen vanuit álle aspecten, die er bestaan. Nu mag ik misschien een vergelijking gebruiken. Er is een lichtstraal, die in een geslepen edelsteen valt. De wijze, waarop hij in het ene facet binnentreedt, bepaalt met welke flonkering en kracht, met welke schoonheid en glans hij zal uittreden uit het volgende. Wij gaan tot het Goddelijke, het Onbekende, niet bewust. Het facet, waarop wij aangaan, kunnen wij erkennen. Maar de materie, waarin wij doordringen, het raadselachtige, dat wij binnentreden, dat kunnen wij nooit kennen. Maar dat is voor ons niet belangrijk. Want alleen door binnen te treden, ook onbewust, door dit bepaald facet zoals het uit het Goddelijke weerkaatst wordt. Kunt U dat aanvaarden? En dan volgt daaruit misschien wel het belangrijkste punt van alles. De wijze, waarop wij het Goddelijke benaderen d.m.v. de kleine machten en goden desnoods - bepaalt de wijze, waarop wij vanuit het Goddelijke werkzaam zullen zijn. Heeft iemand op deze conclusie iets aan te merken? Dan, vrienden, gaan we het vereenvoudigen. We gaan voor elven de zaak terugbrengen tot wat men noemt de essence. Want wat heb je aan al die theorieën in het leven, wanneer je ze niet in de praktijk kunt brengen. Wanneer wij zelf als wezen tot het Goddelijke kunnen binnengaan, is dat natuurlijk erg mooi. Maar ons hele leven zal - wie weet hoe lang nog in ons wordt ons wezen bepaald besef van tijd - daarheen moeten streven, maar we hebben iets in ons, dat niet onderhevig is aan deze vertraging. In de mens leeft iets, dat onmiddellijk in het Goddelijke kan binnen gaan. Wie weet wat? Niemand? Ja. Ik zou zeggen, er leeft iets, maar het is zo wisselvallig. Neen. Het is zo eenvoudig. Zó eenvoudig, dat U door de eenvoud de oplossing niet begrijpt. Het is onze gedachte. Men lacht er wel eens om, wanneer er gezegd wordt "Ik draag U op aan God", of zo iets. Men vindt dat dan eigenaardig. Maar stel U nu eens voor, dat ik in gedachten scherp omschrijf een vorm en dan zeg met volle intensiteit: "God, dat is van U." Waarin vormt zich de gedachte? In het totaal Goddelijke ook wanneer mijn bewustzijn die vorm tijdelijk bepalen kan. Hoe kan ik komen tot dit bewustzijn? Alweer krachtens de mogelijkheid, die mij door goden of het Goddelijke gegeven wordt. Die gedachte is niet meer een deel van mijn nauw omsloten persoonlijkheid op het ogenblik, dat ik ze van mij afstoot, haar zendende naar het Goddelijke. Kunt U dat begrijpen en aanvaarden? Denkt U dan aan wat ik U gezegd heb over de facetten. De gedachte, die ik oprecht tot het Goddelijke zend,- ik zeg expres niet een gebed - (een gebed blijft te vaag), maar de gedachte, het gedachtebeeld, dat ik aan het Goddelijke geef - ja, dat zal imperfect zijn, onvoltooid. Maar invallende in het Goddelijke wordt het veredeld en voltooid. En het keert terug, ook tot mij, want ik ben met de gedachte verwant. Maar niet dat alleen tot mij. Want het zal in zich dragen de verdeling, die ik zelf niet vinden kan, maar die voor mij de stimulans vormt tot een verbetering van mijn leven, zo ik haar aanvaard. Akkoord? Dan is er een tweede wijze, waarop ik deze eigenaardigheid - zou ik haast zeggen - van het Goddelijke kan gebruiken. Er komt een ogenblik, dat je in omstandigheden verkeert, die je zelf niet beheerst. Dat gebeurt maar al te vaak in een mensenleven. Nu kun je natuurlijk zelf trachten je daartegen te verzetten of je kunt ermee gaan worstelen, je kunt trachten het te vormen naar je eigen inzicht en begrip. Maar op die manier blijft het imperfect, onvoltooid. Een mens kan een onbeheerste toestand niet gaan beheersen. Dat is onmogelijk. Hij kan wel de DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

39

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke onbeheerste toestand volledig bewust overdragen aan het Goddelijke én zelve handelen naar de impulsen, die hij vanuit het Goddelijke tot zich voelt komen. Moet ik daar voorbeelden van geven of is het zo duidelijk? Graag. Voorbeeld een arts staat bij een ongeluk en beschikt niet over de hulpmiddelen, die nodig zijn om op verantwoorde wijze te verbinden en te verplegen. Dan moet hij improviseren. Nu kan hij niet improviseren, wanneer hij gelijktijdig moet nadenken over de gebrekkigheid, waarmede hij improviseert. Wanneer hij de toestand aanvaardt, zal hij instinctief het beste doen, wat op dat ogenblik voor hem mogelijk is. Wat meer is, zijn handelen zal volledig in overeenstemming zijn met zijn positie op dat ogenblik in die toestand. Op het ogenblik, dat hij het zelf wil doen, zal hij aarzelen, misgrepen maken misschien, bepaalde beslissingen niet aandurven, te laat beslissen e.d. In het geval dus, dat een nauwkeurig vaststellen van de toestand gevolgd,wordt door een aanvaarding van de toestand in de zin van deze in het Goddelijke a h.w. te plaatsen en te zeggen "Hier kan ik niet overzien, hier beslist God", betekent een voltooiing en de mogelijkheid tot handelen. Anders blijft ze onvolledig. Heb ik hiermee, die een voorbeeld wilden hebben, dit duidelijk gemaakt? Zo kunnen we dus ook onze handelingen doen vervolmaken door het Goddelijke. Maar dat mogen wij natuurlijk alleen doen, wanneer deze handelingen niet slechts uit onszelven voort komen. Wij kunnen ook zo doen met onze, verlangens en onze begeerten. Het is.onmogelijk voor onszelven te bepalen, hoe dit wel aanvaardbaar zou zijn en dat niet. Wanneer wij erover nadenken, obsedeert het ons, belemmert het ons in ons werkelijk leven en bestaan. Dus wij stellen ons zeer goed voor, wat we wensen, - ook wanneer we weten, dat het onmogelijk is - en wij geven deze wens met al zijn onmogelijkheden aan het Goddelijke. Wij denken er niet meer aan. Wij proberen het van ons af te zetten. Wij laten het aan God over. Dan zullen wij zien, dat ons verlangen wordt vervuld op een andere wijze, dan wij het ons voorstelden, maar toch zodanig, dat het voor ons aanvaardbaar en goed is. Zo kun je door gebruik te maken van deze eigenschap, dat al wat buiten je staat, deel is van het Goddelijke, door - je eigen verantwoording aanvaardende - de beslissing aan het Goddelijke over te laten, wanneer je niet zelf tot een redelijke beslissing kunt komen, uiteindelijk leren te handelen in overeenstemming en harmonie met al hetgeen rond je is, waarin het Goddelijke zich uit. Ik geloof, dat ook dit punt wei belangrijk is. Dan heb ik nog een laatste punt voor U. Dat is dit: Er komen ogenblikken in je leven, dat je anderen zoudt willen helpen b.v. en niet kunt. Ogenblikken, dat je iets zoudt willen doen, niet voor jezelf, maar omwille van een ander b.v., en dat ook niet kunt. Dat is natuurlijk zeer moeilijk. En dan moet je voor jezelf proberen een uitweg te vinden. Dat kun je dan doen, alweer door een beroep te doen op het Goddelijke, mits je onthoudt, dat er geen twee wegen zijn. Je kunt iets aan God overlaten af je kunt het zelf doen. Maar je kunt niet zeggen: God doet het, en dan zelf al vast beginnen, terwijl je eigenlijk niet weet, hoe je zoudt moeten beginnen. Men zegt dan wel eens "á la bonheur, we zullen het proberen." Neen. Wanneer wij voor een ander iets willen volbrengen, dan moeten wij hier werkelijk en volledig vertrouwen op de hoge kracht, die we dan niet eens nader willen omschrijven, het vreemde, het onkenbare. Uit deze kracht zullen wij datgene ontvangen, dat voor ons nodig is. En de anderen zullen ontvangen - misschien niet van onszelf of door ons, maar toch op het juiste ogenblik, zoals het goed is voor hun leven en ontwikkeling - datgene, wat wij zo graag zouden hebben willen geven. Kijk, vrienden, bij al deze punten zijn er natuurlijk gradaties in de vervullende persoonlijkheid. Wij kunnen niet zeggen, dat elke factor door een gelijke entiteit, een gelijke godheid, als U dat liever wilt, zal worden opgevangen en vervuld. Maar waarom zouden wij ons daar over bekommeren? Boven al deze persoonlijkheden, deze scheppende krachten, deze godheden van mens en geest staat het Grote Onbekende. Datgene, wat wij niet willen of kunnen zien als een persoonlijkheid in onze zin, maar waaraan wij toch elke eigenschap, die wij als persoonlijkheid kennen, in volmaakte mate wel moeten toekennen. Dat grote moge dan voor ons bepalen. Wij gaan de weg, die voor ons de beste is. Elk zijn eigen weg. Elk op zijn eigen wijze. Ieder zoekende naar een mogelijkheid om geestelijk zo goed mogelijk te leven, om - zo je in de stof 40

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke verkeert - ook stoffelijk datgene, wat je als noodzakelijk, als belangrijk, als gewichtig voelt, te volbrengen. Geef het over aan het Hoog-Goddelijke, wanneer je zelf niet verder kunt. Wanneer je voor jezelf zegt "Nu wordt het mij te veel", of "Dit gaat buiten mijn bereik of vermogen" of "Ja, hoe moet ik nu verder denken" De waarheid is, dat welke god ons leven ook helpt vormen, welke kleine god, die Grote Onbekende Macht voor ons steeds de vervulling betekent, ook in Zijn persoonlijkheid, als deze of gene god. En voor ons een verrijking betekent, die én voor ons waar verlangen, voor ons waar bewustzijn en ons werkelijk leven het beste betekent. Ik hoop, dat ik U daarmede iets heb voorgelegd, wat U misschien niet passend vindt in deze kring. Maar het lijkt mij een onderwerp, dat een bespreking waard was en enigszins in de lijn lag met hetgeen tot nog toe voor U behandeld werd. Hebt U commentaar? Bedoelt U met Uw laatste twee betoogjes een strijdbare aanvaarding? Neen. Dat is het nu juist. Ik geloof. Een aanvaarding toch in ieder geval. Ik geloof een aanvaarding óf een strijdbaarheid. Maar niet in beide tegelijk. Een strijdbaar aanvaarden wil zeggen nemen, n u ja, omdat je niet anders kunt. Mij dunkt, dat een aanvaarding van harte moet zijn, hoe moeilijk het je ook valt. Zeggen "Dit is voor mij niet meer op te lossen, of niet te dragen" of " dit kan ik persoonlijk niet meer veranderen. God, ik geef het in Uw hand." Dan ben je niet strijdbaar meer op dat terrein. En dat wil dus zeggen, dat je in de aanvaarding krachten gewint en daar, waar je eigen vermogen tot verwerkelijking en verandering wel op de voorgrond komt, vrij bent om je krachten volledig in te zetten. Het is dus a.h.w. een methode, die ik getracht heb naar voren te brengen, om juist datgene, wat je als mens of geest zelf niet kunt overzien, niet meer aankunt of niet kunt verwerkelijken, te geven aan het Goddelijke en zo voor jezelf voortdurend te streven naar hetgeen wel bereikbaar of te verwerkelijken is of lijkt. Dat is de zin van mijn betoog. Geen commentaar, vrienden? Wilt U dan gaan pauzeren op het -ogenblik of wilt U nog iets bespreken? Ik sta volledig tot Uw dienst. Dan pauzeren we vrienden. Mag ik U danken voor Uw welwillende aandacht? Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Aan mij de zware taak om op waardige en esoterische. wijze U deze avond bezig te houden. Nu had ik gedacht, wanneer U nu eerst eens begint met vragen of onderwerpen te stellen, dan kon ik misschien een klein beetje.makkelijker in de juiste richting.. Geen wegwijzers?, Dan zal ik naar de ANWB moeten gaan. Weet U waarom die ANWB? Al doen z,e nog zo bureaucratisch, zij zijn proletariërs, want het is een bond van wiel rijders. En wat is een fietser anders dan een uit de kluiten gewassen loopjongen? Maar goed. Ik hoor dus niets van U en nu moet ik zelf maar gaan kiezen. En als ik dan mijn reputatie gestand wil doen, moet ik iets kiezen, wat jullie niet van me verwachten....... Kleuren en muziek Akkoord? Ik ben blij met de bijval, die, ik onderdien al gekregen heb met het onderwerp. Nu hoop ik ook, dat ik de bijval verder verdien. In de eerste plaats weten allemaal, dat kleuren en muziek door veel mensen met elkaar geassocieerd worden. Verder weten we, dat kleuren en ook bepaalde soorten muziek invloed kunnen hebben op de gemoedsgesteldheid. Dan hebben we hier een punt om vanuit te gaan en dan begin ik maar eens met het volgende zo te zeggen. Het menselijk wezen is vatbaar voor gehele reeksen trillingen van verschillende grootte. Maar gezien het feit, dat het menselijk interpretatievermogen onvolkomen is, zullen trillingen die in feite ver van elkaar af liggen, toch dezelfde indruk wekken bij de mens en dezelfde gemoedsgesteldheid eveneens kunnen verwekken. Waaraan ligt dit? In de eerste plaats kunnen wij natuurlijk spreken over gewoonteassociaties, die op sentimentele basis berusten. U weet wel, dat is dat bekende mopje van die moderne jazzliefhebber, die de vuilnisman over de straat hoorde gaan en onmiddellijk zei tot zijn meisje DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

41

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke "Hoor je liefste, ze rammelen ons nummer." Dat is sentimenteel. Dat is opa, die zit te deunen bij een wijsje, waarop hij eens met opoe heeft gewalst. Hier kunnen we niet spreken van een werkelijke betekenis van de muziek, maar alleen van een associatieve. Maar vreemd genoeg kan het voorkomen, dat én voor opa en voor de jazzliefhebber op een gegeven ogenblik een volkomen onbekende melodie, ontstaat en dat zij allebei ongeveer dezelfde gevoelsreactie hebben. En nu wordt het lastiger. In het eerste begin hadden wij een aanloopje, een associatie. Die is hier niet aanwezig. Wij kunnen zelfs stellen, dat deze muziek nog nooit is uitgevoerd. Dat deze reeksen van tonen en tooncombinaties in deze volgorde nog nooit zijn gehoord. En toch krijg ik nog steeds bij opa en de jazzliefhebber één reactie, één gevoel. Dan moeten we de geaardheid van de muziek ontleden. Het blijkt, dat opeenvolgende reeksen van tonen in staat zijn in het menselijk lichaam toestanden te veranderen in overeenstemming met b.v. zijn interne werkingen van het zenuwstelsel. Hieruit volgen dan reacties, die als gemoedstoestand betekenend kunnen worden. Tot nu toe geen mens in strijd met mijn verklaringen? Wanneer iemand iets wil zeggen, dan zegt hij het maar, dan merk ik het wel. We gaan verder. Nu heb ik zo’n beetje mijn aanloopje genomen. De mens is dus voor trillingen gevoelig en die kunnen in hem bepaalde toestanden opwekken. Dat weten we. Nu gaan we kijken naar de kleuren. Klaarblijkelijk wordt door de kleuren een ander gedeelte van de mens beïnvloed dan door gehoor. De visuele en de auditieve indruk verschillen vaak in de wijze, waarop zij werken. En nu is het eigenaardige, dat de auditieve indruk - ofschoon voor het bewustzijn een veel kleiner percentage uitmakend - een intenser en meer gevormde gemoedsindruk geeft (emotie, als U wilt), dan de visuele. En toch is - bij normale mensen althans - het visuele het belangrijkste. Bij het visuele, de kleur, ontstaat een vage associatie. Een zeer vage. Men voelt zich prettig, koud, warm enz. maar men weet meestal niet eens waar het aan te wijten is. Met het geluid is het anders. En daarom zou ik aan mijn beschouwing nog de volgende definitie willen vastknopen. Beïnvloedbaar door vele trillingen van verschillende geaardheid zal de eigen gevoeligheid van de mens bepalend zijn voor de trillingen, die de grootste werking hebben binnen zijn wezen. In de praktijk zal meestal blijken, dat de trillingen met de laagste frequenties de sterkste invloed hebben op het menselijk gestel en lichaam. Dat hogere trillingen niet meer lichamelijk worden ervaren, niet meer worden waargenomen, maar daarentegen sterker geestelijke impressies geven. De realisatie van deze waarden geschiedt echter gelijkelijk binnen de mens en wel associërend met de hem bekende waarden in kleuren en klanken, die veelal samengaan in één gehele vorm. Akkoord? Die muziek, waar ik het daareven over had, die volledig nieuwe muziek, die droeg in zich 3 verschillende waarden, zoals alle muziek in zich draagt. In de eerste plaats de melodie, d.w.z. de muzikale gedachte. In de tweede plaats ritme, d.w.z. de achtergrond, waartegen de melodie wordt getekend. En in de derde plaats een contramelodie. In zeer simpele muziek kan die wegblijven, maar veelal - vooral wanneer we polyfoon zijn - vinden we toch een contramelodie altijd weer uitgedrukt, zij het als een tweede stem of iets dergelijks. Wat zijn de waarden van deze drie? De melodie komt, eigenaardig genoeg, wanneer we kleuren gaan zien, overeen met beweging dus we kunnen zeggen dat de melodie de gedachten voert en leidt. De trillingen van de melodie zijn dus bepalend voor de wijze, waarop onze gedachten zullen gaan, de opeenvolging van gedachten. Het ritme, scanderend, beïnvloedt eigenaardig genoeg vooral de hoofdtonen van kleuren. De kleuren van de melodie worden door het ritme sterk bepaald, wanneer we dat zien. Ik zou dus willen zeggen, dat het ritme, of zo U wilt, de maat, bepalend is voor de eigenschap van de muziek. Niet de melodie maar het ritme bepaalt de eigenschappen. De contramelodie werkt met contrasten, waar zij in zich draagt de bewegingswaarden van de melodie, maar gelijktijdig, (waar ze contra puncteert en dus de absolute tegenstelling in een tijdelijke disharmonie zich tot harmonie oplossend voortdurend weer stelt) gelijktijdig een kleurschakering.

42

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Resultaat Wanneer de melodie al het landschap kan tekenen b.v. of een schilderij, dan zal de kleurzetting daarvan bepaald worden door het ritme. Maar de schaduwwerking en de hoogtepunten, de lichtpunten, die er in zitten, worden bepaald door het contrapunt, de tegenmelodie. Tot zover aanvaardbaar? De aanvulling van de (rest onverstaanbaar) Neen. Als ik zeg aanvulling, dan neem ik aan, dat iets wat dus reeds volledig aanwezig is nader wordt gedefinieerd. Maar dat is eigenlijk niet waar want het eigenaardige is, dat de tegenmelodie, in het totaal melodische werk bepaalt, hoe de waardering van de totale melodie zijn. Dus de tegenmelodie brengt juist door zijn contrasten de werking van de melodie pas tot volle kracht. Vergelijking tussen een schets en een voltooid schilderstuk. U kunt natuurlijk zeggen "De verf is een aanvulling van de schets." Dan hebt U in zekere zin gelijk. Maar ik voor mij zeg "Het is pas een schilderij, wanneer de verf erop zit." Daarom zou ik willen zeggen aanvulling vind ik hier niet helemaal zuiver. Dan ligt het hier aan het gekozen woord. Ik weet, wat U zeggen wilt. En toch, kijk nu b.v. eens naar Rembrandt van Rijn. (Rembrandt is wel een Hollander, maar het blijkt, dat hij van Duitse bloede is en nu blijkt achteraf, dat hij oorspronkelijk uit Rusland stamt. Al van gehoord? Ik weet niet of het waar is, hoor. Zijn schilderijen op zichzelf zijn weinig zeggend. Bekijk nu de schilderijen eens en neem de lichtschaduw-werkingen eruit. Wat blijft er dan over? En dat is bij een melodie nu precies eender. Haal de juist gekozen tegenmelodie, de tegenzetting van akkoorden, die soms de melodie onderbreken, soms ondersteunen, weg. Wat krijgen we dan? Een vlak geheel. Er zit geen leven in. Dus kunnen ze niet buiten elkaar? Neen. Dus wanneer we een stemmig iets krijgen, dan is de enige mogelijkheid om dit op te vangen door ritme. Vandaar dat je ook die eenstemmige muziek krijgt met het Gregoriaans, b.v., je hebt het met de z. g. Griekse orgelzangen, je hebt het met het Arabische fluitspel .b v je vangt met het gebrek aan tegenmelodie op door een zeer eigenaardig contrastrijk ritme. Is dit U wel eens opgevallen? Dan heb je van die heel eigenaardige intervallen. Dus ik geloof, dat we het toch wel met elkaar eens zijn, dat er drie delen zijn, die beïnvloedend zijn. En deze drie gezamenlijk vormen voor de muziek het beeldend vermogen. Akkoord? Nu moet ik naar de kleur toe. Want wanneer ik een kleur zie, ja zeker ik zie een kleur. Maar waardoor krijgt een kleur zijn betekenis? Door zijn contrastwerking. Dus ook in kleur bestaat a.h.w. een tegenmelodie, het tegenpatroon waardoor harmonie en disharmonie wordt bepaald. Harmonie of dis-harmonie met de omgeving bepaalt tevens de waarde, die de kleur emotioneel voor de mens heeft. We gaan nog iets verder. Dan ga ik mezelf verder afvragen: “Wat is nu het meest bepaalde van deze twee" Dat is de wijze waarop de kleur voorkomt. En nu blijkt eigenaardig genoeg, dat de contrastkleuren op zichzelf erg mooi zijn, maar dat zij pas aan betekenis gewinnen voor het menselijk oog, wanneer zij in niet te grote vlakken voorkomen. Dus een beperking. Ik zou zeggen: Ze moeten temidden van andere kleuren, die de omgeving ervoor vormen, met een zeker ritme, een zekere regelmaat - U moet het niet zien als een tabloon hoor, vast hier een stippeltje en daar een stippeltje - maar toch met een zekere regelmaat aanwezig zijn. De kleur, die betekenis krijgt, is door de andere kleur heen geweven op een zodanige manier, dat ze regelmatig weer onze aandacht trekt (haar ritme), dat ze door haar eigen vorming ons beïnvloedt, dus onze gedachte leidt, of onze stemming (dat is bij een kleur juister), terwijl ze gelijktijdig door haar omgeving en haar contrasten in voortdurende wisseling van waarden zichzelf volledig in alle mogelijkheden uit en openbaart. Ook acceptabel? Nu zitten we hier in een esoterische kring en nu is het misschien moeilijk om van deze onderwerpen uit zo met één sprong esoterisch te worden. Maar goed. Wanneer kleuren emoties wekken, wanneer muziek emoties wekt, wat dien ik dan te doen om een juist gebruik te maken van deze kwaliteiten van muziek en kleur? Ik moet aan mijn behoeften aanpassen wat ik kleur en melodie beleven kan. Dus magisch gesproken gebruik ik elke trilling in mijn omgeving om bepaalde eigenschappen in mijn wezen, die ik op de voorgrond wens te zien treden, zonder directe- en onmiddellijke wilsactie mijnerzijds desnoods, te bevorderen en op te DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

43

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke bouwen. Als het daarbij zou blijven, zouden we nog niet zo ver zijn. Maar ik ga verder. Want ik heb gesteld, dat muziek bepaalde delen van het menselijk zenuwstelsel beïnvloedt. Dan zeg ik op mijn beurt daar bovenop "Ik heb hier dus een middel om het menselijk lichaam te beïnvloeden. En als ik het menselijk lichaam kan beïnvloeden, zoals ik dat geestelijk wenselijk acht, dan kan ik door middel van muziek harmonie tussen stof en geest tot stand brengen en stof- en geest tot een gezamenlijk leven leiden, dat voor beiden gelijktijdig goed en volledig is, (Ik lijk C & A wel.) Toch is het waar. Maar ik heb daaraan alleen toch niet genoeg. Ik heb ook nog kleur nodig. En nu moet ik gaan nadenken "wat is kleur". Kleur is een deel van levend. licht. Akkoord? Dan ga ik dus zeggen dat ik niet alleen mijn kleuren maar ook het licht en de belichting in mijn omgeving moet kiezen op een wijze, die voor mij een bepaalde gemoedstoestand bevordert. Wil ik daarvan gebruik maken, dan zal ik b.v. een meditatieruimte in een kleurschakering brengen, die enigszins zonnig en blijmoedig is en toch aangenaam en niet te onrustig. Ik denk hier b.v. aan een citroengeel met lavendel en grijs. Deze combinatie is zonnig. Zij schept een zekere rust, een zekere vrede, terwijl ze aan de andere kant toch voldoende energie suggereert om mij er toe te brengen met volle intensiteit, met heel mijn wezen, te streven. Wil ik daarentegen van mijn meditatie, die actief is, overgaan tot een contemplatie, dan moet ik andere kleuren kiezen. Wat zal ik dan nemen? Bij voorkeur gedekte grijzen, tinten blauw en misschien zo hier en daar een klein beetje groen. In deze tinten kom ik n.l. in een bezinnende, in een beetje laten we zeggen - nadenkende stemming. Het geeft mij rust. . Nu ga ik mijn melodie kiezen. Wanneer ik voor, mijn meditatie energie nodig heb, dan kan ik niet al te bezinnend zijn. Ik moet niet beginnen b.v. meteen fuga van Bach. Maar ik kan wel nemen een redelijke contra-wals b.v. van Strauss. Of als ik wat deftiger wordt misschien van Chopin. En wil ik werkelijk al komen in de zuiver bezinnende stijl, dan kan ik werken gebruiken als de Unvollendete van Schubert en waarschijnlijk wat van meer modernen, die ik niet allemaal beheers. Wil ik daarentegen tot mijn contemplatie overgaan, dan is mijn beschouwing iets, waarin een regelmaat nodig is. Hier heb ik een muziekstuk nodig, dat ik de eerste plaats niet romantiseert, niet dramatiserend is, dus niet actief, maar haast meetkundig. De reeks van klanken, die ik in die omgeving tot mij laat komen, moet in overeenstemming zijn met mijn omgeving en stemming. In het lichtste genre kan ik hier kiezen een of andere nocturne. Wil ik echter komen tot absolute, diepe contemplatie, dan wordt het hier tijd om te denken aan orgelspel en hier komt wel degelijk Bach - ook Friedman Bach zelfs in aanmerking. Ik bouw mijzelf dan een andere wereld op door het totaal van de buiten mij heersende omstandigheden te veranderen. Het is heel eigenaardig. De kleurassociaties zijn over de hele wereld niet gelijk. Denkt U b.v. aan het verschil van het rood. Gevaar in. het Westen, vreugde in het Oosten. Zo kan ik er nog wel een paar noemen. Maar wat is nu de hoofdzaak, waar dit alles om draait? Om de harmonie, die ik tussen stof en geest teweeg kan brengen. Ik gebruik dus een combinatie van licht kleur en muziek als weergave van een bepaalde beleving en gemoedstoestand of een bepaalde belevingsdrang. Dat is niet voor niets. Want als ik nu de zaak eens ga omdraaien. Wanneer ik een geestelijke beleving heb, een geestelijke belevingsdrang, zou deze dan in mij niet de illusie kunnen wekken - ik zeg het heel erg voorzichtig - van een combinatie van kleuren en muziek? Dat is het omgekeerde. Nu neem ik direct aan, dat er helderzienden zijn en helderhorenden, die mij gelijk geven en anderen, die zeggen: “Hij klinkt het een beetje dwaas." Ja, wat meer is, op den duur kunnen wij gaan associëren. En dan kunnen wij belevenissen uit onze eigen wereld - onbewust of bewust - interpreteren in klank en kleur. Een voorbeeld: U spreekt over een gouden kindje. Waarom? Het zonnige. Het kostbare eigenlijk en het begeerlijke. Maar het geeft de indruk van goud. Zo spreken wij ook wel van een blauwe monnik. Nu bestaan er geen blauwe monniken of ze moeten toevallig in de blauwe verf gevallen zijn. Toch heb ik die uitdrukking wel eens gehoord. Waarom? De bezinning, die van die monnik uitging suggereerde avondlicht en maanlicht stelde iets van een andere wereld. Daarom, die monnik is "blauw". Men zegt ook wel eens "Hé, daar komt iemand binnen, 44

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke die gooit een zwarte mantel over het gezelschap." Waarom zwart? Negatief. Het negatieve wordt aangevoeld en uitgedrukt in een kleurbeleving. Maar hoe speelt men ook vaak eigenlijk niet in zijn realisaties van toestanden en ding en met klankbegrippen? Een stem als een murmelend beekje. Die voetjes trippelen als een galop. Dan denk je aan een muziekritme. Kijk die man daar gaan het lijkt wel een treurmars. Allemaal begrippen, gebouwd. Men zegt ook wel eens "Hé, als, je dat nu hoort, het is net een cello! Dan bedoelen ze niet dat hoor ik, dan zien ze iemand. Maar ze. moeten het uitdrukken, ze moeten het een beeld geven. En nu ga ik daar een heel stoutmoedige, conclusie aan verbinden. Tenminste wanneer jullie het zover met mij eens bent. Geen tegensprekers?……………… Nou, ben ik gelukkig vanavond…………. Kijk eens, wanneer blijkt, dat kleur en muziek zo volledig uitdrukking kunnen geven aan alle menselijk beleven en gewaarworden, wanneer omgekeerd blijkt, dat de mens zijn ervaringen zo vaak in klank en kleur verwante begrippen omzet, zou het misschien verstandig zijn om te spreken over de eigenlijke innerlijke taal van de mens als een combinatie van kleuren en klanken? En wanneer ik dat stel, dan betoon ik daarmee werkelijk eer aan die mens. Want wat weten wij? Nadat de vormwereld, ook in de geestelijke sferen - een waantoestand dus - voorbijgaat, kom je in een wereld, die wij noemen de wereld van klank en kleur. Die precies dezelfde taal spreekt, die de mens reeds in zijn gewoon stoffelijk leven onbewust schijnt aan te voelen. Dan is het volgende stukje hoopgevend, want …………. wanneer wij, - hetzij stamelend - de taal reeds verstaan van de vrije geest, dan moeten we toch niet ver van die geest af zijn. Een mens, die dat verstaat, kan nog niet volwassen zijn in die wereld. Dat is logisch. Maar alleen zijn beleven van muziek, zijn gevoel voor kleuren, meer voor kleuren dan voor vorm, bewijst dat hij eigenlijk al thuis begint te horen in een wereld, waarin de waan van vormen voorbij is. Mag ik het dan misschien een laatste keer nog eens anders uitdrukken en zeggen: "De wijze, waarop de mensheid klank en kleur beseft, is een vage herinnering uit het vaderland, vanwaar zij stamt.” Ik zou zeggen voor mijn doen heb ik het er aardig afgebracht. Heeft men hierover iets te vragen? U heeft het gehad over harmonie van geest en stof. Over harmonie in kleur en klank. En nu word ik persoonlijk voor mijzelf. Ik weet, dat er een vijftonig stelsel is en dat de Chinese muziek uit een vijftonig stelsel is opgebouwd. Ik weet, dat de klassieken opgebouwd zijn uit een achttonig stelsel en ik weet ook, dat er op het ogenblik een twaalftonig stelsel aan het ontwikkelen is in de moderne muziek. Nu kan ik mij voorstellen – en dat kan natuurlijk aan mij liggen, en daarom zeg ik ik word persoonlijk - dat ik alleen een achttonig stelsel waardeer. Zolang ik dit achttonig stelsel alleen maar kan waarderen, kan ik mijn geest alleen maar met dit achttonig stelsel in harmonie brengen. Dat is logisch maar……………. Ik span mij in om het twaalftonig stelsel te leren begrijpen, maar dat lukt mij niet. Moet ik dat nu forceren? Dat is nu juist de fout. Je moet die dingen niet begrijpen. Je moet ze aanvoelen. Dus het twaalftonig stelsel kan ik niet aanvoelen en het vijftonig ook niet. Is dat nu een fout van mijzelf? Is dat een persoonlijk iets Nu zal ik het misschien heel gek zeggen. Elke taal ontwikkelt zich. Ook de geestelijke taal. Wanneer wij gaan kijken naar de Chinees, waar U het over had, dan vinden wij dat niet alleen zijn muziek maar zelfs zijn taal praktisch in een vijftonig stelsel is uitgedrukt, Denk maar eens aan hun indicaties met stembuiging waardoor nu zó anders is dan hu en hu enz.enz.(ja, ik kan het niet zo goed.) Maar hier blijkt dus de simpele, zeer simpele vocabulaire van - laten we zeggen - een simpel volk. Naarmate de behoefte tot uitdrukking groter wordt, krijgen we ook een uitgebreider toonstelsel. Want U spreekt over de moderne, over dodecatonaal, maar weet U wel b.v. in Brits-Indie een systeem bestaat, waarin 36 tonen worden aangenomen binnen één octaaf? Dat is geen octaaf meer, natuurlijk, maar dus van do tot do. Zeer ingewikkeld dus. En nu blijkt, dat het achttonig stelsel in feite ook niet meer achttonig is. Het achttonig stelsel maakt ook nog weer gebruik van halftonen. Dus in feite al 16 tonen. Hieruit blijkt dat de uitdrukkingsrijkdom van Uw achttonig muzikaal stelsel al veel groter is dan het vijftonige. Het DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

45

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke dodecatonale voegt ongeveer een derde tot de helft aan uitdrukkingsrijkdom en vermogen toe. Maar U kunt dat nog niet verstaan, zegt U. Dat is logisch. Want het zijn nieuwe muzikale woorden, die gevormd worden. En ik weet wel uit mijn eigen leven, hoe het gaat, als je als eenvoudig mens met vreemde woorden wordt geconfronteerd, dan klinkt het in je oor, alsof ze staan te vloeken, terwijl ze in werkelijkheid misschien heel mooie en hoge dingen zeggen. Dan moet je eerst leren die woorden te begrijpen, dan ze te gebruiken en dan kun je pas gaan zeggen ik kan iemand begrijpen die daarmede praat. Zo gaat het met de muziek ook. Maar muziek is voor U Uw taal niet. Zij kan voor U een tweede worden, maar het is de vraag of ze het. (ja, ik had het over misverstaan, nietwaar?) Ik weet dat eens een keer in het ooi was met een hele partij zeep, enz. en toen sprak iemand over mijn taaltje Hij zei "wat heeft deze man een eigenaardig idioom." Toen ben ik boos weggegaan, want ik dacht, dat hij mij idioot noemde). Een dergelijk misverstand kan bij U voorkomen,wanneer U de schijnbare wanklanken van een moderne componist hoort. Verder mag men ook niet vergeten, dat een oude taal reeds spreekt in afgeronde verzen, ofwel, dat de oudere muziek in zijn achttonig stelsel tot een veel harmonischer uitdrukkingen meer gestileerde versvoet a.h.w. is gekomen (als ik het mag vergelijken zo), dan het nieuwe stelsel met zijn nieuwe woorden en zijn nieuwe regels. Maar ook dat zal zich op den duur ontwikkelen En nu gaat het er alleen maar om: Heeft het als mens zin om jezelf geweld aan te doen om dit nieuwe stelsel te begrijpen. Ik zou zeggen kennis ervan nemen moet je wel. Maar of je je er verder mee moet kwellen, ik zou zeggen van niet. Want uiteindelijk gebruikt de mens één kleuren én klanken als een soort herinnering aan zijn vaderland, waardoor hij tijdelijk wat vrijer komt van de stof en iets sterker aanvoelt, van wat er in de werelden, die hem door zijn stoffelijk wezen nog onthouden zijn, zich afspeelt. En nu lijkt mij dat laatste in de muziek belangrijker dan het begrip ervoor. Je moet muziek kunnen doorvoelen, aanvoelen, kunnen doorleven en datzelfde geldt voor kleuren en kleurschakeringen. Is dit zo beantwoord? We zouden daaraan toch een stoute conclusie kunnen vastknopen en zeggen, dat harmonie maar een zeer relatief begrip is. Want de Chinees heeft zich volkomen in harmonie bevonden en in de harmonie geleefd met zijn vijftonig stelsel. En de componist en de mensen, die geleefd hebben in de jaren 1700 hebben volkomen in harmonie geleefd met het achttonig stelsel of zoals U zegt eigenlijk met het 16-tonig stelsel. En de tegenwoordige modernen kunnen harmonische klanken maken in een twaalftonig stelsel. Dat is allemaal harmonie. Maar allemaal harmonie met verschillende gradatie, als ik het zo mag noemen. De harmonie in de klank is niet relatief. Maar de harmonie van de klank met de mens, dus de weerklank van de klank in de mens, dat is relatief. Want dat is afhankelijk van veranderlijke waarden van de mens tegenover de betrekkelijk vaststaande waarden van de klank, waarbij de combinatie van klanken en hun harmonisch effect op de mens dus relatief zijn, terwijl de eigenlijke betekenis en invloed van elke klanktrilling op zichzelf praktisch als objectief kan worden gezien. Mag ik misschien iets heel mals vragen? Er wordt zoveel geschreven en gesproken over die Rock and Roll. Dan moet dat toch een.zeker ritme zijn, wat in zodanige combinatie met de tonen…. Neen. Nu zoudt U mij haast dwingen om. muziekhistoricus te worden. Laat ik het proberen, al kan ik het niet al te goed. De eerste Rock and Roll-melodieën werden uitgebracht rond 1916. De eerste hoogtepunten,. opnamen op platen e.d. vinden we eerst in de jaren 1926, later in de jaren 1934/35. Toen was er ook Rock and Roll. En dit Rock and Roll-ritme is praktisch niet veranderd, noch de wijze, waarop de melodie werd gebracht Het enige, dat er bij de melodie is gekomen is de clownerie. M.a.w. niet de muziek zelf maar het spectaculair exces, dat ermee gepaard gaat, is aansprakelijk voor wat U noemt de Rock and Roll drive. Dit rocken en rollen. (Gek, zoiets brengt altijd associaties. Ik denk in zo’n geval aan een stelletje rokken, die óver de partners heen rollen in de meest acrobatische pogingen om ook nog te dansen). In dit geval kan de Rock and Roll als melodie en als dansmelodie een dansmode zijn. Dus niet betekenend verder. Als ritme kan het betekenen een zeker opzwepen tot activiteit. Het ritme kan dus passen bij de tijden de behoefte daarvan. Maar de excessen van Rock and Roll, weet U waar die uit voortkomen? Uit de behoefte om een aanleiding te hebben, waardoor je kunt zeggen, dat je behoefte om iets te doen een aanleiding had. Ben ik duidelijk? 46

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Ik heb het onwillekeurig vergeleken met het ritme, wat b.v. de Atjehers" speciaal maken met hun dansen met het steeds vlugger wordend ritme, dat ook een zekere opzweping veroorzaakt. Maar dat is bij Rock and Roll toch niet het geval,.hoor. Neen. Dat is juist bij Rock and Roll niet het geval. Het is een volkomen statisch ritme. Ja, maar het is een ritme. Ja, een sterk gescandeerd ritme, maar volkomen gelijkblijvend. Ik dacht, dat er een zekere mate van massapsychose bij kwam. De een de ander aanstekende, dat niet zo verschrikkelijk in het ritme zit. Het zit ook niet in het ritme. Kijkt U eens, als je een wedstrijd hebt tussen Ajax en Blauwwit, (ik weet niet of ze nog bestaan) (tegenwoordig zullen het wel N.V. s zijn geworden op zo iets), als daar één idioot op de tribune zit en die begint "Hup Holland" te roepen, dan wed ik met U, dat niet alleen een hoop mensen "Hup Holland" gaan roepen, maar dat bovendien het enthousiasme bij, zo’n wedstrijd zal gaan stijgen tot een peil, dat bedenkelijk dichtbij komt bij het internationale enthousiasme, bij een interlandwedstrijd. Dus massapsychose. Inderdaad. Maar wat is daarvan nu de oorzaak? Bij die wedstrijd kunnen we zeggen, dat de aanleiding tot het uitbreken van de psychose die vent was, die "Hup Holland" ging roepen. Maar dan moet er in die anderen toch al iets geleefd hebben, waardoor zij die gelegenheid graag gingen aangrijpen om ook de banden maar eens even los te gooien en eens gek te doen. En daardoor zichzelf op te zwepen en anderen. Wanneer ik dat nu met Rock and Roll ga vergelijken, dan kan ik dat het best zo zeggen "Bij de muziek is er iemand, die er aardigheid in heeft zich aan te stellen. Het begint eigenlijk haast per ongeluk. Laten we zeggen: een bassist, die struikelt een klein beetje, maakt een rare zwaai met zijn bas, mist zijn ritme niet en speelt door. Dan wordt er één in de zaal enthousiast, die gaat mee staan deinen, die zegt "Dat is wat. .Dan denkt zo’n musicus "Nou, dat is niet zo gek." En die zegt "Hé, klarinettist, probeer jij die fluit eens in te slikken. Saxofonist, probeer jij eens of je op je handen ook nog een partijtje kunt spelen." Dus die maken daar een circus en acrobatie van. Nu vindt die jongeman of jongedame in het auditorium dat schitterend. Maar hij (of zij) heeft geen behoefte om een ander iets te zien doen. Dus laten we het nu heel simpel stellen de jeugd van tegenwoordig voelt zich te sterk gebonden. Ze heeft geen mogelijkheden. Ze kan niets doen, ze ziet geen uitweg in meerdere of mindere mate. En nu komt er zo’n exces en daar wordt de gelegenheid gegeven je gevoelens nu werkelijk eens te uiten. Als er dan zo’n stel van die scholieren aan Rock and Roll gaan en ze zijn aan het beuken op alles, wat ze bereiken kunnen met een bepaald ritme, dan zou je dus kunnen zeggen, dat ze symbolisch beuken op hun ouders, hun bazen, hun onderwijzers, kortom op alles wat hun misnoegen heeft gewekt. En dan kunnen we nog verder gaan. Al hun absurde bewegingen en kreten zijn een protest tegen het feit, dat ze anders netjes moeten zijn, dus tegen wat ze voelen als een gedwongen worden in een bepaald keurslijf. Dan wordt ons de gehele psychose duidelijk. Het is een verzet tegen dingen, die misschien niet eens bewust als onaanvaardbaar worden ervaren, maar die desalniettemin in de mens leven als een groot probleem. De uitwerking, of dat nu Rock and Roll is, of de charleston of iets anders, is dus uiteindelijk trachten bepaalde inhibities van de persoonlijkheid af te reageren zonder daartoe een werkelijke gelegenheid te krijgen. Want het is een roes, een vlucht, die een terugkeren noodzakelijk maakt. En dit betekent, dat de herhaling van deze tijdelijke ongebondenheid of bevrijding, zo U dat zeggen wilt, begeerlijk is en men dus zal trachten dergelijke excessen meer en meer uit te lokken. We hebben onze kinderen zoveel mogelijk beheersing geleerd? Tenminste getracht. Getracht. Weet U, mag ik een voorbeeld gebruiken? De Duitsers hebben geprobeerd de Hollanders ook beheersing te leren Wat was het resultaat? M.a.w. de discipline van veel ouders bestaat uit een gecombineerd systeem van bedreiging, afpersing en omkoping. Zeg, maar eens, dat het niet waar is. En dit systeem betekent dus, dat het eigen ik van vele kinderen eigenlijk verdragen wordt door de opvattingen van de ouders, waartegen dat ik zich alleen dán verzet wanneer het meent daartoe gelegenheid te hebben. Vandaar dat het jongetje, zo netjes

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

47

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke is op school en thuis, op straat de grootste belhamel is, die belletje trekt of wat ze tegenwoordig voor interessanter spelletjes hebben. En doen ze dat allemaal?. De aanwezigen uitgezonderd natuurlijk. Altijd, altijd. Kijk eens, het klinkt misschien gek. ( Ik heb het vergeten hoor.) Maar ze hebben ons geleerd. Je moet beleefd blijven. En daarom mag je, wel zeggen "Op een enkele na zitten er hier allemaal idioten." Maar je mag nooit zeggen "Het zijn allemaal idioten," ook al denk je dat. Want zeg je "op een enkele na, dan denkt iedereen altijd "Ja, als ik de rest zo bekijk, heeft hij gelijk." (Mag ik even constateren, dat dit een voorbeeld is?) Maar misschien bij een latere bijeenkomst, U weet wel die schoen o (waar hij wringt, trek je hem aan, of zo iets.) Ja, maar iedereen doet het toch volgens zijn persoonlijkheid. Je kunt dat toch niet allemaal overgieten in iets anders. Je bestaat nu eenmaal. Ik zeg ook niet dat je het moet veranderen. Dat zullen de mensen ook niet doen, tenzij zij het zelf inzien. En wanneer ze het inzien, veranderen ze het nog niet. Want het is zó zo gemakkelijk. Het is gemakkelijker te zeggen "Jochie, je krijgt. Ze zeggen "Koop maar wat", dan zijn ze er van af. Hoor eens "Ga jij maar naar de bioscoop, dan zitten wij tenminste eens een keertje rustig." "En als je nu niet gauw gaat, dan zal ik je slaan" Die jongen heeft eigenlijk niets gedaan, hoor. Hij doet normaal. Maar ja, het is zo lastig, wanneer hij daar zo rond loopt en nu moet hij dat maar doen. Rechtvaardig? Ho,maar. Maar ja, wat moet zo’n kind anders doen? Hij kan een grote mond opzetten,en dan krijgt hij de klappen, waar nu mee wordt gedreigd. Het kan ook dociel doen, wat het doen moet, En wanneer het dat gaat doen wordt het gevaarlijk hoor. Het meest normale en gezonde is dat het kind doet wat hij doen moet en intussen probeert er tussenuit te trekken. Dat is toch altijd zo geweest? Dat is niet alleen van tegenwoordig. Maar mag ik even opmerken, dat Uw tegenwoordig Rock and Roll heel veel voorgangers heeft gehad? Denk maar eens aan de zedelijke verontwaardiging over de eerste wals, over de eerste polka. Het oproer, dat er was, toen voor het eerst de meisjes de can-can in Parijs gingen dansen. Dat was lang, voordat die geëxporteerd werd. Ga eens na, wat men heeft gezegd over de black-button, de charleston, boom-se-daisy Lambeth-walk, enfin je kunt het zo gek niet noemen, of het is er. Om nog niet te spreken over het verzet tegen de rumba. Is het niet allemaal hetzelfde? Neen. Er is één verschil. Aan sommige dingen ben je. gewend, aan andere niet. Maar mag ik er even op wijzen het zijn maar een paar punten - waarbij ik mijn muziekhistorische functie weer kan opvatten. Toen de eerste walsen werden gedanst, vond men die zodanig onzedelijk, dat de buren zich gewapend met stenen, rotte vruchten e.d.tegen het volvoeren van deze onzedelijke dans verzetten. Hierop waren er grote groepen jongelui, en dat is o.a., gebeurd in Wenen, de stad van de wals, maar ook in Parijs, in Marseille, in Rome, in Milaan, waarop dus groepen jongelui uitdagend begonnen te walsen onder het neuriën van een melodie op de grote pleinen en hier vaak volkomen ruzies uit voortkwamen, die menige gezagdrager, (tegenwoordig zeg je, een smeris), in een heel moeilijk parket brachten. Dat was de wals, hoor! U weet wel, dat ouderwetse dansje, dat je tegenwoordig nog wel eens slow-Engels danst, maar voor de rest niet meer. Je wordt er hoogstens duizelig van. Weet U,wel, dat er zeer sterk geprotesteerd is tegen de polka, omdat men dit gezamenlijk huppelen een onzedelijke oefening noemde? Heeft U misschien niet gehoord van de invallen van de vrouwenbond in Amerika, in gelegenheden, waar de charleston voor het eerst werd gedanst? Nooit van gehoord? Ook nooit gehoord van het decreet, dat hier in het zuiden is afgelezen van verschillende kansels tegen de onzedelijke dans vans "boom-se-daisy”, die schijnbaar op een of ander manier de achterdelen van verschillende geslachten op bepaalde momenten met elkaar in aanraking bracht? Ik noem het maar. Is het verzet tegen een dergelijke poging om zich uit te leven, te groot, dan krijg je Rock and Roll. Niets nieuws onder de zon. Wat dat betreft is het misschien niet bekend, dat Praxiteles, filosoof én bouwer, zich in Athene al heeft verzet tegen de ontuchtige dansen van knapen en jonge meisjes, die op de "Apora", op een gegeven moment aan het dansen waren 48

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke gegaan en nog wel – zoals hij vertelt - onder het geluid van herdersfluiten. Nou weet ik niet, hoe je daarop kunt dansen want het waren een soort van doedelzakken. En wanneer ik een doedelzak hoor, dan heb ik zo’n idee, dat hier een kruising aan het woord is van een huilbui en een wereldondergang. Maar ja, ook dat is muzikaal begrip en muzikaal waarderen. Is het duidelijk geworden Staat het nu wel vast, dat b.v. muziek van Hindemith, die ik persoonlijk niet kan waarderen, later even rustgevend kan zijn voor het volgende geslacht als de romantische muziek van tegenwoordig voor ons? Nu, dat betwijfel ik. Want daarvoor is deze meneer Hindemith veel te problematisch. D.w.z. dat doen heel veel van de modernen hoor. Een geval van de meer ouderwetse modernen zelfs al. Dat in tegenstelling met de vroegere gewoonten, niet alleen van de romantische, maar ook van de werkelijk zwaardere klassieke muziek, was het een probleem te poseren, dus een bepaalde melodische vraag te stellen en daar dan door veel zoeken en kruisen van melodie, van tegen-melodie, hoe moet je dat noemen, omzetting van melodie en ritme te komen tot een oplossing. Dus tot een sluitend akkoord. En dat is nu het eigenaardige. Veel van de moderne componisten maken muziekstukken, die eigenlijk niet af zijn. D.w.z. het probleem is gesteld, er wordt in verteld dat het toch maar een reuze rommeltje is en dan je er niet uit kan komen en i.p.v. te zeggen "dan gaan we het oplossen", eindigen ze met een kakofonie. En daarom kan dit niet rustgevend zijn. Voor de mens is een probleem, dat gesteld wordt nooit rustgevend. Wanneer ik U nu een vraag stel, die U niet beantwoorden kunt, is dat niet prettig. Tenzij ik zelf het antwoord geef. Maar als ik nu een vraag stel, waar niemand hier een antwoord op weet, dan ben ik ervan overtuigd, dat U dat niet prettig aandoet. En nu is zo’n modern muziekstuk, (persoonlijke mening, hoor - relatief dus in relatie met mijn eigen persoontje) is voor mij een vraag, gevolgd door een reeks scheldwoorden en vloeken, samengehoopt met een herhaling van de vraag, waarop dan alle vloeken muzikaal gelijktijdig worden uitgesproken en het stuk uit is. Daarom kan ik mij, niet voorstellen, dat het rustgevend zal zijn, later. Hoe verklaart U dan de herinnering aan een bepaalde sfeer die de Zomerlandsfeer bedoelt? Ja, daar bedoelde ik iets, dat hoger ligt dan Zomerlandsfeer. Maar dan is het toch geen herinnering meer? Wanneer het idioom wordt gebruikt? Maar mijn waarde vriendin, neem mij niet kwalijk, laten wij nu eens aannemen, dat U zich een andere taal herinnert. Doet dat iets aan het bestaan van Uw vaderland en het bestaan van de herinnering af of toe, of U nu in die taal scheldt of dicht, of U platheden vertelt of verheven waarheden? Blijft die taal niet hetzelfde en het vaderland ook? Wat is alleen het bewijs, dat deze moderne mensen ons leveren met hun composities? Dat de moderne mens geen oplossingsmogelijkheid meer ziet voor vele van zijn moeilijkheden en i.p. daarvan een vaag onbevredigd zijn uitdrukt, zonder zich aan een oplossing te durven vragen. Dus een eigenschap wordt u uitgedrukt, maar een taal blijft gelijk. Stel je eens voor, dat het Nederlands Uw moedertaal is, maar dat U dat Nederlands alleen zou kunnen gebruiken om bepaalde gedachten uit te spreken. Dan zou een Nederlander geen Nederlander meer zijn. Want dan zou hij als Nederlander Nederland voortdurend moeten verheerlijken en niet meer mogen kankeren? Waar of niet? Maar hoe komt het dan, dat in de tijd van Mozart en Beethoven die muziek ook niet begrepen werd door de mensen in die tijd? En dat daar eigenlijk ook andere muziek te modern was voor hen? Is het dan misschien niet zo, dat de mens zijn evolutie nog moet doormaken, zoals U dat daareven ook zei, om deze muziek later wel te kunnen begrijpen? Dan zou ik in de eerste plaats willen stellen, datje voor misbegrip van kunstwaarden Mozart en Chopin moeilijk als voorbeeld kunt nemen, hoor. Beethoven wel. Ik geef direct toe, dat de mens aan elke nieuwe uitdrukkingswijze moet gewennen. En dat houdt dus in, dat ik onmiddellijk moet aannemen en vaststellen, dat door decatonaal of onverschillig hoe, evenzeer een muzikaal en groot stuk te componeren is. Maar ongeacht de uitdrukkingswijze stel ik als voorwaarde voor het groot, rustgevend, aanvaardbaar zijn en dus ook voortleven van het muziekstuk, dat het niet alleen een probleem of een toestand stelt, maar tevens uitleg daaraan geeft en een oplossing. DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

49

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Het moet doorwerken. Maar die oplossing komt dan misschien nog wel in de moderne muziek. Laten we het hopen, want anders zal de moderne muziek op de duur alleen nog maar modern zijn, maar geen muziek meer. Dat is net als met de moderne kunst. Er zijn in de moderne muziek en in de moderne kunst wel degelijk dingen, die niet alleen kunst, maar zelfs grote kunst zijn. Maar op het ogenblik gaat het er in de moderne artistieke wereld schijnbaar meer om, wie het meeste lawaai maakt dan wie het meeste betekent en zegt aan de mensen. Ja. Inderdaad. Maar er zijn toch wel composities geweest, ook in zeer recente tijd nog, b.v. Bela Bartok, die worden toch zeer zeker door de muziekkenners en de muziekliefhebbers wel begrepen. Ja. Maar mag ik even opmerk s dat ik Bartok toch zeker niet zie als één van de modernen. U misschien wel. Maar dat is dan een Nederlandse opvatting, hoor. Maar hij is toch nog niet zo lang overleden. Goed, maar zijn wijze van musiceren, zijn muzikaal idioom kent nog niet de verwarde problematiek, die tegenwoordig de moderne muziek betekent. Maar bedoelt U met de moderne muziek dan alleen maar de ernstige muziek, of bedoelt U daarmede alleen de dansmuziek, over jazz, b.v. over Rock and Roll. Over dansmuziek heb ik niet gesproken. Ja, jazz. Jazz zegt niets, dat woord. Er is jazz, die niet alleen muziek is, maar muziek van een zeer hoge kwaliteit en hoge inhoud. Maar dat is weer geen dansmuziek. En Rock and Roll is een mode-ziekte. Dat is allemaal geen muziek meer. Ik weet het niet, ik ben niet zogoed op de hoogte, anders zou ik je er een voorbeeld van kunnen geven. Ik ben niet voldoende bij op het ogenblik. Ja, ik heb ook overwerk de laatste tijd en wat doe je daar aan. Maar goed, ik zou het zo willen zeggen. Onder de moderne muziek versta ik diegenen, die een ernstig probleem trachten uit te drukken in muziektaal - dus een probleem van Uw eigen tijd - en trachten daar op zijn minst genomen een oplossing te geven. Waar die oplossing wegblijft, spreek ik van een onvolkomen muzikaal werk en daaronder zou ik vele van de meer moderne en zeer moderne toondichters willen rekenen. In de amusementsmuziek vinden we soms eigenaardig genoeg - niet altijd tussen veel. Mits in stukjes muziek, die b.v. door hun melodie, door hun uitwerking, werkelijk tot de muziek behoren en zelfs tot de betere muziek. Je mag b.v. wel zeggen, dat Gershwin een zeer groot musicus is, zij het dan ook, dat zijn zwaartepunt ligt in de beschrijvende muziek. Berlin heeft zeker bepaalde dingen gecreëerd, die groot zijn. Er is zo’n melodietje b.v. - bellyhy -, dat is een liedje met een heel eigenaardige achtergrond. Dat is een zo mooie muzikale uitdrukking van heimwee dat menig ouderwets componist het niet beter had kunnen doen of heeft gedaan. Maar gezien zijn moderne zetting en instrumentatie, eerder voor een revue dan voor een concertzaal, loop men er vaak voorbij. Maar dat is toch muziek. Want daar wordt een oplossing gegeven. Er wordt gesteld het heimwee, (dus datgeen, wat je uit de eert roept), het verzet ertegen en uiteindelijk de aanvaarding, dat eens datgeen, waarnaar je verlangt, werkelijkheid zal worden al weet je nog niet hoe. Zeg me eens, dat dat in een doodgewone moderne song, gespeeld door een jazzorkest niet alle eigenschappen heeft van een waar muziekstuk? Melodie, tegenmelodie, ritmische variaties, probleemverwerking en probleemoplossing. Misschien, dat U zegt "ik vind het geen muziek". Dat moet U weten. Maar het is muziek. En daarnaast staan dan sommigen van die super-modernen, die kijk eens, wanneer ik op het ogenblik zou leven, zou ik waarschijnlijk een zeer geslaagd modern componist zijn. Ik zou een auto met een open uitlaat naast een cementmachine zetten meteen beetje grind erin, het zaakje flink laten lopen, er een paar hoornstoten doorheen gooien, en er dan boven zet ten moderne werksfeer. En wanneer je er een trommel door laat roffelen en ik laat er nog een klarinet tussendoor gieren, dan noem ik het bevrijding. What ‘s in a name? Je kunt het belachelijk maken, maar ik heb medelijden met degenen, die tot dergelijke middelen grijpen, om zo uit te drukken wat niet uit te drukken is. La musique concrete b.v. (nou, ik vind het een goede naam "de betonnen muziek" het klinkt als beton en het ligt je muzikaal als beton op je maag), is uiteindelijk een zielig zoeken naar de oplossing in de materialistische werkelijkheid van het geestelijke probleem, dat ze muzikaal niet weten te stellen met een oplossing. Kom, kom, kom, ik kan mezelf als muziekcriticus ook gaan vestigen als ik, zo doorga. Maar goed,vrienden, hebben we daarmee de muziek zo’n beetje afgehandeld verder? 50

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Er zijn heel veel mensen, die naar muziek gaan luisteren en ook de moderne muziek erbij nemen, want dat hóórt er uiteindelijk bij. Een ander mens, die het niet aandurft, zegt "Het doet mij niets en daarom kan ik er ook niets uithalen. Het maakt mij alleen maar vervelend, nerveus. Het doet mij pijn aan de oren Maar wat moet je dan in dit geval doen, als je toch de innerlijke drang hebt, dat je er iets van wilt weten. Moet je dan al die vervelende klanken aanhoren of zo. Ja, dan moet je het experiment wagen. Kijk eens, je kunt het zó zeggen. Iemand, die muziek wil horen, omdat het hoort, dat je de muziek gehoord hebt, hoort de muziek niet, al hoort hij nog zo nauwlettend toe naar wat er te horen wordt gebracht. Maar daar staat tegenover, dat iemand, die aarzelt muziek aan te horen en te begrijpen, zeker zal horen en de mogelijkheid tot begrip zal vinden, ook al kost het hem moeite datgene te verdragen, wat degene, die alleen maar gaat horen, omdat net hoort, langs zijn koude kleren af laat glijden. En als je nu ……… eh ………wat moet ik zeggen ………… ik heb, ook een grootmoeder gehad, die gaf me altijd Haarlemmerolie (ofschoon ik achteraf nog niet begrijp, waarom ze dacht, dat het goed voor mij was) en die zei altijd dit. Je moet met kleine beetjes beginnen, en dan kun je ertegen. Ik zou zeggen, dat is met moderne muziek ook zo. Ga niet naar een heel concert toe. Jullie hebben tegenwoordig toch muziek in blik. Draai eens een plaatje. Luister er eens naar en zet het dan een tijd weg. Luister er dan nog eens naar, en nog eens een stukje. Heb je eenmaal van één bepaald modern werkje de gedachtegang te pakken, dan zal je merken, dat de andere moderne muziek je ook meer zegt. Per slot van rekening wanneer je een baby gaat voeren en je zegt "Dat arme kind is nu al zes weken oud, het zal wel honger hebben. Geef het maar een pot met erwtensoep", dan is dat precies hetzelfde, alsof je tegen een romanticus zegt "Ga nu maar eens naar dat concert toe, want daar spelen ze alleen modern." Gevolgen overladen maag, ziekte en waarschijnlijk voortdurende afschuw van erwtensoep of van moderne muziek. Ben ik er doorheen? U had het daarnet over kleur en klank. Dat kleur en klank bepaalde trillingen hebben. Nu weet ik, dat alles als mens maar een kwestie. is van interpreteren, van veel wat men zintuiglijk, auditief of -visueel waarneemt. En dat is een heel zuiver bewijs dat men dat doet en dat doet men naar mijn mening als mens, omdat men als mens zeer beperkt is. U had het daarnet over stof en geest en dat bij de mens deze harmonie tussen stof en geest nog wel eens mank gaat. Ik denk hier aan een experiment, dat men wel eens gedaan heeft, dat vijf mensen, die meenden uit muziek kleuren te zien, bij elkaar gezet had, een stuk voorzette d.m.v. een grammofoon en gevraagd had. zet nu eens op papier wat je gezien hebt aan kleur uit deze klank. En daaruit resulteerde, dat er uit deze vijf niet één was, die een bepaald akkoord met een bepaalde kleur heeft weergegeven met dezelfde kleur bedoel ik. En waarom? Dat wou ik graag van U weten. Heel simpel. In de eerste plaats het feit, dat de proef wordt genomen, sluit de spontane reactie uit. Gek hé, en toch is het waar. In de tweede plaats, omdat de poging om een stemming te omschrijven over het algemeen resulteert In het bijvoegen van bepaalde gedachten, die men weet, dat erbij horen maar die in feite niet worden beleefd gedurende het luisteren. Dus interpretatiefouten? Ja, dat is toch logisch? Wat doet een mens uiteindelijk zijn hele leven anders dan fout interpreteren? Zijn eigen moeilijkheden, de bedoelingen van anderen, enz. En dat gebeurt hier vooral, wanneer zo’n proef zo wordt opgezet. Dus, wanneer je vijf mensen een muziekstukje voorspeelt. Weet je wat je wel kunt doen? Zo terloops eens een praatje en dan zelf b.v. zeggen "Ja gek, het was net alsof ik een kleur zag, maar ik weet waarachtig niet meer, wat het is." Dan zult U ontdekken, dat heel veel daarvoor sensitieven ongeveer dezelfde kleur aangeven met een andere naam. De een spreekt b.v. over paars en een ander over een donker blauw Maar dat er een ongeveer vergelijkbare omschrijving is, zal in dat geval toch heus wel blijken. Wat meer is, de omschrijving varieert in grote mate, omdat de kleuren, die geestelijk worden ervaren als gevolg (dus de voorstellingen, die binnen het ik leven) boven de werkelijkheid gá en die men kent en distantieert en interpreteert met zijn normale zintuigen. De afstand, die tussen twee kleurtonen ligt, is vaak voor de geest veel groter dan voor het oog DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

51

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke gevolg onmogelijkheid om bepaalde kleurverschijnselen, die binnen het "ik" .ervaren worden, te vergelijken met wat men binnen meent waar te nemen Dat is geloof ik hetgeen het essentiële verschil, ik op doelde, dat wij als mens zo beperkt zijn in deze waarnemingen. Terwijl als geest deze waarnemingen iets gemakkelijker interpreteert. Ja, dat geloof ik graag. Maar ik stel daar tegenover, dat de waardering op zichzelf niet van belang is, maar, wel de beleving en dat de beleving voor een ieder dezelfde waarde kan hebben. Kán hebben. Dat is een groot verschil. Natuurlijk. Als ik zeg "is", dan schakel ik de relativiteit uit. En uiteindelijk hebben wij zo-even vast gesteld, dat de harmonie in zichzelf onveranderlijk kan zijn, maar binnen elke mens geïnterpreteerd wordt naar gelang al of niet, harmonie met die mens ontstaat en naar gelang de wijze, waarop de harmonie met die mens tot stand komt, Ik hoop, dat U allen mij niet kwalijk neemt, dat ik ga afstappen van de discussie, in de hoop U niet te hebben teleurgesteld. Ik ben op mijn manier esoterisch geweest. Dat het in muzikale vormen is uitgelopen, is ook een beetje Uw eigen schuld. Meditatie Nu moet ik voor U gaan sluiten vanavond. Dat heet hier altijd met een meditatie. Maar ja, ik weet zelf eigenlijk niet, hoe ik het zal aanpakken. Ik zal wel eens kijken, hoe ik het in het vat giet. Als U mij een onderwerp geeft. Herfstbladeren. Weerzien. Herfstbladeren. Bladeren, die verkleuren in laaiende gloed en samen met het zonlicht versterven, gedragen op, de kille,wind, een korte wijl nog zwerven, en dan vergaan. En zie de wereld, koud en kaal en vraagt je af: Waar blijft de taal van een blad, van zonnig licht? Hoe kil is nu de wereld. Ziet afgestorven lichte kracht, ze keert niet weer. Ik zie de bomen zonder tooi, geraamten, die als spoken steken tegen bergen van wolken, donker en grauw, waarin soms nog wat licht wil breken. De zomer is voorbij. De herfst. Met storm en lijden, waar komt het uiteindelijk op neer? Zie je alleen maar het ene jaar, je meent niets keert er weer Het is voorbijgegaan. Maar wie wéét, die blijft een korte wijl bij kale bomen stille staan en overpeinst een keer. Hier vormt zich reeds één knop daar wordt reeds het jonge blad - zorgvuldig ingepakt - in bast en schors gevat, opdat zo dadelijk het leeft met nieuwe kracht, met nieuw bestaan, de glorie van de zomertijd. Breekt weer de lenté aan, het weerzien is geschapen. Maar wil het weerzien komen, ja wil, na alle dromen van lome zomertijd opnieuw de kracht weer stromen, die heel het leven leidt en voortdrijft naar de werkelijkheid, dan moet er rust zijn, opdat een nieuwe strijd, een nieuw geluk gewonnen worde opdat het weerzien werkelijk zij en niet slechts ijdele waan. Ik zie een herfstblad vallen, blijf even stille staan en zie het drijven op de wind en denk: Zo gaat het met de mens. Hij leeft, zijn levens spannen uit en komen tot de grens. Dan lijkt het als een vallend blad gezien nog kort, verdwijnend …….. en men weet niet waar. In werkelijkheid staat ’t nieuwe leven in ‘s levens boom reeds klaar. Je droomt van afscheid en van zomer van wat ‘t verleden was: proeft niet de volheid van wat was, alleen maar het gemis van wat verging. Het herfstblad valt, omdat het moet. Het is een wet, zo is het goed. Want in de herfst, o kille waan, kondigt zich de nieuwe lente aan. Wat de zomer niet kan brengen, wat de oogsttijd niet meer bood, dat is een mogelijkheid, besloten in wat komt. Een mogelijkheid zo groot, zo schoon, dat de droom ervan in wintertijd U menige vreugde reeds bereidt. Weet U,herfst is eigenlijk een afscheid. En misschien ook een weerzien. Het is een kilte, een kou, die,alles in banden slaat en die je op een gegeven ogenblik zet in een wereld, waarvan je 52

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke denkt "Nou ja, het is alles versteend en verijsd." En vooral wanneer je ze in het begin van die periode ziet, dan is het somber. Ik weet wel, wanneer je zo door die gevallen bladeren heenloopt en ze ritselen zo, de regen druipt van die kale takken, dan voel je je helemaal niet thuis. Dan denk je "Ach, wat jammer, dat de zomer al voorbij is." Dat is menselijk. Maar ja, als je zoals wij, die langs de straten gingen, de zaak verder bekijkt, dan zeg je "Hé, de bladeren vallen, weer een jaar voorbij. Dan krijgen we wat rust. Misschien wat zorg, wan de zomer is vaak prettiger dan de herfst en de winter. Maar we kunnen nu even terugdenken aan wat we van de zomer hebben gedaan. En daaruit kunnen we dan weer plannen maken, voor wat we dadelijk gaan doen." Je gebruikt zo’n periode eigenlijk om weer wat op adem te komen. Wanneer je verstandig bent tenminste. Je kunt wel net doen of het nog zomer is maar dan loop je vast. Dan haal je op zijn minst genomen een stevige verkoudheid op de hals. Je moet de zaak aanvaarden, zo het is. Je moet zeggen Ja, het is winter. Goed. Dus ik kan minder uitgaan. Ik ben wat meer afgesloten van die wereld rond mij. Maar zo dadelijk komt toch alles weer? Het herleeft weer. De wereld neemt geen afscheid van je. Helemaal niet. De wereld gaat een ogenblik rusten.En wanneer jij die rust weet te aanvaarden, dan ben je dadelijk weer jong met de wereld. Maar ja, er zijn ook mensen, die zich in de winter zo versjachrijnen, dat, wanner de lente komt, zij geen oog meer hebben voor de nieuwe vreugde. En dat is gevaarlijk. Ik zou het zó willen zeggen: Een vallend blad is licht en gloed van wat voorbij moet gaan, maar ‘n wenk meteen van het nieuwe, schoner dan ooit, dat gaat ontstaan. Ik ben geen filosoof. Ik kan met dat schone woord niet zo mooi uit de weg. Maar dat weet ik toch wel, dat eigenlijk voortdurend in alle levens, in alle sferen een ogenblik van herfst komt. Ik heb het nog niet zo lang geleden zelf meegemaakt. Een sfeer, die ik altijd prettig vond en mooi had gevonden, begon bleek te worden. Er zat geen leven meer in. Net als een blad, dat gaat verdorren. Daar sta je dan en dan denk je "Ja, valt dat nu allemaal van mij weg? Dat was toch mijn leven! Je vindt het eigenlijk helemaal niet leuk. Maar ja, je weet het kan niet anders en dart aanvaard je het. En dan is het net, of je als een kind in de luiers ligt. Je weet eigenlijk niet goed, wat je ziet, je weet nog niet, wat er precies is. En dat duurt zo even. Voor de één ‘n dag, voor de ander 100 jaar. Dat hoort erbij. En dan word je wakker en dan blijkt, dat je verloren hebt, wat zo-even verbleekte, maar dat je het mooier en rijker dan ooit tevoren hebt teruggewonnen. En ja, dan kijk je terug en dan zeg je "Wat ben ik toch eigenlijk dom geweest. Ik ben het nooit kwijt geweest, maar alleen in die vorm was het voor mij niet passend meer. En omdat ik die vorm nog terug wilde hebben, omdat ik daaraan hing, daarom werd het voor mij zo vaal en bleek. Daarom duurde het een tijd, voordat ik mij in die nieuwe toestand terecht kon vinden." Dat is herfst. En het gekke ervan is eigenlijk dit: Het kan gaan zoals het wil. Je kunt gaan van sfeer tot sfeer. Maar al kom je uit de laagste en ga je naar de hoogste, je ziet altijd die dingen weer, die werkelijk wat betekenen. Dat is zo gek. Of het nu een plant is of een dier, een vrind of een kind, een vrouw of een man, allemaal. Wat werkelijk wat betekent, dat blijft bij je. En ja, dan denk je soms, dat je het even kwijt bent, maar dat is dan een periode van overgang, zo’n beetje er tussen door. Dan vind je het terug. En geloof mij, wanneer je dat verbleken van een sfeer en de overgang naar een andere sfeer hebt meegemaakt, dan weet je pas werkelijk, wat herfst wil zeggen. Het vallen van bladeren? Zeg maar het vallen van alles, wat de aankleding, de stoffering van je wereld was. Dan blijft alleen het kale geraamte over. En dan zou je zeggen wat jammer! Maar je krijgt het nieuwer en mooier terug dan het was. Meer leven, meer jong en meer intens. Meer gericht op de nieuwe oogst, op nieuwe vreugde. En daarom, wanneer ik die onderwerpen met elkaar in overeenstemming moet brengen, dan zeg ik: Ja, herfstbladeren zijn het teken, dat het nieuwe komen gaat. Het wachten op het nieuwe valt soms lang. Maar het feit, dát het komt, dat je dat van binnen weet, dat geeft je de kracht om je voor te bereiden. En ik weet wel, wanneer ik nog eens overga vanuit deze sfeer naar een volgende, dan zal ik zeker niet meer zo vervelend zitten kijken als de eerste keer.

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

53

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 20 november 1956 Les 15 – De magische gradaties van het Goddelijke Integendeel. Dan zal ik zeggen "Ja, op het ogenblik is het even onwennig, ik kan er mij niet in terecht vinden misschien. Maar ik wéét, ik word alleen maar rijker en niet armer. Wat zal ik mij dan zorgen maken. Dat is dan zo’n beetje mijn meditatie. Ik hoop, dat jullie niet vinden dat ik mij daarin onwaardig heb gedragen, maar ik heb geprobeerd het te zeggen zoals ik het vind. Voor U allemaal, niet alleen voor een enkele. Dat denkt U misschien. Daarom wordt zo’n woord opgegeven. Maar het is niet voor één mens. Maar voor allemaal. Want je komt allemaal steeds weer op een punt, waar je afscheid moet nemen. Van dit of dat. Of het nu een huis is of een stad, een land of een mens, onverschillig wat, afscheid nemen doen we steeds. En dan verbleken die herinneringen, dat zijn de herfstbladeren. Maar wanneer je nu maar weet, dat je niets definitief kunt verliezen en je houdt je daaraan vast, dan ben je er toch? Dan !,run je je nu vast gaan voorbereiden op wat zo dadelijk komt. En d.w.z. dat, wanneer het zover is, je direct in staat zult zo de zaak te overzien en er daardoor waarschijnlijk dubbel van profiteren. Maar dat is een andere kwestie. Vrinden, ik laat het erbij. En ik zeg nogmaals. Zou ik hier en daar te JY en de waardigheid vande club hebben. gefaald. Mijn excuses. En voor de rest wens ik jullie allen het beste, slaap lekker, ga prettig naar huis en boven alles. Wat we zo-even hebben gezegd, even in het hoofdje houden. Goede avond.

54

DE MAGISCHE GRADATIES VAN HET GODDELIJKE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt Goeden avond, vrienden. Wij staan nog steeds voor de moeilijkheden van ik zou haast zeggen personeelstekorten, ofschoon die langzaam maar zeker minder worden. Daarom kunnen wij ook deze avond nog niet geheel in het normale kader verder gaan. Maar ik hoop, dat U desondanks niet ontevreden zult zijn over hetgeen wij toch weten te bieden. Laat ik allereerst beginnen met U te vragen,of U nog aanmerkingen of opmerking hebt aangaande hetgeen de vorige maal werd gebracht. Ik zou graag een aanvulling vragen. U hebt het gehad over de harmonie van klank en kleur. Het geweldige belang ook van de klank. Nu heeft president honorair van de consul van Permondiale (?) mij destijds gezegd, dat er een verband bestaat tussen de klank en tussen de leeftijd. Dat de DO correspondeert met het eerste jaar tot het 12e jaar, de RE met het 13e tot het 24e jaar, enz. Als dit waar is, dan zou ik in verband hiermede willen vragen naar wat men wel eens zegt, dat een mensenziel aanslaat op een bepaalde toon. Hoe is dat allemaal te rijmen? Of rijmt het helemaal niet? Het schijnt mij wel een rijmloos gedicht, een modern rijmloos gedicht, zoals U dat naar voren brengt. Want het aanslaan op een bepaalde toon, d.w.z. het sterk lichamelijk beïnvloed worden door een bepaalde toon, hangt niet samen met de leeftijd maar wel met het type en vooral met bepaalde constructies, o.a. b.v. het skelet. De zwaarte van het skelet speelt daarbij een rol en verder het zenuwstelsel. Kortom, dat zijn factoren, die je niet kunt berekenen naar leeftijd. Dan zijn er verder inderdaad bepaalde tonen,die magisch aanspreken en dus ook kernen van het wezen raken, die buiten de direct stoffelijke sfeer liggen maar dit zijn enkele tonen en deze tonen worden gebruikt in de magie, o.a. om uittredinglof zelfs sterven te vergemakkelijken. Zij maken n.l. het contact tussen stof en geest losser, schudden dat als het ware een beetje uit elkaar. Maar ja, over deze tonen kan ik U niet veel zeggen, en aangezien deze tonen een zorgvuldig behoed geheim zijn en het nog niet op mijn weg logt om deze hier zomaar te openbaren. Nu hoop ik, dat U mij niet kwaad aankijkt over deze antwoorden maar ik kan U helaas geen ander geven in dit geval. In ieder geval weet ik er nu iets meer van. Dank U zeer. Zijn er nog andere punten waarover we moeten spreken?…………….. Aangezien ik niemand "ja" hoor zeggen, zou ik U willen voorstellen om onze eerste studie enigszins te bepalen in het tijdseigen, dus in de komende kerstsfeer te betrekken. Ik zou willen spreken over:

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT ESOTERISCH EN MAGISCH STANDPUNT

Hebt U daar geen bezwaar tegen? De verlossingsgedachte is n.l. niet, zoals men algemeen vaak aanneemt, een specifiek christelijke. De interpretatie van de verlossing zal weliswaar geheel anders zijn naarmate het volk, diens instelling en religie, maar de gedachte van de verlossing schijnt in elk menselijk wezen ingeboren te zijn. U enkele voorbeelden hiervan gevende wil ik allereerst aanstippen de ongetwijfeld aan U bekende Osiris-gedachte. Van Egyptische oorsprong toont zij ons de herboren mens na de overgang als een soort god, en in deze goddelijke functie verlost van zeer veel dingen, die hem op aarde nog kunnen kwellen. Om dat te bereiken moet hij antwoorden op de vragen van de rechters, 42 in getal, en elk van die vragen betekent het van zich afwentelen van een schuld, zodat er een schuldloosheid en daarmede dus een bevrijding en een vergoddelijking van het ik plaats kan vinden. Het is opvallend, dat deze zelfde gedachte in de meest vreemde godsdiensten zijn plaats vindt. Wanneer wij b.v. nemen de Kali-Durga-verering, die in Achter-Indië een tijdlang de boventoon heeft gevoerd en thans nog hier en daar machtig is, dan vinden wij hierin ook weer een bevrijdingsgedachte. Want door te offeren aan de Kali-Durga bevredigt men haar verlangen De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt 55

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt naar bloed en in dit bloed is men zelf gereinigd. Vandaar dat bij de plechtigheden dus met het offerbloed ook elk der aanwezigen wordt aangeraakt, ongeveer als in de Katholieke kerk b.v. bij een vormsel of zalving tot priester. Kali neemt - dank zij deze gewelddadigheid en het bloedoffer - dan haar gestalte als vruchtgeefster aan. Zij brengt vruchtbaarheid en openbaart zo aan de mens zijn eigen wezen. Een mystiek, die in de worger-romantiek en - dramatiek voor het Westen meestal verloren is gegaan Maar een gedachtegang, die toch wel zeer de moeite waard is. Zelfs hier in een zeer duister geloof, berustend op bloedige offers, is een bevrijdings-, een verlossingsgedachte, waarbij - als in elke godsdienst - de oorspronkelijke bevrijder van goddelijke oorsprong is. Hetzelfde zien wij in het Mozaïsch geloof, waar de Messias dan nog wel niet is gekomen, maar toch voortdurend wordt verwacht. Ook hier het vrachten op een verlosser Bij het Boeddhisme en zijn vele verschillende vormen is ook steeds weer de hoofdgedachte een verlossing door het “ik” los te maken uit de waan en te brengen tot de werkelijkheid. Dit is echter alleen mogelijk dank zij de kracht, die in de mens woont en die behoort tot de Algeest of de kosmos. Is eenmaal een toestand van begeerteloosheid bereikt en zo de waan overwonnen, dan zien wij ook hier weer een soort vergoddelijking optreden van degenen, die de bevrijding bereikt hebben. Deze paar voorbeelden - ik zou ze nog kunnen aanvullen met Polynesische verhalen omtrent verlossers, Valest-Indisch yu-yu-geloof, een bepaalde demon-engel of bij verschillende negerstammen, kortom ik zou het met een hele reeks kunnen aanvullen - maar het toont ons toch al reeds, dat de gedachte aan verlossing bij praktisch elke mens, en voor zover wij kunnen nagaan in haast alle tijden, voortdurend weer een belangrijke rol speelt. Waarom? Wanneer een mens gelooft in verlossing, dan moet hij geloven in ketenen, in banden. Want om verlost te worden moetje beroofd zijn van bepaalde dingen, die voor jou anders een volmaakte toestand zouden kunnen betekenen. Op grond hiervan lijkt het mij aardig een stelling te poneren, die U - zo U wilt - kunt bestrijden. Elk wezen, dat het menselijk peil bereikt heeft, draagt ook in zich een goddelijk vermogen, maar is door omstandigheden of door eigen schuld nog niet in staat eigen goddelijkheid te hanteren en zó een te worden met de scheppende kracht. Heeft iemand hierop iets aan te merken of aan toe te voegen? Dan ga ik verder. Waar de mens zich van eigen vermogen bewust is, meent hij, dat de verlossing van buiten af moet komen. Dit is begrijpelijk, want zijn gehele bewustwording is - zolang hij in stoffelijke vormen verkeert - gebaseerd op een wisselwerking tussen "buitenwereld" en “ik", waarbij hij de buitenwereld vaak ziet als dwingend ten opzichte van het ik. Het is dan ook begrijpelijk, dat de verlosser steeds in de buitenwereld wordt geprojecteerd. Het is echter evenzeer opvallend, dat bij de beste en de grootste godsdiensten, die er bestaan, deze verlossing is. De aanduiding van een weg plus het geven van een kracht terwijl de weg door degene, die verlossing zoekt, toch zelf moet worden gegaan. Klaarblijkelijk dus een bewustzijn, dat de mens niet door anderen bevrijd of verlost kan worden, maar dat hij uiteindelijk eerst zelf zijn verlossing dient te aanvaarden - dus daadwerkelijk deel daaraan moet nemen - voor zij voor hem een realiteit kan zijn. Nu is het christelijk geloof opgebouwd op de leer van Jezus en op de verlossingsgedachte, die in zijn leven en sterven ligt. Met Kerstmis herdenkt de mens de vrede, die hij brengt door op aarde te komen. Men gaat dan verder met de feestdagen, zodat men herdenkt zijn laatste avondmaal, even als de glorieuze intocht in Jeruzalem, tenslotte ook zijn sterven, zijn dood dus, en zijn herrijzenis. Indien ik deze verlossingsgedachte, de christelijke, wil gebruiken voor elke mens, dan moet ik haar natuurlijk gaan ontdoen van het specifiek christelijke. Daar kan ik niet omheen komen, want in het christendom wordt een zeer grote afstand geschapen tussen Jezus, de goddelijke verlosser, de enig geboren zoon van God en de mens. Maar vanuit de geest gezien stel ik: Een ieder, die incarneert, leeft in onvrede. Elke incarnatie is het resultaat van innerlijk verwachten

56

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt en gelijktijdig een onvrede, een smart, die uiteindelijk resulteert in het kerstgebeuren, het geboren worden in de materie. Wanneer de mens in de materie geboren is, wanneer dus geest en stof één zijn geworden, begint voor de mens het verlossingswerk. Want de geest, werkend in het lichaam, zal evenals het Joodse volk eens t.o.v. Jezus, die de Messias was - vaak teleurgesteld zijn. Men had alles anders verwacht en anders gedacht. Maar de resultaten staan op een ander en eigenlijk veel hoger peil. Zoals Joden, die een wereldlijk vorst hadden verwacht en daarvoor in de plaats een leer kregen, die de mens kon vrijmaken van elke binding aan de wereld, zo gaat het ook de geest, die in de stof wordt geboren. Waar zij verwachtte een volheid van beleven te kunnen doormaken, die voor haar in intense vreugde uiteindelijk de oplossing van haar problemen zou betekenen, wordt zij geconfronteerd met nieuwe problemen, nieuwe vragen, met lijden en ondergang, met dood en leven, dat soms erger is dan de dood. In deze confrontatie moet zij haar werkelijke verlossingsgedachte leren begrijpen. Leren begrijpen, dat de verlossing niet ligt in een uiterlijkheid, in een projectie. De verlossing in zijn simpelste staat uitgedrukt, is niets anders dan het wekken van een bewustzijn in het ik, waardoor dit ik zichzelf bevrijdt van de banden, waarmede het zichzelf had gebonden. De esoterische achtergrond van de verlossing is dan ook te allen tijde, overal Het zichzelf bestrijden van bepaalde waanbeelden, zichzelf ontdoen van banden en bindingen, daartoe geleid door een invloed, die uit hoger sferen stamt volbrengende uit eigen kracht maar steun vindende in het grote, dat is voorgegaan, om uiteindelijk te komen tot een vorige vrijheid, die tevens vrede betekent. Een verlosser is noodzakelijk gezien het vertrouwen, dat wij hebben t.o.v. ons eigen vermogen. Een verlossingsgedachte is voor ons noodzakelijk, opdat ons streven naar de volmaakte vrede een doel zal hebben. En de verlossing zelve komt voort uit ons bewustzijn, dat ons eigen wezen te zeer gebonden is door omstandigheden en toestanden om werkelijk zichzelve te kunnen zijn. Is er iemand, die tot zover iets heeft op te merken? Aannemende de stelling, die U geponeerd heeft, dat iedere geest, die reïncarneert in een zekere mate van onvrede heeft geleefd, zou ik hieruit dus de conclusie mogen trekken, dat de Christus - voordat hij incarneerde als Jezus in de stof - zelf ook in onvrede was. Is dat juist? Volgens onze stellingen niet en wel, omdat wij een sterke scheiding maken tussen Christus als in Jezus werkende, maar niet met Jezus identiek zijnde kracht, en Jezus, de mens. Gezien het feit, dat we deze scheiding maken, zou ik het dus zó moeten stellen: De mens Jezus werd herboren op aarde, incarneerde op aarde, omdat de geest Jezus niet in vrede was, maar - het lijden der mensheid ziende - wenst ook deze te verlossen. De daaruit resulterende ontevredenheid met zijn huidige toestand maakte voor hem de incarnatie, een soort van noodzaak. De Christusgeest incarneert niet, maar leeft op in de mens, die daarvoor geschikt is. Zij gaat dus niet ín de stof, maar zij werkt dóór de stof. Is dit voldoende duidelijk? Mag ik daaruit de conclusie trekken, dat de Christusgeest dus geboren is op het moment, dat Jezus voor ons gestorven is en voor ons Jezus heeft opgedragen aan God? Neen. De Christusgeest is in Jezus gekomen op het moment, dat Jezus bewust zijn gehele wereldse bestaan verwierp en de taak aanvaardde om de leer van verloochening en liefde, die leidt tot het Goddelijke, te prediken op aarde. Dat ligt dus - wanneer wij ons houden aan de waarderingen van de evangelist - op ongeveer 30 jaar. En desnoods kunnen wij nog verder gaan en zeggen, dat het moment gelegen zou kunnen hebben op het ogenblik van de doop door Johannes de Doper in de Jordaan. Voldoende? Ja. Dank U wel. Dan komen wij aan het tweede deel van mijn betoog. Want ik heb gezegd, ik wilde niet alleen spreken over de esoterische maar ook over de magische betekenis van de verlossing. En de magische betekenis heb ik op het ogenblik nog niet besproken. Hoe kunnen wij magisch een verlossing beschrijven? Wat is een magische verlossing? Wanneer een magiër b.v. een ziekte bestrijdt op magische wijze, dan is in feite hetgeen gebeurt het volgende: De magiër voelt zich zozeer een met zijn sujet, dat hij diens lijden en De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt

57

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt kwalen kan. overnemen en in zichzelf vindt hij de kracht om deze te vernietigen, waarbij deze dus eerst wordt genomen van de lijder om door de genezer te worden overwonnen en eerst daarna is de genezing volledig. Ik haal dit voorbeeld aan om U duidelijk te maken, dat er dus in de verlossingsgedachte magisch gezien - aspecten zitten, die overeen komen met het Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt. Het klinkt misschien wel erg vroom en kerks. Maar toch, de Christusgedachte bracht ons de weg tot God, de Weg der naastenliefde, die - ofschoon bekend op aarde praktisch in het vergeetboek was geraakt. Het resultaat is, dat de Christusgeest via de mens Jezus in de eerste plaats zijn eigen wezen kenbaar maakt. Maar in de tweede plaats, dat er een magisch gebeuren plaats vond. Want een ieder, die zich tot Jezus bekent, wordt - leest U het evangeliën er op na - genezen, vindt zijn wensen vervuld, vindt een nieuw leven, een nieuwe kracht, een nieuw bewustzijn. Dit kan men zeker niet uit zichzelf verwerven. Het is ook onmogelijk om dit zonder meer te geven. Wanneer Jezus hier - voordat hij de verlosser wordt in het oog der wereld - reeds als verlosser optreedt voor de enkeling, voor het individu, dan moeten wij zeggen, dat Jesus dus de kwalen van de mensheid op zich neemt en hun daardoor de vrijheid geeft de goede kant van hun eigen wezen verder te uiten en te openbaren. In deze zin is verlossen dus eigenlijk gelijk aan een-zijn-met. Wanneer Jezus onze verlosser is - Jezus dan in de gedaante van Jezus Christus - dan kan hij dit alleen zijn door zijn eenheid met ons. En dan behoort daar volgens mij het magisch proces bij, dat Jezus onze schulden draagt en het kwaad, dat hij van ons neemt, in zichzelve overwint. Daardoor kan Jezus dus – logisch gezien - niet boven de mens staan, want hij is een met de mens. Maar door deze eenheid wordt zijn kracht, die wel boven de mens kan staan, gebruikt om in deze mens de ongewenste, de ziekelijke aspecten te vernietigen. Die verlossing zal zich niet alleen afspelen door de allergrootsten t.o.v. de kleinen. Het gaat niet alleen tussen Jezus en de mensheid. Het gaat tussen mens en mens. Verlossing wordt geboren op het ogenblik, dat een mens zozeer de zorgen, lasten en kwalen van een ander in zich opneemt, dat deze ander hierdoor in zijn lasten verlicht en zelfs ervan bevrijd wordt, terwijl degene, die de lasten op zich neemt,- deze voor zichzelf moet overwinnen, om zichzelf er opnieuw van te kunnen bevrijden. Nu ga ik dit..... o, laat ik eerst vragen of U tot zover iets heeft op te merken? Wat bedoelt U met de Christusgeest? Met Christusgeest bedoel ik een geestelijk bewustzijn, dat zichzelve op aarde niet in stoffelijke vorm manifesteert, maar desalniettemin met de aarde een is en vermoedelijk - ik zeg vermoedelijk - geacht kan worden één te zijn met het bewustzijn van de bezielende kracht der aarde. Is dat voldoende? Als het niet zo is, zegt U het maar rustig. Het is voor mij onbegrijpelijk. Het is onbegrijpelijk. Dan moeten we hier eerst duidelijk maken, waarom we Jezus Christus niet identiek stellen met de Christusgeest. Dat begrijp ik wel. Dat begrijpt U wel. Dan hebben we dus twee waarden. De een is geest, d.w.z. een bewustzijn. Een bewustzijn, dat bestaat buiten het direct stoffelijke, ofschoon het werken kan in het stoffelijke. Is het zover duidelijk? Wanneer ik nu spreek over de Christusgeest, bedoel ik daarmede dit bewustzijn plus de kracht, waarmede het werkt in de materie, of elders, waar het werkzaam kan zijn. Dus zeg ik "Christusgeest", dan bedoel ik hiermede een bepaald bewustzijn met een bepaald gericht streven en een bepaald vermogen en bepaalde kracht, dat werkzaam is op een zekere, voor ons aanvaardbare en vaak begrijpelijke wijze. Maar niet gelijk aan God? Niet gelijk aan God, maar een uiting van een groot gedeelte van het Goddelijke. En, daarbij genoemd zoon van God? Die term hebt U mij niet horen gebruiken in de zin van geloofsdogma. Maar als ik zeg: zoon van God, dan kan ik dat zeggen tegen al, wat uit God is voortgekomen en volgens mijn bewustzijn mannelijk is. Want alles is uit God. Zoals U hier zit, bent U ook kinderen gods, nietwaar? En ik ben ook een kind van God. En zelfs de meest duistere demon is ook een kind 58

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt van God, want zij zijn uit God voortgekomen en uit God geboren. Het is Gods kracht, die ons in stand houdt. Maar wanneer wij nu aannemen, dat in de Christusgeest de erkenning van deze relatie tot het Goddelijke bewuster en zuiverder mogelijk is, dan kunnen wij als onderscheid t.o.v. het onbewust zijn van anderen esoterisch wel deze term gebruiken. Dan zeggen we dus niet "zoon,van God", omdat hier het Vader-zoon-aspect mee bepaald wordt, maar het bewustzijn van het wezen, dat in God bewust en wetend zijn Vader, zijn Voortbrenger, zijn Originator ziet. Zijn wij het tot zover eens?...... Verder niets? Dan ga ik nu trachten het magisch principe toe te passen in een esoterisch beschouwen. In ons ligt de waarheid. Wij kunnen niet zeggen, dat er buiten ons kracht of waarheid bestaat. Want alles komt tot ons en wordt in onszelven tot bewustzijn. Daaruit volgt wel, dat elke verlossingsgedachte zich in mij en nooit bulten mij kan afspelen. Verder dat elk verlossingsgebeuren even zeer een innerlijke kwestie is. En dat voor een verlossing, die ikzelve doormaak, als eerste vereiste kan worden geacht introspectie als een noodzaak. Introspectie, het zien van het ik. En dat is heel begrijpelijk, want in onszelven kunnen wij onze waarheid - relatief als die ook moge zijn t.o.v. het Goddelijke - geheel kennen, begrijpen en beheersen. En nu spraken wij over de verlosser, de verlossingsgedachte, die overal heerst. Dan wordt het logisch, wanneer we gaan zegen "Alleen in zichzelve kan de mens de ketenen afwerpen, waarmee hij zich gekluisterd voelt in zijn wereld." Je kunt nooit iets van buitenaf ontvangen. Wanneer dan toch van buitenaf de verlossingsleer komt voor ons (want eigenaardig genoeg zijn dat allemaal godsdiensten dat wordt ons van jongs af aan gepredikt, het beantwoordt tot op zekere hoogte aan verlangens, die in ons leven, maar het wordt van buitenaf gepredikt) dan moeten we zeggen, dat de stimulans, die de wereld buiten ons ons geven kan, ons bewuster kan maken van de behoefte aan verlossing in onszelven en de mogelijkheid tot verlossing. Ook akkoord tot zover? Dan ga ik magisch gezien het proces der vereenzelviging als noodzakelijkheid voor de verlossing hierin mede betrekken. Dan zeg ik "Van buiten af kan niemand een worden met mij volgens mijn bewustzijn Ik kan slechts zelve een worden met iets anders. En wanneer ik nu dus wil komen tot deze verlossing, deze realisatie en bewustwording van vrijheid en vrede, dan blijkt mij, dat ik voor mijzelve daarvoor iets moet doen. Ik moet voor mijzelve voortdurend deelnemen in het leven van anderen en ik moet de lasten van anderen dragen." Ze zeggen, van Jezus met onze schulden belast en beladen. Maar wij zijn geen waarlijke volgelingen van Jezus, zolang wij zelven niet evenzeer met de schulden en zonden van anderen belast en beladen zijn. Naarmate wij onze eigen verantwoordelijkheid uitstrekken over een groter gedeelte van onze wereld, naarmate wij sterker een zijn met deze wereld en intenser trachten om de feilen en fouten, die wij daar erkennen te corrigeren met onze eigen kracht, worden wij ons meer bewust van de krachten, die in onszelven schuilen. Worden wij ons meer bewust van al hetgeen er in de wereld schijnt te bestaan, maar in werkelijkheid ook in ons is. En daardoor en daardoor alleen kunnen wij komen tot een ware verlossing. Onze verlossing is, gelegen in het bezwijken onder de lasten van anderen, met een behoud van bewustzijn en in dit bewustzijn begrijpen, dat wij ons gericht hebben tot de uiterlijkheden en niet tot de kracht, die in alle dingen schuilt het Goddelijke. Het Goddelijke, dat ook in de mens aanwezig is. En dan krijgen we de laatste fase van de verlossing, de logische, de magische, de redelijke zelfs. Op het ogenblik, dat ik mij bewust word van het Goddelijke in andere dingen en in mijzelf, vloeit dit Goddelijke ineen tot een onverbrekelijke eenheid. En in deze eenheid is mijn wil in alle dingen en de wil van alle dingen in mij. Ik en volledig één hiermede en mijn bewust denken, gericht op de Vader, kan weliswaar mijn uiterlijke wereld nog niet veranderen, maar kan innerlijk een zodanig sterke en richtende impuls zijn, dat ik in werkelijkheid verlos, terwijl ik verlost word. Dat is een heel belangrijk punt, dat ik probeer hier naar voren te brengen. Verlossing is dus een proces, dat voor degene, die verlost wordt, bestaat uit twee fasen: het anderen verlossen en het daarvoor zelve verlost worden. En dat is alleen te verklaren door de eenheid, die wordt bereikt, introvert, in het ik. En vanuit het ik gaande, het ik ziende in alle waarden, erkent, hoe De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt

59

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt er een band tussen deze bestaat. De kern er van is dezelfde levende kracht, die in ons en in alle dingen al tijd aanwezig moet zijn en deze noemen wij het Goddelijke. Dus verlossing is het zelf werken voor het Goddelijke in de vorm, waar in je leeft, meteen gelijktijdige realisatie van het Goddelijke in jezelf en alle dingen. Hierdoor ben je vrij van alle problemen, die aan vorm gebonden zijn of aan sfeer, waar het totaal van het zijnde door jouw wezen heenvloeit naar alles, wat in de wereld rond je bestaat. Dus U bedoelt de weg tot het zelf vinden. Ja. Meer. Ik bedoel, dat de weg tot het zelf het begin is. Want in het zelf ligt het niet zelf. Ja, dat klinkt een beetje paradoxaal, maar niet zelfs het Goddelijke, d.w.z. het totaal der levende kracht, die niet kan worden ondergebracht in een persoonlijkheid of genoemd kan worden met een persoonlijkheid, maar die de kern vormt van elke persoonlijkheid. En indien de persoonlijkheid doordringt tot hetzelve, dus tot de kern van eigen wezen dan valt de ik-heid weg en komt daarvoor in de plaats de eenheid met alle dingen. Met het Goddelijke? Ja, goed, het Goddelijke. Dat leer je ontdekken. Ja. Is dit hetzelfde principe, datje dus eerst moet geven om te kunnen ontvangen? Ja, dat zit er ook wel degelijk in. Je zou het zo kunnen zeggen dat de beste gave, die ge ontvangen kunt, is het vermogen tot geven. Het is n.l. een eenheid. U moet dat goed begrijpen. Wanneer wij iets geven, ontvangen we. Ontvangen we n.l. een bewustzijn en een vreugde, die veel intenser is, dan we ooit kunnen verwerven uit een "krijgen". En eerst wanneer da ontvangen dus wordt het geven van deze vreugde aan anderen, is het een ontvangen en een geven tegelijk. Dus het is de manier, waarop je het doet. Wat U zo-even gezegd hebt, is dat mogelijk om in een enkel mensenleven tot stand te brengen in jezelf? Dan zou je er zelf toch nog een ervaring bij moeten hebben van andere zijde? Simpel menselijk gezien hebt U ongetwijfeld gelijk. Maar mag ik er tegenover stellen, dat een mensenleven onmetelijk is, omdat elk mensenleven in de kern een oneindigheid draagt. M.a.w. de wijze van Uw beleven en niet de duur van Uw leven zal bepalend zijn voor de bevrijding, die U vinden kunt Het ondergaan van de verlossing in Uzelve en het worden van verlossend voor anderen. Het is altijd erg lastig om wat ik denk en weet hieromtrent precies in woorden om te zetten. Ik loop altijd zo erg het gevaar, dat ik in raadselen ga spreken en dat is toch niet mijn bedoeling. Daar ben ik het niet mee eens. Het heeft bij mij juist zeer ingeslagen, aangeslagen, bedoel, ik. Als het bij U heeft aangeslagen, zal het bij U ook inslaan. Want als U aanslaat, dan beroert het U. Maar als het werkelijk U beroert, dringt het door tot de kern van Uw wezen en slaat het dus in. En, wat meer is, wanneer het volledig is ingeslagen en de werkelijke kern van Uw wezen bereikt, dan is hierdoor een kracht geschapen, die op zijn beurt weer zal aanslaan bij anderen. (dat is niet van mijzelf, maar ik meen wel zeer toepasselijk.) Zijn wij dus hier ook weer overheen? Dan heb ik eigenlijk nog maar een paar dingen te zeggen. Want ik wilde dit onderwerp behandelen, zoals U weet, juist omdat wij in de kersttijd leven en het belangrijk is, dat we de achtergronden en de kern daarvan leren weten. En nu is dat Kerstfeest ongetwijfeld te vereenzelvigen met Jezus leven. Want het is een herdenken van het ogenblik, dat Jezus op aarde geboren werd. Maar het Kerstfeest zelve heeft nog een heel andere betekenis, een betekenis, die schijnbaar zeer extrovert, zeer uiterlijk is. Zo dadelijk klinken overal de koorzangen weer en zingen de kinderkoren, dan neuriën de mensen, dan branden de kaarsen, dan speelt er een golf van klokkengelui over de hele wereld. Dan zegt men: Het is Kerstmis. En of dat nu gaat met een kerstboom of een Santa-Claus, of het is in de tropen met verstikkende hitte of in de noordpool met zijn kou, het beroert iets in de mens. Het wekt in de mens een gevoel van verlangen naar vrede en een voornemen om ook vrede te geven. Een 60

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt stemming van verdraagzaamheid en vrede. Met Kerstmis, ja, dan kun je toch eigenlijk geen vijandschap koesteren, vindt menigeen. Wat speelt zich dan hier af? In de eerste plaats zou ik zeggen, is hier sprake van een vereenzelvigingsproces. Dus een proces, dat eigenlijk magisch is. Want in deze dagen gedenkt de mens Jezus zozeer, dat hij tracht met Jezus een te zijn. Vandaar zijn streven naar verdraagzaamheid, vandaar zijn pogen om in de wereld, althans deze paar uren, vrede te scheppen en vreugde. Dat magisch proces heeft geestelijk heel wat meer te betekenen, dan U stoffelijk zou denken. Want er wordt een impuls geschapen, die blijft doorklingen. Zeker, op de eerste Kerstdag sluit je vrede met je buren, op de tweede dag kijk je elkaar scheef aan en zo al een derde kerstdag wordt gevierd, dan is dat zeker de dag, waarop de veldslag opnieuw begonnen wordt. Maar je hebt het voornemen gehad je hebt je gerealiseerd, wat vrede kan zijn. Wanneer U hier in die kerstnacht luistert zo dadelijk, U hoort in de verte om 12 uur misschien voor de nachtmis een klok roepen, of U hoort misschien in de vroege ochtend de stappen door de holle straten gaan van mensen, die een kerstmis gaan bezoeken, of U komt in de ochtenduren voorbij een kerk en U hoort de gedragen gezangen, de kerstliederen, naar buiten komen, U hoort een orgel preluderen, dan weet U wat Kerstmis is, wat het betekent. Dan zoudt U voor Uzelf zeggen "Och, was het eigenlijk maar altijd zo op de wereld." Kijk, daar heb je nu de uiterlijke uitdrukking van een innerlijk gevoel. Kerstmis is nog steeds de tijd, dat in de mensen een gevoel van eenheid wakker wordt, ja, wat meer is, dat zij trachten zich de eenheid te realiseren en te bevestigen - zij het dan ook op de onvolmaakte en stoffelijke manier, waarop dat meestal gaat. Het resultaat is dus het vastleggen van een geestelijke impuls, die nog weken, ja soms maandenlang kan voortduren. Gelijktijdig wordt er voor het ik door het bewustzijn van de vrede, het zoeken naar de vrede, een geheel andere innerlijke gesteldheid geschapen. Niet iedereen, dat geef ik dadelijk toe, is in staat om van deze gesteldheid gebruik te maken. Er zijn mensen, die dat afreageren door het zingen van kerstliederen, het lezen van het kerstevangelie. Maar er zijn ook mensen, die een degelijke stemming de ware weg al beginnen te vinden. Die dan een ogenblik de ogen dicht doen, alsof ze zouden gaan zitten bidden. Maar ze bidden niet, ze beleven alleen maar, heel intens. En in die intensiteit van beleven dat ogenblik van ondergaan in vrede, wordt er iets van eenheid bevestigd met het grote levensprincipe. Ik weet niet, of ik U duidelijk kan maken, hoe belangrijk dat is. Dat heeft ets meer te maken met sferen en krachten. Dat is een magisch gebeuren. Ik kan het niet anders noemen. Het is net, alsof je een hele wereld, die gespikkeld is in alle kleuren, voor een ogenblik helder wit kunt maken. Zuiver en rein. Even alle bijbedoelingen laten wegvallen, enz. En daarin kun je voor jezelf soms het aanrakingspunt vinden met het waarlijk Lichte, met het waarlijk Goddelijke. Ik geloof, dat ik het beste doe, wanneer ik hier even een filosoof, een schrijver aanhaal, die zijn beleven in de kerstnacht een keertje, ja, hoe moet ik dat zeggen, in een soort van essay heeft neergezet, een soort van proeve van eigen denken. Wij moeten er wel rekening mee houden, dat deze man een monnik was. Dus zijn uitdrukkingen liggen in het nog een beetje middeleeuws-christelijke. Het katholieke zelfs. Toch raakt hij voor mij de snaar hier zo zuiver, wanneer hij schrijft: "En toen, terwijl op het altaar de mis werd opgedragen en ik dacht over het kind in de stal, was het me, of ik verzonk in een zee van licht. Ik hoorde de zang en ik zong mee. En toch was ik het niet meer. Ik zong met duizend monden, ik zag met ongetelde ogen. De hele wereld zong en ik zong in heel de wereld. Toe zei ik tot mijzelve. Ziet, de mensen van goedenwille, in hen heeft God een welbehagen. Ik zeide tot mijzelf: Ik ben van goeden wille, maar ik kon het niet over mij verkrijgen te zeggen. En dus heeft God in mij een welbehagen. Toen zei ik tot mijzelve: Ziet, ik ben van goeden wille en zo vind ik in God mijn welbehagen. En toen was het licht zo fel, dat ik meende te bezwijken. Mijn ogen zagen niet De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt 61

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt meer en mijn mond zweeg. De zilveren schel van de consecratie doorbrak de stilte nauwelijks. En toen wist ik waarlijk: Ziet de zoon Gods is geboren." Nu zou ik iets willen toevoegen aan dit geschrift. Ik zou achter "is geboren" willen zeggen "in mij". Want in deze mens werd in een ogenblik van geestverrukking een eenheid met de schepping gevormd, die uiteindelijk kwam tot een eenheid met het licht, de werkelijkheid. Daarom "ik meende te bezwijmen". Logisch. Wat kan er overblijven van menselijk of geestelijk bestaan, wanneer je een bent met het Goddelijke? Het is vreemd, dat juist een dergelijk iets de mens leidt tot zijn uren met God. Hij heeft er ook later over geschreven, hoe hij hele gesprekken had met God. En voor een leek doen ze wat belachelijk aan misschien. En toch zit er diezelfde intensiteit in. Het is alsof deze mens met zichzelve spreekt, want hij geeft zelve antwoord. En toch is hij ver boven de wereld verheven. Dit is het grote geheim van de verlossing. Natuurlijk kunnen wij onszelven niet bij de haren omhoog trekken uit het moeras. Dat gaat niet. Maar wij kunnen wel onze weg zoeken, vertrouwend op de krachten, die ons leiden. En wanneer we dat doen, dan komen we ook aan de wal, dan zijn wij ook uit een moeras van allerhande onbegrepen impulsen. Dan gaan we recht en zuiver op ons doel af. En dan weten wij ons geleid door het licht. Dat weten alleen is al veel waard. Want door de verinnerlijking van alle beleven krijgt elke handeling, elke gedachte, elke daad, een nieuwe betekenis, een nieuwe waarde en vormt voor ons een nieuwe, onbegrijpelijk nieuwe rijkdom van weten en begrijpen. Zo groot, dat je dat niet meer zeggen kunt. Je kunt het alleen maar beleven. En in deze intensiteit van beleven vind je dan je eigen verlossing, je eigen bevrijding. Door een vereenzelviging met de wereld en uiteindelijk een erkenning in de wereld zowel in jezelf van God. Zo vrienden, nu heb ik op mijn manier een betoog afgestoken, dat naar ik meen enerzijds past bij Uw kring en anderzijds bij de tijd, bij de gedachte. Ik kan me zo voorstellen als U over de straat gaat en U ziet overal kerstbomen staan en kerstversieringen in de winkels, dat U ook aan Kerstmis denkt. En daar zit ook weer een heel eigenaardig punt aan. U denkt aan Kerstmis als aan een feest. Hoeveel mensen denken nu werkelijk aan Kerstmis als het begin van Jezus lijden? Dat is typisch menselijk. De mens denkt altijd aan de geboorte als het begin van het leven, niet als het begin van sterven. Toch zijn beide dingen evenzeer waar. Omdat leven en sterven, lijden of verlossen, eigenlijk identiek zijn. In al deze dingen is geen werkelijk verschil. En zolang dat er in ligt, vrienden, dat ons beleven nog verkeerd is, maar wij voor onszelf reeds weten, dat het leven op zichzelve goed is, ik geloof, dat we dan de weg vinden, die wij verlangen. En in die eenheid God. Zodat we dan als innerlijk levende mensen in de wereld buiten ons een kracht zijn, die leidt tot het innerlijke en tot God. Hebt U nog iets te zeggen, gaat dan Uw gang, en anders besluit ik hiermede het eerste gedeelte. Ik heb mij dikwijls afgevraagd: Waarom moest het leven van de mens Jezus eindigen in zo n groot lijden? Is het, omdat het lijden meer spreekt tot de mensen? Of was dit een karma? Dat kunnen wij toch eigenlijk niet zeggen in dit geval? Waarom niet? Als U het begrip karma gebruikt, moogt U het niet gebruiken met een uitzondering. Dan is karma een wet. Dus kun je ook zeggen. Het was zijn karma. Maar laten we het zo stellen: Het feit, dat de mens Jezus zich overgaf aan de Christusgeest, betekende voor hem het einde van het leven op het ogenblik, dat hij zijn openbaar leven begon. Dat is een punt. Ten tweede: Toen de leer was uitgesproken en bevestigd moest worden, kon zij niet beter bevestigd worden dan door de vernietiging van het uiterlijk teken daarvan. Want daardoor werd het in de gedachte vereeuwigd en was het niet meer het symbool, dat de mens volgde, maar de gedachte. En daarom moest deze mens lijden, en sterven. Zijn lijden en sterven zijn de bevestiging van de leer in de ogen van alle mensen, waardoor de leer kon leven in de harten van de volgelingen i.p.v. in hun stoffelijke verwachtingen, wat tot op dat ogenblik het geval was geweest. Dat is toch logisch? Dat is ook karma. Anders gezegd: Wanneer de mens Jezus niet geïncarneerd was om de mensheid te helpen, wanneer de mens Jezus zich niet had 62

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt overgegeven aan de Christusgeest, wanneer de mens Jezus tezamen met de Christusgeest niet op deze wijze gewerkt had, zou Jezus niet op deze manier gestorven zijn. Het een volgt uit het andere voort. En zo bevestigt zich de goddelijke wet juist in degenen die de goddelijke wet trachten uit te drukken in alle mensen als een bewuste, een reële factor. Nietwaar? Ik vind het een heel belangrijk ding, want ik heb hieruit begrepen, dat Jezus, de mens Jezus, in zijn leven als mens de Christusgeest tijdens zijn aardse leven heeft gekregen en aanvaard. En hieruit zou ik de conclusie willen trekken - ik weet niet of dit juist is - maar dat hij dus gedurende zijn leven als mens eigenlijk voor zichzelf deze verlossing heeft gehad. Is dat juist? Ja. Want door het aanvaarden van deze Christusgeest als mens heeft hij zich toch eigenlijk van zichzelf verlost. Van het menselijke. Inderdaad. Dat is ook wel zeer belangrijk, maar het belangrijkste is wel, dat wat voor de mens Jezus gold, ook voor U geldt. Op het ogenblik, dat U bereid bent Uw gehele leven op te offeren met al wat dat betekent, alles wat U meent, dat Uw verantwoordelijkheid of Uw eigendom is, Uw recht, Uw plicht, voor een idee, een idee, die zetelt niet in de wereld, maar in het bewustzijn in jezelf, dan komt er een ogenblik, dat deze idee, deze gedachte tot rijpheid komt. Eerst moet je zelf a.h.w. bereid zijn om te sterven. Dat is het eerste test. Je moet dus bereid zijn je lot te ondergaan. Je moet bereid zijn de kracht te aanvaarden, die tot je komt, en dan groeit ze langzaam in je. Om maar weet een doodgepraat symbool te nemen het is alsof een lotus in je openbloeit en daardoor nieuwe krachten je gaan beheersen. En dan ben je niet meer de redelijke mens. Dus dan ben je eigenlijk niet meer mens. Je leeft, maar de intensiteit van dit leven is zodanig anders, dat er van iets werkelijk menselijks slechts terloops sprake is. De werkelijke drijfveer is een andere. Je zult ongetwijfeld nog ogenblikken hebben dat je jezelf bent. Maar het grootste gedeelte van de tijd voel je jezelf gedragen door een nieuwe kracht. En die kracht is in je ontwaakt, doordat je door dit leven a.h.w. over te geven, te verloochenen haast en het innerlijke te stellen boven al het uiterlijke, de kracht, die reeds in je aanwezig is, de mogelijkheid hebt geboden om zich door je te uiten. Zo kan de Christusgeest zich in elke mens uiten. Ook al gebeurt dit niet altijd, met als besluit een kruisiging in het openbaar. Heel veel van die mensen worden stilletjes gekruisigd, heel onopvallend, door hun medemensen. Soms in een gekkenhuis, of in een gevangenis. Soms alleen maar door misachting en verwaarlozing. Maar die kruisiging zegt niet veel. Want voor dat beetje uiterlijk lijden is er zoveel innerlijke rijkdom, dat er geen vergelijk meer mogelijk is. Het belangrijkste voor U is misschien, dat Jezus dit bereiken kon tijdens zijn leven dat hij het bereikt heeft. Voor mij is het belangrijkste, dat de conclusie logischerwijze is, dat ditzelfde voor ons allen mogelijk is, indien wij zijn weg willen volgen. Zo is dat. Vrienden, pauzeert U nu. Na de pauze zijn er tenminste twee andere sprekers voor U. Dus zult U verder de avond, hoop ik, op aangename, maar vooral ook vruchtbare wijze verder kunnen doorbrengen. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Wanneer U zelf een onderwerp hebt of vragen hebt, dan wil ik dat natuurlijk graag voor u belichten of daarop ingaan. Hebt U iets dergelijks dan kunt U mij dat dus vertellen..... Ik meen zo te bemerken, dat U zelf niets naar voren wenst te brengen. In dat geval zal ik zo vrij, zijn zelf mijn onderwerp te kiezen en dan zou ik graag met U willen spreken over oude goden. Juist omdat U zich in het eerste gedeelte hebt beziggehouden met Kerstfeest en met Christendom, zou ik graag willen spreken over die oude goden, in de hoop U duidelijk te maken, hoe alles op deze wereld een logische ontwikkeling is, een ontwikkeling, die - indien de mens innerlijk wordt - voor de mens een bewustwording betekent, maar in de uiterlijke verschijnselen wel van vorm, maar nooit van wezen kan veranderen.

De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt

63

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt De oude goden De goden, waarover ik in de eerste plaats zou willen spreken zijn de Baäls. De Baäls, de Heren der Schepping, die wel worden geleid (b.v. bij de Babyloniërs) door Bel Herachte. Bel Herachte is de heer der zon. Hij is een machtig en groot schepper en tezamen met verschillende andere grote Beren regelt hij het geheel van al wat er gebeurt op aarde. Hij heeft natuurlijk zijn medewerkers, en onder die medewerkers valt ons op een god van de dood, een god van de wijsheid en een godin van vruchtbaarheid. Er zijn in het geheel zeven goden met deze Bel Herachte aan de top. Dat ik U Heer Simo (?) de god der wijsheid noem, en de god des doods als degene, die onmiddellijk op hem volgen, is gelegen in de eigenaardige leerstellingen, die men reeds in de oude tempels verkondigde. Men zeide daar n.l. zo: De grote Heer van het licht leeft in het licht. En wanneer hij voor een ogenblik met een heerflitsende bliksemstraal de aarde beroert, zo is hij reeds weg, voor het mensenoog zich heeft gerealiseerd, dat hij er is. Toch wilde hij zijn schepselen leiding en kracht geven. En zo schiep hij twee krachten, die gezamenlijk het totaal van alle wijsheid en alle begrip uitmaken de god der wijsheid en de god des doods. De god der wijsheid bevat in zijn wezen het totale van alle weten, de god des doods het totaal van alle begrip. Deze twee samen bevatten dan ook al, wat Bel ooit aan de mensheid heeft gegeven of geven kan, ja, zelfs het grote geheim van zijn schepping en het Al. Deze geheimen worden dan in een geheime school uiteengezet. En ik geloof, dat het U zal interesseren te horen, hoe men zich deze taakverdeling tussen de dood en de wijsheid voorstelde. Er is een mens in deze, gelijkenis en deze mens wordt door die beiden beschouwd. Dan zegt de god der wijsheid - Simo heet hij in dit verhaal -: " Ziet, deze mens zal ik alle kennis geven, die op de wereld bestaat. Hij zal meester zijn van alle magie, hij zal weten wanneer de wind waait, wanneer de zon schijnt. Hij zal weten, wanneer hij moet oogsten en wanneer hij moet zaaien. Hij zal de gehele wereld beheersen." Dan staat de god des doods daarbij en dan zegt deze "En indien gij hem dit alles geeft en mijn tijd komt, dan zal ik hem slechts een ding leren, n.l. dat het leven het enige is, wat belangrijk is. Dat kunt gij hem niet leren, god der wijsheid." De god der wijsheid antwoordt en hij zegt "Gij waarde vriend der duisternis, wanneer ik deze mens leer zijn wereld te beheersen, zo kunt gij hem misschien die wereld te waarderen. Maar wanneer ik met hem spreek zal hij luisteren uit angst voor U. Doch wanneer hij in Uw rijk is en ik spreek met hem, zal hij niet luisteren om de wijsheid te winnen, waarmede hij Uw boeien verbreekt?" Dan lacht de god des doods. Dan zegt hij "In mijn rijk zijn er geen banden dan de banden, die de mensen zichzelf aanleggen." Hier ligt het verhaal in van de oude goden. Ik zou het in duizenderlei, vorm kunnen herhalen, maar in dit ene voorbeeld vindt U de gedachtegang van de oude mensheid, van de oude wijzen. Het leven is er om het weten te vinden, maar het weten op zichzelf smeedt banden. Wanneer Simo, ook wel Anoe genoemd, opeen gegeven ogenblik al zijn wijsheid in een mens kan gieten, dan kan hij daarmede niet beletten, dat deze mens sterft. Want het weten is niet voldoende om de dood te overwinnen. Wanneer de dood deze mens neemt, dan leert hij deze mens slechts een ding, de heiligheid van het leven. Meer niet. Maar indien hij dit weet en dus begrijpt, wat de werkelijke waarde is in het leven, dan zal de god der wijsheid in staat zijn hem te leren vrij te zijn, zich te bevrijden van de god der wijsheid - evenzeer als alle anderen de banden des doods noemt. In dit verhaal, dat betrekkelijk lang verder gaat met een zeer avontuurlijke tocht van deze begenadigde mens, komt dan het einde. De god des doods komt en zegt "Zeg vaarwel aan dit leven en volg mij." Dan zegt de mens "Maar in Uw duisternis ken ik niets." "Kent gij niet Uzelve?" zegt de god des doods. "Ja, maar dat is het enige", zegt die mens. Dat kan hij best begrijpen. Hij is alleen, er blijft niemand over. Dan komt de god der wijsheid. Die zegt "Ben je vergeten wat ik je geleerd heb?" "Neen," zegt de mens, "vergeten niet, maar ik heb niets meer, buiten mij bestaat niets meer." 64

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt De god der wijsheid "Wanneer er niets buiten je bestaat, schouw op wat te in je draagt." Dat doet deze mens. En dan staan twee goden allebei verbijsterd, de god des doods en de god der wijsheid. Want waar zo-even nog een mens en een bewustzijn waren, een geest dan tenminste, is niets meer. Dan gaan ze naar Bel Herachte en onderweg komen ze Ishtar tegen. Ze zeggen dan "Moeder, ga met ons. Want ziet, een ziel is verdwenen uit het rijk des doods en de wijsheid kan haar niet meer vinden." Dan kijkt Ishtar en zegt "En ook in de vruchtbaarheid leeft deze ziel niet." Dan gaan ze naar Bel Herachte. Zij komen daar aan het hof, ze vragen toegang en eindelijk z de machtige Bel zich verwaardigen met de lage goden te vergaderen. Dan vragen ze hem "Heer, hoe kan het, dat deze mens is verdwenen?" Dan lacht Bel Herachte en zegt "Ziet gij de stralen van het licht niet, die rond mij spelen?" "Ja," zeggen die andere goden. "Nu", zegt Bel Herachte, "dit licht, dat van mij komt en tot mij keert, bestaat uit zielen en een daarvan is de ziel, die gij zoekt. Maar indien gij kunt kiezen uit het licht dat mij omgeeft, de kracht, die eens deze mens was, ik zal U deze ziel teruggeven voor Uw rijk." Dan druipen de goden af en blijft er alleen nog maar over het homerisch gelach van Bel, die vanuit zijn grote hemel en zijn zuiver licht neerlacht en over de wijsheid en over de dood. De ouden zagen dus de goden niet als werkelijk goden of almachtigen. Er was er een, die de machtigste was, de grootste. Het eigenaardige is, dat deze grootste god altijd geïdentificeerd wordt met licht, met de zon, met alle leven. Zeker, hij heeft zijn. tegenpolen. Hij heeft Ishtar, die het ene ogenblik de verschrikkelijke is, de hartstocht, het andere ogenblik het zachte element, de werkelijke liefde en in deze beide gevallen de vruchtbaarheid van de wereld vertegenwoordigt. Daar zijn de goden van wijsheid, van rijkdom, van krijg, maar al deze goden, zij zijn aparte kleine wezens. Wanneer zij komen in dit grote licht, dan moeten zij zich laten aanmelden dan moeten zij heel voorzichtig zijn. Dus de kleine goden onder een grote God. In al die kleine goden zijn de aspecten van de mens uitgebeeld. Wij stellen ons zo graag voor, dat al deze goden aspecten zijn van het Goddelijke, geprojecteerd op de bewuste mens. Maar dat is niet waar. De vroegere primitieve mens heeft juist voor zichzelf een reeks beelden geschapen, waarin elk zijner eigenschappen op de meest volmaakte wijze werd uitgebeeld, Wanneer er toorn is, dan is er een god des toorns. En hij is zo verschrikkelijk, dat hij alles wegvaagt van de wereld. Wanneer er een godin van de liefde is, dan verteert zij alles, hetzij met haar hartstocht of met haar liefde. gaar zij neemt het in zich op en beheerst het. Is er een god van de wijsheid, dan is er geen enkel geheim voor hem. Dit zijn de verlangens van de mens. En na zou ik,graag een stukje - ja, voorlezen is niet het juiste woord - maar willen voordragen uit de oude inwijdingsgeschriften uit die tijd, waarover ik spreek. Daar staat n.l. zeer opvallend, dat dit boekje later verdwenen is. Het was gegrift, het waren 70 tafelen, kleitafelen. Er staat geschreven "Zo wanneer ge spreekt tot een god, spreekt gij tot een vervolmaking van Uzelve. En wie gaat tot de goden, gaat tot zichzelve. Maar boven alle goden is er een Macht, zoals er boven alle leven een Macht is. Deze Macht is de grote Onveranderlijke, de Levengever, die alle krachten bezit en beheerst. Uit Hem zijn alle dingen. En uit de mens komen de goden, die de aspecten - de vertaling is niet helemaal juist - maar de aspecten en aangezichten van de grote god vertalen voor de mens. Zo schouwt de mens in zichzelf een god. En indien gij gaat tot de goden om hun eer te bewijzen, weet dit wel. Gij zijt het, die Uzelf aanschouwt in dit beeld. Gij offert Uzelve en, gij smeekt U zelve. Doch terwijl ge offert voor Uzelve en Uzelve smeekt, werkt gij met de krachten der eeuwigheid en keert ge tot het licht. En de Heer des Lichts, die Uw ware Meester is, zal U regeren maar ook behoeden en U leiden tot een bewustzijn - ook weer geen juiste vertaling - (het woord houdt het midden tussen bewustzijn, begrip en weten) dat het U mogelijk maakt te zijn in alle goden en te zijn alle goden en toch Uzelve te zijn. En hebt ge dit bereikt, zo verlaat de tempels der mensen, want ziet, deze wereld heeft U niets te bieden. Maar de werkelijkheid uit het Goddelijke doordringt U." De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt 65

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt Ik probeer in deze vertaling zo goed mogelijk dit oude geschrift weer te geven. Om dit te doen in de dichtregelen, waarin het geschreven staat, lijkt mij enigszins brutaal te zijn. Ik kan dat niet zo mooi. Er is dus voor ons alle reden Voor deze oude wijsgeren te achten. Ik heb U al eens eerder gesproken over het oude Egypte. Ik zou U nog meer kunnen vertellen over Egypte-land en dergelijke, maar ik wil liever wat verder terug gaan in de tijd. Er is een tijd geweest, dat een mens geloofde in twee goden. De ene god, die in zojuist mogelijke klankvertaling Anjoe hete, de tweede, die Binanjoe heette. Deze beiden waren een volledige tegenstelling. Anjoe bouwde en voortdurend metselde hij aan een ark. Maar wanneer hij vermoeid was en rustte, kwam Binanjoe. Deze brak alles af, wat Anjoe had gebouwd. In die dagen waren er ook reeds wit-magiërs en tegelijk wijsgeren. En ook hier zijn bepaalde verhandelingen overgeleverd, waarin dit tweeheidsprincipe van het Goddelijke werd uiteengezet. En ook hier vinden wij een betrekken van de eigenschappen der goden op die der leerlingen. Het staat hier geschreven (beter gezegd geschreven in de harten der mensen en het kosmisch geheugen) Anjoe is in U het goede, wat ge wilt, en Binanjoe is in U het slechte, wat ge doet. Want altijd zal het lot der mensen zijn, dat hij het ene verlangt en het tweede bezit. Het ene wenst en het tweede doet. Zolang er in de mens deze verdeeldheid is, zal hij in het goede bouwen en in het slechte breken, wat hij gebouwd heeft. Zo blijft het Al gelijk en zal het nooit volmaakter worden, dan het is. Zo blijft de mens gelijk en zal hij steeds de mens blijven van het begin tot het einde. Maar wanneer wij deze beide krachten laten en boven deze beide gaan in de wereldgeest, dan vinden wij een kracht, die Anjoe regeert en Binanjoe in toom houdt. En in deze kracht zien wij dat beide elkaar aanvullen, zodat het brekend en bouwend principe gezamenlijk zijn de eenheid, waardoor een wereld kan zijn, In deze wereld, die kan zijn, moeten wij onszelven kennen. Kennen wij onszelven, zo heersen wij, zowel over hen, die breken als hen, die bouwen en als meesters gaan we boven deze wereld en scheppen voor onszelf datgene, wat wij noodzakelijk achten. En zo wij onze schepping hebben, zal onze schepping zich ontwikkelen, maar Binanjoe zal leven in ons en breken zodat blijft wat wij wensen, niet meer en niet minder." Dit is aardig, omdat hier eigenlijk de evolutieleer op een merkwaardige manier wordt tegengesproken door zeer primitieve denkers. Zij zeggen: "Er kan geen evolutie zijn, omdat evolutionair principe met zich meebrengt een vooruitgang, die op zichzelf een chaotisch principe wekt, zodat wording en ondergang in evenwicht blijven." Dit geldt voor deze leer eigenlijk alleen daar, waar van materie of vorm sprake is. Boven de vorm is het absolute bewustzijn, dat scheppend vermogen geeft en een beheersing mogelijk maakt over alle factoren en invloeden, die optreden in de wereld. Maar buiten het vormelijke. En het is juist deze stelling die ik naar voren wil brengen als aanvulling en misschien een kleine kritiek op hetgeen de eerste spreker heeft gebracht. Zolang wij een vorm kennen, zijn we gehouden die vorm in stand te houden. Want in dit erkennen van de vorm ligt een beperken van ons eigen wezen, ons eigen vermogen. Door deze beperkingen dwingen wij onszelf te blijven, die wij zijn. Op het ogenblik, dat wij een leer stellen en scherp formuleren, zullen wij door deze leer te blijven handhaven voor onszelf een verdere ontwikkeling, dus een groter bewustzijn of een grotere beheersing onmogelijk maken. Op het ogenblik, dat wij voor onszelf onze eigen positie of toestand, ons eigen begrip omtrent wezen en karakter, te scherp formuleren, houden wij ons vast aan een stelling en blijven wij voortdurend aan het werk om die stelling te handhaven. Wij hebben geen tijd over voor verdere ontwikkeling en bewustwording. Zo is het het bij het Christendom ook. Wanneer men de leer van Jezus ziet als een voortdurende ontwikkeling, dan zal deze leer zich met de wereld verder ontwikkeld hebben en zal dus het Christendom van heden een ander moeten zijn dan vroeger. Het is niet zo, dat de weg van Jezus veranderen kan, maar de wijze, waarop die weg gegaan wordt, zal veranderen van mens tot mens, van tijd tot tijd. Wie de oude weg volgt in deze dagen, maakt volgens mij een fout, die niet kan worden goedgemaakt. Want zich houdende aan een wet, aan een reeks van regelen, die niet meer precies passen in eigen wezen en tijd, zal hij zichzelve voortdurend 66

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt moeten beperken binnen zijn wereld en in deze beperking de kracht verliezen om vooruit te gaan. U ziet, mijne vrienden, enige kritiek is zeker aangebracht. Vooral omdat deze kritiek uiteindelijk overeen komt met hetgeen reeds de oudsten onder de leraren, de denkers van de mensheid, hebben gezegd. In ons zijn Anjoe en Binanjoe beiden voortdurend werkzaam. Wij bouwen met onze gedachten luchtkastelen en wij breken met onze daden in stof en geest deze kastelen weer af door te zeggen "Maar dit is te ver gegrepen. Wij kunnen het niet verwerkelijken, want zo ben ik." Met dit "zo ben ik" breken wij. Laat ik het voor mezelf vertalen in andere termen. In ons leven is de goddelijke stuwkracht, dat is het Allerhoogste. Maar deze goddelijke stuwkracht openbaart zich in ons in twee dingen Een doelstelling en een zelfbegrip. Wanneer het zelfbegrip scherp wordt geformuleerd, is het onmogelijk de doelstelling te volvoeren. Een doel volvoeren, vervullen wat je je voorstelt als het besten kun je alleen doen door jezelf te vergeten. Blijf je denken aan jezelf, dan zul je je zozeer beperken in al, wat je bereikten kunt, dat je je doel nooit kunt verwezenlijken. Dat nu toegepast op Christendom. Zolang een mens meent Christen te zijn, wanneer hij aan bepaalde wetten gehoorzaamt, wanneer hij meent, dat Christendom is gelegen in een bepaalde wijze van leen en zelfs handelen i.p.v. een bepaalde instelling tegenover de wereld, dan zal hij nooit een waar Christen kunnen zijn volgens het ideaal, dat hij zich stelt. En wanneer wij dan spreken over Jezus en de Christusgeest en alles, wat U in de eerste helft hebt gedaan, dan voel ik in mij nog een volgende kritiek opkomen. Wanneer n.l. zo over Jezus leer wordt gesproken, dan komt men in de verleiding aan te nemen, dat dit een vaststaande leer is, een dogma. Maar wat Jezus geleerd heeft was geen dogma. Het was een moraal, een zedenleer. De zedenleer is aanvaardbaar, wanneer wij ze toepassen op ons eigen wezen, volgens de kennis van het eigen ik. De zedenleer is nuttig, want zij geeft ons een richting, waardoor wij ons eigen wezen sterker kunnen beheersen en gelijktijdig ons vormbewustzijn en eigenschapsbewustzijn verminderen tegenover een vervulling van de stellingen, die wij als ideaal erkennen. Mijne vrienden, misschien is deze kritiek voor U wat hard, ik weet het niet. Maar wanneer zij hard mocht zijn: bedenk, het is een niet-Christen, die ze uitspreekt. Wanneer U zult zeggen: "Ge hebt gelijk", dan zou ik U willen voorhouden "Bedenk dan wel, dat niet het verwerpen van de vorm voor U nuttig is. Want wie een vorm schept daarmede weer een bepaald patroon„ Maar laat U leven door innerlijke kracht in U en aanvaard het doel als de hoofdzaak. Indien U de rest verwaarloost, dan hebt U bij Uzelf de strijd tussen Anjoe en Binanjoe uitgeschakeld en hebt ervoor in de plaats gekregen.de verwerkelijking van het scheppende, waardoor Uzelf schept. Maar realiserend, dat al, wat gij voortbrengt, geestelijk en stoffelijk, in zich wederom het tweeledig principe zal dragen Anjoe en Binanjoe. Uiteindelijk zal het zich misschien verder ontwikkelen, totdat gehele reeksen van goden zich rangschikken onder de God des Lichts. Dan zult gij misschien ook spreken in Uw wezen - al noemt gij dat anders - van een godin der vruchtbaarheid, van een god der wijsheid, van een god des doods. Maar hoe gij ze ook noemt, het komt steeds weer voort uit de splitsing der dingen in twee waarden. Zolang er verschil is tussen gedachten en daad, zolang er een verschil is tussen begrip en verwerkelijking, is het voor ons een onmogelijkheid om iets te bereiken Op het ogenblik dat begrip en voorstelling, gedachte en daad, kortom, al in ons wezen een is in een voortdurend streven, waarin de gehele persoonlijkheid zich voortdurend uitdrukt en richt, zijn wij de ware scheppers. Als ware scheppers kunnen wij een zijn met de Grote Schepper. En een met de Grote Schepper vervullen wij de volmaaktheid en volbrengen wij voor onszelf ons levensdoel. En dan geloof ik ook, dat wij uiteindelijk de laatste richting geven aan al wat zijn moet, n.l. in al het levende de invloed neerleggende - en hier kom ik dan in overeenstemming met de Christusgeest die ik niet wil zien als een goddelijke factor zonder meer, maar als een deel van het geschapene, dat geleefd hebbende vanuit het Goddelijke werkzaam is - dan krijgen we dus de invloed, die al hetgeen nog verdeeld is in tweeheid tot eenheid opheft en zo een maakt met het Al-scheppende. Totdat op de duur de wereld zich terugtrekt in duisternis en slechts de potentie daarvan voor het bewustzijn blijft bestaan, maar het wezen zelf aanwezig blijft in volledige vrede. De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt

67

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt Daarmede heb ik dan voor mij ook een kleine rede uitgesproken. Indien er onder U zijn, die menen deze bepaalde punten te mogen aanvallen (ik zou mij dat kunnen voorstellen) of om te vragen,hoe ik dit of dat bedoeld heb, dan kan ik alleen maar zeggen: "Vrienden, ik zal zeker met grote nederigheid naar Uw kritiek luisteren en met ware vreugde trachten mijn stellingen verder te belichten, indien U dit nodig acht." Mag ik U iets vragen? Wij leven in de tijd van de Christusgeest, zou ik haast zeggen. Maar komt het er op aan, hoe wij die noemen? Wanneer de kern een streven naar waarheid is, dan hindert het toch niet of het ‘n naam heeft? Noem iets eend, kip, bamboe, rijst, rijst zal het blijven. Noem waarheid leugen of wijsheid of wat U wilt, het blijft waarheid. Noem de kracht, die tot bewustwording drijft en tot eenheid en vrede Christusgeest of anders zins, zij zal zich zelve blijven. Een naam is niet belangrijk. Het wezen alleen is belangrijk. Naarmate dit wezen minder gevormd is in ons voorstellingsvermogen maar meer een impuls is voor ons streven, is het voor ons meer waar en meer belangrijk. Ja, omdat U zo-even zei U bent geen Christen. Maar dat doet er toch eigenlijk niet toe, of wij het wel zijn of niet.... Dat wil ik alleen maar even vaststellen. Het is geen kritiek, het is alleen… Neen, ik kan U begrijpen. Sta mij toe een opmerking te maken. Dat waar het misschien in werkelijkheid en geestelijk onbelangrijk is, het voor Uw wereld vaak zo belangrijk is, of iemand Christen is of niet, of iets anders. Ik heb zelf horen zeggen, dat het soms zeer belangrijk is, of je al of niet P.v.d.A. bent, K.V.P., Communist of iets anders. M.a.w, men kijkt niet meer naar de mens maar naar het etiket, dat er is opgeplakt. Juist daarom heb ik mijn eigen etiket even nader bepaald. U wilt er dus die scheiding mee trekken. Neen. Een scheiding trekken doe ik zeker niet. Wat dat betreft zal de wereld gelukkig zijn, waarop de enige mens, die nog scheiding tracht te maken, de kapper is. Zijn er nog meer vragen, die U wilt stellen.... ........ Geen vragen meer. Dan, mijne vrienden, ga ik het woord overgeven aan de laatste spreker, dier, voor U de bijeenkomst zal besluiten. Mag ik de hoop uitspreken, dat mijn kleine betoog door U waardig wordt geacht om nader bezien te worden? Goeden avond. o-o-o-oGoeden avond, vrienden. Het schone woord: Eenheid. Eenheid. Wij zouden ook kunnen zeggen ongedeeldheid. Want een-zijn is het werkelijk wezen van al, wat er bestaat. Er is maar een God, een Kracht, één leven. En al wat bestaat is een deel van die eenheid, onverbrekelijk ermede verbonden, niet te scheiden. Maar wanneer ons bewust zijn deze eenheid verwerpt, dan bestaat er nog een vermogen van opgaan erin. Wij kunnen dan, al kennen wij die eenheid niet bewuste de ongedeeldheid met dalschepping ervaren, Doch komen wij op het punt, waar wij voor onszelven zeggen "Ziet, hier ben ik en daar is het andere", dan hebben wij gescheiden en gedeeld in ons bewustzijn en is de eenheid verloren. Dan zal de harmonie nooit kunnen terugkeren. Daarom zou ik eenheid als volgt willen omschrijven. Eenheid. Het grenzeloze wezen, dat zelf alle leven is, het ontvangen en het geven, het zelf dus steeds te allen tijde. ‘t Is eenheid en ook eeuwigheid. God is eenheid, alle dingen, door Hem gebonden, door alle tijd, zijn onverdeeldheid binnen Zijn wezen worden door Zijn kracht geleid. En in Zijn bewustzijn is hun streven eenheid met Zijn wezen. Eenheid, wonder van de ziele, die plots in zichzelf ontwaakt en gedeeldheid en verdeeldheid van bestaan en wereld wraakt. Eenheid, kracht van ‘t ware leven, bron van ‘t werkelijk bestaan, waarn alles de eenheid gevend, de eenheid in jezelve vindt als kracht, waarmee ook alle streven en al ‘t verlangen wordt voldaan. 68

DE ACHTERGRONDEN VAN DE VERLOSSINGSGEDACHTE VANUIT MAGISCH ESOTERISCH STANDPUNT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 december 1956 Les 16 – De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt Eenheid, woord vol harmonieën, de volmaaktheid zonder grens, geborgen in ‘t kleinste schepsel, levend ook in elke mens. Eenheid, raadsel aller tijden eens ontraadseld ook door mij. Eenheid, heb ik U gevonden, ‘k ben een met God, ‘k ben zelve vrij. Eenheid laat geen scheiding toe. Waar een eenheid reëel is en bestaat, daar kan geen ware scheiding, geen begrenzing meer aanwezig zijn. Zo is het tussen ons en God, tussen ons en alle schepping. Wij moeten dit aanvaarden en verwerken, deel maken van ons eigen leven en bestaan, voordat wij zelven zullen ontwaken tot dit nieuwe, dit volle leven, waarin éénzijn met God de kracht is, de bron van het bestaan. En het bewustzijn, zich uitbreidend met alle weten, met alle begrip en wijsheid, weet en ziet "Dit ben ikzelve. En zelve zijnde ben ik een met al wat leeft, wat leefde of wat leven zal, een met alle kracht. Niets was ik alleen, maar in de eenheid ben ik - bewust van het ene, wat ik ben - alles, omdat ik een ben met mijn God. Zo zou ik de eenheid willen beschrijven, vrienden. Eenheid is een innerlijke toestand, niet anders. Eenheid kan niet worden uitgedrukt met stoffelijke feiten of met woorden. Ze moet worden beleefd en aangevoeld. En in dat beleven en aanvoelen zult ge - daar ben ik van overtuigd - eens zelve begrijpen, waarom het noodzakelijk is, dat alle grenzen vallen, dat ons hele wezen opgaat in het ware leven. Misschien zult gij dan ook terugkeren, trachtend woorden te spreken, om de eenheid duidelijk te maken en ge zult weten, dat ge niet slaagt. Maar ook zult ge weten, dat deze onvolledige uiting van de eenheid meer waard is dan alle zuivere en scherp omschreven persoonlijke uitingen, dan alle wijsheid en alle kracht. Want slechts een met het Oneindige zijn we zelven werkelijk. Slechts verloren in de oneindigheid zijn wij alle dingen een met God. En zo deel der grote eenheid,bewust van ons eigen doel en wezen, onze oorsprong en ons einde, kortom van al, wat thans nog ons zo vaak bezwaart. Vrienden, hiermede zullen wij de bijeenkomst gaan besluiten. Bedenk wel: Eenheid voor nu een waan, wordt later deel van Uw bestaan en brengt U tot een werkelijkheid, waarin ge - van Uw ik bevrijd - met God, in God, bewust zult leven. Goeden avond.

De achtergronden van de verlossingsgedachte vanuit magisch esoterisch standpunt

69

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien Goeden avond, vrienden. Wij kunnen dan weer een beetje ernstiger met onze esoterie beginnen. De vorige maal hebben wij ons bezig gehouden met het Christendom, ook in verband met de tijd, maar op het ogenblik kunnen wij dan het nieuwe jaar beginnen met nieuwe gedachten. Nu is er niets nieuws onder de zon, dus hoe nieuwer een gedachte U schijnt, hoe ouder zij moet zijn. Het onderwerp, dat ik U vandaag voorleg, is dan ook in de eerste plaats iets, wat in verband staat met het magisch schouwen, magisch zien. Dat is natuurlijk niet het normale zien met de menselijke zintuigen. Want wie met menselijke zintuigen alleen ziet, ziet in feite niet. Ik geloof, dat ik mij kan onthouden van de verdere omschrijving van het stoffelijk zien en onmiddellijk kan overgaan tot het magisch, of zo U het anders wilt noemen, geestelijk zien. En dan noem ik een heel oud Atlantisch citaat als eerste bron. "Het leven van alle wezens is kenbaar in de vier elementen. Wie in elk der vier elementen aanschouwt, kan zich een beeld vormen, dat juister is dan dat der ogen en meer omvat waar het insluit het verleden en de toekomst.” Het hoort bij de witte scholing en zou ons aanleiding kunnen worden dat wij ons moeten afvragen "Wat is dat schouwen in de elementen?" Wij weten allen, dat er krachten rond ons bestaan, die tot uitdrukking komen in wat wij zien als delen van onze omgeving. Wij spreken dan ook van de geesten der aarde, van de geesten der lucht van het vuur, van het water. Ja, misschien spreken wij ook nog over de ether en hetgeen daarin leeft. Die verdeling in vier velden echter kunnen wij terugleiden tot b.v. het menselijk lichaam. Want in het menselijk lichaam gezien vanuit ons, dus vanuit een geestelijk standpunt herkennen wij vier factoren, die werkzaam, zijn. De eerste factor, het lichaam zelf. Het lichaam geeft hitte af, of om het anders uit te drukken heeft een infrarode straling, met lage intensiteit en plaatselijke variaties. Hierdoor zijn bepaalde lichamelijke toestanden al zonder meer afleesbaar. Dan verder is er in het lichaam een spierbeweging. Er is altijd een reeks van delen in Uw lichaam in actie Wanneer een spier beweegt, wordt die contractie veroorzaakt door een stimulans. Ook het verslappen. U denkt misschien, dat U dat gewoon doet door te willen, maar in feite is het een reactie, die wordt veroorzaakt door wat ik dan maar "elektriciteit" wil noemen, die inwerkt op bepaalde zouten in het lichaam. Ik zeg het maar heel populair. Volledig juist is dit dus niet. Anders komen we in de biologie terecht, De reactie betekent een chemische omzetting.Een chemische omzetting betekent een vrijwording van kracht of een verandering van krachtsverhouding. Het resultaat is, dat ook dit als een trilling kenbaar is buiten het lichaam. Tussen twee haakjes het is juist de wijze van bewegen, de bij de niet beheerstheid van de doorsneemens krachtverlies veroorzaakt en daardoor aanvulling van stoffen in de cellen zowel als een voortdurende opbouw van nieuwe cellen noodzakelijk maakt. Een afbraak van de oude cellen behoort dan grotendeels mede onder de vermoeidheidsstoffen. Dan hebben wij verder een derde terrein, dat ook al zeer interessant is. Het zenuwstelsel met de hersenen en zijn verschillende verdere hoofdcentra kent zuiver elektrische stromen. En zoals U weet waar een elektrische stroom loopt, vindt inductie plaats. M.a.w. er ontstaat een veld, in trillingsgrootheden gelijk aan die van een pseudo-magnetisch veld. Dan kennen wij daarboven een vierde gebied. Het vierde gebied is dat der gedachte werkingen en gevoelswerkingen. Dit kun je niet meer uitdrukken in stoffelijke waarden. Je kunt hier geen vergelijking maken, met dit of dat aan krachten in stof. Toch zou je het zo misschien duidelijk kunnen maken. Een totale verandering in een mens betekent ook een verandering in zijn levensritme, in het laat ik zeggen verbruik van levenskracht. En aangezien dat fluctuerend gebeurt, ontstaat er een fibratie. De fibratie kan zeer hoog en betrekkelijk laag liggen. En ook deze fibratie wordt weer kenbaar. Maar door haar oorsprong (n.l. in het gehele lichaam praktisch gelijkelijk) toont zij ons in de eerste plaats een veel groter veld dan de eerstgenoemde drie factoren. 70

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien In de tweede plaats zien wij in dit veld een zogenaamde verschuiving optreden. D.w.z. dat niet de gelijke toestand in deze uitstraling bestaat op alle delen van het lichaam op het zelfde ogenblik. Het is een soort eb en vloed. Maar het zijn allemaal stoffelijke factoren, die buiten het stoffelijk oog om kenbaar worden. En dat is nu een heel belangrijk iets. Want buiten het stoffelijk oog om kenbaar, d.w.z. dat er een tweede waarnemingsvermogen moet bestaan. En dan put ik weer uit dezelfde oude bron, waarin wordt gezegd: "Het magisch zien is afhankelijk van eigenschappen, die ons tweede lichaam bezit." En dat tweede lichaam, dat bedoeld wordt, is het etherisch dubbel. M.a.w. het etherisch dubbel heeft een eigen waarnemingsvermogen. En dit waarnemingsvermogen is in staat een beeld van een mens te krijgen, dat volgens het eerste citaat veel omvattender moet zijn, dan wat je ooit met je eigen ogen zoudt kunnen zien. Waarom? Kan in een menselijk lichaam tijd zijn vastgelegd? Neen. De voorstellingswereld in een mens is een tijdloze, ook al zal hij aan de hand van uiterlijke omstandigheden zijn eigen beleven, zien als een tijdservaren. Het resultaat is dan ook, dat alles, wat in het lichaam aanwezig is geweest, en alles wat er als mogelijkheid in ligt voor de toekomst, reeds mee besloten ligt in de maximale variatie van de verschillende uitstralingen. Zo kunnen we dus komen tot een overzien van waarden, die ver liggen boven wat je je zo maar kunt voorstellen. Zou dit nu het enige zijn, dan zou het magisch gezien vergeleken kunnen worden met een soort helderziendheid zonder meer. Maar in elke materie, dus alle stof, vindt een gelijksoortige straling plaats, bestrijkende ofwel alle gebieden of slechts enkele der genoemde gebieden. Omzetting van energie, hetzij vlug of zeer traag, vindt in alle materie plaats. Een reactie op de buitenwereld, al is het alleen maar een temperatuurwisseling, komt ook overal voor. Daardoor wordt een patroon geprojecteerd naar buiten toe, dat de eigenschappen ook van alle materie weergeeft. Zoals U zult toegeven een zeur interessant punt. Bij het magisch zien zou dus voor, een objectieve waarnemer (dat laatste is zeer belangrijk. objectief,) het mogelijk zijn om de kernwaarde, de werkelijke betekenis in de wereld, en zelfs in de kosmos van de stoffelijke punten, die hij kan beschouwen, voor zichzelve geheel te begrijpen. Dit magisch zien wordt in de oude ritualen gemaakt tot de basis van heel veel geestelijke belevingen en ervaringen. Want, zo zegt men, en ik citeer weer "Eerst degene, die zijn verwantschap met de stof voelt, kan vanuit de beperkte wereld in de vrije dus geestelijke wereld in de vrije wereld reden en vanuit deze vrije wereld ook zichzelve leren kennen." Het magisch schouwen is dus klaarblijkelijk niet alleen bedoeld als een zomaar waarnemen in de omgeving, maar als een middel om tot zelfkennis te komen. Daar komt dan weer die al oude spreuk, die men elke keer weer ziet, naar voren "Ken Uzelve." Dat dit "Ken Uzelve" hier wordt uitgedrukt in een beschouwen. van buitenaf is ook begrijpelijk. Want eerst de beschouwer, die buiten de voorstelling zelve staat, kan het gehele beeld zuiver opnemen. Deze functie neemt dan de geest waar, de geest van de mens in de stof. Maar zeer zeker bestaan die, zelfde mogelijkheden en bekwaamheden ook voor de geest, die buiten de stof leeft. Dus die.b.v. onze wereld kent en daarin bestaat. Het resultaat is, dat veel later het zijn spreuken uit het Sanskriet een leermeester doceert "Zien met het oog van de geest wil zeggen, leren de werkelijkheid te interpreteren. Maar elke interpretatie is persoonlijk. Zo is de geestelijke interpretatie van stoffelijke waarden onze eigen reactie op de werkelijke en niet de aangenomen toestand, die in de wereld bestaat." Een zeer scherp en klaar betoog, zoals U merkt. Ik heb het dan ook ontdaan van alle bijkomstigheden, waar het in een hermetisch vers is uitgedrukt. De stelling is begrijpelijk. Wij kunnen ons niet, ontdoen wan onszelven. Dat gaat niet. Maar naar gelang de wereld, waarin wij bestaan, kunnen wij zeker terugzien op de laagste delen, onze uiting en ons feitelijk bewustzijn, dat er boven staat, kan dus volgens zijn eigen en weel groter weten een waardering krijgen voor de beperkte omstandigheid, waarin de uiting plaats vindt. Ben ik tot.zovar duidelijk? Nu zijn er heel veel mogelíjkheden om, dit te gaan gebruiken, te verwezenlijken enz. Het ligt niet op mijn weg om U daarover in te lichten. Maar ik heb dit begin gekozen, omdat de geest in en rond, met U werkt en omgekeerd ook er onder U altijd mensen schuilen, die in meerdere of mindere mate contact vinden met de geest en met de geest leren werken. Hoe wij dit het best kunnen omschrijven? Ach, in de eerste plaats moeten Het magisch (of geestelijk) zien 71

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien wij begrijpen, hoe je een wereld waarneemt. En wat dat betreft, kan de geest dus wel degelijk een indruk krijgen van stoffelijke waarden. Zij kan heel goed begrijpen, wat er gaande is. Haar voorstelling is misschien niet geheel gelijk aan de Uwe, maar, zij zal meer waarden, dan U bevatten kunt, mee in berekening trekken en in haar oordeel zuiverder en vollediger zijn, dan U ooit kunt zijn. Uw eigen geest kan over de geest oordelen op basis van gelijkheid, zodra het stoffelijk bewustzijn wordt weggelaten. Wanneer je afstand doet van de stoffelijke wereldbeperking, kun je oordelen over de waarden van je eigen bewustzijnstoestand. En U bent geest. Er bestaat dus een punt van aanraking tussen stof en geest, gelegen in het geestelijk bewustzijn, dat in stof gebonden zich ook in de stof uitdrukt. Van hieruit naar de beïnvloeding is al een heel kleine stap. Want geest draagt in zich kracht, soms buitengewoon veel kracht. En wanneer deze kracht wordt uitgezonden met een bepaalde trilling, dan zal zo goed als U b.v. door Uw zenuwstelsel naar buiten toe een inductiestroming wekt, dus een daaruit voortvloeiende stroming, elke buiten U bestaande sterke spanning in U innerlijke veranderingen teweeg brengen. Zo brengt de geest het dan inderdaad tot een verregaande en buitengewoon interessante beïnvloeding van de stof. De beïnvloeding van de geest in de stof en omgekeerd haar leren uit de stof, is zeer,mooi beschreven door Hai pen lo ……… neen, ik moet het goed zeggen Hai Wung Po (dat is zijn naam), een Chinees uit de Tsjoe dinastie. Dus uit de periode, die ons grote denkers heeft gebracht, alsook ZaoTse en Confucius. Deze dichter beschrijft zijn contact met wat hij noemt de wereld der hemelse sferen als volgt: "Wanneer ik ontrukt ben en mijn lichaam neerligt, zo spreek ik vrijelijk met de geest der winden. Ik ontmoet de waardigheidsbekleders der vier rijken U ziet, hier is de Chinese voorstelling van een bovenwereld gehandhaafd en elk van hen toont mij waarheid. Hoe groter mijn eigen verlies van mijn stoffelijke wereld is, zodat ik neerlig, onbekwaam, als gestorven, hoe zuiverder ik versta, wat men tot mij spreekt, en hoe meer ik mij mijn eigen onwaardigheid bewust word." Die onwaardigheid is hier geen hoffelijkheidsfrase. Hij drukt uit zijn begrip van onvermogen en kleinheid tegenover de geestelijke krachten, die hij ontmoet. Het zou dan ook onlogisch zijn om aan te nemen, dat hij daardoor uit zijn eigen kunst die toch zeur sterk met klassieke verwant is wordt verdreven. Maar dat is niet waar. Want hij vervolgt zijn betoog: "Wanneer ik weerkeer, trilt de penseel in mijn hand. En valt het mij moeilijk de tekens zuiver te vormen. Toch teken ik met vermiljoen en goud bestrooid de tekens van de hoge vreugde." Op die hoge vreugde gaat hij dan verder in. Ik wil daar enkele brokstukken uit citeren om U een indruk te geven. Zo zegt hij: "Mijn geest dwaalt in de keizerlijke tuin. En ziet, de keizer is een bloem. En zij spreekt in een volheid van kracht, alsof zij een herboren zon ware." Het is een dubbelzinnig gedicht, maar hij bedoelt dit: Wanneer hij dat hele keizerlijke paleis, die hele verboden stad die begon zich toen al te vormen benadert, wanneer hij daar dat alles beschouwt, dan zijn het de bloemen, dien hun zuiverheid en reinheid het belangrijkst zijn. T.o.v de omgeving zijn zij lichtend, dat zij voor hem een stralende zon worden beschrijft hij verder. En soms zie ik de ongebonde en dat zijn de laagste slavinnen, doe geen gebonden voeten hebben) gaan als zilverkleurige wolken, die in hun bedrijvigheid de grommende donder omringen en beperken. De eenvoudige mens, rein van harte natuurlijk, is uiteindelijk meester (ook al is zijn toestand die van slaaf) overal die grote gewichtige mensen, die in zichzelven alleen maar onheil baren. En dan is er een stukje, dat ik zeker niet mag vergeten. Dat is het kostelijke stukje, waarin hij niet zonder zelfspot zichzelf beschrijft "En terugkerende zie ik mijzelfe als een ledigheid temidden van bedrijvige en lichtende krachten. En ik vraag aan de Heer (dat is de Heer van de Westenwind die hem in dit gedicht vergezelt) "Hoe is het, dat ik dit aanschouw,er in leef en het niet ken?" Dan is het antwoord wel kentekenend "Hierin berusten de letteren, die Uw gedachten vereeuwigen." Een zeer interessante visie, maar ook een zeer praktische. Het schijnt dat zelfs de Chinese dichter praktisch moet zijn. Want met dat laatste gedichtje stelt hij meteen ook zijn eigen 72

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien standpunt vast. Hij zegt: "Alles wat ik zie en beleef is uiteindelijk zo onbelangrijk. Maar een ding is erg belangrijk. In dit lichaam van mij ligt de bekwaamheid om uit te drukken, wat ik beleef, om het voor mijzelf te vereeuwigen en vast te leggen." De letters die hij tekent, de symbolen die hij tekent, zijn voor hem het belangrijkste van het stoffelijk bestaan. Ongetwijfeld zal het menig mens zo gaan. Menig mens zal uiteindelijk, bevrijd wordende van te grote stoffelijke beperkingen, in zijn vrije geest zien, dat zijn lichaam iets is geworden, wat eigenlijk heel weinig waarde heeft. De werkelijke waarden liggen ergens anders. Toch kan hij dat lichaam niet met rust laten, want daarin liggen de lettertekens (of zo U zeggen wilt de daden) waarmede hij zijn geestelijk beleven neer kan schrijven in de stof en zo voor zichzelf vereeuwigen. Nu merkt dezelfde dichter echter op (het is overigens,een ander gedicht, een ander stuk epos) "En soms tekent,mijn penseel en de letters zijn vol van vorm en zuiver. Maar terwijl mijn ogen haar volgen, begrijpt mijn gedachte haar spel niet. Een ander leidt mijn hand." Er komt een ogenblik, dat je op de wereld met je daden, met je werken, iets uitdrukt, dat niet alleen van jou is. Een ogenblik, dat een geestelijke kracht het kan een volgens U goeds of kwade kracht zijn mee gaat spelen. En daarom is het goed, dat deze dichter dan ook zegt "Slechts eens wierp ik het penseel neer. Want wanneer het teken niet zuiver getekend is, hoe kan dan de gedachte rein zijn, die erin schuilt?" Er komt een ogenblik, dat hij dus afstand doet van zijn inspiratie, omdat de inhoud van hetgeen hij ontvangt niet meer in overeenstemming is met zijn eigen zedelijkheidsbesef. Hij zegt hier eigenlijk dus "Nadat ik geestelijk alles heb beleefd en in staat ben geweest mijn eigen waardering te vinden voor mensen en voor dingen, nu kom ik tot de conclusie, dat ofschoon ik mijzelve uitdruk door het lichaam en dit erg belangrijk is, ik toch een grens moet trekken voor hetgeen ik van anderen ontvang. Ik mag niet alles aannemen, wat mij geboden wordt. Ik moet wel degelijk weten. Hier wil ik middel zijn en daar niet meer. Het is alleen het magisch zien, dus het vermogen om geestelijk te ervaren, wat de stoffelijke waarden zijn, die hem tot een dergelijk bewustzijn brengt. Een bewustzijn, dat overigens in zijn moraal, in zijn zeden, zeker sterk verschilt met het Uwe. Maar dat de geestelijke grondwaarden, de zuiverheid van leven als hoofdbron van lichtende kracht wel degelijk beseft. Het is echter niet deze dichter geweest, maar een betrekkelijk obscuur priester in een van de Tibetaanse kloosters, die dit naar mijn idee nog het zuiverst heeft omschreven. Want hij zeide: "Het zien maakt voor mij een werkelijkheid uit het leven. Maar wanneer ik de ogen sluit in meditatie, zie ik scherper. Al wat zuiver is geeft licht. Zuiver is al wat leeft volgens zijn eigen bestemming. Hoe meer het eigen doel wordt vervuld, waarmede men in de schepping vertoeft, hoe sterker het licht, dat doordringt in het wezen. En het is dit licht dat de geest zal dragen boven het bereik der demonen in de vrijheid, die geen terugkeer, geen verbanning meer kent." Wij moeten eerst de dingen leren zien. We moeten eerst de waarden ervan leren kennen. We moeten de werkelijke betekenis weten. Maar dat is niet voldoende. Want of wij nu weten, wat wij zijn of niet wij moeten in de eerste plaats onze natuurlijke bestemming volgen. We mogen ons niet van het leven afwenden. We mogen niet voor onszelven een kunstmatige wereld gaan scheppen met allerhande beperkingen. We moeten dát zijn, waarvoor we geschapen zijn. Dat doel is bij een ieder natuurlijk enigszins anders. leder heeft zijn bijzondere bekwaamheden, bijzondere vermogens mee gekregen. Ieder heeft een aparte scala van eigenschappen, die nuttig en bezwaarlijk zijn. En door deze op de juiste wijze uit te drukken, krijg je licht in jezelf. Maar eerst door het aanschouwen hiervan van buitenaf, vind je de werkelijke stimulus om dat leven voort te zetten, vind je de afhankelijkheid tegenover de wereld rond je. Wanneer wij weel verder komen in de geschiedenis vinden wij Ambrosius, een van de ketterse kerkvaders, die sprekende over de toen zeer sterk gevoelde problemen t.a.v. het priesterschap en wel speciaal i.v.m. het al of niet gehuwd zijn van priesters, het celibaat deze mening durfde Het magisch (of geestelijk) zien

73

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien uit te spreken (iets waarvoor hij dan ook rijkelijk achtervolgd is) "Kan een mens priester zijn en dus Gods kracht op de wereld uitdragen, wanneer hij niet in de eerste plaats mens is?" En wanneer ze hem dan tegenwerpen: "Ja, maar een priester heeft als bruid de kerk", dan maakt hij de opmerking "De vorst der apostelen, Petrus, nam zich een vrouw. Want als geestelijke bruid kan de kerk ons voldoende zijn, maar onze menselijke bestemming ligt niet in de theorie, maar in het voor ons praktisch verwerkelijkbare," Hier zegt nu iemand uit een heel andere tijd, uit een heel andere gezichtshoek ook, toch eigenlijk hetzelfde. Ook deze mens moet iets gezien hebben van de krachten, die spelen binnen de mensen, van de werkelijke betekenis van het leven in de wereld. Hij zegt hier met andere woorden eigenlijk: "Jullie, die de priesters dan onthouding willen opleggen, jullie stellen onmogelijke eisen. Die eis kun je niet stellen, omdat de mens op de wereld is gekomen om te leven als mens. Je kunt deze mens niet huwen met iets bovennatuurlijks. Dat baart alleen maar ongelukken." Dat is later ook veel gebleken Wanneer hij gezien zou hebben, zoals b.v. Franciscus (Franciscus van Assisi bedoel ik hier, deze heerlijke mysticus, deze zwerver Gods) dan zou hij er waarschijnlijk een paar woorden aan hebben toegevoegd, die Franciscus kort voor zijn sterven sprak. Hij zeide toen, dat hij Jezus zag als een engel m.a.w. hij zag de lichtende wereld. Maar hij stond met de dragers van zijn baar toen stil boven op de berg, waar hij hen stil had laten houden. En toen zei hij dit "Hoe heerlijk is dit land. Hoe dringt zuster zon in alle planten. Hoe dringt het licht, dat uitgaat van mijn Verlosser, die ik aanschouw in vele mensen. En hoe duister zijn soms de kerken." Iets, wat je van Franciscus eigenlijk niet zou verwachten. "Hoe duister zijn soms de kerken," Hij is geen liefhebber van de kerk, zeker niet. Maar hier probeert hij dan toch even iets vast te stellen vanuit een geestelijk standpunt, Daar leeft iets niet, Waarom? Wat er gebeurt is het niet natuurlijke. Het past niet in het schema van kosmische waarden. Wij zullen overigens veel later datzelfde nog door Thomas Moore horen bevestigen, die op een gegeven ogenblik toch ook durft uit te roepen: "Uw huichelarij is de muur, die schaduw werpt, zodat de Heilige Geest niet in U doordringt." Het is noodzakelijk en dat zul je het best kunnen beseffen, wanneer je het geestelijk zien, het magisch zien zelve een paar maal hebt beleefd, want dan kun je het aanschouwen, dan kun je het verifiëren, maar het leven vraagt het van je dat je je eigen bestemming vindt. Een bestemming, waarmee je tevreden bent. Een bestemming, die zowel stoffelijke als geestelijke waarden inhoudt. Je lichaam, je stoffelijke omstandigheden zijn een instrument, zeker. Zoals de dichter zeide "want daarin liggen de letters, waarmede ik schrijven kan." Dat is het voor ons ook. Wanneer wij als mens in de wereld staan, wanneer wij als geest ons een voertuig zoeken, bouwen in een lagere sfeer wat doen wij dan eigenlijk anders dan het handschrift van onze eigen gedachten, van ons eigen streven, ja, van ons eigen erkennen van hogere en lichtende kracht, neer te schrijven juist in de werelden, die het voor ons bewustzijn vereeuwigen. Wat dat betreft is het zelfs in de moderne tijd gezegd door de korzelige filosoof Schweitzer. Als ik zeg: korzelige hij is een man, die kortaf is vaak. Hij zegt tegen een journalist, en ik geloof niet, dat iemand begrepen heeft, wat het betekent "Ik ben wie ik ben, omdat ik leef, wat ik ben. En ik leef, wat ik ben, omdat ik geloof." Men heeft ongetwijfeld gedacht, dat deze oude man hier alleen maar een raadselspreuk wilde geven. Maar dat is niet waar. Hij zei het wel degelijk zuiver. Hij leeft, zoals hij doet. Hij is dus, wat hij schijnt in de ogen van de wereld. Omdat hij innerlijk het bewustzijn heeft, dat hem duidelijk maakt, wat de uiting is, die hij vinden kan. "Ik ben, die ik ben, omdat ik ben, die ik ben." Maar hij kan dit slechts zijn door zijn geloof. Wat is zijn geloof? Geloof is voor de Christen en voor vele anderen het symbool van goddelijke kracht, van goddelijk licht. Nu kunt U misschien zeggen: "Maar voor ons lijkt het leven van b.v. een Schweitzer onnatuurlijk. Neen. Hij vervult datgene, wat aan waarde in hem leeft. Hij schrijft, wat hij geestelijk ervaart, waarvan hij zich geestelijk bewust is, neer in de stof. Omdat 74

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien hij de kracht, omdat hij het licht en ook het bewustzijn, het vermogen tot schouwen, gekregen heeft door zijn aanvaarding van boven hem liggende krachten. En waar U ook komt en waar U ook gaat, in welke sfeer, in welke wereld ook, deze dingen blijven van kracht. Wie leeft in onze wereld, de wereld, die zo veel vrijer is dan de Uwe, zal ook ditzelfde kennen. Ook die zal soms uitstijgen boven zijn eigen wereld, en plotseling als een soort toneel alle wisseling van beelden en gedachten onder zich zien. Het hele bestel. En hij zal zien dat hier meer en daar minder licht is. Ja, zo schouwende zal hij zelfs zien, hoe de duisternis in de sferen, die misschien door sommigen onzer toch wel ontweken worden, omdat ze de moed niet hebben erin af te dalen, mee een rol speelt in ons hele bestaan. Dan zal hij begrijpen, hoe ook in onze werelden je de taak moet aanvaarden, waarvoor je geschikt bent de taak, die het je mogelijk maakt je wezen uit te drukken en te verwerkelijken. Dat is een van de grootste realiteiten, die er bestaan. Alles leeft, wat natuurlijk leeft. Natuurlijk leeft niet datgene, wat onbeheerst zich uitleeft, want ook dit is niet natuurlijk. Natuurlijk leeft al datgene, wat de in het ik aanwezige eigenschappen zo goed mogelijk gebruikt om een eenheid te scheppen tussen bewustzijn en werken. Want is dit in de lagere vorm de opvatting, zo zullen wij gelijktijdig daardoor hooggeestelijk gezien. ons geestelijk bewustzijn er wezen kunnen uitdrukken in de wereld, waarin wij bestaan en zo haar uiteindelijk veroveren en overwinnen door een te worden met al dat licht, wat leeft in alle factoren van die wereld. Dat licht is het wat ons dan verder draagt naar nieuwe werelden en bewustzijnstoestanden. Tot dat we dan komen, waar vanuit ons standpunt niets meer dan licht is. Een licht, zo groot en zo verblindend, dat je er niet in kunt doordringen. Maar aangezien het voor ons zo is, ja zelfs (en dat zeg ik niet zo maar, zo dat is mij bevestigd geworden) in de werelden boven ons is, zoals het ook op Uw wereld bestaat, mag ik toch wel zeggen, dat het magisch zien, waarover ik op deze avond spreek, eigenlijk het vermogen is om jezelf te zijn. Jezelf te kunnen zijn door afstand te kunnen doen van de werktuiglijkheden van je bestaan. U zult misschien willen vragen: Hoe bereik je dat? Dat bereik je niet bewust. Dat is een gave. Een gave, die je jezelf verdient door zo eerlijk mogelijk te leven. Hoe eerlijker je leeft en hoe meer harmonie er bestaat tussen je geesten je stof, hoe eenvoudiger het wordt om een ogenblik die geest suprême te stellen in haar waarnemingen, om datgene te doen zien juist ook in de materiele wereld wit gezien moet voorden om een houvast te krijgen voor je eigen streven. Voor degenen, die zeggen: "Dat bereik ik toch nooit", heb ik de troost, die ook in de Mahabharta voorkomt "Wie eenmaal niet bereikt en streeft, keert terug en bereikt. Doch wie niet streeft en terugkeert, zal minder streven en minder bereiken dan voordien, tot hij ontwaakt tot streven." Degene, die in dit leven streeft, zal niet altijd de vrijheid, de gave bereiken, die hij begeert. Ofschoon het magische zien een gave is, die voor velen in dit leven reeds mogelijk is. In min of meer bewuste vorm zelfs. Maar wie het niet bereikt, bedenke wel: Deze gave moet eens werkelijkheid worden, omdat dit je baken wordt voor de laatste incarnatie, voor een laatste verenigd zijn met de materie, met de omgeving en de vormen van de wereld, waartoe je terugkeert. En eerst daarmede kun je ontsnappen aan de voortdurende herhaling van vormen. Want juist door dit aanschouwen van waarden in anderen en in jezelf, ken je de waarheid zo goed, dat je de volmaking kunt vinden in je bestaan. Wij mogen niet verwachten, dat het ons gegeven wordt zoals de groten het gevonden hebben. Zoals een Boeddha, die na jaren van troosteloos zoeken neerzat, de wereld aanschouwde vanuit de geest en ontmaakte als herborene. Zoals Jezus, die de woestijn inging. Zoals Mohammed, die vluchtte en in ontberingen, een nieuwe wereld zag. Zoals Mozes op de berg misschien ook. Dat is alleen aan de allergrootsten gegeven. Bij ons is het licht niet te verdragen, is de gave niet onmiddellijk te verdragen. Voor U in de stof zou u het kunnen interpreteren "Wanneer je te veel vermogen en kracht zou worden geheven voor je tijd, het lichaam zou er aan ten onder gaan en daarmede zou het doel van de Het magisch (of geestelijk) zien

75

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien gave teloor gaan. Op het ogenblik, dat je in staat bent om stoffelijk dit te verwerken en te drager, wordt het je gegeven.” Hiermede heb ik dan mijn beschouwing zo n klein beetje beëindigd, vrienden. Ik weet niet of iemand daarop nog iets wil zeggen. Overweegt U dit. Pauzeert U eerst. Na de pauze krijgt U twee sprekers plus het Schone Woord. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Natuurlijk moet ik U eerst in de gelegenheid stellen om Uw eigen problemen naar voren te brengen. Zal iemand van deze gelegenheid gebruik willen maken?…….. Uw stilte is mij een antwoord. Wanneer wij in de esoterische lessen proberen verschillende waarden te definiëren, dan lijkt het mij ook niet onaardig voor U, niet oninteressant, om een ogenblik te spreken over: De verschillen tussen man en vrouw, juist in esoterisch opzicht. Want ongetwijfeld zult U zich gerealiseerd hebben, dat moge er misschien geestelijk geen verschil der sexen bestaan toch de uitingsvorm van de mens wel degelijk bepaald wordt door de sexe, waarin hij geïncarneerd is. En vandaar dat ik zo vrij wil zijn tenzij U mij da erin zoudt willen verwijzen naar andere waarden om enkele gegevens naast elkaar te zetten over de man en de vrouw, elk met hun eigen mogelijkheden en geestelijke waarden. Kan dat Uw goedkeuring wegdragen? (Ja, graag.) In mijn land bestaan er verschillende oude volksgezegden en een daarvan zegt: "Het is de taak der vrouw te volgen, waar de man voorgaat." Een ander gezegde stelt daartegenover: "De man gaat het pad, dat zijn vrouw hem bereidt." Een schijnbare tegenspraak, maar toch iets, wat buitengewoon belangrijk kan zijn. Want de vrouw is de heerseres in de materie over de gevoels- en begeertewereld. Is zij enerzijds de vruchtbaarheiddragende en de vervulling yen menig begeren van de man, anderzijds is zij door haar beheersing over het gevoel ook degene, die het mannelijk element in een bepaalde richting dwingt. Om een Westers voorbeeld te geven: Dat een man gekleed gaat is zijn zaak. Hoe hij gekleed gaat, bepaalt de vrouw. Hier ziet U een klein effect, hoe de vrouw invloed kan hebben op het wezen van de man, het niet geheel veranderende (dat kan zij niet), maar ‘n een bepaalde richting dringende. Het pad van de man wordt wel degelijk door de vrouw bereid. Maar op het ogenblik, dat zij hem voor wil gaan, d.w.z. niet alleen de stimulans geven, maar ook te nauwkeurig de richting wil gaan bepalen, komt zij in een zeer treurige positie. Ofwel de man aanvaardt haar leiding, maar dan is hij geen man meer (want zoals men bij ons zegt "wanneer de vrouw regeert, wordt de man kind of dwaas."). Ofwel alle lasten van het bestaan moeten door haar worden gedragen. Van een werkelijk streven, van een vooruitgang van de man zelve, is dan geen sprake meer. Voor de man is het nieuwe gebieden te ontdekken, voor de vrouw hem een richting te wijzen, waar die gebieden kunnen liggen. Zo is er een samenwerking tussen beide sexen. Maar de beleving moet noodzakelijk een andere zijn. "Wanneer de leeuw brult of de draak vuur spuwt, sterft de vrouw een korte wijle, de man strijdt of vlucht," U zult zeggen Wanneer het gevaar komt en gerealiseerd wordt, blijft de vrouwe ter plaatse. Zij zal niet aanvallen en niet verdedigen. Zij zal in de eerste plaats een beroep doen op haar omgeving. De man daarentegen is geneigd tot aanvallen en zal juist door het niet slagen van zijn aanval vaak weigeren de verdediging te handhaven. Deze elementen zijn geestelijk belangrijk.

76

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien De Engelsman zegt: Door die: Ik zou zeggen dit is de man. De man moet volbrengen of ondergaan. Dit ligt in zijn hele geestelijke wezen. Hij moet een stoffelijke uitdrukking vinden en kan geen beperking daarin velen. Eerst wanneer hij een stoffelijke bereiking, een stoffelijk doel heeft, al dan niet met geestelijke inhoud of achtergrond, kan hij voor zichzelf een stoffelijk leven verwerkelijken. De vrouw daarentegen heeft niet zo zeer de behoefte aan deze daadstelling. Ik zou niet graag willen beweren, dat de vrouw lui is. Maar haar waardering der dingen is een anderen. Haar gaat het eerder om de toestand, het gevoel, dat zij heeft, dan om de feitelijke waarde. U zoudt dus kunnen zeggen: "Een ieder, die in een vrouw incarneert, leeft in de stof en werkt in de stof via het onbewuste, uitdragend geestelijke waarden in het stoffelijke, dan wel vervallend tot het dierlijke." Voor haar bestaat geen tussentrap. De man daarentegen zal nooit in staat zijn om zuiver geestelijke waarden uit te dragen. Wanneer hij zuiver geestelijke waarden moet uitdragen, zal zijn praktische zin hem ertoe brengen deze te organiseren, vast te leggen in een stoffelijk dwangbuis en hij kan niet meer verder. Hij begint misschien met te neggen "Ik heb deze waarheid erkend". Hij eindigt met een vereniging, die deze waarheid als leuze heeft, maar hem zo in beslag neemt met de bijkomstigheden, dat hij voor zichzelve de waarheid niet meer erkent. De man heeft nodig iets, wat én stoffelijk én ook geestelijk verantwoord is en in de stof verwezenlijkbaar. Hieruit vloeit voort, dat de magiër in de eerste plaats een man is. Maar dat de ware ziener (of misschien beter zienster), de waarnemer van geestelijke waarden, de vrouw is. De vrouw is het, die aanvoelt, ziet, verwerpt. De man is het, die krachten oproept, beheerst en dirigeert en daardoor veranderingen schept in zijn eigen wereld. De vrouw heeft een felheid, die een man niet bezitten kan. Want wordt in de vrouw de felheid gewekt, hetzij geestelijk dan wel stoffelijk, dan zal zij haar doel, zo haar dit een noodzaak lijkt, nastreven met stoffelijk gezien dierlijke, geestelijk gezien absoluut onredelijke strevingen. Zij kent daar geen middelmaat. Het is zus of zo. Een overwegen en vinden van tussentrappen is voor haar misschien verstandelijk mogelijk, maar toch niet feitelijk in haar wezen aanvaardbaar. De man daarentegen kan niet komen tot uitersten. Hij neemt de middentrap. Vandaar dat over de geesten, incarnerend in de geslachten, gezegd kan worden: De geest, die man wordt, is een geest, die een bewustzijn uitbreidt. De geest, die vrouw wordt, is de geest, die een bewustzijn bevestigt. Mag ik aannemen, dat mijn woorden niet van licht ontdaan zijn in Uw ogen? Dan mogen wij van hieruit ook verder zeggen: De man is in de materie of men dit nu aanvaarden wil of niet gelijktijdig de zwakste en de belangrijkste factor. Voor hem is de organisatie en vorming van een wereld noodzakelijk voor hem is het spel van mislukken of slagen het enige, wat duidt. Een aardig beeld uit mijn eigen land weer. Men zegt: "Wanneer een man streeft op het pad der wijsheid, zo legt hij examen na examen af, slagend in vreugde, verworpen in neerslachtigheid. De vrouw ontvangt een liefde in haar leven en gaat niet verder." De man heeft de stoffelijke norm, de stoffelijke wetenschap, de stoffelijke aanvaarding met geestelijke mogelijkheden, zeer zeker, maar niet met een boven het stoffelijke liggende inhoud. De vrouw ziet het hele stoffelijke slechts als een verwezenlijking van een streven, dat een geestelijke oorsprong heeft en in de wereld niet redelijk kan worden uitgedrukt. Vandaar dan ook, dat de volksmond en naar ik meen in vele landen. zegt "De vrouw denkt redelijk te zijn, de man denkt redelijk." Ik hoop, dat dit voor het gedeelte der zwak genoemden en ongetwijfeld schone sexe geen belediging inhoudt. Want als zodanig is het niet bedoeld. De vrouw meent, dat haar uit andere sferen en toestanden getrokken, beleven, dat voor haar zo reëel is als het maar kan, in de stof door iedereen gezien en aanvaard kan worden. Vandaar dat zij meent redelijk te zijn. Maar in feite is het verstand voor haar het anders dan een omkleden met woorden, gebaren en redenen vaak zeer schetsmatig van de gevoelens, die zij van elders krijgt en projecteert in de wereld. Het magisch (of geestelijk) zien 77

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien De man denkt redelijk. Zelfs wanneer de man onder de invloed komt van hoog geestelijke krachten, is hij niet in staat dezen zonder meer door hem te laten werken. Hij past voor zichzelf elke uiting aan de wereld aan. Voor zijn verstand, voor zijn begrip moe dit passend zijn. De geest in de vrouw past de wereld aan bij haar denken. De geest in, de man past het denken aan bij de wereld. Toch kennen alle ware godsdiensten, die niet het dogmatische als eerste stellen, vrouwelijke en mannelijke priesters. Wanneer wij hun taakverdeling zien, is het ons wel zeer opvallend, dat wij in de lagere regionen der priesterschap de vrouwelijke priesters vinden, hoofdzakelijk als, dienares of kunstenares. Dat wil zeggen zij heeft anderen te bedienen, te helpen in een functie, dan wel schoonheid te creëren. De mannelijke priester daarentegen verklaart, redeneert, geeft orakels. Wanneer hij die orakels geeft, zal hij zich als middel voor de spreuk van de vrouw bedienen zij dient hem. Maar het is de priester, die de gang van zaken regelt. In de tempel is het de priesteres, die de sfeer schept het is de priester, die de rituele en magische handelingen voltrekt. Wanneer geofferd wordt, kan de priesteres het offer bereiden het is in negen van de tien gevallen de priester, die het offer opdraagt. Wanneer het gaat over de geestelijke werkingsverdeling in een dergelijke orde met geestelijke bereikingen, dan zien wij wederom de priesteres haar geest uitzenden om waar te nemen. Zij neemt waar, zij constateert en zij waarschuwt. De mannelijke geest vanuit de priester uittredend handelt, grijpt in, maar neemt meestal veel onvolmaakter waar. Hieruit blijkt wel, dat de beide sexen op deze wereld werkelijk tegendelen zijn, niet alleen in fysieke zin, maar ook in wijze van geestelijke uiting. `Wat meer is, dat zij elkaar in stoffelijk bereik kunnen aanvullen. De vrouw stelt de begrenzing, maar het is de man, die de tussenliggende ruimte vult. De man bouwt de denkbeelden op het is de vrouw, die ze leidt, zodat zij geestelijke inhoud en waarde verkrijgt. De samenwerking is noodzakelijk. Maar de geest, die als vrouw incarneert, moet uit de aard der zaak een bevestiging van in haar bestaande waarden zoeken. Voor haar kan het dus slechts een bevestiging zijn van een nog niet geheel bereikte toestand. In het begin is zij dus verder dan de man. Maar de man, incarnerend, krijgt een bewustzijnsuitbreiding en geen bewustzijnsbevestiging. Zo is het de man, die stijgt en na het leven, (na de incarnatie) staan dus aangenomen in het begin een verschil van bewustzijn van niet meer dan een graad beiden weer gelijk. U zoudt dus kunnen zeggen, - en nu hoop ik, dat ik het edel en krijgshaftig mannelijk geslacht hier niet meer met mijn woorden - dat het de vrouw is, die de man tot een bewustwording leidt. Maar zodra zij zich ervan bewust wordt, dat zij leidt, is haar leiding voor de man niet aanvaardbaar. Zo zuiverder omschreven: Het geestelijk element, dat zonder verstandelijk verantwoord of begrepen te worden door de vrouw werkt op de wereld, is de mogelijkheid tot bewustzijnsuitbreiding voor de man. Ik weet niet, of U dit probleem zo wel eens bezien hebt. Misschien wilt U opmerkingen maken of uitbreiding van mijn betoog vragen op een zeker punt. Dan ben ik gaarne van dienst, Mag ik vragen hoe de wisselwerking later gaat in de sferen? Of bestaat er in de sferen later geen wisselwerking, zoals die hier op aarde bestaat? Neen. Want man en vrouw zijn dus oorspronkelijke verschillende factoren geweest, maar gelijk gekomen. Daarmede is het verschil immers geëlimineerd? En nu kan op gelijk vlak gekomen, dus met gelijke bewustzijnswaarden de uitwisseling van innerlijke krachten en ervaringen plaats vinden en zo een verdere bewustzijnsstijging mogelijk maken zonder noodzaak tot incarnatie en zonder uiteindelijk het aanwezig zijn van werkelijke verschillen in de verschillende geesten, die oorspronkelijk dus man en vrouw waren. Maar hoe zal dan uiteindelijk vanuit de sferen een bewuste geest, die de wens heeft te incarneren, zich het stoffelijk voertuig, hetzij man of vrouw kiezen? Er moet dus ergens in de sferen een bewustwording zijn, dat men in een van deze twee sexen gaat incarneren om een bewustwording te doen rijpen, slagen, in de stof, voor een latere bereiking. Misschien zult U lachen om mijn antwoord. Maar de vrouw, als meer bewuste, neemt genetisch gezien met het minste genoegen. De man wil altijd alles hebben, wat hij krijgen kan en daarin ligt het verschil. Dus, een incarnatie in het vrouwelijke wordt bepaald door een mindere interesse in vorm en een grotere behoefte aan stoffelijkheid. Bij een man daarentegen is de 78

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien vorm, die altijd gekozen wordt als werktuig, zeer belangrijk, terwijl de stoffelijke mogelijkheid daarmede te werken, later pas komt, Daar ligt het eerschil. Is dit U voldoende duidelijk? Maar er moet toch bij een bewuste geest in de sferen een moment zijn, dat de keuze gedaan wordt. Ik kan mij voorstellen, dat deze geest de ene keur incarneert als vrouw en de andere keer als man. inderdaad. Dit wordt gericht door de behoefte van de geest. De keuze zelf is ook logisch verklaarbaar, wanneer U zich realiseert wat gebeurt in het eerste uur na de bevruchting. Dan zal U duidelijk zijn, dat juist in deze periode de vaststelling en daarmede de aanvaarding of verwerping mogelijk is. Dus het wordt geestelijk beslist. Laten we zeggen mede. De middelen zijn aanwezig, de geest aanvaardt, de mogelijkheden van die middelen of verwerpt ze. Dank U wel. Het is me nu duidelijk. Ik ben blij, dat mijn nederige woorden voor U nog enig besef van Uw eigen wijsheid hebben kunnen wekken. Ik geloof dat mijn wijsheid heel wat minder dan die van U is. Ongetwijfeld is nederigheid een grote deugd. Maar indien ik mijn woorden al durf spreken en zij wekken een echo in U, hoe wekken zij dan niet waarden, die daarin reeds leven, Worden er nimmer vergissingen gemaakt met de in- of reïncarnatie? Ongetwijfeld, wanneer het eigen bewustzijn onvoldoende is, ontstaan vergissingen. En deze vergissingen kunnen dan soms, wanneer de geest later nog probeert correcties aan te brengen tot laten we zeggen onprettige karakter eigenschappen leiden, waarbij de vrouw te sterk mannelijk, de man te sterk vrouwelijk zich uit. Het denken biedt dan wel een grotere mogelijkheid, maar de lichamelijke bezwaren in de samenleving, daardoor ontstaan, zijn vaak tragisch en groot. Komt het ook voor, dat zo’n vergissing bijtijds wordt bemerkt, zodat ze zich kunnen terugtrekken? Inderdaad. Dat gebeurt dan meestal binnen een maand of 6 weken. Dat geeft dan natuurlijk wel enige lichamelijke gevolgen voor de mogelijke moeder. Soms zelfs kan nog een wisseling van beïnvloeding plaats vinden,zodat de entiteit nog wisselt in deze periode, maar dat komt niet zo heel vaak voor. Maar moet er toch in elk geval een wisseling van entiteit plaats vinden. Neen. In het geval dat dit niet gebeurt, zal de vrucht onrijp sterven. Waar dit in de eerste periode, gebeurt, zijn de lichamelijke gevolgen misschien een ogenblik píjnlijk zijn voor de moeder, de mogelijke moeder, verder niet van buitengewoon groot belang. Als zij tenminste begrijpt, wat er gebeurt. Want,anders is er verdriet en dergelijke. Het kan een verdriet of een vreugde zijn. Dat ligt aan de persoonlijke beleving. Maar een begrijpen van geestelijke krachten, die werken in je leven, moet m.i. op deze termijn een aanvaarding van een mogelijke verandering nog mogelijk maken, zonder dat daar een te groot verdriet aan verbonden zit. In een latere periode wordt dit natuurlijk anders. Daaruit mag toch niet de conclusie getrokken worden, dat elk niet voldragen worden van een vrucht gelegen is in het feit, dat de entiteit zichzelf niet gevonden heeft? Het zou mij zeer stoutmoedig toelijken alle mislukkingen, zoals U ze noemt, daaraan te wijten. Eerder zou ik willen zeggen: Wanneer geen andere oorzaak daarvoor bestaat, kunt U met enige zekerheid aannemen, dat de door mij genoemde reden dan wel de oorzaak zal zijn. Maar waar dit voor U zo moeilijk te bepalen is, lijkt het mij verstandiger, dit alleen als verklaring te accepteren op het ogenblik, dat ook werkelijk geen andere reden te vinden is. Om het anders uit te drukken: Laat de geletterde zich niet in de krijg begeven, want wie vecht met een schrijfstift wordt door de vijand gedood. Mens, blijf in je menselijke waarden en zoek je menselijke verklaringen, voor je naar de geest vraagt en zoekt. Want wie te veel wil verklaren uit de geest, tekent zich een onjuist beeld van zijn eigen wereld en is daardoor aansprakelijk voor eigen onjuiste handelingen in deze wereld. Het magisch (of geestelijk) zien 79

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien Geen vragen meer? Dan ben ik U dankbaar, dat U met zoveel aandacht naar mijn nederige woorden heef geluisterd. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Wij zouden tenzij U daar bezwaar tegen heeft weer terug kunnen grijpen op hetgeen wij een tijd geleden al gedaan hebben, n.l. op de beschrijvingen. Tenzij U daartegen een bezwaar heeft, zou ik U gaarne een beschrijving voorleggen van bepaalde rituele plechtigheden met de hoogstnodige verklaring daarbij. De beschrijving van een orakelplechtigheid 3600 jaar geleden in de Karakorum De plechtigheid zelve, waar ik het over heb, bevat hier eigenlijk de waarde van een orakel, maar een zeer eigenaardig orakel. De tijd waarin het plaats vindt, is circa 3600 jaar voor Christus geboorte, volgens Uw tijdrekening. Plaats: achter Indië gebied het voorgebergte van de Karakorum, plaats van handeling: een grot, een tempelgrot. Deze tempelgrot is uitgehouwen in donkere steen: wij vinden naast lei nogal basalt. Wanneer wij door de versierde portalen zijn heengegaan, komen we in een aantal gangen met guirlandes en zijgrotten. Hier is een duisternis, die alleen gebroken wordt door kleine lichten van olielampen, of beter gezegd vetlampen. Wanner wij nu deze gang doorlopen, komen we in een kleine open ruimte, een kleinere grot die altijd nog groter is dan deze beide kamers hier en vandaaruit buigen we nu scherp rechtsaf, door een grote gang en komen nu in een zuilen galerij uit bij een krot, die bijna een kathedraal lijkt. Ik geef U even dit beeld, zodat U precies. weet waar U bent. Wij zien dan voor ons aan groot beeld. Wij zien, dat daarnaast een gong of een schaal hangt, betrekkelijk hoog. We ontdekken dan een reeks beelden sommigen in nissen, andere gewoon in rijen opgesteld, en wanneer U goed kijkt, ziet U, dat deze zuilen ook voortzetten aan de pilasters, zoals deze waar wij op het ogenblik bij deze gaan staan. U ziet daar dus allemaal die half uitgehouwen pilaren en wanneer U goed kijkt, ziet U dat dit ook beelden zijn. U ontdekt verder daar U hebt zo-even rechts naar voren gekeken en dat beeld gezien en nu kijkt U een klein tikje meer naar rechts dan ziet U een paar deuren. Deze deuren zijn met een bronsachtig metaal beslagen. Waarschijnlijk een soort koper. Wanneer U de andere kans uit kijkt, ziet U daarachter een paar beelden, en een donkerte. Daar is het donkerder dan hier in de galerij zelf en zeker donkerder dan deze tempel, die verlicht wordt door een soort pekfakkels en ook weer veel van deze vetlampen. Dat is dus blijkbaar een ingang naar een andere afdeling. Het branden van deze hars en pek geeft op zichzelf al een reeks van geuren af. Maar wanneer U de goedheid wilt hebben om even naar voren te kijken, dan ontdekt U daar een viertal komforen, primitief gemaakt uit aardewerk en U merkt hoe daarin houtskool gloeit. Daar worden zo dadelijk kruiden opgeworpen en dezen hebben enigszins een verdovende werking. Ik hoop, dat U zich dit zo dadelijk zult herinneren. Hier werken dus bepaalde factoren mee om een bewustzijnsverhoging enz. te verkrijgen. De plechtigheid, die wij op het ogenblik willen bijwonen is het consulteren,van het orakel, dat een beeld zal geven voor een nieuwe hoogpriester, die zal worden aangesteld. Wanneer U oplet zult merken, dat er langzaam aan mensen binnenkomen. We zien, dat de mannen en, vrouwen gescheiden blijven. We zien verder, dat de meesten buigen voor enkele (kleine beelden?) en eindelijk zich ter aarde buigen voor het grote beeld. Daarna nemen zij plaats in geïmproviseerde rijen op de kale vloer. Kaalgeschoren mensen, betrekkelijk gering gekleed een lendendoek en een soort van borstsieraad komen op het ogenblik aan en werpen kruiden op de komforen. Er klinken gongslagen., U hoort een ritme, ritme dat haast klinkt als het stampen van rijst. Het is 80

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien ononderbroken, een soort roffel. U hoort er zo langzamerhand andere klanken tussen komen en hier ineens een schel geluid. Dat is haast oorverscheurend. Dat is het begin van de plechtigheid. Dan komen offerpriesters aan. Zij komen hier uit de deuren dus niet uit de galerij zoals tot nog toe alle toeschouwers, die binnengekomen zijn, hoewel enkelen inderdaad ook uit die deuren komen, maar werkelijk uit deze deuren, die nu opengaan. Ze komen in een plechtige optocht. Ze worden begeleid door dragers van lichten. Zij hebben een lam bij zich. Hier zal dus een vleesoffer worden gebracht. Daar achteraan komt op het ogenblik een geit. Ook deze zal offer zijn. U behoeft niet bang te zijn, dat deze plechtigheid ruw of primitief is. In dit genootschap is men over het bloedige offer heen. Nu komen van de andere kant, uit het duistere gat, waar ik daarnet op heb gewezen, een aantal vrouwen. Zij dragen op het hoofd gevlochten korfjes, nogal kunstzinnig en hierin ontdekken wij vruchten en bloemen. Nu begint een eigenaardig ritueel. De vrouwen komen aan en passeren de mannen. De rijen dwarrelen een ogenblik door elkaar en keren terug, zodat er een zig-zag is voor de gezetenen en voor deze bekkens, die langzaam slangvormig, zich steeds door elkaar wevende, zich begeeft tot de open ruimte, die vlak voor het beeld ligt. Achtereenvolgens zetten de vrouwen in de volgorde, waarin zij gaan zij gaan in een rij een na een, zoals U ziet, hier hun korfjes en schalen neer. Daardoor staat nu een soort rand van bloemen aan het beeld. Nu begint het ritme zich te wijzigen. We ontdekken hier bepaalde gongslagen in een soort van tam tam geluid. Deze vrouwen beginnen nu een soort langzame statige dans. Het is opvallend, dat het onderlichaam praktisch niet beweegt en dat zij zich toch verplaatsen. Het is een soort glijden, waarbij zij voortdurend andere posities ten opzichte van elkaar innemen. Daarbij worden hoofd gebaren en armgebaren gemaakt. De gebaren wijzen hier op een smeking, die voortdurend gericht wordt naar het beeld. Daarna worden gebaren van afkeer gemaakt tegen de priesters, die echter deze gebaren met een soort smeking en naar de vrouwen en haar het beeld, beantwoorden. Nu wordt het rithe sneller en uit de verschillende priesteressen zien gij er nu drie naar voren komen, die een dans beginnen, waarbij alle ledematen in een zeer schokkende beweging worden rondgedraaid, waarna zij zich neerwerpen voor het beeld. Dit alles is een voorbereiding. Maar wanneer U iets kunt aanvoelen, van de betovering, die dit vreemde beeld in dit flakkerende licht heeft gebracht, dan kunt U begrijpen, hoe dit tesamen met de bedwelmende geuren, die nog steeds uit deze aarden komforen opstijgen, wel degelijk een grote invloed heeft op een ieder, die aanwezig is. Het is alsof de sfeer beladen wordt. Misschien voelt U zichzelf ook wat irreëel. Net of U er eigenlijk helemaal niet bij bent. Nu komen eerst de priesters en worden eerst het lam en het geitje aangeboden aan deze grote godheid. Zij rusten een ogenblik op de stenen plaat binnen de korve. De priesters trekken zich terug, de dieren blijven heel rustig staan. Het is geen wonder, zij hebben deze plechtigheid al meer meegemaakt. Er valt nu een licht. Hoe? Ach, wanneer U kijkt, dan zult U zien, dat men hier gebruik heeft gemaakt van een tweede spiegel, een tweede bekken, dat zeer onopvallend in een nis zich boven het gewelf bevindt. Hierdoor begint de spiegel te lichten. Deze grote gong, deze harp (?). Niemand let op de dieren behalve de priesters. U ziet, dat dezen de dieren eenvoudig met een klapje wegjagen en die lopen daar op het ogenblik de donkere gang in. Dan is het voorbij. De symbolische aanbieding van het bloed is geschied. De vrouwen hebben hun leven gegeven aan de godheid, de priesters hebben met hun offer de meerderheid wan de godheid erkend. Thans gaat het om het orakel. Er komt een ritmisch gezang. Let U op, hoe allen, die aanwezig zijn, gepakt worden door dit trage ritme en mee gaan deinen, mee gaan deinen. Alles schommelt. Langzaam, gezeten op de grond, beweegt alles zich in een rithe. Voortdurend klinken dezelfde woorden, de onbegrijpelijke lettergrepen, waarvan zijzelven de inhoud Het magisch (of geestelijk) zien

81

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien misschien niet meer kennen. Het is alsof een massa hypnose zich heeft, meester gemaakt van alles, wat aanwezig is. Maar U bent niet gepakt en toch kijkt U naar die spiegel. Dat licht was een truc, dat weten we. Maar is het niet of dat licht verandert? Is het niet of er schaduwen komen? Ziet U, hoe zich, als in een spiegel, die in een buitenwereld weerkaatst, een beeld vormt van een gelei? Wanneer U goed kijkt ziet U een paar bewegende stippen. Het is een beeld, dat absoluut reëel is en dat hier binnen in de berg zomaar in de spiegel bestaat. Dit kan geen projectie zijn. Wat meer is nu weerkaatst de spiegel de tempel. Hoe snel is dat, het lijkt wel een bioscoop. Het gezang gaat verder, het wordt intenser. U kunt voelen dat zij smeken om iets. Zij willen weten waar de nieuwe stem der goden vandaan komt. Nu is het eigenaardig. Een sidderend geluid. Hoort U het? Het is heel licht. Het gaat doorklinken. Ziet U, dat het beeld wazig.wordt? Het is die gong boven, onberoerd, die zo hangt, dat niemand erbij kan. En die, gong klinkt!!!!! Dan komen er tekens. Let op: een bol, granaatkleurig. Nu groen een groene tak. En dan dit: Het lijkt een waterblauwe staaf. Neen, het wordt een suikerbrood. Er gaat een zucht op. Merkt U hoe al deze mensen hier in uiterste spanning gewacht hebben en nu schijnbaar iets ontvangen hebben? Let U nu op. Het licht van de spiegel raakt twee van de priesters beneden en twee van de priesteressen. Het is vastgesteld. Deze zullen het zijn, die voor de nieuwe opperpriester verantwoordelijk zullen zijn. Zij zullen hem moeten zoeken en brengen. Maar intussen terwijl de symbolen nog vaag doorschemeren licht er achter weer een beeld op kleine hutten, grotwoningen hier. Hier, op een van deze huizen blijft het staan. Nu vervaagt het beeld een ogenblik. Het is warrig, het lijk of de zon er even in schijnt. Alles buigt nu. Je kunnen niet zeggen, dat het een gezicht is, maar er is een nevel met ogen in de spiegel. Het leeft. En dan, nevel, sterkere nevel in de spiegel is weer normaal. Het is doodstil Het vuur in de bekkens is donker geworden. De flambouwen zijn hier en daar opgebrand.Toch is er licht genoeg, maar het lijkt net alsof er iets is weggegaan. Het is ineens killig. Zo-even was het haast geurig, zoet geurig als kaneel. Nu ineens is het weg. Je ruikt weer mensen en brandende fakkels. Het blijft nog stil. Alles zit nog. Heel langzaam zien we de wiegende beweging, die daar, zo even zo intens heeft geheerst. Het is haast onwillekeurig, alsof al die mensen gelijktijdig ademhalen. Daar gaan ze, twee priesters en twee priesteressen. Zij gaan nu recht op het beeld af, buigen voor het beeld en verdwijnen links in de gaanderij. Niet door die donkere opening, maar ergens anders, waarschijnlijk door een kleine deur om zich gereed te gaan maken voor een optocht of hun reis. Kijkt U eens naar die bloemen daar. Ziet U, dat al die bloemen en al die vruchten bruin lijken? "Lijken" zengen we, want we weten niet, of het zo is. Zij kunnen niet ineens zo verdord zijn in zo n kort ogenblik. Zo, daar is en gongslag. Dat is het teken, dat de plechtigheid is afgelopen. Niemand bekommert zich verder om die mandjes. Oh, later gaan een paar kinderen naar toe. En daar zie ik een paar mensen lopen. Een van de. priesteressen komt terug en neemt wat. Men schijnt heel rustig uit deze manden te nemen, wat men hebben wil. De essence, die aan de God was geofferd, is eruit. Nu moeten wij ook weggaan. Maar wij moeten ons even realiseren, wat, wij gezien hebben. Want er is op het ogenblik nog zo’n grot en er is nog deze spiegel in de wereld. Hij is al heel oud, naar men zegt bijna, 6000 jaar, vermoedelijk nog veel ouder. En nog zegt men, dat in deze spiegel beelden te zien zijn, beelden van jezelf. Wat je bent en wat je kunt zijn. En ook dan zegt men, dat die sluier opkomt, die sluier met ogen een gelaat, dat je niet kunt onderscheiden, maar dat er toch is. 82

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien Vele hebben hier gezien een aanwijzing voor een nieuwe stem Gods. Van een wezen, dat geïnspireerd kan worden en dat voortaan - nooit meer deze tempel verlatende - de uitdrukking zal zijn van het gelaat, dat wij een ogenblik achter die sluier hebben gezien. Want hier openbaart zich een geest, die leiding geeft. Leiding aan een gebied, dat bereid wordt gemaakt voor het ogenblik, waarop zo dadelijk de bewusten en ingewijden hier zullen gaan leven. Hierdoor wordt de tovenarij beperkt en in een nieuwe richting gestuurd. Hierdoor worden de primitieven in de dalen voorbereid tot samenleven met hoog geestelijk bewuste mensen. De tempels, die ze nu hakken, op bevel van de hogepriester, zullen de verborgen schatten van de wetenschap dragen van mensen, die erfdelen van jaren, van eeuwen, ja, van het begin der mensheid met zich dragen. Zo werken in de oudheid reeds de krachten der geest zij het in een Godsvorm, omdat de mensheid ze nog niet anders kon aanvaarden met de mensen, ook met de primitieve mensen. Zij brachten hen tot het volvoeren van een groot werk, dat noodzakelijk was om een verdere leiding en bewustwording voor de mensheid mogelijk te maken. Ik geloof vrienden, dat mijn commentaar voldoende is en het beeld eigenlijk reeds voor zichzelf heeft gesproken. Heeft het U geïnteresseerd? Dan zullen we ongetwijfeld een volgend maal weer gaan kijken maar bepaalde mystieke gebeurtenissen zo hier en daar, in de hoop, dat U zich daardoor een beeld kunt opbouwen van de door de hele geschiedenis der mensheid lopende invloed van hoog geestelijke krachten, die niet gebruikt worden om de mens in zijn vrijheid te belemmeren, maar om een gedeelte van zijn krachten, die hij anders toch niet of verkeerd zou gebruiken, te richten op het voorbereiden, steeds weer, van de grotere bewustwording van komende geslachten. Vrienden, goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Ik mag voor u dan sluiten met het schone woord. Onderwerp door U te kiezen. Geen liefhebbers vandaag? Dan zal ik er zelf maar een kiezen. Wat zoudt U zeggen van bewustwording? Het Schoone Woord: Bewustwording Bewustwording. Het ontwaken van een ziel. Het langzaam aanvaarden van een eeuwig erfdeel, dat je werd gegeven. Het is een wonderlijk beeld, wanneer je je bewust wordt. Je vaart langs de oevers van een rivier en beeld na beeld vertoont zich. Maar je zoekt naar iets en je weet niet wat. Het land gaat aan je voorbij, zonder dat je het beseft. En dan ineens…. dan staat er iets, wat je doet denken. Een ruïne misschien, een beeld van de oudheid. Misschien ook een eenvoudige boom, alleen maar groots en trots, tegen de lucht. Je bent erdoor geboeid en gepakt. Het voegt zich in beelden, die in je leven. En je kijkt met nieuwe ogen naar het landschap. Het is, alsof het je meer te zeggen. heeft, of het meer inhoud heeft gekregen. Je bent van iets bewust geworden. En er is iets in je, dat zich verrijkt heeft met dat, wat buiten je lag, De bewustwording van de mens speelt zich meestal zo af. In je draag je een ongekend verlangen, een onvermoede wetenschap, onverwachte gevoelens. En al deze dingen bij elkaar hebben niets te zeggen, totdat ze ergens buiten je een invloed ontmoeten, die aanspreekt, die iets te zeggen heeft. En daarin ontwaakt dan plotseling een nieuw aanschouwen van de hele wereld een nieuw accepteren van de grootheid, en nieuw aanvaarden van het bestaan. Je verandert. Want naarmate je ogen zich met nieuwe wereldbeelden vullen vult zich het wezen met nieuwe gedachten, omtrent streven en mogelijkheden. De bewustwording is eigenlijk een steeds meer bewust worden van jezelf, door hetgeen je buiten je meent te ontmoeten. Daarom zou je kunnen zeggen "Als een vijver in de ochtends door de nevelen nog bedekt, ligt de ziele en zij sluimert tot het goddelijk licht haar wekt," Het magisch (of geestelijk) zien

83

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 15 januari 1957 Les 17 – Het magisch (of geestelijk) zien Maar het licht, dat in haar kaatsend, spiegelen doet, wat rond haar staat., doen bevatten het bewustzijn, dat een wereld opengaat. En dan bloeit uit al die beelden ‘n denken om het eigen zijn, en men leert zichzelf beperken onbelangrijk wel en klein, toch weerkaatsend heel de zonne, heel de bron van ‘t wereldlicht en men ziet de zonnestralen tot in ‘t eigen hart gerichte Dan fluisteren duizend talen: de wind, het water, de kust, is verstoord kristallen spiegel, weg der vijver morgenlust. Soms dan strijden de elementen, zweept nat water wild zich op, heft als wilde het ‘t land verslinden golvend hoog de witte kop. Maar steeds weer terug in eigen grenzen moet het vijverwater gaan. En komt de nacht, dan zal ze rustend weer als glazen spiegel staan. Maar alle beelden, nu ontvangen, zij leven voort in elken drop, en zo slurpt zij, dag na dag, het weten der omgeving op. De mensenziel is als een vijver, die het goddelijk licht weerkaatst, maar zichzelve kan verrijken met wat rond haar steeds doet blijken te bestaan. Zo bouwt zij uit der wereld grenzen, en uit het beeld der spiegelwaan, zich het beeld van zijn en wensen, zich het beeld van werkelijkheid. Totdat de vijver met de zonne aan de einder eens verglijdt. Want het water stijgt op in de hitte van de middag, zoekt de zon en gaat voort, totdat zij heeft gevonden het punt, waar eens haar zijn begon. En in zich draagt zij alle weten en wezens, planten, mensen, tijd. Totdat ‘t bewustzijn, ‘t Al aanvaardend in de eeuwigheid, om zijn God, als enig wezen, als het enig ware schreit, En dan? Spiegel, waar de zonne zelf steeds haar schrift op schrijft, die met de zon in al haar gangen vereend en eeuwig hetzelfde blijft. Spiegel van een goddelijk wezen, is wie tot bewustzijn kwam en zo aan het ik, de bron der vrezen, de bron der waan, uiteindelijk nam. Wij zijn de weerkaatsing van het Goddelijke. Maar eerst moeten vlij onze begrenzing opnemen en onze mogelijkheden Vechtend tegen de grenzen, die ons omringen, uiteindelijk vindend de weerkaatsing, van het licht in onszelven, tot het Licht ons opneemt, verheft en met zich voert en wij uiteindelijk een worden ermee in ons bewustzijn. Slechts zijnde de uiting van het Licht, waarin wijnelven bewust opgaan. Dat, vrienden, was mijn Schone Woord voor vandaag. Ik dank U voor Uw aandacht en wens U goeden avond.

84

HET MAGISCH (OF GEESTELIJK) ZIEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden Goeden avond vrienden, (Eerst volgt een mededeling voor het bestuur) Thans wil ik gaarne gelegenheid geven voor het stellen van vragen over hetgeen de vorige maal behandeld is. In een gedeelte werd gezegd, dat de Chinese dichter zijn penseel neerwierp, omdat hij de inspiratie verwierp als zijnde niet in overeenstemming met zijn eigen wezen. Wanneer kan een mens dat doen? Toch alleen maar wanneer hij zijn eigen wezen erg goed kent? Ja. Of wanneer hij zijn eigen wezen denkt goed te kennen. Want hier behoeft geen absoluut kennen aanwezig te zijn. Hier is het voldoende wanneer er een gedeeltelijke zelfrealisatie heeft plaats gevonden, waardoor een bepaald beeld van het ik is ontstaan, dat het mogelijk maakt indrukken uit de buitenwereld te verwerpen of te aanvaarden in overeenstemming met die voorstelling van het eigen wezen. Ik zou zeggen, het is nogal begrijpelijk en eenvoudig eigenlijk. Ja. Maar deze inspiratie kwam toch niet van de buitenwereld? Goed. Nu zegt U hij kwam niet van de buitenwereld. Zoals U het zeggen wilt. Maar de invloed, die in ons geboren wordt, b.v. uit het onderbewust zijn, komt voor ons redelijk vermogen ook uit de buitenwereld, d.w.z. uit een wereld, die wij niet beheersen of kennen. Komt het dan wel eens voor, dat je iets verwerpt, dat je beter niet had kunnen verwerpen? Ja. Dat komt praktisch dagelijks voor in het leven van eenieder. Want het ware leven ligt natuurlijk helemaal buiten Uw eigen verhoudingen, qua maatschappij e.d. maar het werkelijke leven vindt zijn oplossing in de aan vaarding van alle dingen. De volledige aanvaarding van alle dingen betekent de volledige eenheid met alle dingen. Dus wanneer wij het zo filosofisch willen benaderen, dan kunt U zeggen, dat elk verwerpen op zich een ontkennen is van bepaalde mogelijkheden in het ik en daardoor een beperking van het ik, zodat het Goddelijke in dit ik minder snel wordt gerealiseerd, nietwaar? Maar dan gaan we al heel erg diep op de zaak in, als ik het zo zeg. Zijn er nog meer vragen? Dan heb ik voor U een kleine discussie, die laten we zeggen een beetje een Oosters karakter heeft deze keer. Dat staat ook weer in verband met de tegenstelling Oost-West, die kort geleden ter sprake is gekomen en waarbij het dus voor ons wel wenselijk lijkt, dat het Westen niet alleen over bepaalde delen van de Oosterse filosofe leert nadenken, maar ook een zekere esoterie leert begrijpen, die met een schijnbare Oosterse instelling in feite universeel is. Een bepaalde naam voor dit onderwerp zou ik niet weten. U zoudt kunnen zeggen:

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

Maar dat is het elke avond weer, wanneer wij zo hier bij elkaar zitten. Om te beginnen weten we allemaal, dat er heel veel verschillende trappen zijn van uiting van bewustzijn. Er zijn daarbij trappen van uiting, die voortdurend terugkeren in deze wereld. Nu spreek ik hier niet opdat U zich niet vergisse over reïncarnatie of iets dergelijks, maar wel zeer speciaal over een terugkeren in de wereld, dat met bepaalde trappen in verband staat. Nu geloven wij en met ons velen dat op een gegeven ogenblik een mens kan opstijgen tot een zodanige geestelijke grootheid, dat hij een beheersing der materie als normaal deel van zijn wereld ziet. Hij is dus geen mens meer, hij steekt boven het menselijke uit. Maar vanuit dit bovenmenselijke openbaart hij zich weer op deze wereld. Er zijn er onder ons, die de gedachtegang voorstaan, dat alle grote leraren op de wereld eigenlijk niets anders zijn geweest dan dergelijke figuren, die dus twee werelden gelijk, die beheersen, en uit hun hoogste wereld zich openbaren op de laagste. In deze openbaring ligt echter een zeer eigenaardig karakter. Want elke openbaring is afgesteld op de trap, waarop de wereld staat, Een discours over esoterische waarden

85

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden die ze ontvangt. Hieruit vloeit voort, dat geen van de hooggeestelijken, die zich openbaren op de wereld, zichzelve geheel kan, zal of mag openbaren. Dat is toch wel duidelijk. Dan komt de vraag: Wat is op de wereld te openbaren en wat niet? Op de wereld is al datgene te openbaren, dat een aanvulling betekent van hetgeen er op de wereld bestaat, of nog beter een hergroepering van de reeds op de wereld levende waarden. Wat mag niet geopenbaard worden? De feitelijke werkelijkheid omtrent het leven, de feitelijke werkelijkheid omtrent het voortbestaan, de feitelijke werkelijkheid omtrent bewustwording en alles wat daarmede samenhangt. Er is een reden hiervoor. Want een volledige mededeling van de werkelijke geestelijke waarden zou voor de grote massa leiden tot dwaasheid, tot uitspattingen en wat dies meer zij. Wanneer ik hier in een kleine kring probeer en let wel, het is niet de bedoeling, dat dit al te veel verbreid wordt juist deze dingen weer te geven, dan hoop ik, dat U daardoor het begrip krijgt en voor wat hier Oosterse esoterie heet en Oosterse filosofie, en ook voor de stuwende krachten, die over heel de wereld optreden. Wat is de kern van het leven? De kern van het leven is onafhankelijk van alle verschijnselen van het leven. Het leven zelf is een bestaande waarde. Er kan niets aan worden toegevoegd, er kan niets van worden weggenomen. In zijn geheel is het leven zo onaantastbaar, dat onverschillig waar en hoe men leeft, waar en hoe men ervaart, het ik, dat in het leven behouden is, onaantastbaar zichzelve gelijk blíjft. Deze stelling is daarom gevaarlijk, omdat men deze stelling op aarde zou gaan interpreteren men zou dit ziet als een soort bevrijding van alle wetten en regelen. Niets is minder aanvaardbaar dan een mens, die ongebonden is. Niet, omdat het ongebonden zijn van de mens of beter gezegd voor de werkelijke mens, het ik, het leven, schadelijk kan zijn. Maar omdat daarmede veel vernietigd zou worden van de bewustwordingsgedachte, zoals die op aarde bestaat. En de ervaring op aarde met haar beperkingen is een noodzaak voor een langzame en daardoor volledig bewuste bevrijding van het ik uit alle wetten. Te zeggen, dat dit leven op zichzelve met al zijn mogelijkheden dus op aarde volledig beleefd mag worden in vrijheid, is te ver gaand. De beperkingen, die het leven ons oplegt, zijn niet de beperkingen van onze eigen handelingen en daden. Het is de beperking van ons wezen, opdat het leven van anderen - in welke bewustzijnsvorm ook - niet geschaad, ziet beledigd zal worden. Er dient een evenwicht te bestaan tussen ons en anderen. Gij zijn één met alle dingen en in deze eenheid is het werkelijk verloop van ons bestaan, ons bewustzijn, natuurlijk. Er kan geen bovennatuurlijke kracht op ons werken. Alles komt vanuit ons wezen. Maar stel dit nu eens in de beschouwing, die U ongetwijfeld reeds vroeger hebt leren kennen en realiseren, van het Goddelijke. Het Goddelijke is de kracht van het leven. De kracht van het goddelijke leven schuilt in alle dingen. Het is voor een ieder niet mogelijk alle dingen te beleven in een afzonderlijke ik-heid. Wij kunnen wel éénworden met alle dingen, maar dan in deze zin, dat we alles gelijkelijk als "ik" ervaren, en niet, dat we alle dingen gescheiden, als desnoods tegengestelde of strijdige persoonlijkheden, gelijkwaardig ervaren. Zolang wij echter niet zijn opgegaan in het Goddelijke en daardoor de volledige identificatie van het ik met alle dingen bereikt hebben, moeten wij achting tonen voor al, wat buiten ons staat. Ja, wat meer is, datgene, wat buiten ons leeft en streeft, is voor ons belangrijker dan het ik zelf. Een mens is egoïstisch, hij begrijpt dit standpunt meestal niet. Toch is er veel voor te zeggen, wanneer U zich realiseert, dat het ik, als levende kracht uit het Goddelijke geboren, volledig onaantastbaar en onveranderlijk is. Ook elk ander ik is dit. Maar ons leven zelf brengt met zich mede, dat wij in een bepaald aspect van ons leven tegenover een bepaald aspect van een ander leven komen te staan. Op het ogenblik, dat wij hier iets prijsgeven, op het ogenblik, dat wij menen ons iets te kunnen veroorloven tegenover dit andere leven, maken wij een grote fout. Want voor onszelf maakt dit niets uit en voor een ander maakt dit niets uit, maar ons beeld van eenheid gaat teloor. Wanneer het beeld van eenheid teloor gaat in ons, dan wordt hierdoor de vereenzelviging met het Goddelijke, die wij nastreven, ook iets, dat verder van ons afligt. Is dit duidelijk? 86

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden Nu zit er verder nog een consequentie aan vast, die menigeen vreemd voorkomt. Waar het leven zelf onverwoestbaar is, is het leven niet heilig, maar het leven in zichzelf gelijk blijft, kan het leven zichzelf alles permitteren. Alles, wat niet de waarden van anderen verstoot. Dat laatste is de beperking en de moeilijkheid. Natuurlijk, wij leren U, dat het leven heilig is. En dat moeten wij ook doen. Want leven is heilig, zeggen wij, omdat gij niet terug kunt geven, wat ge neemt. Maar kunt ge werkelijk iets vernietigen? Neen. Ge kunt alleen een toestand veranderen, een toestand, waarin een ander verkeert. Het idee, dat U dit hebt gedaan en daardoor Uw eigen wereld armer hebt gemaakt, veranderd hebt, zal voor U persoonlijk de rem betekenen om dichter tot Uw God te komen. Dit houdt in, dat het ware bewustzijn een bewustzijn is, waarin alle dingen gelijk zijn. Men lacht hier wel eens, wanneer men hoort, onder een bepaald soort monniken, die zelfs een vlo of een luis niet doden, maar wanneer deze lastig is haar zeer voorzichtig ergens anders neerzetten in de hoop, dat ze of een nieuwe voedingsbodem zal vinden, of uit haar eigen levensprocessen te gronde zal gaan. Dat klinkt voor een Westerling zo onaanvaardbaar. Toch zit hier dezelfde gedachte in. "Kijk eens", zo zegt iemand, "ik ben vrij om mijn leven te handhaven. Ik ben niet vrij om het leven van een ander te vernietigen, omdat ik mijzelve het recht niet toeken een toestand van een ander zodanig te veranderen, dat hijzelve deze verandering niet ongedaan kan maken." Een eigenaardige consequentie, ongetwijfeld. Maar een consequentie, die de moeite waard is, wanneer wij ons n.l, het proces bewustwording voorstellen als wat het werkelijk is. Menigeen ziet het als een persoonlijk, een ladder beklimmen, tree na tree. In feite is het iets anders. Bewustwording is een realisatie van wat je reeds bent. Dat heeft geen trappen nodig. Maar wanneer je nu wreed bent, dan kun je daardoor het liefdesaspect minder goed realiseren. Wanneer je overvloeit van liefde en genegenheid, kun je daardoor het aspect van haat, dat ook in je ligt, niet realiseren. Het wezen van elke mens, ja, van elk bewust wezen, dat ergens in het Al bestaat, is een af gerond geheel. In dit afgerond geheel is elke tegenstelling gelijkelijk vertegenwoordigd. Elke tegenstelling. Dus ook goed en kwaad, licht en duister, haat en liefde, edelmoedigheid en gierigheid of zelfzucht, enz. Wanneer je dit weet, dan begrijp je, dat elk uiten van een uiterste een remming betekent om het tegendeel te erkennen. Het bestaan op aarde is dus eenzijdig, zeer eenzijdig. Die eenzijdigheid komt voort uit het feit, dat de mens bepaalde aspecten in zijn eigen wezen. als goed erkent en andere aspecten, die evenzeer deel van zijn persoonlijkheid zijn en noodzakelijk zijn voor de perfectie van het leven zelf, het ik in het Goddelijke, bestrijdt en verwerpt. Is het tot zover duidelijk? Heeft niemand er commentaar op? Het is dus Uw mening, dat die tegenwichten in het Al zijn. Die behoeven dus niet in elke persoon aanwezig te zijn als kennende? Ze behoeven niet bewust, dus gekend in de persoonlijkheid aanwezig te zijn. Maar als ze in het Al aanwezig zijn, zijn ze ook in elke persoonlijkheid aanwezig. Zijn we één met het Goddelijke, is onze persoonlijkheid a h.w. versmolten met de Kracht des Levens zelf, dan moet alles wat ergens in het leven bestaat, in ons bestaan. Wanneer ik dus zeg: "ergens bestaat iets in het Al", dan moet ik ook zeggen: "het bestaat in mij". U zult begrijpen, dat deze leringen niet verkondigd mogen worden. Niet omdat ze zo gevaarlijk zijn voor een enkeling, die hierdoor leert zijn eigen leven beter te begrijpen. Maar omdat zij gevaarlijk worden, wanneer de mensen er zich meester van maken en ze gaan interpreteren en ombuigen, om zo hun eigen leven en hun eigen begeerten te rechtvaardigen. Want dan betekent de vrijwaring van aantasting van anderen op den duur vaak een specifieke vrijwaring van een omschreven klasse, die dan alle anderen wel mag aantasten. En dat is natuurlijk niet aanvaardbaar. Toch is dat juist hetgeen we in vele godsdiensten zien. De priester op zichzelf staat boven de wet, maar is gelíjktijdig degene, die de wet maakt voor anderen. Dat ook over het hiernamaals niet veel gezegd wordt, over de werkelijkheid van het bestaan in andere werelden, is begrijpelijk. Omschrijvingen in allerhande vormen, beperkte voorstellingen zijn er te over. Wanneer U alle U de moeite zoudt getroosten om alle beelden uit het hiernamaals eens na te gaan, die inspiratief zijn neergeschreven, mediamiek zijn doorgekomen, geopenbaard zijn door hogere leraren op aarde, enz., dan zoudt U zelf al een beeld krijgen van de uiterste verwarring. Overal zijn aspecten beschreven. met weglating van anderen. En daardoor zijn deze dingen Een discours over esoterische waarden 87

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden onbegrijpelijk. Ze zijn dus niet redelijk. Je kunt een kant volgen of de andere kant, maar je kunt niet zeggen, hier heb ik nu een beeldje dat is waar. De waarheid over het hiernamaals is eigenlijk zo simpel, dat de doorsneemens ervoor terugdeinst. Ik hoop, dat U dit niet doet. Overgang is ondergang in een wereld. Ondergang in een wereld wil zeggen de realisatie van die wereld overbrengen in alle andere werelden, waarin je nog wel bestaat. Is dat begrijpelijk, deze term zo? Wilt U het nog even herhalen? Dus elke overgang is een ondergaan in een wereld en het overbrengen van het bewustzijn van die wereld in elke wereld, waarin je nog wel bestaat. De consequentie hieruit is deze: Elke wereld, die beleefd wordt, is niet een bevrijding uit een vorige wereld, maar eerder een toevoegen van de wereld aan andere werelden. De mens wil op aarde graag het idee hebben "Nu is mijn leven voorbij, nu ben ik van al die stoffelijke zorgen en noden. af." Eigenlijk is het tegendeel waar. Een vlak, waarop je tot op dit ogenblik - zij een vaak onbewust - geestelijk rustig hebt kunnen ervaren, wordt nu met gelijke zorgen, met gelijke lasten en problemen belast. Ik hoop niet, dat U daar pessimistisch onder wordt. Het is de feitelijke waarheid. Een tweede waarheid, moeilijker te begrijpen voor een mens. in de stof, is deze: probleem, dat hier suprême is, kan in een samenvoeging met een andere wereld belangrijkheid verliezen. Hetgeen in deze wereld onbelangrijk scheen, kan na samenvoeging, met een andere wereldbeleving buitengewoon grote belangrijkheid krijgen. is ook begrijpelijk.

Het zijn de Dat

Nu echter bestaat Uw leven niet uit een wereld. Ik wil alleen maar zeggen: U hebt niet alleen maar met een hiernamaals te maken. Er bestaan zeer veel verschillende vlakken, (bewustzijnsvlakken, als U het zo noemen wilt of delen van de persoonlijkheid een andere omschrijving) en in elk van die vlakken bestaat U volledig en geheel. Elke keer, wanneer U een wereld voorgoed verlaat - let wet voorgoed - dus dat betekent voor het stoffelijke de laatste incarnatie, dan voegt U de totale waarde van die wereld niet aan een van die andere werelden, maar aan alle andere werelden toe. Dit houdt in, dat op elk van deze vlakken Uw problemen een andere belangrijkheid krijgen, een andere benadering nodig hebben en een andere oplossing vinden. Is dat duidelijk? Dat betekent dan ook, dat bij een voor goed verlaten van de materie de problemen van de materie niet eenmaal bestaan, maar twintig maal of honderd maal. En elk van die keren met een andere belangrijkheid. En daaruit vloeit eigenlijk de geaardheid van het menselijk leven en bewustwordingsproces voort. Niet, zoals men zich voorstelt, uit een continuïteit van ervaringen, waardoor het bewustzijn wordt opgebouwd en groter wordt. Maar integendeel, een voortdurende herhaling, een soort parafraseren van hetzelfde probleem onder andere belichting en onder andere omstandigheden, waarbij telkenmale een andere oplossing moet worden gevonden. Is zo’n probleem overwonnen in een wereld, gaat ook deze wereld teniet en wordt de inhoud van die wereld weer bij de andere werelden gevoegd. Kunt U zich dat ook voorstellen? Zo elimineert men zichzelve in de bewustwording dus voortdurend sferen en werelden en krijgt daarvoor in de plaats een steeds zuiver der en nauwer omschrijving van eigen wezen, eigen problemen en de oplossingen daarvan. Dit resulteert uiteindelijk in het bestaan in een wereld met een reeks van problemen. Het zijn niet meer de problemen, die je op de wereld hebt gekend. Want door de eindeloze samenvoeging met andere werelden, de eindeloze oplossing steeds van delen van het probleem, blijft het laatste probleem over en is in feite het probleem het leven. Kunt U dat begrijpen? Niet helemaal begrijpen, omdat U zo-even gezegd hebt het resulteert in de delen. Al het vorige resulteert ten slotte in dat ene. Dus zijn er herinneringen aan de vorige levens, Neen. Toch niet? Anders wordt het toch geen leren, geen lering.

88

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden Dat is juist hetgeen ik probeer te vertellen. Dat er geen lering bestaat, zoals U zich voorstelt. Zo ziet U, het is inderdaad een moeilijk punt, dat ik vandaag met U bespreek. En een punt, dat in zijn consequenties heel wat verder gaat, dan U zich misschien op het ogenblik kunt realiseren. Luister nu eens goed. Wanneer een wereld wordt opgelost, dan gaat ze voor ons voorgoed verloren. Kunt U zich dat voorstellen? (Ja.) Alle waarden, die in die wereld hebben bestaan, liggen in onze persoonlijkheid. Ze worden dus op elk ander vlak van Uw persoonlijkheid weer volledig geuit. Dat is geen herinnering. Die wereld is weg. De waarde van die wereld blijft voortbestaan. De wereld zelf, en dus alle denken, dat deze wereld terug zou kunnen vinden, gaat teloor. Dat gaat tot een bepaald ogenblik. Op dat ogenblik is de volledige beheersing van de materie mogelijk geworden, doordat materie en denken identiteit zijn geworden. En dat betekent een terugbrengen van je aantal werelden, vergeleken bij een mens, tot ongeveer een derde. Dan moet je een hele weg hebben afgelegd. Je bent dan zelfs meer dan b.v. een zonne- of planeetgeest. Je bent dan gelijktijdig onstoffelijk en onvormelijk, en volledig stoffelijk en vormelijk. U ziet, U hebt het nog moeilijker gemaakt dan het eigenlijk was. Toch moet ik dit er nu bij halen, om te voorkomen, dat U zo dadelijk zegt "Je hebt nu weer wat overgeslagen." Ik laat het voorlopig even rusten. We kunnen er zo dadelijk desnoods er nog verder op ingaan. Probeer U nu het volgende voor te stellen: Al die werelden zijn samen gevloeid tot een wereld. Alle problemen van alle werelden zijn samengevloeid tot een probleem. Kunt U zich het beeld voor ogen halen? Dan is dit probleem de uitdrukking van het leven. Op het ogenblik, dat dit probleem is opgelost, is het leven als ons leven niet meer aanwezig. Vandaar, dat wij spreken over het opgaan in het Goddelijke. Het opgaan in het Goddelijke zoudt U kunnen noemen de realisatie van volmaaktheid, die het tegendeel van zichzelf in zich moet dragen, wil ze volmaakt zijn. Waarbij een volmaakt bewustzijn identiek is met een volmaakt onbewust zijn.Waarbij licht gelijk is aan duister. Waarbij goed gelijk is aan kwaad. De wereld van het niet-kenbare en het niet voorstelbare. Kan dit tot U doordringen? Ja, misschien ben ik iets te ver gegaan. Maar goed. Wat is het niet voorstelbare? Die wereld is niet voorstelbaar, omdat zij een volledige tegenstelling in zich draagt. Dus, om het nu even terug te brengen tot een mier met Uw wereld verwant beeld. Op het ogenblik, dat je daar het licht opdraait, wordt het donker, omdat het licht is. Op het ogenblik, dat je je daar wilt bewegen, sta je onbeweeglijk en onbeweeglijk zijnde beweeg je. Dus een bewustzijnstoestand. Ja. Het is een bewustzijnstoestand, maar een bewustzijnstoestand, die geen persoonlijk bewustzijn meer toelaat, omdat een persoonlijk bewustzijn een tegenstelling betekent. Dat heb ik zo-even bedoeld. Dan blijkt het misschien, dat U weer verder was dan ik in dit geval. Hebt U deze stelling nu zo ‘n klein beetje kunnen volgen? Zeg het maar eerlijk, Ik heb hieruit begrepen, dat wat U zo-even met die waarden bedoelde, de waarden zijn, die wij er in zien door ons bewustzijn, Dat geldt beperkt. Als wij waarden gebruiken, dan zouden we net zo goed kunnen zeggen "dingen". Maar "dingen" hebben een stoffelijker inhoud dan waarden voor de mens. "Waarden" kan het stoffelijke en het niet-stoffelijke inhouden daarom gebruiken wij dat woord nogal eens. Want kijk, wat ik U nu heb verteld, is dus eigenlijk het geheim van de wederkerenden. Die weten dit ook, wanneer zij toch niet gerealiseerd hebben. En nu treedt voor die wederkerenden dus degenen, die op aarde geprojecteerd worden als scheppende factoren voor het lagere bewustzijn vanuit een hoog bewustzijn, dat in zich onstoffelijk is deze eigenaardige toestand op. Door het feit, dat zij onstoffelijk en stoffelijk zijn op deze trap van bestaan, zijn zij in deze tweeheid voor zichzelven onbewust zowel van het stoffelijke als van het onstoffelijke. Kunt U zich dat voorstellen? Er is dus geen van beiden levensvormen, die reëel beleefd wordt. Toch zijn beide levenskrachten in de persoonlijkheid geuit aanwezig. Dit houdt in, dat ieder, die op deze wijze op aarde keert, eigenlijk zuiver geest en zuiver stof tegelijk zijnde, in zich alleen het bewustzijn draagt van zijn problemen en niet van de vormconsequenties, die deze problemen Een discours over esoterische waarden 89

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden hebben, hetzij in de wereld, waarin hij zich uit, dan wel in zijn geestelijke wereld, in zijn geestelijk bestaan. beter gezegd. De Hindoe heeft daarvoor het woord antavara gevonden anderen noemen dit de hoge of de witte meesters. Men spreekt ook veel over de lijdende oerkrachten. En dan is het voor mij altijd een vraag, hoe je dat moet spellen. Want zeker lijden deze oerkrachten juist onder hun eigen problemen, terwijl zij in de uiting van het probleem gelijktijdig leiding geven, zowel geestelijk als stoffelijk. Het is een openbaring aan zichzelf. Juist. Met andere woorden wat voor de wereld openbaring is, is in feite een probleemstelling van hogere orde, die waar ze op aarde eenzijdig wordt gerealiseerd en een impuls geeft tot een verdere bewustwording binnen een beperkte wereld oplossing van problemen in deze beperkte wereld mogelijk maakt en zo de eigenlijke problemen, die op de achtergrond liggen, transporteert naar een hoger vlak. Ja, dat zijn natuurlijk punten, die je niet overal kunt gaan vertellen. Want neem nu b.v. in het Christendom de figuur Jezus. Jezus, die inderdaad voor een ieder, die op aarde leeft en zeker voor een ieder, die Christen is, een buitengewoon hoge, krachtige en lichtende persoonlijkheid is. Ook voor ons. In feite wordt hier dus gezegd: Jezus leefde en stierf niet op de aarde voor de mensheid, maar krachtens de problemen die in zijn eigen wezen liggen. Dat deze uiting in de stof voor ons,een oplossing heeft betekend, betekent niet, dat die gelijke oplossing ook voor Jezus aanwezig was. Wat meer is, hij zal ongetwijfeld op het ogenblik, dat hij stoffelijk leed, ook geestelijk geleden hebben. Maar in beide waarden, zowel in zijn stoffelijk lijden als zijn geestelijk lijden lag het bewuste tegendeel in de stof de realisatie van een volbrenging van de teak (dus een oplossing van het probleem) in de geest een neerdaling ter hel met de realisatie van het hoogste licht, waardoor de persoonlijkheid in een groter bereik van bewustzijn staande, gelijktijdig stoffelijk en geestelijk een en hetzelfde ervarende, komen tot een nieuw punt. Ik weet niet of U van de kabbalisten wel eens gehoord hebt van de bijzondere betekenis van de letter H? Neen, daar hebt U nooit over gehoord. H is eigenaardig genoeg een letter, die vaak als kern voorkomt in woorden, die God betekenen. Er zijn kabbalistisch gezien 72 goddelijke namen. En deze 72 namen bevatten op 9 na alle een H als middelpunt. Denkt U aan Jahwe, maar ook aan het Christelijke woord voor jezus: Ichtus. Ook weer een H, Deze H staat voor de gelijktijdige en volledige beleving van geestelijk vlak en stoffelijk vlak, leidend tot een verbinding van bewustzijn, die een realisatie. van beide vlakken in een, (dus een goddelijke realisatie) vanuit menselijk standpunt mogelijk maakt. Ik ben er nog niet, maar als U zegt "het is te zwaar", dan wil ik er verder mee ophouden. Of zal ik nog even doorpraten? Dan moet U mij wel beloven, dat U het goed naleest en dat U het wel bestudeert ook, hoor! Want hier moet U werkelijk heel goed over nadenken. Dat is dit: Wat is de voorstelling "God", die de mens kent? Ook dit is één van de punten, die niet in het algemeen geopenbaard mogen worden. Het punt God, dat de mens kent in zijn voorstelling, God, over wie wij proberen zoveel te leraren en te leren, is in feite niet een wezen en zelfs een kracht. Hij is een uiting, een verschijnsel. God is de samenvloeiing van twee werelden, waarin tegendelen een oplossing vinden. Het werkelijke wezen Gods is niet te realiseren. Maar een punt, waarin alle werelden raken, is voorstelbaar. Dat zou afgaande over hetgeen wij zo-even over ontwikkeling gezegd hebben over bewust worden betekenen, dat wanneer alle problemen voorden teruggebracht tot een probleem en wij staan met het probleem tegenover het leven, voor ons de samenvloeiing een oplossing van zijn betekent. Maar het punt, waar probleem en leven elkaar oplossen, is gelijktijdig het punt, dat wij God noemen. Dit punt God op zichzelf is probleemloosheid. Vandaar de omschrijving van de eeuwige vrede en dergelijke. U hebt het van ons ook zo vaak gehoord. Die vrede betekent dus een zijnstoestand, waarin zijn en niet-zijn identiek zijn geworden. Is het begrijpelijk? Maar zijn en niet-zijn in een punt is gelijktijdig een zijde van een grotere H. Kunt U zich dat voorstellen? Op het ogenblik, dat ik, zijnde en nietzijnde, bewust ben zonder bewustzijn, ofwel de schepping omvamende mijzelf verlies in de kosmos en uit de kosmos mijzelve toch weer 90

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden ken, heb ik, een punt bereikt, waarop een nieuwe wereld voor mij kenbaar wordt, wanneer, ik mijn punt God bereikt heb, begin ik in feite pas mijn uiting en beleving in de grotere wereld. Dit betekent voor de doorsneemens een oneindigheid van streven en strijden en daarvoor is hij bang. Maar hij vergeet een ding. Op het ogenblik, dat alles tot stilstand komt, is er noch vreugde noch leed. Zolang er leven is zullen vreugde en leed beide bestaan. Leven is bestaan in tegenstellingen. En het feit, dat de vreugden op de duur scherper door ons gerealiseerd kunnen worden dan het begeleidend lijden, zodat het ondergaan tijdelijk selectief is van invloeden, maakt het ons mogelijk telkenmale weer een hemel te beleven, een paradijs. Je kunnen steeds weer volmaakt gelukkig zijn. Maar wanneer wij het volmaakte geluk genoten hebben, komt in het geluk weer de probleemstelling. En de probleemstelling betekent weer de verdrijving uit het paradijs. Maar de verdrijving uit het paradijs draagt in zich het streven naar het paradijs, met vreugde over elke kleine bereiking met een hernieuwd paradijsleven, een hernieuwde hemeltoestand. Dat is eigenlijk veel mooier. Het is veel intensiever dan de doodse voorstelling van een hiernamaals, die een mens heeft. Een paradijstuin blijft zichzelve te veel gelijk. Vandaar dat in het paradijs juist de verleiding het sterkst is. Een hiernamaals, als hemel gezien met een voortdurende aanbidding Gods, brengt op den duur in het ik een verzet tegen God, omdat het verschil, dat in het begin scherp werd gerealiseerd tussen het Goddelijke en ik, versmelt. En daarvoor in de plaats komt een demonisch iets maar degene, die zover stijgt, dat hij God begrijpt, benaderd heeft in zijn eigen wereld, die wordt Lucifer. Want hij ziet geen verschil meer tussen zich en God. En op dat ogenblik moet hij vallen om opnieuw te streven. Maar dat streven zal op een ander vlak en op een andere wijze plaats vinden dan op dat ogenblik. Nu verdwijnt Uw duivel helemaal. Uw demon, Uw kwaad evenzeer. De vastheid van elke waarde gaat teloor. Het is juist daarom, dat het verboden is aan de grote leermeesters om deze dingen volledig uitgewerkt mede te delen. Ik heb U alleen maar een inblik gegeven van de problemen, die er bestaan. Ik heb ze niet voor U uitgewerkt en niet voor U opgelost. Ik heb U alleen maar een klein overzicht gegeven. Maar U zult misschien begrijpen, waarom een ieder, die deze dingen uit gaat werken en volledig duidelijk maakt voor het beperkt menselijk bewustzijn, er zeker van moet zijn, dat het niet in handen komt van niet-ingewijden, van onbewusten. Want de onbewuste zou hieruit een rechtvaardiging maken voor zijn eigen wereldmisachting, leidende tot wereldmisbruik en zo zijnde de voortdurende zelfbeperking, die een bereiking in het hogere onmogelijk maakt. Een openbaring hiervan betekent het leven tot stilstand brengen voor velen. En een leven tot stilstand brengen is niet gerechtvaardigd. Ieder moet op zijn eigen wijze leven. Daarom brengen de grote gezondenen, de grote witte meesters, wanneer zij zich verstoffelijken, terwijl zij geestelijk voortbestaan, steeds weer de leerstellingen, die noodzakelijk zijn om de mens iets verder te voeren juist in de problemen van de wereld. Dat kunnen wij bij Jezus terugvinden "Ik breng U niet de vrede maar het zwaard." Iemand, die de vrede brengt sluit verdere bewustwording uit. Iemand die daarentegen de strijd brengt, de juiste strijd, de goede strijd, die verveelvuldigt de beleving, intensifieert vreugde en lijden en maakt door dit intensifiëren van deze belevingen een steeds sterker beleven in steeds minder beperkte werelden mogelijk. Opdat het leven gerealiseerd wonde en men op het grotere vlak (waarvan wij niets weten, waarvan enkele ingewijden iets verstaan en wat ik daarvan weet, zou ik niet mogen zeggen) dus op dát vlak komende men een beleving zal doormaken, die zo schoon, zo groots, zo vol van zorgen en strijd, maar zo vol van voldoening is, dat ze meer waard is dan al het andere. Zeker meer waard dan een daadloos Nirwana. Een daadloos Nirwana, dat een ogenblik kan bestaan. Maar wanneer wij daarover spreken, verzuimen we heel vaak te zeggen "Je gaat nog verder." We zeggen "Nu ja, van daaruit ga je op met je persoonlijkheid in God." Dat is voor U simpeler. Maar onthoudt U nu een ding: Ik heb U dit nu allemaal verteld. Het is niet iets om propaganda mee te maken. Het is iets om voor Uzelf te overdenken. Begrijpt U het, dan zal het ongetwijfeld een grote steun zijn. Het zal U doen begrijpen, waarom de filosoof van het Oosten in feite ook het Westen uitdrukt. Hoe elke wet, die esoterisch of stoffelijk wordt gevonden, op beide gebieden voortdurend van toepassing is. Hoe geen verschil bestaat. En begrijpt ge dat, Een discours over esoterische waarden 91

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden dan zult U juist daardoor in Uw eigen leven hier meer tegenstellingen ondergaan, daar ben ik zeker van maar gelijktijdig ook een groter intensiteit van beleving vinden. En begrijpt U het niet, of blijft het U duister, doe mij dan een genoegen. Een volgend maal krijgt ook deze groep de gelegenheid hierover vragen te stellen. Dus we kunnen de kleine onduidelijkheden nog een keer uitleggen. Maar gaat het U te ver, leg het dan terzijde. Want dit is kennis, die als ze verkeerd wordt gebruikt door een onvolledig begrip een twee snijdend zwaard kan zijn. Ze kan U n.l. de zorg geven, zonder dat U zich de vreugde realiseert of vreugde, zonder dat het probleem eruit voortkomt. In beide gevallen betekent dit een terugvallen in intensiteit van zijn. U moet komen tot het werkelijk leven, tot een kracht, die in zichzelve onnoembaar is en die gelijktijdig alle problemen der wereld en alle oplossingen in zich bevat en juist daardoor een voortdurende wisselwerking doet ontstaan, die het volmaakt erkennen mogelijk maakt plus op de duur na de erkenning een projectie in nieuwere en grotere gebieden. Ik vind, wanneer U dit vanavond verwerkt heeft, dan hebt U meer dan genoeg gedaan. Vandaar, dat ik U de gelegenheid geef te pauzeren. Dan kunt U na de pauze voortgaan. Maar ik zou zeggen: U kunt zelf ook een onderwerp kiezen. Kiest U dan een lichter onderwerp. Gaat U hier niet op door. Overdenk het eerst eens. Lees het eens over. Dan kunnen we daar een volgend maal desnoods een paar uur aan besteden om het duidelijk te maken. En lukt het dan niet, leg het dan terzijde Aangename pauze. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Nu kunnen wij dit tweede gedeelte na, de (laten we zeggen) wat zware inhoud, van het voorafgaande wijden aan een punt of punten, die U zelf interessant vindt. U weet het, we kunnen dat beter iets aan de lichtere kant houden het verdere beslist uzelf. Er schijnt weinig belangstelling te zijn. Mogen we het aan U overlaten Dat moogt U natuurlijk wel. Al was het misschien aardiger geweest, wanneer U zelf naar voren was gekomen. Maar goed. Wat zoudt U zeggen, wanneer we eens gingen praten over doodgewone hekserij, magie e.d. Of voelt U iets voor een ander onderwerp? Zegt het maar. Is het mogelijk om iets over de lotus te vertellen? Er is wel iets over te vertellen, ja. Maar misschien te oppervlakkig?. Oppervlakkig? Ach, kijkt U eens, wanneer U iets over de lotus wilt weten,dan zou ik haast geneigd zijn U te verwijzen naar de bekende geschriften van ….?……….. de gouden ezel. Daarin speelt n.l. de lotus ook wel met de Thessalische hekserij een hoofdrol. De lotus en andere bloemen De lotus op zichzelve is een nachtbloeiende waterplant, zoals U weet. Zij wordt over het algemeen vooral in het Oosten gehouden en doet ietwat denken aan een verfijnde waterlelie. Ze is mooi van kleur, over het algemeen wit met een roze binnenschemering, dat iets van parelmoerachtige glans in de bladen legt. Ze komt vooral tot haar recht in het maanlicht, wanneer ze opengebloeid als een gevallen ster op de siervijvers van het Oosten drijft. Dat zij het symbool is geworden van het menselijk leven en het menselijk bewustzijn, is begrijpelijk. Want ook de lotus vertoont verschijnselen, die de mens kent. In de eerste plaats toont zij ook aan de oppervlakte de groene bladeren, in feite wortelt zij en trekt zij haar voeding uit de ontbinding van de onder haar liggende materie. Dat is ook voor de mens zo. Het menselijk leven is gebaseerd, op de dood. Alleen door het sterven van anderen kan de mens leven. Het is dan ook geen wonder, dat in vergelijking met de lotus in de eerste plaats tot uiting komt de verbinding, die er bestaat tussen ondergang en leven, tussen dood en bewustwording. Maar zoals voor de bladeren op zichzelf de naar beneden tastende wortel. In feite alleen maar een grondslag is, zo is ook het menselijk lichaam een grondslag. U kunt niet zeggen "dit is de 92

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden mens", wanneer gij een stoffelijk lichaam ziet. Het, is de essence, die tot bloei komt uit het menselijk lichaam, die de werkelijke menselijkheid betekent. Vandaar dat men zegt, dat wanneer geestelijke krachten opbloeien, het is, alsof de lotusknop, opgekomen in de voortdurende worsteling der materie, die zich voedt met de dood, het geestelijke als lotusknop komt uit het materieel verworven bewustzijn, en langzaam, heel langzaam openbreekt. Wie wen lotusknop heeft gezien, weet hoe zij, na het eerste barsten reeds iets van haar schemerwitte kleuren verraadt, terwijl zij nog omgeven is door een keurslijf van groene schutbladeren. Wanneer bij de mens het geestelijke doorbreekt, de geestelijke begaafdheid tot uiting begint te ooroen, dan zien wij hetzelfde beeld. Verwant met de materie, daar reeds bovenuit strevend en een nieuwe middelstof aanvaardend, is het toch nog een materieel begrip en streven, waar een enkele keer een lichtflits van bewustzijn doorheen komt. Maar naarmate de lotus zich verder openplooit en blad na blad naar buiten vouwt, totdat ze als een kelk de manestralen drinkt, zo zal de menselijke geest, wanneer zij een gave heeft verworven, meer en meer de stoffelijke aspecten daarvan terzijde leggen en zichzelf openvouwen, zo verwervende het weerkaatste licht van het Goddelijke. Want het zilveren licht van de maan is geboren uit de verblindende gloed van de zon. Maar de zon verschroeit de lotus. Daarin komt ze niet tot haar volle rechten haar volle pracht. Zo ook de mens en de menselijke geest. Niet in het onmiddellijke, alverslindende van.een goddelijke realiteit kan de geestelijke begaafdheid bloeien. Zij is gebonden aan een wereld van voorstellingen, aan een weerkaatsing van het Goddelijke door middel van schepping. Schepping in alle sferen en toestanden. Nu leven in het menselijk lichaam bepaalde krachtpunten, bepaalde organen zou je kunnen zeggen, van de geest. Ze stammen gedeeltelijk ook uit het lichaam zelve en er zou dus kunnen worden gezegd, dat de lotusknoppen der geestelijke organen vaak, maar niet altijd, hun rustplaats vinden op het groene blad der lichamelijke gesteldheid en der lichamelijke organen zoals de lotus soms alleen bloeit, een witte ster, verloren in de wateren, soms als een licht, temidden van een groene bladerzee. Er zijn ook bepaalde organen, geestelijk, die niet met lichamelijke organismen in verband kunnen worden gebracht. Wanneer ze openbloeien, stuk voor stuk, dan wordt hierdoor de mens verheven tot een wezen, dat ver boven zijn eigen wereld uitgaat. Dit ver boven de eigen wereld uitgaan betekent het ontwaken een nieuw vlak. Vandaar de voorstelling, die men soms geeft in het Oosten de bewustwording van de mens in de sferen der geest. De materie is de bodem der vijver. Het menselijk bestaan is de vrucht, waaruit de lotus bloeien kan. En naarmate de geest verder uitreikt omhoog en maatmate de menselijke geest zich meer en meer vrijmaakt van haar materiele bekommernis, haar materiele denken, rijst boven de spiegel van het stoffelijke uit in de vrije wereld van de geest een bloemknop, die zich openplooit en in zich draagt het volledig wezen van de mens. Het zal U misschien zijn opgevallen, dat men zo vaak ook de Boeddha als gezeten in een opengebloeide lotus voorstelt. Dit is niet zonder inhoud, zonder zin. Want de kern, de kracht, die de lotus als verschijnsel doet bloeien, in hogere wereld, is immers de bewust geworden geest. Deze bewust geworden geest zal zeker want stijgend aan het voertuig de lotus rondgaan en opnieuw worden tot een zaad, waaruit een bloem kan opgroeien in hogere wereld. Maar het is de mens, die de vrucht is van de bloem. De bloem, die het bewijs is van de vruchtbaarheid van al hetgeen verborgen ligt onder de waterspiegel. De Boeddha is de bewuste geest, die oprijst boven alle sfeer, boven alle waan in een nieuwe werkelijkheid. En rond hem is de wereld opengebloeid als een lotus, hem dragende, hem door de beeldende kracht van de wereld, door de intense levenskracht van de wereld opdragend en schragend, terwijl hij, in meditatie verzonken voor zichzelf reeds de vruchtbare krachten van hogere wereld in zich verwerft. U ziet, over de lotus is veel te zeggen. Ze is een symbool. Het symbool van ontbondenheid. Een ontvluchting Aan het eigene en een inkeer in het hogere. Ik geloof, dat ik hiermede over de lotus wel voldoende heb gezegd. Maar als er een onder U is, die hierover meer wil horen, zal het mij een genoegen zijn op een gespecificeerde vraag verder te gaan. Een discours over esoterische waarden 93

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden U zwijgt. Moet ik U dan verlokken met dichterlijke termen? 0, ik kan het doen. Er is veel gedicht over de lotus. Een dichter roept uit "Gij manestraal, tot bloeiend leven hier geworden, U spiegelend in der wateren taal, hoe zijt gij zuiver en ontrukt Hoe brengt gij mij reeds in mijzelven een schaduw van het stil geluk, dat ik eens verwerven zal." Het is het Penshabi, een buitengewoon mooie taal voor gedichten, ook al is het overzetten moeilijk. En een ander? Die bekijkt het precies andersom. Het was een Chinees. Die zei over de lotus "Geboren uit het onzienlijke, dat ons oog veracht, wordt gij tot glorie, O, bloem van de nacht. In Uw ontplooien zegt gij mij weer: Verhef U boven het onbewustzijn. Dan zult ge heer, bewust en mens in uiterste volmaaktheid zijn. Zo bloei ik als de lotus, onbewust en klein, maar reikend tot het hoogste." Ieder heeft zijn taal. Ieder zijn wijze van uitdrukken. Maar aangezien U zo zwijgzaam en mag ik zeggen vredig toeluistert, kunnen wij natuurlijk nog wel een paar punten aanstippen over de lotus. Want er gaat een verhaal niemand weet of het waar is dat naast de witte lotus ook soms de zwarte lotus bloeit. En daarin ligt de symboliek van wat voor de mens het Goddelijke en het demonische is. De bloem is gelijk, haar blad is gelijk, ze groeit op dezelfde voedingsbodem. Maar waar de een zich openplooit in een duisternis als de nacht, het maanlicht opdrinkend en niet weerkaatsend, wordt de ander zelf tot ster, wit en lichtend. De krachten van de geest zijn voor iedere mens gelijkelijk bereikbaar. Een ieder zal uiteindelijk zich kunnen ontplooien en zijn wijze instellen op een nieuw en hoger bewustzijn. Maar waar de een slechts de krachten in zich neemt en in het duister van de nacht, geen licht wordt, daar zal de ander weerkaatsen, wat hij ontvangt. De zwarte lotus is het symbool van de zwarte magiër. De magiër, die krachtens zijn verwerving van geestelijke kracht, van magische beheersing de wereld ontrooft van wat het hare is. Niet slechts datgene nemende wat hij ontvangt. De witte lotus, symbool van de witmagiër, die de krachten, die hij onttrekt aan het Al, uitstraalt in een voor de wereld meer kenbare, schoner en zuiverder vorm. en zo de wereld tot vreugde en blijdschap bewegend. En zo gaat er nog een legende. Wanneer een witte lotus sterft, schiet er een vonk omhoog. Een juweel, gevleugeld als een kolibrie, teer en vol van schemerende kleinen vervluchtigt zich in het blauwt der lucht. Maar sterft de zwarte lotus, dan verheft zich uit haar een cobra en schuiert giftig weg om zich in schaduwen te bergen. Zo zijn er legenden te over. En allen kennen dezelfde symboliek Het openbloeien van het leven, het opbloeien van het geestelijk bewustzijn en de verheffing van het wezen boven het eren element als een nieuwe kracht, die vruchtbaarheid puurt uit een nieuwe wereld, voor zich en voor anderen. En wanneer U nu zwijgt, zwijg ik ook. Is de lotus als symbool het eerst in het Chinese rijk, gebruikt of het eerst in het Egyptische? Wanneer wij helemaal zuiver willen spreken, dan is de lotus de eerste maal zij het in grofbladerige vorm als symbool gebruik na de eerste opstand in Lemurië. Dus in het gebied van de stille Oceaan. Daar is zij symbolisch gebruikt o.a. bij de grote negerbeschavingen, die in het midden van Zuid-Afrika bestaan hebben. En vandaar is de symboliek overgebracht naar Egypte. Waar ook de Atlantiërs deze symboliek kenden en vooral waar zij de bloementaal spraken of beter gezegd schreven en ook in de symboliek van hun eigen geschriften het lotusbeeld als zinnebeeld verwerkten, is praktisch gelijktijdig van een bewustzijn omtrent de lotus en een soortgelijke symboliek te spreken bij de vroegere Incabeschavingen, de vroeg Tibetaanse beschaving, de beschaving van de Sjoe en Sjangdynastieën in China, waar ook ditzelfde beeld in gebruik komt. En voor die tijd en daardoor in heel Indië mede verbreid bestond het ook reeds bij de vroege culturen in het dal van de Indus. Dat was dus voor de Ariers in Indië kwamen. Dus het heeft wel een oorsprong, van waaruit de verbreiding in verschillende richtingen gegaan is. Inderdaad. Om een Atlantisch schrijver hierover te citeren "Toen het menselijk bewustzijn ontwaakte in de voorvaderen van onze mensheid, aanschouwden zij reeds de blos, die bloeide 94

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden in de moerassen, die de tempelvijvers van de groten sierden, die zich vernietigden door hun onbewustzijn. Is er nog meer te zeggen over het onderwerp van de lotus? Zijn er nog meer bloemen, die een symboliek hebben, zoals de lotus? Inderdaad. Het is zelfs zo, dat praktisch elke bloem een symboliek heeft voor degene, die haar weet te verstaan. Om een symboliek te noemen, die U ongetwijfeld onbekend zal zijn. Bij de vroegere stammen van de Aziatische steppen was ook de tulp in haar oervorm (dus nog niet gecultiveerd) een symbool. Zij betekende, dat overval op de weg een bloem kan bloeien. Anders gezegd en overgebracht in esoterische termen: Hoe een mensenleven ook gaat en waar een mens ook terecht komt, bewustwording vindt hij steeds weer. En dan een andere, U meer beleende bloem? Een lelie. Een lelie is een later symbool geworden, had oorspronkelijk dus niet zo veel symbolische waarde. De aronskelk heeft ook pas later zijn betekenis gekregen, zoals ook de Judaspenning b.v. Dat zijn dus de symbolen, die praktisch verknoopt kunnen worden, gedeeltelijk met de Griekse, gedeeltelijk met de zuiver Christelijke beschavingen. Wanneer U bloemen wilt hebben met veel oudere betekenis, dan denkt U aan de Edelweiss. Weet U wat Edelweiss betekent? Dat het sterke en zuivere klein maar onverwoestbaar bloeit daar, waar de hemel het dichtst nabij is. Dat is ook al oud. Dat is ongeveer 800 jaar oud. En het sprookje, dat ik thans aanhaal, was o.a. nog een van de wijsheden, die ze in de paalwoningen bij de Zwitserse meren vertelden. Dat is al heel lang geleden. En zo zijn er meer van die symbolen, die ge misschien wel kent. De orchidee b.v. Daarvan zegt men, dat wie leeft op het leven van een ander, schoonheid baart, maar gif is voor de omgeving. Een parasiet. Inderdaad. En zo kun je verder gaan. Is het waar, dat op de slagvelden, na de oorlog, de klaproos zo welig bloeit? Ja. De papaver eigenlijk. De klaproos is ook een vorm van de papaver. Is dat zo? Ja, dat is inderdaad waar. Maar dat heeft met de bloem zelf minder te maken dan met een andere overlevering. En die zegt dit "Waar een mens sterft, door lafheid niet gekweld, daar wordt de aarde vruchtbaar en zal zij bloeier zo rood als zijn bloed." En deze oerlevering zal ongetwijfeld ook in Uw tijd hebben doorgeklonken en daardoor vertelt men, dat de papavers zo rijk bloeien. Maar vergeet U niet, dat ook de korenbloem en andere bloemen, die vaak gelijk met het graan woekeren, dat dia juist op de slagvelden weliger tot uiting komen. En deze sterke bloemen brengen dan ook nog een symbool met zich mee, deze papavers. Want zolang zij niet ontdaan zijn van hun wortel dan werden ze ineens betrekkelijk slap hebben zij een taaiheid, die je van een bloem met een dergelijk teer blad niet zou verwachten. En dat is deze: wat groeit uit de dood, draagt dromen in zich. Vandaar dat de papaver de sleutel wordt genoemd naar het land der doden. Maar ja, sedert dien is het symbool veranderd en spreekt men in vele gebieden eerder van our lady of the poppy’s. Onze lieve vrouw van de papavers. En men bedoelt daarmede het wulpse droombeeld, dat verschijnt voor eenieder, die de werkelijkheid ontvlucht, vervuld van een begeren. Maar daarvoor geldt weer, dat een ieder die vlucht, voor zichzelf de ondergang baart. En dat is dan weer een oude wijsheid, die wel waar is. Ach, we kunnen zoveel vertellen. Zo zegt men b.v., dat de sering overal bloeit de wilde sering dan waar de schaduur koel is en de grote bomen fluisteren van oneindigheid. En daar ligt weer een oude legende aan ten grondslag, die we later ook in Christelijke sagen en mythen wel tegenkomen. Toen n.l. eens de goden op aarde rondwandelden, toen spraken zij over eeuwige waarden en een van hen vergat zijn staf. Deze staf hoorde hoe de bomen de woorden nafluisterden van de goden. En omdat zo zover de hemel inreikten, wisten zij te luisteren en steeds nieuwe woorden te geven. En zo voelde de staf, dat ze wortel schoot, omdat zij ook mee wilde fluisteren en mee aan de aarde wilde vertellen, hoe schoon de woorden oreren. Maar omdat het maar een eenvoudige staf was, werd haar stam niet zo groot en zo knoestig en kon ze niet zo hoog opschieten. De wilde sering is over het algemeen ook niet groot. En in haar nood om Een discours over esoterische waarden

95

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden toch de wereld te vertellen, hoe schoon de wijsheid der goden was, bralt ze allerhande trossen bloemen, waarmede ze rondwuifde om zo aan te duiden, dat der eeuwigen leefde in de luchten der aarde. Een oude legende. Wat dat betreft schien een soort van geestelijk levenssprookjesboek? Dat was zo het een en bloemen en bloemensymboliek, vrienden. Is er nog verder interesse?

toen uit in de wijsheid ben ik misander over

U geeft een oplossing voor dingen, die je zo maar niet gevonden zou hebben. Misschien. Er is een oude overlevering, ja U zult zeggen je zit maar in die oude overleveringen te grasduinen, maar ik weet, dat U het interessant vindt, en het geeft ons juist beelden, die de dingen anders zeggen, en toch duidelijk maken. Men vertelde vroeger eens dit: Er was een wijsgeer. En die droeg in zich de gedachten der eeuwigheid. Maar hij kon ze niet uiten. Toen ontmoette hij een kind. En toen hij zag hoe het kind reageerde op zijn wijsgerigheid, toen vertelde hij het eerste sprookje. Vandaar, dat men veel zegt dat de wijsheid der eeuwen bewaard is gebleven in de sprookjes der volkeren. Nu vrienden, ik geloof, dat U het zo langzamerhand voldoende vindt, niet? Bestaat er nu werkelijk een bloem, die geen geluk aanbrengt. Die ongeluk brengt? Geluk of ongeluk aanbrengen is een kwestie van bijgeloof. Maar er bestaan inderdaad bloemen, die ongeluk brengen, wanneer u tenminste bijgelovig bent. Orchideeën, bloeiende nachtschade, kortom alle bloemen van giftige vruchten, die giftige vruchten baren dat is heel simpel gezegd die heten allen ongeluk te brengen. En dan heb je bovendien nog de bloeiende doodsboom. Misschien wel eens van gehoord? Het is vaak meer een overlevering dan een werkelijkheid. Maar er bestaan bomen, die in hun bloeitijd een zodanige geur uitwasemen, dat, degene, die er onder ligt, schone dromen krijgt maar niet meer ontwaakt. Dat komt voor in Afrika, maar ook wel in de vochtige gebieden van Zuid-Azië. En een soortgelijke boom vinden mij b.v. ook weer in het Amazonestroomgebied. En van deze bloem wordt verteld, dat wie haar met zich draagt, zelf aan de dood ontsnapt, maar de dood wordt voor degene, die hem het naaste staat. Een soort duivelsoverlevering. En daar zit n.l. dit geloof weer aan vast. Het is bijgeloof natuurlijk maar in een dergelijke boom woont een geest, die zich voedt, met de geesten van overgeganen, de geesten van degenen, die sterven om en nabij die bonen. Wanneer je nu een bloem afbreekt, dan is dat een arm van die geest. Eh omdat hij je dankbaar is, dat je die arts dus voor hem uitdraagt in de wereld zal hij jouzelf niet aantasten. Maar hij mag een offer nemen. En hij is gulzig en daarom grijpt hij hetgeen het dichtst bij is, en dat is meest al degene, die je het naaste staat. Een dergelijk verhaal heb ik meer gehoord, n.l. het verhaal van de Cambodja. Dat gaat ongeveer die richting uit. Zo zijn er meer van die eigenaardige verhalen. Hebt U wel eens het verhaal gehoord van de broodboom? Er zijn twee overleveringen, de Christelijke en de onchristelijke. De Christelijke vertelt dat Jezus met Petrus over de aarde wandelde en honger had. Hij wilde eten. Petrus beklaagde zich, dat er geen brood was, waarop Jezus op een boom wees en zei: "Neem en eet." En toen droeg die boom dan die z.g. broodvruchten. U weet wel, die grote melige vruchten, die je ook kunt bakken. Maar de heidense sage vind ik eigenlijk iets geestiger. Dat is het verhaal van een hebzuchtig mens, die voortdurend offers bracht aan de boomgeest. En toen had deze boomgeest, die zijn vrouw, die nederig was, zeer welgezind was, gezegd "Datgene, wat ge mij heden offert, zal ik U honderdvoudig teruggeven." Die vrouw nam al haar sieraden en wilde die aan de boom ten offer brengen. Maar juist kwam haar echtenoot thuis en die nam een stok en sloeg haar, omdat zij toch zo n kostbaar offer wilde brengen. En toen ze dan vertelde, dat zij het de geest had beloofd, maar niet kon vertellen in haar snikken over de slagen die ze gekregen had, dat die geest haar daar ook iets voor had willen teruggeven, toen nam haar man minachtend een brood, dat halfgaar lag, en wierp dat naar de boom toe, zeggende: "Hier heb je dan je offer." De volgende dag droeg de boom broodvruchten, die een zegen zijn voor een ieder, die honger heeft, maar zeker geen rijkdom brengen.

96

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden U ziet sagen en leenden te over. Zo hebt U misschien ook gehoord nu ja, het verhaal van de mistletoe kent U natuurlijk. Dat is met Loki. Maar zo bestaat er ook nog een verhaaltje over hulst. Weet U waarom de hulst zulke stekelige bladeren heeft? Er was een bosgeest, die achtervolgd werd door een machtige god. En in haar nood deed zij een beroep op Freya, de godin der vruchtbaarheid (je kunt zeggen de Germaanse Venus) om haar de middelen te geven om haar aanbidder te ontkomen. Toen veranderde zij in een struik. Maar de minnaar nam daar geen genoegen mee en wilde de struik uitrukken. Toen gaf Freya, in haar grote goedheid stekels aan alle bladeren, zodat het boompje de hoogmachtige god heel aardig tatoeëerde en deze geslagen moest terugkeren in zijn hemelse woning. En als herinnering aan deze overwinning draagt de hulst nog steeds, rode bessen, als herinnering aan de bloeddruppels, die een god op haar bladeren moest achterlaten. Had U die ook nog niet gehoord? Er zijn er onnoemelijk veel van deze legenden. Weet U de geschiedenis, waarom de aardappel tegenwoordig in een nest groeit? Dat hebt U waarschijnlijk ook nog nooit gehoord. Die legende is eigenlijk Indiaans, d.w.z. ze is niet van Europese oorsprong. Maar men vertelde, dat vroeger de aardappel groot werd als een pompoen, onder de aarde groeiende. Maar toen was er eens iemand zeer ontevreden en hij zei tegen de goden "Wat heb ik nu aan die grote vruchten? Ja, ik heb er wel een stuk of twintig. Maar met al die moeite, die ik daarmede heb. Toen werd die god een beetje sarcastisch. Het was een soort Manitou. Hij zei tegen hem "Ik beloof je, dat wanneer je zaait, het volgend jaar, je 100.000 of tenminste veel maal vele, zoals dat in de oorspronkelijke sage werd uitgedrukt aardappels op je veld zult vinden " De man was er heel erg blij mee, ging naar huis en zei: "Het is toch maar goed, dat je die goden daarboven zo nu en dan eens stevig uitkaffert, want kijk, dat heeft hij mij beloofd." Maar toen hij de volgende keer kwam na het zaaien, en wilde gaan oogsten, toen vond hij onder elke plant i.p.v. een grote knol wel twintig heel kleine knollen. Daar zat hij zo mee in, dat hij daar eigenlijk met zijn knollen liep te sjouwen (want alle anderen hadden nog hun grote aardappelen, die ze konden bewaren met weinig afval, weinig moeite, enfin, kortom alles wat je maar wensen kunt) en hij werd heel hard uitgelachen. Hij werd zo nijdig, dat hij zei: "Vervloekt zullen jullie zijn en eten zullen jullie de vruchten der aarde zoals ik." Met het resultaat, dat voortaan iedereen aardappelen heeft gekregen in de kleine knolvorm en de heel grote de wereld uit zijn. Dat laatste is niet helemaal waar, maar dat hebt U te danken aan de opkomst van de industrieaardappel. Nu heb ik U zo veel verteld, dat het langzamerhand tijd wordt, dat wij dit gezellige samenzijn in lichtere stijl weer gaan besluiten. Ik wil U toch nog een grapje vertellen. Het is ook een legende en zij is ook van Indiaanse oorsprong. Het is zo, dat men daaraan elke plantensoort en elke bloemensoort een soort van eigen godheid en ook bepaalde sexe toedenkt. Nu was de fee, die de heerseres was over de tomaat, wel erg verwaand. Ze maakte altijd mooie witte vruchten en ze meende altijd, dat wanneer de dag voorbijkwam, hij speciaal naar haar keek. Op een goede dag vladderde er juist achter haar een mooie vlinder. En toen bloosde onze fee eigenlijk van louter plezier, omdat ze dacht, dat de zonnegod die dag naar haar keek. Maar dat lukte blijkbaar niet helemaal, want ze was wel ontgroend, ze was al gekomen tot de schoonheid van het wit je kunt de kleurenvolgorde nog zien ze bloosde, maar toen ze merkte, dat hij naar de vlinder keek i.p.v. naar haar, werd ze rood van woede. En dat is ze sinds dien gebleven. Zo bestaan er honderden, ja, misschien wel duizenden aardige overleveringen, aardige legenden en verhalen, speciaal over vruchten. Je zou zeggen: Er is geen ding op de wereld, waaraan de mens te enigerlei tijd geen verhaal heeft verbonden. En wanneer ik dan ook de volgende keer hier weer zo’n zwijgend gezelschap vind, dan bestaat zeer zeker de mogelijkheid, dat ik weer wat sprookjes ga vertellen. Maar ik waarschuw U van tevoren, wanneer ik merk, dat U zwijgt, om mij aan sprookjes vertellen te krijgen, dan zwijg ik ook. En nu ga ik het woord overgeven aan de laatste spreker, die de bijeenkomst zal sluiten, vrienden. Mag ik U bedanken voor het ondanks alles zeer gezellig onderhoud? Goeden avond. Een discours over esoterische waarden

97

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 februari 1957 Les 18 – Een discours over esoterische waarden Levensspiegel Je leeft en je kent jezelve niet. Maar rond je weerkaatst de wereld voortdurend je eigen leven. De levensspiegel voor elke, mens, voor elke geest ligt in de wereld rond hem. Zo heeft de Schepper het in den beginne gezegd. Zichzelf spiegelend in zijn schepping, deed Hij, wat van Hem uitging, zich spiegelen in zijn wereld. Wanneer gij leeft en gij meent, dat het leven onrechtvaardig is, schouw in het leven. Tracht het te begrijpen en gij zult zien, waar gijzelve hebt gefaald. Brengt de wereld U geluk en voorspoed, beroem U niet op Uw eigen verdienste. Maar schouw hoe de wereld geeft met grote rijkdom, hoe ze steeds weer krachten schenkt. En begrijp, dat het slechts Uw eigen gulheid van geven, Uw pogen tot vreugde geven aan andereri U de vreugde en de rijkdom in de wereld schenkt. is,dat Wanneer ge meent, dat ge vergeten wordt, schouw in de wereld En ge zult zien waarom ge vergeten wordt. Vergeten, omdat ge Uzelf van de wereld hebt afgesloten. Wanneer ge iets verlangt, wat de wereld U niet geeft, schouw in de wereld. En ge zult weten, waarom Uw verlangen niet vervuld wordt. Het leven is de spiegel van Uw eigen bestaan. Rond U gaan de invloeden van de sterren, rond U gaat het geheimzinnige werk der sferen. En met alles mede bouwt het rond U het beeld, dat gij van de wereld krijgt. Maar ge zult in de wereld slechts da,t kunnen erkennen, dat gijzelve zijt. Zo zal een ieder, die in de wereld schouwt zichzelve zien. Men zou het zo kunnen samenvatten Toen God de mensheid schiep, sprak Hij "Gij keert tot mij, die uit Mij zijt geborene en zult tot Mij behoren, zo ge waart, voor ik U uitzond tot de arde." De mens zei "Hoe kan ik, O God, mijzelf kennen? Hoe zal ik U herkennen, Heer?" God sprak ik Ben in U, allen tijd." "Het is veel," zei toen de mens, "maar meer zou het zijn, indien ik U kende." En God zei tot de mens "Ziet de aarde, die ik U geef. En zo Ik tot U zeg Mens leef, zo geef ik U in heel de wereld Mijn beeld, Mijn werkelijkheid. Doorziet ge in al, wat is, Uzelve, zo t Al U tot Uzelf geleidt opdat gij in Uzelve delve en vinde daar Mijn eeuwigheid." Dat is de betekenis van het woord levensspiegel De bewustwording van jazelve door het leven. Realisatie van de kracht in je door een begrip van" het leven. Ja, uiteindelijk het vind`n van de waarheid in het leven, zodat je jezelve kennende jezelf en het leven scheidt en zo God ziet buiten je, zoals je Hem in je weet. Daarmede, vrienden, besluiten wij deze bijeenkomst. Ik zeg U dank voor Uw aandacht en wens U goeden avond en een gezegende nachtrust.

98

EEN DISCOURS OVER ESOTERISCHE WAARDEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Goeden avond, vrienden. We zullen dan vandaag eerst maar eens kijken, wat voor problemen er zijn blijven liggen voor U van de lezing van de vorige keer. Wanneer er iemand is, die vragen of commentaren heeft, kan die zijn gang gaan. De vorige maal is er gezegd: Wanneer er een wereld wordt opgelost, dan gaat deze voorgoed verloren. De waarden van die wereld blijven in onze persoonlijkheid voortbestaan enz. (zie les 18 blad 5.) Wanneer nu een geest uit de hoge sfeer hier op aarde wil helpen of lering geven, moet deze dan de verloren lichamen weer opnieuw creëren, om hier op deze wereld te kunnen terugkeren? Dat is een van de methoden, maar is niet noodzakelijk. Laat ik een voorbeeld geven. U bent op het ogenblik, laten we zeggen, ruim volwassen. Probeert U nu eens de wereld uit Uw kinderjaren voor Uzelf voor de ogen te halen. Kunt U dat nog? Moeilijk Zoudt U nog in staat zijn om op een stukje hout op wielen te gaan tuffen en te denken, dat U een echte spoortrein was? Ik. denk het niet. Die wereld is voorbij en teniet gegaan. Dat is ook niet meer terug te vinden. Daarvoor hebt U teveel doorgemaakt, teveel geleerd. Nu kunt U toch wel, wanneer er een kind is, meedoen. Dat gaat wel. Maar U kunt het niet meer zo beleven. En u blijft altijd kritisch t.o.v. het spel, dat het kind, in die zin, niet is. Een geest, die terugkeert, kan zich dus voertuigen bouwen en zo op de wereld komen. Maar zelfs wanneer hem dat gelukt, zullen we nog altijd zien, dat die geest zeer kritisch staat tegenover het stoffelijke leven en wel mee doet, maar dat toch niet precies kan als een mens op aarde. Dat is logisch. Nu kan de volwassene ook in de kinderwereld ingrijpen vanuit zijn volwassen standpunt. Maar daarmede gooit hij dan de wereld van het kind aan scherven. Dan breekt hij de ban. U kent allemaal de stelling, dat deze wereld begoocheling is. D.w.z., dat alle waarden, die U beleeft, niet reëel zo bestaan. Wanneer dit alleen maar een spel zou zijn, zou de hogere geest onmiddellijk in kunnen grijpen, zonder dat dit kwaad deed. Maar dit spel van begoocheling is voor U gelijktijdig een strijd om bewustwording. Die bewustwording moet gij zelf bereiken, wil zij wat waard zijn. Vandaar dat de hogere geest over het algemeen niet zonder voertuig op deze aarde zal ingrijpen, enkele uitzonderingen misschien daargelaten. Nog meer vragen? Het oplossen van werelden gaat tot een bepaald ogenblik. Dan is de volledige beheersing der materie mogelijk geworden, omdat materie en denken identiek zijn geworden. Enz.(zie les 18 blad 5.) Nu wil ik U vragen over deze laatste zin: "Je bent dan gelijktijdig onstoffelijk en onvormelijk, en volledig stoffelijk en vormelijk." dat daar staat is moeilijk voorstelbaar Ja. Dus ook alweer een voorbeeld. U bent stof en geest. Bent U zich daarvan bewust? Het zijn toch twee tegengestelde waarden, nietwaar? Neem alle waan weg, alle foutieve voorstellingen, dan leef je in God en uit God. In God en uit God voortgekomen bestaan zowel materie als geest. Aan beide zult U deel hebben. Uw wereld kent geen vorm meer, omdat de vorm op zichzelf aan U ontgaat. Zij is geen vaste waarde, want daarnaast staat de wereld van de geest, die de gedachte is. Elke vormbeleving wordt dus door de gedachte beheerst. Vormbeleving is echter uitdrukking van de materie. Zo beheerst het denken de materie. Is het zo duidelijk? De wederkerenden. Bevinden dezen zich ook op dit bewustzijnsvlak? Of zijn die verder, b.v. in die laatste wereld met dat ene overgebleven probleem? Dat ligt er aan. Wederkerende wordt gebruikt. In welke zin? Van de zeer hoge geest, die terugkeert als leraar. Beantwoordt U daarmede dan zelf niet Uw vraag? De wederkerende (neem b.v. Jezus) zijn toch reëel op Uw eigen wereld? Dat zij daarnaast gelijktijdig op een hoger vlak bestaan is voor U nog niet reëel. Voor henzelve wel. Ik zou zo zeggen, dat is toch duidelijk? Uw eigen vraag impliceert het antwoord al. Commentaar? U mag het rustig geven. Het kwam, omdat er stond, de vorige vraag onstoffelijk, Dus zij leven op twee vlakken. gedachten met iemand, die. op

dat de wederkerenden ook tegelijkertijd dat werd duidelijk met onvormelijk en volledig stoffelijk en vormelijk waren. En dat zoudt U dan het best kunnen vergelijken in menselijke kantoor werkt en ook naar huis gaat. Thuis kan hij aan kantoor In feite is God geen kracht

99

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht denken, maar zijn thuis is reëel. Op kantoor denkt hij aan thuis, maar dan is het kantoor reeel. Maar beide zijn deel van zijn wezen, van zijn realiteit. U ziet, soms kun je met een simpel voorbeeld de zaak heel eenvoudig duidelijk maken. Als mens, levende hier in de stof maakt men vergelijkingen. We maken hier als mens met onze stoffelijke waarnemingen en ook voorzover wij daarvan bewust zijn met onze geestelijke waarnemingen vergelijkingen. Als wij als mens hier in de stof vergelijkingen maken, dan maken wij vergelijkingen van beelden, die eigenlijk waanbeelden zijn. Als wij dus als mensa levend in de stof, ons een voorstelling maken van het leven in de wereld van de geest, dan ben ik toch bang, dat wij ons eveneens een waanvoorstelling maken van dat leven in de geest. Ik zal maar weer een voorbeeld nemen: Het schijnt, dat ik vandaag erg in de voorbeelden, in de parabelen verzeild raak. U hebt hier een gewicht van een pond en een gewicht van vijf kg. Tussen deze bestaat een bepaalde verhouding. Nu gaat U met dit hele geval naar de maan. Dan weegt dat pond geen pond meer, het weegt 4100 gram. Dan is Uw 5 kg, ook geen 5 kg. meer. Maar wat is nu gelijk gebleven? De verhouding. M.a.w. wanneer een vergelijking op een onjuiste waardering gebaseerd is en het intellect verandert, verandert de interpretatie van beide waarden bij vergelijking. Dat wel. Maar de verhouding die is vastgesteld blijft gelijk. Dat is ook de enige reden, waarom wij over deze dingen spreken. Omdat wanneer U die verhoudingen maar in het hoofd heeft, de interpretatie automatisch mee zal veranderen, wanneer de waarden veranderen. Een verhoudingsgetal is overal geldig. Een grondgetal behoeft niet overal gelijk te zijn. Vandaar dat juist tegenover degenen, die nog niet zover bewust zijn geworden, al tijd in parabelen wordt gesproken, die echter U excuseert, ik heb misschien hier iets geïmpliceerd, wat niet mijn bedoeling was, namelijk, door tot U in parabelen te spreken en deze uitlating daarop laten volgen, zou ik willen zeggen, dat U niet ver bent. Daarover matig ik mij zeker geen oordeel aan. Maar ik wil U alleen maar duidelijk maken, hoe een vergelijking, die op zuiver stoffelijke basis bestaat, maar in verhouding een waarde betreft, die ook buiten het stoffelijke voortbestaat, de verhouding van waarden ook in die andere wereld juist uitdrukt, ofschoon de waardering van de feiten, waartussen de vergelijking plaats vindt, kan veranderen. Zodat je juist in de vergelijking een houvast krijgt, dat je met z.g. feitelijkheden nooit bereiken kunt. Ik heb nog één punt. Wanneer het probleem en leven samenvloeien en in elkaar oplossen is dit gelijktijdig het punt, dat wij God noemen enz.(zie les 18 bladz 7. tot mijn uiting en beleving in de grotere wereld) Hier zijn dus ook weer problemen en oplossingen, leed en vreugde en dus tegenstellingen. Maar op een ander vlak? Kijkt U eens, dan moet ik eigenlijk een stukje cursusmateriaal aanhalen hier. Wij kennen verschillende goden. Wat wij God noemen is niet de totale God, maar dat is de bovenste grens van ons huidig voorstellingsvermogen en gelijktijdig het doel, waarnaar wij streven. Stel u voor, dat ik die God bereik in zijn gezamenlijk punt, waar praktisch alles uit mijn wereld heengaat. Ik verlies mijn persoonlijk bewustzijn daarin, want ik ben niet meer, wat ik vroeger geweest ben. Ik ben een met deze grotere kracht. Maar in die eenheid met die grotere kracht, krijg ik een bewustzijn, identiek aan dat van de grote kracht, zodat ik mij bewust ben als deel van de grote kracht en zonder bewustzijn als "ik". Maar die grote kracht is niet het Al. M.a.w. deze grotere, gecompliceerde kracht begint opnieuw een wordingsgang, waaraan we nu bewust deel nemen, waarin ook weer tegenstellingen bestaan, maar van een veel grotere wereld. Is het duidelijk? Mag ik dan aannemen, dat we met de vragen klaar zijn? Nu hebben wij een vorige maal ons bezig gehouden met deze ontwikkeling. Maar nu wil ik vandaag een ander chapiter aansnijden. Ongetwijfeld hebt U allemaal wel over God gedacht, nietwaar? En nu zult U zich herinneren, dat wij het volgende gezegd hebben:

100

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht IN FEITE IS GOD ZELFS GEEN KRACHT

Herinnert U zich dat nog? Ik geloof, dat we daar eens even op door moeten gaan. Want hier komen we juist in deze wereld van bewustwording en voleinding en hernieuwde bewustwording tot het grote probleem. Wat is God dan wel. Als God zelve een kracht zou zijn, dan, mijne vrienden, zou God beperkt, eindig en bepaald zijn. Want dat is een kracht ook. Maar een kracht is feitelijk een uiting van toestand. Dat kunt U volgen? Dan is de kracht, die wij goddelijk noemen en zien als eigenschap van God, niet de persoonlijkheid God zij is slechts een uiting daarvan. Maar juist, omdat deze uiting een onvolledigheid moet inhouden, moeten wij aannemen, dat God zelve zeker geen kracht is. Iemand, die daar commentaar op heeft? Kunt U het allemaal verwerken? Begrijpt U het ook? (Af en toe begrijp ik het wel.) We zullen aannemen, dat U dus implicaties hiervan begrijpt. Dan kom ik tot een vaststellen God is een toestand. Een toestand van wat? God kan geen gedachte zijn. Voor ons wel, maar niet in feite. Want zou het een gedachte zijn, dan houdt dit ook weer een kracht, een beperking en een voorstelling in. Onze werkelijke God moet dus het voor ons volledig en voorstelbare, onvatbare en vanuit ons huidig standpunt zelfs onbenaderbare inhouden. Dat is ook duidelijk? En toch streven wij naar God. Wij streven ernaar God te bereiken. Wij zoeken naar het goddelijke licht, wij vragen God’s kracht als hulp op onze eigen wegen. Dat is juist een schijnbare contradictio in terminus, een tegenspraak. Die tegenspraak kunnen wij alleen oplossen, wanneer wij ons sterker dan tevoren realiseren, dat wat wij God noemen geen God is, maar slechts een zeer gedeeltelijke uiting van God. Gaan wij hierin verder denken, dan houdt dat logisch in, dat elke voleinding, dus onze paradijs of hemeltoestand, automatisch betekent het begin van een nieuwe wereld. Er is zo een continuïteit van bestaan, die telkens een opgang kent, maar - die een oneindigheid aannemende - nooit voleind zal worden. Kunt U dat ook begrijpen? Dan volgt hieruit, dat het streven naar God op zichzelf niet voldoende is om God te bereiken. Zo, nu heb ik mijn eerste punt gemaakt. We kunnen er nu over gaan praten. Elk streven op zichzelf is een persoonlijkheidsuitdrukking. Elke persoonlijkheidsuitdrukking is een beperking. Een eenwording met God betekent,steeds een persoonlijkheidsuitdrukking, zij het dan als deel van een groter geheel dat juist krachtens het feit, dat men er in kan opgaan, dus ook een zekere beperking of begrenzing moet kennen. Kunt U dat accepteren? Wanneer U dat accepteert,komen wij tot de volgende stelling: Zolang wij niet in staat zijn ons eigen leven voldoende te overzien, voldoende te komen tot het doel der schepping, enz., zullen wij moeten streven naar God in de beperkte vorm waarin wij dat altijd doen. Maar op het ogenblik dat wij ons bewust worden van de eindigheid van elke vereenzelviging ook met een groter geheel, blijft ons als werkelijke oplossing, een werkelijk opgaan in God, maar een weg open de absolute negatie van het "ik". Is dat logisch? Het klinkt misschien niet erg prettig. Het is net alsof er een einde komt. Ja, en juist dat is nu niet waar. Want op het ogenblik, dat ik iets negeer, zal ik in feite niet iets te niet doen, maar tegenover elke negatieve waarde een positieve, en tegenover elke positieve een negatieve plaatsen, zodat ik een toestand van evenwicht bereik, waarin geen uiting is. Maar op het ogenblik, dat er geen uiting is, is het bestaan op zichzelve niet uitgeblust. Kunt U dat vol gen? Ik kan het aannemen, maar volgen niet helemaal. Het is dus helemaal een opgaan in het Goddelijke? Neen. Dat is het juist niet Kijk eens, een opgaan in het Goddelijke wil zeggen een terugkeren tot de toestand van God, die wij wel eens ’t “niet-zijnde” genoemd hebben. Voor onszelf betekent dit een elimineren van elke uiting, uitingsdrang en uitingsmogelijkheid. Wanneer wij nu alles in onszelf neutraliseren, en dus niet meer tot een handelen en een uiting komen, wat hebben we dan gedaan? Hebben we daardoor een eenheid gekregen met God? Neem. We waren een met God in de uiting Gods te allen tijde. We hebben dus niets veranderd, behalve iets voor onszelven. Dat is de consequentie. Kunt U het volgen? Ja, dat is n.l. heel erg belangrijk. Want we weten, dat wij allen geest en stof onze eigen bewustwording opbouwen op grond van een persoonlijk voortbestaan. Zou dit persoonlijk In feite is God geen kracht 101

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht voortbestaan ergens te niet gaan, dan zou een doelloosheid van ons leven hieruit voortvloeien. Die doelloosheid kennen wij natuurlijk niet accepteren. Men vlucht daarvoor dan meestal door zich een opgaan in een grotere eenheid e.d. voor te stellen en komt daarbij niet zover, dat men daar onmiddellijk een absoluut tot nul terugbrengen van het eigen "ik" in aanneemt. Wanneer U zich de moeite getroost de verhandelingen daarover na te lezen, dan zult U ook zien, dat wij zeggen: Dan besta je niet meer zo als je bent. Ook wij impliceerden daarin dus steeds, dat er een voortbestaan is alleen in een toestand, die met de huidige niet vergelijkbaar is. Op het ogenblik, dat ik al mijn positieve eigenschappen opvang door negatieve wat doe ik dan eigenlijk? Dan neutraliseer ik naar buiten toe de uiting. Maar wat schep ik gelijktijdig binnen mij? Een eenheid. Ja. Dat kunt U eventueel zeggen. In feite doe ik wat anders. Want ik wek in mijzelve het totaal van hetgeen ik eens heb geuit, plus veel van hetgeen ik niet uiten wilde of kon, in een voor mij volledig beleven, dat waar het geen uiting vraagt, geen werkelijke problemen meer brengt, maar alleen een beleven op zichzelf blijft. Is dat te volgen? Zou dat ook een oplossing mogen noemen? Voor jezelf dan? Wanneer U bedoelt een oplossing van een probleem, ja. Als U bedoelt een oplossing van het "ik" in iets groters, vanuit de wereld, ook ja. Maar wanneer U zegt een oplossing van mijzelve, waardoor ik ten onderga, neen. Een oplossing van een probleem, waardoor je weer tot een ander probleem komt. Neen. Dat is juist de aardigheid. Waardoor ontstaan nu huist problemen (Ik wijk hier even af met Uw goedkeuring.) Een probleem ontstaat alleen, wanneer er verschil bestaat tussen waarden, die ik in mij ken, en waarden, die ik buiten mij meen te herkennen. Deze verschillen zijn mijn problemen. Op het ogenblik echter dat ik niets meer buiten mij wil of kan kennen, (iets, wat op aarde niet mogelijk is, ik zeg er dit meteen bij, dat kunt U niet in de praktijk brengen) dan elimineer ik daarmede elke beïnvloeding van buitenaf. Dat is duidelijk. Dat wil dus zeggen, dat ik voor mijn probleem elke willekeurige oplossing kan aanvaarden, mits zij inhoud een negatieve kwaliteit tegenover elk positief element van het probleem, en omgekeerd het stellen van een positief element in mijzelf tegenover elk negatief moment, dat er in geboren werd. Is het nog duidelijk? Dan is het ook logisch, dat ik in mij de meest volledige beleving krijg, die gelijktijdig probleemloos is. Ik kan geen probleem hebben, omdat mijn "ik" als het ware automatisch elk probleem oplost door een hergroepering van zichzelf. En dat probleemloos zijn houdt dus in de eerste plaats al in een innerlijke vrede. Akkoord? In de tweede plaats een beperkte harmonie in mijzelf. Ook akkoord? In de derde plaats de mogelijkheid tot harmonie met grotere waarden.Dat laatste zal ik U moeten uitleggen want dat begrijpt U natuurlijk niet . Kijk, wanneer ik besta in de uiting van het Goddelijke en ik breng mijzelve tot een innerlijk beleven, dan breng ik op de duur gelijktijdig al mijn krachten terug tot een potentie in mijzelf, die niet geuit wordt. Naarmate ik verder in deze toestand groei en dus meer vrede ken, zal ook binnen mij minder geuit worden. De ervaring is er nog, maar zij is nu zo zeer los van elk verschijnsel, van elke uiting of zelfs elke omschrijving, dat zij in mij besloten geen enkel verschil eer kent tussen zich en de buitenwereld. En wanneer wij dan passen binnen een groot schema, zullen wij juist daardoor (t.o.v. dit schema dan als willoos element) op de plaats komen waar wij horen in dat schema. Zo bereiken wij de harmonie buiten ons juist door het feit, dat wij daadloos zijnde door de nog werkende krachten gebracht, worden op de plaats, waar wij behoren. En houden alle krachten met hun uiting op, dan bestaat in ons het bewustzijn, maar bestaat er geen enkele uiting meer, wanneer bewustzijn bestaat, maar geen enkele uiting, dan begint de nacht van Brahman, d.w.z. het wegvallen, van de kracht. Maar het wegvallen van de kracht houdt nog niet in het wegvallen van het bewustzijn. Hoe zou anders de kracht weer herboren worden. In de volmaakte vrede komt dan - naar wij aannemen - de behoefte tot een hernieuwd realiseren van hetgeen volmaakt in ons ligt, van ons eigen ene kleine deel in de schepping. Er wanneer die begeerte er is, dan branden de eerste sterren weer op en begint de nieuwe dag van Brahman, van de levenskracht, van de levensadem. Is dat duidelijks ja? Of niet? Ik hoor 102

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht zoveel zware zuchten, dat ik haast geneigd zou zijn toch een beetje lichtere materie te nemen voor een verder betoog. Het is erg mooi. Ja, maar zegt het U ook wat? Mag ik iets vragen? Wanneer wij net dus over het leven hebben, dan is leven toch eigenlijk een kettingreactie, van de ene op de andere, en steeds maar verder. Inderdaad. Het leven is dus inderdaad een soort kettingreactie. Maar de kettingreactie gaat volledig automatisch. Wanneer daar een bepaald deeltje vrij in de ruimte komt, zonder deel te hebben aan verdere reacties (zoals U weet zien wij bij een kettingreactie slechts een op de twintig kleinste delen ingrijpen in het bestaan van een ander deeltje, nietwaar) zo is er bij ons de vrijheid, waardoor wij alle andere delen kunnen beroeren af geen enkel deel, wanneer wij exploderen, wanneer wij handelen. Handelen wij niet meer, dan kunnen wij nog steeds beroerd worden door het geen van buitenaf komt. Maar op het ogenblik, dat wij onze eigen spanningen ook oplossen, is er geen deeltje meer, dat geraakt kan worden. Heus, het is níet zo moeilijk. Denkt U maar aan een grote menigte mensen, die naast elkaar staan. Wanneer er een begint te dringen laten we zeggen op den vierkant, waar duizend mensen staan dan zullen van die duizend mensen er waarschijnlijk vierhonderdvijftig tot vijfhonderd onmiddellijk in beweging komen, wanneer ze dicht genoeg op elkaar staan. Wanneer dan de persoon, die dat veroorzaakt heeft, zelf weer stil staat, dan zult U die beweging dus nog verder zien gaan en zoals gezegd beroert ze dan op den duur vijftig tot zestig. procent van de aanwezigen. Kunt U zich dat voorstellen? Denkt U anders maar eens aan een uitverkoop, wanneer de deuren opengaan. Dan is het heel eenvoudig om die vergelijking verder te maken. Ook wanneer ik stilsta, kan ik dus nog in beweging worden gebracht (tegen mijn wil a.h.w.) door al de anderen, die om mij heen staan. Maar stel U nu eens voor, dat ik mijzelf kan dematerialiseren. Dan sta ik nog op dezelfde plaats, maar ik ben niet meer materieel, m.a.w. beroeringen van anderen gaan door mij heen en raken mij niet meer. Dat kunt U zich misschien wel voorstellen. Per slot van rekening, U zult zich veel kunnen voorstellen, maar niet, dat er hier een geest rondloopt en dat U ineens een stem naast U hoort, die zegt: "He, sufferd, je hebt op mijn tenen getrapte,of zo iets. Dat komt niet voor, omdat de toestand een andere is. Een geest, die in zichzelf nog spanningen kent en in zichzelf besloten is, kan nog beroerd worden door waarden wan buitenaf, ook wanneer zij zelf niet meer handelt. Ze kan gestuwd worden. Omschrijving hiervan vindt U o.a. in de stellingen van karma Yoga. Bent U daarmede bekend? Neen? Kort gezien Karma Yoga. Persoonlijk neem ik geen deel aan de handelingen, die ik nog stel. Deze handelingen worden mij opgelegd door impulsen van mijzelf uit een vroeger bestaan, plus de reacties, die daarop in de kosmos ontstonden. Geen deel hebbende hieraan zal ik de handelingen volbrengen zonder voor mijzelf daaruit reacties of nieuwe handelingen te doen voortvloeien en zo langzaam maar zeker een uitsterven van de beïnvloeding verkrijgen voor mijzelf. Dat is natuurlijk een zeer vereenvoudigde grondstelling. Daar zien wíj dus, dat je persoonlijk dus niet meer beleeft, het beleven onderdrukt en toch deel hebt aan het leven. Maar op het ogenblik, dat een dergelijke jogi zegt: "Nu wil ik niet meer leven", dan dismembreert hij zijn bestaan. De stof valt uiteen en de geest begeeft zich in andere werelden en terreinen. Materieel gezien kan dus zo’n mens noch beïnvloed worden door de materie, door de omstandigheden, die hem vroeger dreven, noch handelingen verrichten. Nu kun je daarmee nog verder gaan. Dat ligt ook in de geheimleer van het yoga, die over het algemeen niet zo gemakkelijk toegankelijk is. Want dan zegt een andere stelling n.l. Niet slechts door mijzelf niet met mijn daden te vereenzelvigen, maar door elke daad te ontkennen en niet te stellen, schakel ik mij geheel uit van mijn wereld. Zo lang ik bewust ben, besta ik nog in mijzelve voort, maar waar geen nieuwe prikkel komt tot bewustzijn, zal het bewustzijn als zodanig ondergaan en daarvoor in de plaats alleen zijns ervaren overblijven. Dat zijn ervaren is nu juist waarop wij doelen. Want wanneer wij een facet zijn van God een uiting, dan kunnen wij nooit een met die God worden. Wij zullen altijd die uiting blijven of dat facet. Dat zou zelfs inhouden, dat wanneer de goddelijke uiting te gronde gaat, ook wij te gronde zouden gaan. Nu nemen wij hierbij aan, dat het proces naar buiten toe plaats vindt, van God uit. Maar U hebt van onze stellingen al meerdere malen gehoord, dat alles binnen God plaatsvindt, in God. Of In feite is God geen kracht 103

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht God grenzen heeft weten wij niet, wel weten wij, dat Zijn wezen het onze volledig omvat. Er behoeft dus niets feitelijk te veranderen. Alleen onze eigen realisatie zal veranderen. Naarmate wij in onszelf perfecter bewust worden van het deel, dat wij van het Goddelijke zijn, zullen wij minder handelen en daden stellen als eenheid. Op de duur ook minder handelingen en daden stellen als godheid. Want het evenwicht, dat binnen het Goddelijke bereikt is in dit deel, is identiek met het Goddelijke. Zo worden wij a.h.w, in het Goddelijke uitgeblust als actie en blijven wij ook in het Goddelijke over als potentie, Maar of wij potentie zijn of actie, wij blijven onszelven. Dat is nu juist het punt, waar het om gaat. Het ging ons hier ook even om persoonlijk voortbestaan. Wanneer ik mijzelve ben als potentie, besta ik. Waar ik te allen tijde potentie zal zijn binnen het Goddelijke, zal ik altijd bestaan. Wanneer ik als potentie zo nu en dan gerealiseerd zal worden, en bepaalde delen van mogelijkheden in mij zal uiten, zal ik veel verschillende levens kunnen doormaken. Potentie zijnde zal ik Volledige vrede hebben. Volledig geuit zijnde, zal ik die evenzeer kunnen bezitten. Maar in elke status, die niet volledig, volledig ongeuit of volledig geuit, zal ik problemen kennen. De onvolledigheid van onze eigen toestand, noch het een, noch het ander zijnde, houdt dus in problemen, lijden, dood, enz. Wanneer wij het scheppingsproces nagaan en wij willen dit redelijk benaderen vanuit stoffelijk standpunt, dan moeten we verder zeggen, dat vanuit de potentie ons wezen over moet gaan tot de volmaakte uiting. Een proces dat lijden in zich houdt. Vandaar moeten wij teruggaan tot de potentie. En dit proces zal precies dezelfde trappen van lijden kunnen bevatten. Is dat duidelijk? U zwijgt……. U zwijgt …….een voorbeeld dan: Wanneer ik een bepaalde weg heen ga ik bereik mijn bestemming, volbreng wat ik daar volbrengen moet en keer terug dan zal ik in omgekeerde volgorde alle tekenen van het landschap weer ontmoeten, die ik op de heenweg reeds ontmoet heb. Dus alle lijden, alle worsteling, enz., zal ik na de volmaakte uiting wederom op mijn pad ontmoeten. Misschien dat U daaruit besluit "Dus als ik volmaakt geworden ben, begin ik opnieuw te lijden." Maar er is een verschil. Wanneer ik terugga, verlies ik telkens iets van de weg. Als ik heenga, moet ik het opnemen. De moeite, de persoonlijke moeite, die ik dus heb moeten doen om alles te vergaren, zal ik niet vinden op de terugweg. Hier gaat het automatisch. Mijn herkennen van deze mijlpaal en is mij niet een bepaling in de eerste plaats van de afstand, die ik heb afgelegd, maar wel van de benadering van mijn doel, dat ik reeds ken. Dit is toch logisch? Dan concludeer ik hieruit, dat lijden binnen het Goddelijke niet bestaat (tenzij dan door de waardering, die wij geven aan een beleving) en dat in onze gang van bewustwording lijden dus hoofdzakelijk wordt bepaald door de noodzaak nieuwe waarden in ons op te nemen, ons aan te passen aan nieuwe condities, die vermeerdering van het oude beleven betekenen. Is het allemaal logisch genoeg? Dan zal ik U toch niet te veel vermoeien vandaag. Ik wil alleen nog dit zeggen: Wanneer U dit bestudeert, dan krijgt U een inzicht van de mogelijkheden, die in de kosmos bestaan. Maar van die mogelijkheden kunnen wij geen gebruik maken op dit ogenblik. M.a.w. deze wetenschap behoeft voor U geen probleem te zijn, maar zal het dan later moeten worden. Zij zal voor U geen lijden betekenen, tenzij U de consequenties ervan door hebt. Dan worden zij tot een zeker lijden, omdat het een aanpassing betekent op een geheel nieuw plan. Maak U daarover geen zorgen. De continuïteit van gebeuren, waar in wij ons allen bevinden, verzekert ons, dat mits wij bereid zijn te aanvaarden: ons leed tot een minimum beperkt blijft. U zult het niet geheel kunnen ontgaan, maar wij kunnen wel het lijden door onze ervaring van nieuwe condities en toestanden terugbrengen tot een minimum. Naarmate wij thans het lijden meer beheersen en dus tot een minimum terugbrengen voor onszelf in ervaren, zullen wij dezelfde lessen krijgen, als ieder ander krijgt met veel groter lijden en wij zullen op de terugweg ook gemakkelijker nog afstand doen van hetgeen wij verworven hebben. Het streven naar negotie van lijden is dus voor de benadering van het Goddelijke noodzakelijk. Elke voorstelling van het Goddelijke, die wij thans toe streven, kan slechts een deel van de werkelijkheid zijn. Maar het bereiken van dit deel van de werkelijkheid betekent voor ons een terug keren naar het totaal, waaruit zowel het deel, dat wij nastreven, als wijzelven zijn voortgekomen. Dat is de les voor vandaag. Vindt U het voldoende? Ik hoor alleen ie mand zo steunen in de verte daar. 104

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Het is veel en mooi. Maar iets, om langdurig te overdenken. Ja, dat is het zeker Daarvoor wordt het ook gegeven. U bent uitgegaan van de stelling, dat kracht eindig is, begrensd. Kunt U dat nog iets nader omschrijven? Waarom is kracht eindig? Kracht is eindig om de doodeenvoudige reden, dat zij gebonden is aanwaarden. Kracht kan niet bestaan, waar niets bestaat. Heb ik een vermogen van plaats, dan heb ik waarden nodig, waardoor die kracht ontstaat zelfs wanneer zij potentie is. M.a.w, er moeten verschillen zijn, wil er zelfs een potentiële kracht kunnen bestaan. Dat betekent, dat deze verschillen op zichzelf de begrenzing van de krachten en mogelijkheden inhouden. Moet ik nog verder gaan daarover? Of wordt het al duidelijk? Ja, panta rei. Ja. En dan kunt U kosmisch gezien zeggen Wanneer er sprake is van een kosmisch krachtveld ik kan U overigens verzekeren, dat dit inderdaad bestaat dan houdt dit dus in, dat er waarden moeten zijn, waartussen deze kracht ontstaat of kan ontstaan. Er is dus een grens gesteld aan de mogelijkheid van krachtstroming, totaal van kracht, frequentie, waarin de kracht eventueel kan optreden, enz. Er is een limiet. En een limiet wordt bepaald door waarden, die op zichzelf het verschijnsel van kracht mogelijk maken. En wanneer.ik nu verder ga en ik stel vast dat is iets, wat U voorlopig nog niet zult kunnen doen dat het totaal van kracht zichzelf volledig gelijk blijft, niet alleen op Uw wereld, maar kosmisch gezien, dat alle stromingen van kracht een voortdurende gelijke waarde bezitten, d.w.z., dat voor elke stroming positief een gelijke stroming negatief optreedt, dat voor elke vervorming van kracht tot materie een overgang van materie tot kracht plaats vindt, enz., dan zult U nog beter kunnen begrijpen, hoe wij komen tot een definitie de kracht is eindig de kracht is dus niet God. Kracht is een verschijnsel. En dan is er alleen de vraag: Hoe definieer ik dan de begrenzing? Ik kan dit moeilijk omschrijven. Want datgene, wat voor mij niet kenbaar is, is voor mij feitelijk niets. Maar wanneer ik weet, dat er hier een niets is en daar een niets, en tussen deze beide mensen een kracht tot uiting komt, dan moet er een verschil in eigenschap bestaan tussen het niets hier en het niets daar. Dat is logisch. Dan kom ik daaruit tot de conclusie, dat alleen maar mogelijk is God, Die zich deelt in tegendelen, die niet geuit behoeven te zijn, maar die alleen door de feitelijke splitsing, wat zelfs geen bewustzijn hoeft in te houden, een krachtveld tussen de gesplitste delen tot stand brengt en in dit krachtveld speelt zich.de schepping af, zoals wij die kennen. Ik hoop, dat ik het nog niet verwarder heb gemaakt. Het was in ieder geval mijn bedoeling om te verduidelijken. Ziet U nu, hoe ik aan de stellingen kom? Heeft iemand hier commentaar op? Er is een vraag, die ik hierop zou willen stellen Als wij bestaan uit ziel en geest, dan zijn wij deeltjes van een kracht. Maar als wij willen gaan en streven naar de Oerkracht, vanwaar wij afkomstig zijn, welke is dan de impuls, die ons dit doet toe streven? let is toch onze eigen kracht? Neen. Dat is niet onze eigen kracht. Een stuwing, die dus in het veld aanwezig moet zijn. Waar komt die vandaan? Dat is moeilijk te zeggen. We kunnen natuurlijk zeggen: "Dat is een kwaliteit van de kracht zelve." Maar dat is niet helemaal waar. Je kunt zeggen: "Het is een resultaat van werkingen binnen de kracht zelve." Dan ben je dichter bij de waarheid. Misschien is het het beste om een voorbeeld te nemen, Neem een bak water en gooi daar wat zaagseldeeltjes in. Breng het water in beroering. Kijk nu goed naar die deeltjes. Dan zult U zien, dat ze niet volledig gelijk allemaal. die stuwing volgen. Door hun eigen vorm, grootte e.d. bepaald, kiezen sommigen een buitenbarn, anderen een binnenbarn. En wat meer is, ze wisselen soms zelfs t.o.v. elkaar, doordat de een een groter oppervlak en wat groter versnelling heeft dan de ander t.o.v. het water. Met andere woorden er is meer weerstand om af te remmen. En zo is er een schijnbare vrijheid van die deeltjes aan de oppervlakte, terwijl er toch een totale beweging tot stand komt. De beweging van hetgeen hen draagt. Wat U noemt "deze drang om tot God te komen op de een of andere manier" zouden wij dus kunnen noemen "een verbeelding van een stroming, die in de kosmos bestaat en die wij krachtens ons huidig bewustzijn zo uitdrukken." Zo uitdrukken, of die krachtlijn volgen om te komen tot? In feite is God geen kracht

105

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Ja, de krachtlijn volgen doen we natuurlijk ook wel, maar het moeilijke is nu juist, dat wij zelf kunnen bepalen, hoe wij onze positie kiezen t.o.v. onze omgeving, die kenbaar is. Wij zijn ons van de kracht, die ons stuwt, niet bewust, noch van het feit, dat die kracht onze omgeving ongeveer gelijkelijk stuwt. Wij hebben dus voor ons eigen bewustzijn een zekere vrijheid van handelen. Die vrijheid van handelen plus de drang in ons doen ons kiezen de richting, waarin druk op ons wordt uitgeoefend De wijze, waarop we dat doen, noemen wij de vrije wil. Dus zo komt deze stroming tot stand. En daar horen andere stellingen bij. Nou goed, begrijpt U het niet, dan laat U het voorlopig maar terzijde. Volgens het bewustzijn en de waarde van het bewustzijn is een scheiding tussen materie en ziel mogelijk, en ook tussen geest en ziel zelfs. Maar in feite zijn alle drie zo nauw aan elkaar verwant, dat geen redelijke scheiding daartussen te maken is. Redelijk te zijn betekent aan te nemen, dat wij gelijkelijk voortbestaan. op alle vlakken, waarop wij bestaan en dat slechts ons eigen bewustzijn zich verplaatst temidden van de vele vormen, die feitelijk onze eigene zijn, Kunt U het volgen? Dus stel, dat ons leven een liniaal is, die door de tijd gaat. Dan kunnen wij op nr. 1 gaan zitten of op nr. 10 en vanuit dat standpunt kijken. Wanneer het gezichtsvlak groot genoeg is, blijft het gelijk. Maar zolang ons gezicht beperkt is, kan de hoek, waaronder wij nu de dingen zien, zeer verschillend werden. En door het verschillend warden van die hoek zullen er zich aan ons verschillen voordoen en zullen ze dus ook anders door ons beleefd en gewaardeerd worden. Zo vrienden, ik zal maar even mee zuchten in hartelijk gevoeld medelijden met de denkprestaties, die hier door krakende breinen verricht moeten worden. Wanneer U belangstelling hebt voor een wat lichter onderwerp, wil ik daarover nog wel even babbelen U kunt ook indien u dat liever wilt thans reeds pauzeren. Liever een lichter onderwerp. Een lichter onderwerp. Dan zou ik met U willen beschouwen: Hoe komt het dat een mens t.o v. zichzelve anders staat dan het dier? Lijkt het U niet aardig, dat eens te bezien? Het ligt ook in direct verband met de esoterie. Het past dus wel degelijk bij onze bijeenkomst. Vanuit het standpunt van de geest sprekende kunnen wij zeggen, dat het verschil tussen dier en mens is, dat het dier slechts vanuit zichzelf de wereld beschouwt, terwijl de mens ook zichzelf in de wereld beschouwt. Nu is het natuurlijk niet voldoende om daarbij te blijven steken. Want dan komt de vraag: Hoe komt het, dat de mens vanuit de wereld zichzelf beschouwen kan? Hier een uitleg voor te vinden door te zeggen "Ja, dat is Gods adem of Gods wil alleen", brengt ons weer zo sterk op het gebied van het geloof, dat het volledig onredelijk wordt. Maar laten wij het nu eens anders gaan bezien. "Wat leeft er in een dier?" Stof natuurlijk. En uit deze levenswaarde cellen. Een beperkt bewustzijn, een beperkt herinneringsvermogen. Een eigen geest en een deze geest overheersende groepsgeest. Boven die groepsgeest vinden we dan de leiders van de wereld, de leiders van bepaalde delen van de kosmos, uiteindelijk het kosmisch principe zelf. (Vereenvoudigd uitgedrukt natuurlijk.) Wat zien we dan in de mens? Stof, cellen. Een minder beperkt denk- en herinneringsvermogen. Een eigen geest, een groepsgeest. Hetzelfde rijtje, precies gelijk. Toch blijkt ons, dat bij het dier de groepsgeest de persoonlijke geest volledig overheerst. Het dier beantwoordt in de eerste plaats aan de instincten van zijn ras, pas op de tweede plaats aan zijn individuele drang. Bij de mensen is dit beantwoorden aan de instincten van zijn ras minder sterk. Het bestaat nog, denk erom, het is niet weg maar in veel mindere mate, We zouden dus kunnen zeggen het eerste verschil tussen dier en mens is, dat de mens veel minder sterk beheerst wordt door zijn groepsgeest. Laten we proberen om dat dan verder te ontdekken in zijn werkelijke betekenis. B.v. Stel U voor, dat ik een veer heb, zo’n lange veer, die ik op bepaalde plaats ineen kan drukken, op andere wat uit elkaar kan halen. Dan vind ik bij een dier een zeer compact geheel hier (aan dit punt) en een heel ijl en los deel aan die kant. Dit is de materie, dat is de geest Wat ontdek ik nu? Bij de mens is dat begin minder vast. Je krijgt hier een klein stukje in die veer, waar de spiralen dicht op elkaar liggen (stoffelijke reacties, rasbeïnvloeding) maar hier krijgen we een stukje, dat uit elkaar ligt. Hier zit alles weer in elkaar. 106

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Nu gaan we die spiraal benoemen. Dan noemen tere daar voor elk deeltje, precies zoals wij de dingen zo-even ontleed hebben dus stof, denk, herinneringsvermogen, eigen geest, groepsgeest, enz (vereenvoudigd). Kijken we nu naar wat bij de mens gebeurd is, dan zien wij, dat ruimtelijk gesproken door weinige wikkelingen van deze veer een groot gedeelte wordt ingenomen juist op die maat persoonlijkheid. Bij het dier was het anders. Daar lag het verder. M.a.w. Het begrip God van het dier is veel minder complex dan dat van de mens, minder gecomprimeerd. Het dier ervaart de verschillende uitingen van de goddelijke Kracht afzonderlijk. De mens komt er toe God te zien als een uiteindelijke eenheid. Hij voelt de verschillen niet zo scherp aan, ziet die niet zo scherp. De verschillen in Zijn persoonlijkheid wel. Door het feit, dat hij Zijn persoonlijkheid uitdijt, wordt voor zijn bewustzijn de persoonlijkheid belangrijker. Bij het dier wordt het zuiver stoffelijk leven gecontrasteerd met de omgeving. De mens doet dit veel minder. De mens is in staat zijn omgeving zelfs heel sterk te vergeten, iets wat het dier niet doet. Maar daartegenover houdt hij zich voortdurend bezig met de contrasten tussen zijn persoonlijkheid, zijn eigen geest en andere geest. Dit is het eerste verschilpunt, dat we hebben gevonden het zichzelf kunnen beschouwen in de wereld ligt in de nadruk, die door het bewustzijn wordt gelegd op een bepaald deel van eigen levenscyclus, eigen leven. Akkoord zover? Dan volgt het tweede verschil tussen mens en dier. Het dier leeft zijn behoeften en zijn lusten natuurlijk uit, zover de mogelijkheden daartoe bestaan. De mens daarentegen kent wat hij noemt zeden en moraal. Wat is het verschil tussen de vrije uiting van het dier en de door het "ik" beperkte uiting van de mens? waarin is deze gelegen? In de beschouwing van het "ik" t.o.v, de omgeving zeker niet. Want dan zou het dier tot dezelfde complexen, tot dezelfde mores kunnen komen, als de mens. Nu kent het dier bepaalde mores, bepaalde zeden en gebruiken en heeft ook een zekere morele standaard. Maar die ligt anders en lager dan die van de mens, ook al zeggen mensen wel eens, dat een dier dan toch maar beter is. Dat komt alweer door diezelfde verschuiving in bewustzijn. Bij het dier valt de nadruk op de aanpassing in de omgeving.Het "ik" moet zo veel mogelijk bevredigd en tevreden in de omgeving staan ten koste van die omgeving en zonder je iets aan te trekken van die omgeving. Maar de mens beschouwt die omgeving niet meer zo scherp. Hij beschouwt zijn "ik". Nu kan het dier zijn uiterlijk gaan zitten opknappen, met zichzelf adverteren. Doet een mens dat? Neen. Een mens adverteert met zijn "ik-heid", met zijn geest. En nu is het eigenaardige, dat door het beschouwen van die geest bepaalde gewoonten, die zuiver stoffelijk normaal zijn, eigenlijk minder noodzakelijk lijken. Tot dan is zich dus niet bewust van de werkelijke betekenis daarvan. Men verwaarloost de stof te veel. Het resultaat is, dat men in de wereld van het "ik" een beeld wil bezitten, dat niet in overeenstemming is met de waarheid. De nadruk van het "ik" heeft de groepsgeest a.h.w. ingesloten bij het beeld God. Een werkelijk besef van zijn eigen groep en de daarin levende eigenschappen komt dus zelden voor. Hij heeft dus ook de materie, voor zover deze geestelijk tot uitging komt, teruggedrongen, was, de groepsgeest door zijn beïnvloeding de bouwer is van het stoffelijk voertuig. Het resultaat is, dat de mens door het stellen van waarden, die een zekere zelfverheerlijking bij zelfbeschouwing moeten betekenen, komt tot het stellen van zeden en moraal, die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid maar slechts met het beeld, dat hij van zichzelve verlangt. Hierdoor zal de moraal van de mens minder betrouwbaar zijn dan die van het dier, zullen de zeden van de mens in vele gevallen minder natuurlijk en minder goed zijn dan die van het dier. Dat is ook logisch, nietwaar. Ik krijg geen commentaar? Goed, dan ga ik verder. Wanneer wij nu het dier zien, dan blijkt, dat het dier betrouwbaarder is dan de mens in iele opzichten. Je weet bij het dier, wat je eraan hebt, bij de mens niet als mens. Maar eigenaardig genoeg weet een dier van een mens meestal wel, wat het van die mens in werkelijkheid te verwachten heeft. Het is bereid o.a. door een vergoding van de mens in sommige gevallen of een demonisering van de mens, daar vrede mee te vinden. Dus als een vaste goede of kwade waarde die mens in te sluiten in zijn beschouwing. Voor een huisdier kan een mens heel vaak God worden, soms een demon. Voor de in het wild levende dieren is hij óf een onbekend verschijnsel óf een demon over het alge meen. Slechts heel zelden een God. De In feite is God geen kracht 107

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht betrouwbaarheid van het dier is gelegen in het feit, dat het te allen tijde zijn ware geaardheid behoudt. De mens is geneigd delen van zijn ware geaardheid te onderdrukken. Al wat onderdrukt wordt, betekent een vergroting van spanning tijdens die onderdrukking. Maar wanneer iets lang genoeg onderdrukt wordt, is het dus een kracht geworden, die om een uiting.vraagt en daartoe dwingt. Deze uiting kan al dan niet in overeenstemming zijn met het natuurlijke beeld, als uitlaat voor die kracht geschapen door de groepsgeest. Gaat het natuurlijk dan is het vergrijp in de eerste plaats tegen menselijke mores en zeden. Is het niet natuurlijk, dan is het in overeenstemming met hetgeen men menselijk noemt, maar volgens het dier volkomen onaanvaardbaar. Ook akkoord? Nu hoop ik niet, dat U denkt, dat ik een strafpreek tegen de mensen zit te houden. Ik verklaar alleen maar verschijnselen. Wanneer het aannemelijk is, dat het dier uiteindelijk mens wordt, veranderen dan die eigenschappen? Natuurlijk. En die verandering zal geleidelijk zijn. Het zal dus een geleidelijk zich losmaken zijn van de groepsgeest, waardoor persoonlijke eigenschappen van het dier sterker tot uiting komen, op de duur een zekere differentiatie t.o.v. natuurlijke uiting mogelijk wordt en het dier zich gaat nadragen, volgens wetten, die niet meer geheel dierlijk zijn. Dan hebben we daarvoor dus in de plaats de dierlijke mens. Wat is een dierlijke mens? Een dierlijke mens is iemand, die zich uiterlijk aan het menselijke aanpast, maar innerlijk nog dierlijk is en leeft, waarbij zijn gedrag meestal op de grens van het normaal menselijke ligt maar wanneer de spanning groot genoeg is geworden een terugval in het zuiver dierlijke plaats vindt, in het zuiver instinctieve. Nu heb ik de menselijkheid in Uw ogen misschien een beetje afgebroken en nu moet ik ze ook nog een klein beetje opbouwen. Wanneer we die spiraal ons nog even voor ogen houden, dan zullen we dus ontdekken, dat de spreiding zich verplaatst Het belangrijkste gebied voor het dier is uiteindelijk zijn God. Hoe vreemd dat ook klinkt. En die God is identiek met al wat het beleeft en waarneemt. Vandaar zijn overgave in volledige machteloosheid. Wanneer het niet anders meer kan, aanvaardt het dier. Zijn eigen krachten zijn uitgeput. De mens niet. De mens kan zich ook verzetten tegen een onvermijdelijk iets. Hij zal het dan niet ondergaan. Die spiraal, die bij het dier nog niet zo wijd was, heeft zijn ruimte verplaatst. Je zou dus kunnen zeggen, dat het Goddelijke dichter bij de mens ligt dan bij het dier, ondanks alles. Want het beeld, dat de mens heeft van het Goddelijke, is veel compacter. Niet meer zo vaag. Hoe meer het menselijk bewustzijn dus opschuift en daarmede de verdichting der materie verdwijnt, krijgen we gelijktijdig een verder compact worden van dat deel, wat voor ons als het Goddelijke geldt. Dat is logisch. Dan zal er eenogenblik komen, waarbij voor ons bewustzijn alles, wat voor ons het Goddelijke omvat, zozeer is samengedrongen, dat het omvat kan worden door ons bewustzijn En zo kun je dus zeggen, dat het mens zijn mei al zijn nadelen misschien tegenover het dierlijke in vele opzichten, met zijn nadelen aan de andere kant tegenover het geestelijk bestaan vanuit mijn standpunt heeft dat inderdaad grote voordelen. Zoals U misschien het dier wel eens zijn zorgeloosheid en zijn natuurlijkheid benijdt, zo benijden wij U wel eens de mogelijkheid tot handelen. En toch voelen wij, dat die wijze van handelen, die voor U nog reëel en noodzakelijk is, voor ons eigenlijk al minderwaardig wordt. Er is een verschuiving van waarden, die in zichzelf gelijkblijvende het bewustzijn in andere delen doet belichten. En waar de mens t.o. hiervan dichter staat bij een concretisering van het Goddelijke, zodat het "ik" het Goddelijke omvatten kan in zijn werkelijke betekenis en niet slechts overal projecteert, is de mens verder dan het dier. En zijn de nadelen, die aan het mens zijn t.o.v. het dier ongetwijfeld ook verbonden zijn, slechts de verschijnselen van een strijd om het Goddelijke geheel n het "ik" op te nemen. Dit voorbeeld hield verder in dat dus God in de mens bestaat en het totaal van de mans God is, waarbij de wijze, waarop het Goddelijke volgens het bewustzijn in de persoonlijkheid gespreid wordt, de status bepaalt, die men in de kosmos inneemt. Dat was een toegiftje voor vandaag. Geen commentaren? Die spiraal is dus te allen tijde hetzelfde? Het aantal windingen blijft gelijk. En U kunt ook nog zeggen de plaats die zij inneemt kan ook praktisch altijd gelijk blijven. Want dan zijn er hier een paar spiralen uitgerekt en dan een paar daar. Dat heb ik genomen, omdat je - waar de spiralen uitgerekt zijn - de ruimte erdoorheen ziet. 108

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht We hebben hier onze vriend Henri in de buurt en die maakt deze opmerking: "Dat kun je ze het best duidelijk maken door erop te wijzen, dat wanneer een mens over zichzelf praat het meestal gezwam in de ruimte is." Dus de nadruk. De spreiding van feiten over een grote ruimte maakt enerzijds een zuiverder definitie ervan mogelijk, maar anderzijds legt het zo de nadruk op details, dat het geheel er in verloren gaat, nietwaar? Maar de spiraal op zichzelf blijft hetzelfde. De vindingen echter verschuiven. Of U kunt zeggen het uitgerekte stukje verschuift. Daardoor wordt detail na detail iets anders ervaren, terwijl de gehele waarde gelijk blijft. De andere waarden zijn er wel steeds bij ingesloten, maar de waardering daarvoor en de beschouwing daarvan verandert wel. Tot wij een ogenblik zover komen, dat het Goddelijke, dat in de begin periode (dus de dierlijke ontwikkeling) zich helemaal hier gespreid bevindt, concreet is geworden als een klein stuk met een heel groot stuk, duet liet "ik" geheel doorleefd heeft. Nu komen dus de windingen van het Goddelijke, Die worden na elkaar beschouwd weer compact. „, lat blijft er over? Een verkorting. Er is iets niet deer aanwezig. Wat is er niet meer aanwezig? De noodzaak tot uiting. Daar moet U nog maar eens over (nadenken en wanneer U dat misschien eens een keer voor Uzelf getekend heeft, uitgeprobeerd heeft als een veertje, dat U zo kunt rekken, dan .zult U waarschijnlijk beter weten, wat ik bedoel en kunnen wij daar een volgende maal nog wel eens over praten. Nu is het, naar ik meen, wel genoeg voor de eerste helft. De inhoud is m.i. betekenend genoeg gewest. Dus gaat U maar eerst pauzeren. Ik wens U een goeden avond verder en ik hoop, dat ik U ook nu weer niet heb teleurgesteld. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Het tweede gedeelte kunnen wij, zoals gewoonlijk, gaan gebruiken voor een onderwerp, dat Uzelf kiest. Kunt U iets vertellen over het ontstaan van de tijd, de historie van de tijd? De historie van de tijd? Dat is eigenlijk geen onderwerp. Maar er moet toch een moment geweest zijn, dat er behoefte was aan tijd? Neen. Het is zo Tijd ontstaat, doordat het bewustzijn niet in staat is alle waarden gelijktijdig te omvatten, maar ze fase na fase in zich verwerkt. De opeenvolging van fasen, waarin het totaal van het bestaan verwerkt wordt, heet tijd. Dan komt er natuurlijk een ogenblik, dat de mensen op aarde hebben gezegd "Ja maar, hoor eens, nu willen we weten wanneer het tijd is om te eten, wanneer het tijd is om te slapen, enz." Toen zijn zij begonnen met waterklokken, met zonneklokken, en op het ogenblik heeft iedereen al een horloge aan zijn pols om toch vooral te zien, dat hij geen vijf minuten mis is. Het is geen probleem. Tijd is in zekere zin een psychologische waarde, die voortkomt uit de behoefte van de mens om zijn eigen ervaren en beleven te definiëren. Komisch gezien is het dus een reeks van verschijnselen, die opeenvolgend worden ervaren. Daar kun je verder niets over zeggen. Toen het "zijn" begon, was de tijd er. Tijd is inherent aan ruimte. Maar de primitieve mens zal toch rekening gehouden hebben met een tijdsindeling, dagindeling, enz. Dat doen zelfs de apen, dus ook de primitieve mensen. U moet maar eens opletten, hoe ook de gewone dieren rekening houden met de tijd. Wanneer U gewend bent zonnetijd aan te houden, (dus niet Uw kunstmatige tijd, die alleen maar wordt gebruikt om de mensen de illusie te geven dat ze later opblijven dan ze opblijven), dan zult U zien, dat b,v. neem de reeën. Een ree gaat ongeveer op dezelfde tijd naar zijn drinkplaats. Het scheelt vaak niet zoveel, of je kunt er je klok op gelijk zetten. Hij gaat op gelijke tijden in bepaalde delen van zijn gebied grazen. Neem een ander voorbeeld. Neem Uw hond of Uw kat. Dacht U, dat die niet wist, hoe laat het was? wanneer U gewend bent Uw hondje om 10 uur uit te laten, probeer het dan niet om half 11 te doen, want dan hebt U een half uur lang een heel ongelukkige en lastige hond in Uw handen. Dus de tijd bestaat daar ook wel. In feite is God geen kracht

109

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Tijd wordt toch niet bepaald door het feit, dat je een horloge hebt en zegt "Het is zo laat." Het is een innerlijk ervaren van momenten, waardoor je zegt "Ja, ik heb deze cyclus doorgemaakt, dus nu komt dit ogenblik, Als U nog andere voorbeelden wilt hebben van tijd. Hoeveel dieren zijn er niet, bij wie de tijd en hun manier van doen helemaal alleen bepaald wordt ongeacht weersomstandigheden en uiterlijke omstandigheden door da maag? Die beginnen te eten s morgens om 5 uur. Er zijn van die beesten. Of s morgens om 7 uur. Dan hebben zij een eetperiode van een uur. Een verteringsperiode van 3 uur. Daarna gaan ze weer grazen. En dat loopt precies gelijk, hoor. Die dieren hebben alleen een meer persoonlijke tijd. Je kunt niet zeggen, dat een paar koeien met elkaar afspreken "Nu ga ik hier grazen en jij daar en om half vijf ontmoeten wij elkaar bij de wilg aan de slootkant." Dat natuurlijk niet. De tijdsbepaling heeft een geschiedenis, ja zeker. Die begint ook al in een heel ver verleden De eerste tijdsbepalingen moeten wij zoeken in de Atlantische periode, en wel speciaal in de tempels. Daar werd n.l. een eredienst volbracht, die verband hield met de zon. Die zon beroerde op zekere dagen van het jaar op zekere ogenblikken bepaalde plaatsen. Op andere ogenblikken viel die ergens anders neer. Op de duur ging men daar toen een soort bogentekenen. En wanneer die boog door de zon werd beroerd, vallende door een opening in dat kleinste, bovenste tempeltje op zo’n piramidetop, zo’n piramidetempel dat was het bovenste vertrek, dan was dat het uur voor gebed, het uur voor offers, voor consul. Kortom, de priesters deelden hun tijd daarnaar in. Die leefden dus geleid door de zon, symbool van de goddelijke kracht, die voorhen werkte. Daar is het mee begonnen. Toen vonden anderen dat ooit erg gemakkelijk, en die gingen zich richten naar de priester. Zij hielden zich dan vaak aan de gongslagen of de hoorn of schelpen, waarop geblazen werd bij bepaalde plechtigheden om daarnaar hun eigen dag weer te bepalen. Wanneer U dat ziet, is dat b.v. militair, gezien, op het ogenblik hier en daar nog zo. Daar hebben ze een citadel bij een haven, of een fort, en elke avond om precies 6 uur gaat er b.v. een schot af. Daar zetten de mensen hun klok op gelijk. Die delen ook daar hun methode van leven naar in. Van daaruit is dat verder en verder gegaan. Als men dagen had, dat er geen zon was, wilde men toch weten, hoe laat het was. Dus ging men iets uitzoeken, dat een bepaald verloop van de zon langs de hemel kon weergeven, ook wanneer er geen zon was. En dan is een van de eerste klokwerken, op die methode gebaseerd, een waterklok geweest, Dat was een soort van holle vaas, die lekte, Wanneer hij helemaal vol was,(ze hadden er streepjes opgezet dan was hij in zoveel uur leeggelekt. Wanneer de streepjes aan de binnenkant erin waren aangebracht met vaste stof (later werden ze ingebakken, in het begin weren ze ook wel gegrift) kan je dus zien hoeveel tijd er voorbij was.Vandaar naar de zonnewijzer is een,kleine stap gewenst. En na de zonnewijzer hebben we andere verloopklokken gekregen als zandklokken, tijdkaarsen e.d. Van daaruit is men uiteindelijk gekomen tot een wijzerplaat, die z.g. dag en nacht aangaf. Dus een 24-uurs wijzerplaat (dit is ouder dan de 12-uurs-wijzerplaat en daarop had men een wijzer. Dus daar werden alleen uren aangegeven. Hoe minder tijd de mensen dachten te hebben, hoe meer ze op minuten gingen letten. Toen moest er een minuten wijzer bijkomen. Op het ogenblik hebben ze de zaak gehalveerd en een twaalfuurswijzerplaat gemaakt, waarmede ze teruggrepen naar de oude zonnewijzer, die veelal ook maar een periode van ongeveer twaalf uur nauwkeurig aangaf. En vandaar naar het horloge. Dat was iets over de tijd, maar het was niet filosofisch, als u misschien verwacht had. Zijn er nog andere punten? De spreker in de eerste helft van de avond heeft het gehad over dierlijke en menselijke psyche en heeft die met elkaar vergeleken. Nu ben ik lang met een vraag bezig geweest en die is deze: Of bij de dieren evenals bij de mensen ziekten van de geest voorkomen? Praktisch niet. Kunt U dat ook verklaren? Waarom is er geen krankzinnigheid bij dieren? Dat is eigenlijk heel simpel. Wanneer een dier een geestelijke afwijking krijgt, dan is deze erfelijk en komt hij dus ook in de eerste jeugdperiode tot uiting. In die jeugdperiode is het dier 110

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht zwak, het is niet normaal in zijn reacties en valt eerder als slachtoffer van de krachten der natuur of van andere dieren. Dus wordt geëlimineerd. Ongezonde erfelijke kwaliteiten worden op die manier in het dierengeslacht, vooral in het wild meettal uitgeroeid. En dan een andere, ook al weer heel simpele reden, dat het dier niet krankzinnig wordt en de mens wel. De mens houdt zich altijd bezig met de problemen vanmorgen, het dier lost de problemen van nu op. Is dat de hoofdzaak, waar het om gaat? In de probleemstelling is geloof ik het meest essentieel. Waarom bij een mens wel en bijeen dier niet? Ja, maar we moeten rekening houden met de erfelijke kwaliteiten. Een mens kan dus genetisch gepredestineerd zijd. voor zenuwziekten en dat ligt hoofdzakelijk in de structuur van het zenuwstelsel en in bepaalde reacties van het sympathisch zenuwstelsel. Het kan verder bevorderd worden door onevenwichtige hormoonafscheiding (zekere vergiftigingsverschijnselen). En wanneer dit gepredestineerd zijn er is, dan zal die krankzinnigheid optreden bij problemen, die voor een ander nog hiel normaal zijn. De zenuwachtigheid, enz. Maar bij een mens probeert man dan zo iemand te genezen en zo iemand komt dan weer schijnbaar in het normale doen. Die trouwt, krijgt kinderen, enz.. Zo krijg je dus hele geslachten, die in meerdere of mindere mate (vaak in meerdere mate, omdat dergelijke typen elkaar nogal eens aantrekken) erfelijk die mogelijkheid in zich dragen. Dan hebt U natuurlijk gelijk, dan is dat probleem wel noodzakelijk. Maar bij het dier zou dat ook kunnen voorkomen. Je kunt een hond of een kat gek maken, hoor. Maar wanneer een gezond dier gek wordt, dan betekent date dat het hele danken plotseling wegvalt. En dan krijgen we een soort dolheid, dus een absolute woede,. waarin het dier alles aanvalt en zichzelf vernietigt. Niet te verwarren met hondsdolheid of zo, maar te vergelijken met toestanden van amok b.v., die sommige inlanders kennen. En dat kan zelfs z% voorkomen in rassenwaar een volkomen onredelijke drang een probleem stelt,.dat niet op te lossen is en leidt tot zelfuitroeiing. Denk eens aan de lemmings. De beruchte trek van de lemming, die op een gegeven ogenblik dus eenvoudig trekt naar een stuk vasteland, dat er vroeger was (maar er nu niet meer is) en voor zich geen oplossing vindt. Dan denken de mensen, dat die dieren zich zo maar verdrinken zonder meer. Maar dat komt omdat de mensen van sprookjes houden. Die dieren trekken inderdaad in een bepaalde richting. Er vallen er altijd af, die achter blijven, maar een bepaalde kern gaat door. Wanneer je nu die kern aan het water ziet komen, zie je de verschrikkelijke verwarring. Hun instinkt zegt "Daar is dat land", Want gebeurt het niet. Ze voelen het niet en toch moet het er zijn. Wat gebeurt er dan? Dan beginnen enkele normaal. weg te zwemmen. Want die denken bij zichzelf "We kunnen daar terecht komen." Die gaan ten onder. De anderen nemen dat waar. Door de dood van die wezens is hun wereld ineens in de war, want daar moet land zijn en het is er niet. En dan zie je ja, ze zeggen er "milling" tegen in Amerika zo’n rondlopen eigenlijk. En dat rondlopen wordt hoe langer hoe erger. Zij willen niet terug, zij moeten daarheen en er is geen weg. Dan worden ze ineens krankzinnig en dan zie je ze met stromen het water ingaan. Dat is hetzelfde als het verhaal van de rattenvanger van Hamelen. Dat kent U toch. Daar wordt ook verteld hoe ratten te water springen. Nu heeft men daar misschien over nagedacht, maar dat is werkelijk mogelijk. Er zijn n.l. fluiten te vinden met een bepaalde toon, die niet alleen ratten, maar ook andere dieren en insecten beroeren, dus in innerlijke opstand brengen. En dat wordt een fascineren zoals een mens gefascineerd kan worden door iets verschrikkelijks. Vandaar hun volgen, want het fascineren betekent, dat ze mee gaan, ook al willen ze dat niet. Ze gaan tegen wil en dank mee. Wanneer dat lang genoeg duurt, voorden de beesten krankzinnig. Dan kunnen ze die trilling niet meer verdragen. Je kunt het met een kat ook proberen. Dus een prikkelpsychose. Juist. Dus krankzinnigheid bij dieren bestaat wel degelijk, maar wanneer zij bij dieren ontstaat, dan is er een oplossing voor. Die oplossing ligt of in de vernietiging van het dier of in het wegvallen van de, psychose. Een van de twee. Een tussenweg is er niet. Wat doen de mensen? Ik mag er niets kwaads over zeggen natuurlijk, maar in feite is het toch zo, dat de mensen de meeste zorgen aan de minderwaardigste typen van hun ras besteden. Is het een wonder, dat In feite is God geen kracht 111

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht er bij de mens een grotere vatbaarheid hiervoor is? En dan mag het probleem op zichzelf (dus het denken aan morgen of aan gisteren, het niet in het heden leven) de feitelijke oorzaak zijn, dan zijn de grondcondities daarvoor toch wel bevorderend voor de wijze, waarop het ras zichzelf in stand houdt en zijn leven tracht te beschermen tegen lijden en dood. Het antwoord op Uw vraag is alweer niet erg ingewikkeld. Hebt U soms nog andere punten die U naar voren wilt brengen? Of andere vragen? Ik vind het toch nog wel een probleem om te zeggen "wel of niet", dat de mens de zwakkere er bovenuit tracht te helpen, zoals bij geestelijk gestoorden of geestelijk zieken Ik begreep eruit, dat U zei, dat de mensen hun krachten wijden aan de minst…… Ja, dat is een feit. Dat heb ik gezegd. Maar waar vloeit het uit voort? Dat is nu juist, wat je moet naga in. Wij hadden het hier over de kwestie krankzinnigheid. Maar waarom zorgt de mens juist voor de misdeelden van zijn ras het beste? Juist omdat hij een evolutie van zichzelf maar ook van anderen in de eigen wereld tot stand brengt en dus krachtens zijn sterkte zich verplicht gevoelt om anderen te beschermen en te helpen. Tenminste zo hoort het te zijn. Het eenheidsgevoel, dat bij de mens bestaat is een heel ander dan dat bij dieren. Bij het dier zien wij het varschijnsel in de kudden. Je ziet het bij de wilde paarden, antilopen, steenbokken, enz. Wanneer er gevaar is worden de zwakkere exemplaren in het midden genomen. Bij olifanten zie je het ook weer. De zwakste exemplaren worden het best beschermd. De sterkere nemen het op. Hier is een groepsbewustzijn en hier gebeurt dit alleen maar, omdat het de wet van de groep is. Een olifant zal b.v. dijn eigen leven riskeren om een gewonde kameraad weg te helpen Een steenbok zal in vele gevallen een zeer gevaarlijke vlucht beginnen vlak bij de achtervolger (of dat nu een dier of een mens is), om daardoor zwakkere of gekwetste leden van zijn kudde weg te laten gaan. Hetzelfde geldt voor paarden. En de aanvoerder van zo’n kudde zal onder omstandigheden grote risico’s nemen om het zijne te beschermen. Nu is het begrip "het mijne" bij de mens minder sterk geworden. Daartegen over is zijn aansprakelijkheid jegens anderen groter geworden. Hij kan niet meer nuchter redeneren, zoals het paard b.v. of ook een olifantskudde die zegt "Dit individu past niet voor mij, dus uitstoten." Dat doet de mensheid alleen maar, wanneer ze zelf zeer ernstig bedreigd wordt. En dan nog maar node, omdat de mens in staat is (wat het dier niet kan,meestal), zich in de plaats van de ander te denken. En juist omdat die mens dat kan, groeit daaruit de vechting krachtens zijn bewustzijn om voor die ander te zorgen. Maar dat impliceert, dat dus de waarde vaan het ras door de mens minder goed gehandhaafd zal worden den door een diersoort, die in het wild leeft. U had het over krankzinnigheid, geestelijk gestoord zijn. Wat is er, gestoord? De geest of de stof? Is dat inderdaad in de geest? Neen, in de meeste gevallen niet. Geestelijk ziek zijn in de geest komt praktisch niet voor. Wel een bezeten zijn of beheerst worden door een ander, die sterker is, dan je zelf bent. Dat kan wel voorkomen. Zuiver geestelijk bezien kan dus bezetenheid bestaan maar geen krankzinnigheid. Wat krankzinnigheid op aarde heat (zenuwziekte, geestesgestoordheid e.d ) is dan, ook het resultaat van spanningen, die lichamelijk niet verwerkt kunnen worden. Dus alle krankzinnigheid en geestesziekte moet worden gezien als een lichamelijk iets, dat wegvalt met het lichaam. Maar de wereldervaringen, in die toestand opgedaan, bepalen mede het peil van bewustzijn, de wereldaanvaarding en aanschouwing, die je in een hiernamaals hebt, dus in onze wereld b.v. of in de tussensferen. Maar hebben wij niet stoffelijk of menselijk gezien de plicht, deze mensen te beschermen en te helpen? Ik dacht, dat ik dat al betoogd had. Ik heb immers gezegd, dat het juist voortvloeit uit het bewustzijn van de mensen van zijn vermogen om zich in de plaats van een ander te stellen, dat hij verplicht is, enz. Ik vind inderdaad, dat de mens die plicht heeft. Maar ik zeg er, meteen achteraan: Het is juist daardoor dat stoffelijk gezien het menselijk ras veel minder waard is dan een dierlijk ras, dat in het wild leeft, dat zichzelf regelmatig volledig saniteert. Dus zijn eigen gezondheidspeil door de hardheid van levenscondities en het verwerpen van minderwaardige individuen zelf in standhoudt. 112

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Het zal toch ook wel een doel hebben, dat de mens dit doet. Is het belangrijk, dat het stoffelijke voertuig van de mens zo achteruit gaat? Want dat krijg je daar uiteindelijk door? Dat gaat net zo ver, tot de meng in staat is om dergelijke lichamelijke feilen te redresseren. Op het ogenblik is men praktisch niet in staat om b.v. bepaalde zenuwverbindingen in de hersenen te repareren. Men kan er wel eens een poging doe wagen, maar dat is meestal niet zo erg leuk. Een laesie in de hersenen, daar doe je weinig aan. Maar waarom zou men niet leren die cellen te regenereren? Men is op het ogenblik al zover, dat men kunstmatig zij het ook maar tijdelijk bepaalde weefsels in leven kan houden, tot groei brengen, enz. En wanneer men die levenscondities beter leert kennen, zal men op de duur ook een apparaat vinden, fijn genoeg, om zelfs in de hersenen alles te herstellen, wat noodzakelijk is. Zoals men op het ogenblik leert werken al is het dan noodzakelijk nog door het uiterlijk toedienen met hormoonextracten en veranderingen van hormoonafscheiding, zal men op de duur leren dat in het lichaam zelf te regelen. M.a.w. uit de ongezondheid van het menselijk ras zal een grotere kennis omtrent het voertuig van het menselijk ras voortkomen en daaruit zal uiteindelijk mouten voortvloeien tenzij de mensheid zichzelf voor die tijd vernietigt de mogelijkheid tot eten volkomen herstel van de voertuigen van het menselijk ras. Zodat de lichamelijke eigenschappen, die de ongezondheid zouden baren, eenvoudig voorkomen worden. Dat is een kwestie van ontwikkeling. En dan kun je zeggen "Het is goed" of "het is kwaad". Dat ligt er maar aan, van welke kant je het bekijkt. Maar je kunt wel zeggen "Deze weg is noodzakelijk voor het mens zijn en de daarop volgende trappen." De bewustwording is het doel. Niet het gezond hier op aarde leven. U hebt gezegd: Geesteszieken bestaan er niet. Nu heb ik wel eens gehoord over schizofrenie. Dat is dus een splitsing van de cellen of liever. Gezegd de verbreking van een cel, van de verbinding van de cellen onderling. Die splitsing van de persoonlijkheid, is dat stoffelijk of geestelijk? De splitsing van de persoonlijkheid? Dat heeft met die cellen weinig te maken. Ik zie dat gedeelte stoffelijk, gedeeltelijk geestelijk. Je zou het zo kunnen zeggen: In de mens wordt een bepaald gedeelte van de persoonlijkheid onderdrukt. Dat is bij allemaal het geval. Mens zijn betekent bepaalde eigenschappen van jezelf onderdrukken, andere bevorderen. Wanneer daardoor spanningen komen te ontstaan, dan kan hierdoor (dus door deze spanningen) een vergiftigingsverschijnsel optreden in het lichaam. Die kun je dus ook zonder dat tot stand brengen. En die schizofrenie kan dan leiden tot het beleven van waantoestanden. Die waantoestanden scheppen naast je eigen wereld, een andere wereld, soms met verschrikkingen, soms alleen met een vluchtbeeld. Is er alleen maar een vluchtbeeld, dan kun je zeggen, dat de oorzaak hoofdzakelijk zal liggen in geestelijke problemen, in geestelijke spanning, die niet lichamelijk is. Is het wel lichamelijk, dan. krijgen we b.v. vertekening van beelden. Vaak ook in die toestand gelijktijdig een sensitiviteit voor elementalen en lagerstaande uitbeeldingen van het astraal gebied. Daardoor krijg je dus een geheel andere wereld en een geheel andere reactie. Zoals U het beschrijft, zou ik eigenlijk denken, dat iemand dus zichzelf door een celsplitsing (als een amoebe) tot twee nieuwe exemplaren maakt. Ik meende de verbinding onderling. Neen, dat is niet juist. De schizofrenie, zuiver in zijn oorzaak omschreven, is eigenlijk het resultaat van een vergiftigingsverschijnsel, waarbij delen van het lichaam en vooral ook van de hersenen worden aangetast, waardoor de cel een grotere doorlaatbaarheid krijgt, de hersencel. En die grotere doorlaatbaarheid betekent, dat ze op veel meer impulsen aanspreekt. Maar waar zij alleen maar haar oorspronkelijke beelden kan reproduceren, krijgen we dan zeer onsamenhangende reacties. Wanneer je gaat spreken over. het splijten van cellen, dan zou zo iemand dubbele hersenen moeten hebben. Je kunt wel zeggen, het is een ziektebeeld, waarbij bepaalde insnoeringen van cellen in het zenuwstel en de hersenen kunnen voorkomen, maar die insnoering is nog lang geen celdeling. Wanneer men over celdeling gaat spreken, over celsplitsing e.d., dan komt men eerder terecht op problemen als kanker e.d., dus meer op celwoekering dan op schizofrene verschijnselen, hoor. Dat moet U niet door elkaar halen. Is er nog meer? Zullen we nog een klein onderwerpje kiezen, dat meer bij de avond past? Het is maar een voorstel, het hoeft niet. In feite is God geen kracht 113

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht U zou de vorige maal spreken over: heksen en magie Dat kunnen we dan misschien kort doen. Magie is een proces, dat berust op zelfsuggestie, waardoor bepaalde eigenschappen van het ik zodanig versterkt kunnen worden, dat het "ik" contact krijgt met andere werelden en juist deze eigenschappen daarin kan uiten. De wisselwerking tussen de andere condities en werelden, die beroerd worden (hetzij in andere mensen of in andere wezens) en de wereld zelve is dan het magisch verschijnsel. Akkoord? Ik stel dit juist vast, omdat waroneer we gaan spreken over heksen en magie, we goed, moeten weten wat magie is. Want de heks was volgens de algemene voorstelling iemand, die zich aan de duivel had verkocht. In heksen processen zien we, dat b.v. sterk de nadruk wordt gelegd op het duivelsmerk, bepaalde eigenschappen van de heks en op haar sexueel verkeer ook met de duivel. Dat waren punten, die voor de heks absoluut bepalend zijn volgens menselijk inzicht. Dat houdt natuurlijk in, dat dongevoeligheid van de huid praktisch bij drie van de tien tot vijf van de tien voorkomt. Er is altijd wel een of andere plaats, waar je niet gevoelig bent. Dus zou iedereen eigenlijk heks moeten zijn. In de tweede plaats die beelden over sexueel verkeer. Daar hebben wij niet eens onze goede vriend Freud bij nodig om te begrijpen, dat dromen hier de plaats innemen van werkelijkheid, die niet of niet voldoende gerealiseerd kan worden. Heksen zijn dan ook meestal lelijk. Verder valt het op, dat heksen over het algemeen overspannen typen zijn. Wat zijn de magische beginselen, die een heks beheerst? Over het algemeen is ze kruidkundige. Zij heeft een behoorlijk inzicht over de psychologie van de mensen. Zij is in staat om vele elixers te maken. Of die elixers nu werkelijk werken of niet, wanneer je ze maakt, ben je ook een heks. Tenminste wanneer je ervoor wordt aangeklaagd. Het resultaat is dus, dat wat vroeger heksen genoemd werden.over het algemeen kon worden teruggebracht tot een reeks van vrouwen, die om enigerlei reden zich overgaven aan fantasieën of die zoals men het wel eens uitdrukt hysterisch waren. Wanneer ze daar naast nog bijzondere capaciteiten hadden of misschien niet erg gezien waren in hun omgeving, dan was dit voldoende om aan hen door middel van bijgeloof - onverwachte toevallen - toe te schrijven. En dan was de inquisitie er nog bij, of ook nog vaak een stadsbestuur, om zo iemand in staat van beschuldiging te stellen. En denk niet, dat alleen een Feeks veroordeeld werd, hoor, want ze hebben zelfs een haan eens een keer beschuldigd, dat hij een basilisken ei had gelegd. Die haan had zeker ergens gezeten, waar zijn hennetje van tevoren een ei had gelegd en het arme beest werd daarvoor gevierendeeld (hoe ze dat klaar hebben gespeeld, weet ik niet) en daarna verbrand. Men geloofde n.l., dat uit zo’n ei een draak kwam, als de haan het had gelegd. De magie kent natuurlijk ook tovenaressen. Maar dat zijn vrouwen, die inderdaad magisch bekwaam zijn. En de werkelijke heks die ook vandaag nog bestaat, is dan ook eigenlijk niets anders dan een heks, die U kent uit de oude verhalen, uit de heksen processen, e.d. Onder heks zou ik willen verstaan in de moderne zin, een vrouw die: a. bekend is met bepaalde geestelijke waarden en die leert te gebruiken, b. in staat is d.m.v. kruidkunde, door kennis van grondstoffen enz. bepaalde medicijnen te verschaffen, bepaalde elixers eventueel te maken of preparaten, c. in staat moet zijn door mensenkennis en grote sensitiviteit door te dringen in veel van de psychische kwesties, die aan de normale beschouwer voorbij gaan. Zij kan daarvan ten goede gebruik maken dan is zij altijd nog een witte heks. Zij kan daarvan ten kwade gebruik maken dan is zij een zwarte heks. Wat zij dan gebruikt is magie. Magie in zeer gelimiteerde vorm. Want de heks is juist heks en niet zuiver tovenares of magisch geschoolde vrouw, omdat zij niet gebruik maakt van uitgebreide rituelen. Haar magie is intuïtief d.w.z. de magische procedure wordt van binnenuit geleid en vol bracht en is niet afhankelijk van vastgestelde regels, het volbrengen van bepaalde, nauw omschreven handelingen, e.d.. Dat zij niet haar evenbeeld vindt onder de mannen is begrijpelijk. Want de heks is een vrouw. En de vrouw heeft een heel andere wereldbenadering, een heel andere wereldbeschouwing dan 114

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht de man. Dat vloeit uit heel haar wezen, uit heel, haar leven voort. Een vrouw dankt naar zich toe, een man van zich af (Behalve wanneer het misschien om zijn loonzakje gaat of om het salaris). In principe openbaart de man zich aan de wereld de vrouw laat de wereld aan zich openbaren. Dat wil dus zeggen, dat de vrouw wanneer ze met deze praktijken bezig is vanuit zichzelf de handelingen stelt. Niet zoals de magiër doet of de tovenaar vanuit de kosmos of bepaalde in de kosmos berustende krachten. Dit vanuit jezelf werken betekent ook een innerlijk op het persoonlijke gerichte geestelijk verkeer. Alle beïnvloedingen, mogelijker wijze komende vanuit andere werelden e.d., zullen dus door de vrouw in zeer persoonlijke relatie worden ervaren in tegenstelling met de man, die zo hij al personifieert dit toch in veel mindere mate zal doen. Voorbeeld: Een man kan een aantal geleidegeesten hebben. De vrouw zal over het algemeen een speciale hebben, die vaak ongeveer aan een geliefde gelijk komt. Daarnaast treden wel anderen op, vrienden en helpers, maar er is een speciale. Bij de man zal dit over het algemeen minder voorkomen. Die zal allen over een kam scheren, wanneer er meerdere zijn. Wanneer de vrouw uittreedt, dan doet zij dit over het algemeen met een zeer persoonlijk doel. Hetzij dat zij zendingen te vervullen heeft ten bate van anderen waarbij ze geleid wordt door haar eigen preferentie in de eerste plaats, en niet in de eerste plaats door leiding of opdrachten van anderen, dan wel dat ze eenvoudig gaat waarnemen, in alle gevallen zal dit in de eerste plaats met haar eigen wezen in verband, in contact staan. Bij de man staat het over het algemeen met een doel in verband, bij de vrouw met het ik. Ik zou dus kunnen zeggen, dat in de magie de heks wel een zeer speciaal verschijnsel is. Ze is de beoefenaarster van magie, die vanuit een zuiver persoonlijk weten, een zuiver persoonlijk standpunt, handelingen en daden volvoert met magische potentie en mogelijk magische resultaten, vanuit het ik, door het ik en meestal ook direct of indirect ten bate van dat ik. Dat laatste wordt vaak niet gerealiseerd, omdat de verbondenheid met anderen als zodanig niet voldoende wordt gerealiseerd. Wanneer een vrouw iemand helpt, die lijdt, is dit in vele gevallen, omdat zij het lijden beschouwt als iets, dat haar persoonlijk aangaat. Zij zal het nooit onpersoonlijk doen. Er blijft altijd een deeltje van de persoonlijkheid in liggen. Dus juist daardoor een speciaal verschijnsel. Het wegvallen van elke rituele kracht betekent enerzijds, dat de heks meestal niet tot een magisch hoogtepunt komt, zoals voor enkele tovenaressen, die er bestaan en voor de mannelijke magiër mogelijk is. Daarentegen zal ze op betrekkelijk kleinere magische gebieden vaak intuïtieve perfectie bereiken, die door een geschoold magiër eerst na zeer lang proberen bereikt wordt. Het eigen drift en draagleven kan met deze magische werking in verband staan. Ik zou zeggen dat is dat. Commentaar? Geen verontwaardigde dames, die moeten protesteren? Ik wil nog wel even aanvullen, hoor. Verder verstaan de mannen onder heksen over het algemeen al die vrouwen, die ze denken te begrijpen en toch niet de baas kunnen. We zullen nu maar met een klein onderwerpje afsluiten en dan het Schone Woord er achteraan. Hebt U nog een suggestie te doen of moet ik er zelf een nemen? Het Schoone Woord: De Levensbron Wanneer je leeft, aanvaard je dat leven als vanzelfsprekend. Je bent niet geneigd om in de diepte te ga in nazoeken, waar deze kracht vandaan komt. Een enkele keer misschien, in een geloof verdiept, denk je na over de eerste mens, die door God de adem werd ingeblazen. Maar verder kom je niet. En toch zijn er bronnen dis levens, die voor ons van zeer groot belang zijn. Zoals de zon stoffelijke krachten geeft en door haar stralingen leven en dood gelijktijdig bestuurt, zo is er ook een geestelijke kracht. Een geestelijke kracht, die we misschien met een geestelijke zon zouden kunnen vergelijken. En deze is de bron van ons leven, omdat het bewuste ervaren van het leven juist in de krachten van deze bron geborgen wordt. De van hieruit gaande stralingen zijn niet stoffelijk. In feite is God geen kracht

115

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht Maar zou men ze moeten waarnemen in de stof, dan zouden ze het best genoemd kunnen worden hoge en bijzonder fel gerichte stralingen met een eigen frequentie, die speciaal aanspreken op zekere elementen in de stof. Deze worden hierdoor gevoed en steeds sterker opgevoerd. Zij maken het mogelijk, dat er een bewustzijn wordt geschapen, waarbij de geest een is met de stof en overneemt wat zij geeft. We zouden kunnen zeggen, dat die geestelijke zon, zoals wij haar genoemd hebben, in feite niet zo geestelijk is, of zij heeft nog een bepaalde materiele waarde. En die materiele waarde is zo fijnstoffelijk, dat ze vanuit een menselijk standpunt te verwaarlozen is, Wanneer U die levensbron wilt benaderen, zult U voor Uzelf eerst de werkingen van die levenskracht in U moeten realiseren. U zult moeten voelen, hoe - U weet misschien niet van waar vreemde krachten in U komen. U moet als het ware leren bidden op een manier, waardoor U voor die kracht apart ook vatbaar wordt. Ik mag dit hier misschien nog even bijvoegen Veel mensen bidden met de handen gesloten, een afsluiting van de wereld. Maar zolang je nog niet volmaakt bewust bent en in comtemplatie jezelf verdiepende, komt tot realisatie van de Bron van alle bestaan (niet alleen van het verschijnsel en het bewustzijn "leven"), dan kun je beter bidden met de handen open, opdat de kracht in je neerdale. Wanneer je voelt, hoe die kracht komt, dan begin je langzaam maar zeker te merken, hoe ze in golven op je aanstuwt. Vandaag is je beleven fel, morgen flauw en vaag. Je merkt hoe er een zeker ritme in zit, alsof de bron door het voortdurend geven van veel en weinig kracht geest en stof nu eens wil dwingen tot een intens samengaan, dan weer tot een zekere vrijheid van beleven De bron van het leven, zoals ze bestaat voor de stofmens, is fijn materiële kracht van hoge betekenis. Geestelijk gezien is ze een licht? dat in zich alle kleuren van de regenboog draagt en voortdurend dan de ene kleur, dan de andere fel doet opflitsen en neerdale in de werelden,waar het leven bestaat. De mens, die dit ervaart, zal zien, hoe na elkaar verschillende invloeden in zijn wezen worden geboren Hoe zijn eigen ervaring, zijn bewustzijn eerder dan zijn zuiver stoffelijke toestand, zich wijzigt. Hij zal zien hoe, bepaalde gedachten op bepaalde dagen anders zijn. Hij zal begrijpen, hoe het beleven door de bron des levens wordt geregeerd. Hoe zij mogelijkheden schept om dan hier en dan daar tot een grotere bereiking te komen. De bron des levens is een hulpkracht, ons gegeven door het Allerhoogst, die ons in staat stelt juist wanneer stof en geest gebonden zijn, wanneer voertuigen zwaar zijn, en moeilijk te beheersen te komen tot een afwisselend vrij en gebonden denken, waarbij een bewustzijn van beide werelden mogelijk wordt. Waarbij je kunt doordringen tot de essence van het leven zelf, ze in je opnemen en zo de krachten ontdekken, die hoger nog dan dit schuilen in je. eigen wezen. Dat is dan een klein stukje, dat een beetje meer esoterisch was. Ik geef U over aan de laatste spreker. Vrienden, het was mij een waar genoegen. Een prettige avond verder. Goeden avond. Goeden avond, vrienden. We zullen dan de bijenkomst gaan besluiten met een meditatie, aan de hand van een door U te stellen onderwerp. Regenboog Wanneer een wolk in de lucht zweeft, tot druppels is geworden, dan heeft ze een eigenaardige eigenschap. Het zonlicht, dat haar beroept, wordt gescheiden in banden van verschillende kleur, van een steeds ander licht. De mensen zeggen dan "Er staat een regenboog." Maar in feite is het een ontlading van verschillende frequenties en verschijnselen van het licht der zon. Het is een beeld van de werkelijke inhoud, een verklaring van de kleuren, die je ziet. Het is een realisatie van alle visuele waarden op de wereld. De mens kan voor zichzelve soms een wolk gelijk komen. Een wolk, die het licht tegenhoudt, zolang ze dicht en somber is. Maar die, wanneer ze zich ontlaadt, wanneer zij niet meer damp 116

IN FEITE IS GOD GEEN KRACHT

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 19 maart 1957 Les 19 – In feite is God geen kracht is maar integendeel verdicht en sterk, het geestelijk licht kan breken, opdat het in verschillende uitingen kenbaar wordt. Het menselijk lichaam in de stof verblindt vaak de mens. Slechts een vage weerkaatsing blijft ons over van het verblindende licht, dat de zon van bewustzijn geestelijk werpt. Maar het is goed zo. Want de stoffelijke waarden zouden verbrand en verteerd worden, indien de zuivere bracht van de geest op de wereld tot uiting zou komen. Maar een enkele keer, wanneer een mens zichzelf haast te zwaar wordt, omdat zijn lot haast niet te dragen lijkt, wanneer het lichaam een last is, die je wilt neerleggen, of wanneer het leven tien onoverkomelijke stroom van moeilijkheden lijkt, vol lijden en pijn, den word je beroerd dooreen straal van het geestelijk licht. Dan zie je plotseling veel kleuren. Dan zie je een regenboog van geestelijke waarden. En ‘t lijkt, of het doel van het leven je onthuld wordt. Maar jaag niet naar het eind van de regenboog. Vroeger zeide men reeds: "Aan het eind van de regenboog ligt een pot met goud. " Denkt de mens vaak in zijn stoffelijke dwaasheid, dat aan het eind van een dergelijk ervaren het loon automatisch ligt te wachten, hij begrijpt niet, dat de regenboog een verschijnsel is, dat zich verplaatst met de beschouwer. Wanneer voor ons een regenboog optreedt, dan zullen we niet moeten zoeken in die regenboog, in die reeks van verschijnselen naar een ervaring, maar in onszelven. Je zullen moeten begrijpen, hoe het geestelijk licht, dat wij ontvangen, al deze waarden meer en meer in zich draagt. We zullen daardoor een nieuw beeld van onze wereld moeten vormen. Eerst op deze wijze krijgt de regenboog van geestelijke krachten voor ons volle betekenis. En dan kunnen wij mediteren. Schouwende omhoog zullen wij zeggen: Hoe groot, hoe wondermooi deze boog van kleuren zich strekt over het zwarte uitspansel van het stoffelijk bestaan. En elke band van kleur, die ik zie, elke tint en elke schakering, is een mogelijkheid tot geestelijk beleven, die in mij schuilt. Vluchtig is dit beeld en het zal vergaan. Want de zon, die het voortbracht, schijnt steeds voort. Er is geen ogenblik van ondergang, van stilstand hier. De regenboog is een ogenblik van openbaring van hetgeen zich in ons altijd zal afspelen, tot de nacht des levens het ontwaken betekent in een andere wereld. Regenboog, symbool, van wat in ons mogelijk is. De volle felheid van leven en kleur, die in een mens kan bestaan. sterk der oneindigheid, geopenbaard in een vliedend moment. Als wij zo denken en schouwen, kunnen wij soms uit het verschijnsel de kracht puren om in onszelven voort te bouwen, opdat het licht van geestelijke kracht, dat ons bereikt, niet teloor ga en geen waarde daaruit vergeefs tracht een reactie te wekken. Dat, mijne vrienden, is onze laatste beschouwing voor deze bijeenkomst. Wij danken U voor Uw aandacht en wensen U een goede avond vorder en tot de volgende bijeenkomst van deze groep.

In feite is God geen kracht

117

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Goeden avond vrienden, We zullen vanavond allereerst zien, of er problemen naar voren zijn gekomen uit hetgeen de vorige maal behandeld is. Ik denk hier vooral aan de kwestie van die spiraal, die voor sommigen Uwer misschien problemen heeft opgeworpen.... Alles zwijgt. Alles duidelijk? Dan zullen we vandaag bepaalde

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

gaan beschouwen in overeenstemming met het tijdcijfer, zoals het heet. Maar wij willen dit niet doen, tenzij U het daarmee eens bent. Is er iemand, die bezwaren heeft? Geen bezwaar? Uitstekend. Als ik daarmee moet beginnen, moet ik een heel eind voor het Christendom zijn. Dan vind ik daar namelijk bepaalde geschriften op het ogenblik grotendeels vergeten of niet meer bestaand die wijzen op bepaalde krachten, die op aarde werkzaam zijn geweest in de kindsheid zullen we maar zeggen, van de mensheid. En een daarvan omschrijft, als volgt: "Zij weten (dat zouden wijzelven kunnen aanvullen) "zij weten omtrent het Al en alle krachten daarvan", (dat is dus een weergaven van de denkwijze van deze mensen) en zij verschijnen ons. En gaande (dus de aarde verlatende) gaven zij ons de belofte. “Nooit zal de aarde eenzaam zijn en wij zullen wederkeren, wanneer de mensen dit noodzakelijk maken!". De vertaling is betrekkelijk vrij maar in verband met Pasen is het misschien goed dit punt voor ogen te houden. Klaarblijkelijk heeft dus in de tijd, dat de mens nog niet ver gekomen was, reeds een ander ras van groter beschaving, van groter wetenschappelijke ontwikkeling de wereld betredend en mogelijkerwijze zelfs het zaad van een eerste beschaving daarop uitgestrooid. Dit is belangrijk, omdat Jezus zelve zegt, dat hij was voor Abraham. Dus voor de stamvader er was, was Jezus er reeds. En nu maak ik een sprong en ik citeer geschriften die op deze aarde niet bestaan maar wel elders: "Zij, die weten, worden tot eenheid. En gerijpt gaan zij op in deze eenheid tot groter kunnen. Maar zij, die voelen omtrent de eenheid en omtrent zichzelven, zij gaan uit en volbrengen de zending, die de eenheid oplegt." Het concept, zoals het hier gegeven wordt, doet ons een beetje vreemd aan. Het opgaan in eenheid. Het uitblussen dus van het menselijke, het individuele, zoals wij het zien. Wij mogen dan, ook niet vergeten, dat dit afkomstig is uit een geheel andere omgeving dan die van deze wereld. Wanneer je lang genoeg gezamenlijk hebt geleefd en gestreefd, komt er een ogenblik, dat je moet gaan samenwerken. Dit samenwerken brengt grote voordelen met zich mee. Een ogenblik refererende aan hetgeen wij de vorige malen besproken hebben Wanneer individuen één-zijn, hebben zij elk voor zich de beschikking over de gezamenlijke capaciteiten van de groep, waartoe zij behoren. Die groep zal zich niet beperken tot een vlak. Het is a.h.w. een opgaande weg, die verschillende sferen beroert en in elke uitingsmogelijkheid de geëigende individuen kan projecteren of bezit en daarin het vermogen van heel de groep kan openbaren. Maar wanneer die eenheid verder gaat, dan is ze niet meer beperkt tot een volk of een ras. Op de duur betrekt deze eenheid ook andere krachten in zich en wordt zo deel van de grotere krachten in het Al. Over de grote krachten pan het Al hebben we o.a. op de cursussen af meer dan genoeg gezegd wij kunnen dat dus betrekkelijk vlug voorbij gaan. Het zij voldoende, dat U zich realiseert, dat grote en denkende vermogend voortdurend richting blijven geven aan de ontwikkelíng in het Al, zoals U dat kent, maar onder deze conditie, dat zij de vrijheid van het 118

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen individu niet beperken, terwijl zij anderzijds wel richtlijnen geven, waarlangs de algehele ontwikkeling wel verder gaat. Wanneer zo'n groep daarmede een is, dan bezit dus dit een daardoor een gehele reeks van individuen, gebonden aan de eenheid, die op elk vlak zich kunnen uiten. Met andere woorden de grote kracht, die tot nog toe alleen leidinggevend was, kan nu in de vorm van de individuen (behorende tot die kroep en in deze groep tot eenheid versmolten) zich overal openbaren, waar die individuen bestaan. En wel zo volledig, als de vorm toelaat, waarin de openbaring plaats vindt. Hei is goed, dat wij ook dit begrijpen, omdat ook onder de mensen, die U zo kent en rond U ziet, soms wezens zijn, die reeds een band hebben met een groep, die verbonden zijn met een grotere eenheid. Het verband komt voor U niet kenbaar tot uiting hoogstens vindt U ze misschien wat eigenaardig of hebben ze gaven, die U vreemd vindt. Dat komt waarschijnlijk, omdat hun uiting onvolledig is. Maar elk van de delen van die groep zou een uiting kunnen geven aan het totaal van die groep. En vindt deze groep eenheid met de leidende kracht (laten we zeggen, de kleine God in de schepping, dus het wezen, dat voor ons het grootst voorstelbare is) daar kan ook Deze zich hierdoor openbaren en uiten. Ik vertel U dit juist om duidelijk te maken, in hoeverre Jezus de gezondene kon zijn. We hebben al heel veel over hem gesproken. We hebben duidelijk gemaakt, dat er een splitsing bestaat tussen de Christusgeest en de mens Jezus. Maar ik hoop hiermede ook duidelijk te hebben gemaakt, waarom deze splitsing er was, dat deze tweeheid al§ eenheid op aarde handelend kon optreden. Dit is alleen maar het begin. Want Pasen is het feest der herrijzenis. En daarvoor zullen wij ook teruggrijpen naar andere wetten. Deze wetten die ik hier citeer behoren achtereenvolgens tot Atlantische wijsheid. Egyptische magische overleveringen en enkele overleveringen uit de Maya cultuur. In de eerste plaats: Alle wezen is in beweging, alle beweging kent ritme, alle ritme bepaalt de levensuiting. Dit is oud. Wij zouden tegenwoordig zeggen: Alle leven is een trilling de trillingverhouding bepaalt de wijze, waarop het wezen geopenbaard wordt in de wereld rond het wezen. In de tweede plaats: Alle kracht, die in trilling leeft, is in zichzelve kracht, die geuit wordt. Alle kracht, die geuit wordt en in een vorm beperkt blijft, zal mits de vorm in staat is de kracht te behouden een veelvoud van zijn eigen oorspronkelijk vermogen kunnen afgeven aan de omgeving, mits deze kracht kan worden toegevoerd van elders. Wie het licht van de zon in zich draagt, kan als de zon leven geven en doden. Doch wie de zon in zich draagt en haar niet meer uiten kan zal in zichzelve zon worden en zo ontrukt zijn aan het bestaan, waarin hij vertoeft. Ik breng deze punten alweer naar voren om duidelijk te maken, dat alles, wat in de overlevering wordt verteld over Jezus' herrijzenis en de kruisiging in verband kan worden gebracht met veel oudere geloofswaarden, in verband kan worden gebracht ook met reële en vaststaande wetten. Op grond hiervan kunnen wij gaan stellen, dat Jezus op aarde de extensie was van een entiteit, opgebouwd uit vele individuen, die in zich de weg had gevonden naar (of zo U het anders wilt zeggen "de harmonie" met) tenminste de kleine scheppers, de scheppende geesten, die optreden in zonnestelsels en dergelijke. Wanneer wij verder gaan, dan blijkt ons dat Jezus in verband staat met de aardgeest, dus met de schepper van deze aarde. Dit komt bijzonder tot uiting, wanneer hij spreekt over zichzelf als zoon des mensen en zoon Gods, waarbij hij naast elkaar stelt de geestelijke kracht, de hemelde kracht en de aardse, de stoffelijke kracht. Hij is dus deel van een eenheid, die een verbinding vormt tussen materie en de voor ons vaststelbaar hoogst bewuste geest. (Er zullen hogere bestaan, maar die kunnen wij niet vaststellen.) Als resultaat zal hij in elke uiting de kracht van het totaal kunnen openbaren, zover als het voertuig, dus het lichaam waarin hij vertoeft, dit toelaat. Zolang de uiting plaats blijft vinden, zolang dus de kracht van Jezus kan uitgaan over de wereld en hij daarin niet beperkt is, kan hij een veelvoud van zijn krachten aan die wereld geven. Dat blijkt uit zijn wonderen, uit zijn Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

119

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen werken. Maar op het ogenblik, dat Jezus sterft, houdt voor enige tijd zijn contact met de wereld op. En dan wil ik U verwijzen naar de Maya wijsheid, die zegt, dat Jezus, (en ieder in zijn toestand, die zich niet meer uiten kan.) wordt als de zon zelf. Wij kunnen dat misschien met een korreltje zout nemen, maar het neemt niet weg, dat er van Jezus wordt verteld, dat er bij zijn graf een verblindend licht was, e, d.. Het lijkt mij helemaal. Niet zo dwaas aan te nemen, dat bepaalde stoffelijke verschijnselen in verband staande met deze overlading van een bepaalde entiteit met kosmische krachten ook mede voor dit verschijnsel aansprakelijk worden gesteld. Dan gaan we verder, want Jezus wordt gekruisigd en hij sterft. Het voertuig kan natuurlijk sterven, doordat de levensgeest daaruit is teruggetrokken. Maar het voertuig is niet te doden in de ware zin des woords, omdat het behoort tot de levenskracht, die sterker en groter is dan de stoffelijke. Conclusie: Jezus zou dus ook als mens hebben kunnen voortleven, zonder dat iemand daarvan iets zou beseffen of begrijpen. Maar het feit dat dit niet is gebeurd, kan alleen worden verklaard door een voortduring van de uiting door het stoffelijk voertuig. En wel een uiting, die nu gezien de individuele bewustzijnswaarde, die in het voertuig ontstaat niet meer kan liggen op een gedeeltelijk onbewust vlak, waarbij dus mysticisme e.d. in de plaats treden van bewustzijn. Wanneer Jezus herrijst en na zijn dood werkzaam is, dan moet elke werkzaamheid niet alleen bewust zijn qua taak en volbrenging, maar ook qua kracht. Dit betekent, dat elke belemmering voor hem verbroken is, want hij is nu kracht in de eerste plaats en pas voertuig in de tweede plaats. Maar het houdt ook in, dat wanneer hij de krachten, die hij op dit ogenblik in zich draagt (en dus op het nieuwe bereikte vlak van bewustzijn zou moeten kunnen uitstralen) moet blijven beperken tot een lagere wereld, dat hier dan een volledige uiting niet mogelijk is. Dat dus een teveel aan krachten in het voertuig kan optreden, waardoor dan de noodzaak ontstaat om ofwel het voertuig, als geheel op te nemen in een wereld met een hoger trillingsgetal, waardoor dus grotere krachten geuit danwel het geheel te vernietigen, waarbij aan het doel van alle streven waarschijnlijk niet tegemoet kan worden gekomen. Jezus' herrijzenis is dus voor ons iets, dat we volledig praktisch mogen bezien. We mogen heel rustig zeggen, zoals hij heeft geleefd heeft hij een aantal mogelijkheden gerealiseerd, die haast voor ieder onzer ook zo bestaan. Hij heeft door de volledigheid van zijn realisatie krachten verkregen, die voor de meeste onzer benaderbaar, voor weinigen onder ons zelfs bereikbaar zíjn. Hij heeft verder door zijn bewuste overgave aan het geheel de laatste resten van individualiteit in zich vernietigd en is als zodanig vrij komen te staan van de wereld. Daarvoor zijn ook alweer verschillende bewijzen aan te halen. Jezus treedt binnen daar, waar gesloten deuren zijn. Jezus vertoont nog de bloedende wonden, ofschoon hij daaronder niet lijdt. Hij weet grote afstanden af te legen. Hij gaat met de mensen. Hij eet en drinkt met hen als normaal, maar heeft daaraan klaarblijkelijk geen behoefte. Hij kan dus buiten voeding. Hij houdt zich dus blijkbaar zelf in stand door hogere kracht. Hij gaat over de wateren. Hij zweeft en straalt licht uit. Hij verdwijnt uiteindelijk in licht. Ik geloof, dat al deze punten een bevestiging kunnen zijn van de oorgaande argumentatie. Is er iemand, die het hiermede niet eens is? Dan moeten wij terugkeren tot onze eigen wereld. Je eigen persoonlijkheid kun je zien als een wezen, dat op het ogenblik bewust is in een bepaalde wereld, daarnaast in zich de mogelijkheid van vele andere werelden draagt en alleen door een verplaatsing van het bewustzijn, zonder werkelijke wezensveranderingen in die andere wereld kan bestaan en leven. Daar hebben wij het vroeger over gehad. Indien ik nu verder zeg, dat elke vergroting van bewustzijn de fasen, waarop uiting mogelijk is in hetzelfde vlak, verder uiteen legt, dan kunnen wij ons die spiraal uitgetrokken voorstellen. Hebt U dat experiment nog gedaan? Dus een spiraal die uitrekt? Wanneer ik nu een vlak neem, dus hier een raaklijn, dan zal bij het uitrekken van de spiraal elk vlak dus verder van het volgende liggen. Maar zie ik de ontwikkelingsweg, dan bevat ze evenzeer alle momenten en alle fasen en sferen, zoals ze ook in een kleinere en meer in elkaar gedrukte spiraal aanwezig waren. Duidelijk? 120

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Hieruit valt te concluderen, dat wanneer het bewustzijn vergroot de weg, die wordt afgelegd, verkort wordt ofwel de intensiteit van belevingsmomenten op zo'n weg vergroot wordt. Is dat duidelijk? Wanneer dus ons bewustzijn door een deel hebben b.v. aan een groter bewustzijn kan worden verheven boven normaal, dan zal hierdoor de reeks belevingen, die wij doormaken in eenzelfde tijdeenheid (persoonlijke tijdseenheid) zeker verveelvoudigen, naarmate de afstand tussen twee punten in onze bewustwording op een vlak groter wordt. Dat is ook duidelijk? Elke bewustwording betekent dus een versnelling van beleven, een versnelling van tijd t.o.v, het huidige vlak. M.a.w. in een proces van bewustwording, zoals Jezus het doormaakt, is het mogelijk de fasen, waar een ander duizenden levens over doet, in een enkel leven volledig te volbrengen. Ja meer. Hij kan meer volbrengen in dat ene leven, dan een ander misschien in duizend levens, omdat hij in dit ene leven alle mogelijkheden en momenten doorloopt, die voor een ander in veel groter aantal levenswindingen liggen opgesloten. Duidelijk? Ni moeten wij voor onszelven natuurlijk trachten een weg te vinden om deze beleving niet alleen voor onszelf mogelijk te maken, maar ook aanvaardbaar. Want een van de grote gevaren, die bij een grotere bewustwording bestaan, is dat wij de daad in de bewustwording op onze levensweg gedeeltelijk trachten uit te schakelen. Deze uitschakeling kan in zoverre goed zijn, dat ze voor ons eenheid met de groep betekent, en een grotere eenheid, dan individueel bereikt kan worden. Maar gelijktijdig neemt het de uitingsmogelijkheid van de groep in ons als individu voor een groot gedeelte weg. Wanneer wij streven naar bewustwording, moeten wij dus leren om meer lijden te dragen dan een ander, meer vreugde te verwerken, meer te beleven, meer waar te nemen, zodat een minuut aardse tijd voor ons een veelvoud gaat betekenen van hetgeen ze voor een ander kan inhouden. Verder. Wij zullen moeten leren onze belevingen onpartijdiger te bezien. Want eerst indien wij als van buiten af een waardering kunnen geven omtrent het versnelde beleven, zullen wij in staat zijn bepaalde dwaalsporen te vermijden, die ons anders brengen tot een afbuigen en een continueren op een vlak, dat wij dan zelf op dat ogenblik aangenaam vinden. Bewustwording in deze zin kan nooit zijn het bereiken van een punt en daar rusten. Het is een continu proces, dat bestaat uit voortdurende wisselen van ervaringen, van lijden, van vreugde, enz. Maar naarmate de afstand, die ligt tussen ons en de eerstvolgende wereld, waarmee wij contact hebben, die dus in de raaklijn van het heden ligt, zullen wij ongetwijfeld ook hogere werelden vinden als actieve macht in ons eigen bestaan. Duidelijk? Wanneer ik te compact ben, dan zegt U het maar, dan leg, ik het verder uit. Op het ogenblik, dat ik mij hiervan bewust ben, zal gezien het parallel stijgen van alle delen der spiraal onder dezelfde hoek dit voor mij betekenen, dat elke verdere stijging in beleving een verplaatsing maar ook gelijktijdig een stijging in geestelijk vermogen betekent. Vanuit een zuiver stoffelijk standpunt bezien, kun je dus zeggen: Naarmate de mens meer leert de stof te verwerpen en daardoor te beheersen, zal hij zich verwijderen van het normaal stoffelijk levensvlak. Zich daar iets boven bevindend (niet veel misschien volgens menselijk zien) zal daardoor echter een geestelijk verhogen zijn bereikt, dat veel verder boven het vlak ligt, dat voor de normale mens bereikbaar is, dan beneden. Want onze stijging loopt over meerdere spiralen. Mag ik aannemen, dat ik nog duidelijk ben? Nu heb ik echter, wanneer ik een raaklijn trek, zeker niet te maken met alleen de eerstvolgende windingen. Ik zie een hele reeks van windingen (ik heb mijn hele wezen immers als een spiraal voorgesteld) waarvan de hoogste inderdaad voor mij de Allerhoogste beroert, terwijl het andere uiteinde daarentegen in het diep materiele gegrondvest en gebaseerd is. Nu stel ik alarmeer ik op een punt contact kan krijgen met een hogere wereld, moet het gij mogelijk zijn via deze hogere wereld een nog hogere wereld te bereiken, enz. Op het ogenblik van beleving bestaat voor ons een soort ladder uit alle belevingsmomenten, die met het heden in overeenstemming zijn en die gelegen zijn in boven ons liggende sferen. Waar deze volledig harmonisch en onderling van gelijke afstand zijn, kunnen wij daardoor van uit elk belevingsmoment het contact met de Allerhoogste vinden. Om het in Jezus' woorden te zeggen, waar we hem toch uiteindelijk hedenavond mede beschouwen: De weg naar de Vader Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen 121

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen ligt in het verwerpen van eigen belevensuitgang, maar in realisatie binnen een ogenblik van de totaliteit van het gehele wezen. Zo sprekende krijgt niet alleen de gestalte Jezus maar ook ons eigen leven een heel andere betekenis. Jezus wist deze rechte weg te bewandelen. Maar het bewandelen van deze weg betekende voor hem ook een voortdurende verplaatsing van zijn contact met het Goddelijke, dat in de bovenste spiraal was gelegen. Eerst langzaam. maar zeker komt hij tot de totale overgave waarbij God niet meer buiten hem maar in hem staat het punt, waarop de spiraal ophoudt en afbuigt naar het middelpunt van het totaal der windingen. Hier heeft hij dus de Vader bereikt op het ogenblik, dat hij zichzelf negeert, (in het Hof der Olijven). Eerst van af dat ogenblik zal het totaal van de Goddelijke Kracht zich bewust in Jezus kunnen openbaren. Maar deze openbaring houdt in, dat de mens Jezus van af dat ogenblik niet menselijk meer is. En dat elke menselijke functie wordt omgezet in een andere. Een proces, dat zich betrekkelijk snel afspeelt wanneer wij vaststellen, dat na Jezus' overgave niet meer dan vijf dagen zijn verlopen, voordat hij absoluut verheerlijkt terugkeert. Voor onszelf: Wij kunnen misschien niet de kern raken, maar wij kunnen verder uitreiken, dan wij normaal gewoon zijn. Elke bereiking echter vanuit dit standpunt moet gelegen zijn in een innerlijk beleven. Dit innerlijk beleven brengt ons o.a. ook in vierdimensionale wijzigingen, waarbij onze gehele wereld een andere betekenis krijgt, waar ze als het ware slechts de grenslijnen, de ribben aangeeft van een veel grotere wereld, in welker vlakken een totaliteit van beleven ligt, die voor ons in de drie dimensionale zin niet realiseerbaar is. Wanneer we daar verder over moeten spreken, zullen we dat nog wel eens een keer doen, maar niet op dit ogenblik. Gezien het feit dus, dat ik deze grote wereld rond mij kan realiseren in mij, kom ik tot het probleem: waar is de werkelijke kracht gelegen? In mij, of in deze grote wereld buiten mij? En dan blijkt mij, dat noch in mij, noch in deze grote wereld buiten mij van uit mijn standpunt krachten aanwezig zijn tenzij ik kom tot een identificatie daarmee. Dus een persoonlijke éénwording. Deze persoonlijke eenwording blijkt de kracht tot het absolute te kunnen vermeerderen. Tot het absolute. M.a.w. gezegd de volledige overgave aan God is gelijktijdig de volledige beheersing uit God. Het volledige offer aan God betekent niet alleen de volledige, aanvaarding, maar ook een volledig het offer ontvangen uit God, Dat is een tweeledigheid, die voor ons zeer belangrijk kan zijn, wanneer wij zelf willen streven naar een bewustwording, waarin wij licht zijn en kracht voor de mensheid, zowel als ook tevens een groeiend bewustzijn, dat God kan aanvaarden voor onszelf. Wij hebben niet te maken met de vraag: Is dit redelijk of niet? Redelijkheid valt weg. Om hierover een mysticus aan te halen uit de vroeg christelijke periode: "Gaan tot de Vader wil zeggen gaan tot jezelve. Gaan tot jezelve is gaan tot God. Niet omdat je God bent, maar omdat God in je kenbaar is. Zo zul je de Vader vindend in jezelve de Vader zien in de wereld. Wie nu de Vader ziet in de wereld en kent in zichzelve, is ontrukt aan de macht der wereld." Iets wat ik U ter nadere beschouwing gaarne aanbeveel. Want hier ligt de praktijk voor ons klaar. Dan behoeven we niet met grote dingen te beginnen. Op het ogenblik, dat wij in ons zekerheden weten te gewinnen, in ons dichter bij God kunnen komen, zullen wij in de wereld rond ons meer van God bemerken. En dat deel van God, dat wij in de wereld rond ons bemerken, zal voor ons logischerwijze een soort uitbreiding van ons eigen wezen worden. Het is de Kracht, die in ons leeft en buiten ons bestaat. Ons bewustzijn, dat tot erkenning in het ik kan komen, kan komen tot een erkenning buiten het ik en vanuit het ik strevende zich dus uitdrukken in het totaal van het erkende. Ben ik duidelijk? Ja, ik verveel U toch, hoop ik, niet, hé? Neen. Ik ben misschien iets te technisch voor een esoterische kring. Daarvan ben ik mij bewust. Maar het is een probleem, dat je juist langs deze weg het gemakkelijkst benadert, m.i.. Want het mysticisme is allemaal heel mooi en heel goed, maar wanneer het geen handen en voeten heeft, wanneer we er geen regels voor kunnen vinden, heeft het weinig te betekenen. Dan wordt het een soort verdromen in toestanden, die wij niet kennen. Wij moet juist de gedroomde toestand a.h.w, kunnen verwerkelijken. 122

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Nu blijkt mij, dat Jezus kan terugkeren op deze wereld. Niet alleen na zijn herrijzenis, maar ook na zijn verheerlijking. D.w.z. na Jezus' hemelvaart, zoals men dat noemt, is de figuur Jezus meerdere malen op aarde terug geweest. Hij heeft daar contact opgenomen met mensen en was in die tijd ook bevoertuigd als mens. Hieruit blijkt ons weer. De kracht, die een is met het Grote, kan uit het grote op elk gewenst moment weer als individu gerealiseerd worden. Niet alleen zijnde zichzelve, maar een beperkte verbeelding van de Grote Kracht, waarvan hij deel is. Nu heb ik zo-even al opgemerkt. Er zijn onder ons en onder de mensheid velen, die al deel uitmaken van zo.'n groter geheel. Je bent gebonden en je weet niet hoe. De een is misschien een naam of een voorstelling van een wereld, een ander met een geloof of een gedeelde ervaring in een verleden. Eenheid ontstaat. Die wordt steeds verder opgebouwd. Naarmate deze eenheid door ons bewuster beleefd wordt, actiever wordt uitgedrukt, zal deze eenheid in ons leven een groter betekenis krijgen en dus de ego waarde verminderen in onze eigen ogen. Want het ik, dat wij waarderen, wordt overgewaardeerd, omdat er geen kennis van de omgeving bestaat. Het is, alsof er een klein raadje in een groot uurwerk zegt "Ik ben het, waarop het uurwerk draait." Wanneer het echter begrijpt "Ik ben deel van een functioneel geheel en heb daarin mijn bepaalde plaats en functie. maar hot geheel is de werkelijkheid en niet het deel, dat ik ben op zichzelf, want zonder, het geheel heb ik geen betekenis", dan kom je hier in een geheel andere verhouding. Dan wordt het ik teruggebracht tot zijn ware betekenis en dan wordt het ik nu een uitdrukking van een noodzakelijk streven i.p.v, een laten we zeggen een poging om het Al rond ons te beheersen. Jezus zelve heeft eens tot Johannes gezegd "Ik breng U de strijd. Niet omdat de strijd uit mij geboren wordt, maar omdat gij mij niet zult kunnen aanvaarden zonder Uzelve te verwerpen. En dit zal U strijd kosten." Hij bedoel de daarmede: Het inzicht, dat jullie van jezelf hebt, de gedachten omtrent je eigen persoonlijkheid en de belangrijkheid daarvan, je vasthouden aan meningen, dat zal je strijd kosten. Want slechts degenen, die met mij een kunnen zijn en daardoor los met de groep en met de Vader, zullen in deze eenheid de strijd overwinnen en de vrede kunnen vinden. "Het individu overwinnen" was ook Jezus' leerstelling het gewinnen van de eenheid was het doel van zijn leven. Nu zijn er een paar kleine, maar voor mij niet onbelangrijke punten, die ik in verband met het paasgebeuren nog even wil belichten, ofschoon ze niet geheel met het onderwerp in verband staan. Zijn er bezwaren tegen? Neen? In de eerste plaats: Jezus wordt voor het Sanhedrin gevoerd. Hij geeft slechts eenmaal antwoord. Waarom gaf Jezus slechts eenmaal antwoord.? Omdat de vragen niet van belang waren. Slechts een bevestiging van zijn eigen wezen, van de kracht, waartoe hij behoorde, was noodzakelijk ' Zijt gij de zoon van God?' Antwoord "Gij zegt het," Een zeer diplomatiek antwoord. Niet "Ik ben het.", maar "Gij zegt het." Maar: Ik aanvaard deze waarheid voor mijzelve en gij spreekt ze uit, maar aanvaart ze niet. Hij zwijgt ook tegen Pilatus. Zeer opmerkelijk, omdat Jezus zeker Pilatus had kunnen beheersen en overwinnen. Wanneer hij gesproken had, was Pilatus' oordeel waarschijnlijk anders uitgevallen Toch spreekt hij niet. Waarom? Een verschil tussen de groep, waartoe hij beheert en datgene waarvan Pilatus deel is. Een zeer interessant onderwerp. Hij spreekt niet, omdat hij met dit spreken iets in de wereld zou moeten erkennen, dat niet behoort tot zijn eigen wezen en eenheid. Verder: Jezus verwijt niemand iets, noch de soldaten, noch Herodus. Hij kan niet verwijten, want als deel van de eenheid is het immers de noodzakelijke functie in het Al, die hij vervult. Mag hij zich beklagen, omdat hij een noodzaak vervult, die in zijn wezen is ingelegd? Neen. Jezus heeft geen recht tot klagen, nu hij eenmaal zijn plaats in het bestel van het Al heeft geaccepteerd. Jezus wordt te pronk gezet. Het bekende "Ecce Homo", zie de mens. Men kiest Barbaras. Wat blijkt daaruit? Jezus was niet een of niet meer een met het volk der Joden. Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

123

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Zou deze eenheid bij hem bestaan hebben, dan zou hij ongetwijfeld op het volk der Joden een beroep hebben gedaan. Het feit, dat hij dit niet deed, ofschoon de mogelijkheid er was, bewijst voor mij, dat de eenheid, waarvan Jezus deel uitmaakt, zeker niet te beperken is tot een bepaald volk of een bepaald ras. Hij kon noch behoren tot de Romeinen, noch tot de Joden. Hij moest behoren tot een andere groepering. Waar echter vele groeperingen daar tezamen geschoold waren, al was het alleen maar om het oproer te zien, mogen wij ook verder aannemen, dat bepaalde Arabische stammen en bepaalde Grieken evenmin iets te zeggen hadden aan Jezus als Romeinen en anderen. De conclusie, die ik hieruit trek, is, dat Jezus niet behoorde tot een groep of een eenheid, die een bepaald ras, een bepaald volk of zelfs een bepaalde ster vertegenwoordigde, maar van een kosmisch geheel. Dit wordt nog sterker benadrukt door het feit, dat Jezus, die niet spreekt tot degenen, die hem lijden aandoen, die ook vriendelijkheden afwijst en pogingen om hem te redden, wel spreekt tot sommige mensen. Hij doet dit o.a. op zijn kruisweg. Verder spreekt hij van het kruis tot velen, maar eigenaardig genoeg zal hij het woord slechts speciaal richten tot degenen, die reeds met hem een zekere eenheid bezitten. Conclusie: Jezus als deel van de grote eenheid kan niet meer buiten deze grote eenheid iets erkennen. De consequentie voor ons Jezus komt niet tot ons. Wij moeten tot hem gaan. Of algemener uitgedrukt: de groep, waarvan hij deel is, en de God, die zich daardoor uit, zijn door ons eigen streven voor ons wel te bereiken. Maar eerst zullen wik het contact moeten vinden, voordat de openbaring in ons mogelijk wordt. Heeft U bij het lezen. van die verhalen nooit deze consequenties daaruit durven en kunnen trekken? Het is maar een vraag. Is iemand het, niet met mij eens? Goed. Dan heb ik ook een paar laatste pijlen op mijn boog, voordat ik het woord overgeef aan een volgende spreker. Indien dergelijke eenheden en groepen bestaan, is het logisch aan te nemen dat ieder, die tot zo’n groep behoort, beschikt over zoveel van het totaal vermogen, bewustzijn en weten van die groep, als hij in zichzelve kan dragen. Dat is belangrijker voor ons, dan U misschien denkt. Wij vormen hier een groep, de Orde der Verdraagzamen. Deze groep kán in U precies zoveel werken, als in Uw eigen ik kan opgaan in de groep. Het vermogen van de groep is betrekkelijk hoog. Dat komt, doordat de groep dus een eenheid bereikt, die steeds intenser wordt. Er wordt gesproken over contact en samenwerken met andere groepen bij ons. Hieruit blijkt, dat er nog verdeeldheid bestaat. Eerst wanneer wij de eenheid met die andere groepen evenzeer bereikt hebben, zal ons vermogen tot hoger geestelijk stijgen of groter geestelijk bewustzijn nog sterker worden. Er blijft ons dan echter de vraag, of de uiting op Uw vlak nog mogelijk zou zijn. Theoretisch is dat mogelijk, maar in de praktijk staan er belemmeringen van de vorm. Wanneer ons bewustzijn zo groot wordt, dat het zich onttrekt aan het kennen en weten van deze wereld, is een uiting op deze wereld nutteloos. Het geheel zal zich daar dus niet meer kunnen uiten of slechts zeer gedeeltelijk. Wanneer echter een uiting dan plaats moet vinden, zal deze te alle tijde de vorm krijgen van een openbaring, waar de grondregels niet kunnen worden geleerd, doch slechts de methode om een contact met de groep te bereiken, waardoor de grondregels te verwerken zijn. Is dat duidelijk? Dan kan men geen goed Christen zijn, tenzij men eerst in het Christendom heeft leren streven naar een contact met de kern daarvan, de groep, waarvan het een exponent is. Eerst wanneer men dit bereikt heeft, zal men Christen zijn en niet voordien. Zoals bij ons dus ook geldt: Men zal eerst verdraagzaam moeten zijn in feite en moeten voldoen aan hetgeen de kern inhoud van onze groep is, voordat een werkelijk contact tussen U en ons mogelijk wordt. Naarmate dit contact meer mogelijk wordt, zult U meer van de groep weten, maar gelijktijdig meer in de groep opgaan. Is dit duidelijk? Dan blijkt uit het bestaan van onze kroep naast de kerngroepen van Christendom e,d., dat vele groepen, die eenzelfde God bereiken, in het begin van hun weg aanmerkelijk verschillen. Wanneer deze verschillen zo aanmerkelijk groot zijn als b.v. tussen de huidige dogmatische opvatting, van het Christendom en onze opvatting van absoluut dogmavrij bewustzijn, dan 124

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen moet hieruit worden geconcludeerd, dat dus de groepen, de grote entiteiten, gevormd uit de vele individuen, de wortels zijn van de levensboom, die reikt tot in de werkelijke hemel. D.w.z. tot de werkelijk allerhoogste Kracht, die er bestaat. Zullen wij het daar voor vandaag maar bij laten? Geen commentaar? Wilt U soms eerst pauzeren om dit even te verwerken? Of wilt liever eerst nog een andere spreker hebben? U moogt het zelf vertellen. Wij zouden graag nog even doorgaan met de volgende spreker. Uitstekend. Dan zal ik dus aan de volgende spreker het medium vrij geven i.p.v. het helemaal aan zichzelf vrij te geven. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Er zijn veel mogelijkheden om tot God te komen. Maar er bestaan nu eenmaal regelen, die wij allen daarvoor kunnen gebruiken. Want er zijn wijsheden, die voor ons bakens zijn op de weg naar de eeuwigheid. Een van de grootste bakens vind ik: de leerstellingen van Augustinus, de kerkvader. Nauw is de mens geboren of hij leert te haten en te begeren. Nauw leert de mens te dromen, of zijn droom is vervuld van hetgeen de werkelijkheid hem ontzegt. Nauw dreigt de mens te sterven, of hij heet het leven dierbaar. Nauw sterft de mens of hij noemt het leven van generlei waarde. Een hele levensgang. Leven is zoeken naar eeuwigheid. Eeuwigheid is zoeken naar leven. Want geen werkelijk bestaan kan zonder de voortduring betekenis gewinnen. Maar geen voortdurend bestaan heeft waarde, wanneer het bewustzijn, dat het leven uitmaakt, zich daarin niet openbaart. En zo zijn alle verschijnselen van alle werelden voortdurend voor ons de mogelijkheid om in de eeuwigheid te bestaan, zelfs al zijn we gebonden aan tijd. Nauw is het kind geboren of het leert te haten en te begeren. Dat is begrijpelijk. Verworpen uit de warme beschutting van de moeder wordt het kind aangevallen door de onbekende verschijnselen van de wereld, die eerst vaag en dan scherper en scherper zich aftekenen. Een kleine wereld, waarin de tijd onnoemelijk snel gaat. Een wereld, waarin de haat zich uit in het geërgerd gehuil van de baby. En een begeren, dat bij gebrek aan beter dezelfde uiting vraagt. Wonderlijke mens, die zo begint. Want met het haten en het begeren samen heeft hij reeds in de eerste weken van zijn menselijk leventje alles omschreven, wat het menszijn inhoudt. Verder leven is alleen maar steeds weer variaties brengen op hetzelfde thema. En elke variatie is uiteindelijk niets meer dan een terugkeer tot de kern. Dus ook tot het kind, dat wij eens waren en dat, wat wij waren, voor wij als kind de wereld betraden. Augustinus leert ons, dat deze dingen natuurlijk zijn. Maar hij voegt er aan toe: "De natuur in ons is de vijand van God." Hoe kan dat? Kan Gods schepping de vijand zijn van God? Voor ons wel. Want op het ogenblik, dat wij de schepping belangrijk zien en niet de Kracht, die in haar leeft en beweegt, zullen de uiterlijkheden ons van de kern verwijderen, ons terugdwingen in een onbewust zijn en daardoor het onmogelijk maken het doel van het leven te vervullen. Vandaar dat het begrip van reïncarnatie b.v. voor mij aanvaardbaar is geworden, ofschoon ik het eens heb verworpen. Het leven zelf kan in zeer korte tijd soms wonderdadige dingen geven. Het kan ons leren één te zijn met God en de wereld, of indien U het anders wilt zeggen: precies zo te leven als noodzakelijk is voor ons eigen wezen. Kunnen wij dat, dan is één leven meer dan voldoende. Dan kan een kort ogenblik in de stof meer betekenen dan duizenden levens van anderen. Maar er zijn nu eenmaal vijanden bij ons. Vijanden, die in onszelf schuilen. Want wij proberen vaak voor onszelf te redeneren. En dan zeggen wij b.v. "Kwaad is relatief." We bedoelen daarmee "Alles is goed, wanneer je het maar goed bedoelt." Maar dat is zeer algemeen. Want Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

125

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen onze omgeving, onze wereld, bouwt voor ons de begrippen goed en kwaad op. Zo woeden goed en kwaad door onze wereld, door onze omgeving, evenzeer bepaald als door ons eigen ervaren ervan. Naarmate wijzelven leren meer bij anderen te veroordelen en te beoordelen, zullen wij voor onszelf groter mogelijkheid tot kwaad scheppen. Kwaad is volgens Augustinus "Een verwerpen van de wetten, die wij erkennen als de wetten Gods, waardoor wij onszelf verwijderen van God, om niet gewraakt te worden in onze daden.” Hij is nuchter, heel nuchter voor een kerkvader. Hij zegt het heel eenvoudig. Wanneer je kwaad doet, verwijder je je van God, omdat het herkennen van het kwaad betekent een erkennen van je eigen minderwaardigheid. En zo gaat hij verder "Zo zullen zij God, het meest haten, die het meest van eigen onwaardigheid overtuigd zijn.". Dat is veelbetekenend. Er zijn veel mensen, die zeggen, dat zij weinig te betekenen hebben en dat alleen God voor hen alles is. Maar dat zijn dan mensen, die van hun eigen waardigheid wel zeer overtuigd zijn, want anders kunnen zij dat niet zo zeggen. Ik meen dan ook werkelijk, dat het goed is, wanneer we voor U proberen om die zaak recht te zetten. Alle dingen zijn in principe geoorloofd, zegt men, omdat zij uit God ontstaan niet slecht kunnen zijn in God. Maar wie in God het goede doet, zal slechts handelen volgens Gods wil, zoals die geuit wordt in hem. Dat kan soms kwaad zijn volgens de mensen. Heeft men onze Meester niet voorgeworpen, dat hij de tempel wilde vernietigen? Zo zal het goede ongetwijfeld vaak kwaad genoemd worden. Maar zal het kwade ook altijd goed kunnen zijn? Voor ons niet. Elke realisatie van iets als niet aanvaardbaar, elk weten omtrent overdrijving, omtrent afwijken van de redelijke normen, is kwaad. Niet omdat het voor de wereld kwaad is of voor een andar, maar omdat wij hierdoor voor onszelf onvolkomenheid erkennen. Je moogt rustig weten, dat je zelf niets bent, maar dan moet je gelijk weten, dat met God je alles bent. Wie dit weet heeft de volle bewustwording doorgemaakt en kent alle wijsheid. Ik geloof, dat ik U te veel bekende dingen voorhoud. Maar misschien zijn er een paar punten bij, die al zijn ze bekend toch niet voldoende de aandacht krijgen. Want wij zeggen "God is liefde", en wij erkennen zijn liefde niet in al hetgeen voor ons werkelijkheid is. Wanneer wij zeggen "God is liefde" en ons verzetten tegen Zijn raadsbesluiten, wanneer dus ons eigen pogen faalt, dan hebben we daarmede God en Zijn liefde verworpen, ook al zeggen we duizend keer dat God liefde is. Wanneer we zeggen, dat iets een gebrek is, dat ons werd gegeven. dan geven wij toe, dat de Schepper dus volgens ons onjuist heeft gehandeld. Dan kunnen we nooit een en met hem zijn en niet volledig. Elke aanvaarding moet een volledige aanvaarding zijn en elke volledige aanvaarding brengt met zich een volledig werken in God. Nu hebben wij allen onze eigen gewoonten en eigen eigenaardigheden. Wat dat betreft heb ik nog nooit een mens gezien, die in de ogen van anderen niet eigenaardig was. Ik heb mezelf nog nooit kunnen zien als iets, dat normaal was in de algemeen aanvaarde normen en termen. Maar toch ben ik normaal, want ik geloof niet alleen in de liefde Gods, maar ik tracht ook deel te zijn van de liefde Gods. Ik mag misschien dwaas en behoudzuchtig lijken, maar ik heb de uiterlijkheid gemaakt tot drager van de innerlijke vorm, het innerlijk weten, het innerlijk beleven. En dat is het belangrijke. Er is geen werkelijkheid en geen weg tot werkelijkheid dan de weg, die voert over onze aanvaarding van onszelven. Elke mens, die zich goden bouwt en goden schept, tracht zichzelf te vervullen in zijn scheppingen. Wie zich vervult in zijn scheppingen en zich niet bewust is met zijn eenheid daarmede, blijft afgezonderd van de werkelijkheid. Maar wie weet, dat zijn scheppingen en zijn ik één zijn en onverbrekelijk verbonden, zal in de schepping vinden de uitdrukking van zijn eigen wezen. Zoals naar mijn geloof de Schepper Zelve geschapen heeft en Zijn wezen heeft uitgedrukt in de Schepping, om voor Zichzelve volledig en volmaakt te kunnen zijn.

126

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Er zijn vele krachten in de wereld die U niet begrijpt. Er zijn vele dingen waar U aan twijfelt. Er zijn vele waarden in Uw wezen, waarvan U zich niet bewust bent. Maar al deze dingen worden opgeheven, wanneer ge leert Uzelve te aanvaarden als een perfect deel in een perfecte schepping. Wanneer ge leert de tekorten, die ge meent te veronderstellen bij het ik, op te vangen, door te geloven, intens en oprecht, dat er krachten zijn, die ze aanvullen. Maar ja, voor we zover zijn, zal het nog wel even duren. En daarom nog één citaat: "Jezus is ons voorgegaan op een weg, die wij allen kunnen volgen. Maar de weg leidt tot God en Gods rijk ligt in ons. Zo is de weg van Jezus de weg, die roert naar ons hart." Dat heeft men hem verweten en men heeft gezegd dat dat ketterij was. Maar hij had gelijk. Want niets, mijne vrienden, werkelijk niets kan betekenis gewinnen, tenzij het in ons leeft. We kunnen niet zeggen "Hij is de weg en de waarheid" en hij leeft buiten ons. Alleen "Hij is de weg en de waarheid, omdat hij in ons leeft en ons de waarheid toont over ons leven en ons wezen." Zo is het begin en het einde van alle bewustwording steeds weer' Zelfkennis. Doordringen tot jezelf, tot je eigen wezen en weten. Wie zichzelf waarlijk kent, kent God. Wie God kent, weet, dat er in hem niets verborgen is. En nu vrienden, ben ik eigenlijk ingesprongen. Ik was helemaal niet genodigd hier te spreken. Maar de andere spreker had enige moeilijkheden. Daarom heb ik maar op mijn manier een kleine aanvulling gegeven op hetgeen de eerste spreker bracht. Maar nu zullen we toch pauzeren. Na die pauze zult U ongetwijfeld zelf ook een woordje mee kunnen praten en zal het programma U misschien beter bevallen dan het eerste deel. Ik weet het niet. Maar of het meer waar kan zijn dan het eerste deel, ik voor mij, geloof het niet. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. In dit tweede gedeelte moogt U indien U dat wenst zelf vragen stellen of onderwerpen naar voren brengen. Voor mij zal het in dit geval een eer zijn U in dat geval tegemoet te komen, zover als mijn bekwaamheid reikt. Zoudt U iets kunnen vertellen over: de groepen en groeperingen in de sferen? Dat is een zeer groot onderwerp, waaraan ik zeker geen recht kan doen. Maar ik zal trachten U althans een zeer klein beeld te geven van wat er in Uw wereld en buiten Uw wereld bestaat. Men heeft wel eens gezegd "Wanneer de rijst wordt geplant, dan lijkt het, of de waterspiegel slechts hier en daar gebroken wordt door een kleine punt groen. Maar is de rijst rijp, dan is het een veld, dat in zichzelf een golvende zee wordt." Zo is het met de groepen in de geest. Wie aankomt in onze wereld en zoekt naar groepen en groeperingen, die lijkt het, of er praktisch geen binding bestaat. Je maakt kennis met individu na individu en al deze persoonlijkheden ziet men afzonderlijk. Maar men wordt gevat door een bepaalde gang van gedachten en daarin ziet men dan plotseling meer eenheid. Men voelt dat er een band bestaat, die men nog niet kent. En langzaam maar zeker groeit men daar naar toe, totdat men deel heeft aan een soort gezamenlijk denken. Ik hoop, dat mijn woorden voor U begrijpelijk blijven. Zou ik falen in de hoffelijkheid van duidelijk spieken, duidelijk ideeën weergeven, dan wilt U mij daar natuurlijk wel,op.wijzen. Daarom bid ik U nederig. Wanneer je nu een groep gevonden hebt, dan meen je een tijdlang, dat dit de enige groep is. Doch langzaam maar zeker ontdek je, dat er naast deze groep vele andere groepen bestaan. Je leert eerst veel later begrijpen, waarin de verschillen gelegen zijn. Voor mij persoonlijk heeft het lange tijd geduurd, voordat ik in staat was de verschillen werkelijk af te meten en af te lezen. Maar zoals het mij thans schijnt, ligt het verschil tussen de groepen in de grondslag van de gedachten, die men aanneemt. Een groep als de onze, die zegt vrij te zijn van dogma, kent minder dogma's dan menige andere groep, maar zij heeft ook haar eigen vaste stellingen, waarop zij zich baseert. Dit lijkt mij vanuit dit standpunt een noodzaak, zodat wij daaraan niet kunnen ontkomen. Dan kunnen wij de groepen in de geest in de eerste plaats onderscheiden in geloofsgroepen. D.w.z. de stellingen, die zij aanvaarden, zijn bepalend voor hun wezen en Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

127

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen voor de soort van de groep, die wordt opgebouwd. Naarmate in dergelijke groepen de ikheid van sommige personen sterker naar voren komt, zal de groei kleiner zijn en haar optreden over het algemeen dogmatischer. Naarmate de groep groter en hoger is, zal zij over het, algemeen minder dogmatisch optreden, maar ze zal toch evenzeer op haar grondstellingen blijven baseren. De kleinere groepering is aan groepering, die meent alles te weten, alles te mogen zeggen, alles te kunnen dicteren. Deze kleine groeperingen vervreemden, zich daardoor van de grotere groepen en leiden een afzonderlijk bestaan. Van deze groepen zijner ongeteld vele. Dan kennen wij de grotere groeperingen, waartoe ook onze Orde o.a. behoort. Deze groeperingen hebben een bepaald streven. Zij kunnen, doordat dit streven betrekkelijk algemeen gesteld is, zeer veel opnemen, zodat hun weten en hun kracht ongetwijfeld vaak groter is dan van de zoeven genoemde kleine groepen Toch zullen deze groepen, juist doordat zij bepaalde stelregels huldigen en niet geneigd zijn daarnaast andere stelregels op te nemen, (als redelijk aan te nemen ook) vaak nog vervreemd blijven van groepen, die verder praktisch parallel werken. Van dit soort groepen zijn er nog zeer vele. Maar was het eerste aantal praktisch ontelbaar, hiervan kunnen wij de grootheid bepalen op enkele honderdduizenden op Uw wereld. Dus groepen, op Uw wereld werkzaam. Deze groepen hebben verschillende werkwijzen en ook daaraan kunnen wij ze onderscheiden. Er zijn er, die zich uitsluitend tot inspiratief werk beperken. Er zijn er, die hun bezigheid zoeken in het bevorderen van technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Er zijn groepen die zich speciaal werpen op het verdrijven van lijden bij de mensheid. Daarnaast kennen wij verschillende soorten van docerende groepen en demonstrerende groepen. Al deze groepen zullen op hun wijze een goed doel nastreven, mits zij natuurlijk in een lichte wereld staan. In de lichte wereld zijn de groepen over het algemeen zeer homogeen, dus vele daarin eenmaal is opgenomen, hoort er ook werkelijk bij, verbreekt niet snel de banden er mee, men leeft daarin en daarmee. In de lagere sferen, de duistere sferen is een dergelijke organisatie meestal een kwestie van ogenblikken. Voor een bepaalde gelegenheid wordt een zekert macht gegroepeerd, die zeer snel daarna weer uiteenvalt in persoonlijkheden. die onderling strijden. Nu heeft de ontwikkeling van onze eigen groep verder aangetoonde dat je niet met de uiting, dus met de methode van werken op zichzelf, maar wel met een soort gezamenlijke politiek kunt komen tot een samenwerking op hoger niveau, Dit geldt b.v. op het ogenblik voor onze groep en sedert enkele jaren voor ruim 70 á 80 andere groepen. Wij zijn daarmede nog een kleine groep, ondanks deze verrijking. Wij behoren nog niet tot de grote wereld-orden, maar wij hebben ons wel aangesloten met deze andere groepen bij een dergelijke grote groepering, een wereldorde Zo'n wereld orde moet U zien als iets, dat veel maar sferen omvat dan onze groep omvatten kan en opgebouwd is uit hogere krachten, die ook via verschillende groepen als de onze, hun werk op aarde verrichten, maar daarnaast ook op andere wijze kunnen optraden. Van deze grote groepen zijn er voor Uw wereld maar heel weinig. Ik heb er tot nu toe nog maar negen geteld. Deze grote groepen zullen ongetwijfeld ofschoon ik het niet met zekerheid kan zeggen ook waar tot een onderlinge samenwerking zijn gekomen. Zodat wij zouden kunnen zeggen, dat er sprake is van een soort geestelijk bestuur, dat in verschillede groepen uiteenvallend, naar gelang neiging, doel, weten en overtuiging van de verschillende entiteiten een apart werkzaam zijn voor ieder mogelijk maakt en gelijktijdig toch aan zekere eenheid waarborgt. Om enkele verschillende groepen voor U te noemen, althans indien U daar prijs op stelt. Onze eigen groep, zeggende niet dogmatisch te zijn, baseert zich op filosofie, wetenschap en bepaalde vaststaande geloofspunten. Daarnaast Christelijke groepen als o.a. de Kruisbroeders, de broeders van de Witte Bloem, van de Lichtende Ster, over het algemeen groeperingen, die zich op sterker geloofsvorm baseren, en wier werken met het onze ongeveer parallel loopt. Vandaar dat bij ons met deze groepen een uitwisseling van sprekers en krachten mogelijk is.

128

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Dan kennen we b.v. de Orde van de Healers, de genezers. Deze groepering onderscheidt zich van de onze zeer sterk door een zekere uniformiteit van uitdrukking. Wanneer zij zich openbaren, zullen zij meestal zichtbaar zijn als gehuld in een pij. Deze pij varieert van grauw tot lichtend wit. Ze zijn a.h.w. de graden van bewustzijn, die men daar van de leden afzonderlijk kan aflezen. Deze groepering stelt zich ten doel: het genezen in de eerste plaats van geestelijke, in de tweede plaats van stoffelijke kwalen, waarbij men zowel werkt op de wereld der mensen als in de lagere sferen. Dan kennen wij de z.g. Grootorde van Gidsen. De Grootorde van Gidsen is een zeer eigenaardige groep, die zeer heterogeen is samengesteld. Daaronder vallen o.a. entiteiten uit een bepaalde periode en een bepaald ras, die zich bezighouden met geestelijke genezing daarnaast materialisaties en dergelijke manifestaties. Een tweede deel van deze groep houdt zich bezig met optreden in lagere sferen, waar bijzondere effecten worden veroorzaakt, om zo de daar aanwezigen vatbaar te maken voor krachten uit hoger sfeer. Verder zal deze groep meestal enkele of meer gidsen,(geleidegeesten zoudt U kunnen zeggen in dit bijzondere geval) beschikbaar stellen, wanneer iemand overgaat, die op de grens staat tussen bewustzijn en onbewustzijn. Zij doen alle pogingen om zo iemand tot een wereldaanvaarding in het licht te brengen. Dan kennen we verder de Orde van de Tempel (niet een tempel, zoals men hier op aarde een groep heeft). Deze Orde van de Tempel wordt gekenmerkt, doordat haar plaats van samenkomst zich aan de aardse bezoekers meestal voordoet als een cirkelvormige ruimte, omringd door hoge pilaren waartussen smalle vensters, een oosterse bank met bekleding daar langs heen en een vloer van grote blokken, waarop eventueel wel gebedskleedjes liggen. Zij is dus genoemd naar deze plaats waar men zich samen denkt. Deze groep beperkt zich vaak tot het geven van leiding aan bijzondere individuen en het opleiden van mediums, genezers, predikers en kunstenaars, om aan hun werk een zekere geestelijke inhoud te geven. Daarnaast ze staan hoger dan zeer velen van onze eigen groep zullen ze onderricht geven aan diegenen uit de geest, die daarvoor in aanmerking komen. Dan kennen we de z.g. Moedergroep. De Moedergroep heeft een ietwat vrouwelijke inslag en beperkt zich over het algemeen tot het opvangen van geesten, die nog een kindsheid willen simuleren in de geest, het hen mogelijk makend daar door te gaan. Ik heb U nu zo verschillende voorbeelden gegeven. U kunt nu misschien begrijpen, dat voor elke groep een afzonderlijke taak zeker mogelijk is. Zo zijn er ook nog de Broeders van het Licht, die wel speciaal studeren op esoterisch terrein. We kennen ook de z.g. Kerkorden, die zich speciaal ten doel stellen in de z. g. "duistere hemelen" (dus hemelsferen, die gefantaseerd zijn, maar waarin men toch tezamen komt) te bezoeken en daar vaak hetzij zich manifesterend als engelen, soms zelfs als de lichtende figuur, die men daar dan neemt als God trachten om deze aanwezigen te bewegen zich buiten hun zelf geschapen stramme en vervelende zaligheid te begeven en deel te hebben aan.het werkelijke leven. Ik hoop, dat ik daarmede aan Uw onderwerp althans enigszins recht heb gedaan. Mag ik aannemen, dat ik daarmede Uw onderwerp heb behandeld? Dan wil ik graag van mijzelf uit nog: Een paar kleine, onbetekenende gezegden ten beste geven. "Wie zijn jas opent, wanneer de storm waait, wordt gedreven waar hij niet wil gaan." Een zeer aardse en simpele zegswijze, maar toch is zij duidelijk. Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

129

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Wie zichzelf openstelt voor invloeden, die hij niet beheersen kan, zal niet in staat zijn te bepalen, welke wegen hijzelve gaat. Daarom is het noodzakelijk dat men zich zo veel mogelijk beschermt tegen alle geweld, dat buiten optreedt en leert slechts dat te gebruiken, wat in overeenstemming is met het eigen streven. Ook zegt men: "Wanneer twee oude vrouwen praten, zeggen zij meer dwaasheid dan alle dwazen, en meer wijsheid dan alle wijzen, maar zij zijn zich van beide niet bewust." Ook weer een gezegde, dat inhoud heeft. Want wanneer U veel spreekt, wanneer U gaarne argumenteert, dan zult U zeker vaak een wijsheid spreken, maar U zult zelf niet weten, dat het een wijsheid is of waarom. Aan de andere kant zult gij vaak menen wijsheid te spreken, terwijl wat ge zegt waanzin is. Het is daarom verstandig, dat een ieder zich gedraagt, zoals het heet, als een eerste zoon, die zijn vader eerbiedigt. Want de eerste zoon, die zijn vader eerbiedigt, zwijgt, tot de vader het woord tot hem richt. Zo hij tot hem spreekt, vraagt hij eerst of hij spreken mag. Wie zelf steeds vraagt aan de kracht, die in hem woont "Mag ik hier spreken?" en dan aan die kracht, steeds vraagt "Heb ik goed gesproken?", die zal zeker wijsheid spreken, wanneer het nodig is. maar vooral zwijgen als het niet nodig is te spreken. En dit is zeer belangrijk. Dan nog een voor U misschien wat vreemd gezegde "Wie de vreugde niet kent van de wijn en het theehuis, wie nooit een pijp heeft gerookt of een vrouw hartstochtelijk heeft liefgehad, weet niet, wat leven is." Ook hier is weer waarheid in. Wanneer wij het overbrengen op een ander plan, dan kunnen wij lezen: Hier op deze wereld zijn bepaalde dingen gegeven om beleefd te worden. Wanneer men die beleeft binnen de perken van eigen mogelijkheid, binnen de perken van eigen geweten, heeft men werkelijk geleefd. Maar wie zich afzijdig houdt van deze dingen, terwijl ze hem als mogelijkheden zijn geboden, die loopt gevaar dat zijn leven voorbij gaat zonder leven geweest te zijn. Zo zegt men bij ons ook: "Wanneer het lijden komt, komt de arts. Wanneer de arts komt, komt de priester. Wanneer de priester komt, komt de dood." Waarschijnlijk lijkt U ook dit een lichtzinnige toespeling, maar zij is waar. Want wanneer wij lijden, zijn wij in verzet tegen de wereld. Verzet tegen de wereld schept innerlijk disharmonie de elementen worden tegen elkaar verstoord. En zo roept men iemand, die U genezen kan. Maar wanneer de genezer slechts stoffelijk kan genezen, is hij machteloos. Zo komt de priester, die echter slechts geestelijk kan genezen. Zo blijft er slechts een over, die waarlijk genezing kan geven de dood. Want de dood is een uitblussing van een bestaande wereld en het daarvoor geven van een nieuwe. Toch zegt men: "Wie op het feest der lichten een lantaarn wil ontsteken, werpe niet de oude weg, voor hij het geld heeft gevonden.voor een nieuwe, betere te kopen." Zo geldt het ook voor Uw wereld en Uw geloof. Het is goed, om alle dingen, die oud zijn te vernieuwen. Maar een vernieuwing mag eerst dan geschieden, wanneer men de zekerheid heeft, dat het nieuwe beter zal zijn dan het oude. Of zoals een wijs mandarijn eens zeide "Ik heb drie kisten gekocht voor mijzelve, want ik weet niet, hoe vaak de armoede mij bezoekt. Dan zal ik misschien een kist verkopen en zeggen “Ik heb er twee.” Ik zal misschien twee kisten verkopen en zeggen “Ik heb er een.” Maar wanneer de armoede mij noopt tweemaal mijn laatste rustplaats te verkopen, zo zal mij geen kracht overblijven om dit aan de derde ook te doen." Hij bedoelde daarmee te zeggen: Slechts degene, die drie wegen en drie mogelijkheden heeft, kan zeker zijn, dat een van die wegen en mogelijkheden openblijft. Want niemand is meester over zijn lot. Maar wie vele zekerheden voor zichzelve schept, zal altijd nog een uitweg behouden, waardoor uiteindelijk het doel, vervuld wordt. Dit is schijnbaar in tegenstelling met de Christelijke leer. Deze zegt immers "Gij zult niets bezitten dan wat ge nodig hebt voor dit ogenblik, voor dit uur." Maar deze mandarijn meende ook niet, dat men deze dingen moest bezitten om ze te behouden, maar dat men ze moest bezitten om ze te kunnen geven. Zo bestaat er een verhaal over de z.g. witte mens, die in de bergen leefde. Deze witte mens was een zeer zonderling en magisch begaafd wezen. Dat wezen nu had grote rijkdommen 130

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen tezamen geroofd en gebracht in een beschutte tuin boven op een berg. En niemand kon dit rijk betreden. Tot een groot mandarijn binnentrad en zeggende "Heer, beschouw mij als Uw gast." De witte mens moest dit aanvaarden, want wie gastrecht vraagt, kan men niet weigeren. En toen hij gast was en als gast werd aanvaard zei hij "Heer, ik zie zoveel onrecht, dat ik de dood mij voel naderen." Toen vroeg de gastheer "Welk onrecht aanschouwt gij?" Hij zei "Veel hier is, geroofd en is geen eigendom." Daarop zei de gastheer "Vriend veel zal ik U geven, wanneer gij heengaat," Maar de mandarijn zei "Ben ik niet Uw gast?" En hij bleef. Door de vrees, dat zijn gast zich zou doden, over het onrecht, dat hij bij hem aanschouwde, gaf de witte mens alles terug. De leer voor ons is duidelijk. Wij kunnen alle onrecht ongedaan maken, wanneer wij de moed hebben het onrecht steeds in de ogen te zien, ondanks de consequenties, die daaraan verbonden zijn. Kunnen wij dit, dan is het bezit of niet-bezit goor ons niet meer zo belangrijk. Belangrijk is, dat wij zien als recht zegeviert. Maar laat ik U niet al te veel vervelen met mijn oude verhaaltjes uit tijden die tot U misschien weinig meer zeggen. Ik wil nog slechts een klein verhaal aanhalen. "Een man zag een kever met een schitterend schild, maar hij droeg ballen uit mest gerold. Toen zei hij "Hoe kan schoonheid zo met verderf samengaan." De kever keek op en zeide: "Indien schoonheid en verderf niet samengingen, dan zou de wereld niet draaien." Daarop zei degene, die de vraag gesteld had "Gij kunt spreken?" De kever zei "Ja, waarom zou ik niet spreken. Want ziet, de nederigheid van mijn taak heeft mij gemaakt tot een, die hoger staat dan gij." En zich ontdoende van zijn schild, was het een hemeling, die een nederige taak op aarde vervulde om zo de mensen te brengen tot de mogelijkheid eens een dergelijke taak te aanvaarden." Zo, mijne vrienden, zullen er ongetwijfeld vele krachten zijn, waarvan wij denken, dat zij minderwaardig zijn of onbetekenend. Maar die uit hoge kracht geboren ons trachten te dienen, opdat wij zullen leren in het dienen de hoogheid te verwerven, die zij reeds de hunnen noemen. Maar denk niet, dat ik met deze gelijkenis mijzelve heb bedoeld. Ik ben nog als de dwaas, die praat tegen de kever. En U? U luistert naar mij. En dat geeft ons in dezen een zekere verwantschap. Is er nog meer, wat U van mij wenst te horen, vrienden? U zwijgt. Mag ik aannemen, dat de aarzelende vloed mijner woorden U verzadigd heeft? Dan zal ik gaarne het woord afstaan aan de volgende spreker, die voor U de bijeenkomst op waardiger en passender wijze, dan mij mogelijk is, zal kunnen besluiten. Indien U hot mij toestaat, wil ik U gaarne ook verder een aangename en zeer zegenrijke avond wensen. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Wij zullen nu de bijeenkomst besluiten met een meditatie aan de hand van een door U te stellen onderwerp. Golgota Een berg, klein en onbetekenend, verzadigd van het bloed der mensen. Plaats van lijden en dood. Een ieder, die haar ziet, aarzelt en kiest vaak een ander, weg, benauwd door het lijden en de schuld, die op deze berg begaan zijn. En dan komt er een, die zonder schulden is, die die weg durft gaan. Dan staat er een kruis op Golgota. De berg wordt verheven tot een troon, waaruit die krachten van licht uit het AL doordringen over heel de wereld. Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

131

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Vreemde en zonderlinge plaats, kaal, verlaten, vol van bitterheid van lijden. Een plaats, zoals de wereld soms schijnt te zijn. Ook wij allen kennen de plaatsen in het leven, die ons tot lijden voeren. Voor ons allen doemen de, schimmen op, die ondergang schijnen te betekenen. En rond ons hangt evenals rond deze schedelplaats soms aarzelend de geur des verderfs, zodat wij ons afwenden en terugvlieden, hopende langs een andere weg ons doel te bereiken. Daarom wordt Golgota gevreesd. Deze berg, die het kruis draagt, een plaats die wij schuwen en ontvluchten. Want wij zien geen mogelijkheid om dit te dragen. Maar wanneer eenmaal de tijd is gekomen, dan zullen wij willende of niet willende dw weg moeten gaan. Wij zullen moeten gaan tot bovenop deze berg. Na Gethsemane komt ook voor ons Golgota. Voor ons allen. Het ogenblik van lijden en nood, het ogenblik van ondergang. En dan is de grote vraag: Hoe zullen wij die weg gaan? Zullen wij leren het onvermijdelijke te aanvaarden? Onze zware last te dragen tot dit oord, zonder verwijten tegen.God en innig vertrouwend op de kracht, die ons geschapen heeft? Zo ja, dan wordt ook voor ons Golgota de plaats van verheerlijking. Dan wordt uit ons lijden licht en vrijheid geboren, nieuw inzicht en beter bestaan. Waar zo wij vrezen. en verwerpen, zo honende trachten ons nog voor een ogenblik aan te passen bij de mensen rond ons, terwijl reeds onze kracht en ons leven vliedt, dan gaat het ons als een van hen, die met Jezus gekruisigd was. Die vloekende stierf, gebonden in een duister, waaraan hij niet kon ontsnappen, omdat hij een wilde voelen met de wereld, en niet met de Kracht, die hem geschapen had. Golgota is de plaats van wroeging en van lijden. Voor een ieder komt het ogenblik van een grote proeve, komt een ogenblik van beslissing. Gelukkig degene, die dan die weg kan gaan met vertrouwen op God in zijn hart. Die lijden kan met een overgave aan het onvermijdelijke, vertrouwende dat het goed zal zijn. Aan die zal een herrijzenis gegeven worden. Voor die zal het kruis een symbool van overwinning zijn. De schedelplaats de plaats der verheerlijking. Maar wee degene, die het lijden ontvlucht, die tracht te ontgaan langs duizend slinkse wegen. Want wie zo gedwongen wordt tot lijden, zich wanhopig, verzettend, niet aanvaardend de goddelijke leiding en de geestelijke kracht, voor die is diezelfde plaats doem en ondergang, duisternis en verwerping. Wij hebben het voorbeeld gehad van Jezus, die naar Golgota ging. Hij is gegaan met meer lijden beladen, dan menig mens zich kan voorstellen. Gepijnigd met feller pijnen, dan een mens zich kan indenken. Struikelend en vallen heeft Hij zijn zware last opwaarts gesleurd. En toch was er een zekere vreugdigheid in Zijn gaan. Voor Hem was deze beslissing een noodzaak. Ook voor ons is de beproeving en de overwinning daarvan een noodzaak. Niemand kan een volledig bewustzijn bereiken, wanneer hij zich ook niet volledig bewust is geworden van al in de wereld aan vreugde en aan lijden, aan goed en aan hetgeen hij verwerpt. Eerst wie dit alles heeft ondergaan is rijp om in te treden in nieuwe werelden, in nieuwe, lichtende sferen. Daarom zou ik Golgota willen samenvatten in de volgende woorden Kale, verlaten plaats, vol van verbleekte beenderen. Plaats van angst en vervloeking, van lijden en pijn. Plaats, die ondanks zijn uiterlijk wezen een poort van beter bestaan kan zijn. Berg van lijden, berg van streven, berg van grove werkelijkheid. Poort, benaderd vol van beven, die ontsluit een wereld buiten tijd en vol van licht. Golgota, berg van plicht, waar ieder eens Uw pad moet gaan, en met het kruis 't stervend licht van late dag moet staan, gij zijt de sleutel van het Al. Want wie U kan gaan temmen, die vindt een kracht, die nimmer meer een vorm of stof kan remmen. Die vindt een licht en werkelijkheid, die leeft door alle sfeer. Wie, Golgota, U overwon, keert niet ter aarde weer. Die is bevrijd en een met God tot aan 't eind van alle dagen, omdat hij 's Heren raadsbesluit ook wanneer het lijden is aanvaarden kan en dragen.

132

ESOTERISCHE ACHTERGRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET PASEN

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 april 1957 Les 20 – Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen Golgota is een sleutel. Een sleutel, die op elk leven past. En niet ieder weet haar te gebruiken. Het is de sleutel wan lijden, die de poorten der bewustwording opent. Het is de grens van duister, die de wereld scheidt van het lichtend bestaan. Daarom, gezegend zij Golgota, ook al staat het in ons aller leven. Ook al beperkt het zich niet tot een enkele wereld misschien, maar kan het soms lange. tijd en vele sferen voor iemand omvamen. Zonder het lijden geen bewustwording. Zonder bewustwording geen licht en geen vrijheid. Daarom nogmaals Gezegend zij Golgota, ons gegeven als laatste beproeving, maar ook als laatste zege. Gezegend zij Golgota, omdat God ons hierdoor waardig maakt bewust deel te hebben aan Zijn werkelijkheid. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. E

Esoterische achtergronden in overeenstemming met Pasen

133

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze verslag No 21, 21 Mei 1957. Goeden avond, vrienden, Een vorige maal hebben wij speciaal de Christelijke kant van de esoterie bekeken en daarbij nog van een tamelijk technisch standpunt. Het is daarom, dat ik U zou willen vragen: Heeft U nog bepaalde problemen daarin ontmoet, die U nader wilt zien uitgelegd? Klaarblijkelijk niet. Iets wat pleit voor Uw begrip en onze duidelijkheid van uitdrukking. Voor vandaag wil ik dan trachten een beetje de kant uit te gaan, die wij het volgend jaar als vaste tendens, als vaste politiek, in deze groep zullen ontmoeten. Ten slotte zijn wij een hele tijd met deze Esoterische Kring bezig en wordt het zo langzamerhand eigenlijk wel noodzakelijk, dat we hier en daar wat dieper op de dingen doorgaan. Wij zijn zo vrij geweest ons programma voor het volgend jaar wat diepgaander en dus ook wat belangrijker in te delen dan dit jaar. Dat betekent niet, dat U nu een buitengewoon gezellige avond moet missen om daarvoor er een te kregen vol van onbegrijpelijke wijsheid. Maar er zijn nu eenmaal geschriften op het terrein der esoterie, die voor ons allen belangwekkend kunnen zijn, juist omdat ze met de praktijk in verband staan. Wij hopen op die praktijk meer en meer nadruk te gaan leggen. We doen dit ook op de Vrijdagavonden. Wij hebben een praktische cursus voorbereid, althans voor een der Zondagsgroepen en ja, wanneer U deel wilt blijven uitmaken van deze Kring, zult U er ook aan moeten geloven. Ik hoop, dat U het niet erg vindt. Ik zou willen beginnen met een paar aanhalingen uit een grote reeks spreuken, die wij op een Vrijdagavond al hier en daar hebben geciteerd. Men noemt dit wel eens:

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

omdat elke zin, elke spreuk begint met De wijze enz. Ik hoop daarbij een zeker commentaar te geven, dat U duidelijk zal maken, dat hierin inderdaad grondregels van het praktisch esoterisch streven zijn vastgelegd en hoop U te wijzen op de magische consequenties, die daaraan zijn verbonden. Ik mag aannemen, dat ik Uw aller toestemming hiertoe heb? "De wijze dankt zijn wijsheid aan het feit, dat hij de beperking van zijn weten kent." Dit zal een ieder in de esoterie zich te allen tijde weermoeten voorhouden. Het gaat niet om het vele weten. Dat weten komt wel. Maar het kennen van je eigen begrenzingen, weten waar je zelf niet verder komt, dát is noodzakelijk. Want de praktijk vraagt een gebied betreden, dat je kunt beheersen, het zoeken, de ontwikkeling, de bewustwording en daarnaast het ontsluiten van nieuwe terreinen, waarin je langzaam maar zeker je ervaring opdoet tot het ogenblik, dat je ze ook in je praktisch leven kunt gaan gebruiken. “De wijze zal altijd twee dingen gelijktijdig nastreven het bevestigen van zijn weten en het vergroten van zijn weten.” Natuurlijk, U hebt een zekere wetenschap, en wanneer U langere tijd met deze groep hebt mee gestreefd, gezocht, gedacht, geluisterd, hebt U hier een behoorlijke hoeveelheid weten kunnen opdoen. Want onze betogen zijn niet alleen filosofie en theorie. Ze hebben altijd weer een ondergrond, die reëel is. Dat weten is belangrijk voor U. Want met dat weten kun je aan je leven gestalte geven, vorm geven. Je kunt ze baseren op de punten, die daaruit zijn voortgekomen. Het is gelijktijdig noodzakelijk, dat je tracht dit weten te vergroten. In de eerste plaats beleven, wat je weet. In de tweede plaats zoeken nieuwe gebieden te veroveren. Er zijn nog een tiental spreuken, die hetzelfde steeds weerleven in een ietwat andere vorm. Maar voor ons wordt ongetwijfeld belangrijk het punt, waar de wijze zijn contact met de werkelijkheid begint te krijgen. Zo stelt deze reeks van spreuken:

134

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze "De wijze weet, dat wat hij werkelijkheid, noemt waan is. Evenzeer weet hij, dat in zijn waan vele werkelijkheden kunnen schuilen. Hij weet echter voor alles, dat het beleven van zijn werkelijkheid waan of niet hem brengt tot een realiteit, die niet alleen gebonden is aan zijn eigen wezen." Dat is een beginsel. Als esotericus kan men zich niet altijd maar blijven vastklampen aan, dit is waar en dat is niet waar, dit is echt en dat is niet echt. Er zijn te veel punten, die zich onttrekken aan Uw beheersing en aan Uw kennen. Het resultaat is, dat ge moet proberen om te leven met wat ge hebt in Uzelve ook wanneer een ander zegt "Uw wijze van beleven is niet goed." Wanneer het de enige weg is, die U vinden kunt, is dat de weg voor U. Want de grondslag van alle dingen is waar. Wanneer de grondslag van alle dingen waar is, zullen wij alle dingen - hoe verwrongen we ze oorspronkelijk zien en beleven - tenslotte een waarheid kunnen vinden, indien we zoeken naar de kern van de zaak. En dat is het belangrijkste punt. De wijze vraagt zich niet af: "Wat betekent dit voor mij", doch altijd " Wat betekent dit voor de wereld, die ik ken." Zodra ge zelfzuchtig zijt, loopt ge vast in die zelfzucht, zoudt ge Uzelf begraven in een wereld, die ge vergroot, omdat ge verwacht, dat de wereld zal beantwoorden aan Uw streven, Uw denken, Uw wensen. Maar wanneer U afvraagt: "Wat betekent dit voor de wereld", stelt ge Uw eigen standpunt bij dat van de wereld achter. U begrijpt dus beter de verhouding, die bestaat tussen U en de wereld, die zich als werkelijkheid aan U voordoet. Deze verhouding maakt het mogelijk juist in die wereld te werken. De wijze echter is zeker niet tevreden met een wereld. Bij deze spreuken vinden wij dan ook "De wijze beleeft een wereld, kent meer werelden en streeft naar alle werelden." De wijze leeft zoals U in een bepaalde wereld, evenals wij. Hij weet echter, dat er meer werelden zijn en zal ze leren kennen, bijvoorbeeld zoals wij neerdalen om hier met U te spreken en lezingen te geven. Hij weet echter, dat zijn wetenschap omtrent die werelden een te onbelangrijk deel is van het Al. Hij kan daarmee geen genoegen nemen. Hij zoekt dus zijn kennen en weten van werelden steeds uit te breiden. "De wijze, die zijn eigen wereld beheerst, zal weten, dat deze beheersing doorklinkt in elke wereld, dis hij kan omvatten." Wanneer ge Uw eigen wereld meester bent en dat klinkt moeilijker dan het is, want in feite vraagt het niets anders dan Uzelf zo aan te passen aan de wereld, dat ge Uzelf kunt blijven zonder U door de wereld te laten overheersen dan hebt ge een kracht in Uzelf, die gelijkelijk geldt in elke wereld, waarin ge bewust kunt zijn. Zo stelt de wijze nog veel meer punten. Hij omschrijft in deze reeks van spreuken zijn eigen beleving in verschillende werelden. En hij stelt vast "Werelden verschillen, doch ik blijf mezelve. Wanneer ik mezelve echter verlies, zal er geen wereld voor mij bestaan." Het "ik" is en blijft primair. Niet omdat het ik zo belangrijk is, maar omdat het het enige punt is, waarvan ge kunt uitgaan om de wereld te veroveren, te leren kennen of te beleven. Wanneer hij echter heeft aangetoond (het is een reeks van bijna vijftig spreuken), dat er meer werelden bestaan en dat een ieder, die innerlijk een zekere wijsheid bezit, met deze werelden in verband staat en daarin zichzelve beleeft, gaat hij over tot de praktijk van het leven. En dan komen wij spreuken tegen, die op het eerste gezicht misschien wat ongewoon zijn. Zo zegt hij b.v. "De wijze weet, dat zijn daad niets betekent, de reden van zijn daad alles,” en hij laat er onmiddellijk op volgen: "De wijze streeft dus zijn doel na, ongeacht de daad, die daarvoor noodzakelijk is." Het klinkt haast als een "Het doel heiligt de middelen." Toch is dat niet helemaal waar. Want de wijze heeft immers betoogd, dat zijn doel buiten het ik ligt. Punt 1. In de tweede plaats, dat hij de wereld aanvaardt en dat hij in die wereld leeft, alsof ze reëel ware. Maar hij komt tot de De spreuken van de wijze

135

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze conclusie, dat de beheersing van het ik meer het ik een belangrijk punk is voor elke wereld. En hij stelt dan: "Wanneer ik een handeling of een daad verricht, is ze deel van een waanwereld. Maar streven is haar werkelijke inhoud en betekenis. Anders niet. Dus is mijn daad gerechtvaardigd, wanneer ik beantwoord aan alles, wat ik in mijzelve draag." En wat hij in zichzelve draagt vinden we in een van de laatste hoofdstukken in een paar spreuken vastgelegd. Hij zegt hier n.l. "De wijze is een mens. Want dat is de bron van zijn wijsheid." De wijze als mens beantwoordt aan de eisen der mensheid, echter volgens het bewustzijn, dat hij als mens in zich draagt. De wijze is aan niemand verantwoording schuldig behalve aan zichzelve, maar in zichzelve is hij verantwoordelijk, niet slechts voor zichzelve maar voor alle wereld, die hij kent. Om te besluiten "De wijze kent de kracht, die in hem woont. Uit die kracht put hij de rechtvaardiging zowel als het vermogen voor elke daad, die hij stelt, onverschillig in welke wereld. En zo puttende realiseert hij zichzelf in de oneindigheid, komende uit waan en beperking tot de onbeperkte waarheid." Ik geloof, dat ik daaraan niet veel behoef toe te voegen. Het geeft ons een inzicht in zeer oude opvattingen omtrent de ware mens en het ware leven. Het is een praktisch inzicht. En juist omdat het praktisch is kunnen wij het nader beschouwen vanuit een standpunt, dat zowel voor U als mens als voor ons in minder menselijke, maar geestelijke vorm acceptabel, reëel en verwerkelijkbaar is Zo beginnen we dan allereerst te vragen: Wat is onze wereld? Onze wereld is een samenstel van werelden, die elkaar beroeren en eikaar beroerend elkaar voortdurend beïnvloeden. De beïnvloeding, die zo ontstaat, maakt alle werelden tenslotte tot een geheel, daar geen wereld op zichzelf doch slechts middels de andere kan bestaan. Een belangrijk punt. Onze wereld en Uw wereld zijn geen afzonderlijke eenheden. Zij danken hun bestaan aan de vele andere werelden, die rond hen zijn en hen beïnvloeden. Omgekeerd helpen onze werelden ook weer andere werelden in stand te houden. Wanneer wij ons hiervan bewustzijn zullen we zeker niet terugschrikken voor de consequenties hiervan. Alles wat wij beleven, wat wij volbrengen, wat wij zijn, heeft zijn uitwerking en zijn betekenis niet slechts in onze wereld, maar in alle werelden die gezamenlijk onze wereld uitmaken. Is dat duidelijk? Dat is natuurlijk voor een mens een zeer interessant maar ook belangrijk punt. Wat je doet, werkt niet alleen in deze wereld maar ook in andere werelden. Je moet niet denken, dat je alleen t.o.v. mensen kunt handelen of alleen t.o.v. de geest. Elke handeling die je stelt, beïnvloedt en de wereld der mensen en de geestelijke werelden, die je omgeven. Het interessantste en belangwekkendste daarbij is, dat dus de gevolgen in alle werelden worden gebaard door ons handelen. Wanneer ik hier met de vingers knip, krijg ik bij U een reactie. Maar ik krijg door de daadstelling, door de gedachte, die eraan voorafgaat de impuls en tevens een reactie in de sferen. De reacties mogen onbelangrijk lijken voor degenen, die daarin leven en deze invloeden niet bewust ondergaan, zij is desalniettemin aanwezig. D.w.z., dat iemand op dat vingerknippen kan reageren met als resultaat een onmiddellijke werking op Uw eigen wereld. Het verband, dat tussen de werelden bestaat, is zo groot, dat geen enkel verstandig mens, geen enkele ook maar enigszins bewuste geest zal trachten, een definitieve scheiding aan te geven. Wij nemen normalerwijze de dood aan als een begrenzing van het bestaan in Uw wereld. Maar in feite is dat niet waar. Men kan een langere tijd aan die wereld gebonden zijn zonder daar stoffelijk deel van uit te maken. Men kan daar stoffelijk vele dingen ondergaan en in een voorstellingswereld volledig stof gebonden blijven. Vanuit het bewustzijn is dan dus de wereld nog steeds de begrenzing van het eigen bestaan. Omgekeerd kan men reeds, voor men door 136

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze de dood stoffelijk deze wereld verlaat, geestelijk het contact met een andere wereld zo intens gevonden hebben, dat er op de duur haast geen onderscheid te vinden is tussen deze werelden. Waar ge echter leeft in een wereld, die voor U toch altijd de kern van Uw bestaan blijft uitmaken, zolang ge erin toeft, moet ge met het volgende rekening houden: "Al hetgeen bij een geestelijk beleven geschiedt, in een geestelijk beleven wordt aangeduid, wordt gerealiseerd, moet in overeenstemming met de regelen en wetten van de wereld, waarin ge zelve leeft, zo goed mogelijk en zo zuiver mogelijk verwerkelijkt worden.” Dat is begrijpelijk. Wanneer ge in een andere wereld iets hebt gepresteerd, moet ge trachten dat, wat ge reeds hebt gedaan, ook weer voor Uzelf dus in Uw bewustzijn van werkelijkheid vast te leggen. En dat kunt ge alleen door deze impulsen, deze beleving zo goed mogelijk te herhalen in Uw eigen wereld. Ook het omgekeerde is waar. Wie een grote stap heeft gesteld binnen zijn eigen wereldbeperking en zijn eigen zij het schijnbare werkelijkheid, die tracht bij zijn belevingen in de geest zoveel mogelijk een gelijke toestand te wekken. Dat is helemaal niet een kwestie van noodzaak. U kunt het zonder dat ook. Maar juist door steeds weer een gelijksoortige uiting te stellen in elke wereld, die U beroert en bereikt, krijgt ge een absolute eenklank tussen die werelden. Die eenklank houdt in: Waar een harmonie bestaat tussen verschillende werelden, zal hun onderlinge band de voortdurende en vaste leiding voorden in elke afzonderlijke beleving, die binnen een van die werelden plaats vindt. Voor deze beleving zal geput kunnen worden uit de krachten die in alle werelden ter beschikking van de persoon staan, die de realisatie ondergaat of voortbrengt. Er is geen grens in kunnen, in weten en vermogen tussen deze werelden, zodra deze realisatie geheel heeft plaats gehad dus harmonie. Dat is in feite ook weer een magisch principe. Wanneer U een harmonie tot stand weet te brengen tussen verschillende werelden, kunt U daaruit in elke wereld een prestatie mogelijk maken, die normaal daar niet bereikbaar is. Of dat nu ligt in weten en kennen of dat het ligt in daden op ander gebied, U kunt dan de kracht van alle werelden, die voor U openstaan, in die ene wereld produceren. Maar wanneer ik dat alleen in een wereld doe, dan loop ik vast want dan zal ik door die daadstelling in één wereld de harmonie tijdelijk of misschien zelfs voorgoed verstoren. Ik heb in deze wereld voor mij een nieuwe waarde gecreëerd, die in de andere niet aanwezig is. De wisselwerking bestaat wel, maar deze wordt door mij niet als zodanig gerealiseerd. U zult altijd weer in de magie zien, dat de magiër a.h.w. eerst symbolisch zijn handeling tracht te stellen in elk der aparte sferen en elementen, voor hij overgaat tot zijn realisatie in de eigen wereld. Hij doet dit om de harmonie tussen de door hem gekende sferen in zijn wezen niet te verstoren en zo voor de beheersing van hetgeen hij in zijn eigen wereld tracht te scheppen voortdurend alle krachten van haar sferen binnen zijn wezen te kunnen verenigen en hanteren. Een zeer begrijpelijk iets zou ik zeggen en ik geloof niet, dat er tot nog toe duistere punten zijn opgetreden. Nu wil ik trachten om U een paar punten zuiver technisch duidelijk te maken. Dus we gaan ons even met de techniek bezig houden. Dit was grotendeel filosofie met aanduidingen in de richting van mogelijke realisatie. Op gevaar af dat ik U door herhalingen verveel, het volgende: Een groot gedeelte van de menselijke levenskracht Od-kracht, - eventueel mana - wordt onttrokken aan de omgeving. Zij is a.h.w, kracht in een praktisch niet materiele vorm, die gebonden binnen de materie ook voor U bereikbaar is. Elke juiste ademhaling vergroot dus de hoeveelheid kracht, die in het wezen aanwezig is. Echter ligt deze kracht op een grensgebied. M.a.w. wat voor U levenskracht is, is ook voor ons levenskracht. Het beste voorbeeld kan ik misschien geven door te wijzen op de invloed van onweders op bepaalde seances. Zij worden door de verhoogde elektrische spanningen in de lucht eenvoudig onmogelijk gemaakt. Het feit, dat statische spanningen de lucht elektrische verhoudingen sterk veranderen en dagmede ook de aanwezigheid van levenskracht op een ongewone wijze samenbundelen, maakt het praktisch onmogelijk eenvoudig normaal op te wekken De spreuken van de wijze 137

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze verschijnselen op dat ogenblik te produceren. Zelfs wanneer men werkt met een zeer afgesloten geheel, zoals wij dit gewend zijn te doen, blijkt van onze kant steeds weer, dat weersomstandigheden, temperaturen, elektrische spanningen, vochtigheidsgraad e.d. mede invloed hebben. Zij hebben invloed op de toestand van het medium, de vermoeidheid van het medium, enz maar zij hebben ook wel degelijk invloed op de wijze, waarop wij contact kunnen krijgen met onze toehoorders. Dus die kracht is zowel voor ons als voor U bruikbaar en belangrijk. Het is dus een invloed, die zuiver materieel verschillende werelden met elkaar verenigt. En dat is het punt waar ik heen wil. Wanneer ik deze krachten heb, kan ik natuurlijk kunstmatig zo gunstig mogelijke omstandigheden gaan wekken. U kunt dat o.a. doen door bepaalde statische spanningen aan te leggen in een vertrek tussen vloer en plafond. Ik verander dan de lucht elektrische verhoudingen door mijn opgelegde, spanning in gunstige - of wanneer ik niet goed weet, wat ik moet doen - misschien in de meest ongunstige zin. Verder kan ik gebruik maken van een bepaalde ontbinding van zuurstof. Ozon b.v. heeft bepaalde opwekkende kwaliteiten, die zij dankt aan een zeer speciale moleculaire structuur, waarbij een zekere energieafgifte gemakkelijk plaats vindt dan bij de gewone zuurstof. Wanneer wij echter te veel Ozon binnenkrijgen, zien we een eigenaardig verschijnsel. Ondanks het feit, dat alle andere gassen in normale hoeveelheden aanwezig zijn, ontstaat er een soort dronkenschap. Hieruit kan een soort vergiftiging voortkomen. Zo kunnen wij bij een teveel aan levenskrachten evenzeer als bij een tekort aan levenskrachten in onze omgeving lichamelijk daaronder lijden en ook geestelijk daarvan de invloed sterk ondergaan. Als wij ons hierop baseren, is het dus wel erg gewichtig, dat wij voor elk beleven esoterisch beleven, ook magisch beleven juist een ogenblik kiezen, dat de omstandigheden voor ons zo gunstig mogelijk zijn. Nu blijkt dat de beste temperaturen voor verschillende mensen variëren. Over het algemeen liggen deze tussen 55 en 72 graden. Dat zijn de gunstigste temperaturen voor de mens om te werken, te opereren. Is de temperatuur hoger dan blijkt, dat lichamelijke spanningen gaan optreden, die ten slotte tot een soort versuffing of een soort afstomping kunnen leiden. Men is niet in staat zo te reageren, die krachten en die concentratie op te brengen, die men normaal wel zou opbrengen. Zo hebben we ook de kwestie van de vochtigheid. Te grote vochtigheid werkt versuffend te grote droogte daarentegen schept lichamelijke spanningen, die geestelijk werk ook weer onplezierig maken. Van dit laatste zult U in Uw eigen land weinig last nebben van het eerste meer, waarbij het nog zeer belangrijk is, hoe de vochtigheid in de lucht in vorm aanwezig is. Een fijne nevel is b.v. schadelijker dan een grote regenval. Een zware regenval kan weliswaar een zekere afsluiting van de wereld bevorderen dus een soort terugtrekken van het "ik" maar ze zal nooit het "ik" doen verdolen, d.w.z. in wanorde brengen, zoals fijne nevels dat kunnen doen. Zelfs de grove mist, die lichamelijk veel zwaarder te ondergaan is, heeft niet dezelfde schadelijke invloed op geestelijke werking. Wij houden dus rekening met deze toestanden. Dat is voor ons noodzakelijk. Wanneer U precies wilt weten waarom kunt U dat een volgende keer wel vragen, nadat U er zelf over hebt nagedacht. Hebben we deze condities eenmaal gevonden, dan moeten wij er ons verder altijd van bewust zijn, dat onze werkingssfeer zeer beperkt is. Ons vermogen tot werkzaamheid gaat niet verder dan een reeks van werelden, die wij voor onszelven als werkelijkheid kunnen beleven. Ik hoop, dat dit voor sommigen geen al te zware slag is. Wanneer U dus alleen de eigen wereld werkelíjk kunt beleven, dan moogt U zich alleen baseren op Uw wereld. Anders niet. Dan moet heel Uw leven, Uw streven en werken daarop zijn ingesteld. Dan moogt U daarbij de hoogste idealen aanhangen, die Uw eigen wereld mogelijk maakt. verder kunt U niet gaan. Gelukkig zit hier een soort clausule aan vast. Het doet haast denken aan de ontsnappingsclausule, die men in sommige contracten vindt. Want, indien ik mij houd aan mijn eigen wereld en daarin het gunstigste nastreef, begeef ik mij zowel qua instelling van levenskracht, trilling van aura alsook afstemming van mijn normaal denkvermogen en het onderbewustzijn op een terrein, dat reeds behoort tot de laagste sfeer van een volgende wereld. Dus in feite leeft U, reeds in een volgende wereld en hebt U alleen maar af te wachten, totdat deze voor U duidelijker kenbaar wordt. Is dit ook nog steeds duidelijk? 138

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze Nu zult U soms zo’n wereld beter kennen dan anders en U afvragen, waarom bij vlagen Uw gevoeligheid voor een andere wereld bestaat en wegvalt. Ook dit is te verklaren. De gevoeligheid voor die wereld valt niet weg, maar zo goed als hier het peil der mensheid voortdurend fluctueert en dus sfeer, gedachten en instelling zich wijzigen, gebeurt dit ook in een andere wereld. Op de ogenblikken, dat Uw eigen instelling niet in overeenstemming is met wat in die andere sfeer gebeurt, bent U plotseling eenzaam. Die wereld is dan tijdelijk voor U iets, dat niet bestaat. Want U hebt contactpunten nodig. Zo zou het kunnen voorkomen, dat U in een lagere sfeer voortdurend thuis bent. Nemen we b.v. iemand, die mediamiek begaafd is of helderziend is. Men is gewend regelmatig met wezens van die andere wereld te confereren, hen te bezoeken, waarnemingen te doen in die wereld, en op een gegeven ogenblik krijgt men dat contact minder en minder en dan niet meer. Die mens zou dan tot het idee komen: dan ben ik zeiker uit die wereld gestoten. Het tegendeel is meestal waar. Wanneer die mens n.l. werkelijk ten goede streeft, heeft hij zijn eigen bewustzijn verhoogd tot een peil, dat reikt boven de directe en onmiddellijke, werking, die in die sfeer plaats vindt. Zijn zoeken naar hoger en niet naar gelijk plaatst hem dus volgens eigen concentratie en denken geestelijk boven de wereld, die hij kende. Hij moet wachten op contacten in die nieuwe wereld, voordat hij deze wereld als werkelijkheid kan beleven. Is dat duidelijk? Ik hoop, dat dit voor sommigen tevens een praktische aanduiding is. Ik wil echter terug tot de normale mens, want daarmede hebben wij te maken. De normale mens moet dus leren zo goed mogelijk zijn omstandigheden, zijn condities te kiezen. En nu zijn er bepaalde invloeden, die voor een mens van belang kunnen zijn, wanneer het om zijn gedachteleven gaat. U moet daarbij de volgende punten voorlopig meer proberen te onthouden. De zon, het ondergaan van zonlicht en zonnestraling, betekent een bevestiging in het levensprincipe van Uw eigen wereld, maar tevens aan mogelijke verheffing boven die wereld. Als gevolg zullen meditaties, concentratieoefeningen e.d. in vol zonlicht over het algemeen weinig stoffelijk kenbaars produceren. Zij zullen daarentegen wel een grote geestelijke verdieping kunnen betekenen. Maanlicht draagt een zeer eigenaardige invloed in zich. Het maanlicht is een weerspiegeling van de zon. Het heeft de eigenaardige kwaliteit om de mens vooral wanneer de condities voor het denken (eventueel suggesties van buitenaf) ook gunstig daarvoor zijn in de eerste plaats zichzelf te doen ervaren en beleven. Wie mediteert in maanlicht, meditere over zichzelf. Hij zal een zuiver beeld van zichzelf kunnen krijgen en vele dingen omtrent zichzelf kunnen ontdekken, juist in een dergelijke meditatie. Degene echter, die in zonlicht mediteert, meditere over kosmische en oneindige principes. In dit geval wordt het hem n.l. gemakkelijker mogelijk juist daarin door te dringen. En dan nog iets: Onder zonlicht verstaan we niet alleen direct zonlicht maar ook weerkaatst zonlicht, mits geen gepolariseerde reflex. Misschien weer erg technisch. Laten we het zo zeggen een normale reflex, zoals U op aarde kent van zonlicht, is dus even waardevol als direct het licht van de zon voor Uw meditatie. Maar indien bepaalde eigenschappen van het zonlicht daaraan worden ontnomen (dat krijgt U b.v. wanneer op een gegeven ogenblik kleuren wegvallen in de reflex, in de omgeving) dan valt deze eigenschap van zonlicht ook weg. Dus als U zich zult bevinden in een omgeving, waar het licht hoofdzakelijk blauw weerkaatst, dan moet U niet denken, dat U dezelfde resultaten kunt krijgen als bij zonlicht, waarin deze reflex niet voorkomt. De absorptie en weerkaatsingsverhouding bepaalt dan een andere beïnvloeding van Uw wezen. Is dat logisch en duidelijk? Heeft iemand hierop commentaar? Wanneer iemand geen zonlicht kan verdragen door een bepaald ziekteverloop, een soort vergiftigings..., wat heel veel gebeurt in de tropen? Men zegt wel eens wie het felle zonlicht niet verdraagt, zette zich in de schaduw. Ook daar schijnt de zon. Daarom zeg ik uitdrukkelijk, dat niet het directe zonlicht alleen hier wordt bedoeld. Maar er is een verschil tussen een U onttrekken aan directe zonnestralen en een U afsluiten van het zonlicht. Dat zult U toch met mij eens zijn. En ik geloof niet, dat er een mens De spreuken van de wijze 139

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze op de wereld bestaat, voor wie het zonlicht direct schadelijk is, terwijl hij lichamelijk enigszins normaal is. Dus zelfs wanneer men de directe felle zonnestraling niet dadelijk verdragen kan, kan men toch - zelf beschut tegen de onmiddellijke straling -, als reflex genieten en ik heb er op gewezen, dat hier dezelfde resultaten mee te behalen zijn. Zij zullen misschien iets minder zijn, maar dat is toch niet veel. Duidelijk? Wanneer wij nu weten, dat we de beïnvloedingen en de stralingen op eigen wereld altijd kunnen gebruiken om onze eigen instelling in een bepaalde richting te leiden, zal het ons ook duidelijk worden, dat wij door onze eigen wereld te gebruiken als training in een bepaalde richting voor onszelf de vermogens tot uittreden in bepaalde werelden en begrippen steeds vergroten. Nu keer ik weer even terug tot de wijze: "De wijze weet, dat alles middel is en niet doel. Want wie een doel aanvaardt, beperkt zich. Maar wie al gebruikt als een middel om al te beleven, is het leven." Wanneer U zich een bepaald doel gaat stellen, dan is dat heel aardig. Dat maakt U mogelijk, om binnen een zekere beperking verder vooruit te komen. Uw bewustzijn te vergroten. Maar er komt een ogenblik, dat U ontdekt, dat specialisatie de dood is van het bewustzijn. M.a.w. dat U te eenzijdig gaat denken en daardoor Uzelf afsluit voor andere bewustwordingen, voor andere realisaties. U zult altijd gebruik moeten maken van de mogelijkheid uit vele richtingen gelijktijdig te ondergaan en te beleven. Hebt U dit gedaan, dan kunt U zich niet meer een bepaald doel stellen. Dan is het grootste deel van het bestaan a.h.w. het bestaan. Er is geen verschil meer tussenzijn en het doel van het zijn. Ze zijn beiden een. Kan men zich dit realiseren, dan zal men begrijpen, dat het zoeken naar een innerlijke harmonie in feite is het scheppen van een harmonie in het zijnde. Deze conclusie is begrijpelijk. Dan, mijne vrienden, gaan we weer een ogenblik heel gezellig terug tot de vaagheid, die over het algemeen aan de esoterie eigen is. Dat moet ze wel zijn, omdat de esoterie nu eenmaal niet in staat is scherp te definiëren, waar zij de persoonlijke beleving van een ieder als even belangrijk en gewichtig erkent en dus slechts zeer algemene erkenningen, gaande over een zeer groot gemiddelde, kan stellen en definiëren. Om werkelijk bewust te worden, je intens te realiseren wat er mogelijk is,moet je leven. Maar het leven zelve lijkt ons soms een beperking tot het vaststellen van al, wat we doormaken. Een mens komt vaak tot de conclusie dat hij, wanneer hij alles beleeft wat er te beleven is, geen tijd overhoudt om zichzelf te zijn. Dit is oppervlakkig waar. Maar degene, die alles beleeft en ondergaat met het doel juist daarin zichzelf te vinden en zichzelf te zijn en zo in de vergroting van het eigen bewustzijn tot realisatie van het Goddelijke te komen, die legt van te voren voor heel zijn wezen geest en stof gelijkelijk een conditie vast, die bepalend is voor elke beleving. De beleving zelve is identiek geworden met bewustwording. Een bewustwording is voor ons een noodzaak. Niet "weten". Weten zal voor de wijze iets zijn, dat hij altijd zoekt te bereiken, mits het in overeenstemming is met hetgeen hij uit zichzelf als streven erkent. Want het weten is slechts een middel tot zelfrealisatie. Kennis is iets, dat wij in onszelf bereiken en er is een groot verschil tussen weten en kennen. Kennen is een-zijn met geheel begrijpen. Weten is de oppervlakte. De werkelijke waarde van het leven kan nooit aan de oppervlakte liggen. Verborgen onder de uiterlijk heden, die wij ondergaan, die wij nastreven en doormaken, liggen de diepten van de eeuwigheid. Het zijn de diepten van de eeuwigheid, die we zoeken. Wij kunnen dit niet doen door ons af te zonderen van de oppervlakte. De duiker, die de geheimen der diepzee wil nasporen, zal eerst de waterspiegel moeten doorbreken en afdalen. Wanneer wij onszelf een impuls willen opleggen om de diepte, de werkelijkheid te zoeken in al, wat wij beleven en doormaken, dan bereiken wij voor onszelven een impuls, die zelfs wanneer wij menen de oppervlakte door te maken gelijktijdig het daaronderliggende peilt. In ons groeit geen kennis. In ons groeit een innerlijk weten, een begrip dat je niet onder woorden kunt brengen, een voelen, een eenklank met….. Ja, met wat? Met het Al. Deze eenklank nu met het Al is belangrijker dan alle dingen. Het Al legt ons geen beperkingen op dat doen wij zelf.

140

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze De beperkingen, die wij ons opleggen, worden geboren uit ons erkennen van de oppervlakte. De oppervlakte van de werkelijkheid, die wij thans betreden en beroeren. Het is onze taak dit zo goed mogelijk te doen, want op het ogenblik dat wij alle remmen overboord gooien en zeggen "Nu ja, dit is toch maar de oppervlakte, beleef nu maar", dan lopen we zelf vast, omdat we onszelf de mogelijkheid hierdoor ontnemen, de diepten, die schuil gaan onder het uiterlijk beleven, voor ons zelf te realiseren. Maar hebben wij ons dan gehouden aan de wetten, die onze huidige oppervlakkige belevingen en de samenleving ons opleggen, dan kunnen wij ongetwijfeld door het ondergaan van de ondergrond het verborgene zonder het zelfs maar te kunnen denken of te formuleren voor onszelven een steeds grotere eenheid voelen met de werkelijkheid. Dit voelen van die eenheid is belangrijker dan iets anders. Ik heb het al gezegd. Het is zo belangrijk, dat dit doorvoelen van de werkelijkheid ons toegang geeft tot die vele werelden, die met elkaar in contact staan, die elkaar onderling in stand houden. Het beleven van onze wereld of krachten uit onze wereld kan voor U nooit iets redelijks zijn. U kunt proberen om er een redelijke beschrijving van te geven, het aan te duiden, maar U kunt het niet. Wanneer U dat doet dan beperkt U het en vernedert U het a.h.w. enigszins tot Uw eigen wereld. Een werkelijk omschrijven van wat U doormaakt, van wat U beleeft kunt U niet. Dat is maar goed ook, want anders zoudt U een andere wereld maar kunnen dwingen in het harnas van wat U thans werkelijk noemt. Dat mag niet. Maar U leeft dus in al die werelden. En van al die werelden draagt U waarden in U. Op deze manier brengt het leven ons een kapitaal. Een kapitaal, dat uit te geven is in elk geestelijk gebied, dat we ooit zullen beroeren. Om U een voorbeeld te geven: Uw werkelijkheid heet Nederland en U zult hier verschillende banktransacties volbrengen. Nu kunt U proberen alles terug te brengen tot Nederlands geld en Nederlandse koers. In de eerste plaats zult U daarmede wisselverliezen hebben, in de tweede plats zal het een heleboel moeite betekenen dus tijdverlies. Maar U kunt ook die gelden in eigen valuta laten staan. Niet samensmelten tot een eenheid, rustig het gescheiden zijn daarvan accepteren. Dan zult U, ongetwijfeld moeite hebben om b.v. een Zweedse Kroon in Nederland uit te geven. U zult ze als het noodzakelijk wordt kunnen inwisselen. Maar stelt U het zo lang mogelijk uit. Want de wereld is groter dan Nederland. Er zal een ogenblik zijn, da.t U in Zweden bent, of in Duitsland, Frankrijk, België, Zwitserland of Oostenrijk. Wanneer U daar komt, hebt U de valuta van het land nodig om U zo vlot, zo prettig mogelijk te bewegen. Dan heeft de valuta van Uw eigen land maar een beperkte waarde. Nu weet ik wel, dat dit in het internationaal geldverkeer niet helemaal waar is. Maar stelt U zich nu eens voor, dat er grenzen zijn tussen die landen, waardoor U geen valuta kunt overbrengen, zodat U alleen maar wat U in België verdient in Belgische munt kunt behouden en wat U in Frankrijk verdient alleen in Franse munt. Wat dan? Dan zoudt U natuurlijk kunnen proberen om het terug te brengen tot iets van Uw eigen wereld, maar dan zou er helemaal niets overblijven. Daarentegen, wanneer U in die landen komt, hebt U niets aan guldens, die U in Holland verdient. Zo staat het nu met de verhoudingen tussen verschillende sferen en werelden.Op het ogenblik leeft U a.h.w. in Nederland. Uw grondkapitaal is dus stoffelijke werkelijkheid. Maar terwijl U werkt en actief bent in die stoffelijke werkelijkheid, verricht U ook werkzaamheden in de aangrenzende gebieden: staten, die door een zeer scherpe afscheiding vanuit Uw wereld a.h.w. afgesloten zijn. Zoudt U nu zo dwaas zijn Uw gelden van daar hier onder te brengen en hier te besteden? Neen. U bewaart ze in die andere gebieden, opdat U daar over enig kapitaal kunt beschikken. Zo gaat het met de esoterie, met de geestelijke wijsheid. U kunt nooit door volledige esoterische waarheid een beleving tot een zuiver stoffelijk redelijk iets maken. Doet U dat, dan ontwaardt U haar, er blijft niet veel meer over, en gelijktijdig verarmt U Uzelf in de geestelijke gebieden, die ook - al lijkt het op het ogenblik misschien niet zo - minstens eren belangrijk zijn voor Uw ego, voor Uw ikheid, als de wereld, waarin U thans leeft. Leer dus innerlijk rijkdommen te vergaren van de meest verschillende gebieden. Daarbij geeft U natuurlijk de voorkeur aan de lichte sferen zoals U bij een verzamelen van verschillende valuta’s ongetwijfeld aan harde valuta’s de voorkeur geeft omdat wat U in een donkere sfeer wint aan bewustzijn, aan kracht, erg vergankelijk is. Wat U in de lichte sfeer De spreuken van de wijze

141

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze wint wordt eeuwiger en onvergankelijker, naarmate die sfeer in zichzelve meer licht draagt. Licht is a.h.w.de basis van ons kapitaal, het goud van ons leven, overal gelijkwaardig. Een esotericus mag dus eigenlijk niet eens proberen zijn werkelijk beleven in stoffelijke vorm te omschrijven. Hij moet juist trachten in zichzelve, een geheel te vormen van verschillende werelden, die het hem mogelijk maken in eigen wereld juist zo te handelen, als voor hem en hier en in andere werelden het beste is. Dit houdt in, dat de doorsnee esotericus niet in menselijke zin door de rede geleid wordt. Hij wordt geleid door iets hogers en belangrijkers door de innerlijke kracht, die in hem leeft, het innerlijk bewustzijn, dat hij niet kan uitdrukken of omschrijven, waaraan hij geen uiting kan geven, maar wat,voor hem voldoende is om aan de hand daarvan zijn handelingen en daden te bepalen. Dan geloof ik, dat ik hiermede een voldoend lesje heb gegeven, op het ogenblik. U weet ook meteen, in welke stijl wij zullen proberen te gaan werken met deze groep. U kunt daar dus Uw goed of afkeuring over te kennen geven. Ik durf niet te beloven, dat wij ons daaraan erg zullen storen. Wat dat betreft zijn wij een echte democratie: de regering luistert naar alle klachten en gaat verder volgens haar eigen weg. Dat is hier noodzakelijk. Weet U, we hebben op het ogenblik een inwijdingsschool, en die inwijdingsschool is in een stadium gekomen, dat wij ofwel nu met een werkelijk persoonlijke inwijding van de leden moeten beginnen, danwel terugvallen tot een ander peil. We hebben hier een groep, die in denken reeds voldoende geschoold is en ook wel in innerlijk beleven in vele opzichten, om als het ware op te volgen daar, waar de inwijdingsschool nu niet meer gaat. We kunnen dus zeggen de esoterische kring gaat dus de schreden volgen van de inwijdingsschool. Daarbij houden wij natuurlijk rekening met Uw preferentie. U hebt gezegd: Wij willen graag esoterie hebben m.aw. geestelijke leerstellingen. Die krijgt U. Maar toch zullen we daarnaast proberen U hebt gemerkt hoe daarin iets te verwerken van een praktijk, die het U makkelijk zal maken op de duur een inwijdingsleer te aanvaarden. Op de duur. Zeker niet het volgend jaar. Het kan nog wel jaren duren. Maar toch een praktijk, die U er rijp voor mankt. D.w,z., dat degenen die tot de inwijdingsschool zelve behoren hier a.h.w. een repetitie cursus krijgen in een gewijzigde, vorm, wat zonder hen af te breken voor sommigen toch wel belangrijk is. Daarnaast wordt U allen dus nu de mogelijkheid geboden, indien U ernstig wilt streven, om niet alleen maar te blijven staan bij het beluisteren en doordenken der dingen, maar te komen tot een werkelijk beleven van krachten en waarden, die voor een werkelijk geestelijk bestaan, ook in de stof of in een bepaalde sfeer, van zeer groot belang kunnen zijn. Hiermede moet ik dan besluiten. Dat komt niet van mij, maar mede vanuit het Bestuur. Niet het stoffelijk Bestuur, maar ons Bestuur. Wij hebben er n.l. ook een. Alleen is het gelukkig bij ons niet zoals bij een tramwagen Daar zou men zich kunnen voorstellen, dat de ene bestuurder voorop en de ander achterop staat en dat de wagen nergens heen gaat. Bij ons staan ze naast elkaar. Dit komt dus van het geestelijk Bestuur en dit heeft mij gezegd, dat ik deze mededeling moest doen en aan U voorleggen. Want U hebt natuurlijk ook wat mee te praten. U moogt rustig aangeven op welke manier U graag zoudt willen, dat wij het proberen. Kunnen wij het, dan houden wij daarmede natuurlijk rekening. Omdat U dat ongetwijfeld onderling even wilt overleggen en wilt praten over wat ik gezegd heb, nu pauze en daarna kunt Ü zich met andere onderwerpen bezig houden, voor zover de tijd reikt. Goeden avond. o-o-o-o-o Na enige bestuursmededelingen wordt na de pauze de cursus als volgt voort gezet Mag ik een voorstel doen? Zoudt U een these willen opbouwen uit de vijf begrippen: Daad, Motief, Doel, Waan, Werkelijkheid. Die these zou je heel eenvoudig zo kunnen zeggen: De werkelijkheid van het wezen drukt in de waan van het bestaan krachtens de motieven, die op waarheid berusten, in schijn de daad uit, waardoor de schijn van de daad een realisatie wordt van het motief en het motief een bewustwording, waar uit de bewustwording de 142

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze werkelijkheid voortspruit Het is allemaal eenvoudig. Maar we kunnen het allemaal wel uiteen gaan rafelen en dan komen we in de eerste plaats terecht bij motief en daad. Het zijn twee, dingen, die zelfs in het menselijk denken met elkaar volkomen gereleerd zijn. Een motief kan nooit bestaan, wanneer het geen oorzaak heeft. Een oorzaak kan liggen in een waan en in een werkelijkheid. In feite is het motief dus altijd een begrip omtrent eigen wezen en wereld, foutief of reëel, waaruit de drang tot een daad voortspruit. Nu is het motief voor ons altijd veel belangrijker dan de daad. Want wij leven immers in een wereld, die niet volkomen werkelijkheid is. Dat moet je goed begrijpen. Er zijn trouwens. voorbeelden te over te geven, dat ook andere geestelijke richtingen en zelfs godsdiensten dit beseffen. Er bestaat een overlevering over een heilige, die overigens martelares is geworden en deze dame betaalde aan de veerman met haar lichaam zoals uitdrukkelijk in het verhaal staat, omdat het niet rechtvaardig was een werkman zijn loon te onthouden. Het motief rechtvaardigde in dit geval de daad. Dat is begrijpelijk. Want wanneer wij iets doen, omdat wij het goede nastreven, dan is de daad de uitdrukking van onze wil ten goede, onverschillig wat de daad is. Als het motief goed is, is de daad dus goed. Maar we mogen niet vergeten, dat die daad gevolgen met zich meebrengt. Die gevolgen liggen buiten onze waan. Die hebben voor een groot gedeelte hun basis in de werkelijkheid. En die werkelijkheid benadert ons in onze waandenkbeelden, dus de wereld, waaruit wij ons motief hebben opgebouwd. Daardoor wordt ons a.h.w. onder het oog gebracht, dat wat wij nastreven en wat wij trachten te bereiken niet altijd juist is en dat wij dat op een andere manier kunnen doen. Doordat wij veel van die ervaringen hebben, krijgen wij op de duur een beeld van iets: kijk, dat zou ik zo willen bereiken. Een doel heb je niet zo maar. Een doel berust op een serie ervaringen. En elke ervaring is voortgekomen uit een daad en heeft dus een motief gekend. De reeks van motieven tezamen gebracht met de ervaring van het leven vormen het doel, dat slechts de uitdrukking is van deze waarden. (Ik zit zo heerlijn te doceren, maar kunnen jullie mij volgen?) …Ja… Nu moet jullie eens goed kijken. We kunnen heel goed van het bewustzijn uitgaan, dat zelfs wanneer we dat doel hebben gesteld dat doel niet echt is, dat het niet eens bestaat. Er zou filosofisch over te vechten zijn want per slot van rekening elk doel, dat je je stelt, moet om als doel gesteld te kunnen worden voorstelbaar zijn in je eigen wereld. Wat voorstelbaar is in je eigen wereld moet ergens in de werkelijkheid reëel zijn. U kent die stelling. Maar goed, voor ons kan dat doel volkomen waan zijn. Het staat niet in werkelijke samenhang met ons werkelijk leven en streven. Het is iets, dat wij gebruiken om ons te richten in het leven. Het is waan. Uitstekend. Maar doordat wij die waan nastreven, zijn we in ieder geval in beweging. En dat is belangrijk. Want wanneer je geen waan kent en geen werkelijkheid, ben je daadloos. Je moet ergens een drijfveer hebben, dia je tot de daad aanzet. Je moet ergens een bewustzijn hebben dat je die daad doet motiveren. En nu kan het motief aan de daad vooraf gaan of de daad aan het motief. Dit is in verschillende gevallen anders. Maar zeker is, dat wij geen enkele daad stellen zonder voor onszelven een motivering daarvan te kennen. Dus ons streven daadwerkelijk uitgedrukt omdat wij het reëel noemen, al is het duizend keer waan zorgt, dat wij een voortdurende beweging krijgen in onze eigen wereld. En waan kan nooit oneindig zijn. Dat is nu eigenlijk een stelling, die voor U onbegrijpelijk is. Ik zal proberen het duidelijk te maken. Stel eens even: Wanneer er een werkelijkheid is en er bestaat een waan dan zouden ze beide gescheiden van elkaar beide oneindig kunnen heten, waar ze in een ander vlak liggen. Maar de waan, die een mens kent, staat altijd in verband met de werkelijkheid, omdat zijn leven de werkelijkheid is en slechts zijn voorstelling de waan. Als zodanig is zijn waan slechts een beperking van de werkelijkheid, een gedeeltelijk overzien daarvan, een gedeeltelijk misinterpreteren daarvan. Is dat akkoord? Is dat duidelijk? Dan vloeit daaruit voort, dat mijn waan dus altijd beperkt is. Wanneer ik door die waan in een richting ver genoeg doorga, dan kom ik altijd terecht op een punt, waar de werkelijkheid begint. Logisch, nietwaar? Dat is nu juist het mooie. Daardoor kunnen wij ons elk willekeurig doel stellen, mits dat doel in overeenstemming is met ons eigen bewustzijn van goed. En wat wij goed noemen, of wat De spreuken van de wijze 143

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze Jantje goed noemt, vindt Piet niet goed. Je hebt b.v. mensen, die zeggen: "Het is goed om eens een keer heerlijk tipsy te zijn." (Ze gebruiken er ook wel eens een naam voor van iemand, die door Jezus werd opgewekt Lazarus.) Maar een ander zegt "Het is goed om voortdurend nuchter te zijn." Er zijn mensen, die zeggen "Het is goed om intens te leven, om de vreugden en alle ervaringen, die het leven geeft, door te maken." Anderen zeggen "Neen, wij moeten ons juist onthouden van alles, wat maar enigszins vreugde geeft in het leven, want de Heer heeft ons geschapen om te lijden. Het is een straf, dat wij op de wereld leven." Goed, ieder voor zijn waan. Maar wanneer ze in die waan bevestiging zoeken we wat zij in zich voelen als waarheid, dan komen ze tot een stellen van een doel. Ze hebben een motief voor hun wijze van leven. Dat motief houdt in een beeld van toekomstige mogelijkheden. Dit beeld van toekomstige mogelijkheden betekent ook een keuze. Deze keuze is het doel. Dit doel leidt ons dus door de waan van de eigen wereld steeds verder, totdat we op een ogenblik terechtkomen, waar de waan moet ophouden, omdat de stellingen, waarop wij ons hebben gebaseerd, niet meer kunnen gelden in deze conditie en toestand. Dan kan de waan door een nieuwe waan vervangen worden misschien? Akkoord. Maar zelfs dan gaan we nog verder en komen uiteindelijk aan een punt, waar de realiteit begint. En wanneer de waan vervangen wordt door een andere, dan zal de tweede waan altijd dichterbij komen bij de werkelijkheid dan de eerste, omdat een reeks van waanvoorstellingen reeds is uitgeschakeld uit het totaal van ons denken, voordat wij een nieuwe waan kunnen aanvaarden. Dus de begoocheling van de wereld wordt steeds kleiner en daardoor de intensiteit van ons beleven van de Wereld en ons contact met de werkelijkheid steeds groter. Dan wil ik mijn nieuwe these dus zo stellen en dan ga ik hetzelfde, dat ik zo net in een kort zinnetje zei dat was natuurlijk zo’n klein bravourstukje even samenvoegen op mijn manier. (Het lijkt wel of ik Henri ben. Die heeft het ook altijd over zijn manier.) Aan elke daad ligt een motief ten grondslag. Elk motief is in feite een bevrediging van de persoonlijkheid, het opheffen van de tekorten in de persoonlijkheid dan wel een bevrediging van de wereld ofwel het opheffen van de tekorten in de wereld. Als zodanig is elk motief in meerdere of mindere mate een streven naar realiteit, naar werkelijkheid. Door dit streven wordt een ontwikkeling dus een bewustwording mogelijk gemaakt en naarmate de bewustwording verder stijgt, wordt het duidelijker, in welke richting wij moeten streven. Wij leren ons een doel stellen. Wanneer wij ons dit doel gesteld hebben, zullen wij op de duur leren realiseren, dat veel van ons beleven en veel van onze waarderingen in feite waan zijn. Maar deze waan zullen wij rustig accepteren, omdat wij voelen, dat achter de waan de werkelijkheid ligt verborgen. En door ons beleven van de waan wordt voor ons de werkelijkheid steeds inniger en duidelijker uitgedrukt tot het ogenblik, dit wij de moed hebben de waan weg te gooien. Dan staan we in de werkelijkheid. En de werkelijkheid kennen wij nog wel de daad, want die vloeit uit de werkelijkheid voort. Werkelijkheid is dus ook leven en bestaan, maar het motief is niet meer nodig, omdat geen motivering, geen beredenering van de daad mogelijk is, waar zij voortvloeit uit organisch een zijn met het AL. Een doel kennen we dan ook niet meer. Het doel is gerealiseerd, waar de eenheid met de schepping in feite voor ons de vervulling is van al het voorstelbare. Dan blijft ons alleen nog over de vraag van waan en werkelijkheid. En wetend, dat wij in werkelijkheid leven, zullen we zien, dat elke beperking van de werkelijkheid een waan wordt en zo zullen wij vanuit ons weten trachten om de waan van anderen te verbreken. Wij helpen hen hun doel te bereiken, opdat zij na het bereiken van dit doel de nietigheid ervan zullen erkennen en zo, zullen komen tot het aanvaarden van de werkelijkheid met een achterlaten van de waan, die hen tot op dat ogenblik heeft beperkt. Tevreden? Ja, het is niet fantastisch. Dit is het leuke. Wanneer U zegt "fantastisch", dan denkt U onmiddellijk aan fantasie, maar dat is dit zeker niet. Integendeel. Maar het is een poging om vanuit mijn beperkte waan in Uw grotere waan mijn beeld van de werkelijkheid te projecteren en dat is dan ook puntgaaf. Hebt U nog iets meer, waarover U wilt praten? Zijn jullie te beleefd om te zeggen "houd er mee op?". Of zitten jullie te piekeren over iets?

144

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze Het gebeurt wel eens, niet alleen mij maar ook anderen, dat we iets horen, waarvan wij denken: "Hé, wat vreemd ik hoor het voor het eerst en toch is het, alsof ik het al weet." Hoe komt dat? Dat is eigenlijk heel eenvoudig. Dat is een kwestie van waan. De meeste mensen verkeren in de waan, dat ze niet weten, wat ze in feite wel weten. En dat komt zo: Wanneer je leeft, vergaar je ervaringen. Die ervaringen bouwen in je persoonlijkheid een wereldbeeld op, dus ook een bepaalde methode van denken, van benadering. Je komt er alleen niet toe ze voor jezelve uit te spreken. En nu komen wij met een geleende en daarom niet minder grote mond en beginnen te redeneren. Maar wat U niet kunt realiseren, omdat het te diep in U begraven lag, maken wij wakker. Wij doen eigenlijk niets anders dan U wakker maken. U leren om datgene te denken, dat U al weet. We kunnen U immers iets nieuws geven. Wanneer wij iets nieuws brengen, zegt U:” Dat is fantastisch maar het zegt U niets. Wanneer ik U vertel, dat over 150 jaar de mensen eenvoudig een atoomgenerator gebruiken om eten gaar te maken, dan zegt U "nu, eh, een klein tikje …… " Of U zegt "Het zal wel mooi zijn" en U stelt zich een soort piano voor, waarop je de Mondscheinsonate speelt om de doperwtjes gaar te krijgen en waar je een ragtime op speelt om de biefstuk gaar te krijgen. Zo kom je dan tot een voorstelling, maar die is niet met de werkelijkheid in overeenstemming. Maar dat weten, dat moet toch ergens vandaan komen? Dat weten komt dus voort uit de ervaring. Alleen datgene wat U reeds eerder ervaren heeft, hetzij in dit of in een vroeger bestaan, wat dus innerlijk Uw eigendom is, kunnen wij in U wakker maken, Meer kunnen wij niet doen. Dus met andere woorden wanneer U geestelijk ligt te dutten, dan zeggen wij juist die paar woorden, waardoor U wakker schrikt en zegt "He, dat heb ik toch al eens eerder gehoord." Neen, U hebt het in U. Maar U hebt het nooit gerealiseerd. U hebt er nooit over nagedacht. Begrijpt U? Dat is de hele kwestie. Het is eenvoudig genoeg. Ik hoop niet, dat het een teleurstelling is, dat wij niets anders zijn dan een soort ruitentikkers, die U voortdurend wakker schudden uit Uw geestelijke slaap. Het klinkt niet erg verheffend. Het is prettiger te zeggen Meesters en leraren, die grote wijding en wijsheid brengen. Maar wanneer je het kind bij de naam noemt, dat is het uiteindelijk niets anders. Wij maken U geestelijk wakker. En daarbij hebben wij de hoop, dat wanneer wij zo dadelijk indommelen, U ons ook weer een tik op het hoofd geeft, zodat wij walker zullen schrikken. Je zoudt kunnen zeggen het is de geestelijke coöperatie, de samenwerking. Duidelijk? Het hoeft toch niet zo te zijn, dat je a.h.w. wakker wordt geroepen? Het kan al lang in je leven, zoals U zo-even gezegd hebt en je kunt er op een of andere manier over nagedacht hebben, maar om het werkelijk in hoorbare woorden te formuleren is nu de moeilijkheid. En die horen we nu zo graag van U. Dat kan ik mij voorstellen. Het is vaak heel moeilijk voor U om gevoelens in woorden om te zetten. Als wij dat nu doen, vindt U het buitengewoon knap, maar in feite hebben wij alleen Uw denkvermogen wakker geschud. Want wat U voelt bent U zich niet bewust. Daarover droomt U. Maar op het ogenblik, dat U het als woorden, dus als een uitdrukbaar, in Uw wereld hanteerbaar begrip krijgt, dan bent U wakker. Dan kunt U er iets mee doen. Maar dan hebben wij nog niet de knapheid om het goed te formuleren. Ja, maar weet U, formuleren is iets, waaraan je je eigenlijk niet te veel moet wagen. Het klinkt misschien wel heel gek, als ik het zo zit te beweren, maar in het formuleren beperk je je onwillekeurig. Elke formulering is een beperking van een begrip. Maar je moet zover komen, dat je over het begrip zelf redelijk kunt praten. Dat is de hoofdzaak. Het is heel gemakkelijk en wat dat betreft is Henri heus niet de enige in de groep, die dat kans om nu eens een begrip te nemen en daarover eens een paar zinsneden te lanceren, die raak zijn. Maar daarmede is het begrip zelve niet beroerd. Je hebt er maar een klein beetje van omschreven. Wanneer ik b.v. zeg: "Een dictator is een man met grootheidswaanzin gekoppeld met een minderwaardigheidscomplex", dan zeg ik een waarheid als een koe. Maar. daarmede heb ik het begrip dictator niet omschreven. De formulering is aardig en nuttig, wanneer je met anderen in contact komt. De hoofdzaak is niet, dat je het zo mooi kunt formuleren en zeggen, maar dat je het in ieder geval weet te gieten in woorden, al kost het je nog zoveel moeite. Daar gaat het om. En ik geloof, dat je zo langzaam aan van ons kunt leren. Het is natuurlijk weer erg verwaand. Maar wanneer De spreuken van de wijze

145

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze U Uw eigen methode van praten juist over dit soort dingen gaat vergelijken met 5 jaar geleden, komt U dan niet tot de conclusie, dat U heel wat rijker bent geworden aan mogelijkheden tot uitdrukking? Daar gaat het toch om? Dus een heleboel mogelijkheden, die eerst voor U niet actief waren, zijn nu voor U zo reëel geworden, dat je ze durft en kunt hanteren in je gewone dagelijkse bestaan. Daar gaat het om. Al is het alleen maar voor jezelf, en niet voor een ander. Maar ik zeg toch niet, dat ze het tegen een ander moet vertellen? Het feit, dat je het kunt, dat je iets voor jezelf kunt omschrijven, dat je een beeld er van krijgt, dat past binnen de redelijke. begrippen van je eigen wereld, dat je het kunt uitdrukken in termen van een wereld en een tijd, waarin je leeft, dat is het belangrijkste. Dan wordt het echt. Dan kun je er over gaan praten. Met jezelf desnoods. Er zijn heel veel mensen die met zichzelf praten en dat noemen ze denken (het is niet helemaal zuiver), die houden een soort twistgesprek met zichtelven. Er zijn soms mensen, die hebben zelfs slaande ruzie met zichzelf. En die twistgesprekken zijn betrekkelijk weinig vruchtbaar. Dat wordt een zelfverwijt net als een jongen uit een 1e klas, die zichzelf om de oren slaat, omdat hij nog niet in de 7e zit. Dat heeft geen zin. Maar het feit, dat je met jezelf kunt praten over wat in je leeft, maakt het mogelijk om te formuleren en het maakt dus ook makkelijker het om te zetten in een bewuste, beredeneerde daad. Je blijft met die twee voeten heerlijk op de grond staan en toch ben je in staat op die manier je geestelijk beleven te uiten op de wereld. Je hoeft er je werkelijkheid niet voor los te laten je kunt het maken tot deel van je werkelijkheid. Daarom gaat het. Is er nog commentaar? Er bestaat dus een merkwaardige correlatie, waar wij hier in een wereld van waan leven, dat men altijd in de knoei zit met de begrippen vertrouwen en twijfel. Vertrouwen en twijfel. Twijfel is een bewustzijn van je eigen onvermogen, waarbij je niet geneigd bent jezelf te nemen voor wat je bent. Je drukt dit over het algemeen uit door in anderen minder vertrouwen te stellen, dan mogelijk zou zijn. Is het duidelijk genoeg? En het vertrouwen is het aanvaarden van waarden, die je in jezelf kent maar in anderen niet definitief kent, dan wel het aanvaarden van krachten, die je aanvoelt, maar nog niet kunt omschrijven. Dat is simpel gezegd. En juist in een waanwereld is dat allebei noodzakelijk. De twijfel vloeit voort uit het feit, dat je aanvoelt, dat je in een waanwereld leeft, zonder het voor jezelf duidelijk te kunnen maken. En dan ben je niet geneigd te zeggen "Ik leef nu eenmaal in een waanwereld, dus accepteer ik haar." Je gaat proberen wat je meent, dat werkelijk is, (dus een tweede waan) af te wegen tegen de waan, waarin je leeft. Het resultaat is, dat je niet weet of je links of rechts zult gaan en op de duur heel vaak tussen vele stoffelijke mogelijkheden en veel geestelijk voedsel verhongert, omdat je niet weet of je links of rechts zult handelen. Vertrouwen is ook weer een noodtaak. Zoals twijfel een logisch resultaat is van Uw leven met zijn beperking vat waarheid, zo is vertrouwen evenzeer een noodzaak en een gevolg hiervan. Want waar onze waarheid, die wij beleven, onze werkelijkheid die grotendeels waan is, hebben we geen houvast wan die werkelijkheid. Toch voelen we bepaalde factoren daarvan aan. Dan moeten we in plaats dus van een voor ons aanvaardbaar iets op een gegeven ogenblik een vertrouwen zetten. B.v. Ik ben eerlijk. Het is zelfs geen leugen, het is volkomen waar. Nu moet ik aannemen,dat een ander eerlijk is. Ik kan wel aan nemen, dat dit het geval is, zolang dat voor mij geen verschil kan uitmaken maar er komt een ogenblik, dat ik mijn eigen oordeel a.h.w op de proef moet stellen. Dan moet ik iemand vertrouwen, opdat door vertrouwen mijn oordeel bevestigd of beschaamd wordt. Nu zijn er heel veel mensen, die vinden niets ergers, dan dat je vertrouwen beschaamd wordt. Maar mij dunkt, dat in vele gevallen dit maar een heel goedkoop lesje is t.o.v. het inzicht, dat je ermee verwerft omtrent mogelijke fouten en beweegredenen in anderen en daardoor een benadering van de waarheid in je wereldbeeld. Commentaar? Men leeft dus eigenlijk van de ene waan in de andere hier in de stoffelijke wereld? Ja. Om mijn confrater en collega te citeren: De werkelijkheid van de wereld is een voortdurende waan, waarin de zin der waan leidt tot een waanzin, waarin de werkelijkheid uiteindelijk gerealiseerd kan morden. Dus zoals je zou kunnen zeggen, dat een verplaatsing 146

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze bestaat uit een reeks van kilometers, die elk op zichzelf geen wij zijn, maar gezamenlijk een weg kunnen vormen een goede of een slechte zo kun je zeggen, dat elke bewustwording en realisatie van werkelijkheid bestaat uit een aaneenrijen van de waan, waarbij het door leven van de waan een elimineren van het waan element betekent en dus een appreciatie voor het werkelijkheidselement, dat er nog in schuilt. Zodat je uit vele fragmenten werkelijkheid verzameld in vele verschillende waantoestanden - uiteindelijk het beeld der werkelijkheid voor jezelf tot een aanvaardbare realiteit kunt maken. Dus jezelf steeds weer confronteren met hoe is het, wat is het en hoe moet ik het oplossen? Hoe moet ik het oplossen? Daarbij zit nog een punt. Dan zeg je: Ik los het nu op volgens mijn huidige kennis. Wanneer ik merk, dat ik fouten heb gemaakt, dan zal ik er niet rouwig om zijn, want ik heb het beste gedaan, wat ik doen kon en het feit, dat ik een fout heb gemaakt, betekent voor mij, dat ik die fout in de toekomst zal weten te vermijden, zal kunnen vermijden, dus dit deel van de waan kan uitschakelen en daardoor mijn eigen realisatie van de werkelijkheid kan vergroten. Wat zijn we filosofisch vanavond, niet? Het is zuiver esoterische filosofie, zou ik zeggen. Er is niet zoveel tijd over, maar is er hier of daar nog een klein puntje? Zo niet, dan is het woord aan de laatste spreker. Het gebeurt wel eens, dat iemand naar je toekomt met een probleem, dus zijn/haar probleem. Je gaat dat probleem belichten, hangt er theorieën over op, en de ander is ermee geholpen, terwijl je zelf uitgaat van het standpunt: ik tracht te helpen. Maar nu ga je allerlei dingen zeggen, waarvan je later zegt "Hoe ben ik daar nu in vredesnaam aan gekomen." Dat kan ik U verklaren. Altijd, wanneer je iemand raad geeft, ontstaat er een wisselwerking tussen degene, die de raad vraagt en degene, die de raad geeft. De raadgever wordt bewust of onbewust geleid door de reacties van degene, die raad vraagt. Dus je begint met een logische ontleding van het probleem te geven volgens je eigen denken, maar de reactie van degene, die om raad vraagt, doen je overgaan in de logica van die persoon, ook al denk je, dat je volkomen uit jezelf blijft praten. Naarmate je daar sensitiever voor bent, zul je dus meer en meer je gaan verplaatsen in de logische begrippen van de ander, die heel sterk van de Uwe verschillen. Dan is het bovendien nog mogelijk, dat U met het probleem nog derde invloeden dus b.v, uit onze wereld hebt ingeschakeld. Er zijn er bij ons velen ik doe het zelf ook wel eens die zeggen: Er zit er een op de wereld in de ellende die gaan we helpen, want dat probleem ken ik. En die geven we dan weer hun oplossing. Maar doordat zij zuiverder en bewuster dan U de werkelijkheid van die ander aanvoelen, zal dan Uw eigen betogen nog veel meer gaan slaan op wat die ander denkt, dan op wat U denkt. En dan komt het in feite hierop neer, dat wanneer U denkt, dat U de goede oplossing heeft gegeven aan degene, die raad vraagt, dan gaat die heen, maar doet het nooit precies zoals U het hebt gezegd of gedacht te zeggen, maar hij doet dit volgens zijn eigen interpretatie. Hij of zij heeft dus zichzelf iets gerealiseerd, wat in het ik sluimerde, dank zij Uw betoog. En naarmate Uw betoog meer ingesteld was op wat voor die persoon werkelijk en dus aanvaardbaar is, zal de realisatie van wat er in het ik daaromtrent leeft intenser zijn en dus de oplossing van het probleem meer in de richting en lijn van de eigen persoonlijkheid liggen. Het is heel simpel. Maar men moet één ding onthouden je denkt, dat je op de wereld alleen staat. Dus dat je een beperkte groep bent of een beperkte persoonlijkheid. Maar dat is niet waar. Zonder dat je het weet, word je voortdurend door anderen beïnvloed en beïnvloedt je anderen voortdurend. En je interpreteert die dingen op jouw manier, de ander op de zijne Wanneer nu dit contact komt, zul je daden stellen, die voor jezelf wat vreemd zijn woorden spreken, die voor jezelf achteraf wat onbegrijpelijk zijn terwijl je in feite niets anders hebt gedaan dan wat jij van de werkelijkheid van een ander aanvoelde in jezelf, uitspreken, formuleren of in daad omzetten. En nu ga je verder. Nu denk je dus, dat het jouw raad is, die een ander drijft maar dat is niet waar. Het is jouw realisatie van zijn persoonlijkheid, die in die persoonlijkheid die bewuste factoren heeft wakker gemaakt waardoor die persoon gaat handelen. Op die manier sta je dus nooit alleen. En wanneer je rekent dat er heel wat werelden rond je zijn, goede en minder goede, ik noem het een beetje niet prettig geurende kwaliteit, die ook bij U in de omgeving zijn al die werelden hebben hun invloed. En naarmate U meer aanspreekt op de waarden, die De spreuken van de wijze

147

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze zij uitstalen, zult U in hun werkelijkheid ingrijpen, doordat U iets doet wat voor hen weer een realisatie betekent in hun eigen zijn, en omgekeerd zult U zich iets realiseren uit hun werkelijkheid. Zo spelen wij voortdurend een spel met elkaar, waarbij wij denken dat wij een ander iets leren, totdat U tot de conclusie komt wij weten het nu eenmaal, zover hebben wij het al gebracht dat je eigenlijk niets anders doet dan verborgen en sluimerende facetten van een andere persoonlijkheid wakker maken en daardoor deze in staat stellen wat dichter bij zijn eigen werkelijkheid te komen. Zijn eigen werkelijkheid, want die is nog lang niet synoniem met jouw werkelijkheid. Maar al die werkelijkheden zijn convergerende lijnen, die op een punt uitkomen. Tout court, tout simple. Dus een soort psychosomatiek in de geest. Ja. Je zou het een soort psychosomatiek kunnen noemen, maar... de slaap hier eigenlijk een verstoring van de slaap niet alleen het ontdekken van het sluimerende, maar het wekken van het sluimerende. En daar ligt wel enig verschil. Psychosomatiek is een bepaalde naam, die men geeft voor een wijze van therapeutische benadering van problemen en ziekten. Zo kunnen ook wij natuurlijk onze methode van werken een naam geven. Maar wat ik heb uitgedrukt geldt ook overal, ook voor een eerste klas van de school. De juffrouw denkt, dat zij de kinderen wat leert maar zij zou schrikken, als ze weet tot hoeveel kattekwaad ze hen heeft aangezet zonder het zelf te weten. Dit geldt ook voor de godsdienstleraar. Er zijn geen mensen, die grotere ketters en meer atheïsten maken dan dominees en pastoors. Weet U waarom? Omdat zij zoveel praten over onderwerpen, dat ze de eigen gedachten en denkbeelden, die in de persoon sluimeren daaromtrent,wekken en dus naar buiten brengen. Het is een kwestie van slapende honden wakker maken. En het is niet gek, want honden, die wakker zijn, leven. En als ze leven kunnen ze misschien bijten. Dat is erg onplezierig, maar aan de andere kant weet je in ieder geval, wat je er aan hebt. Mag ik het daarbij laten vanavond? Geen commentaar tegen de manier van betogen? Dan is het woord aan de laatste spreker, die op de bekende wijze zal sluiten. Ik geef het woord dus over. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. We gaan deze bijeenkomst besluiten met een meditatie. ZELFBEDROG De wereld is mooi en die schoonheid van de wereld wil je passen. Je leent van de Wereld al datgene, wat je begeerlijk lijkt en kent het jezelve toe. Je bouwt jezelf een masker, een beeld, waaraan je grote waarde hecht en je noemt het je persoonlijkheid. En in deze persoonlijkheid leef je. Je acteert a.h.w. datgene, wat je.niet bent. Je bedriegt jezelve en je bedriegt jezelve meestal meer, dan het je gelukt de wereld te bedriegen. Maar in dit zelfbedrog bereik je toch een gewoontevorming. Het zelfbedrog schept innerlijke condities en toestanden, die voor jezelf meer en meer reëel worden, tot zij op de duur niet meer ontkend kunnen worden tot zij op de duur niets anders meer zijn dan een onverbrekelijk deel van je bestaan. En daar komt de waarde van het zelfbedrog naar voren. Een mens, die denkt goed te zijn, handelt alsof hij goed ware. Daardoor wekt hij in zichzelve een verplichting steeds het goede te doen en zal zo bepaalde kwade kanten van zijn persoonlijkheid, die reëel en werkelijk bestaan, wegwerpen, ontkennen, negeren, omvormen tot iets actiefs en iets goeds. Zelfbedrog is niet zonder zin. Zelfbedrog bouwt evenzeer aan de persoonlijkheid als bewustwording. Alleen de bewustwording is een erkenning van de realiteit. Zelfbedrog een ontkenning. Bij een bewustwording bestrijdt je het kwade in zelfbedrog buig je het kwade om tot het goed schijnt en op de duur goed is.

148

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze Kan er echter een werkelijk zelfbedrog bestaan? Een ieder, die zichzelf bedriegt, weet in zichzelve, dat wat hij handelt en doet niet waar is volgens zijn eigen wezen. Dat hetgeen hij (of zij) voorgeeft te zijn en te doen, niet datgene is, waarvoor het wordt uitgegeven. Maar de kennis van dingen zal juist door de beleving der uiterlijkheid op de duur verstommen. Op de duur zullen de waarden, die men omwille van een wereld heeft aanvaard, ook deel van het eigen ik worden. Er is ongetwijfeld veel zelfbedrog, dat berust op de beperking van Uw wereld. Men zegt zichzelve dat dit wel, dat niet geoorloofd is. Men erkent deze weg wel en meent aan de andere voor zichzelf te kunnen ontsnappen. Men predikt waarden, die men in zijn hart niet begeert. Men verwerpt warden officieel die men zo gaarne zijn eigene zou noemen, want men houdt zich aan de uiterlijkheid. En zo kan het zelfbedrog een mens verarmen zowel als verrijken. Zonder zelfbedrog echter is het de doorsneemens en velen in de geest niet mogelijk te bestaan. Zij hebben nu eenmaal een beeld nodig, waarin zij zich kunnen bewegen, omdat zij vrezen de werkelijkheid van het eigen ik te moeten ontkennen. En een ontkenning zou het worden. Want mij willen de fouten, die in hun eigen wezen schuilen, niet aanvaarden. Zij willen de consequenties van hun handelingen en daden, van hun begeerten en betogen, niet accepteren. Maar juist deze mogelijkheid tot uitwijking, tot bedrog, maakt het mogelijk te blijven.leven.en vele dingen te accepteren en in zich en in anderen, die men anders niet zou kunnen verdragen. Het zelfbedrog beperkt zich niet alleen tot eigen wezen. Het zelfbedrog is ook een beeld, dat we aan de wereld opleggen. Wij aanvaarden niet, wat de wereld werkelijk is, maar willen haar zien, zoals ze volgens ons moet zijn, en zelfs waar ze niet wil en niet kan beantwoorden aan de eisen, die wij haar stellen, trachten wij voortdurend verklaringen te vinden, redenen, verzachtingen, die het mogelijk maken onze eigen denkbeelden en idealen nog verder te handhaven. Het zelfbedrog is een middel, waardoor wij leven in een waanwereld en ons in een waan weten te handhaven. Wij moeten leven in een waanwereld tot het ogenblik, dat wij een werkelijkheid kunnen accepteren zonder te vluchten in het onbegrip, de verwijdering van alle bewustzijn. Zo is zelfbedrog een factor in alle bestaan. Maar er komt een ogenblik, dat je je te zeer bewust wordt van het bedrog, dat je pleegt tegenover jezelve, van de begoocheling, die je zelve maakt van een wereld rond je. Wanneer je jezelf daarvan bewust bent, zoek dan naar waarheid. Ook dan zul je jezelf vaak bedriegen, maar niet bewust. En in het onbewuste bedrog schep je voor jezelf een mogelijkheid tot leven, tot levensaanvaarding, die je anders niet zou bezitten. Wie bewust zichzelve bedriegt is iemand, die in zijn eigen leugens zijn geestelijke bewustwording ombrengt. Iemand echter die eerlijk t.o.v. zichzelve uiteindelijk een deel van zijn wezen en zijn wereld als waan ziet en beleeft, terwijl hij innerlijk hieromtrent soms een aanvoelen bezit, doet niet anders, dan wat alle mensen en alle geesten doen. De wereld is geen bedrog en geen waan. Wij maken een waan van de wereld. Wij maken een waan van onszelven en ons leven. Daarom is zelfbedrog een kosmische waarde. Een kosmische waarde, die langzaam maar zeker overwonnen wordt, veranderd wordt in een werkelijkheid. Want indien het zelfbedrog ten top wordt gevoerd, wordt het tegendeel van de waarheid ervaren en uit het tegendeel van de waarheid kan de waarheid voortvloeien. Wie zichzelve bedriegt en daarmede te ver gaat, dwingt zichzelve tot erkenning van een eigen waarheid. Zo is zelfbedrog iets, dat de bewuste probeert te voorkomen, voortdurend tracht te vervangen door zelfkennis en waarheid. Maar anderzijds is het een middel, dat ons gegeven is door de Scheper om ook zonder een bewust streven vooral wanneer we de innerlijke grootheid daartoe niet hebben te komen tot Hem, opdat wij de lichtende waarheid van het Al kunnen realiseren en onszelven daaraan kunnen overgeven en daarin kunnen opgaan. Ik geloof, dat ik daarmede de betekenis van zelfbedrog voor U duidelijk gemaakt heb. Ik zou slechts nog willen zeggen: De spreuken van de wijze

149

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 21 mei 1957 Les 21 – De spreuken van de wijze Wie zichzelve bewust bedriegt, bedriegt niet zichzelve, maar de eeuwige waarden, die in hem leven. Wie onbewust zich zelf bedriegt, zal door het bedrog heen de waarheid, die in hem leeft, leren zien. Zo is de waarheid in ons belangrijker dan alle dingen. Indien wij haar kunnen bezitten, mogen wij al het verdere accepteren of verwerpen, zo wij willen, want slechts de waarheid is de openbaring van de werkelijkheid. Goeden avond.

150

DE SPREUKEN VAN DE WIJZE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof Goeden avond, vrienden. Waar het zo langzamerhand weer tegen het einde van de esoterische kring begint te lopen tenminste voor dit jaar - en waar we ook de vorige maal ons al de moeite hebben getroost enkele bestuursmededelingen te doen, zou ik U nog op het volgende willen wijzen. Voor de leden van deze kring staat principieel - ook in de toekomst de toegang tot de groep, die voor de inwijdingsgroep in de plaats komt, open. Maar dat kan echter alleen in de eerste bijeenkomst. In deze eerste bijeenkomst zullen wij n.l. zo vrij zijn een kleine analyse te maken om te zien, wie daar nu eigenlijk wel en wie er niet past. Het is beter dat wij werken met een selecte groep. U hebt zelf ook al gemerkt, hoe vaak een kleinere en daardoor meer homogene,roep betere resultaten mogelijk maakt dan een grotere. Wij hebben daar in de toekomst dan ook alles op gezet en het ligt niet in de bedoeling, dat b.v. deze esoterische kring boven het aantal cursisten uitkomt. Dus wat U voor een cursus is gesteld, geldt voor deze groep ook een beetje. Wij hebben dat niet zo definitief in het programma vastgesteld, omdat we natuurlijk wel enige uitbreiding kunnen velen, als de kring toch harmonisch blijkt te zijn. Nu zal echter in de toekomst de verdeling anders zijn. De esoterische kring gaat zich geheel specialiseren op esoterie, maar op een bijzondere manier. Esoterie is eigenlijk een combinatie van filosofie en wetenschap en deze combinatie moet gebruikt worden om de eigen plaats in het Al beter te begrijpen. Wij zullen dit in de esoterische kring doen op een laten we zeggen gesluierde wijze, dus in gedragen beelden. Daar staat tegenover, dat wij in de Geestelijke Scholing, die als topklasse dan hierboven komt, niet zo gesluierd doen. Wij gaan ook de praktijk uitoefenen. En die praktijk brengt meer moeilijkheden met zich mee - dat hout U wel begrijpen - dan in deze kring zullen rijzen. Aan de andere kant brengt de Geestelijke Scholing ook weer de mogelijkheid met zich mee juist de problemen van meer algemene aard, die U zelf hebt, ook diepgaander te bespreken. Persoonlijke raad kan U natuurlijk ook daar niet gegeven worden, tenzij in direct verband met het leerprogramma. Nu hebben wij zo gedacht - en dat moet U dan maar overwegen: Wij zijn bereid om eens per drie maanden maximaal een uur uit te trekken om adviezen te geven speciaal aan de leden van deze groep, in zover zij deze verlangen en problemen naar voren willen brengen en dan ook - het gaat natuurlijk alles in het openbaar en daar ook - en daar onze richtlijnen willen aanvaarden als zijnde in overeenstemming juist met het streven van de Orde. Natuurlijk is dit nooit een bindende opdracht, alleen maar een raad. Dat kunt U in de pauze bespreken. Dan ben ik op het ogenblik klaar met deze inleidende materie. Nu zou ik graag een kleine proef willen geven van wat U het volgend jaar kunt verwachten. Het onderwerp is in dit geval heel eenvoudig:

DE WAARDE VAN HET GELOOF

Daarover is al heel veel gezegd en gesproken, Maar juist in deze kring mogen wij dat geloof iets anders zien en iets verdergaand beschouwen dan in de meeste bijeenkomsten voor ons mogelijk is. Geloof is een zekerheid, die je in jezelf draagt. Wanneer je ergens zeker van bent, durf je erop te bouwen. Wanneer je ergens op durft bouwen, zul je door dit vertrouwen in staat zijn dingen te volbrengen, die je zonder dat vertrouwen niet zoudt kunnen presteren. Wat is nu de waarde van het geloof in verband met geest en met stof? Allereerst geestelijk gezien (ik ben zo vrij om hierin ook enkele citaten te vervlechten) "De geest, die alleen gelooft, is alleen met haar geloof. Maar de geest, die haar geloof ziet als een basis tot beleven, vindt zich in beroering en contact met geheel het Al. Het beeld van het De waarde van het geloof 151

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof geloof is voor de geest niet beslissend meer, omdat de werkelijkheid en de verwerkelijking van het geloof, zoals deze zich in haar wereld kunnen afspelen, een automatische correctie betekenen, waardoor het geloof voortdurend aan de werkelijkheid wordt aangepast. Naarmate de geest hoger stijgt, wordt hetgeen zij nog, moet geloven minder daarentegen zal wat zij gelooft dichter bij de waarheid staan.” Geestelijk iets geloven wil zeggen: Dingen, die je niet weet, als zeker aannemen. Maar dat wil ook zeggen, dat je die waarden, omdat je ze aanneemt, in je eigen wereld verwerkt. In praktisch elke sfeer vormt de geest zelf een deel (soms het grootste gedeelte) van haar eigen milieu, haar eisen omgeving. Zij geeft de vorm aan de verschijnselen, die zij waarneemt. Zij interpreteert deze en deze interpretatie wordt voor haar realiteit. Wanneer ik nu een geloof heb, dat onredelijk is, dan zullen deze verschijnselen niet optreden, die mij de interpretatie mogelijk maken in de vorm van mijn geloof. Dan word ik dus automatisch gedrongen slechts een klein deel van mijn geloof te beleven. Maar dat kleine deel van dat geloof houdt dan zoveel in, dat daardoor een wijziging van mijn aanvaarding plaats vindt, ongeacht mijn niet weten. Op deze manier vindt de geest dus het geloof als een erkennen, dat nog niet in een weten, in een begrijpen is ondergebracht en kan zij daardoor een veel grotere werkelijkheid benaderen en vooral zich baseren op intenser en groter goddelijke kracht, dan zonder het geloof het geval zou zijn. Geloof heeft dus voor haar een zeer grote waarde, zolang het geloof enige waarheid in zich draagt. (Dat laatste met nadruk,) Stoffelijk gezien is geloof heel iets anders. Een geloof - waar of niet waar - schept een zekere innerlijke rust een zekere innerlijke rust en ook een vermogen tot aanvaarden - ik zou haast zeggen tot incasseren - van de slagen des levens, die anders niet zo snel tot stand komen. Hierdoor is de meerstand lichamelijk veel groter, is de aanpassing aan de omgeving gemakkelijker. Dit betekent een wegvallen van psychische spanningen en de mogelijkheid tot realiseren, waardoor men in het milieu zich rechtvaardigen kan omtrent eigen handelingen en daden. Het betekent verder het ontstaan van een levenspatroon, waarbij bepaalde denkgewoonten beheersend zijn voor elke daad. Het stoffelijke denken bedoel ik hier. Het resultaat is, dat de stof door het geloof in vele gevallen de mogelijkheid vindt om intenser te leven, dan zonder het geloof mogelijk zou zijn. In beide gevallen mag dus worden gezegd: De waarde van het geloof is een intensifiëring van het leven, een vergroting van de mogelijkheid tot beleven en daarmede op de duur een sneller benadering van de waarheid. Tot zover is het U allemaal waarschijnlijk duidelijk? Elk geloof heeft echter een bepaalde basis, een bepaalde grondslag. Die grondslag is voor stof en geest ongeveer gelijk, wanneer wij dat vage woord "God" gebruiken. Stof en geest zullen of zij het willen of niet, het bekennen of niet - op enigerlei wijze geloven aan een grote besturende Kracht, die enige persoonlijkheid, persoonlijke eigenschappen of wetten in zich draagt. Naarmate de omschrijving scherper wordt van het beeld, dat men zich van God voorstelt, wordt het beeld natuurlijk minder waar. Toch kan worden gezegd, dat voor een goed geloven, een waar, een reëel geloven, aan die God bepaalde capaciteiten moeten worden toegekend. In de eerste plaats moet die God (ofwel de hoogste God bij een meergodendom) de Schepper van het Al zijn, maar gelijktijdig ook de Instandhouder en Verdelger. In een begrip moet zijn samengevat ontstaan, bestaan en ondergang. Verder moet deze God een oneindigheidsprincipe zijn. Dus iets, wat niet teniet kan gaan of ten onder kan gaan. Het is noodzakelijk, dat deze eerste omschrijvingen van God aanvaard worden om de volgende redenen: Een God, die kan ondergaan, schept het voortdurende probleem van het eigen bestaan. Lichamelijk ontstaat hierdoor een zekere onzekerheid, een vrees dat men te laat zal komen, e.d. geestelijk een onbegrip voor fenomenen, die men ziet en een drang en jachten om toch vooral die God te bereiken, voor het te laat is en die God uitblust. Dat kunnen wij niet aanvaarden, want in beide gevallen ontstaat hierdoor een grote persoonlijke schade. Lichamelijk zal dan de onzekerheid leiden tot verkeerde handelingen en daden en daardoor 152

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof ongelukkige belevingen, verlies van levenskracht, zenuwkracht, ontstaan van complexen, enz. Geestelijk gezien zal het geloven aan een eindige God ertoe leiden, dat men intenser streeft om die God te bereiken, waarbij men dus tussentrappen tracht over te slaan en zo zich zelf voortdurend blootstelt aan krachten, waarvoor men niet rijp is. Of in het tweede geval een lusteloosheid, waarbij men blijft versuffen in een sfeer, die geen werkelijke betekenis meer heeft. Een soort van levend dood-zijn. Dat is natuurlijk ook volledig uit den boze. Wij kunnen dat niet accepteren. Vandaar dat het noodzakelijk is als grondprincipe te zetten God is eeuwig. Bovendien moeten wij tot die God in een zekere relatie staan. Een God, die zo maar bestaat, kan voor ons nooit een werkelijke betekenis hebben. Er moet een persoonlijke band met die God bestaan. Vandaar dat Hij onze Schepper moet zijn. Maar het begrip Schepper laat nog de gedachte aan een vervreemding toe. Een beeldhouwer kan een kunststuk maken, het ergens plaatsen en nooit meer in zijn leven terugzien noch er aan denken. Vandaar dat diezelfde God ook onze Instandhouder moet zijn. Hij moet voortdurend met Zijn Kracht rond ons zijn, omdat alleen zó voortdurende associatie van ons eigen leven met het Werkelijke van het goddelijk bestaan mogelijk blijft. Geloven wij stoffelijk aan God als Instandhouder, dan zullen wij ons voortdurend gesterkt gevoelen door het feit, dat Hij bij ons en met ons is, dat Zijn wil in ons leven toch betekenis heeft en dat Hij zeker alles zal veranderen, wanneer het noodzakelijk is. Niet omdat het voor óns wenselijk is, maar omdat het volgens Zijn wezen noodzakelijk is. We hebben dus een voortdurend intens contact met onze God en durven tot deze God spreken, wij durven van die God dromen, wij durven ons leven a.h.w. daaraan te wagen. Deze zekerheid vergroot, zoals reeds gezegd ons weerstandsvermogen stoffelijk onnoemelijk, geeft ons verder veel groter capaciteit tot het verdragen van leed, pijn en spanningen, groter vermogen tot arbeidsprestaties en wat dies meer zij. Maar ook geestelijk is de gedachte "in-stand-houden" noodzakelijk. Want op het ogenblik, dat ik geestelijk door een overgang eenzaam ben, afgesloten van de wereld, die ik reeds kende en nog niet ontwaakt in een wereld, waarvoor ik bestemd ben, zou ik kunnen komen tot een verwerpen van de wereld en het scheppen van een waan voor mezelf, een waan uit mijzelf geboren. Maar hier zou ik mijzelf niet meer identificeren met God, maar trachten God te zijn en daardoor mijzelf afzonderen van elke realiteit en dus ook van elke levende kracht. Het gevolg is dan duister. Een heel sombere toestand. Dat is voor de geest niet begeerlijk. Gelooft zij echter in een Gold als haar Instandhouder, dan is zij er zich van bewust, dat deze kracht voortdurend in en met haar is. Zij zal zich dus nooit verlaten gevoelen en nooit de neiging hebben alle redelijkheid opzij te zetten en voor zichzelf alleen een goochelspel met gedachten te beginnen. Hierdoor kan zij dus wel ontwaken in de sfeer, waarvoor zij rijp is en zal zij niet in het gevaar verkeren juist bij een wisseling van sferen terug te vallen. Wij moeten ook in God geloven als een Verdelger. Want wij zien veel dingen teniet gaan. En nu kunnen wij filosofisch betogen, dat dit teniet gaan alleen voor ons plaats vindt, voor ons is het desalniettemin reëel. Wanneer wij geloven, dat een blind toeval, een vreemd noodlot mijnentwege, in ons leven vele dingen wegneemt, dan komen wij tot een zekere opstandigheid. Wij kunnen dat leven niet accepteren. Maar voor een bewustwording moeten wij een leven kunnen accepteren. Ook geestelijk, wij moeten onze sfeer kunnen aanvaarden zonder meer. Wij moeten het ook kunnen aanvaarden, dat ons beste pogen op een gegeven ogenblik verstoord wordt, omdat wij gezondigd hebben tegen een bepaalde vernietigende kracht, die evenzeer uit God voortkomt. Verder komt bij het begrip God als Schepper, Instandhouder en Verdelger nog het volgende duidelijk kenbaar naar voren, n.l, dat er geen scheiding kan zijn in kosmische zin tussen goed en kwaad, tussen licht en duister. Het is goed, dat wij dit weten, zodat ons beleven van goed en kwaad steeds in ons erkend wordt als een zuiver persoonlijke waarde. Hierdoor zijn wij in staat ons gemakkelijker neer te leggen bij de tegenstellingen, die wij zien. Men heeft wel eens gezegd "Om God te kunnen benaderen moet men ook de duivel kunnen aanvaarden. Om verlicht te zijn moet men eerst de onmacht, de droefheid gekend hebben. Om De waarde van het geloof 153

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof de wereld te overwinnen moet men de kracht van de geest bezitten. Om de kracht van de geest te verwerven moet men de wereld beleefd hebben." Hier ligt het hele probleem duidelijk voor ons. We hebben te maken met een Kracht. Hoe wij ons die Kracht voorstellen maakt niets uit. Die Kracht is een denkend Vermogen. Uit die Kracht zijn wij ontstaan met al, wat wij kennen. In die Kracht zullen wij opgaan of ondergaan, wanneer het die Kracht belieft. De verantwoording voor ons leven ligt nog bij ons, maar niet meer de verantwoording voor de factoren, die wij niet kunnen beheersen. Juist dit laatste maakt het geloof vaak ongekend waardevol. Want wanneer wij werkelijk streven naar het goede, zijn wij geneigd om onszelf verwijten te maken over gebeurtenissen, die op zichzelf niet belangrijk zijn. Wij zijn geneigd dingen, die wij helemaal niet kunnen voorkomen, te zien als een fout in ons eigen wezen. En in ons beklag over deze fouten, deze zonden, en ons berouw zullen wij nutteloos onze krachten verspillen en niet in staat zijn de mogelijkheden van het leven te accepteren. Wanneer je weet, dat God Zelve het is, Die mede bepaalt wanneer iets uit je wereld verdwijnt of daarin komt, kun je een verlies of een gewin aanvaarden als een soort gave. Een gave, die misschien niet altijd even prettig is, maar toch een gave. Dan kun je begrijpen, hoe het één veranderd wordt in het andere. Voorbeeld: Er wordt een kind geboren. Dat betekent veel moeite. Het betekent veel zorgen. En ik kan mij voorstellen, dat er omstandigheden zijn, waarbij een mens eigenlijk liever zou hebben, dat zo’n kleine wereldburger nog een tijdje in een andere wereld was gebleven. Maar het geloven in een bestemmende goddelijke Kracht maakt het accepteren - zelfs het vreugdige accepteren hier mogelijk. Zo wordt juist de band geschapen tussen kind en ouders. Een ander voorbeeld: Een mens sterft. Aan die mens was je gehecht of op die mens had je je leven gebouwd. Nu denk je "Ja, nu is dat van mij weggenomen, nu heb ik niets meer over." Dat is begrijpelijk, wanneer je geen geloof hebt. Maar als je wel gelooft, dan besef je, dat alleen een bepaalde vorm uit jouw wereld is weggenomen en hier kun je zelf niets aan doen. Dus hier was het God, die ingreep. Dit ingrijpen van God betekent, dat wij ons er aan onderwerpen zonder berouw, zonder beklag over wat wij nog hadden kunnen doen of hadden moeten doen of hadden willen doen. Het is een les, maar geen reden tot voortdurende overpeinzing, tot mismoedigheid. Verder begrijpen wij, dat als God schepper en Instandhouder is naast Verdelger, Hij niets volledig verdelgt voor Hij de schepping zal verdelen. Zo kunnen wij begrijpen, dat Hij een voortbestaan mogelijk maakt en wij zullen misschien zo in staat zijn ons banden te realiseren, die anders stoffelijk zouden wegvallen. Dat stel ik nu in termen van Uw eigen wereld. Maar ik kan het ook wel in de geest verplaatsen. Je bent in de geest en je leeft in een lichte maar niet te hoge sfeer. Een vijand van je komt in die sfeer binnen. Je bent nog niet zo ver, dat je al die vijandschap overwonnen hebt. Je weet misschien, dat je ze moet overwinnen. Nu kun je door te geloven, dat hier een bepaalde Kracht aan het werk is, jezelf de moed en de kracht verschaffen de vijandschap te breken, te overwinnen en zo tot een nieuwe verhouding te komen, die juister is. Je kunt ook, wanneer iemand, die veel voor jou betekent, weggaat naar een hogere wereld dat heb je in de sferen ook - of een leraar, die je heeft opgevoed tot een nieuw bewustzijn, opeens niet meer bij je in de buurt te zien is, niet meer te bereiken is, dan kun je natuurlijk ook bitter worden. Dan gaat er ook een brok van je leven teloor. Maar je weet nu, dat er een goddelijke wet is, een wil van de Instandhouder, die een bepaalde verhouding, een bepaalde toestand uitwist voor ons, opdat we rijp zullen zijn voor een nieuwe toestand, die dichter ligt bij Zijn wezen, dan accepteren wij dat met vreugde, dan zien wij dit alles als een soort medaille. Een medaille, die misschien in het eerste begin niet erg prettig te dragen is, omdat het met ontroering gepaard gaat, maar het is toch een bewijs, dat deze hoge Kracht jou in staat acht op eigen benen te staan.

154

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof Op al deze wijzen kan geloof van dienst zijn, vrienden. En daarom is het een zeer belangrijke factor. Maar geloof mag geen bijgeloof worden. Daarom moet ik naast het geloof ook het bijgeloof even toelichten. Geloof wordt bijgeloof op het ogenblik, dat het aan andere delen van de schepping een bewuste taak toezegt, ingrijpend in het eigen leven, zonder onze beheersing. Ook wanneer andere voorwerpen, middelen, toestanden in ons leven ingrijpen kunnen en voor ons veranderingen veroorzaken, zullen zij dit nooit uit zichzelf kunnen doen en nooit door een persoonlijk leven. Zij zullen voor ons te allen tijde instrumenten zijn van de hogere macht, die in ons leven de betekenis van hun zijn tenslotte bepaalt. Wij zelf moeten leren dat te verwerken, ons daar a.h.w. op in te stellen. Op het ogenblik, dat ik denk, dat ik iets kan afdwingen van God, ben ik dwaas. Want ik heb geen macht en geen vermogen en God heeft een volmaaktheid gegeven. God is alles ook wat ik nodig heb, wat ik verlang. Dit kan dus voor mij zuiver goddelijk zijn, als ik geen bepalingen ga maken. En daar heb je weer de moeilijkheid. Die bepalingen maakt de bijgelovige als volgt: Hij zegt "God, ik zal nu negen dagen achter elkaar bidden, ik zal kaarsen branden en ik zal nog wat aan de armen geven ook, als U dat en dat voor mij doet." Bijgeloof. Gebed is iets, waar we ons zeker niet tegen mogen verzetten. Want gebed - in zijn zuivere vorm een spreken met God - is eigenlijk niets anders dan een poging om de uiteindelijke, verlichte toestand reeds voor het ik te realiseren. Maar een poging om met God te handelen, iets af te dwingen van Hem door middel van tussenpersonen of onmiddellijk, is bijgeloof. Het is bijgeloof, wanneer wij menen, dat God iets toelaat, dat kwaad is. God laat niets toe, tenzij het past in Zijn schepping, uit Hem gebore is en door Zijn krachten zich kan voltooien, kan voltrekken. Dus zijn alle dingen goed. Wat dat betreft zou menig Christen aan een Mohammedaan een voorbeeld kunnen nemen. Daarvan ben ik overtuigd. En aan menig Hindoe ook. Dezen zeggen "Wat uit de hoge Kracht komt, mogen wij niet beoordelen," Maar goed, laten we daarover niet spreken, Bijgeloof is het verder, wanneer een mens zich gerechtigd acht te oordelen over waarden, die buiten zijn eigen persoonlijkheid liggen. Je mag oordelen over jezelf, maar niet over anderen. Dat vloeit voort uit het feit, dat God ín alle dingen is, alle dingen instandhoudt en alle dingen heeft voortgebracht. Want anders zouden wij als onvolmaakte en niet volledig wetende wezens ons brutaal aanmatigen te oordelen over de Schepper, onze God. Dat kan niet. Wij moeten dus wel degelijk ons geloof zien als een onmiddellijke relatie met God, die niet op aardse termen laan worden gebaseerd, noch op die van wederzijdse vriendelijkheden, noch op termen van bedreigingen. Wanneer ik sommige mensen hoor bidden en vloeken tegelijk, denk ik wel eens aan die primitieve gelovigen, die hun houten God ergens op een altaartje in een hut hebben staan. Wanneer die God niet vriendelijk is slaan ze er een spijker in, zodat hij flink pijn heeft. Dan weet hij tenminste, wat hij gedaan heeft. Dat is onzin. Dus geen bijgeloof, vrienden! Geloof is een bepaalde wijze van wereldaanvaarding. Dat geloof zal zich openbaren in een reeks van regels, die men voor zichzelve in het leven juist noemt. Maar om die regels gaat het niet. Het gaat om de grondslag, waarin een band wordt gevonden met het Al-scheppend Vermogen Mag ik aannemen, dat ik dit punt duidelijk heb belicht? Heeft er iemand commentaar?…... Dan geef ik het woord over aan een volgende spreker, O, ja, een ogenblik nog. Gezien de heersende condities buiten en bij het medium zullen wij de avond iets bekorten en daarom zou ik U willen verzoeken de pauze niet te lang te maken, terwijl ook de sprekers zullen trachten even als ik zo concreet mogelijk te spreken. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden.

De waarde van het geloof

155

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof Esoterie is een eigenaardig iets. En daarom kun je vaak alle dingen onderbrengen onder de term esoterie. In de eerste plaats is zij filosofisch, d.w.z. bouwt zij op het bestaande een kennis omtrent het bestaande, een theorie. In de tweede plaats echter betekent ze een beleven, dat maar heel zelden in zuivere woorden kan worden omgezet. Nu wil ik proberen om iets te zeggen, dat eigenlijk haast onzegbaar is. Wanneer ik dus zou falen, moet U dat mij niet kwalijk nemen. In elke mens leeft een vlam. Een vlam, die gelijk het leven is, het weten is en God is. Die vlam bestaat voort, ook wanneer het lichaam wegvalt. En nu is het wonderlijke, dat die vlam de spiegeling is van het eigen ik, van de eigen persoonlijkheid. Dit is zoveel te vreemder, omdat ik U zeide "Zij is het leven en zij is God." Wanneer je in die vlam zou kunnen doordringen, dus de poort der zelfkennis zou kunnen openen, zou je het volgende ontdekken: Je wordt in jezelf volkomen weerkaatst. De vlam van het leven is, wanneer je haar de eerste maal ziet, een spiegel. Een zeer getrouwe spiegel, die alle dingen zegt. Maar wanneer je op haar toekomt, dan blijkt het, dat er achter die spiegel een wereld ligt. U hebt misschien wel eens op een avond, dat het buiten donker was, in een ruit gekeken. Gewoon in een ruit. En U heeft gezien hoe daar schimmig een kamer lag, precies in de omgekeerde volgorde en vorm van Uw eigen vertrek een spiegelbeeld. Hetzelfde en toch niet hetzelfde. Met andere lichtglanzen met vreemde hoeken, die - al kun je net niet zien - wanneer je de kamer vergeet je doen denken, dat daar misschien andere mensen zitten dan jij. Zo is het wanneer je die spiegel van de ziel maakt, wanneer je in dat vuur durft zien. Dan lijkt het plotseling, of er een heel dunne grens staat tussen jouw wereld en jouw wezen én een andere wereld en een ander wezen, die precies op jouw wereld lijken en toch niet helemaal dezelfde zijn. Wanneer je dan de moed zou hebben om op die wand toe te schrijden, dan zou je zien, dat het geen glas is en geen vaste stof. Het is eerder of een grote hitte opstijgt, die de lucht doet warrelen en trillen, zodat je wat er achter ligt nog vaag ziet. Heb je de moed om daar binnen te schrijden, dan leef je in een andere wereld. Dan ben je een ander geworden. Want je beschouwt dan jezelve, zoals je bent. Je bent in staat jezelf te veranderen, ook in die wereld maar je kunt nooit een scheiding maken tussen dat andere ik en jezelf. Ja, je kunt het zo misschien duidelijk maken God heeft de volmaaktheid geschapen. De volmaaktheid is de werkelijkheid. Wij zijn het spiegelbeeld, al beseffen wij dat niet. Wanneer wij op die vlam toeschrijden, dan, stappen we eigenlijk dóór die vlam in Gods wereld. Tot op dat ogenblik hebben wij in onze eigen wereld geleefd. Een wereld, waarin sommige hoeken niet bestaan, waarin alles onaf, nog niet klaar is. Maar als wij die wereld van onvolmaaktheid. verlaten en in die werkelijkheid komen, dan blijkt ons wezen tweeledig te zijn in zijn bestaan, n.l. volmaakt in God en onvolmaakt voor ons wezen. Wanneer U dat kunt beseffen. U zich kunt voorstellen, dan zal misschien ook dit duidelijk zijn Ik weet, dat ik een spiegeling ben van de werkelijkheid. Een droom, die ik zelf droom over iets, dat waar bestaat. Ik weet, dat ik duister ben, dat zich licht waant, en ik weet, dat ik licht ben, dat door het duister van het eigen waan in God zijn volle waarde krijgt. In dat weten besef ik, dat ik mijzelve moet leren aanvaarden. Aanvaarden zoals ik ben, zonder droom, zonder zelfverheffing, zonder valse schaamte voor mijn eigen fouten. Wanneer ik zo ben, dan kan ik omdat ik dan de spiegelwereld, waarin ik leef, zuiver omschrijf - doordringen tot de vlam, die de kern is van mijn bestaan. En wanneer ik mijzelf daarin aanschouw en de moed heb verder te gaan, kan ik daardoor in de werkelijkheid binnentreden. Dít is niet werkelijk. Maar er is een werkelijkheid gelijk aan deze, volmaakt en eeuwig. Daarin leeft ge. Niet in één gestalte, maar in duizenden, tienduizenden gestalten. Voor elk moment, voor elke toestand één, allen tezamen. En in Uw droom van het heden kunt gij wijzigen al wat gij zult zijn in de werkelijkheid. Wie nu vreest voor zichzelve, vreest ten onechte. Want wie zichzelve vreest, vreest een waan. Wie God vreest is dwaas, want hij vreest zijn eigen leven. Maar wie zichzelf en zijn leven aanvaart en tracht door te dringen door de poort der zelfkennis in die werkelijkheid, zal weten, dat elke fase van het bestaan, elk gebeuren, elke vreugde, elk 156

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof leed noodzakelijk is voor de volmaaktheid, die een liefdevolle God geschapen heeft als uiting voor zich en alle schepselen. Nu kunt U een korte pauze maken, vrienden. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Je kunt merken, dat het zomer is. Ja, U merkt het ongetwijfeld ook wel. Nu wil ik U de gelegenheid geven - wanneer U dat wilt - om een eigen onderwerp te stellen. Bepaalde voorkeur? Niemand? Dan denk ik, dat het eerste onderwerp zo begrijpelijk is geweest, dat we het tweede gedeelte een beetje onbegrijpelijk kunnen maken. Akkoord? Het is zo warm. Nu ja, ik zal het niet te erg maken. U hebt ongetwijfeld allemaal wel eens gehoord over: De wachters aan de poort Nu, daar maken we eens een onderwerp van. Want de wachters aan de poort zijn een verschijnsel, dat ieder leert kennen, die veel met een uittreding in een andere sfeer te maken heeft. Maar wat erger is, het is ook een principe, dat in de magie wordt gebruikt en behoort dan ook wel degelijk thuis ander de esoterie, waar het gelijktijdig zinnenbeelden zijn voor zekere krachten, die in de wereld bestaan. Wanneer U die term zo hoort "Wachter aan de poort", dan stel je je een soort portier voor. Iemand, die de deur bewaakt naar een andere wereld of naar een ander vertrek. En juist daardoor is die term voor ons - ook esoterisch - volkomen aanvaardbaar, want U moet zich dit nu eens goed voorstellen: wanneer U hier zo zit en U moet b.v. naar de dichtstbij gelegen sfeer, dus Schaduwland of desnoods de laagste sfeer van Zomerland, wat moet U dan overwinnen? Een zekere vrees, nietwaar, voor de dood. U moet Uw lichaam kunnen achterlaten a.h w. onbeheerd. U moet in staat zijn - wanneer je dat bewust doet - de consequenties niet te achten. Nu is het ook heel begrijpelijk, dat de wachter van de eerste poort de angst is. Die angst is niet alleen maar een droombeeld, hoor. Ze is wel degelijk reëel. Ik wil U niet zeggen, dat het een fysieke gestalte heeft. Die gestalte varieert van persoon tot persoon. Iedereen beleeft de angst op zijn eigen manier, ieder ondergaat ze op eigen wijze. Maar het is wel degelijk een kracht, die ook fysiek werkzaam kan zijn. Kijk eens, angst betekent een zekere vaatkramp, verhoging van adrenalineafscheidingen, enz. in je lichaam. Etc dat kan, wanneer je die angst intens ondergaat, een zo zware belasting worden, dat eenvoudig de levensdraad afknapt of anders gezegd, dat het hart door overbelasting tijdelijk de lading van de dwarsgestreepte spier dus kwijtraakt. Er is geen vitaliteit meer, de beweging zelf wordt (door het krampachtig stuwen dan alle kanten in het lichaam) ook al geremd, het hart staat stil, de levenskracht verzwindt en dan ben je niet meer? Op die manier is dus de wachter aan de eerste poort toch een realiteit. De achtergrond daarvan kunnen we heel eenvoudig schetsen. Per slot van rekening, U leeft op de wereld en U hebt een zeker schuldbewustzijn. Nu moet U niet zeggen, dat U dat niet heeft, want dat heeft iedereen. Iedereen weet, dat hij bepaalde dingen anders heeft gedaan dan hij ze had moeten doen. Ieder heeft een idee, dat hij bepaalde dingen nog moet doen, want hij had ze eigenlijk al lang gedaan moeten hebben. Zegt U maar eens, dat het niet waar is. Wanneer je er nu zo voor zit, heb je dus het idee "Het leven is onvolledig. Ik moet dat leven behouden, want anders kom ik niet helemaal, niet volledig aan de andere kant." Op zichzelf zijn het vaak waanbeelden, die men zichzelf heeft geschapen. Er zijn veel mensen, die zich erg gebonden voelen om nog van alles te doen, terwijl ze er in feite niet dat aan aansprakelijkheid voor hebben en het helemaal heen nut heeft, dat ze het doen. Maar goed, ze hebben het. En zo is dus eigenlijk de angst over het algemeen een gevoel van eigen onvolledigheid, een angst voor eigen onvolkomenheid en de consequenties daarvan. Dat is de wachter aan de eerste poort. Maar als je daar doorheen bent, dan ben je er nog niet, want je De waarde van het geloof

157

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof eigen persoonlijkheid wordt keer na keer in elke sfeer blootgesteld aan invloeden van buiten af en dat voel je onbewust aan. Zo zou je kunnen zeggen, dat voor de meeste mensen de wachter aan de tweede poort trots heet. Want op het ogenblik, dat je een wereld van zuivere vormgeving, waarin je eigen gedachten nog bepalend kunnen zijn, moet gaan verlaten en je komt te staan in een wereld, waar de waarheid van je eigen denken - niet gemaskerd, maar volledig onthuld - de waarheid van je persoonlijkheid moet openbaren in die wereld, dan moet je precies bekennen wat je bent. Je moet kleur bekennen. Die tweede wachter is, als U het mij vraagt, nog veel onsympathieker dan de eerste. De eerste wachter kan ik begrijpen. Die kun je overwinnen, daarvoor behoef je ook niet meer bang te zijn, wanneer je hem overwonnen hebt. Maar die tweede laat zich niet zo gauw nemen. zelfs wanneer je verschillende keren door die poort bent geweest, probeert hij elke keer weer je tegen te houden met het argument: "Maar moet jij dan jezelf tonen? Zo klein,zo nietig, zo onvolledig?" En..,. ja, dat heeft ook weer zijn oorzaken. Per slot van rekening, ieder van ons droomt over een of andere volmaaktheid. Je droomt van een volmaakt geluk. Je droomt van een wereld, waarin alles goed gaat. Je droomt van alles, wat je zou doen, wanneer je maar zou kunnen, enz. Je hebt dus een beeld van de wereld , die heel anders is dan je werkelijke wereld. En voor jezelf speel je heel vaak de rol, die eigenlijk in je gedachtewereld thuis hoort, maar die je op de werkelijke wereld eenvoudig niet kunt uiten. En nu moet je dat gaan bekennen. Je moet het zelfbedrog en het bedrog dat je t.o.v. de wereld hebt gepleegd, nier in de tweede wereld openbaren. Dat kun je niet accepteren. Zo zou je kunnen zeggen: Evenals de eerste wachter kon doden door angst, zo kan de tweede dat doen door de woede. De onmacht te verbergen wat je bent kan een zo sterke geestelijke reactie veroorzaken, dat degene, die in het lichaam zou terugkeren met deze geestelijke geladenheid, daardoor praktisch een te grote bloedstuwing naar de hersenen brengt met de noodlottige gevolgen. beroerte, eventueel bloeduitstortingen en dood. Niet leuk misschien, maar het is zo. Zo heeft elke poort zijn eigen wachter. Elke poort heeft een wezen, dat een bepaald facet van Uw eigen leven a.h.w. ontwikkelt en openbaart. En ja, kun je die openbaring accepteren, dan is het niet erg, voor degenen, die door de poorten gaan …………. ja, dat is heel leuk. Het was een Chinees, die dat heeft gezegd. Die had het over de magie. Men had daar de magie van de witte draak, de gouden draak en de witte pauw. Dat zijn drie genootschappen en die hebben een gezamenlijke stamvader zou ik haast zeggen, één grondleer. En daarin wordt dit gezegd over de wachters aan de poot: "Zij, die door de poorten des levens gaan en de poorten van andere werelden achter zich laten, zie hoe onverschillig ze zijn. Want wie zich zegt: “het is belangrijk dat ik dit doe”, belemmert zichzelf de wachter te passeren. En zou hij toch gaan, het zou ondergang betekenen van zijn huidig bestaan, haar de onverschilligheid is de meester van alle poorten." Kijk, dat is een eigenaardig pleidooi misschien, maar er zit wat in. Op het ogenblik, dat iets U niet meer kan schelen, kan U weinig gebeuren, nietwaar? Je hebt van die armen, die langzaam van de honger dood gaan, omdat ze aan de buitenkant fatsoenlijk willen blijven en niet willen zeggen, dat ze tekort hebben. Stel je nu eens voor, dat zo’n arme eens zou zeggen "Wat kan het mij ook eigenlijk schelen" Hij zou veel beter leven, hij zou veel vrijer zijn en zou niet van de honger sterven. Nu moet U het eens op die manier bekijken. Die onverschilligheid is niet bedoeld als een "wat kan het mij nu schelen, wat er in de wereld is." Neen, maar…….."het is mij onverschillig, wát mij gebeurt, omdat het beleven van die wereld belangrijk is." Wanneer ik nu zo zit te praten, krijg je natuurlijk de indruk, dat die wachters aan de poort eigenlijk maar schijngestalten zijn. Een soort waanbeelden, waaraan je onderworpen bent, wanneer je een bepaalde sfeer binnengaat. Maar dan vergeten we een van de grote wetten, die zegt, dat elke gedachte in de sferen vorm aanneemt. Dat hebt U toch wel gehoord, hé? Het is gewoon een van de grote regels. En er zijn zoveel mensen, die elke keer precies dezelfde dingen ontmoeten, dat U zich misschien kunt voorstellen, dat zich dus een kunstmatig leven, een kunstmatig wezen ontwikkelt - heel vaak eigenlijk meer astraal dan wat anders - dat bezield is van de angsten van al die mensen, dat bezield is met de trots van die mensen, enz. 158

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof en dat U daarmede voortdurend confronteert. Het zijn dus wel degelijk bestaande wezens. U zoudt ze kunnen tegenkomen, En trek je je er nu maar niets van aan, dan gebeurt er niets. Maar zou je er contact mee opnemen, dan sta je niet tegenover een machtige godheid, of een machtige wachter zonder eer, maar dan sta je tegenover de frustraties de angsten, de begeerten van alle mensen en je bent er kwetsbaar voor. Nu worden al die dingen in jouw wezen uitgestort en staan in volledige tegenstelling tot hetgeen je zou willen bereiken. Begrijpt U waarom het wachters zijn? Ze beletten eenvoudig degene, die zwak is, verder te gaan. En het is juist om die reden, dat men die wachters altijd enigszins demonisch voorstelt. Denkt U maar eens aan de tempelbeelden, die U praktisch door heel Indië heen vindt. Maar U vindt ze bijzonder aardig uitgebeeld in de tempelpoorten van Bali. En als U er een ander beeld van wilt hebben U vindt ze ook aan de stadspoorten van de oude Babylonische en Perzische beschavingen. Daar vindt U ook die schrikbeelden. Soms zijn het dieren, maar heel vaak zijn het mensen met verdierlijkte koppen of dierenkoppen. Zij hebben klauwen, zij zijn gewapend, zij zijn reuzen en als je ze goed bekijkt kun je zien, dat zij zijn samengesteld uit allerhande verschillende beelden van iets, wat nog werkelijk is. Het is geen absolute fantasiefiguur. Ontleedt U nu maar gewoon een Balinese tempelwachter in zijn onderdelen, dan zult U zien. De tanden komen hier vandaan, de tong komt daar vandaan, de kaken en de zetting van de kaken doen ons hieraan denken, de ligging van de neus en de oren komen weer daar en daar vandaan. Zelfs de manier waarop het hoofd, het hoofddeksel of het haar is gevormd, de wijze waarop bepaalde delen overdreven zijn, enz. dient allemaal om een vergelijking te vinden op aarde. Zij zijn samenstellingen van krachten. Nu, tot zover is het nog niet moeilijk geweest. Of wel? Ik hoor verlucht aderhalen. Ik hoop, dat het zo blijft. Nu ga ik even wat abstracter worden. Want dit is per slot van rekening allemaal reëel. Dat zult U wel bemerken als U ooit eens bewust gaat uittreden. 0f wanneer U misschien na verloop van een leven die sferen doorgaat, ontdekt U vanzelf, dat die dingen bestaan. Maar nu zit hier achter een achtergrond. Waarom bestaan er wachters? En nu ga ik dat eens ik ben bang, dat het een teleurstelling voor U wordt - heel eenvoudig zeggen in een serie aanhalingen, gedeeltelijk uit onze wereld, gedeeltelijk uit Uw wereld. Dan zal ik heel kort en krachtig het hele complex bij elkaar pakken. Dus daar gaan we: "De scheiding tussen werelden is niet anders dan het onbegrip van de mensen, gesteld tegenover zijn begeren." "De wachters aan de poort zijn de dromen van de mens, die zich tegen de scheppers daarvan keren." "Wie de werkelijkheid wil vinden, moet zichzelf vergeten, doch wie zichzelve wil zien in de werkelijkheid, zal de werkelijkheid verliezen, omdat hij ondergaat in zichzelf." "Wie zichzelf aanschouwt en zichzelf begeert, doodt zichzelf." "Alle werkelijkheid is gelegen in het aanvaarden van het Al níet in het aanvaarden van het ik." "De grote waarheid is de eenheid van alle dingen. Wie dit beseft zal niet vragen Wat zijt ge? en Wie zijt ge? doch gaan de weg, die hij zich voorbestemd acht." “Wie werkelijkheid en leven zoekt, die zoeke overal. Want leven is geborgen in de dood en uit de dood wordt leven geboren." "Dood en leven zijn een. Wie dood en leven als een eenheid begrijpt en kent,zal gaan over alle grenzen - ongeacht de hinderpalen - en vinden de grote waarheid, die ligt in de Bron van alle leven, waarin dood en leven vereend zijn tot één kracht." Het is misschien een beetje moeilijk, maar dat moet U dan later maar eens nagaan. U hebt het toch wel kunnen begrijpen in ieder geval, al hebt U het misschien niet kunnen volgen. De conclusie, die wij hieruit kunnen trekken, zijn ook weer heel kort, heel krachtig, en - naar ik meen - ook heel duidelijk. "Alles in de schepping is één. Er is niets, dat aan de eenheid ontsnapt. De waarde van het geloof

159

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof De eenheid is geboren uit het Goddelijke. Het Goddelijke is nu gelijktijdig vernietiging en schepping, omdat voor God de tijd niet bestaat en zo het ogenblik van ondergang en ontstaan één is. Dood en leven zijn een in het Goddelijke. De scheiding, die voor ons ontstaat is dus het resultaat van onze gebrekkige benadering van het Goddelijke, ofwel ons onbewustzijn van de Goddelijke kracht en werkelijkheid. Op het ogenblik dat wij tot het Goddelijke gaan, moeten wij dus elke waan, die de waarden van ons scheidt, achter ons laten. Naarmate de scheiding van waarden voor ons vermindert, de waarden dichter bij elkaar komen of zelfs één worden, zal onze kenbare wereld verminderen, onze uiterlijke en belevingswereld wordt kleiner, daarentegen wordt onze gevoelswereld groter, en zo beleven wij God zonder Hem te aanschouwen. Op het ogenblik, dat wij tot een aanschouwen komen, kennen wij de volledige splitsing van alle dingen plus hun samenvoeging en zo zal elke werkelijke erkenning zijn het Niets, gezien in de openbaring van de Schepping." Kunt U het volgen? Wanneer U dit later naleest, zult U ontdekken dat hierin eigenlijk een groot geheim ligt verborgen. Degene, die het er uit kan lezen, zal merken, dat het voor het eigen leven zeer belangrijk is. Nu gaan we verder wat eenvoudiger. Heel kort samengevat ga ik nog even een verduidelijking geven We moeten ons goed realiseren, dat elke overgang naar een andere sfeer voor ons betekent het achterlaten van een deel van onze wereld plus van onze voorstelling van het eigen ik. Hoe zekerder we dat weten en hoe zekerder we de krachten, die daarmede gemaard gaan, kunnen hanteren, hoe minder groot de tegenstellingen in het leven voor ons zullen worden. Er is n.l. een gelijkmatigheid, die de ware uiting is. En deze ware uiting draait in zich vreugde en leed als eenheid, leven en dood als eenheid, licht en duister als eenheid. Kortom de totale eniging van elke tegenstelling tot een bewuste uiting, die in zich de potentie van elke denkbare of realiseerbare mogelijkheid in het gehele Al. Dat hebt U toch kunnen volgen? Dan gaan we daaruit de conclusie trekken voor de verachters aan de poort. Wanneer wij dus wachters vinden aan de poort naar een andere wereld, zullen wij door deze wachters alleen dan gehinderd kunnen worden, wanneer wij zelve hangen aan de waarden van de wereld, die wij achterlaten. Wanneer wij die waarden verachten, staan we evenzeer tegenover de wachter aan de poort. Want of we nu positief of negatief zijn, de waarden van onze wereld dragen we in ons. Maar op het ogenblik, dat wij de wereld durven achterlaten zonder te zeggen "Ze was goed" of "Ze was kwaad", maar alleen te zeggen "Ziet ik ben een product, ook van mijn wereld", dan kunnen we aan de wachter voorbij gaan en kunnen we dus in een nieuwe wereld komen. Maar elke wereld vraagt weer het achterlaten van de concepten van die wereld en alleen het behouden van je eigen beleven en ervaren. Dat is duidelijk. Daaruit vloeit dan voort, dat naarmate je verder komt de beleefbare wereld - in menselijke voorstelling tenminste gezegd minder wordt, terwijl het innerlijk beleven sterker wordt. En daaruit wordt dan de conclusie getrokken, dat de waarheid van het bestaan een beleven is van de krachten, die in God leven. En het beleven van de krachten, die in God leven, betekent weer op zichzelf, dat alle tegendelen - tot een vereend - ons het mogelijk maken in het beleven alle mogelijk voorstelbare waarden door te manen, gelijktijdig en volledig en zo voor onszelf elke mogelijkheid te kennen van het Goddelijke. Dan hebben we God volledig beleefd, maar we kennen Hem nog niet. Want om Hem te kennen zouden we bovendien de werking van God in deze moeten begrijpen. En daarom zullen we naast het beleven van God - nog moeten koren tot een aanschouwen van het Goddelijke. Dat is kort en krachtig en ik geloof, dat het grootste gedeelte toch wel begrijpelijk is, niet? Ik ga nu het woord overgeven aan een volgende spreker. U heeft wel gemerkt, we zetten er een beetje een stormtempo achter. Dat is echter begrijpelijk. We hebben op dit ogenblik te maken met buitengewoon heftige elektrische storingen in de lucht. Er is veel te veel luchtelektriciteit voor ons om prettig te werken. Ook 160

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof voor ons. Want het werkt n.l. op het zenuwstelsel en daarom moeten wij hogere spanningen hanteren. U kunt vergelijkend zeggen: Of U met het transformatortje van Uw zoontje van 6 Volt bezig bent of U hebt een leiding van 120 Volt, dat maakt een groot verschil. Je moet dan veel voorzichtiger zijn en het kost je ook meer inspanning een bepaald iets te doen. Op dezelfde manier gaat het op het ogenblik met het hanteren van het medium, waarbij we dan bovendien nog bepaalde verschijndelen zien van een zekere uitputting - ook waarschijnlijk door de warmte - dus vandaar dat wij het kort hebben gemaakt. En ik heb het ook kort gemaakt. Ik praat er nu toch maar even over, zodat U weet, boe het zit. Anders denkt U "Ze sturen ons zo maar naar huis. We zijn er even, vlug uitgewerkt." Dat is niet de bedoeling. In verband met wat ik zo-even heb gezegd,- over die citaten, zou ik U willen verzoeken: Lees die goed na, overdenk ze goed. Kunt U de betekenis ervan begrijpen, dan heeft U daar een richtsnoer voor geestelijke beleving, maar ook al voor het actieve leven in deze wereld. Nu is het woord aan de laatste spreker, die op zijn manier ook nog het een en ander heeft te zeggen. De inhoud is er toch wel. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden Aan mij is de taak opgedragen deze bijeenkomst voor U te besluiten. Wij zullen dat doen aan de hand van een onderwerp, dat U zelf zult kiezen. BELOFTE Een belofte is een toezegging omtrent iets, dat nog geen werkelijkheid is, maar werkelijkheid zal worden. Wanneer kunnen we zeggen, dat een belofte reëel is? Alleen dan, wanneer het vermogen aanwezig is om de belofte, die gedaan is, te verwerkelijken. En dat brengt ons tot een splitsing van het begrip "belofte" in twee verschillende waarden. We kennen de beloften, die in zich een vriendelijke leugen zijn en we kennen de beloften, die predicties zijn van komende ontwikkelingen. In beide gevallen zal de belofte niet geheel vaststaan. Er is er maar één die een belofte te allen tijde en geheel kan verwerkelijken. Dat is de Schepper. Hij beheerst alle dingen, Hij kent alle dingen en zal in Zijn meesterschap over alle dingen Zijn belofte waar maken alleen door het uitspreken ervan. Ook wanneer ze nog niet kenbaar is, is de feitelijke toestand daarmee geschapen. Helaas is het voor anderen niet zo. Voor anderen komt heel vaak op de voorgrond de kwestie van omstandigheden. Een belofte, die gegeven wordt in vol vertrouwen, kan zonder de wil van degene, die de belofte geeft onvervulbaar blijven. Ook wij beloven soms meer, dan wij blijken te kunnen houden. Anderzijds kunnen wij soms meer geven, dan wij durfden beloven. Het weten hieromtrent doet ons de belofte accepteren mits eerlijk gegeven - als een verklaring van de goede wil. En zo is elke stoffelijke belofte, belofte uit de nog niet volmaakte geest, een bewijs van goede wil, van goed pogen, van goed werken. Wanneer wij die belofte vervullen, vervullen wij tevens een deel van ons wezen. Want elke belofte houdt een deel van ons wezen en leven in. Vervullen wij deze niet, dan beroven wij onszelf en niet slechts degene, die wij de belofte deden. Daarnaast echter bestaat een grote belofte, die nu reeds waar is. Dat is de Goddelijke belofte, dat wij eens allen onze Schepper zullen erkennen. We zullen allen tot de Vader komen. Die belofte is gedaan in den beginne. Die belofte is herhaald "en niemand zal te gronde gaan". Die belofte is gedaan. Voor sommigen zal er eerst het duister zijn. Het duister vol van geween en knersing der tanden. Voor anderen de waan van het gouden licht of van een hemelsfeer. Maar eens zullen deze dingen verbleken. Dan wordt de belofte van het begin der Schepping waar dan keert alles terug tot de Schepper. Maar meer is ons beloofd en meer is daardoor voor ons waar. Wij zijn vrij om te denken en te streven en te handelen binnen de wetten Gods en vrij om ze te waarderen op onze wijze. Vrij om te streven op onze manier. En deze vrijheid werd ons beloofd. Niets dwingt ons ons De waarde van het geloof

161

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 18 juni 1957 Les 22 – De waarde van het geloof bewustzijn te wijzigen dan ons eigen begeren. Niets dwingt ons wegen te gaan, die wij werkelijk niet wensen te betreden, geestelijk noch stoffelijk. Beloofd is ons ook kracht en weten. Kracht en weten zijn ons gegeven, meer dan wij vaak zelf kunnen beseffen. God heeft ons beloofd het licht, de waarheid. Jezus heeft ons beloofd het Koninkrijk Gods. Het leven belooft ons vervulling. En deze beloften zullen eens werkelijkheid voorden ook voor ons. Wanneer wij daarom tezamen zijn en een ogenblik mediteren over de betekenis van een belofte, zo zullen wij kunnen zeggen "Ik zal niet veel beloven, want ik weet niet hoe sterk ik ben, ook mijn belofte houden kan misschien of niet. Maar ik weet, dat er een Kracht is, die ons dingen heeft beloofd, die ik als zeker mag aanvaarden. De Bron is de Eeuwige, de Rechtvaardige, de Liefdevolle, Die Al geschapen heeft. En vertrouwend op deze beloften zal ik mijn weg gaan in de zekerheid eens voor de Vader te treden. In de zekerheid eens te behoren tot dat lichtende Rijk, dat de volmaaktheid Gods openbaart aan een ieder, die erin leeft," Vertrouwen vloeit uit de belofte voort en er is er slechts Eén, die ooit een belofte heeft geschapen God. Nemen wij dan Gods belofte voor leven en voortbestaan, voor bewustzijn en voleinding als een kostbare zekerheid in ons. Vertrouwend daarop zullen wij ons leven vormen. Wij zullen zeggen "Geen offer is te groot, geen moeite ons te klein. Want God heeft beloofd, dat het geloof beloond zal worden." Vrij kunnen zeggen "Jezus heeft gezegd Wat ge aan de minsten dezer hebt gedaan, dat hebt gij mij gedaan. Zo zullen we, zeker van Zijn belofte, schenken wat, wij kunnen aan heel die wereld, opdat wij daardoor de hand inniger zullen maken, die bestaat tussen ons en de Bewuste." En uit de belofte purend onze zekerheid, op de belofte Gods bouwend ons leven, kunnen we dan een belofte tot onszelf spreken "Wanneer wij deze weg gaan, zullen wij de voleinding kennen en het licht, zal onze weg een weg zijn vol vreugde, zal ons bewustzijn de waarheden van de schepping kunnen omvamen." En daarmede heb ik de meditatie over dit onderwerp beëindigd. Vrienden, wij zijn dankbaar voor Uw gehoor. Wij hopen, dat U iets beseft van de waarheid, die wij U ook deze avond hebben gegeven. Want deze waarheid van geestelijk weten, in U omgezet tot een daadwerkelijk streven, is - dat is geen belofte meer maar een waarheid - de sleutel, die elke poort opent tot hoger licht, tot hoger bewustzijn, tot hoger wijsheid. En in Uw streven zult U dan Gods belofte aan Uzelve vervuld zien dat niemand Hem vraagt zonder gehoord te worden, dat Hij niemand verlaat, die leeft en streeft om Zijnentwille. Goeden avond.

162

DE WAARDE VAN HET GELOOF

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Goeden avond, vrienden. Zo zijn wij dan met de Esoterische kring bijeen voor de laatste bijeenkomst van het lopende werkjaar, want zo dadelijk is er vakantie. En na die vakantie hoop ik, dat wij met vernieuwde moed en een volledige kring weer verder kunnen gaan. Wij hebben de vorige keer zo’n paar onderwerpen besproken, die misschien toch nog vragen opleveren. Is dat het geval, dan kunt U ze nog stellen. Daarna zullen wij proberen om - net als de kinderen, wanneer u de laatste dag van school is - ons een beetje te richten naar Uw eigen wensen. Dan moet U dus zelf ook zeggen, wat U wilt. Ik zou dus zeggen Gaat Uw gang. Zijn er vragen? Geen vragen. Zijn er voorstellen aangaande de te behandelen materie? Ik heb zelden zo’n dociele klas gezien. Dan laat U het dus aan mij over en dat betekent, dat we gaan proberen om een paar beschouwingen te houden. Er zijn n.l. een paar punten in de esoterie, waar je eigenlijk voor raadselen wordt geplaatst. Die raadselen zijn zeker niet alleen de raadselen van de grote wereld, van God, van de schepping en het ontstaan, maar ook heel vaak de problemen van de praktijk. Je leeft natuurlijk geestelijk, je streeft geestelijk, je zoekt naar een steeds groter wordende bewustwording en kennis maar er komt een ogenblik, dat je bewustwording en kennis in de praktijk niet meer te verenigen zijn met de wereld, waarin je leeft. En juist wanneer je op dat punt bent gekomen, wordt het noodzakelijk, dat je gaat zoeken naar de praktische waarde van de esoterische stellingen. Ik neem aan, dat deze problemen U allen zullen interesseren, ja? Dan beginnen we allereerst met het eenvoudigste.

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

Geestelijke bewustwording betekent voor een gedeelte ontrukking aan het stoffelijk zijn. D.w.z., dat naarmate de geest verder doordringt in geestelijke werelden, nieuwe krachten en bewustwordingen, zij minder intens het stoffelijk leren gaan appreciëren, waardoor vele waarden van het stoffelijk leven, die tot op dat ogenblik belangrijk waren, terzijde worden gesteld. Dat alles is heel begrijpelijk. Maar het kan nooit het uiteindelijke doel zijn. Zoals wij reeds meerdere malen naar voren hebben gebracht, komt er een ogenblik, dat je niet meer alleen kunt werken met de stof of alleen met de geest. Het wordt noodzakelijk alle werelden, die in je bestaan, te doen samensmelten tot een geheel. En wanneer je dat gaat doen, sta je voor de grote vraag: Hoe kan ik mijn geestelijk bewustzijn op de juiste manier in de stof omzetten? Nu wil ik hier een paar heel oude regels aanhalen. Het zijn de regels van de priester O(e)serptah, die - als ik mij niet vergis - bijna 4000 jaar voor Uw eigen jaartelling leefde. Deze hoogpriester - want dat was hij - leefde ook in een wereld, waarin schijnbaar dezelfde problemen op de voorgrond kwamen. Hij heeft toen getracht die problemen zo kort mogelijk - a.h.w. in een soort van tien geboden neer te leggen. En het resultaat was dit: Als eerste raad zegt hij tot de mens: “Probeer U niet bewust te zijn van een scheiding tussen stoffelijk bestaan en geestelijke bewustwording." Ten tweede: "Waar de stof niet volledig kan deelhebben aan de geest, kan de geest dit niet aan de stof. Het is belangrijk slechts dat intens te beleven, waaraan stof en geest gelijkelijk deel hebben." Dit is ook heel logisch en begrijpelijk. Maar zijn derde punt vraagt een klein beetje meer uitleg, want hij zegt op een gegeven ogenblik: "Het is dus noodzakelijk, dat de ware esotericus zowel delen van zijn geestelijk als van zijn stoffelijk zijn onbewust beleeft." Beschouwingen vóór de vakantie

163

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Dat onbewust beleven is op zichzelf natuurlijk al een heel probleem. Je vraagt je af "Hoe kun je iets onbewust beleven?" Maar het commentaar, dat gelukkig later aan die wetten is verbonden, maakt het ons mogelijk hier de stoffelijke oplossing te geven en dan zal ik daar maar meteen mijn eigen visie achteraan zeggen. In de eerste plaats zegt hij: "Daar waar de stof en de geest, samen aan ontstaat een intens beleven, waarbij de geestelijke kracht in de stof werkzaam wordt en alle bewustzijn van de stof in de geest wordt opgenomen. Wanneer er nu stoffelijke punten komen, noodzaken b.v. van voedsel tot U nemen, handel drijven en verdere bezigheden, die ge geestelijk niet kunt waarderen, ofschoon er niets in Uw wezen is, dat zich ertegen verzet, beleef deze dingen dan zonder erover na te denken, onderga ze, volbreng ze als een normaal deel van Uw bestaan, maar tracht niet daarin enige betekenis te leggen. Wat meer is, probeer Uw gevoelens zoveel mogelijk in bedwang te houden, opdat Uw gevoelsleven geen deel heeft aan deze onverschillige uitingen van Uw stoffelijk bestaan." De commentator vervolgt dan in de uitleg op die gebodene. “Ook in de geest bestaan er mogelijkheden, waaraan wij met ons stoffelijk bewustzijn geen deel kunnen hebben. Die bezigheden kunnen dus stoffelijk voor ons nooit een werkelijke betekenis hebben. Zolang wij leven in het lichaam op deze wereld, zullen wij dus te allen tijde dergelijke geestelijke belevingen moeten trachten te ontdoen van elke gevoelsinhoud, die een beïnvloeding op onze eigen wereld zou betekenen." Ik heb dit wel erg modern overgezet - het wordt in de commentaren zelf heel symbolisch gezegd met vergelijkingen van helden en demonen en goden maar daarop komt het neer - en dan is mijn eigen opinie over dit deel als volgt: In je leven zijn er maar een paar dingen belangrijk. Veel minder dan je denkt. Een groot gedeelte van de handelingen, die je volbrengt in je leven, zijn gebaseerd op gewoonte of op noodzaak en in zichzelve betekenen ze niets dan alleen de handhaving van een bepaalde sfeer in je bestaan. Nu kan die sfeer voor ons heel belangrijk zijn en wij mogen die sfeer niet verstoren. Maar is het nu wel noodzakelijk de volle concentratie van ons wezen te gebruiken (dus alle capaciteiten, die we bezitten) om die onbelangrijke dingen te doen. Alleen wanneer er een werkelijk bewustzijn uit kan voortvloeien, hoeft het belang. Daarom kunnen wij heel rustig veel dingen doen, die eigenlijk esoterisch of geestelijk geen enkele reden hebben, wanneer wij maar in staat zijn ons bewustzijn daarvan tegen te houden. Wanneer je geestelijk hoger leeft dan stoffelijk mogelijk is, kun je natuurlijk denken, dat het erg belangrijk is om boven die stoffelijke mogelijkheden uit te stijgen, maar op dat ogenblik kun je toch de zaak niet voor jezelf tot werkelijkheid maken. Zo goed als het onderbewustzijn van de mens stoffelijk alle handelingen - ook die niet intens worden beleefd opslaat in een soort geheugen, zo zal ook de geest alle ervaringen, die boven het op het ogenblik redelijke peil uitliggen, in zichzelf kunnen bewaren. Ze komen dus tot uiting op het ogenblik, dat ze nodig zijn. Wanneer wij nu die dingen gaan najagen, komen wij voor problemen te staan. Problemen, die ons terughouden in de werkelijke beleving van wat belangrijk is. Daarom is het m.i. krachtsverspilling om te ver buiten je eigen wereld te willen treden in de geest, of te zeer zuiver materialistisch en stoffelijk te willen denken en leven, wanneer je weet dat een geestelijke bewustwording mogelijk is. Is dat punt duidelijk geworden? Het volgende punt "Elke esoterische groei gaat gepaard met het kennen van geheimen. Het kennen van geheimen betekent de mogelijkheid deze te kunnen toepassen. Toepassen van geheimen is magie." Daar wordt met erg veel woorden eigenlijk gezegd, dat een ieder die een goed esotericus is, ook tevens magiër behoort te zijn. Ik kan die stelling onderschrijven. Want wat hebben wij eraan, wanneer wij de grootste geestelijke gave moeten ontvangen en wij gebruiken haar niet? Wat kan het ons helpen, wanneer wij alle machten van de wereld in onszelf dragen zonder ze ooit ten bate van anderen te hebben aangewend? Het is noodzakelijk, dat wij leren gebruik te maken van de dingen, die in ons ontwaakt zijn dat wij onze kennis kunnen omzetten in de praktijk. Nu is het heel aardig, dat de steller van die regels onmiddellijk een waarschuwing daaraan toevoegt. Die waarschuwing is ook weer heel aardig in een gelijkenis gekleed. Het gaat over 164

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie een dwerg, die probeerde een berg te verplaatsen en dat ging niet. Maar hij kon wel een paar stenen verplaatsen en dat was veel belangrijker dan al zijn pogingen om die berg te verplaatsen. Je zou het korter krachtig kunnen omzetten in moderne taal. Probeer nooit iets te doen, waarvoor je niet werkelijke capaciteiten hebt. Het is beter je krachten te beproeven op het kleine en steeds zwaardere taken voor jezelf te aanvaarden, dan een zware taak op je te nemen en te falen. Dat is ook weer heel belangrijk, vrienden. Per slot van rekening, wanneer U op U zoudt nemen een wonder te doen, een mirakel te volbrengen, dan zoudt U het waarschijnlijk niet kunnen. U heeft de capaciteiten er wel voor, maar U hebt niet geleerd ze te gebruiken. U hebt niet voldoende training. Wanneer U dat probeert te doen en het gaat niet, dan voelt U zich ontmoedigd, terneergeslagen. Dan zegt U "Ja, bij mij gaat het toch niet." Maar wanneer U probeert in de kleine, heel eenvoudige dingen de zaak te beheersen, dan gaat het plotseling wel. Dan blijkt U, dat U met Uw bedachten, met Uw geestelijke krachten soms ontzettend veel kunt doen in de stof. En dat is belangrijk. Want kunt U die kleine dingen doen, dan zult U automatisch steeds iets verder zijpen en steeds resultaten halen. U leert Uw eigen sterkte, Uw eigen zwakte kennen. U leert, hoe U gebruik moet maken van alle krachten, die rond U leven. En in dit leren gebruiken van de kracht, die in en rond U is, komt U tot een bewust werken met alle vermogens, die in Uzelf bestaan. Dan kan er niets belangrijker zijn dan dat. Vandaar dat het volgende punt ook zeer interessant is. "Ware esoterie", zegt onze schrijver, de oude priester, ware esoterie is slechts het kennen van het ik temidden van het Al. Maar het kennen van de eigen persoonlijkheid temidden van het Al l betekent gelijktijdig een bepalen van de richting, die de persoonlijkheid inslaat. Wie werkelijk bewustzijn op esoterisch gebied vergaard heeft, zal nooit en te nimmer zich afvragen: Welke richting moet ik inslaan? Indien U Uzelf dit afvraagt, ondervraag dan eerst Uw geest, of ge wel werkelijk een volledige ontwikkeling hebt doorgemaakt." Met andere woorden Esoterie is weten over andere werelden, is weten omtrent grote en hoge krachten in en rond je, ook in je eigen wereld. Het weten, dat je daar bezit, het gevoel en het ervaren, dat je hebt doorgemaakt, zijn voor jou een voortdurende stimulans. Dan ga je eenvoudig die richting uit, via ‘t zó is het goed. En dan aarzel je niet. Dan zeg je niet "Zou het nu wel, of zou het nu niet?" Dan zeg je "Dit is de juiste keuze volgens mijn beste wetten, dus die weg ga ik." Dat is zeer interessant, omdat daaruit voortvloeit, dat een esotericus nooit in dubio staat, nooit in twijfel staat. Iemand, die een goede esoterische achtergrond heeft, zal in alle situaties van het leven de juiste oplossing weten te vinden en de krachten weten te vinden om die oplossing tot werkelijkheid te maken. En denkt U niet, dat dit opschepperij is. Dit geldt reeds voor elk van U, zoals U hier aanwezig bent. We gaan nog maar even verder met die oude voorschriften. Dan wordt verder een wet gegeven: "Zoals ge rust gunt aan Uw lichaam, zult ge rust gunnen aan Uw geest. Om de geest rust te gunnen, geef het lichaam arbeid, zoals de rust van het lichaam voor de geest en mogelijkheid tot werken betekent." Als je daaruit weer de conclusie gaat trekken - uit deze verkorte weergave - dan komt het eigenlijk hierop meer. Er zijn tijden, dat je zuiver lichamelijk bezig moet zijn en niet moet werken. Daarnaast zijn er tijden, dat je je lichaam werkelijk moet ontspannen en alleen geestelijk werkzaam zijn. Dit wordt aangeraden, omdat daardoor in beide factoren van het leven een onafhankelijke ontwikkeling kan ontstaan. Een lichaam, dat a.h.w. zonder denken gemerkt heeft, zich vermoeid heeft, heeft ervaringen opgedaan. De geest, die zonder de belemmeringen van het lichaam haar eigen belevingen heeft kunnen realiseren, heeft bewustwording opgedaan. De bewustwording van deze beiden samengebracht maakt het leven voor U in de stof dus tot een grotere realiteit met meer mogelijkheden, een steeds groeiende scala a.h.w. van uitdrukkingsgebied. Daarop volgt de leer "Degene, die zich esotericus noemt en "ik" zegt, verloochent de lering, die hij zegt verworven te hebben." Misschien een eigenaardige stelregel, maar de verklaring Beschouwingen vóór de vakantie

165

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie daarvan is simpel. Wanneer je zegt "ik” dan zonder je jezelf af van het heelal, dan begrens je jezelf. Daarmee verbreek je de banden, die je bewustwording met het hele Al heeft geknoopt. Ik ben het met die stelling niet helemaal eens. Want ik neem aan, dat men het "ik" bewust kan uitbreiden, zodat ik het begrip "ik" rustig gebruiken kan. Maar dan betekent het een veel grotere portie van de schepping dan bij een mens, die niet bewust is en die “ik zegt. Maar goed, hoe het ook zij, onze oude hogepriester vindt het blijkbaar noodzakelijk de mens te waarschuwen tegen ik-zucht, omdat het begrip "ik" het meest fatale is, dat er kan bestaan. Nu mag ik misschien een aardig voorbeeld aanhalen en dat is het verhaal over een paar nonnetjes. Die nonnetjes hebben ook hun regels ze mogen b.v. niet spreken over "ik", tenminste in sommige orden niet. Toen was er een zustertje, dat haar rok had gescheurd. Dat vond ze zo verschrikkelijk, dat ze naar de moeder-overste toe ging en zei "Moeder-overste, wij moeten boete doen, want we hebben onze rok gescheurd." En het resultaat was, dat de moeder-overste inderdaad met het zonnetje de penitentie voor die onvoorzichtigheid heeft volbracht. Want het was een gemeenschappelijk bezit en de gehele gemeenschap was verantwoordelijk voor alle bezit van de gemeenschap. En daarin wordt het aardig uitgedrukt. Ik weet het wel, heel veel van die nonnetjes kennen niet de inhoud, de betekenís van die dingen. Maar aan de andere kant komt het toch aardig naar voren, dat een gemeenschappelijke aansprakelijkheid wel degelijk kan bestaan, juist voor de bewuste mens. De bewuste mens zal nooit zeggen "Nu ja, de wereld is slecht, maar ik ben goed." Die zal altijd zeggen "Wij hebben gezondigd, dus zijn wij slecht en moeten wij boeten", ook al heeft die persoon er niets aan af of toe gedaan. En dat om de doodeenvoudige reden, dat het feit, dat hij deel is van die wereld, voor hem een één-zijn met die wereld inhoudt en dus ook een verantwoording voor de wereld. Degenen, die de duistere kanten der esoterie opzoeken, zeggen het vaak omgekeerd. Die zeggen: "door de schuld van de een moeten allen lijden." Dat is natuurlijk niet aanvaardbaar voor de esotericus, omdat hij zegt "De enige, die straffen mag, is God." Maar goed, het idee zit er toch in. Wij zijn allen verantwoordelijk voor alle dingen, waar we deel van uitmaken. Dan komen er nog een paar stellingen, die ik maar kort achter elkaar zal geven, maar die toch misschien wel aardig zijn om even te horen. Er wordt n.l. gezegd. "Hoe groter de lichtende geest, die U ontmoet, hoe kleiner het bewustzijn, dat ge zelf bezit." Verder wordt er opgemerkt: "Hoe hoger ge meent te staan, hoe lager gij zijt." En dan richt de esotericus, die oude priester, bovendien nog op: Een ieder, die meent veel te zijn, ontneemt zijn waardigheid aan alle anderen en is schuldig ten opzichte van de wereld." Ik noem deze drie regels tegelijk, omdat ze een aardige indruk geven van de werkelijke opvatting der esoterie. Als u nu werkelijk een hoge geest ontmoet, ben ik zelf nog niet zo ontwikkeld. Want ben ik geestelijk voldoende bewust, dan ontmoet ik geen hoge geest, maar heb ik met die hoge geest deel aan dezelfde kracht. Wanneer ik meen, dat ik hoog sta, verkeer ik in een waantoestand, omdat ik op grond van mijn eigen oordeel over anderen een oordeel uitspreek. En daarmede geef ik weer aan dat ik geen begrip heb voor de samenhang van alle dingen. Dus hoe hoger ik mijzelf acht, hoe lager ik zelf sta. Dan is het natuurlijk ook weer heel begrijpelijk - voor iedereen zou ik zeggen - dat hieruit voortvloeit, dat de intensiteit, waarmede je samenwerkt met anderen en dus opgaat in dezelfde kracht, het belangrijkst is in het Al. Buiten dat bestaat er niets. En alle esoterie, mijne vrienden, moet uiteindelijk gericht zijn op het ontstaan van een toestand in Uzelve, die zeker aan genoemde regelen voldoet. Nu zullen we eens even kijken of er iets bij is geweest, dat voor U niet erg duidelijk was, of waar U meer van wilt weten. Dan zegt U het maar. Ik heb geprobeerd de laatste dag voor de vakantie een beetje gemakkelijk te houden, maar....... U hebt zo-even gezegd Wij hebben niet te straffen, maar God straft ons. Ik zou juist zeggen. De daad straft zichzelf. Dus, als hij zichzelf straft, straft God. Want God heeft de wet geschapen, waardoor de daad zijn eigen consequenties met zich brengt. "God straft" is een begrip, dat natuurlijk ligt in een 166

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie wereld (menigeen hangt het nog aan) die primitiever is in zijn denken, dan men op liet ogenblik behoeft te zijn om nog in die wereld te passen. Maar het begrip "God straft" is heel eenvoudig te omschrijven. God is de wet. De wet is de oorzaak van het leed, dat wij ondergaan. Het zijn de fouten van ons eigen handelen, ons onbegrip voor andere mensen, voor hun leven, hun denken, hun zoeken naar bepaalde waarden, dat voor ons consequenties meebrengt. Soms bestaat er een directe relatie tussen. Dan zeggen we "Inderdaad, de daad straft zichzelve." In andere gevallen zegen we "Ja, maar dat is toeval, dat mij nu juist dit moet ondergaan." Het is dus eigenlijk een onbekende kracht, die ons ermee beproeft. Maar in feite is het steeds God, die via Zijn wetten een bepaald gebeuren als consequentie van ons eigen bestaan op ons doet afkomen en ons daarin doet lijden, vreugde doet vinden, enz. Ik zou zeggen, dat is toch eenvoudig? Ja. Zo gezien wel. Want iedere daad, die een schepsel stelt, heet een reeks van gevolgen. Vanuit menselijk standpunt gezien, ja. Maar laten we…. Maar ook geestelijke gevolgen? Dat laatste zou ik niet altijd willen onderschrijven. Maar goed, we mogen een ding niet vergeten. Wanneer we spreken vanuit menselijk standpunt, laten we heel veel toestanden en mogelijkheden buiten beschouwing. Mant misschien hebt U er nog nooit over nagedacht, maar is een daad, die U stelt t.o.v. Uw eigen daad? Niet altijd. Het kan zelfs een daad van een ander zijn, waartoe wij worden geïnspireerd door de een of andere toevallige omstandigheid. Dan bent U er nog niet. Kan er een daad bestaan,zonder dat God de kracht geeft tot die daad en de toestand schept, waarin de daad gesteld kan worden? Het is altijd een leiding Gods Ja. Het is de leiding Gods. En wanneer wij nu proberen om in de esoterie door te dringen – volgend jaar komen wij daar vast en zeker nog wel, op terug - dan moeten wij ons altijd een ding realiseren: Wij denken een daad te stellen, maar wij kunnen niets anders doen, dan voor ons realiseren, wat God af hang heeft gedaan, al tot stand heeft gebracht. Niets van wat wij doen kan dus in zichzelve kwaad of goed zijn, maar het is de wijze, waarop wij het doen en beleven, die het voor ons goed of kwaad maakt. Had U het daar ook niet in de vorige les over het één-worden van het goede en het kwaad? Inderdaad. En wij kunnen zelfs nog iets verder gaan. Wanneer het onze interpretatie is van een in-Gods-bestaande waarde, die op zichzelf goed noch kwaad is (waar ze uit God voortkomt), kunnen we nooit zeggen, dat de gevolgen van onze daden op anderen geheel op onze rekening komen. Slechts de reacties, die wij zelf hebben op deze gevolgen. (uit God geboren), betekenen in ons voor het bewustzijn een mogelijkheid van schuld of niet-schuld, van vreugde of leed. Kunt U het volgen? Je kunt dus nooit zeggen "Het is een kwaad." Het is eigenlijk een lering. Ja. Dat is heel juist uitgedrukt. Wat er ook gebeurt en hoe het ook gebeurt, het is altijd een lering goor ons, indien wij tenminste geneigd zijn die lering te aanvaarden. En naarmate wij de leringen, die uit het door God gestelde in de schepping, voor ons duidelijk worden, beter accepteren, zullen wij ook minder innerlijk verzet kennen tegen de toestand, waarin wij bestaan en ook minder........ ik wil niet zeggen "verantwoordelijkheid", dat is niet juist, maar laten we zeggen minder gevoeligheid hebben voor de gevolgen van onze daden. Wij zoeken dan een God in ons beleven. En de daad, die uit dit God-zoeken voortvloeit, is voor ons een daad, welker consequenties voor anderen ons niet beroert. Dat beroert alleen God en de anderen. Daar komt het dan uiteindelijk op neer. En nu is het eigenaardige, dat - omdat de gevolgen bij die anderen ons wel beroeren - wij dus op de duur door deze wijze van denken een compenserende invloed werden, die bij anderen de bewustwordingsmogelijkheid aan de hand van gebeurtenissen groter maait. Kunt U het volgen? Het is alleen de grote moeilijkheid, dat je dus eigenlijk naar het aanvaarden van alle dingen moet toegaan. Dat is Uw persoonlijk standpunt. Beschouwingen vóór de vakantie

167

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Maar hierin schuilt het gevaar - tenminste voor mij - dat je in sommige opzichten laks gaat worden, wanneer je bezig bent die dingen te leren aanvaarden. Wat noemt U laks? Ik ben bang, dat je laks wordt in sommige dingen, omdat je dan zegt "Je moet het doel in het oog houden." Kijkt U eens, laks word je hierdoor niet. Want op het ogenblik, dat je jezelf zoudt kunnen verwijten, dat je iets niet gedaan hebt, ontstaat er in jezelf een schuldbesef, dat niet weggepraat kan worden met "Dit heeft God gedaan." Dat bewustzijn heb ik wel degelijk voor mezelf gevormd. Dus een feitelijke laksheid kan hier niet ontstaan. Tel kan er ontstaan een zeker streven, waarbij wij alle verschijnselen accepteren. Alle verandering in ons bestaan, alle verrijking, alle verarming. Dat accepteren is het aanvaarden. Maar wij kunnen niet zeggen "Ik ga daadloos zitten wachten." Want als ik daadloos ga zitten wachten op wat God decreteert, dat in mijn leven zal gebeuren, dan zou dat inderdaad een soort laksheid zijn, waar U over spreekt. Dan heb ik voor mijzelve toch steeds weer het gevoel, dat het anders had kunnen zijn. En dit gevoel, dat het anders had kunnen zijn, gaat mijn ontwikkeling negatief. Want ik ga nu leven in het verleden, dat ik ga proberen te kritiseren en te herbeleven terwijl ik in het heden geen daad stel en dus geen werkelijke toekomstverwachting in mij draag. Dan krijg je dus een negatieve ontwikkeling, een negatieve bewustwording. Maar wanneer je nu krijgt, wat in de bijbel staat "De kinderen zullen opstaan tegen de ouders", is dat dan ook een daad afkomstig van of gedecreteerd door God? Ja. Zelfs door alle wetten van God. Want als de kinderen opstaan tegen de ouders, is dat het resultaat van het wanbegrip van de ouders voor de kinderen. Dat klinkt erg hard, maar het is zo. Want de ouders - en dat is nu juist het belangrijke - zien in de kinderen een soort bezit Dus met andere woorden, wij verkrijgen een verkeerde identificatie met andere delen van de schepping. Niet een aanvaarden als eenheid en gelijkwaardigheid, maar als een extensie van ons wezen, waar wij alleen zeggingskracht over hebben. Op het ogenblik, dat wij zo handelen, wekken wij automatisch het verzet (goddelijke wet), dat deze wet teniet doet. En dat het voor ons smartelijk is, dat zo’n waan gebroken wordt, ja, dat is natuurlijk maar. Maar begrijpen wij daarvan de oorzaak, dan zijn we door de bewustwording weer verder gekomen in onze conceptie van het Al. Is er nog meer over te zeggen? Is er nog een onderwerpje, waarover we moeten spreken? Ja. Kunt U iets zeggen over het citaat van Rudolf Steiner "Bevor das Auge sehen kan, mus er der Tranen sich entwóhnen, Bevor das Ohr bemacht zu heen, must es die Schwindigkeit ihm schwinden." Kijkt U eens. Een traan, daar wordt hier natuurpuk niet de normale werkzaamheid van de traankliertjes mee bedoeld, maar een traan, die door leed of vreugde, in ieder geval door emotie is ontstaan. Maar het is logisch, dat die traan een teken is van een niet-reëel, niet-redelijk staan tegenover de wereld. Want daarin ligt een zelfbeklag, of zelfverheerlijking. Kortom, daarin ligt een toestand besloten, die het ik niet meer in reëel verband met de wereld plaatst. En toch moet je in de werkelijkheid leven. Je kunt niet leven in een waantoestand. Eerst wanneer het teken verdwenen is en daarmee de toestand, kun je in de werkelijke wereld weer jat betekenen. Om een paar voorbeelden te geven .... tenminste als U er prijs op stelt. Ja? Een paar voorbeelden: Een kind wil zuurtjes hebben. Het krijgt ze niet. ‘t Wordt boos. ‘t Begint van woede te huilen. Dat kent U allemaal wel. Op dat ógenblik is dat kind niet redelijk. Het zuurtje krijgt een betekenis groter dan die van de zon, van de aarde, van de ouders en alles tezamen. Het kind realiseert zich dat gelukkig niet. Maar door deze irreële houding zal het zich de hele wereld tot vijand kunnen maken, zich van de hele wereld kunnen vervreemden en niet meer in staat zijn dus om zo te handelen, als noodzakelijk zou zijn. Nu zeggen we bij een kind "Nu ja, zo’n onredelijkheid gaat voorbij. Een kind moet nog zoveel leren." Maar kunnen we dat ook nog zeggen van een volwassene? Neem een voorbeeld: Een volwassene heeft iemand verloren Dat is erg bitter, erg onplezierig. Daar sta je nu in het leven. Dan kun je zeggen "Ik ga verder met het leven zonder beklag, ja zelfs zonder mijzelf door verdriet naar beneden te halen. Want het leven gaat verder." Doe je dat, dan zul je in die 168

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie wereld staan als in een werkelijkheid. Dat wil zeggen, je zult begrijpen, wat die wereld voor je betekent. Je zult accepteren, wat ze voor je doet. Je zult accepteren de manier, waarop ze je tegemoet komt. Je zult ook begrijpen, wat ze van je eist. En op die manier zul je dus in het plan van de wereld verder kunnen leven en de volle betekenis van het leven ondergaan. Maar neem eens het tegenovergestelde geval, dat je dat verdriet blijft koesteren. Van binnen of van buiten. Het behoeven per slot van rekening niet altijd tranen te zijn, die uit je ogen rollen. Vat gebeurt er dan? Dan maak je jezelf blind voor een groot gedeelte van die wereld. Om eens een voorbeeld te noemen Iemand, die verdriet heeft en daardoor een soort zelfbeklag kent - al wordt het meestal niet zo erkend - neemt als zijn recht de sympathie van de wereld en meent, dat daar niets tegenover behoeft te worden gesteld, want het feit, dat men lijdt, is voldoende om de sympathie, enz. te rechtvaardigen. Kijk, dat is eigenlijk een foutieve instelling. Want die sympathie blijft slechts zo lang, als het oorspronkelijk geval - de aanleiding tot de sympathie - nog levend is voor de mensen, maar dat zakt af. Blijf je aan dat leed vasthouden, dan vervreemdt die wereld. Die trekt zich terug en je ziet die wereld in een onsympathiek licht, dat in werkelijkheid niet bestaat. Daardoor ga je anders denken, dan je zou moeten doen. Dan krijg je een wereldvoorstelling, die - nu ja, neem me niet kwalijk - vaak bij de beesten af is en je wordt een beetje cynisch. Je besluit te veel je eigen leven in je zelf en als resultaat daarvan kun je eigenlijk geestelijk ook niet meer verder. Maar stel nu eens, dat we het eerste geval hebben, dus een reële wereldaanvaarding. Dan heeft het verlies tevens een bewustzijn gewekt. Dat bewustzijn werkt stoffelijk zowel als geestelijk, zodat men stoffelijk zekere waarden kan zoeken of kan verwerpen op de juiste manier, terwijl gelijktijdig de gevoeligheid voor geestelijke invloeden wordt vergroot en men zo dus tot een reëler beleven komt van alle mogelijkheden, die erin liggen. Daarom vind ik deze zinsnede niet onjuist. Ik heb U dit voorbeeld gegeven, maar ik zou er natuurlijk honderd andere aan toe kunnen voegen. Want het hele leven bestaat voor een mens vaals uit grotere of kleinere zelfbegoochelingen. En dat komt, doordat je jezelf te serieus neemt. U moet mij niet kwalijk nemen, dat ik dat zo opmerk. Je meent, dat je belangrijk bent en ziet al het andere als gebonden aan je eigen belangrijkheid. Dat druk je natuurlijk niet zo uit, maar je zegt: "Ik houd daarvan", of "Ik zou het graag willen", of "Het zou voor de wereld goed zijn, als het zo was". Maar in feite onderdruk je daarmee de eigen persoonlijkheid en de werkelijke toestanden van de wereld en pas je ze aan jouw belangrijkheid aan elke aantasting van de belangrijkheid wordt dan een wereldvervreemding. Maar je zoekt toch uiteindelijk in het leven - of je moet tenminste zoeken - naar de werkelijkheid. En waar ligt nu die werkelijkheid? De werkelijkheid is de eenheid - ik zou haast zeggen de onverbrekelijke eenheid - die er bestaat tussen alle sferen en werelden, omdat ze alle uit dezelfde bron ontstaan zijn en voortbestaan. Daarin is niets meer of niets minder dan de ander. Maar men is ook tevens harmonisch in een binding, die niet gebroken wordt. Door niets. Ook niet door een daad of door een gedachte. Met door een dood of een geboorte. Die binding blijft bestaan. Realiseer je je dat, dan zeg je niet meer "ik" of neem je je eigen ogenblikkelijke belangrijkheid als punt om alles te bezien. Het resultaat is, dat je openstaat voor alle invloeden uit alle werelden. En naarmate je eigen bewustzijn je in staat stelt om die beter te vertalen, dus uit te drukken op een manier, dat je zelf in je eigen wereld er ook bewust van wordt, zul je a.h.w. meer kosmisch gaan leven. Kosmisch leven, dat is de behoefte die wij hebben. Wij hebben er geen behoefte aan om afgescheiden en eenzaam te zijn. Je kunnen soms ten opzichte van een wereld of aspecten van een wereld tijdelijk een eenzaamheid zoeken, omdat we eerst ons moeten aanpassen aan een nieuwe toestand. Dat is niet kwaad. Maar wij mogen ons niet zo maar uit die wereld terugtrekken en afzonderen, nietwaar? Naarmate we intenser deel zijn - geestelijk en stoffelijk - van alle werelden, die zich voor ons openbaren, zullen wij intenser een zijn met de schepping als zodanig. Naarmate we minder de nadruk leggen op onze eigen persoonlijkheid en meer op het grote geheel, waarin we bestaan, zullen we intenser deel zijn van het geheel en dus van iets, dat dichter bij God staat dan wíjzelven. Beschouwingen vóór de vakantie

169

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Want geestelijk gezien is het omgekeerd ten opzichte van de stoffelijke waardering, waarbij men zegt, dat het gemiddelde altijd ligt onder de top. Neen, de gemiddelde aanvaarding van God, van het Grote, is altijd intenser dan van de eenling omdat a.h.w, de grotere persoonlijkheden, de regerende krachten voor de kosmos, in de groep als eenheid zijn uitgedrukt, waar ze in het individu zelf door onbewust zijn nog een betrekkelijk kleine rol spelen. Wij worden dus a.h.w., één met de goden. Nu mag ik U misschien herinneren aan de Hindoe-leer, waarin gezegd wordt, dat het ogenblik, dat Ataia, (dus de wereldziel) zich verveelt, hij een nieuwe God stelt. Maar hij zegt niet, dat hij die God stelt voor het hele Al, voor de kosmos, maar b.v. voor de zon van de 14 werelden. Dus voor een bepaald deel van het Al. Dat is dan op het ogenblik Brahma. Wanneer wij één zijn met die kracht, met Brahma in een bepaalde vorm - de Hindoe neemt op het ogenblik aan, dat het een zekere madeo, een vorm van Shiwa dus,- dan zal elke vereniging van het eigen bewustzijn met de groep een benadering betekenen van deze persoonlijkheid, die een scheppende persoonlijkheid is, uit God geboren. Deze heeft dus veel groter bewustzijn niet alleen omtrent God, maar omtrent alle wereldmogelijkheden, die binnen God bestaan, ook de voor ons onstoffelijke. U kunt mij toch allemaal volgen? Ik maak het toch niet te moeilijk? Daaruit vloeit voort, dat juist de vergroting van ons leven, van onze ervaring en van ons bewustzijn gelijktijdig betekent een vergroting van ons geestelijk vermogen. Als wij nu maar niet te trots zijn op wat wij geestelijk bereiken, maar het eerder zien als een kracht, die dóór ons de wereld ingaat, dan wordt de intensiteit, waarmede wij de wereld beleven zo groot, dat wij daaruit alle geluk putten. Het eigenaardige is, dat dat geluk zich meestal stoffelijk weerspiegelt. Je moet niet denken, dat je een geestelijke bewustwording alleen ten koste van een ontkenning der materie kunt inden. Een harmonie tussen stof en geest betekend, dat het hooggeestelijke bewustzijn gelijktijdig een verwerkelijking van alle behoeften in de stof mogelijk maakt. Soms met zekere remmingen, die niet onbeperkt behoeven te zijn. Hoe intenser je een bent met de wereld, met de mensheid, hoe groter je geestelijk bewustzijn is, hoe beter het je geestelijk en stoffelijk gaat. Want de harmonie, die je uit de kosmos verwerft, egaliseert de oneffenheden van het schijnbaar werkelijke bestaan in b.v. Uw stofwereld. Het egaliseert de moeilijkheden en de strijd, die je op geestelijk gebied kunt hebben en brengt daarvoor in de plaats een sereniteit, die tot basis wordt voor een grotere geestelijke bewustwording en de aanvaarding van een nóg groter deel van het AL als - en dan zeg ik het misschien toch nog verkeerd, maar ik wil het toch zo zeggen - als deel van je eigen wezen. Omgekeerd jezelf als deel - misschien beter gezegd - van dit kosmisch AL, daarin opgaande en daarin de goddelijke wil vervullende. Zo heb ik daarover nog wat gezegd .En ik geloof, vrienden, al is het dan eigenlijk niet moeilijk vandaag - tenminste ik vind het niet moeilijk, misschien denkt U er anders over, maar daar kan ik niets aan dien - dat het toch tijd wordt eer! ogenblikje te gaan ademhalen, te gaan pauzeren. Dan kunt U na de pauze weer verder gaan en dan zullen de volgende sprekers daarop kan ik U vast voorbereiden - U de mogelijkheid even om afwel een eigen onderwerp te stellen, danwel aan de sprekers een eigen keuze over te laten. Ook kunt U vragen stelen en wanneer U wilt zelfs omtrent hetgeen ik thans gezegd heb. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Nu is het tweede gedeelte - zogoed als het eerste gedeelte natuurlijk - iets, waarin U zelf moogt meepraten. U moogt precies vertellen, wat U voor vragen heeft, voor onderwerpen. Dan zal ik mij daarbij zo veel mogelijk aanpassen. Is er iemand, die op het ogenblik de moed heeft om mij iets te vrager? Of vraagt U liever aan elkaar? Klaarblijkelijk weinig lust daartoe. Hebt U een onderwerp? Wilt U iets over het schone leven vertellen?

170

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Het schone leven Natuurlijk wil ik daarover iets zeggen. Maar dan alleen uit geestelijk standpunt dus niet uit het standpunt van wederland op Zaterdagavond. Het schone leven. Vrienden, de vraag, die we ons allereerst gaan stellen, is natuurlijk: Ja, wanneer we zo zeggen "het schone leven", hebben wij dan werkelijk gelijk? Is het leven werkelijk schoon? Wat is de schoonheid, die er in het leven schuilt, wanneer wij toch zoveel leed hebben, wanneer wij vaak zoveel tegenslag hebben, kortom wanneer het ons toch niet altijd geheel naar den vleze gaat? En als je dat uit zuiver materieel oogpunt wilt bekijken, ach, dan is het inderdaad wel wat moeilijk. Maar laten wij nu eens proberen het eerst te rationaliseren, om het daarna misschien voor een kort ogenblik te beschrijven. Wij hebben niet om het leven gevraagd. Wij hebben niet gevraagd. “God, geef ons leven." Want wij hadden geen bewustzijn, toen wij werden geschapen! In zoverre zouden wij dus het recht kunnen hebben om het leven te verwerpen. Maar hoe vaak brengt het leven ons geen vreugde, geen nieuwe ontdekking? Hoe vaak toont het leven ons niet, nieuwe impulsen, nieuwe krachten, nieuwe werkelijkheden? Ik geloof, dat ieder van U uit eigen ervaring zal zeggen: "Er gaat haast geen dag in mijn leven voorbij, of ik heb een kleine vreugde. Er gaat haast geen ogenblik voorbij, of er is een gedachte, een nieuwe mogelijkheid tot bewustwording. Hoe kan het leven anders dan mooi zijn, wanneer je leeft ." Leven is natuurlijk een kunst dat geef ik gaarne toe. En juist te leven in ongetwijfeld een moeilijke taak. Maar stel U voor, dat U niet zoudt leven. Stel U voor, dat U de zon niet meer zoudt zien, en de regen. Dat U de wind niet meer zoudt kunnen horen of zoudt kunnen voelen als een koele aanval op je hele wezen. Stel U voor, dat U de kleuren van de bloemen niet zoudt kennen. Dat U niet de klank zoudt leunen van een kerkklok op zondagmorgen. Stel U voor, dat U de glimlach in het gelaat van een ander niet zoudt zien. Dat er niets zou zijn dan doodse leegte, hoe ondraaglijk wordt het bestaan dan! Hoe vol is je leven zelfs, wanneer je alleen de stoffelijke dingen neemt. Hoe wonderlijk goed is het om te bestaan. Hoe schoon is het leven, wanneer je weet, dat je leeft, dat je betekenis hebt. Wat is er mooier dan een ogenblik te weten, dat je voor een mens iets betekent. Wat is er mooier dan te weten, dat je iets hebt kunnen geven, iets hebt kunnen doen. Wat is er beter dan de vreugde van binnen, de rust van binnen, wanneer je je een ogenblik uit het gewoel van het leven terugtrekt en wat napeinst over de dingen, die gebeurd zijn. Ik geloof, dat wij op grond van de voorgaande feiten, zelfs bij een zuiver stoffelijke waardering reeds kunnen zeggen, dat het leven mooi is. Het leven is schoon, omdat het leven zelve bewustzijn, beleven, doorvoelen, kennen van vreugde en van smart betekent. Maar het leven is meer dan dat. Want er is een geest, die leeft. En wanneer eens het ogenblik komt, dat je een stoffelijke wereld verlaat, het ogenblik, dat de poorten van de dood voor je opengaan, dan begint een andere, een nieuwe en lichtende wereld. Je bestaan gaat voort. De vreugden, die je bekend hebt, zij herleven. De smart, die je gekend hebt, zíj wordt je verklaard en verduidelijkt. Wanneer je maar eerlijk bent en het leren durft te aanvaarden, dan wordt alles opgeklaard tot een vreugde en een sereniteit in jezelve, die is als een goudenregen, zich spiegelend in een stille vijver. Het is zo’n wonderlijke cascade van licht, die in jezelf doordringt, dat je niets anders kunt zeggen dan geestelijk leven is nog, schoner dan stoffelijk leven. En wie leeft in de stof, heeft deze verwachting voor de geest. Wie leeft in een lage geestelijke sfeer, voelt reeds de komende ontwikkeling aan van intenser licht en groter bewustzijn, van diepere vreugde en beter begrip. Mogen wij dan niet spreken van een schoon leven? Van een werkelijk schoon leven? Ach, in de wereld, daar kent U zelve de vreugden en de smarten. Maar laten wij voor een ogenblik eens iets tekenen van de schoonheid van het leven, zoals je die zelfs in een lagere sfeer kunt ontmoeten. Een sfeer, waarin het licht nog is als een schemering, belovende de komende zomer van een fel geestelijke zon, die je doordringt en doordrenkt. Beschouwingen vóór de vakantie

171

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie De schemer is opgeklaard en in de verte, aan een onbestemde hemelhoepel, kondigt zich het gouden licht aan als een dageraad van bewustzijn. Het lichtend parelgrijs, dat je omringt, geeft een eigenaardige schijn aan al, wat je waarneemt. Je gaat verborgen paden in een woud. Een woud, waarin de stilte verbroken wordt door de zang van een vogel, alsof een koor een loflied zingt over de Schepper. En je droomt van een voorbij leven. Je staat een wijle stil en je herleeft, wat eens was. Je pad gaat verder. En bovenaan de hemel wordt het parelgrijs en teer zeegroen, roze van kleur. Een kleur als een naderende brand. En het geelgoude licht wordt scherper en scherper merkbaar. Je pad gaat verder. In het bos ruist een stroom en een kalme waterval. En het water - als levend zilver - weerkaatst beelden, die je geluk betekenen. Dan ineens, als door een wonder, treed je uit het bos. En voor je ligt een vlakte als een grazige weide. Vlinders levend geworden bloemen, spelen in de houden stralen, die zo-even voor het eerst het leven op deze vlakte gewekt hebben. Bloemen ontplooien zich en wuiven zachtjes in een opstekende wind, alsof ze je begroeten en welkom heten. Er is vreugde in je hart, vreugde over een schoonheid, die je geheel doordrenkt. Dan zie je een gestalte naderen. Een gestalte, vrolijk en lichtend. Daar klinkt een bekende lach en een bekende stem mengt zich in het koor der natuurstemmen, die je rond je hoort. Dan herken je jezelf in die ander en je weet: "Het leven, dat ik gebroken achtte, is weer één geworden." En je ziel is als een bron, die overstroomt doom de zuivere vreugde van het bestaan. Hoe schoon is dan het leven. En toch is het maar een begin. Het is een lage sfeer, waarin het licht ternauwernood bewustzijn doet ontluiken. Neem een ander beeld. Een eerzame tempel, gebouwd van wit marmer en porfier. Met een open gaanderij. In het midden een kleine vlam, die brandt en gewijde geur als van waskaarsen en wierook, Je hebt stil gezeten in die tempel en in je gedachten hebben krachten gewerkt, tot langzaam maar zeker - als wolken, die de berg ontstijgen - de wereld beneden je uitdoofde, er is nog de tempel, maar de meester is heengegaan. Er brandt nog de vlamt en je bent alleen in een sidderende verwachting. Dan - je weet niet van waar - dringen klanken tot je door. Het is als hoor je alle stemmen der wereld een lofzang zingen als hoor je de klachten van werelden in mineur een ondertoon geven, die alle tezamen van onuitsprekelijke schoonheid zijn. Een ogenblik droom je nog, ondergaand het geweldig gebeuren, tot overvloeiers toe gevuld met dit vervrachten van een nieuwe heiligheid en een nieuw ontwaken. Dan verschemert het porfier. Het marmer wordt tot vloeibaar licht. Een wereld van kleuren ontstaat. En in een spel van kleur en lijn en dan voel je jezelf ontrukt. Je vorm vergaat en je bent licht. Een lichtstraal, spelend met lichte stralen, gaande van kleur tot kleur, zoekend en purend de volheid van alle wezens, in jezelf wordend tot licht en zon. Een ogenblik nog priemt je denken neer. En in die oude sfeer staan ze daar vol verwondering te kijken naar de vlakte, waar een ogenblik een lichtende zuil zich ten hemel verheft, schemerend in ongekende kleuren. Dan aanvaard je het nieuwe bestaan, Een nieuw denken, een nieuw weten, een nieuw leven zonder grens. Je speelt als een straal van het licht, gaande van einder tot einder, doorkruisend heul het Al. En alle stemmen worden in je wakker. Ze spreken tot je en fluisteren je toe hun diepste geheimen. De melodie van het scheppend wezen klinkt in wondere akkoorden. En het is of je dansen moet, dansen als een kind, gevangen door een melodie, oneindig groot en toch intiem klein. Je zingt je lied en je danst. Je danst en je wijsheid wordt groter en je vereent je met anderen. Licht wordt geboren en herboren. In de volheid van je bestaan ontwaak je nu tot nieuwe vreugde en tot nieuw weten. Was ooit het leven zo schoon? Maar verder voert de weg. In de warreling van kleuren en klanken wordt de state geboren. De stem, die zong met de anderen, dooft. Te vol is je wezen van vreugde en vrede te vol is je ziel, geladen met de geheimen der schepping. Je trekt je terug in jezelf .... en wordt herboren..

172

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Een bol van licht, gaande in het duister, dat in zijn vreemde donkere tinten de luister verkondt van al wat leeft. En je zwerft en je droomt. Schemerende kleuren omhullen je: de gedachten, die door je wezen gaan. Het is alsof lichtende kracht uit het duister tot je vloeit. Je wezen groeit en groeit een bol, gespannen met een draad van de wereld tot oneindigheid. De tijd vergaat en je weet het niet want het is de vreugde, die in je hart komt. Het is de vreugde, die het schemerende kleurenspel tekent, dat je voor anderen nog kenbaar maakt. De volheid van je wezen is een bron. Je keert tot een tempel in en je spreekt tot hen, die wachten op een nieuw ervaren. Je gaat door de wereld en geeft de mens licht en bewustzijn. En al hun vreugden, al wat je geeft, keert tot je terug. Zo groot wordt de vreugde, dat het lichtende hart van je lichtende zijn breekt. En je wezen vloeit uit tot heel het AL. Een licht, dat een wijle het duister verdrijft en zich er mee vervlecht, tot het één wordt met het licht, tot het een wordt met licht en leven. Hoe wonderlijk is de gave van het leven, dat deze schoonheid, deze wonderlijke beleving mogelijk maakt. Hoe wonderlijk is het, dat in ons allen het zaad va die grootheid ligt. En zelfs dán staat de reis niet stil. Het AL vervult zich van fibrerend geluk, van levende kracht en scheppingsdrang. En uit het duister baar je werelden. Werelden en zonnen. Je speelt met een bewustzijn, dat groeit. Bewustzijn door onbewusten geïncarneerd in jouw schepping. En al hun lijden en hun geluk is jouw ervaren. Je bent niet eenzaam omdat steeds weer zielen tot je opgaan. En je voelt een vrede zonder gelijke. Je kent een vreugde, die zijn weerga niet heeft. Dan wordt die vreugde tot ervaren, het ervaren tot aanvaarden. Weg vloeit het laatste bestaan in een volheid, die geen woord kan tekenen. Het leven is tot leven teruggekeerd. En het leven is schoon! Het zijn maar een paar beelden, vrienden. Helemaal niets bijzonders. Dingen, die wij allen kunnen doormaken. Dingen, die voor ons allemaal bestaan. Vanaf de eerste tocht door een woud van overpeinzing tot in het juichend akkoord je oplost in het leven zelf. Het is onze weg. En wanneer je weet, dat dit je weg is en wanneer je voelt, dat zelfs nu het leven het leven waard is, omdat het zo vol is met belevingen, met bewustwording, met kleine vreugden, hoe zou je anders kunnen zeggen over hetgeen mij als onderwerp is gegeven, dan Dit is het schone leven Dan hoop ik, dat ik dit onderwerpje - voor zover het mij mogelijk was - tot zijn recht heb laten komen. Misschien wilt U nog een ander onderwerpje stellen? Dan is het voor mij ook een vreugde het voor U te behandelen . .... .... Was het bijna te echt? Het wordt echt. Het wordt werkelijkheid. Per slot van rekening wat bent U op het ogenblik eigenlijk anders dan zo’n beetje kikkerdril, dat onbewust drijft op de zee der kosmos? Ge droomt er al van, dat ge misschien eens zult kwaken. Maar ge kunt U niet voorstellen, wat het is om deel te zijn van de kosmische zee. Doch dat hindert niet. Want zoals U misschien heeft gemerkt, ben ik zo vrij geweest om iets van de magie van het woord te gebruiken om te laten aanvoelen, wat ik eigenlijk niet eens kon zeggen. En zo hier en daar ben ik erin geslaagd. Nu zijn we wat bijgekomen nu kan ik mijn vraag dus herhalen. Du is er nog iemand, die een ander onderwerp heeft? - Het doet mij denken (om de spanning nog even te breken) aan mijn eigen studietijd. Toen hadden we bij ons een smulpaap. Ik zou zeggen meer Lucullus dan Luculles zelve. En die kreeg eens op een keer een soep te eten, die werkelijk perfect was. De goede man heeft drie dagen met honger gelopen, omdat hij het zonde vond het besef van de goede soep met een slechter gerecht te bederven. Het ergste was nog de rest was net even goed, Maar hij heeft het nooit geweten. U bedoelt hier natuurlijk iets mee. Ik geloof, dat het hier zeer zakelijk is uitgekiend. Misschien is het geschikt voor een bedsermoen vanavond, als U het niet helemaal gesnapt heeft. Maar goed. U kiest zelf niet? Dan ga ik een kleine toegift geven. En dan wil ik dat een beetje anders doen. We vertellen de laatste tijd wel erg veel verhaaltjes eigenlijk. Ik weet niet of U het prettig vindt, als ik ook de verhalende vorm kies. Geen bezwaar? Dan zou ik U wat willen vertellen over de reis van de zon. Dat sluit n.l. wel enigszins bij ons vorig onderwerp aan. De mensen Beschouwingen vóór de vakantie

173

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie weten niet wat de tocht is, die de zon maakt. Ze zien haar altijd staan, wanneer de dag komt en menen, dat ze aan de horizon verdrinkt in de zee, wanneer ze weer ondergaat. Maar ze weten niet, dat de zon zelve een reis maakt. Een heel lange reis.... Toen de aarde nog jong was en bloosde van het in haar gloeiend vuur, toen was de zon al op haar reis. En wanneer de aarde koud en oud zal worden, geen leven meer dragend, dan zal de zon misschien haar reis beëindigd hebben. Want de zon reist door het AL met een zeer bepaald doel. Lang voordat onze zon een zon was, was zij eens een man, jong en sterk en vol van vreugde. En deze jongeman had een vrouw lief. Maar man en vrouw konden elkaar niet geheel begrijpen en verstaan. En zo zocht elk zijn eigen weg. De man werd krijgsman, werd soldaat, werd staatsman …… ontdekte waarheden van de geest en volgde een eigen weg tot bewustwording, tot hij eindelijk herboren als lichtende bol in de ruimte stond en zelve het scheppende spel begon. Maar de vrouw in haar nederige liefde zocht naar de vervulling van haar zijn en uit haar gedachten bloeide een wondere plant. Een bloem van levend licht, die omhoogrankte tot de troon, waar de Schepper zetelt. Toen zei de Schepper tot haar: "Kind, keer tot mij." Maar zij zeide "Ik ben eenzaam, Heer want een deel van mijn wezen leeft in een ander." En toen? Toen glimlachte de Schepper en zeide "Het is werkelijk waar en goed, dat ge de vervulling van Uw wezen zoekt, een vervulling, die ge hebt erkend. Zo keer terug en schep.” De vrouw keerde terug, de plant werd een lichtende bol, schiep planeten en werelden, waarin bewustzijn ontwaakte werelden, waarin de kosmische liefde de grote wet werd. En toen de lichtstralen door de ruimte gingen, beroerden zij Uw zon. De zon, die droomde van een volmaking van zijn wezen en ondanks het geluk van het scheppend zijn zich soms wat eenzaam voelde. De man, de zon, had nog niet geschapen, maar droomde ervan eens te scheppen. Toen nu het licht hem beroerde van de kracht, die eens zijn vrouw was, voelde hij plotseling zijn wezen zwanger van nieuwe krachten en gedachten. En rond zich schiep hij zich de planeten, wierp ze in een wervelende gang rond zich als een sabeldans. Maar het vuur was niet genoeg en de droom bleef ledig. Zo begon de zon haar reis. Steeds verder trekt ze naar dat onbekende punt in de ruimte, waar de ster haar wacht. De ster, die het einde is van de zon en het laatst ontwaken van een geest, die eens mens was. Dan vereend en tot eenheid geworden, opgaand in de Schepper in vol bewustzijn. Maar omdat de reis zo lang is en de zon zo, dróómt van het geluk, tracht hij het geluk te scheppen. De schepselen, levend op de werelden, die de zon eens baarde, zij zijn als de zon zelve. Krijgslustig in hun aard, niet kennende nog de volheid van kosmisch liefhebben, van volledig besef van alle leven. Maar telkens weer beroert een straal van de verre ster de zon en telkens weer zendt de zon die straal tot de werelden. Een stem van liefde, sprekend uit de kosmos, helpend al tot bewustzijn te komen. De zonnereis gaat nog verder. Maar eens, wanneer het doel nabij is, zullen alle schepselen saamgekomen zijn in een bewustzijn van werkelijke eenheid. Dan zal er geen strijd meer zijn tussen mens en mens, tussen geest en geest. Dan zullen er geen planten, dieren en mensen meer leven op de werelden, maar lichtende krachten, die rondglijden over uitgedoofde planeten en in hun vuur vangen het licht van kosmisch begrip, dat aan alle kanten neerregent. Wanneer dan de zon zijn vereniging bijna heeft gevonden, wanneer de reis bijna ten einde is, dan zullen die vele, lichtjes, die dolen over de werelden, die de zon schiep, uitspringen als herauten voor de zon uit. En zij zullen uittroepen "Ziet, het kosmisch huwelijk, is voltrokken. De tegendelen hebben elkaar gevonden. Isis en Osiris, herboren in een liggen geknield aan de voeten van de Schepper!"

174

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie Wanneer de zonnereis teneinde is, wie weet, welke wezens dan als zon zullen leven in een nieuw AL, in een nieuw bestaan? Maar de zon zal zijn loopbaan vervuld hebben. En de ster, die zo geduldig op hem wachtte, zal - het wezen vervuld ziende - de Schepper kennen in zijn volle glorie. Zoals de zon zijn doel toestreeft, zo streven reeds nu de schepselen hun doel toe, ook wanneer zij het niet kennen. Want in allen is de leegte, die vraagt naar aanvulling, die vraagt naar vervolmaking en groter eenheid. Die leegte is niet stoffelijk, ze is geestelijk. En het doel ligt ver, ver weg in tijd en ruimte. Zoals de zon zijn baan gaat, altijd voort, zo zal eens de mens zijn baan voltooid hebben. En - zich vervullend - zal de mens zijn als de zon. Het doel gevonden hebbend, een met de scheppende Kracht, een licht, dat in de hemel opblinkt, wanneer alles dooft. Herscheppend volgens de wil van de Schepper, barend het leven, dragend het bewustzijn en kennend de lichtende vreugde. Met deze kleine vignette zal ik dan mijn deel voor deze avond besluiten. Ik geloof echter, vrienden, dat ik eigenlijk oneerlijk ben geweest. U moogt het me niet euvel duiden, maar het, spel met het woord, met de kracht, die in het woord verborgen ligt, kan ook soms mij vervoeren. Ik heb het het Schone Woord erg moeilijk gemaakt. Ik hoop, dat U me dat niet kwalijk neemt. Ik weet, dat mijn broeder het mij niet kwalijk neemt. Want zingt niet reeds iets van zijn zang in mijn woorden? En weerkaatsen mijn beelden zich niet in zijn bewustzijn? De grote eenheid, vrienden, die we nastreven, wordt voor ons reeds werkelijkheid - zelfs binnen deze kleine Orde - in een sfeer, die nog geen vol bewustzijn kent. En daarom geloof ik, dat U ’t me zult vergeven, dat ik misschien wat ….. aan de rhetoriek gewijd heb. Een klein offer gebracht aan de schoonheid van het woord om de gedachten te verhullen, die ik niet spreken durf. Maar van Uw vergeving verzekerd aarzel ik niet langer en geef het woord over aan de laatste spreker van deze bijeen komst. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden. Het is inderdaad geen lichte taak om deze bijeenkomst voor U te besluiten met het Schone Woord. Maar wie een taak heeft aanvaard, moet haar volbrengen zwaar of niet. En daarom vraag ik U geef mij voor het laatste deel van deze bijeenkomst een klein onderwerp. Misschien niet gelijk in schoonheid aan hetgeen mijn voorganger mocht scheppen, maar toch voldoende vol van betekenis om niet onwaardig te zijn als slot van de bijeenkomst. Het Schoone Woord: WETEN Een aarzelende droom van een nieuw bestaan. Een vraag Wie ben ik? Waarom? Een bewustzijn, dat nog niet geboren is, maar reeds ziend ‘t licht, dat komt. Bewustzijn wordt mijn wezen en wordt de werkelijkheid. Ik weet Ik ben! Het is het weten, dat verder mij geleidt. Ik vraag: Waar zijn de grenzen van vlezen en bestaan? ‘k Vraag later naar de grenzen tussen werkelijkheid en waan? ‘k Vraag Ben ik deel van geest of ben ik deel der mensen? ‘k Wil weten wie ik ben. En alle andere wenen zijn onbelangrijk in ‘t bestaan. Ik wil mijzelve kennen en zo nog verder gaan. En dan weet ik wat van ‘t eigen leven ik erken een wet, geschapen door God, ‘k erken een deel van m’n eigent streven en voel me geleid door een werkelijk lot, waarover bestemming ook mij is gegeven. Ik weet omtrent werelden, waarop ik leef. Ik weet van gevaren, waarvoor ik nog beef. Ik weet van een liefde, onmetelijk groot en ik weet van het raadsel, de poort van mijn dood. En het weten wordt tot begin van mijn kracht, maar niet voldoende ook om te bestaan er zijn gedachten, die hoger en krachten, die hoger, die verder, onmetelijk verder gaan. Beschouwingen vóór de vakantie

175

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring: 1956 – 1957 - datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie En dan - diep in mijzelf bewogen - neem ik de wetenschap en bied ze aan, aan krachten, die in hun vermogen mij zo ver te boven gaan. En dan geef ik het weten en ik ontvang het begrijpen. ‘k Word deel van een groter werkelijkheid en voord door al, wat in mij dan ontwaakt, tot nieuw bestaan en tot weten geleid. Maar het is weten nu omtrent andere waarden en aanvaarden van kosmos, van kosmisch bestaan. En zo durf ik te breken - voor ‘t eerst van mijn leven met ik-heid en weten, met wijsheid en uraan. Dan durf ik geheel mijzelf te vergeten en deel zijn van de Kracht, die het Al regeert. Dan ben ik door vreten bevrijd ven het weten, waar mijn ziel zich vreet tot haar Schepper keert. En daarmede heb ik dan getracht tenminste niet te onwaardig een einde voor deze avond te creëren aan de hand van het gegeven onderwerp. Vrienden, de tijd, waarin wij samen hebben gestreefd dit jaar, is teneinde. Een ogenblik rust en we gaan verder. Verder, nog meer in de stijl, van wat U deze avond en in het verleden reeds heeft mogen horen. Want buiten het weten, buiten het denken moet er én voor U én voor ons een weg mogelijk zijn, die door ons innerlijk voert tot een begrip. Een begrip, dat de basis wordt voor U van een verdere bewustwording voor ons van een grotere kracht, om anderen dat geluk te brengen, dat wij zelven reeds - dank zij de grote Kracht, die ons leidt hebben mogen verwerven. Daarom neem ik nu afscheid van U. Niet met een: Vaarwel. Niet met een Prettige vakantie. Maar alleen met een: Moge onze kracht in alle tijden zich verenen in God. Dat wij zo de bewustwording gezamenlijk mogen vinden, vrienden. Goeden avond.

176

BESCHOUWINGEN VÓÓR DE VAKANTIE

© Orde der Verdraagzamen Esoterische Kring jaren: 1956 - 1957 - Datum – 16 juli 1957 Les 23 – Beschouwingen vóór de vakantie

Beschouwingen vóór de vakantie

177

Related Documents


More Documents from "Robert"