© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
No.1 - 19 Oktober 1954 Goeden avond, vrienden. U heeft het gepeperde voorgerecht genoten en nu kunnen wij het dan eventjes wat kalmer aan gaan doen. Ik weet niet, of U bepaalde voorkeur heeft voor een zeker onderwerp, maar als dat niet het geval mocht zijn, kunt U het rustig aan mij overlaten. wat denkt u ervan? (Graag een eigen onderwerp). Ja, dan zelfs heel graag. Als onderwerp zou ik dan graag niets anders nemen dan het
MEDEDOGEN
Nu hoeft U niet bang te zijn, dat ik net als mijn collega, mij te buiten zal gaan aan ontleedkunde, aan een pogen om verschillende waarden zuiver tegenover elkaar te stellen, want wat deze dingen aangaat, heeft U voor vanavond werkelijk wel genoeg. Het mededogen op zichzelf is iets wonderlijks Wanneer u denkt, dat die grote wereld vol van mensen, wanneer je denkt aan al die sfeer, vol van lijdende geesten, dan wordt je werkelijk tot mededogen bewogen. Je voelt iets van dat lijden in jezelf. Denk nu alleen eens een keer aan de wereld: Uw eigen wereld. Denk eens aan al die mensen, die daar gaan door stormvloed, door aardbeving beroofd van huis en haard, beroofd van al wat ze dierbaar en lief was. Mensen die daar gaan, kil, huiverend, ziek, gebroken en gewond, die zoeken en zoeken en niet kunnen vinden de vrede, waarnaar ze verlangen, die in hun hart steeds terug hunkeren naar een verleden, dat nooit meer komt. Dan voel je in jezelve een bewogenheid, waardoor je voor die mensen alles zoudt willen zijn, wat zij missen. Dat is nu mededogen, niet …. medelijden! Oh, neen, weet U, wanneer je medelijden zegt, dan denk ik altijd aan een mens, die probeert om het lijden van een ander mee te voelen. Dan krijgen we bespottelijke toestanden als bij sommige stammen, waar de vader in het kraambed gaat en er enkele weken in blijft, terwijl mamma een dag later weer op het veld aan het werk is. De dwaasheid! Medelijden met de mensheid, daar zijn we niet toe in staat. Wij zijn niet in staat om dat lijden te begrijpen en te verwerken. Wanneer: wij dan zeggen, dat wij medelijden hebben met de mensheid, doen wij er eigenlijk niets aan. Maar mededogen… dogen …. Gedogen toestaan a.h.w. hen toestaan te lijden, dit lijden begrijpen, terwijl wij met hen mee voelen en trachten het te verzachten, zelf je krachten vrij houden van het leed, alleen al omdat je zo graag wilt helpen. Geloof mij, degene, die helpt heeft voor werkelijk medelijden weinig tijd. Die kan gevuld zijn met het grote, het goede willen, het warme, alomvattend denken, waarmee de persoonlijkheid zich schenkt in al die kleine daden en bezigheid aan diegenen, die lijden. Medelijden? Ach, dat vraagt zoveel tijd, zoveel kracht en het helpt zo weinig Daarom moeten wij wanneer wij over mededogen spreken, wel denken aan het lijden, wat er is op de wereld, maar niet in de negatieve zin, niet in de zin van een vlijmende smart in jezelf om het leed van een ander, maar in een goed en wel begrijpen daarvan en het geven van die waarden, die je geven kunt, opdat het leed wat verminderd wordt. Eet grootste mededogen, dat er bestaat, is de dood. In vele verhalen, in veel geschriften noemt men de dood een persoonlijkheid, noemt men hem de stille bleke engel, Asraël, de gezondene Gods. Laten wij voor een ogenblik stellen, dat die dood een persoon is, die niet bewerkt een goddelijk mededogen, maar voor mens en dier gelijkelijk een vlucht naar veilige haven mogelijk maakt, wanneer het leven zelf niet meer verder geleefd kan worden. Stelt U zich voor een mens, die ligt te sterven; een lichaam, ziek en verslagen, deze mens is oud. De ogen zien niet meer, de mond heeft al lang zijn tanden verloren en de oren vangen slechts vaag nog het ruisen van de buitenwereld op. Dooraderde handen, benig en knokig, hebben haast geen kracht meer. Al wat er nog leeft zijn zeverende herinneringen aan vroegere grootheid. Elke dag opnieuw weer betekent een ontkennen van wat je eens was, betekent een gedwongen daadloosheid, een stilstand, die je vredig probeert te doorleven, terwijl een verlangen naar vroegere activiteit, naar vroegere kracht en vreugde blijft bestaan. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
1
Orde der Verdraagzamen Stelt U zich zo’n mens voor. Medelijden met die mens, zou beklag worden en zelfbeklag. Dat helpt niet. Maar wat doet de dood? Stil en zacht komt hij naderbij, sluit de oren en ogen voorgoed. laat de krachteloze handen stil vallen, het arme versleten hart krijgt rust. Uit de cocon van het stervend lichaam wordt hernieuwd geboren geest, een lichaam nu in een andere sfeer, in een andere wereld, die wederom jong, sterk, vreugdig is, vol van vermogen en krachten. Zelfs wanneer die mens in de laagste sfeer zou moeten zijn, is het niet beter dan met de bitterheid van je eigen zijn te wachten op het moment, dat het lichaam alle functies staakt? De dood is zo zacht en zo goed. Er brandt een huis, een groot huis en laaiende vlammen slaan uit. Er is een mens vol angst en nood, hij wil naar beneden, de trap brandt, hij kan niet verder. Hij zou het raam uit willen gaan, maar hij durft niet. De rook komt verstikkend nader, omwalmd die mens en vol begeerte tongen de rode vlammen om zo dadelijk die mens te verslinden. Dan komt de dood, die zegt: Dit is genoeg, niet meer lijden, en neemt de gevoeligheid weg, doet het lichaam langzaam insluimeren. De pijn wordt niet sterker meer. Neen, zij vermindert. Terwijl misschien de vlammen het lichaam pijnigen en martelen, droomt de geest, die scheiden gaat van koele velden, van prettige dreven, totdat de duisternis komt en als een tongelende vlam de geest het lichaam achter last. Zo gaat het heel vaak. De dood is goed; de dood heeft mededogen, juist om dat hij geen medelijden kent. De dood denkt niet mee met de lijdende, maar hij maakt aan hun lijden een eind. Wanneer in ons het goede mededogen leeft, wanneer wij het leed en de smart van de mensen kunnen begrijpen en omvamen, dan moeten wij vaak zijn precies zoals die stille bleke engel Asraël. Dan moeten wij, vredig haast, zonder te vragen, doen wat nodig is. En dan verder gaan op onze weg. Wat er aan haat is op de wereld, wat er is aan liefdeloosheid, aan geweld, aan angst en aan wreedheid, dit alles sterft weg voor het stille mededogen. Voor die stille bewogenheid, waarin een mens plotseling wordt tot een voertuig van de goddelijke kracht, en onberoerd, verheven haast, zijn weg gaat, gevende en nemende, maar brengende de verlossing en het evenwicht. Op dit moment, terwijl wij samen spreken, zijn er veel mensen op de wereld, die sterven. Nu. Op dit moment. Op dit moment voelen pijn gekwelde mensen daar binnen de hospitalen, op dit moment klinken wanhopige beden uit menig huis, op dit moment zitten er wenende mensen in radeloosheid te zien naar al wat zij verloren hebben. Wat kunnen wij ze geven? Ons stille mededogen, de stille wil om ze te helpen. De stille wil om ze te helpen, omdat wij iets begrijpen van het leed, want mededogen heeft geen mens, die niet zelf het lijden kent. God zelf zou geen mededogen kunnen hebben, wanneer uit Hem niet het lijden evenzeer geboren was. Het lijden is uit God geboren. Het lijden en de haat en de wreedheid en de angst, de jagersnood, die je verder zweept en drijft, terwijl je geest niet meer weet, welke paden te gaan en je lichaam uitgeput dreigt neer te zijgen, toch weer opgezweept door de wil, die zegt: Nog even, nog even, nog een moment. Misschien komt er bevrijding. Dit alles is uit God geboren. Alles! God weet, wat het lijden is. God kent het lijden. Daarom heeft Hij mededogen met de mens. Dit mededogen wordt geboren juist uit het lijden, dat hij kent. Dat wat wij niet kennen en kunnen erkennen, ach, wat kunnen wij daar aan doen, vrienden? Wat kun je daar tegenover stellen? Wanneer je nooit een mens hebt zien sterven, van wie je veel gehouden hebt, wat kun je dan geven aan iemand, die zo’n verlies lijdt? Je weet niet, wat het is. Wanneer je nooit eenzaam hebt gestaan, verdreven van huis en hof, zonder enig bezit in de wereld, met de wanhoop in je ogen, hoe kun je dan begrijpen, hoe een mens zich voelt, die van alles verdreven is? Oh, je kunt sentimenteel worden er over, je kunt medelijden hebben. Maar de werkelijke waarde van het mededogen, van het begrip voor het lijden, dat kun je dan niet geven. Daarom is het goed, wanneer wij soms lijden. Ja, ik kan zeggen: Ik ben dankbaar, dat ik veel geleden heb. Omdat ik veel geleden heb, kan ik zoveel lijden begrijpen. Kan ik zo de machteloosheid, de hulpeloosheid begrijpen van een mens, die helemaal verlaten is. In die verlatenheid kan ik dan een woord vinden, dat de verlossing brengt. De bevrijding! Het is mogelijk om alle lijden je voor te stellen. Een eindeloze stoet van verminkten en zieken, van hulpelozen en hopelozen, van mensen, die alles verloren hebben en mensen, die niet kunnen winnen, wat zij verlangen met al hun krachten. Een lange stoet, die kronkelt langs de aarde als een eindeloze processie; een stoet, wiens enige zang is een snikken en zuchten. Dan vraag je je af: Arme mens, wat kan ik je geven? Ik voel me bewogen, want ik herken mijzelf in U. Ik weet, eens heb ik gegaan in die zelfde stoet, met dezelfde bitterheid, met dezelfde noodkreet, met dezelfde zucht op mijn lippen. Wat kan ik voor je doen, mens? Ik zou je goed kunnen geven en een nieuw huis. 2
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Misschien zou je blij zijn, maar je zou toch niet tevreden zijn. Misschien zou ik je de doden op kunnen wekken. Maar het zou je toch niet gelukkig maken Ik moet verder gaan dan dat, ik moet de kern begrijpen van je lijden. Ik weet, dat ikzelf geleden heb, omdat ik de wereld niet verstond en niet wist, tot wie mij te wenden. Daarom wil ik proberen degene te zijn voor jullie, kleinen der mensheid, die altijd tijd heeft voor je, nooit te druk is. Daarom wil ik proberen degene te zijn, die altijd weer een woord weet te spreken, dat je al zo lang gedacht hebt, maar wat je nog nooit heeft gegeven iets van die zekerheid, van die vrijheid, waar je naar verlangt, omdat je het niet dorst te uiten. Misschien kan ik je zeggen, welk verlies niet werkelijk is. Iets wat je in je hart wel weet, maar waaraan zo moeilijk te geloven is. Och, ik heb voor die mensheid, die lijdende mensheid, in mij zo’n mededogen. Ach en hoe gaat het met U? Hoeveel keer in Uw leven is er niet een zware slag gevallen? Hoe vaak was er geen teleurstelling? Hoe vaak werd je niet dat ontnomen, wat je op zo’n hoge prijs stelde? Hoe vaak heb je niet aarzelend gestaan tegenover onoplosbare problemen en gezegd: Ik kan het haast niet? Je weet het toch allemaal zelf, zoals je hier zit, nietwaar? Je hebt allemaal je lijden. Het feit, dat bepaalde dingen nu niet meer zo zijn als je ze graag zoudt willen, het feit, dat er iets aan je vrede mankeert, het feit, dat je gebonden bent, het feit, dat je niet die binding vindt, die je gezocht had. Allemaal, stuk voor stuk, elk van U, met zijn eigen leed, met zijn eigen lijden, met zijn eigen problemen. Maar U staat er niet alleen in: dat wat U doorgemaakt heeft, dat wat U beleefde, dat hebben duizenden anderen doorgemaakt en dat maken zij nu nog door. Dat beleven anderen precies zo en U weet, hoe het is. U weet in Uw hart precies, hoe het is, wanneer zo’n mens lijdt. U heeft het zelf doorleefd. Dan pas kunt U helpen. Dan is er in U die kracht van mededogen, die U een ogenblik de sluizen tot nieuwe kracht doet opengooien in het wezen van een ander. Dan kunt U die veerkracht weer opwekken, zodat een mens verder leeft. Of U kunt de ogen sluiten en zeggen: het is goed om heen te gaan, wanneer het leven zo weinig meer biedt, want er is een nieuwe wereld en een nieuw leven. Het is een wonderlijke kracht, dat mededogen. Elke keer, wanneer je een ander mens op deze wijze geholpen hebt, wordt het licht in je eigen hart. Dan vindt je een zonnige vreugde, soms een plechtige vreugde als op Zondagmorgen, wanneer van alle dorpen in de omgeving de kerkklokken luiden en worden tot een zang, die vreemd plechtig zweeft over de zonnige velden, waar de laatste dauw optrekt in de zon. Dan weet je iets van de grote vrede af, want de grote vrede is mededogen. Ook God heeft mededogen, het begrip van alle leed, het stilleven van alle leed. Een liefde, die juist in haar begrip de juiste weg vindt, die juiste rechtvaardigheid, de juiste kracht. Daarom is mededogen zo’n machtig wapen, het machtigste, wat er is. Want, wanneer wij geleden hebben en wij begrijpen het lijden, we hebben het doorstaan, dan vrezen wij niet meer. Het niet meer vrezen van een lijden, omdat wij weten, wat het is, omdat wij het begrijpen. Het is erg, natuurlijk, wij hebben het liever niet, maar wij hebben het doorstaan en wij kunnen het weer doorstaan. Dat stelt ons in staat om door alle sferen te gaan. Als je dan bent geketend in duisternis om de mens te helpen, of leeft in de lichtende sfeer, er kan jou niets meer gebeuren, in jezelf heb je de vrede gevonden. Je kunt een ander troosten, terwijl jezelf nog lijdt. Daardoor sta je in verbinding met God, de grote Kracht. Door het mededogen vindt je de vrede, vindt je het licht, vindt je de vrijheid, de vrijheid, waar je altijd zo naar verlangt. Ja vrienden, zo gaan wij onze wegen. Onze wegen door de wereld, door de sferen. En altijd wanneer we denken, dat wij genoeg geleden hebben, zullen wij toch altijd weer lijden. Soms is het lijden alleen een begrip, dat beter mogelijk is, een ontevredenheid in ons zelf, die sterker en sterker wordt, totdat het lijkt, of zij je wezen uiteen zal scheuren in de onbevrediging van het bestaan, zoals het nu is. En soms, soms is het werkelijk een persoonlijk lijden. Een kwelling, die je doortintelt aan alle kanten. Lijden zullen wij. En omdat wij lijden, zullen wij het lijden van anderen begrijpen. Door het begrijpen zullen wij tot mededogen bewogen worden. En hoe kun je een mens, die je helpt, die je hebt opgegeven uit de duisternis en het wanbegrip nog haten? Die kun je alleen nog liefhebben. Zo vullen wij door het mededogen in ons zelf, de ledigheid, die er zo vaak nog leeft: het gebrek aan naastenliefde, Toch zullen wij eens allemaal, allemaal zonder uitzondering, die weg moeten gaan. Wij, die hem reeds betreden hebben, weten, dat het niet altijd licht valt, dat het soms moeilijk is om een scheiding te maken. Om niet in een beklaagde zijn te vervallen, waar alleen het begrijpen en helpen nog ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
3
Orde der Verdraagzamen noodzakelijk is. Maar wanneer wij het gevonden hebben, hoe groot is het dan. Hoe wonderlijk is de bevrijding van jezelf. Hoe goed is het om dan te bestaan. Daarom wil ik U op deze eerste avond, dat U zo bij elkaar bent, in juist deze kring, in juist deze formatie, een raad geven: PROBEER NOOIT OM MEDELIJDEN TE HEBBEN. Probeer niet om het lijden van anderen te doorleven en te maken tot een deel van Uw eigen bestaan. U zoudt er aan ten onder gaan. Maar laat het stille mededogen in U begrijpen, wat een ander lijdt en waarom. Dat helpt nog. Help zo goed gij kunt. Maar wanneer gij geholpen hebt, ga verder. Wanneer gij niet helpen kunt, ga evenzeer verder. Dan zult gij vinden in Uzelf die eenheid met die grote kracht, die alle vreugden en alle lijden geschapen heeft en die in werkelijkheid toch is God, het Licht en Liefde. Nu hoop ik, dat U mij niet zult verwijten, dat dit geen lichte kost is. want het is gemakkelijk te begrijpen en te bevatten en het is waar. Wie daar nog wat aan toe te voegen heeft, kan dit zeggen. Ik zou U willen vragen om onze Leider te zijn in deze kring. Wanneer er een leider voor een kring wordt aangewezen, bepalen wij dit zelf niet. Maar ik hoop wel vaak in Uw midden te mogen zijn. Dat is iets anders. Want de leider van een kring moet niet alleen het mededogen hebben, maar ook het doel. En om het doel te stellen voor een gezelschap, dat, al is het dan ook nog zo goed samen, onderling, toch geestelijk vaak van die, U moet me niet kwalijk nemen, dat ik het zeg, van die scherpe verschillen vertoont, dat samen te leiden in een richting, daar is een inzicht voor nodig. dat ik helaas niet heb. Ik weet niet of de leider ooit zelve tot U zal spreken of niet. Maar als U met hem zult spreken, geloof ik, dat U zult toegeven, dat het beter is, dat hij leidt dan ik. Want zou ik U leiden, ik vrees, dat gij er onder lijden zoudt. En nu vrienden, zullen wij dit deel maar gaan besluiten. Ik zou misschien nog veel woorden kunnen zeggen, maar ik zou geen diepere gedachte en geen diepere eenheid kunnen geven, dan ik U gegeven heb, Laten wij dus de laatste spreker aan het woord laten, opdat die voor U moge besluiten. Goeden avond. o-o-o-o-o
4
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
No 2 - 16 November 1954 Goeden avond vrienden, Wij zullen dan deze avond weer door brengen met beschouwingen van meer esoterische aard. De vorige maal hebben wij een paar steekproeven genomen, omdat de gehele samenstelling van de kring als zodanig nog niet bekend was, althans niet ten volle. Wij zullen trachten om met beschouwingen, die wereld omvattend zijn, maar in zuiver geestelijke zin dan een onderling verstaan tegenover alle schepselen op te bouwen. En nu zou ik mij hier heel graag een kleine persoonlijke noot willen permitteren. Er zijn onderwerpen, die wij op deze bijeenkomst prettig, gemakkelijk en zelfs volledig kunnen bespreken en die eigenlijk niet geschikt zijn voor b.v. een openbare bijeenkomst. Dus wanneer U nu onderwerpen van esoterische aard hebt, bewaart U ze voortaan voor deze kring. U zult niet te maken krijgen, in tegenstelling met de andere studiegroepen, met een vast sprekerscorps. Wel zal ik, zolang dit enigszins mogelijk is, als compere blijven fungeren. En nu dan onze eerste beschouwing van deze avond. Ik begin met
DE MENS
de mens is het heersende, het regerende dier in een wereld, waarin vele soorten en rassen bestaan. Dat de mens dit is, dankt de mens voor een groot deel aan zijn verwaandheid. De mens denkt n.l. dat hij en hij alleen uit de Goddelijke Geest geboren werd en dat slechts zijn bewustzijn het Goddelijke kan benaderen, misschien zelfs in het Al. Feitelijk echter ontstaan hierdoor toestanden die de onevenwichtigheid op aarde wel heel sterk beïnvloeden. Want er is veel leed onder planten en dieren, er wordt veel leed veroorzaakt door de materie als alleen en kristal, die niet goed worden begrepen en verkeerdelijk worden aangepast aan wat de mens noemt: het doel. Hij bedoelt natuurlijk niet het werkelijk doel dezer dingen, maar hij bedoelt daarmede zijn doel. En zo zullen wij sprekend over de mens moeten beginnen met een negatieve noot. De mens is in zijn wijze van leven, denken, handelen, optreden etc. het meest eenzijdige wezen, dat er bestaat. Wat dit met esoterie te maken heeft? Ach, U bent toch mensen, nietwaar? Geest in de menselijke vorm en met het menselijk bewustzijn in de stof bestaand. Dan bent U dus ook, in meerdere of mindere mate misschien, eenzijdig. Het doel van de esoterie is natuurlijk om bij de mens weg te nemen deze eenzijdigheid en daarvoor in de plaats te stellen de relatie met het kosmische, dat zich in alle dingen uit. Nu staat die mens hier op zijn wereld en hij leeft daar. Alleen in een hut onder groene palmen, in een dessa met zijn haast melancholieke rumoer, in een grote stad, een wereldstad, of ergens in een model boerderij op het land misschien en hij realiseert zich niet, dat hij fouten maakt. De mens bouwt zich kunstmatig een woning. Hoe doet hij dat? Door de materialen, waarmede hij bouwt, meestal van hun aard en natuur te vervreemde. Maar dat kun je alleen doen. Wanneer het bouwmateriaal op zich zelf een harmonisch geheel is, niet alleen qua uiterlijk, maar vooral qua innerlijke gesteldheid. Om U duidelijk te maken, hoe ik dit bedoel, zou ik graag weer een voorbeeld geven. Heeft U wel eens bloemen van verschillende soorten bij elkaar in een vaas gezet? Dan zult U misschien gemerkt hebben, dat sommige dier bloemen anderen doden, zij kunnen niet samen leven. De ene bloem kan lang blijven, ondanks haar afgesneden toestand, de andere bloem kan lang fris blijven, ondanks haar afgesneden toestand. Maar komen zij tezamen, zal één van beiden snel en plotseling verwelken. Hier wordt dit als levensverschijnsel geuit. Maar er zijn ook gesteenten b.v, die kracht absorberen. De kracht van U, van Uw vrienden en van alle levende wezens. Zij hebben echter ook een eigen kracht. En Uw woning, die, meestal per ongeluk, harmonisch werd samengesteld doordat de juiste verhouding van gesteente en steensoorten tegen hout en metalen aanwezig is, is een gezonde woning, die geestelijk wel reflexen terug geeft, maar in een vredige vorm: n.l. geladen met vitaliteit van het minerale rijk, dat in zichzelf vredig is. Zo’n woning is een plaats van rust en ontspanning. Maar wanneer dat niet gebeurt, wanneer de verhoudingen onjuist zijn, zal niet alleen het ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
5
Orde der Verdraagzamen materiaal zelf veel sneller verweren, maar de kracht uit dit materiaal worden weggezogen. Ook de bindende kracht van het dood gesteente is leven. Het is een kracht, zoals er in U schuilt, al uit zij zich dan ook anders. De zelfde bindende kracht, die Uw weefsels bij elkaar houdt, is de kracht, die alle wezens en moleculen bij elkaar houdt. Zo komt de mens vaak tot het leven in huizen, in omgevingen, die zijn levenskracht nadelig beïnvloeden. Zo een mens voelt zich één, waar hij mee wordt betrokken in de strijd der materialen, onzeker en onrustig. Ware dit alles wij zouden zeker nog met de mensheid tevreden kunnen zijn. Maar de mensheid getroost zich vaak niet eens de moeite, om rekening te houden met het wel en wee van plant en dier, van medelevende vormen. U maakt een dier ongelukkig, dat dier voelt zich ongelukkig Die gedachte straalt uit. Die gedachte bereikt Uw gedachten en U wordt door de onrust van het dier gekweld en belemmerd in Uw zoeken naar vrede, naar harmonie en geluk. U hebt een tuin rond het huis en U snijdt door zonder nadenken takken met de bladknop nog niet ontplooid, bloemen nog geheel hard en groen ingekapseld in de knop. De plant echter heeft al haar kracht juist op dat ontplooien gebaseerd; wanneer zij dat niet meer kan doen, lijdt ze. Plukt U de bloeiende bloem, dan is het goed. Dan is het een vrede en bevrediging voor de plant, want het wegvallen is dan het weg vallen van iets, dat nog in stand moet worden gehouden, maar dat aan de innerlijke drang reeds lang voldaan heeft. Niet meer een intrinsiek deel van eigen wezens uiting. Kijk, mishandelt U dus de planten, zijn zij ongelukkig, U zult in Uw tuin, wanneer U dat doet op duur geen rust meer kunnen vinden. Raar? Misschien, maar waar. Nu is de esoterie juist de leer, die deze verbinding tussen alle dingen naar voren brengt. Die probeert te bewijzen, dat gij allen deel uitmaakt van een eenheid dat er wetten zijn, die ver boven het menselijke denken. Ver boven het redelijke voor de mens aanvaardbare zelfs. uitgaan. Die wetten, die voor de mens belangrijk zijn, moeten wij nu gaan beschouwen. Daar is allereerst de wet van Eenheid. Heeft U daar wel eens iets over vernomen? Is deze wetmatigheid U ten dele bekend, of is zij U slechts onbekend? Ja, dan moet ik wel verstandig zijn en van het begin aan beginnen voor sommigen. De wet der Eenheid stelt dit: Alles wat deel uitmaakt van een gesloten veld staat in onderlinge relatie. Al wat binnen het veld gebeurt, onverschillig op welke plaats, heeft zijn totale uitwerking in het gehele veld, waarbij de waarden naargelang de plaatsing, in het veld veranderen. Dat betekent, mensen, dat wanneer een mens lijdt, ook al woont hij heel ver van je af, dat dat lijden mede beïnvloedend is voor je eigen geestestoestand, voor je eigen geluk en je rust of voor je onrust en je ongeluk. Wanneer aan de andere kant van de aarde een wrede oorlog woedt, dan zal deze krijg ook U schade berokkenen. Dit uit zich dan, in wat men noemt, geestelijk en moreel verval. Maar de werkelijkheid is, dat het totale veld der aarde wordt gestoord. Wanneer dieren lijden, wordt het veld gestoord. Nu kunnen die storingen van een zeer grote of zeer kleine omvang zijn. Is het een kleine storing, een vlieg, die lijdt onder de vliegenvanger en langzaam doodgemarteld wordt, dan maakt dat weinig uit, doordat het bewustzijn laag staat in verhouding en dus aan het ongeluk, het lijden en de wanhoop geen scherp gevormde uitdrukking wordt gegeven. Maar lijdt een hond, een kat, of een ander huisdier in Uw woning, een dier, dat een grotere mate van gedachte, gedachtevorming en gedachtekracht in zich draagt dan is deze storing al merkbaar, niet alleen bij U, maar ook al bij de buren. Wanneer een mens in wanhoop het uitschreeuwt, omdat hij het niet meer harden kan, omdat de wereld wreed is, wanneer die mens lijdt, dan kan dit een moment betekenen, dat een hele stad, ja, zelfs al een heel land, althans van de grootte van Nederland, wordt beïnvloed. Begrijpt U, hoe die wet van Eenheid een schrikbarende betekenis gewint, wanneer we haar bezien tegenover het gedrag van de mensheid op deze wereld? Er lijden mensen, dieren, planten. De aarde zelf lijdt. Al dat lijden wordt in Uw denken, Uw bewuste en onbewuste wezen als een onrust, een onvrede uitgedrukt. Verbaast het U nog, dat er zo weinig mensen gelukkig zijn? Echter, er bestaat ook natuurlijk, de tegengestelde werking onder dezelfde wet. Want op het moment, dat U een mens troost, vreugde geeft, de onrust van een mens vermindert, een dier troost of een kleine vreugde bezorgt, een plant misschien bewondert en daardoor met Uw gedachten zachtjes streelt, dan is er een geluksmoment geschapen in het veld. Dan wordt deze besloten wereld in zichzelf tijdelijk verhoogd in trillingsgetal. Het is, of de waarden der onstoffelijken dichter komen te staan bij de wereld der stoffelijken. Er zijn momenten, dat juist een zodanig in naastenliefde troostend, begrijpend, helpend, zelf opofferend ingrijpen van mensen de waarden van rampen, van krijg, van al dat lijden, dat de wereld kent, maakt tot iets positiefs. Want alle lijden, elke ramp, elk ongeluk is een uitdrukking van een bestaande onrust en wordt in deze uiting een er 6
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
aan tegengestelde stroming geboren, dan wordt daaruit geluk gebracht, bewustwording, kracht, rijpheid. Niet alleen voor degenen, die gelukkig worden gemaakt. of die geluk schenken, maar voor allen. Dat is het belangrijke punt van deze wet. Nu bestaat er een tweede wet, waar de meeste Uwer ook nog niet veel van hebben gehoord. Dat is wel de wet der aanklinkende Harmonieën. Ook dat is een kosmische een esoterische wet. Ik kan die in haar volle beduiding nog moeilijker uitdrukken dan de eerste. Maar iets duidelijker en dus ook iets onjuister dan het totale wat globaler nog uitgedrukt als volgt: Elke waarde, ontstaan in een veld, zal aanspreken de gelijke waarden in andere velden Voorbeeldje: de piano. U slaat een C en G gaat meeklinken. Er is dus een trillingswaarde in toon C, die een medeklank veroorzaakt bij toon G. Dat is ook weer begrijpelijk, wanneer wij het toepassen op de mensheid. Wanneer U, in Uw gewone leven, in Uw eigen wereld iets doet, veroorzaakt U daarmede wel degelijk een gedachtetrilling, een gedachtestroom. En deze gedachtestroom reikt door deze harmonische in het rijk van de hogere of lagere geest. In elke aangrenzende mogelijkheidswereld. Mogelijkheidswereld zal ik U dadelijk uitleggen. Deze toon C krijgt wanneer andere tonen meeklinken een geheel eigen klank. Het is niet meer een toon. maar het is een hoofdtoon, waar in misschien 20 of 30 andere tonen in septimen of akkoorden gearrangeerd mee klinken. Uw daad doet precies hetzelfde. Uw daad, Uw gedachte, is de hoofdtoon, maar zij wekt rond U zoveel meeklanken dat de daad en de gedachte nooit bepaald tot zich zelve kan blijven. Wat U doet wordt versterkt of verminderd naar gelang de tonen, die mee aanspreken in een andere wereld. Wanneer een mens dus absoluut goed is, dan klinkt de daad tot in de hoogste sfeer mee en ook tot in de diepste. In de diepste wekt zij al wat nog edel kan zijn. In de hoogste bereikt zij de idealisering van eigen oorzakelijkheid. Die twee klinken samen en verheffen het wezen, maken het gezonder, steviger, sterker vooral geestelijk. En nu sprak ik over mogelijkheidswerelden. Het is voor ons allen onbepaalbaar, welke werelden naast de onze liggen. Wanneer ik alleen denk aan de sferen, die ik ken, weet ik, dat er een hemel is met Halleluja zingende mensen en een op een troon zetelende God en een hel, waar duivels zijn. Maar vlak daarnaast leeft de Lotusvijver, de grotten der duizend kwellingen, de oneindigheid van verschillende onderwereldsvormen van verschillende bewustzijnsvormen in de gelukssferen. Onmetelijk. Elk denkbeeld, elke gedachte kan, positief of negatief in de sferen een wereld scheppen; een wereld, die door anderen gedeeld kan worden waar in dus niet enkelen, maar zeer grote groepen entiteiten kunnen bestaan. En wij kunnen nooit zeggen, in welke wereld nu juist, wat gij doet, mee zal klinken. Is het een grondwaarde, dan klinkt het even goed in de hemel van de Christen of net paradijs, dat Mohammed zijn volgelingen voorlegde, de lotusvijver, het Nirwana. Dan klinkt het overal. En het kan gericht zijn op zo’n wijze, dat het b.v. op een zodanig Christelijke wijze wordt uitgedrukt, dat dit dus in die hemelsfeer, in die waan van hemelbereiking, aan klank vindt. Dan wordt vandaar uit een sterke meeklank geschapen, die de mens dus versterkt in deze daad en tendens, maar vanuit het licht. De tegenklank zal dan ook liggen in de Christelijke helvoorstelling, omdat deze geboren wordt uit hetzelfde gedachteleven. Daarom is deze wet erg belangrijk. Want deze wet van het mede klinken zegt ons, dat onze daden, ondanks ons zelf, altijd verhevigd zullen worden, dat onze gedachten, ondanks ons zelf, altijd versterkt zullen worden, dat de haatgedachte, zoveel haat gedachten wekt, dat zij kan worden tot een waanzin, een onberedeneerde en onbeheerste woede, waarin de haat van een heel heelal in de hoofdtoon, de mens, wordt uitgedrukt. Het kan zijn, dat de liefde voor de mensheid, uitgedrukt in een mens, verhevigd wordt door de aangeslagen akkoorden uit de eeuwigheid, totdat die mens wordt een fakkeldrager van menselijke liefde, een herboren Osiris, ja, een waardig Christen. Ik wil niet zeggen, een Christus. Een tweede Jezus zouden wij kunnen zeggen. De mens, die zich dat realiseert zal in de beslotenheid van het veld zijner wereld rekening houden met de waarden, die hij schept met zijn daad, zal zich realiseren, dat hij beheerst wordt soms door de waanzin, die buiten hem staat, dat hij deel uitmaakt van het veld, maar ook, dat zijn eigen streven en denken niet alleen het ik beïnvloedt of een naaste omgeving, maar weerklank vindt door de gehele wereld. Wanneer zo’n mens, zo’n mens, die de liefde tot het levende in zich draagt, leeft en werkt, zal die mens nooit tevreden met zich zelf kunnen zijn. Dat is begrijpelijk, want deze mens wordt gedragen door de onvolkomenheid van anderen en hij realiseert zich niet: Dit is de kracht van buiten, die op mij indringt, maar denkt: Hier ben ik het, die faalt. En zo wordt juist vaak de grootste bereiking een teleurstelling voor de mens, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
7
Orde der Verdraagzamen omdat hij denkt, dat het niet genoeg is en niet voldoende. Maar die weet en kent deze wet, die zal voor zichzelf zeggen: Ziet ik heb het beste gegeven, dat ik had en daarmede heb ik genoeg gedaan. Ik zal altijd het beste blijven geven en niet in de verleiding komen, om teleurgesteld de volbrachte taak terzijde te werpen, om te zeggen: Het haalt toch niets uit, zo’n mens, die goed is, die houdt niet alleen van het leven en van de mensheid, maar die houdt ook van de dieren en de planten. Die begrijpt de werkelijke waarde van dit ene zijn, die leeft niet als heerser over dier en plant, maar met dier en plant, daarbij de plaats innemende, die hem krachtens zijn wezen en bewustzijn toekomt. En deze mens kan vooral voor deze kleine en minder bewuste machten betekenen de vrede van een paradijs. Deze mens kan, wat niemand anders op deze aarde tot stand kan brengen, de eenheid der materialen, al zijn zij elkaars vijand door hun verschillende kracht en geaardheid in de natuur, tot eenheid maken, omdat zijn levende kracht, zijn weerklank met het oneindige, zo groot is, dat hij alles omvaamt en omvat in deze kracht en er voor strijd geen plaats meer blijft. Daarom is ook deze wet belangrijk. De derde wet is de wet van de Lichtende Kracht. Het gesloten veld geeft krachtens zijn wezen de lichtende kracht, die laten wij het maar menselijk zeggen, het bleke goud is. Deze kracht denkt, handelt en regeert en baart uit zichzelve wezens, die zichzelve gelijk zijn, maar kleiner, zodat uit het grote Licht, vele kleine lichten geboren worden en deze tezamen vormen een onzienbare maar onmiddellijk met het zijnde veld verknoopte eenheid, die op zich zelve, als entiteit tot andere velden spreekt. Uw veld heet Aarde. In de aarde woont dus een geest, een grote geest, een machtige geest, wiens lichaam is het veld, waar gij deel van uitmaakt. Deze geest heeft zo zichzelf voort gebracht vreemde krachten, die misschien door sommigen wel de lichte elementaal en worden genoemd, n.l. de lach en de wind, het spel met een zonnestraal, het golfje op het water. Zij kunnen in zich dragen een vonkje van dat licht, van een veld en deze krachten spreken voor ieder, wie er naar kan luisteren. Meestal zijn de zintuigen der mensen te grof, meestal hebben zij het geduld niet om op te letten. Zij denken, dat zij met geconcentreerde aandacht het vluchtige licht in een gestalte en vorm kunnen dwingen, die acceptabel zijn. Dat gaat niet. Maar toch klinken deze kleine stemmen, geboren uit deze grote geest. Zij zijn ook vaak helpende invloeden, wanneer een zekere eenheid met eigen krachten wordt bereikt. Zij zijn, als het ware, een aparte vitaliteit en sterkte, die geeft voor wetenschap van feiten en gebeurtenissen, die in staat stelt het eigen ik te bezien in het werkelijke licht en te komen tot een besef van de aardgeest. Deze aardgeest spreekt met zijn broeders, zijn broeders, de grote planeten, met de zwijgzame van Neptunus, met de werkende van Mars, met de zoekende van Venus en met de scheppende Zon. Zij spreken met elkaar en zij beïnvloeden elkaar en door elkaar beïnvloeden zij elkaars veld. Zo spreekt de invloed der andere werelden op Uw aarde, zo klinkt soms de ijzige lach van Saturnus door op Uw wereld, of de verheven stilte van Uranus en Neptunus, zij zijn groter, omdat zij ouder zijn. Zoals de zoekende jonger is, dan Uw eigen geest, want zij werden geboren als entiteit, toen hun veld tot stand kwam en moge hun bewustzijn vorder leven. De vorm, waarin zij bestaan is sterfelijk, zoals de Uwe. En gij ondergaat al deze invloeden en gedachten. Ge kunt uiteindelijk leren deze invloeden en gedachten mee te verwerken in Uw leven. Ge ontdekt in Uzelf ongekende harmonieën, die plotseling reiken ver buiten de wereld tussen de sterren; ge denkt misschien, dat ge het zelve zijt. Dan ziet ge een ogenblik door de ogen van de grote geest die de aarde is. Begrijpt U? Zo zijn er vele wetten en ik zou voort kunnen gaan met de bekende en minder bekende voor U op te sommen en te duiden. Maar dat ligt toch voor vandaag, althans verder niet in mijn bedoeling. Ik geloof, dat, wanneer U deze waarheden in U door laat dringen, wanneer U zonder, wat men foutievelijk noemt, het gezonde verstand in U laat werken en ze niet slechts ontleedt. Dan hebt ge U verrijkt, want het verstand kan deze dingen logisch of onlogisch vinden, begrijpen of verwerpen, maar meer niet. En hoe is de mens? Arme mens, die in zijn grote verwaandheid zichzelf zet als criterium wat aanvaardbaar en niet aanvaardbaar is, zichzelf met zijn arme, dierlijke lichaam, met zijn nog niet ontloken verstand, met zijn zintuigen, die slechts 1/10 deel der aardse waarheid zelf kunnen waarnemen. En toch is die mens groot, want de mens, die tot bewustzijn opstijgt, die zich weet te binden met het grote veld der aarde, met deze harmonische, aangrenzende werelden wordt tot een eenheid, die niet meer door het aardveld bepaald wordt. Dan kan de aarde wegvallen, kan de zon doven, ja, de sterren aan het firmament verdwijnen en de mens zal, wanneer alle velden weg zijn gevallen, omdat hij bewust was, in zichzelf blijven. Veld, dus kracht. De kracht, dus 8
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Schepper in het Ledig. Dat is het wonderlijke en het grootse van diegenen, die de weg gaan die men Mensheid noemt. Dan mogen wij zeggen, arme mens, dat je de grootheid van je zijn en je bestaan niet herinnert, dit je niet voelt, hoe oneindigheden in je vormend werken tot jezelf een zelfstandiger, oneindigheid bent naast de groten. Verheven naast de planeten, die als broeders in het Heelal spelen, verheven zelfs vaak boven hen, omdat ge niet sterfelijk zijt in Uw lichaam, wat ge dan aanvaard hebt. Arme mens, geboeid en gebonden aan de kleinheid van zijn eigen bewustzijn. Gelukkige mens, die verder en verder kan gaan nog steeds, tot dat uiteindelijk hij een eenheid is geworden en dan eerst werkelijk en persoonlijk deel uitmaakt van de grote kracht, waaruit alle krachten en velden geboren worden. Weest dankbaar, dat je mens mag zijn, weest tevreden met het menselijke onvermogen en weest gelukkig, omdat je deze grote wereld, deze grote broeder, waarin je geboren bent, gezond kunt maken, alleen maar door te zijn, uiting van het beste, dat in jezelve woont. En die beschouwing, vrienden, vind ik genoeg als begin. Pauzeert U maar eerst eens, dan zal een andere spreker het onderhoud met U zeer zeker hervatten. Goedenavond. o-o-o-o-o Goedenavond vrienden, Wij zullen de bijeenkomst dan ook weer besluiten met naar verkiezing meditatie of enigerlei andere vorm. normaler wijze behorend onder de rubriek Het Schone Woord. Indien U voorkeur heeft verzoek ik U mij dit kenbaar te maken. Een meditatie over een onderwerp door Uzelf gekozen. Volledig tot Uw dienst. WERELD Wereld! Wentelwiekende bol, die dwaalt door de oneindigheid. Gekust door het licht der zon. Geremd steeds door de tijd, de gebeurtenissen. Gaande van duister tot duister. Geboren uit nietigheid en gaande tot niets. Wereld! Ogenblik van bestaan in een Al. Dat in zijn weidsheid al omvattend wordt. De werkelijkheid van de kleinen, de machtelozen, die leven. Geketend op deze wervelende zandkorrel, het strand der sterren. Mensen leven op de wereld. Mensen, goede mensen, slechte mensen en mensen. Die niet weten, wat zij zijn en wat zij willen. Mensen, die belangrijk doend hun eigen zaken nagaan. Die kerken stichten en scholen, huizen bouwen en gevangenissen. Mensen, die dromen van Oneindigheid en niets merken van de eeuwige baan, die zij trekken door de ruimte. Mensen, die dromen van meer dan de sterren. Mensen, die dromen van een wereld, zo groots en zo machtig. Dat zij het al omvaamt. Die zichzelve stellen, als naast de scheppende macht tronend en regerend. De eerste ministers in een kosmische staatshuishouding. Dwaze waan, groots bewustzijn, vreemd verlangen. Waarom zullen deze nietigheden,levend op een nietigheid in het grote Dromen van de troon Gods? Is deze aarde dan meer grootser of belangrijker dan al het andere, Wat daar rond wervelt en spoelt in deze zee van duisternis? Neen, er zijn vele planeten. Op vele planeten leven wezens, die hun eigen wegen trachten te gaan. En onbewust van het grootse en het werkelijke vaak zichzelf denken tot Deel van het grote Al, zijn? Aan de grote ruimte en regeerders van verstand en vernuft. Waarom dan, oh wereld, de grootsheidwaan Uwer schepselen? Herinnert Gij U dan misschien de tijd, toen Gij nog niet waart. Een klomp, log wentelend om een zon, die telkenmale weer haar vurige tongen naar U uit zal strekken? Droomt Gij van de tijd dat Gij waart een lichtvoetige gedachte, Die snelde door de ruimte? Droomt Gij van het ogenblik, dat Uw baan volbracht zal zijn. Van het moment, dat het laatst van Uw duister bestaan is opgegaan in de fijnste delen en niet meer kenbaar is in het Al? Van het moment, dat de herinnering aan wat Gij waart de enige werkelijkheid zal zijn, die Uw ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
9
Orde der Verdraagzamen wezen nog bepaalt. Wereld, Gij streeft en Gij droomt. Wereld, Gij denkt de werkelijkheid te kennen. Maar wereld, Gij verlangt naar de stille verborgenheid Van een gedachte, die voortkomt uit een God. En daarom geeft Gij, wat op U leeft, dit bewustzijn, Daarom schenkt Gij Uw kracht en Uw vermogen van denken en redeneren. Daarom last Gij kerken bouwen en scholen, aan de mensen. Daarom dwingt Gij hen tot wreedheid en angst, tot vreugd, en gulheid. Wereld. Gij droomt van het moment, dat Gij Uzelve zult kennen, Dat is Uw droom. In een Al, wat op U leeft, schuilt dezelfde droom, Maar zomin, als Gij Uzelve durft te erkennen: Ik ben slechts een ogenblik in de tijd, zomin als Gij Uzelf durft zeggen: Ik ben de mindere in de grootse broederschap van de levende krachten. Zomin wilt Gij Uw mensen toelaten om te zeggen van het Al, Ziet, ik ben nietig; ik ben klein. Daarom spiegelt Gij hen de grootsheid voor. Daarom vult Gij hun denken en hun wezen met Uwe kracht en Uwe gedachten. Zolang Gij ze vreest, deze wezens uit U gesproten, o aarde, zult Gij hen kwellen en zolang Gij ze kwelt, zullen ook zij U vrezen. Maar eens zullen er geen wezens meer zijn om te kwellen, Dan zult Gij, wereld, langzaam verblussend. Een laatste wervelende gang maken. En moeten vlieden in het duister, of opgaan in de zon. Erken dat voor Uzelve, wereld en geef het aan Uw schepselen, Opdat zij zullen weten en begrijpen. Dat, al lijkt de wereld groot, al lijkt de mens belangrijk en eeuwig, toch het moment moet komen van de keuze. Het moment van het vlieden in het duister, onbewegelijk star, domp en zonder leven, Of het zich stoten in de zon, het licht, want een andere weg bestaat er niet. Een andere weg bestaat er niet voor mensen. Bestaat er niet voor planeten, bestaat er niet voor sterren. Aanvaard het, of verstar, dat is de keuze, die de eeuwigheid U allen voorlegt, O, Gij, wereld der mensen, hoe vaak verstart Gij niet in Uw denken? Hoe vaak probeert Gij niet Uzelf voor te praten. Dat Gij het nu toch wel weet. En dat Uw vorm de uiteindelijke, de volmaakte, de reële is? En toch komt er het moment, dat Gij zult moeten kiezen. Sterven in een uiting en leven in bewustzijn of leven in uiting en bewustzijn, maar niet meer zijn Uzelve. Zijn deel van een spieënde zon, die haar stralen doet gaan door een groter Al, een grotere wereld. Leven brengend, omarmend, ontvangend. Leven vragend, scheppend en verdoemend. En toch slechts uitende zichzelve. De volledigheid van eigen zijn. De wereld, wereld van mensen, die aarde genoemd wordt, is Uw wezen en Uw lot, Gij kunt ze niet ontgaan. Gij zult deze weg ten einde toe moeten volbrengen, zoals wij allen ze volbrengen, of we willen of niet. Maar het is goed te weten, dat uit de afgezonderdheid en de kleine zelfgewichtigheid, die op dit moment nog ons bestaan beheerst. Eenmaal geboren zal worden de bevrijding van het Scheppend Licht. Laten we dan niet vragen, hoe zal ik zijn en wat zal ik zijn, maar zeggen: Het werkzame zijn, dat zich uit, is het mijne. Dit is mij genoeg. Deel ben ik van wat leeft, wat werkt, wat schept en vernietigt. Een deel daarvan wil ik blijven tot in de zon, wereld En wat U betreft, vrienden, Goedenavond.
10
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
No. 3 - 14 December 1954 Goeden avond, vrienden, Ik neem aan, dat over datgene, dat de vorige malen op deze cursus besproken is, geen bijzondere vragen bestaan. Zou dat echter toch het geval zijn, dan kunt U die ten alle tijde aan de tweede spreker stellen. Zullen we dat met elkaar afspreken? En dan zal het U waarschijnlijk niet verwonderen, dat wij juist in het kader van deze groep willen gaan spreken over
HET KERSTFEEST
Uiteindelijk een feest, dat met rasse schreden naderbij komt en een feest, dat in zich zekere betekenissen draagt, die esoterisch vooral, van zeer groot belang zijn. Wel wil ik U erop wijzen, dat wij, om U verder geen hinderpalen in de weg te leggen, een aantal der dingen zogenaamd gesleuteld te zullen zeggen. Dat houdt dus in, dat wij hier en daar een omschrijvende vorm kiezen, die voor de verstaander eenvoudig en duidelijk is, voor degene, die het niet begrijpt, echter duister moet blijven. Kerstfeest hangt in de eerste plaats reeds samen met het jaargetijde. Als zodanig betekent het de komst van het Licht, de terugkeer van de lengende dagen, dus a.h.w. een geestelijk voorschot op de zo dadelijk wordende Lente. Maar het heeft door de loop der eeuwen heen, zowel bij de Heidenen als bij de Christenen, een betekenis verkregen, die veel groter is. Want wanneer wij in het duister leven, betekent het licht het verlangen van ons bestaan. Ons hele wezen, al onze concentraties, al onze gedachten zijn gericht op het moment, dat wederom het licht ons omspoelen zal, of om het te zeggen in aardse termen, de warme wordende zon met zijn ijle en prille licht ons omspelend de eerste warmte zal doen prikkelen op ons wezen. Dus niet voor niets, dat Kerstfeest belangrijk is, dat is juist het feest van het Licht. Het is altijd weer het grijpen van de mens, komend uit de diepste holen en krotten van onbesef, aarzelend betredend het geheiligde Land, het Land van de lichte Sfeer, van de vrije Adem en het grote Begrip. En in het Christendom is Jezus de Lichtbrenger, Hij is de Enige, die het pad baant uit de duisternis van stof, van onwerkelijke waan des zijns, tot de realiteit van het Koninkrijk Gods. Degenen, die Zijn Komst herdenken doen het, zelfde, wat vele in de oude mysteriën ook deden; want in de oude mysteriescholen o.a. in de Eulysische bestond, juist omstreeks de tijd van Midwinterzonnewende, ook wanneer het in die oorden niet zo merkbaar was, de gewoonte om een feest voor de Goden des Lichts te vieren. Men probeert een ogenblik de werkelijke omstandigheden opzij te zetten. Men werpt de hele wereld met al zijn moeilijkheden en zwaarheid van zich af en vlucht in de innerlijke geborgenheid, waar de gedachte alleen het Licht tot werkelijkheid maakt. Ge kent dat door het licht van een Kerstboom, of het licht van de brandende kaarsen, die hier rustig, statig staan te branden, een ogenblik flakkerend in de wind. Zij zijn een symbool,want ook wij branden als kaarsen. Vandaar dat ook in de Oudheid, een uit was, niet uit talk, vervaardigde kaars het grote Symbool was van alle lichtende kracht. Wij zijn wezens, gevormd uit kracht, en wij kunnen ook worden tot licht, tot de glorie van het onkenbare en het onsterfelijke. Maar daarvoor moeten wij ons zelf verteren. In de duisternis hebben wij onszelf verteerd, wachtend, wachtend, op het moment, dat eindelijk die bevrijding zal komen. Toen is het rustig en stil geworden. Er was vrede, sidderende verwachting van een hoogtijdag, de lachende vreugde van een vrijelijk gegeven gave, de verbindende realisatie van de grote gebeurtenissen in leven en bestaan. In het Kerstfeest werkt de mens zich langzaam op door middel van sentimenten, die op zichzelf vaak vals zijn, door middel van geloof, van geestelijke spanningen, van verwaarlozing tijdelijk van de werkelijkheid tot een gespannenheid en geladenheid, die zo dadelijk op het kostelijke moment van het Kerstgebeuren in ons werkelijkheid wordt, in ons een vlam kan ontsteken. Want de mens, die licht wil dragen, de mens, die op wil gaan naar de lichtende sfeer, de geest, die uit de bezadigde stilte van zijn eigen sfeer op wil gaan naar hoger, laaiender, vreugdevoller zijn, zij moeten zichzelf verbranden en verteren. En daarvoor is een ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
11
Orde der Verdraagzamen bewustzijn nodig, zoals er een vlam nodig is om de kaars aan te steken. Die vlam is een hoog geestelijke kracht. Kracht, waar wij vaak niet aan kunnen ontkomen, een kracht, die in een ogenblik van stil beleven ons een ogenblik innerlijk verandert. Wanneer wij dat accepteren, dan is deze toestand van geladenheid voor onszelf genoeg. Dan betekent voor ons het Kerstgebeuren: een reëel en werkelijk Kerstfeest, een werkelijk Zonnewendefeest. Want was tot nog toe het licht steeds meer van ons afgewend, werden het leven en bestaan duisterder, was de oogst van voorgaand bestaan ingehaald en verwerkelijkt, nu begint de zekerheid van nieuw bestaan. Kerstfeest zouden wij het kunnen noemen, wanneer een mens vredig sterft en zijn geest bevrijdend opwiekt naar de Sferen van het Licht. Kerstfeest kunnen wij het noemen, wanneer een ziel aan het duister ontrukt en in een wanhopige strijd eindelijk de mogelijkheid vindt tot incarnatie. Kerstfeest is elke verlichting van eigen wezen en persoonlijkheid Wat, zo zult ge U afvragen, is deze vredige en grootse macht, die toch als een plotseling tongelende vlam ons wezen en onze geest ontsteekt en ons doet verteren in Heilig Vuur. Wel vrienden, die vlam is het eeuwige verlangen. Het eeuwig verlangen, dat altijd weer mens en geest verder jaagt, aan spoort, om te lijden en te strijden, te worstelen om vol te houden, al lijkt het onmogelijk; aanspoort om opnieuw een weg te zoeken, wanneer alles hopeloos lijkt. Het verlangen, dat wij zouden kunnen noemen, het verlangen tot zelfbehoud. Want wij willen onszelf blijven en wij voelen in elk moment van stilstand de dodelijke kille adem van het onbeweeglijke, dat verstart en zichzelf in wezen verliest om te worden tot ver schijnsel zonder ziel. Wij verlangen onszelf te zijn, maar niet, zoals wij nu gedwongen zijn ons te uiten in wereld of sfeer. Wij willen meer, wij willen onszelf zijn, zoals wij ons dromen, dat we eens zouden kunnen worden. Verheven boven onszelf willen wij dromen in lichtende zalen en gaven geven met milde hand, ten oordeel zitten over degenen, die wij leiden. Geborgen in het masker, zoals eens een Kalief deed en weer gaan tussen de eenvoudigen en ons weldaden uitleven. Wij willen groot en machtig zijn. Juist omdat wij dat willen, reiken wij uit naar de hoogste kracht. Want aan het eindpunt van onze idealen van onze bestrevingen en gedachten staat uiteindelijk het Goddelijke zelf. Alleen maar het Goddelijke. Want elke schrede in de jacht naar zelfverwerkelijking, elke sfeer, die wij hoger stijgen brengt een nieuw probleem, een nieuwe horizon van mogelijkheden en feiten. Alleen in het Goddelijke zelf komen wij tot rust en stilstand. In de Kerstdagen doet het ideaal, dat in ons leven woont, dat in ons leven dorst langzaam maar zeker tot werkelijkheid worden. De wereld schijnt veranderd, de sfeer is veranderd en of dit nu komt om zuiver stoffelijke redenen, of heel vaak ook de sentimenten gekoppeld zijn aan commerciële belangen of omgekeerd, dat doet niet ter zake. Het gaat over datgene, wat wij beleven, datgene wat in ons ontwaakt, juist in de bezonkenheid en beslotenheid van een Kerstsfeer meer dan in de openheid van een zomerse wei, of in een stil bezonken statig woud. Het verlangen naar wat wij zouden kunnen zijn. En wanneer wij dan herdenken Onze Lichtdrager, onverschillig, hoe wij Hem noemen, dan reikt ons verlangen als een verterende vlam uit naar ons leven. Dan wordt in dit verlangen het Goddelijke een moment werkelijk uitgedrukt en lijkt het ons, alsof ons eigen beeld ons tegemoet treedt uit hogere, ja, uit de hoogste sfeer. Een moment zijn wij een met de voorstelling van het Goddelijke, dat in ons leeft. Vanaf dat moment verteren wij onszelf in streven, vanaf dat moment kennen wij de voortdurende gelukzaligheid van het bereiken, gelijk met de voortdurende onrust van het nog niet volledig bereikt hebben. Dan wervelen de feiten en gebeurtenissen rond ons en ze behoren ons alleen, wanneer het voor ons eigen wezen, onze eigen ziel iets betekent. Het is ons leven geven, geven, geven, altijd maar weer, omdat uit de volheid van ons zijn, wij weg willen schenken het geluk, dat in ons leeft, zoals een kaars brandt en lichtgevende, zichzelve verteert. Maar het licht zelve sterft niet. Voor de mens teloor gaande, trilt het langzaam naar de sfeer en wordt tot deel van een andere wereld, van een ander bestaan, van een ander besef. Zo gaat het ons ook. Juist omdat wij dit kunnen beleven, juist omdat de Kerstdagen deze mogelijkheid bieden zijn de grenzen van alle werelden voor een zeer korte tijd geopend. Want God treedt in tot de mens en de mens treedt in tot God. Demon van de diepste duisternis gaat op en eert God. God daalt neer tot in de diepste demon en de diepste hel. Er is geen onderscheid in de dingen; alles is Een. Alles is God, alles is volmaakt. Wanneer wij streven naar de vrede, dan kunnen wij dit moment van eenheid mede beleven. Moge het een sage zijn, dat de os en de ezel samen gesproken heb ben bij de kribbe, waarin Jezus geboren werd, dat zij knielden toen Hij ter wereld kwam. Op zo’n moment verwondert het je niet, wanneer de dieren stemmen krijgen, de planten een lied zingen, de aarde, zacht 12
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
ademend, het leven schijnt te sussen. Want in God heeft alles een stem. De rust van het eeuwige spreekt als een woord in de volledige harmonie. Op een moment kunnen wij een zijn, op een moment kunnen de sferen der diepte gaan tot in het licht. Een ogenblik verademend en verpozend kunnen de sferen van het lichtste licht neerdalen tot in de stoffelijk gebondenheid, ja, tot zelfs in de diepste duisternis van onbegrepen zijn, zonder dat zij moeten afdalen. Het feest van het licht, het feest van Kerstmis is het symbool van de Goddelijke Eenheid. De Eenheid, die wij voor ons zelf niet kunnen verwerkelijken, die wij nog niet kunnen betreden. Dit ene centrale punt van zijn, waarin het Goddelijke ervaren zetelt. Maar wij kunnen even meeleven, we kunnen in dat moment, dat de scheidingen der werelden wegvallen, verreikt worden en zonder het te weten de verbinding tot hoger bestaan, tot hoger weten, in onszelf vastleggen. Dat zijn de wonderen, die in de Kersttijd gebeuren. Het is alsof de mens dieper gelooft, vollediger ver trouwt, bewuster uitgrijpt naar de krachten, die de krachten van zijn ziel en zijn geest zijn. En zo gaat het overal. Het is alsof de dierenwereld het zelfs voelt, zoals de sfeer een ogenblik zelfs de planten beroert en of ze zelfs mee-twinkelt in een regendrup of een sneeuwkristal. Het raadsel van de grote eenheid, dat juist in deze dagen beleefd wordt. Zo kunnen wij persoonlijk, ook buiten deze opgezweeptheid, deze door sentimenten gedragen ontrukking aan de werkelijkheid, deze eenheid tot deel van ons bestaan maken. Het klinkt, door zelfs in de sfeer van deze avond, het klinkt door in de sfeer van deze hele tijd. Rust! Stilte! Vrede! Wel, wij hebben toch altijd in ons het verlangen naar God. Wij hebben toch altijd in ons het verlangen om onszelf te overtreffen. We hebben toch altijd, verborgen in ons wezen, het verlangen om voor anderen veel te zijn. Laat dat verlangen in ons bevestigd worden. Laten wij een ogenblik de rede terzijde stellen en daarvoor in de plaats geven het geloof, dat onze weg goed is. Vertrouwend, dat ons pogen ten goede niet beschaamd worde, laten wij dan in plaats van het jachten der dagen in onszelf stellen de vredige rust van het Goddelijke, dat leeft en beleeft zonder te door leven wat geen deel is van eigen wezen. Dan kunnen wij werkelijk een Kerstfeest in onszelf continueren, ver over de grenzen van het stoffelijk zijn. Wie zo Kerstfeest viert, ach, die hoort de klokken beieren in de Kerstnacht en nog eens beieren, een Kerstnacht, die hoort de liederen rond de aarde spoelen, golf na golf, en vraagt zich af: is dit nu den feest? Of zijn het duizend feesten? Zo’n mens droomt misschien, dat er ergens in een land van sneeuw en ijs en koude een grote Kerstboom staat. Een altijd groene boom, die torent tot in de hemel en gekroond schijnt met de sterren. Een boom, die zelve licht geeft. Die droomt van een mensheid, die samendromt, altijd weer op die zelfde plaatsen. Uiteindelijk daar blijven kan, ondanks de kou, ondanks alles. Die ziet de mensheid ten hemel staren in een visioen. Dan komt er een teken, dan is het alsof er een lichte adem, een lichte bries een ogenblik de boom beroert en de mensen streelt. En dan weet je niet, waarom. Maar dan wordt het zo licht in je hart, dan zou je mee willen jubelen met een koor, dat je onzichtbaar hoort, eeuwig Kerstfeest. Eeuwig! Eeuwig en zonder einde. Terwijl de woorden klinken, slinkt de ijskorst, komt het groen en ziet de Kerstboom staan temidden van bloeiende gaarden. Het is een beeld, dat door velen gezien wordt en wanneer ze rijp zijn voor het Kerstbeleven in hun hart. Dat is het symbool van de grote Kracht, die ontketend wordt. En wie dit aanhoord heeft, begrijpt het. In ons bloeit de Lente van het bestaan op, het moment, dat het Kerstfeest voor eeuwig in ons bevestigd is. Dan kunnen wij niet meer onder gaan, dan kunnen wij niet meer verloren gaan, dan kunnen wij alleen maar bestaan en leven in een voortdurende jubelende vreugde. Dan dreigt ons dood noch ouderdom, noch ondergang. Want ziet, de dingen bestaan voort. De bloesem geeft het vallen van de bloesem aan en daarmede de komst van een nieuwe winter. Maar wij zijn geworden als de eeuwig groene boom, die torent; levende kracht tussen hemel en aarde. Ons wezen verandert, wordt oud, wordt herboren. Onze wereld verandert van sfeer tot sfeer en de werkelijkheid blijft gelijk, De werkelijkheid van het bestaan, waarin je eigen wezen meer en meer dat uiteindelijke punt van verlangen bereikt. Die grote stilte, die grote vrede is de voleinding van het wezen. Voleinding van het wezen. Hoe droomt niet iedere geest, droomt niet elke mens vaak juist over het ogenblik, dat alles voleind is, af is. En hoe vreest men tegelijkertijd ook dit volbracht zijn van een taak, die men aanvaardde. Want men zegt zich: de taak is, die mij vormt; hoe zal ik zijn, wanneer geen vormende kracht mij weer drenkt en dwingt. En zij, die het Licht kennen, geven U het antwoord. Vervormd door de taak, denken wij onszelve, maar ziet, wij zijn het zelve geweest. die ons de taak vormde. De taak was de uiting van ons wezen, dat zichzelve niet ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
13
Orde der Verdraagzamen erkende. Doch nu wij onszelve kennen, kunnen wij zonder taak ons uiten in de volledigheid van zijn, die ons is toegestaan. Wij zijn onszelve. Niet meer en niet minder. Alleen maar onszelve. En in het onszelve zijn, zijn wij deel van het Goddelijke, omdat in ons wezen God zich uit, om dat het Zijn Wil is, dat wij bestaan, omdat het Zijn Volmaaktheid is, die voor ons de drijfveer is, alle dagen en alle tijd. Het zijn in het niet doen, zoals gij denkt. Is niet het nietsdoen van volledig daadloos wachten, o neen. Het is de wetende en vreugdige vervulling van het verlangen in ons wezen, steeds weer. Steeds door gevend vrede aan onszelf en kracht aan onszelf en steeds weer scheppend in de wereld een nieuwe harmonie; het Al in de kosmos. Ik weet niet, of de ondertoon van hetgeen, wat wij bespreken, U iets zegt. Op de achtergrond schuilen de dingen, die met woorden, moeilijk en moeizaam, slechts kunnen worden aangeduid, terwijl ze leven in je. Dingen, die leven in je en waar je eigenlijk nooit van weet, hoe ze tot stand kwamen. Dromen, die ver liggen buiten de wereld, die je vormt, dromen die steeds weer trachten om het onwerkelijke te realiseren. Het streven van de mens naar zijn persoonlijk Kerstbeleven. Het streven van de Geest, die uit wil gaan boven alle mogelijkheid, die redelijk erkend kan worden. Een probleem van de mens, die niet gelooft, niet. vertrouwt, onvrede en verwarring van de mens, die denkt zelf,nu, op dit moment te moeten verwerkelijken kracht en steun, zekerheid van degenen, in wie de beperkte rede zwijgt voor een moment en in wie de grote werkelijkheid soms even ontwaakt. Wij kunnen die dingen niet zeggen; wij kunnen ze aanvoelen. Maar het is waar, dat altijd weer, wanneer de mensheid, of een enkele mens, of een enkele geest misschien, droomt van het licht, zichzelve wil verteren, de zuiverheid van het licht zich wil realiseren in zichzelve. Dan is het of er ergens een koor een lied zingt, dat lijkt op het oude spreukje, die U vaak boven een Kerststal vindt: Vrede op aarde aan hen, die van goede wille zijn. Vrede, omdat wij willen zijn deel van God. Vrede, omdat in ons de wil, het vertrouwen en het geloof samen werken. Dit geheimzinnig verlangen in ons naar hoger en beter, dit onredelijke, te realiseren. Want niet alleen op de weg der rede en niet alleen in het kielzog der logica ligt de weg tot Verlossing. Maar leeft er in de wereld, de sfeer, in het bestaan zelve dan wij ooit kunnen of zullen kunnen beseffen. Maar de volheid van ons eigen wezen kunnen wij realiseren. Moge voor ons het moment dra komen, dat ergens voor ons een koor zingt: Vrede! Vrede in de ziel! Vrede in het hart. Vrede in het hele moegestreden bestaan. Omdat en omschreven door een woord, stil erkend in eigen zin, het Goddelijk Licht is opgegaan. Ja, ik wil deze meditatie besluiten. Het was een meditatie eigenlijk, meer dan een esoterisch betoog. Moge het voor ons Kerstfeest zijn. Een Kerstfeest, waarin niet alleen de kaarsen branden, maar waar in ons eigen wezen werd ontstoken door het Goddelijk Vuur van het Eeuwige Verlangen, tot wij komen aan het eind van de weg en daar vinden de waarheid, die ons altijd door heeft gedreven. En nu wil ik U toch eerst laten pauzeren, vrienden. Daarna kunt U met de volgende spreker verder gaan. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Dan zullen wij maar weer verder gaan en natuurlijk krijgt U eerst de kans om vragen te stellen, over hetgeen de vorige maal behandeld is. Kunt U evt. zelf een onderwerp opgeven, U kunt het ook aan mij overlaten. Als er geen vragen te stellen zijn, mogen wij U dan verzoeken om een vervolg te willen maken op de behandeling van de kosmische wetten? KOSMISCHE WETTEN
U heeft zowat gehoord over de wet van evenwichtigheid, geloof ik, hé? De wet van eenheid, de wet van aanklinkende harmonieën.(Ja, ja) en de lichtende kracht. Ja, ja, juist. Als er iemand wat te vragen heeft, zullen wij daar dan maar eens op verder gaan. Zoals U weet, is de kwestie: de kosmische wetten, een natuurkundige kwestie, waarbij 14
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
eigenlijk natuurkundige wetten herleid worden tot in hoogste waarden. M.a.w. alle wetten komen gelijkelijk op alle strata van leven voor. Onverschillig waar je leeft, welke wereld, micro of macro kosmos, die wet, die blijft bestaan. Wanneer wij het hier nog niet hebben gehad over de wet van evenwichtigheid, dan wil ik daar nog graag eerst wat over zeggen. De wet van evenwichtigheid zegt n.l. dit: Op het moment, dat ergens of ter enigerlei tijd iemand zich verheft boven het standpunt, waarop hij zelf zich geestelijk bevindt, zal hij afdalen tot een gelijkelijk diep standpunt ter andere zijde, om zodanig zijn eigen evenwichtigheid voor eigen sfeer in stand te houden. Op zichzelf dus een betrekkelijk eenvoudig iets. Dat is de kwestie van de wip, weet U wel. Zit je aan de ene kant, dan ga je naar beneden, zit je aan de andere kant, dan ga je naar boven. En omgekeerd, maar een volledig evenwicht is er nooit te bereiken. Dat is voor ons erg belangrijk, wanneer we natuurlijk verder gaan met de volgende wetten zo dadelijk. Want wanneer wij die wet van evenwichtigheden hebben, dan vertelt ze ons eigenlijk dit: Dat we voor elke periode van geluk een periode van tegenslag moeten hebben. Dat van elke periode van geestelijke verheffing boven ons zelve we komen te staan tegenover een andere periode, die vaak een verlaging betekent, schijnbaar van ons totale zijn. Dat komt alleen maar, omdat we ons zelf moeten handhaven op het plan, waarop we op het ogenblik staan. En dat is nu erg belangrijk, want er is een kosmische wet, die zegt dit: Al wat is, beweegt; al wat beweegt, beweegt zich in een bepaalde baan. Niets kan voortdurend en volledig van zijn eigen baan afwijken. Zijn dat nu kosmische wetten? Het klinkt zo heel nuchtertjes en heel gewoontjes. Maar als wij dat nu eens vergelijken bij het vorige, dan komen wij tot de conclusie, dat het eigenlijk zo gek nog niet is. Die evenwichtigheid wordt uitgedrukt in elke bewustwording, in elke beweging. Wanneer dus de aarde b.v. een verandering zal ondergaan van eigen baan, of van de stand van de aardas, dan zal te gegevener tijd zij terug moeten keren tot de oorspronkelijke stand. Wanneer zij dat niet doet, zal zij toch steeds die stand moeten blijven benaderen, een overschrijden naar de andere kant toe. Dat gaat niet anders. Wanneer uiteindelijk de aarde op het eind van haar baan komt, dan zal zij voor het moment, dat haar baan eindigt, dus dat haar beweging ophoudt, terug moeten hebben gevonden het oorspronkelijke plan van haar baan, waarmee ze begonnen is. Dat gaat zelfs zo ver, dat zij uit de zon is voortgekomen tot de zon moet terugkeren, op dezelfde wijze als zij daar uit voortkwam. Het zijn heel leuke dingen. Voor ons zelf is dat heel erg belangrijk, wanneer wij ons eigen leven gaan bezien. Want per slot van rekening, wij leggen ook een bepaalde baan af. Ja, je mag het bekijken, zoals je wilt, maar ons leven is eigenlijk een gaan door de tijd, dus een beweging en die beweging wordt bepaald met een zekere snelheid. We kunnen niet willekeurig sneller gaan en we kunnen ook niet willekeurig langzamer gaan. We moeten onze eigen bewegingskracht volledig en continu blijven handhaven door de hele periode van zijn heen, maar verder die baan is bepaald, we kunnen die baan op heel veel manieren beleven, maar we zullen altijd diezelfde baan af moeten lopen. En komt U mij nu eens niet aandragen met; Ja, maar dan is alles voorbestemd, want dat zit weer een beetje anders. Dat zal ik U dadelijk verklaren. Laten wij eerst eens terug keren tot die baan. Ik ben uitgetreden uit het Goddelijke, of geuit uit het Goddelijke, wat misschien beter is, want voordat ik geuit werd, was ik niet. Dus ik ben uit het Goddelijke voortgekomen en ik heb daar mede een bepaald moment, een bepaalde versnelling gekregen. Ik moet een bepaalde gang ter geestelijke bewustwording gaan. Nu zegt mij de logica en tevens ook de filosofie, dat, wanneer ik ontsnap aan het Goddelijke, ik mij nooit buiten het Goddelijke kan bewegen. Ik mag dus zeggen, dat ik blijf cirkelen in de invloedssfeer van het Goddelijke, zoals b.v. een planeet in de invloedssfeer van de zon. Dat is toch duidelijk? Ja? (Ik geloof het wel). Op het moment, dat het niet meer duidelijk is, hoor, of dat U vindt, dat er iets tegen te zeggen is, dan houdt U Uw mond natuurlijk niet en zet U een hele grote mond open en zegt U : Hé, wacht eens eventjes! Nu, wanneer wij zo ten opzichte van het Goddelijke zijn, dan volgt daaruit, dat wij, zolang onze eigen snelheid plus ons eigen bewust zijn ons blijven drijven, wij voortdurend dezelfde cirkelgang door zullen maken. Wij hebben nu eenmaal een bepaalde snelheid en met die snelheid blijven wij ons regelmatig rond het Goddelijke bewegen zonder het Goddelijke te benaderen, zonder ver van het Goddelijke te kunnen vlieden. Hoe wij zelve deze baan beleven, of die baan nu cirkelvormig of elliptisch is, dat zijn weer andere dingen. Dat kan onder omstandigheden wat anders liggen voor elke persoonlijkheid. Maar die beweging blijft gehandhaafd. En deze beweging op zichzelve betekent voor ons het beleven. Dus het beleven ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
15
Orde der Verdraagzamen blijft zich voor ons herhalen. We kunnen niet zeggen, nu gaan we naar een hogere sfeer en zijn wij overal van af. Nee, we kunnen alleen maar zeggen: We leggen onze baan af en we moeten minstens één keer die cirkel gemaakt hebben. We moeten haar dus van het begin tot het einde, dat identiek is met het nieuwe begin, gaan. Zijn wij daar aangekomen, dan kunnen wij de weg terugnemen in het Goddelijke, want dat is onze baan. We kunnen ook wederom nogmaals diezelfde kringloop doormaken. En dat staat in direct verband met reïncarnatie. Wij reïncarneren steeds, omdat wij een bepaalde cyclus afgesloten hebbende van ons bestaan, niet in staat waren na een totaal van zijnsvormen, bewust of onbewust, beroerd te hebben, we beleven het allemaal op onze eigen wijze. Per slot van rekening een te fel licht kan verblinden, maakt duisternis. Iemand, die in de buitenste duisternis is en iemand, die in de hoogste hemelen verkeert, die kunnen op een gegeven moment in precies dezelfde situatie zijn ten opzichte van het Goddelijke. Mijn persoonlijke ervaren alleen is anders. En zo gaan wij dan weer een nieuwe cirkel doormaken en dan komen wij terug op aarde, dan maken wij weer die hele loop door. Buitenste duisternis als hoogste licht en al die dingen. Dat is eigenlijk begrijpelijk. Blijft altijd zo, je moet niet denken, dat het een nieuwe waarheid is, hoor. Die hadden ze bij de vroeg Boeddhisten, dus lang voordat Uw Gautama Boeddha, die de laatste Boeddhistische lering heeft verkondigd, hadden ze dat ook al. En als je dat heel ver terug gaat zoeken, dan vindt je verder in de symboliek van vele tekens, het zonnerad b.v. is ook nog een symbool ervan. Ik zeg expres niet Swastika, omdat dat ding tegenwoordig niet zo erg geliefd meer is. maar het is eigenlijk precies hetzelfde. Nu gaan wij van dit standpunt de zaak eens bekijken en dan komen wij tot de grote vraag: Hoe zitten wij er persoonlijk voor, want wij bewegen ons in een bepaalde baan? Ja, natuurlijk! Wij bewegen ons in een bepaalde baan en daar kunnen wij niets aan doen, maar waar wij wel wat aan kunnen doen, dat is de wijze, waarop wij het landschap, waardoor wij ons bewegen, het leven of de tijd, herkennen en erkennen hoe wij die zaak opnemen en bekijken. Want hebben wij inderdaad de vaststelling gemaakt, nu nader ik het eind van mijn cyclus, kunnen wij ons tot het Goddelijke wenden en in het Goddelijke terugkeren. Maar begrijpen wij dat niet, bevatten wij dat niet, dan moeten wij weer verder gaan, dan gaan wij steeds maar door dezelfde gang. Nu is hier dus de vrije wil door verknoopt onmiddellijk doordat ons persoonlijk ervaren beslissend is voor de wijze, waarop de baan beëindigd wordt, al is ook het punt, waarop zij beëindigd wordt, vastgelegd. Het aantal keren, dat wij een rondwenteling rond het Goddelijke maken, voordat wij terugkeren, is niet vast gelegd, slechts onze baan en de versnelling in onze baan. En als wij dat nu eens met die wet van evenwichtigheid gaan vergelijken, dan blijkt daar weer uit, dat de ervaringen, die wij opdoen in ons leven, heel erg belangrijk zijn. En dat de veelheid van ervaring en daar bedoel ik niet mee alleen de oppervlakkige, maar de werkelijk in jezelf verwerkte ervaring, bepalend is voor de wij ze, waarop je tot een geestelijke bewustwording komt. Nu bestaat er gelukkig nog een andere wet, omdat het anders wel heel erg eentonig gaat worden, hé, met die vaste banen. En die zegt: Voor ons (dat is een bijwetje, hoor), dat zijn allemaal van die bijwetjes van de wet van evenwichtigheid, die ik op het ogenblik zit te verklaren, die zegt dit: Waar een bewustzijn is, bepaalt het bewust zijn de toestand, waarin de weg van het bewustzijn wordt ondergaan en ervaren. M.a.w. we kunnen door dezelfde situatie heengaan en er reuze lol hebben, een ogenblikje later kunnen we in een toestand komen en dat is precies hetzelfde. Dan zitten we te huilen en te grienen, omdat we het gewoon niet uit kunnen houden, weet U wel? Dat komt natuurlijk, omdat wij, nu ja, geen maat weten te houden. We weten niet in hoeverre wij de dingen in ons moeten door laten dringen en hoever wij ze moeten voorbij laten gaan. U kent het bekende voorbeeld wel van die Chinese martelingen wel, als ze je zo onder je voetzolen kietelen, moet je ontzettend lachen, daar kun je niet tegen, dat kietelt zo erg. Nu ja, dat is op zichzelf wel een keertje leuk, maar daar deden ze het met veertje, zo lang, dat de persoon in kwestie van louter uitputting stierf aan zijn gelach, dus die was er ellendig aan toe. En een ander, die het niet doormaakte, er misschien alleen maar een grap inziet, een lolletje. En zo gaat het eigenlijk met het leven bij ons. Alle omstandigheden die ons tegemoet treden, die zijn aan ons oordeel onderworpen. Hoe willen wij dit ervaren, hoe willen wij dat door leven? Willen wij daar ernst van maken, willen wij er diepe ernst van maken, of willen wij er alleen maar een beetje over lachen, er alleen maar even mee spelen? Naarmate wij dat doen, bepalen wij de wijze, waarop de gebeurtenissen in ons zelf worden verwerkt. De wijze? waarop wij ons de gebeurtenissen in ons zelve verwerken op zijn beurt, betekent voor ons het levens de ervaring. En hierin zijn wij volkomen vrij. De 16
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
weg is vastgelegd; de wijze, waarop wij ze ervaren, niet. Ja, verkondig dat nu niet overal, natuurlijk, want dan zeggen de mensen natuurlijk: Ja, er is toch een predestinatie. En die is er niet. Wei een vastgelegde levensweg, dus een beperking van je eigen mogelijkheden, maar die liggen in je eigen wezen, doordat jij op deze wijze in relatie staat met het Goddelijke, niet op een andere manier. Maar de ervaringen zijn volkomen vrij, de verwerking ervan is ook volkomen vrij. Zover duidelijk, ja? Gaan we weer op een hoofdwet aan hoor! U zegt dit: Al is één, maar één is Al. Zo kan één het Al in zich scheppen, zoals het Al in zich de één schiep. Dat is al een heel oud ding hoor. Expres geef ik het op de wijze, zoals het al eens een keer hier op aarde uitgedrukt is. Kunt U dit begrijpen, of moet ik het nader uitleggen? Het klinkt een beetje als een raadselspreukje voor sommigen van U. Het is heel eenvoudig. Kijk eens; uit het ene wordt het Al geboren en het blijft toch het ene. M.a.w. het Goddelijke schept het totaal der dingen uit Zichzelve, maar blijft het Goddelijke, omdat alle dingen dus heel zijn van het Goddelijke kan in het bewustzijn van elk der dingen het Al, dus Al het zijnde, worden verwezenlijkt, begrepen verwezenlijkt. Simpel, hé? Het is eigenlijk heel erg simpeltjes, als je het zo hoort. Je moet er alleen maar op komen, om het op zo’n gesleutelde manier uit te drukken, hé? Ik vind het eigenlijk een slecht woord, hé, versleuteld, gecodeerd zou beter zijn. En dan klinkt het in deze verhouding eigenlijk weer zo raar. Nu betekent dat voor ons, dat wetje, dat wij dus in ons zelve het hele Al kunnen bevatten. Niet feitelijk, maar in voorstelling. En aan deze uiteenzetting zit verknoopt het feit, Oosters overigens, dat Al een voorstelling van God is. Een gedachte b.v. Zo krijgt het Goddelijke in zich de gedachte, waar wij deel van uit maken, op het moment, dat wij van deze gedachte bewust worden, denken wij haar ook en herscheppen in onszelve het hele Al, worden dus een soort kleine Godheid. En dan kan in ons wezen, een van de wezens, die wij door ons bewustzijn in ons zelve gecreëerd hebben, wederom aan het denken gaan en aan ons gelijk worden en zo verder. Ja, was dat niet Blookers cacao met die verpleegster? (Ja). Weet U wel, het wordt een steeds kleiner verpleegstertje en op het laatst weet je niet meer, waar het blijft. Zo gaat het hier ook. He? (Droste). Droste. Nu ja, ik moet eerlijk zeggen, ik heb in zo’n tijd geen cacao meer gedronken, daar ben ik precies niet meer van op de hoogte, maar de dames weten het precies, dat zie je direct, hé? Huisvrouw. Dat is het huisvrouwelijke, dat naar voren komt. Nu, zo is het eigenlijk ook bij ons. Er bestaat dus een oneindigheid van mogelijkheden. Elke keer kan er een nieuwe bewustwording plaats vinden en elke keer kan er een nieuwe schepping plaats vinden. Maar het eigenaardige is dit: In de veelheid van de Goden, want ieder, die in zichzelf een wereld schept, wordt tot God voor die wereld, nietwaar? Blijft er toch maar één schepping. Elke schepping is dus niets anders dan een totaal weergeven van de scheppingsgedachte van het Goddelijke. Is erg troostend voor ons, we kunnen nooit boven het Goddelijke uitkomen, maar we kunnen binnen de beperktheid van ons eigen zijn het Goddelijke volledig bereiken en herleven. Dat houdt ook tevens in, dat het totale scheppingsproces gecontinueerd is, terwijl voor elke persoonlijkheid maar een werkelijk scheppingsmoment bestaat. Elke nieuwe schepping kan een totale verschijning van evolutie te zien geven. Maar dat doet er niets aan af of toe, want de schepping is een concept, dat in zichzelf volledig en volmaakt is en geen verdere wording toelaat. De wording ligt in het feit, dat schepselen binnen dit concept zich bewust worden van de schepping en het bewustzijn in zichzelve gaan samenstellen tot een hernieuwde schepping, dus scheppers worden. Maar ze kunnen alleen de gedachte herkennen, die hun God reeds voor hen geschapen heeft. Is dit te ingewikkeld, of komt U er nog uit? (Ja), U komt er wel uit? Nu en dan krijg je hieruit de conclusie; het is voor ons onmogelijk om te bepalen, welke God de enige en grote God is. Dat is duidelijk, hé? Punt twee is al net zo logisch. Hoe wij ook spreken over God, er is één ding onveranderlijk en dit ene in het Al is voor ons het kennen van het Goddelijke door rijn Schepping, want de gedachte, waarin het Goddelijke zich uit, blijft zichzelve gelijk. Zo is God nooit kenbaar als persoonlijkheid of als Creator, maar alleen in de uiting van Zijn Wezen. Ook logisch, hé? Want wanneer wij nu in ons bestaan te worstelen hebben met voortdurend al die verschijnselen en we zitten maar steeds te zoeken naar onze God, dan begaan we heel vaak de fout, dat we God willen zien als de uiteindelijke Godheid. We gaan er zo maar eventjes op af en zeggen: Nu, dat is nu God. Als we dat gaan doen, dan halen wij de grote stommiteit uit, dat we het onbepaalbare gaan bepalen, terwijl wij het bepaalbare onbepaald laten. Want de ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
17
Orde der Verdraagzamen Schepping, het totaal der verschijnselen is in ons als totaal der wetten etc. een concept, dat in gedachten beleefd kan worden, en waartoe U uiteindelijk kunt reiken. Maar het Goddelijke niet. Dat kun je juist niet krijgen. Wij moeten dus in ons leven wel heel erg verstandig blijven, waar we ook zitten, in welke sfeer of op welke wereld. We moeten steeds streven naar het kennen der verschijnselen. Niet de wetenschap, hoor. Maar dat kennen ervan. Kennen is iets anders dan het alleen maar geleerd hebben. Het is een zeker samenspel van gevoelswaarden plus ervaring, die het kennen eigenlijk in ons schept. We beleven die toestand, we kunnen ze volledig herleven en kunnen ze in elk klein detail volledig en juist uitdrukken. Daar komt het eigenlijk op neer. Zolang als wij uit de verschijnselen nu maar datgene puren, komt het niet op de hoeveelheid aan, maar op het feit, dat wij de verschijnselen zelf volledig leren kennen. Dat wij elke gedachte, die er aan vast zit, elk verschijnseltje dat bijkomstig schijnt maar wat er altijd samen mee optreedt allemaal gaan zien als een geheel, als een beeld. En zolang als je dat nu maar als een beeld ziet, ben je klaar. Went heb je dit beeld dan, ken je dit en kun je het dus herscheppen in jezelf. Begrijpt U? Als ik dat nu weer ga verkoppelen met de voorgaande wetten, die wij hebben besproken, wordt het begrijpelijk, wanneer wij zeggen: de microkosmos spiegelt de macrokosmos. Of wel de kleine wereld, de kleine schepper is het volledig evenbeeld van de grote Schepper, maar daar aan tegenover gesteld. En dat is weer heel begrijpelijk. Wij kijken uit onszelve naar de Schepping en moeten dit beeld in ons zelf herscheppen. Maar dan kijken wij naar God toe en nemen dus uit precies het tegenovergestelde standpunt waar dan het Goddelijke; De Schepping is een gedachte. Laten wij die gedachte nu eens nemen als middelstuk op een grote tafel, weet U wel? Met zo’n plechtig diner of zoiets. Dan zit daar God en hier zitten wij. Wij zitten samen naar het zelfde stuk te kijken. Dat stuk draait misschien een keertje, er zit nog beweging in. U kunt het aan alle kant en zien. Maar God kijkt dan van die kant uit en ik van deze kant. Wanneer God het gaat reproduceren, dan zal zijn links en rechts dus het tegenovergestelde zijn van mijn links en rechts. Zo is de spiegeling het logisch resultaat van deze dingen. Het evenwicht, dat in mijzelve bestaat en dat voortdurend verstoord wordt doet mij voortdurend andere details van het middelstuk opmerken. Doet mij steeds meer datgene, wat het Goddelijke beschouwt, ook beschouwen. Het ene moment, ja, dan kijk ik naar de vaas, dan ben ik erg laag bij de grond. Het volgende moment kijk ik naar de bloemen en de blaadjes, dan ben ik hoog. Ik ben echter niet in staat om voortdurend slechts een vlak te bezien en toch mij bewust te worden van hetgeen mij getoond wordt. Want zolang als ik, laten wij aannemen, het is een soort grammofoon, waar dat stuk op staat, dat ding, dat draait steeds, beneden ga zitten kijken, dan zie ik een reep van die vaas. Dan weet ik niet eens, dat er een vaas is. Ik weet alleen maar, dat er een stuk klei is met een bepaald patroon erin. Dat patroon houdt op een onbegrijpelijke manier ergens op. Ik kan het erg leuk vinden, erg aardig, maar kan er eigenlijk niets aan vast knopen, kop noch staart. Ga ik alleen boven kijken, alleen naar die bloesem, ja, dan krijg ik wel een voorstelling van bloemen, maar ik heb geen idee, hoe dat allemaal bij elkaar past, waarom dit zo is. Pas wanneer ik her hele stuk, heb gezien, boven en beneden, zie ik de verhoudingen. Dan kom ik tot de conclusie, dat de bloemen juist op die manier geplaatst zijn, omdat zij zo het juiste, het mooie, het harmonische geheel vormen met de vaas, die er onder staat. Nietwaar? Wanneer wij nu op die geestelijke wip zitten en het ene moment ver boven ons eigen kunnen uitstijgen en in ons bewustzijn plotseling grote waarde ervaren en het, volgende moment stevig, maar dan ook zo stevig de grond in gedrukt worden, dat het ons pijn doet, dan doen wij eigenlijk niets dan een zigzagbeweging maken, dat betekent dus, dat wij het totale beeld der schepping aftasten. Wij gaan naar het hoogst bereik bare punt; wij gaan naar het diepst bereikbare punt. In het begin is die uitslag betrekkelijk klein. Dan zie je wel de schijn. Je ziet de rand van de vaas en een klein stukje er onder en de steeltjes er boven, Maar hoe verder je nu naar boven gaat, hoe verder je ook naar beneden moet gaan, want er is een gemiddelde waarde. Die gemiddelde lijn zullen wij zeggen, is die van het Goddelijke. Wij moeten gelijkelijk naar boven en naar beneden toe, willen wij het totaal kunnen verwerken. Kunnen wij het verwerken, dan pas kunnen wij het in ons verwerkelijken. Dan kunnen wij het tot werkelijkheid maken. Zo zijn we dan voortdurend bezig om die schepping in ons zelve te volbrengen. Maar we snappen er eigenlijk niet veel van. En omdat we het niet snappen, nu ja, dan geloven wij het vaak wel. De wet van harmonie waar U het over heeft gehad, zou je dan in dit tafelbeeld als volgt kunnen gebruiken. Naast je aan tafel zit iemand, die zit er zelf ook naar te kijken en merkt een aantal 18
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
details op. Doordat je daar samen over spreekt, schep je in jezelf zuiverder en reëler die waarden, dan je alleen zoudt kunnen doen. Want alleen zou je al die details met ineens zien, er over weg kijken Maar doordat je samen kijkt, zie je er meer van. Nu, ik geloof, dat dat wetje ook wel duidelijk is, hé? Dan kan het volmaakte nooit zonder het onvolmaakte zijn. Neen. De volmaakte uiting bestaat op zichzelve uit de volmaakte uiting en haar tegendeel, want alleen zo kan zij geuit worden. Dus hoe genialer aan de ene kant je denkvermogen, hoe groter de afgronden, waarin dit denkvermogen terecht zal komen. En hoe onsmakelijker de voorstellingen, die tegenover het geniale komen te staan Hoe groter geest etc. begrijpt U? Hoe beter een mens leeft, hoe groter zijn moeilijkheden zullen worden op een gegeven moment, omdat het slechte dan ook voor hem meer invloed heeft. Nu zegt men natuurlijk wel met een ernstig gezicht: Ja, aber dem Reinen ist alles rein. Maar dan vergeet men er vaak bij, dat de werkelijke reinheid, die op aarde zo hoog verheerlijkt wordt, vaak identiek kan worden gesteld met onwetendheid. Het onwetende kan natuurlijk het schone en vredige peil van het gemiddelde geheel handhaven. Het kan zichzelf gelijk blijven. Maar of je nu de ervaringen naar boven of naar beneden toe zoekt, je zult ten alle tijde het tegendeel moeten betreden. Neem nu maar de bekende voorstelling van de hel en het leven hier. Wanneer het leven hier zo goed is, dat je er helemaal in op gaat en dus de totale vreugde van het zijn hier mee maakt, wordt datzelfde volgens de bekende voorstelling je in de hel tot kwelling. Omgekeerd, wat je hier als lijden op aarde hebt gekend, zie je later in de juiste verhouding en het wordt je tot hemel. Dat is een wet van rechtvaardigheid, die zich heus niet alleen uit in de sferen, maar die zich op aarde evenzeer kenbaar maakt. Gaat U zelf maar na. U hoeft mij niet te geloven, hoor, gaat U het maar rustig zelf na. Op een gegeven moment ben je buitengewoon goed en edel. Dan heb je in je een scheppende kracht, dan herken je alle dingen op de juiste manier en je weet ze juist te zeggen. Het volgende moment dan sta je te modderen. Dan weet je niet meer waar je aan toe bent. Dan zeggen ze allemaal: Is dat nou die vent, 1 of 1? Is dat nou die vrouw? Dat had ik daar toch niet van gedacht. Als ze dat zo zeggen, denk dan maar rustig bij jezelf, vliegen jullie op, hoor. Want als jullie een beetje beter zouden zijn, dan zouden jullie vanzelf ook wel wat meer met die slechte dingen zitten. Dat is nu weer het eigenaardige; juist doordat je voortdurend die tegendelen kent, kom je tot een juister begrip. Ook van anderen. Wanneer je in jezelf het hoog geestelijke en het diep stoffelijke b.v. als tegenstelling kent, dan kun je dat in andere mensen veel beter begrijpen. Omdat je die persoonlijkheden beter kunt begrijpen, kun je hun beeld beter in je bevatten en wordt je scheppend voor het beeld van die persoonlijkheid in je eigen wereld. Zijn er eigenlijk nog meer vragen? Ik zit zo heerlijk te oreren. Als er geen vragen zijn, ga ik maar weer verder, hoor. U moet het zelf weten, want U moet het zelf uitwerken dadelijk. Nu is er nog een wet en die wet vind ik ook wel erg belangrijk. Dat is die wet, die zegt, dat in de kern van alle dingen het volmaakte evenwicht heerst en dat het volmaakte evenwicht uit die kern verplaatst, de vernietiging van het totaal van het zijn ten gevolge heeft. (Kunt U dat nog eens zeggen?) Dat de kern aller dingen de volle vrede en evenwichtigheid is. Maar dat, zodra de vrede en evenwichtigheid uit die kern der dingen verplaatst wordt, een totale vernietiging van de wereld, waaruit het voort kwam, of die daaruit voortkwam, het resultaat is. Ik bedoel dus, het is in zich zelve ook weer logisch. (Ja). Het is helemaal geen onmogelijk iets wat ik hier zit te vertellen; het is heel begrijpelijk. Op het moment, dat U ongelukkig bent, kunt U nog gelukkig zijn. Maar op het moment, dat U niet meer ongelukkig zult kunnen zijn, zult U ook geen geluk meer kennen. Dan bent U tot het middelpunt gekomen. Maar wanneer het totaal van Uw leven ophoudt, houdt ook het totaal van Uw levensuiting als zodanig op. Dan bent U dus eigenlijk niet meer. Zeker niet de persoon die U waart. Maar U bent niet meer. Zielkundig bent U dood. Stoffelijk kunt U misschien nog verder bestaan. Dat is voor ons natuurlijk ook weer erg belangrijk, wanneer we dat gaan bekijken, want wij hebben allemaal in ons zelf een kernpunt. Wij hebben allen ergens een puntje, een moment, waar wij vrede vinden. Voor de een ligt dat hoog geestelijk, voor de ander ligt dat wat anders, in de stof. Maar iedereen heeft zijn eigen vluchthaven. En wanneer wij die vlucht haven kennen, weten wij ook meteen, waar het middelpunt van ons zijn zich bevindt. De kleine mensen zeggen: wij gaan dat verplaatsen. Het bevalt ons niet. Die willen proberen om dit moment van vrede en van zekerheid in een andere waardering te stellen. Nu moet U goed onthouden: je ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
19
Orde der Verdraagzamen kunt wel de entourage veranderen, maar het punt zelve nooit. Zolang je een vluchthaven in jezelve hebt en elke mens heeft die. Alleen de een gebruikt hem niet en de ander wel, dan kun je daar rust en je vrede in. vinden, maar je kunt nooit proberen iets anders er als vervanging naast te stellen. Dat gaat niet. Er bestaat dus wel een wet van compensatie, hoor. Maar het is onmogelijk om voor het eigen zijn en het eigen middelpunt van zijn een compensatie te vinden door een ander punt er naast te stellen, dat gaat niet. Je kunt de waarde zelf veranderen. Ik neem nu b.v. iemand leest graag. Nu zijn er geen boeken meer ter beschikking. Maar dat lezen was voor hem een vlucht uit de werkelijkheid, de vlucht tot zich zelf. Dan kun je daar voor in de plaats stellen een muziekstuk. Daar kan die mens misschien dezelfde rust in vinden. Of een gesprek, een film, een toneelstuk. Desnoods zelfs een natuurtafereel. Maar de waarde blijft gelijk. Voor deze mens is en blijft het rustpunt, een volledige vlucht uit de werkelijkheid, geen ander. Terwijl soms anderen juist in hun vlucht voor de werkelijkheid wel heel erg reëel worden. Dan gooien zij alles overboord en houden alleen nog maar stoffelijke waarden over. Die leven zij dan, ten koste van alles, zo veel mogelijk en zo volledig mogelijk, uit. Kijk, die stoffelijke waarden kun je veranderen, maar je kunt nooit de intensiteit veranderen. Dus zoals ik zei, wij kunnen dat standpunt in ons zelve nooit en te nimmer verplaatsen en het blijft ook op het plan, waarop het geuit werd. Of dit nu ligt in het stoffelijke of het geestelijke, je kunt het nooit veranderen. Je kunt niet met het stoffelijke vluchtpunt in het geestelijke overgaan. Je kunt wel de entourage, de waarden zelf gelijk latend, veranderen door een vervanging er voor te stellen, die in het eigen bewustzijn als gelijkwaardig op kan treden. Het is erg belangrijk, dat U dit onthoudt, want anders dan zou je in de verleiding komen om te zeggen: Ja, ik heb nu wel bepaalde stoffelijke dingen, waar ik volledig mijn rust in vind, maar dat wil ik nu geestelijk gaan vinden. Vergist U zich niet, hoor. Want dan vernietigd U de persoonlijkheid, die U op dit ogenblik bent. U wordt een ander. Of wat heel wat waarschijnlijker is, U wordt niemand. U gaat helemaal teloor. Daar moet je erg voorzichtig mee zijn met die dingen. Wilt U dus Uw eigen vluchtpunt, Uw eigen vlucht haven gebruiken en daaruit toch iets putten, dan moet U zeggen: Dit is het kernpunt van heel mijn zijn. Dat weet je allemaal, hoor, als je je maar de moeite getroost om even te kijken achter de uiterlijkheden. Er zijn er b.v. die zeggen: Ik vind mijn vluchthaven in de liefde tot iemand of van iemand. Maar als je het op de keper gaat beschouwen, is het vaak heel iets anders. Bij de een ligt de vlucht in het geven, bij de ander in het ontvangen. Voor de een is het dus het bezit, voor de ander is het de rijkdom. Dat zijn zo van die dingen, die kun je gemakkelijk uit elkaar gaan pluizen. Of dat nu op emotioneel of op stoffelijk vlak ligt, dat is voor iedereen anders, weet je dus: dit is de kern van mijn zijn. Dan weet je voor je zelf ook: alle geestelijke waarden, die hier bovenuit gaan, moeten in zich zelve diepten bevatten, die er onder liggen. En omgekeerd. Ik moet voor mijn persoonlijkheid uit dit standpunt en geen enkel ander leven. Dit is de kern van mijn bestaan. Ga ik dit verplaatsen, dan word ik geestelijk gedood. U kunt dit altijd beoordelen, wanneer U eerlijk bent tegenover Uzelve. Maar ik geef toe, dat er voor een mens niets moeilijker is, en ook vaak voor een geest, dan juist eerlijk te zijn tegenover jezelve. Dit is ook wel duidelijk, hé? U ziet, het vlecht zo aardig allemaal samen, het loopt ergens allemaal op een punt uit. Maar moeten wij dan niet trachten van bepaalde gebondenheden los te komen? Ja. Wanneer het een absolute binding is, waarbij dus de beleving ondergeschikt wordt gemaakt aan de uiterlijke omstandigheden, wanneer niet het persoonlijk leven op de voorgrond staat, maar andere factoren buiten het ik, dan moet men zich er los van maken. Maar uiteindelijk betekent elk van deze punten voor zichzelf ook reeds een zekere gebondenheid, n.l. een gebondenheid aan een in het wezen zelf levende impuls. Begrijpt U, wat ik hiermee zeggen wil? Of blijft het wat vaag? (Onverstaanbaar). Ja, want daar komt het nu juist op neer: je hebt in jezelf iets. Dat is voor jou de vlucht, waarin je de vrede vindt. En de vrede hebben wij allemaal op een gegeven moment nodig. Het is geen mens, die voortdurend de spanningen van het leven uit kan houden, wanneer niet een moment van ontspanning mogelijk is. Die ontspanning kan voor de een geestelijk liggen en voor de ander stoffelijk. Dat doet niet ter zake. Wanneer die spanning echter alleen opgeheven kan worden, doordat wij een uiterlijke omstandigheid beleven, die wij associëren met de vrede, die wij zelve door de beleving ervaren, dan wordt het gevaarlijk. Want zolang als wij in ons zelf de eigen toestand emotioneel of geestelijk zien als de vrede, kunnen wij haar altijd en ten alle tijde voor ons zelf realiseren. Maar op het moment, dat wij haar binden aan een plaats, aan een persoon etc, dan gaat dat niet meer. Dan hebben wij dus een foutieve binding gemaakt, waar door wij ons zelf in het 20
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
komen tot vrede en vrijheid belemmeren. Wij kunnen wel, in volledige vrijheid een gezamenlijk rustpunt vinden met een ander persoon. Maar wij mogen nooit het rustpunt met die persoon vereenzelvigen. Juist doordat wij vrij zijn tegenover elkaar en in elkaar dit toch vinden, komt een grote geestelijke eenheid tot uiting. Dat kun je in menig huwelijk b.v. zien. Daardoor wordt eigenlijk de eenheid geuit. De rest is allemaal bijkomstig. Op het moment, dat het buiten dit om onmogelijk wordt ben je zo geketend aan die ander, dat je niet meer los kunt komen. Dat is gevaarlijk. Ik zou dus iedereen de raad willen geven, wanneer je dat kernpunt benadert of zoekt of, wanneer je merkt, dat je voor je vrede van een bepaalde persoon afhankelijk wordt, in plaats van een bepaalde toestand in jezelf, aan bepaal de plaatsen of omstandigheden gebonden wordt, wees dan voorzichtig. Je kunt die dingen natuurlijk gebruiken om de toestand in je zelf op te wekken. Maar op het moment, dat je de toestand in jezelf gaat verwarren met dingen buiten jezelf, maak je jezelf tot slaaf van factoren, die je niet meer beheersen kunt. En hier aan zijn vele mensen geestelijk ten gronde gegaan, omdat zij de buitenwereld met hun innerlijk verwarden. Juist in deze verwarring krijg je dan vaak de poging om dat hele ik, dat hele rustpunt in het ik, dat voor het leven noodzakelijk is, dan maar ergens anders neer te zetten. Want zij realiseren zich niet, dat zij het ook kunnen verweven zonder de relaties, die zij in de buitenwereld daarmee geschapen hebben. Dan gaan zij proberen om dat hele wezen te verwringen en wat krijgen we dan? Een foutieve persoonlijkheid. Een persoonlijkheid, die in meerdere met elkaar strijdige delen uiteen valt, daardoor zichzelf voortdurend bestrijdt, zichzelf bereiking en voleinding onmogelijk maakt en voor zichzelf nooit meer een rustpunt kan vinden, omdat de verschillende waarden elk voor zich een verschillend rustpunt begeren, die voor de persoonlijkheid zelf nooit een rustpunt een oplossing in zich kunnen betekenen. Hoe kan zo’n mens geholpen worden? Zo’n mens is heel moeilijk te helpen. Het enige, wat je voor zo’n mens zoudt kunnen doen, is die mens te doen realiseren, hoever hij van zijn eigen persoonlijkheid verwijderd is. En dat is een kwestie, daar komt heus wel vakwerk bij. Ja, maar die gespletenheid is het schizofrene. Maar in die gespletenheid is het juist erg moeilijk om ze dat aan het verstand trachten te brengen. Want steeds andere facetten worden er naar voren gedraaid. Ik ben het n.l. volmaakt eens met de duidelijke beelden, die U gebruikt. Maar hieruit komen zoveel facetten voort en dat is buitengewoon lastig Maar dat is heel begrijpelijk. Want de mens in zichzelf zoekt de vrede en wil die vrede projecteren in een bepaald punt, omdat hij zijn eigen punt van vrede niet meer realiseren kan. En het enige, wat je nog kunt gebruiken hierbij…… Nu ja, ik ga eigenlijk even van de wetten af, hoor. Nu kom ik een klein beetje in de psychiatrie terecht, hé? Maar zolang we niet in een psychiatrische inrichting terecht komen, wat geeft het dan eigenlijk nog.(Gelach) Wanneer een persoonlijkheid gespleten is en in de veelheid der getoonde facetten ons steeds weer blijkt, dat een vlucht van bepaalde begrippen optreedt, weten wij dat in de begrippen van waaruit gevlucht wordt, van waaruit men dus eigenlijk weg is gegaan, de werkelijke kern van eigen vrede zit. Niet alleen van eigen problemen, maar van eigen vrede. Die zijn vaak identiek. Kan men de mens dan de omstandigheid, die de vrede geeft, zonder de daarmee geassocieerde omstandigheden doen beleven, dan zal een terugkeer naar het normale het resultaat hiervan zijn, want dan kan de toestand van ontspanning weer terug worden gevonden in het normale en kan de zelfstandige beleving weer verder gaan. Maar er komt een bepaald moment, waar dit niet meer te bereiken. is. Dan krijgen we dus de schizofrenie, die niet meer herstelbaar is a.h.w. de persoonlijkheid, die verwoest is. Dan is het gehele voorstellingsvermogen zodanig vernietigd, dat dit in het totale zenuwstelsel in de hersenwerking en de vaste invloeden heeft geschapen a.h.w. gewoonten heeft gevormd. Wanneer dit gebeurd is, kan het innerlijke standpunt niet meer gevonden worden. Want het geestelijk rustpunt, dat vaak lichamelijk werd geprojecteerd, is met dit lichaam niet meer te verwerkelijken. En omgekeerd. Het lichamelijk bewustzijn en het rustpunt daarvan niet meer identiek zijn met hetgeen geestelijk als bevredigend wordt ervaren. In een dergelijk geval krijgen wij b.v. te maken met een mens die zeer heftig genegenheid vraagt, maar elke afwijking van de belangstelling voor het persoonlijke dan onmiddellijk tot aanleiding neemt om hetgeen waar hij dan toch voor denkt te gevoelen onmiddellijk te vernietigen. Dit is een van de eigenaardige verschijnselen, die men ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
21
Orde der Verdraagzamen krijgt. Er zijn er natuurlijk veel meer. Maar dan komen wij helemaal in een dokterspraatje terecht. En dat is niet de bedoeling vandaag. Maar ik geloof toch wel, dat wij het zover aardig met elkaar eens kunnen zijn. (Ja, ontegenzeggelijk) Voor mij ook erg gelukkig, hé? Nu vrienden, wij hebben nu zo erg veel over die wetten zitten praten, vindt U eigenlijk zelf niet, dat het, wat dit betreft voldoende is? Want als U dit in een maand verwerkt heeft, neem ik de hoed, die ik niet heb, heel plechtig voor U af. U moet niet vergeten, met al deze dingen ligt het als volgt: Wij kunnen een veelheid van begrippen voor U begrijpelijk uitdrukken Maar dat betekent nog niet, dat U de consequenties daarvan volledig in U zelf kunt verwerkelijken. Al die wetten die wij hier bespreken, zijn voor U alleen waardevol, wanneer U ze op Uw eigen leven leert toepassen. Dat is hetzelfde als met een leek, die kan het hele burgerlijk wetboek lezen en dan begrijpt hij er nog geen steek van. Dan is hij alleen door de vele ambtelijke stijlbloempjes nog meer verward, dan hij voordien was. Maar op het moment, dat die mens met bepaalde gevallen te maken krijgt en daarop het wetboek toe gaat passen, dan gaat hij door dringen achter de terminologie en voor zich zelf die waarden beleren. En dan krijg je iemand, die net zo gehaaid is of vaak nog gehaaider dan een advocaat. Die komen ook voor, hoor. Maar die kennen dan ook maar een bepaald aspect. Als U dat aspect van deze wetten, dat op het ogenblik voor U belangrijk is, volledig weet te realiseren, dan is het wat mij betreft, meer dan voldoende. Dan ben ik erven overtuigd, dat U niet alleen de wet der harmonie voor Uzelf tot een werkelijkheid maakt, maar dat U zich uitend in de wet van evenwichtigheid komt tot vervulling van de kosmische scheppingswet, waardoor U in U zelf schept en wordende van geschapene tot mede schepper, komt tot de realisatie van de Algeest in zijn uiting. Het was een erg interessant betoog, vind ik zelf, hoor. Ik hoop, dat U het met mij eens bent. Wij hebben nog tijd over. Zal ik nog een andere spreker het woord geven voor het slotwoord? Mag ik misschien nog even iets vragen? (Oh, zeker) I.v.m. de wet van evenwichtigheid zou ik graag hebben, dat U iets zei over de wet van de wroeging, die een stuwing betekent naar het Goddelijke. De wroeging, die een stuwing betekent naar het Goddelijke? Neen. Dat is eigenlijk helemaal niet waar. De wroeging is geen stuwing naar het Goddelijke, dat heeft de mens ervan gemaakt. De wroeging in zichzelf is een vernietiging van innerlijke waarden en kan als zodanig eerder worden gezien als een soort geestelijk masochisme dan als een werkelijk positieve waarde in het leven. Kijk eens, wanneer wij een fout erkennen is het logisch, dat wij voortaan trachten haar te vermijden. Wanneer de gevolgen daarvan voor ons onaangenaam zijn, zullen wij trachten om die gevolgen tegen te gaan. Dat is een logische handeling, die uit de wet tot zelf behoud voortspruit, die sterk verknoopt is met de wet der evenwichtigheden. Op het moment, dat wij wroeging gaan ervaren over iets, wat wij gedaan hebben, komen wij op een heel ander standpunt terecht. Op dat moment gaan wij, ongeacht wat wij kunnen doen of niet kunnen doen, ons voortdurend met de vroegere daad bezig houden en ons zelf kwellen, omdat wij die daad gesteld hebben, die in ons eigen wezen en persoonlijkheid, als onherstelbaar vast staat en gebeurd is. (Neen, dat was niet de bedoeling). Ja, maar dat is wroeging. Wroeging is het berouw over een daad, die in zich zelf niet meer herstelbaar is. En dat is toch zeker niet positief, neen. Het inzicht. Het inzicht op zich is meestal geen wroeging. Degene, die werkelijk inzicht heeft, zal geen berouw hebben. Dat klinkt U misschien erg vreemd, hé? Maar het is waar. Degene, die inzicht heeft in het gebeuren zelve kan. een berouw hebben, omdat hij de noodzakelijkheid van de daad zelve ziet. Hij had n.l. het inzicht nog niet en heeft dus geen berouw er over, maar is blij, dat hij het inzicht heeft verworven. Hij gebruikt deze daad, die in zich negatief was als een positieve bouwsteen voor zijn bewustwording. Maar wij doen toch dingen in ons leven, waar wij spijt over hebben? Dat is nog heel iets anders. Spijt is het erkennen van een persoonlijk nadeel, dat uit een daad is voortgevloeid. Maar op zich zelve zou ook spijt hebben er over als berouw mij betrekkelijk onzinnig lijken, hoor. want, laten wij het nu eens even redelijk stellen, je hebt iets gedaan. Je wist, dat het fout was. Goed. Dan heb je er geen berouw over, maar dan zul je alleen zo stoïcijns mogelijk de gevolgen ervan dragen, want je weet dat. Je weet, dit heb ik gedaan, de consequenties moet ik dragen. Dat is logisch. Gaan zeggen: ik heb er spijt over, zou kunnen zijn, eigenlijk had ik dit eerder moeten bedenken, de consequenties zijn zwaarder, dan ik gedacht had, de daad is de consequentie niet waard geweest. Zo kunt U spijt hebben en dat is dan alleen een vaststellen, volgende keer zal ik verstandiger zijn. Want op het moment, dat 22
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
het berouw wordt, had ik het maar niet gedaan, wordt het nutteloos. Op het moment dat het wroeging wordt, dat U er voortdurend over na gaat zitten denken, over gaat zitten klagen, betekent het alleen maar een voortdurende geestelijke zelfkwelling, die geen enkel redelijk nut afwerpt en geen enkele bate meebrengt voor U zelf of voor anderen, geestelijk of lichamelijk. Dat is ook esoterie, hoor. U moet een ding onthouden, tenzij er iemand wat te vragen heeft? Mag ik misschien nog een vraag die ligt me n.l. allang op de lippen? Als ik mij een zekere voorstelling maak, kan ik dan aannemen, dat … ja …. Ik zit n.l. met het volgende, enige keren terug is hier door gekomen een Lama, die zegt, ja. Kom eens naast mij zitten, dat heb ik getracht en ik vlei mijzelf, dat dat tot op zekere hoogte gelukt is. Nu kunnen wij wel zeggen; ja, dat is fictie. Dat is lastig terrein en dat is natuurlijk mogelijk. Maar het is een erg domme vraag. Kunt U mij eigenlijk een middeltje aan de hand doen, waaraan ik kan onderkennen, of dat nu enige grond van realiteit heeft of niet? U voelt misschien beter aan, wat ik zeggen wil. U vraagt mij a.h.w. de controle op de persoonlijke beleving om deze werkelijkheid in deze gedeelde realiteit, door de mens held gedeelde realiteit vast te kunnen stellen? (Ja) En dat is op zichzelf niet zo erg moeilijk, wanneer U U n.l. de moeite getroost bij elke beleven op deze wijze een ogenblik in Uw meditatie en concentratie U te concentreren op de omgeving zelf. U zult dan enkele gegevens ontdekken, die U persoonlijk niet bekend waren, dingen die U zelfs eigenaardig of vreemd voorkomen op dat moment. Wanneer U deze momenten nu er uit licht, U gaat ze als stoffelijke waarden, dus niet wat U verder geestelijk meemaakt erbij, maar de zuiver stoffelijke dingen, laten we een voorbeeld nemen. U ziet een gargouille van een kerk of zoiets dergelijks. Legt U zo sterk mogelijk voor Uzelf vast, dan gaat U na, of dit bestaan kan. Blijkt het dat het volledig overeenstemt, met hetgeen door anderen als bestaan of gelijkelijk bestaand werd vastgesteld, kunt U ervan overtuigd zijn, dat Uw beleven ook juist was. Want moge zij dan geestelijk en niet stoffelijk zijn geweest, zij droeg in zich het stempel van Uw eigen realiteit, zowel als van de geestelijke realiteit. Ik ben op dat punt een beetje hyperkritisch, want mijn beroep ligt die kant op. Maar het is zo, dat ik toch wel voor mijzelf, om het alledaags uit te drukken, het doel had, dat het contact er was. Die gevoelens met de beperkingen, die U zelf zegt, dus de realiteit van je beelden toetsen, of het niet te fantastisch wordt e.d. Natuurlijk, U moet er dus rekening mee houden, dat de geestelijke beleving niet tot vlucht wordt. Dat kun je door het controleren van enkele elementen er in over het algemeen gemakkelijk voorkomen. Natuurlijk moogt U hyperkritisch zijn. Zegt Uw gevoelswereld U vaak niet veel meer, dan Uw redelijke waarneming? (Ongetwijfeld). Want als wij daarover spreken, meen ik toch, als U mij de persoonlijke noot niet kwalijk neemt, hoor. Het is nu de tijd, dat wij wat vrijer kunnen spreken. Dat weet U wel, zo tegen Kerstmis en Nieuwjaar, dan zeggen wij eens wat meer dan anders. Het is U toch wel opgevallen, dat wat U z.g. intuïtief vast stelde en wat U soms later redelijk herzien hebt, aan de hand van de theorie, toch later bevestigd werd als intuïtief juist. U heeft zelfs heel vaak mee gemaakt, dat U zuiver op Uw gevoelens afgaande en volledig onorthodox handelend in sommige gevallen, resultaten bereikte, die anders niet zo gemakkelijk te bereiken waren? (Ja, dat is wel zo) Ik meen dus, dat U hiermede in de wereld van Uw eigen realiteit reeds de betrouwbaarheid van Uw gevoelens voor een groot gedeelte bewezen hebt. En dat het dus zeer onvriendelijk zou zijn deze elementen van Uw eigen persoonlijkheid, die bewezen hebben betrouwbaar te zijn in vele gevallen nu plotseling ter zijde te schuiven en nu plotseling het reële bewijs zondermeer te vragen. Maar zelfs dat is te leveren. Ja, dat ben ik wel met U eens. Maar ik ben altijd enigszins angstig om dergelijke dingen zo maar zonder meer te aanvaarden. Waarom, dat weet ik zelf niet. Zal ik het U zeggen? (Het is het grote struikelblok voor mij). Weet. U, waarom dit het grote struikelblok is? Eerst even vragen. Geen bezwaar, wanneer ik hier even verder ga? (Neen). Uw hele leven, want U heeft heel wat verschillende fasen door gemaakt, is Uw struikelblok altijd weer geweest, dat U het waarom niet kon vinden. En dat zoeken naar het waarom heeft ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
23
Orde der Verdraagzamen U uiteindelijk hier terecht gebracht, waar U op het ogenblik bent. Zowel in Uw beroep als in Uw, enfin, Uw hele bewustzijn, Uw hele wording, zelfs Uw liefhebberijen, die berusten daarop (Ja). Toch is dat waarom gemakkelijk te beantwoorden. Aan de ene kant bent U in Uw hart mysticus. En zeer sterk. Aan de andere kant wilt U graag zijn de nuchtere werkelijkheidsmens. Deze tweestrijdigheid kunt U niet verenigen, omdat U het mysticisme als zodanig wilt verwerpen: het is niet nuchter en redelijk genoeg, terwijl U aan de andere kant met de werkelijkheid en haar nuchtere betogen geen genoegen kunt nemen. En dit is de hele reden van de tweestrijdigheid in Uw eigen wezen. Maar weet U, wat het leukste is? U zegt: dat waarom is voor mij een struikelblok. Maar U weet het wel. Eigenlijk weet ik het wel, ja. (Maar U wilt het niet weten). Misschien wel, ja. Maar niet willen, is niet kunnen en niet kunnen, is niet durven. Ik durf het misschien niet. Ja. En waarom niet? Weet U dat ook? Omdat het een groot deel van Uw leven op losse schroeven zou zetten, mijn waarde vriend. Veel van hetgeen U als bereiking hoogacht in U zelf, wordt daardoor in een volledig ander daglicht gesteld. En dat kunt U voorlopig waarschijnlijk nog niet verwerken. Maar dat is ook niet nodig. Dat komt van zelf wel. Komt het niet hier, dan komt het later. U heeft de tijd, hoor. (Ik heb de eeuwigheid voor mij) Beter gezegd: in U, dat is nog veel juister. Zo. Dat was even een afwijking van het zeer kosmische naar het zeer beperkte toe. (En toch het kosmische), Inderdaad. Omdat wij niet uit de kosmos los kunnen komen, waar wij in en uit de kosmos leven. Nu ben ik toch helemaal van mijn chapiter afgeraakt, dus zal ik maar zeggen: zijn er nog meer problemen of vragen? Uit de behandelde onderwerpen gerezen natuurlijk in de eerste plaats. Elk goed willen in de mens is toch een zoeken naar de waarheid. De motieven, die de oorzaak zijn van de daden kunnen daarom heel zuiver zijn en door andere mensen verkeerd beoordeeld worden. Dat ben ik volledig met U eens. Alleen zou ik de definitie goedwillend mens als te vaag terzijde willen schuiven. Het zoeken naar de waarheid vind ik al goedwillend. Nu, ik ken veel mensen, die kwaadwillend naar de waarheid streven. En ik geloof zelfs, dat er hier in Nederland een waarheid is, die in een heel kwaad boekje staat. Goed en kwaad, goedwillend en kwaadwillend, dat is eigenlijk een uitdrukking, die in zich zelf zo beperkt is, omdat elke goedwillende mens noodzakelijker wijze ook kwaadwillend moet zijn. Daar hebben wij net over gesproken. Laten wij zeggen een zoekend mens, dat lijkt mij de volledig juiste formule. Een zoekend mens zal, ongeacht hoe zijn omgeving of anderen reageren op zijn daden, wanneer het een zuiver zoeken is, niet alleen het toegeven aan het ik zonder meer, goed handelen ten opzichte van zich zelve. Trek je dus maar niet te veel aan van wat de buren zeggen. En houdt er rekening mee, dat het niet het verwijt van de buren is, wat je treft. Dat mag je niet raken. Daar heb je niets mee te maken. Alleen de ontwrichting, die je in het leven van je buren teweeg zoudt kunnen brengen, betekent wel verantwoording. Doe je dat wel, dan zul je er de consequenties van moeten ondergaan. En het is de vraag, of je die graag wilt aanvaarden. (Juist ja). U ziet dus, die dingen liggen allemaal heel anders, dan men normaler wijze denkt. Maar daarvoor gaan wij dan ook hier een klein beetje boven het gemiddelde uit. Want per slot van rekening, indien wij ditzelfde zouden zeggen in een zaal, ben ik bang, dat wij heel wat verwoestingen teweeg zouden brengen, zo hier en daar. Want men grijpt over het algemeen zeer gaarne het argument, zonder dat men de bedoeling en tendens, die er achter schuilt, mede verwerkt. Het is in zekere zin erg gevaarlijk, want ik zeg nu eigenlijk tegen U: Leef maar, zoals je goeddunkt en dat zou door velen wel eens identiek kunnen worden geacht met Leef er nu maar op los, maar dat is niet waar. Want je moet voor jezelf elke handeling verantwoord vinden. Je moet voor je zelf elke lering kunnen verantwoorden. Je moet bereid zijn om van elke daad, die je stelt, de consequentie te ondergaan. Als je dat nu maar hebt, dan ben je er. Het is erg lastig, hoor. Als U zo leeft, dat U ook aan de consequenties van elke daad denkt, dan, onder ons gezegd en gezwegen, bent U een veel braver en veel netter mens dan de meeste mensen, die zichzelf erg netjes vinden. (Vertelt U eens iets). Ja, dat is wel aardig, vertelt U eens iets. Dan herinner ik mij altijd zoiets, dat in mijn jeugdjaren werd verteld: Er was eens een mannetje van 88 jaren, dat smookte uit zijn pijpken en had geheel geen haren. Tóch dacht er wel dat manneke aan de verleden tijd en leefde in zijn jeugd weer, dus in de eeuwigheid. Een aardig vertelseltje? Laat ik dan nog even daarover praten. Wij leven 24
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
vaak met onze herinnering in tijden, die eigenlijk vergeten zijn. Hoe komt dat? Wel, wij zoeken het verleden, omdat wij daarin waarden beleefden, die wij denken nu niet meer te kunnen beleven, want de doorsnee mens bindt bepaalde emoties en bepaalde belevingen en bepaalde perioden van bestaan aan leeftijd, omgeving en zekere welstand. Op zich zelf een dwaasheid. Het is heus niet zo, dat het geld, dat je hebt, de leeftijd, waarop je bent, uitmaakt, hoe je van binnen de zaak beleeft. Zo is een mens, die oud wordt en terug grijpt naar zijn jeugdherinneringen een mens, die de tijd negeert en zich zelf erbij. Die schept net als het mannetje in het rijmpje voor zich zelf een soort eeuwigheid. Hij komt in een wereld van voortdurend een, twee of meer belevingen en een bepaalde periode van zijn bestaan. Maar in die continuering ontkent dat mannetje, dat het vandaag aan de dag leeft. Als zodanig leeft het voor niets, omdat het leeft in een herinnering. Want de herinnering is het beleefde. Daar kunnen wij wel de consequenties uit gaan trekken, wanneer wij een nieuw standpunt, een nieuw gezichtspunt in gaan nemen, dat een overzicht over het algehele resultaat kan betekenen. Dat heb je op aarde in doorsnee niet, zeker als je wat ouder bent, want dan gebruik je het hoogstens om het ongunstig te vergelijken met de moderne tijd. De afstand vermooit de dingen, dus wordt je nog naar ontevredener met wat er vandaag is. Eigenlijk zonder reden. Dat is toch wat je zo vaak hoort: in onze tijd was dat anders en in onze tijd was dat beter. Dat is toch ongeveer hetzelfde? Ja. Die mensen vergeten, dat zij op dit ogenblik leven. Weet U, in 1880, toen zeiden ze ook al: die jeugd, die jeugd, waar moet dat naar toe. Dat gaat vandaag nog precies hetzelfde, hoor. Maar dat komt eigenlijk door dat vreemde herinneringsvermogen van de mens: de mens heeft n.l. het vermogen om zich alleen dat te herinneren, wat hij zich wil herinneren. Hij laat alle onaangename bijkomstigheden weg. Zo wordt Papa, als hij tegenover zijn zoontje zit, plotseling overtuigd. dat hij toch zo’n brave jongen was Hij vergeet het aantal keren, dat hij met een gescheurde broek of met gestolen appels is thuis gekomen en ook de keer dat Moeder zich een beroerte schrok, omdat er een paar kikkers uit zijn zak kwam. Dat bestaat niet meer voor hem. Maar hij weet nog wel, dat hij altijd goede cijfers had op school en elk vijfje wordt al gauw een zeventje. Hij is er heilig van overtuigd dat het zo was. De mens herinnert zich n.l. niet alleen, wat er gebeurd is, maar herinnert zich, wat hij wilde, het er gebeurd zou zijn. Vandaar dat je die treurige dingen krijgt. Toen Rembrandt voor het eerst de lichtdonker techniek gebruikte, zeiden ze ook; die jeugd, die jeugd; Hoe kun je nu op die onzinnige manier iets uitbeelden? Die nieuwlichterij! En toen Vondel voor het eerst begon te dichten, weet U wat ze tegen hem zeiden: mans hou je nou maar bij je kousen. Jij hebt geen verstand van de schoontaal. En toen ze Gijsbrecht op zouden voeren, is er bijna nog een schandaal geweest. Maar dat weet U waarschijnlijk nog beter dan ik. Het was bijna een schandaal geweest, omdat het niet netjes genoeg was en toen hebben ze de zaak gered door heel veel machinerieën ten tonele te voeren. Zo gaat het altijd, hoor. Laten wij ons daar maar geen zorgen over maken, Tenslotte geloof ik niet, dat zoals wij hier bij elkaar zitten, dat er veel behoefte bestaat om in het verleden te leven. Er zijn er wel eens een paar, die terug dromen, maar….. Laten wij het maar zo zeggen; vandaag aan de dag is goed genoeg voor je, wanneer je de moed hebt om vandaag aan de dag, dat te leven, wat je voelt, dat je bent. Als je het daar maar nu bij houdt, dan gaat het goed. Maar nu ga ik toch werkelijk het woord overgeven aan de laatste spreker, want ik vind, dat ik nu toch heus, een heel stuk heb weg gebabbeld. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Wij zullen dan gaan besluiten met een meditatie, waarvoor ik U de keuze van onderwerp overlaat. Heeft U een bepaalde voorkeur? Het Levenslicht Het is vreemd, dat hoe duister het ook kan worden. Op onze levens weg, er altijd toch weer in ons iets is, dat weet, dat er licht bestaat. Dat waar wij ook gaan en waar wij ook zijn, telkenmale er weer een kleine vonk van vreugde, van verlichting en een ogenblik van vergeten op onze weg komt. Het leven is over het algemeen niet licht. Maar in het leven vinden wij ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
25
Orde der Verdraagzamen steeds weer een lichtende kracht terug, die met het leven zelve verknoopt lijkt. Om dat licht te kunnen begrijpen, zullen wij terug moeten gaan tot de kern der dingen en tot het bestaan zelve. Want daar is God. En ofschoon het moeilijk is te zeggen, of God de Duisternis of het Licht is, of beiden, weten wij, dat Hij zich aan ons vertoont als een immense lichtende Kracht vol van kleuren, die wonderlijk ons kan omgeven. En wij weten, dat ons leven uit Hem voort komt, want zonder Hem zouden wij niet kunnen bestaan. Is het dan een wonder, dat in de Kern van ons zijn, van ons leven de lichtende Kracht altijd blijft bestaan? Dat hoe duister de nacht van de geest, hoe somber ook het lot van de stof ons kan schijnen, altijd ergens in ons nog een Licht is? Een flauw Licht, soms en soms een verblindend Licht. Een Licht, dat, wanneer wij goed schouwen, ons omgeeft en uit alle dingen voort komt. Er is geen moment, dat het Goddelijke niet is in al wat bestaat en al deze dingen moeten dan ook het levende Licht uitstralen, het Levenslicht, waaruit wij allen bestaan. Dit Licht is ons de vervulling van onze gedachten, begeerten en hoop. Dit Licht is voor ons de Kracht, waarin wij de enige werkelijkheid, de enige volkomen vergetelheid vinden, die het ons mogelijk maakt om ons zelf te blijven. Wanneer wij dan gaan zoeken naar de Lichtende Kracht en het Licht van het leven en het Levenslicht in ons zelve, dan moeten wij dus af kunnen dalen tot in onze ziel en zullen wij daar het Licht vinden. Kennen wij het Licht eenmaal uit ons zelve door aanschouwing, door weten, dan kunnen wij buiten ons een volledig lichtende wereld zien vol wezens, vol kracht, vol energie, vol schoonheid. Al deze dingen samen betekenen het grote levende Licht, het grote Levenslicht, dat ons al onze wegen begeleidt. Uit te gaan voor een ogenblik in dit Licht, een ogenblik het Licht van je eigen leven te kunnen vermengen met de Oneindigheid is hernieuwd en herboren worden in de Goddelijke Kracht. Dit Licht in jezelf dragen als een behoed en beschermd Heiligdom is voor ons het werkelijk religieuze denken en voelen. Het Licht uiten in onze handelingen, daden en gedachten is voor ons het Licht aanvaarden. Het Levenslicht is de kern van Kracht, is ons hele bestaan. Zeker. Maar wij kunnen deze Kracht en dit bestaan voor ons zelf wekken tot een zo levende voorstelling, dat wij ons zelf verenigend met het Levenslicht worden tot Lichtende Levenskracht, dat uitstraalt over de wereld, dat draagt als een fakkel het Licht tot de anderen, hen kenbaar maakt het onkenbare en onthult het Ongeziene. Het Levenslicht doet ons aanschouwen, waar het menselijk oog weigert te zien. Het Levenslicht doet ons doordringen, waar geen enkel ander wezen door zou kunnen dringen. Het is Goddelijk. Het is Goddelijk Licht en Levende Kracht. En uit de rijkdom van Licht in ons zelf puttend, kunnen wij dan komen tot bewustwording. Een bewustwording, die niet alleen betekent het verzamelen van grotere wijsheid, maar het opgaan in het totale Licht, opdat het weinige, dat wij kunnen geven, wordt verveelvoudigd, zodat het zich weerkaatst en weerspiegeld in de Eeuwige Kracht. Moge het Levenslicht niet alleen voor ons allen zijn de ster, die wij volgen, maar de Kracht, die ons leven schraagt en draagt. Want dan zullen wij, in en uit het Licht levende, niet verre zijn van de oorsprong van al dit Licht. Dan zullen onze wegen altijd veilig zijn, veilig tegen de verwarring, die in ons heerst, veilig tegen de duisternis, die buiten ons dreigt. Rein, zuiver, zoals het Licht zelve zullen wij kunnen gaan de weg des Levens en volbrengen de taak ons opgelegd. En vinden wij in dit Licht vaak reeds op aarde de troost en de Kracht om voort te gaan en het vermogen om anderen te helpen en te dienen. Dit is het Levenslicht en de Levende Kracht, waarover U mij verzocht te mediteren. Ik hoop, dat deze korte beschouwing U tevreden zal kunnen stellen, Ik dank U allen voor Uw aandacht en geeft het medium vrij. Goeden avond. o-o-o-o-o
26
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nr. 4 - 18 Januari 1955 Goedenavond, vrienden, Op deze bijeenkomst is het, wanneer ik wel ingelicht ben, de bedoeling om te spreken over allerhande zaken van esoterisch belang. U zult mij, hoop ik, niet euvel duiden, dat ik mij in Uw gezelschap indring en mij toestaan deze avond met U te behandelen een paar beschouwingen over
HET WARE PARADIJS
Mag ik aannemen, dat U het daarmee eens bent? Zoals U weet, is het Paradijs in de voorstelling, zoals die in de Bijbel staat, omgrensd door wateren en doorsneden door vier stromen. Dit heeft in zich reeds een bepaalde symboliek. Verder is het bekend, dat volgens de voorstelling, die daar van het Paradijs werd gegeven, alle vruchtbomen daar in groeien. Deze verklaring kan zeker niet ernstig gemeend zijn. Er is geen klimaat ter wereld, waarin alle soorten vruchtbomen dezer wereld zouden kunnen groeien, bloeien en tieren. Alle vruchten der aarde zijn te vinden in het Paradijs. Dit is het eerste punt, dat wij vast moeten stellen en ons goed realiseren, wat dit betekent. Wat zijn de vruchten der aarde? De mens is een vrucht der aarde, de dieren, de planten, maar evenzeer de wereld zeeën, de wind en de wolken. Kortom al datgene, wat aan de aarde toebehoort. Dit alles is een vrucht der aarde en als zodanig een deel van de aarde. Kunt U het met deze stelling eens zijn, of moet ik dit nader toelichten? Wanneer wij aannemen, dat alle vruchten der aarde, of wel het totaal der wereld bestond in het Paradijs, is het.volgende, dat ons opvalt, dat de mens in dit Paradijs van alle bomen mocht plukken, behalve van één. Die ene is de boom, geheten Boom van kennis van Goed en Kwaad. Een boom, waar veel strijd over is geweest, wat voor vruchten zij wel zou dragen. In de praktijk komt dat er niet op aan. Het gaat hier speciaal over het feit: er is één ding op de wereld, dat voor de mens een totale verstoring betekent van zijn Paradijstoestand. Wat kan verstorend voor alle vruchten der aarde zijn plus de mens? Dat kan alleen zijn een vrucht, die hem een inzicht geeft in de ware geaardheid der materie. Op het moment, dat de mens dit geheim beheerst, wordt hij als God gelijk. D.w.z. hij beheerst het scheppen, het creëren, ofwel hij wordt door een vlammend zwaard verdreven uit zijn Paradijs. Ik weet niet, of U wel eens een explosie heeft gezien van een atoomontbinding. Een dergelijke vlam doet inderdaad denken aan een vuur, dat uit de hemel valt, en niet een vlam, die naar de hemel toe stijgt. Eerst de wolken, die er zich later omheen bevinden geven daaraan de schijn later vanuit de aarde geboren te zijn. Nu staat er in de Schrift, dat de mens werd verdreven door een Engel met een vurig zwaard, die uit de hemel daalde en zich opstelde voor het Paradijs. Verder kunnen wij opmaken uit het beschrevene, dat men met weemoed aan het Paradijs, terug dacht, maar dat men niet in staat was, dit terug te vinden. Hieruit kunnen wij, geloof ik, de gevolgtrekking maken, dat het totaal van het Paradijs op enigerlei wijze verwoest werd. Ook dit punt moeten wij even goed vasthouden. Nu komen wij tot de symboliek van het Paradijs zelve. Het Paradijs is omgeven, omgrensd door vier wateren. En water is een vloeibaar element, dat zich vormt naargelang het vat, waarin het gegoten wordt. De wereld zelf, de wereld van het concreet stoffelijke, kunnen wij zeggen, begrensd te zijn door een aantal gebieden, die buitengewoon elastisch zijn, die zich voortdurend voor elke uiting en uitleg open stellen, zich daarin voegen, zonder zelve in zich de werkelijkheid te uiten, die in de uitleg bedoeld wordt. Zij nemen de vorm aan als feiten van iedere these, die men opbouwt, maar blijven zich zelve voortdurend gelijk. Vier. Dat moeten wij goed verstaan. Vier stromen omgeven het Paradijs. Er zijn dus ook een aantal rivieren in het Paradijs zelve. Ik weet, dat sommige bijbelkenners dit bestrijden en willen komen tot een uitleg, waarbij het Paradijs wordt voorgesteld als alleen doorkruist door vier stromen, of alleen begrensd door vier stromen. Maar de juiste lezing van het boek Genesis, zoals dit mozaïsch werd opgesteld, kunnen wij echter lezen, dat sprake is ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
27
Orde der Verdraagzamen van vier wateren en vier stromen. Ook anderen kennen vier wereldstromen, of vier grote rivieren, die het lot van de wereld bepalen. Nu is het eigenaardige, dat in het Paradijs de mens wandelt met God. Wandelen met God betekent dus, op enigerlei wijze het Al aanschouwen en omvamen, want God is het Al. Wie dus met God wandelen gaat, moet dit doen met het Al, of al het bestaande. Op grond hiervan moeten wij aannemen, dat het wandelen met God in een direct verband moet staan met de Paradijstoestand. Het Paradijs wordt bepaald door vier stromen, die het gebied, waarin de gehele aarde aanwezig is, in vier stukken deelt. U vindt misschien mijn conclusie te stout, wanneer ik zeg; Niet drie, maar vier dimensies heeft de wereld. Op het moment,dat de mens het bewustzijn van één dier dimensies verloor, was voor hem het Paradijs gesloten. Het Paradijs was voor hem gesloten, omdat hij die ene afmeting, die ene werkelijkheid, die voortdurend naast en in deze wereld bestaat, als deel ervan verloor. Ik heb het nu niet eens over de geest, maar alleen over stoffelijke waarde, toen dit zich aan het kennen van de mens onttrok. Wij hebben nu overzicht en moeten vasthouden de volgende gegevens: het Paradijs berust op een niet drie, maar vier dimensionaal bewustzijn van de mens, of een mens. Het Paradijs zelve wordt omspoeld door een viertal sferen of wateren, die elk in zich een niet stoffelijke invloed vertegenwoordigen, maar tevens de begrenzing uitmaken van het totaal stoffelijk mogelijke. De zo levende mensen komen tot de kennis van goed en kwaad, ofwel het kennen van het wezen der materie, waardoor een onderscheid gevormd kan worden tussen geest en stof, waardoor, verder gaande, zelfs een onderscheid gevormd kan worden binnen het voorstellingsvermogen van het wezen van de mogelijkheden, die liggen in de begrenzingen van het Paradijs, van de materie. Deze boom, waarvan hij niet mocht eten, omdat zij betekent de vernietiging van zijn menselijk bestaan in de vorm, waarin hij het beleeft, betekent voor hem dan ook de greep naar de macht. In deze greep naar de macht maakt hij gebruik van zijn kennis der kleinste materie en de kern der materie. Zijn experiment mislukt, omdat hij zichzelve groter wil bewijzen dan hij werkelijk is. Hij ontketent krachten, die hij niet beheersen kan. De vergelijking, die ik maakte met de atoombom is niet zo dwaas. Het is zelfs aannemelijk, dat ook in vroegere periode atoombommen althans atoombranden zijn voorgekomen. Dat zij beperkt zijn gebleven is begrijpelijk, toch hebben zij het totaal der vluchten der aarde veranderd en daarom is het oude Paradijs niet meer terug te vinden. Wanneer U deze Paradijsopvatting een ogenblik hebt kunnen volgen en ziet, hoe ik deze probeer te projecteren in Uw eigen stoffelijke wereld, kunt U mij misschien volgen naar het ware Paradijs, waarvan uiteindelijk het thans beschrevene slechts een schaduw is. Ik hoop echter, ik zal eerst vragen, dat U mij hebt kunnen volgen in mijn betoog en daar geen grote bezwaren tegen heeft. Het is mij een ware vreugde te zien, dat wij samen zo goed kunnen werken. Wanneer nu het ware Paradijs van de mensheid moet worden gezocht, kan dit nooit liggen in de uiterlijkheid, want uiteindelijk zijn de uiterlijkheden voor ons slechts realisaties, die door ons innerlijk leven bestaan, wanneer wij in de stof verkeren. Het is dus begrijpelijk, dat ik mijn interpretatie van een stoffelijk Paradijs met stoffelijke waarden en waarderingen moet gaan omzetten tot een geestelijke waarde, die in ons ligt. En nu ga ik weer stellen; het Paradijs wordt omgrensd door vier stromen. Er zijn vier invloedssferen, die elke mens beheersen. Wanneer er tijd is, zal ik U proberen te vertellen, hoe en op welke wijze. Binnen de begrenzing van deze invloedssferen kan deze mens zijn eigen geestelijk bewustzijn opbouwen en is hij vrij te gaan en te genieten van de vruchten der aarde, zo hij dit verlangt. Slechts één vrucht is hem wederom verboden, het is de kern van het zijnde. Zo-even hebben wij in het Paradijs gevonden de kern der materie, In het ware Paradijs moet dus de enige verboden vrucht zijn, het kennen van de kern der levenskracht. Wie deze n.l. kent en zijn ervaring persoonlijk beoordelend stelt tegenover de grote kern van het leven, die is Goddelijk, zal aan dit Goddelijke ten gronde. Het licht van het Goddelijke zal hem een vurig zwaard worden, dat hem uit zijn Paradijs verdrijft. Dit is dus niet mogelijk. Maar verder zijn er in het ware Paradijs alle vruchten der aarde. Deze aarde wordt binnen ons tot het totaal van onze ervaringsmogelijkheden. Het totaal van de vruchten der aarde, het totaal van het zijn staat vrijelijk tot de beschikking van de mens, binnen de begrenzing hem door deze sferen opgelegd. In de mens leeft evenzeer, als in de wereld, die wij beschreven, een drie dimensionaal bestaan op dit moment. Er bestaat een vierde dimensie. Maar deze vierde dimensie van geestelijke invloeden, is ternauwernood erkend en onderzocht en men begint pas langzamerhand kennis van haar te nemen. Echter moeten wij stellen, dat de mens leeft in vier dimensies tegelijk. Op vier vlakken tegelijktijdig. Deze maken tezamen 28
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
zijn Paradijs uit. Ik zal proberen U deze kort te omschrijven. In de eerste plaats; de mens leeft in de stof. Het zuiver stoffelijk welzijn en beleven met alle dingen daaraan verbonden is het eerste vlak der ervaring, het zuiver stoffelijk bestaan. Het tweede is het zuiver gedachte, of fantasiebestaan, waarin de mens op elk moment zijn ogenblikkelijke persoonlijkheid aanvult met het totaal der herinnering en gedachten. Ook wel genoemd het mentaal vlak bij U. Deze dimensie geeft a.h.w. perspectief aan het zuiver stoffelijke. Hier door is reeds een uitdrukking van de persoonlijkheid mogelijk, maar nog niet met een verdieping. De mens kan nog niet zich zelve zien in drie dimensies. Hij blijft vlak. Wanneer wij een mens alleen zien in zijn stoffelijke en mentale kwaliteiten, dan blijft hij voor ons een schets aan de muur. Op het moment echter, dat wij de derde en evenzeer belangrijke bewustwording daarbij voegen, dan krijgen wij de geest. Wij krijgen de geest, die in haar geheel de vele fasen beschrijft, maar kan worden geacht te zijn een voortdurend, zowel het mentale als het lichamelijke beïnvloedende factor, waarbij perspectief wordt gegeven aan beide andere dimensies. Dit, waar deze dimensies niet zonder meer uitbaar zouden zijn en ook de geest zelve niet tot uiting zou kunnen komen, zou geen reliëf worden gegeven door de aanwezigheid der beide factoren, het stoffelijke en het mentale. Tot zover nog duidelijk, ja? De vierde dimensie, die bij de mens al evenmin wordt gerealiseerd als vroeger in het Paradijs het vier dimensionale zijn, volledig werd gerealiseerd, is wat wij tot nog toe noemen, zielskracht. Maar wat ik anders zou willen omschrijven in dit geval. Ik zou n.l. willen spreken van een geheel kosmisch bewustzijn, dat in elk wezen bestaat en in elk leven voort bestaat en met het totale weten der kosmos beladen de andere factoren tot in het oneindige versterkt en zo de mogelijkheid geeft om een totale ervaring van het gehele Al, ook voor de kleine begrenzing van het ware Paradijs, mogelijk te maken. Is dit ook aanvaardbaar voor U? Nu zult U begrijpen, dat wij op een gegeven moment tot experimenten kunnen komen, die ons uit het ware Paradijs verdrijven. Maar hoe komen wij daartoe? Omdat wij ons de Paradijstoestand, waarin wij verkeren, niet realiseren. Indien deze mensen in het Paradijsverhaal, deze mooie mythe, geleefd zouden hebben in het bewustzijn van hun toestand ten opzichte van andere bestaansmogelijkheden, dan zouden zij zeer zeker de vrucht niet geplukt hebben en de kernvraag niet gesteld hebben. Zij zouden zich niet naast het Goddelijke hebben willen projecteren. Het is voor ons zeer belangrijk, dat wij ook dit goed onthouden, want de mens, die zich naast het Goddelijke projecteert, voegt in feite die God toe aan zijn. bestaan, maar kan deze alleen ervaren en begrijpen, dus ook doorleven, wanneer in hem de vier andere dimensies al in volledig evenwicht en harmonisch zijn, zodat zij gezamenlijk in deze vijfde dimensie een uitdrukking kunnen vinden. Het zou mogelijk geweest zijn, dat, wanneer Adam gegeten had van de boom en zijn oordeel was geweest in absolute onderwerping aan God en niet een oordeel over Goden, het zijn de tegenover God, dat het Paradijs niet alleen zou zijn blijven bestaan, maar tot in het oneindige verhoogd zou zijn. Hij heeft dus anders gehandeld. Ofschoon er wel een Adam geweest is, niet op deze wereld, die in staat was zichzelf zover te beheersen, dat hij de kern der dingen, ondergeschikt maakte aan het organisme, waarvan hij zich zelve deel voelde. Zo bestaat er een planeet in Uw eigen sterrennevel, die wij nog een Paradijsplaneet kunnen noemen. Maar laat ik daar niet op doorgaan. Dit is voor U niet begrijpelijk, hoogstens interessant. Wij hebben gesproken nu over deze dingen. Daaruit zult U zich voor U zelf gerealiseerd hebben, dat in elke mens het ware Paradijs aanwezig is en dat er maar één weg is om dit Paradijs te vernietigen. Dat is n.l. te vragen naar een kracht, die niet de onze is, wanneer wij vragen naar de kern des zijns. Zolang wij echter tevreden zijn, te blijven binnen de afpaling van ons eigen Paradijs, moeten wij trachten het evenwicht der vier stromen te bereiken, want, zolang er verschillen bestaan in het Paradijs, zullen wij gehinderd worden door deze stromen om de vruchten der aarde te genieten. Of wel, het zijn te ervaren op een wijze, die behoort bij een Paradijs Daarvoor zijn verschillende dingen nodig, die ik gaarne op de voor grond zou brengen. Wij hebben reeds gesproken over vier vlakken. Zolang het lichamelijke domineert zonder dat het mentale plus het geestelijke, invloed daar op hebben, kan gesproken worden van een dierlijk leven. Hierin is geen Paradijstoestand te realiseren, om dat het lichaam in de totaliteit van zijn kracht altijd zal onthouden aan het bewustzijn, dat nodig is voor een Paradijsbeleving. Wanneer het mentale domineert zonder meer, zal het inderdaad het lichaam tot medewerking kunnen dwingen en beheersen, zij het dan ook, volledig. Maar het zal altijd zich blijven verzetten tegen de geest en tegen het kosmisch weten, die de verdere dimensies uitmaken, want het mentale gebruikt ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
29
Orde der Verdraagzamen alleen als uitdrukking van de persoonlijkheid, verzet zich over het algemeen zeer sterk tegen elke invloed, die niet in overeenstemming is, met wat het zich zelf als persoonlijkheid denkt te zijn. Het mentale is de gever van de persoonlijkheid, zoals het lichaam het fundament is. Wat men niet begrijpt is, dat een gever en een fundament niets betekenen zonder meer. U bent wat verder gekomen en U gaat zeggen; Er is een geest, of U noemt het misschien Psyche, die al regeert en eigenlijk het huis zelve uitmaakt. Het huis zelve kunnen wij noemen de geest, De geest is het, die inhoud geeft aan de mentale bewustwordingen, die als werkelijk regulerende en bindende factor moet optreden ten opzichte van het lichaam. Deze wederkerige beïnvloeding kan ons dus reeds brengen, wanneer onze geest voortdurend medewerkt en niet door het denkend leven of mentale wordt beheerst, maar een redelijk deel neemt aan het mentale, zich daardoor uitdrukkend in het lichamelijke en het mentale tegelijk dan komen wij vanzelf tot de laatste factor. De laatste factor is het kosmisch bewustzijn. In het kosmisch bewustzijn liggen gegrift álle, maar dan ook álle wetten, die in de kosmos bestaan. Verder kunnen wij daarin vinden zeer veel wonderlijke bewustwordingen en feiten, want de gehele kosmos, als weten is daarin aanwezig, De gehele kosmos als kracht is daarin aanwezig. Wanneer echter deze factor wordt genegeerd en door de geest en door het mentale, dan komt dat weten niet meer in aanmerking en is het begrijpelijk, dat de mens daardoor onvolledig en dus ongelukkig is. Hij heeft een fundament, een huis, een gevel, maar geen dak. Het kosmische is, datgene, wat ons beschermt. De kosmische factor is het, die ons in het leven de voortdurende zekerheid moet geven. Een zekerheid, die niet redelijk, ja, zelfs niet geestelijk, uitlegbaar is. Die niet eens berust op een gevoel, maar die een deel van het wezen zelf uit gaat maken, Het vaste vertrouwen, waarmee men grenzen overschrijdt, waarvoor anderen aarzelen. Het vertrouwen, waarmee men het leven aanvaardt, als iets zuivers en iets goeds zonder meer. Dit is geen overleg, het is geen intuïtie, het is zeker niet zuiver geestelijk, maar het is de uitdrukking van het kosmisch weten. Dit brengt n.l. in de mens tot stand een volledige uitdrukking van alle weten. Wanneer die gerealiseerd zal zijn, het kosmisch weten, mede verwerkt met geest en het mentale vlak, dus het denken en het zuiver stoffelijk bestaan, worden tot een harmonieus geheel, dat, zijn eigen plaats wetende in de kosmos en zich daarnaar voegt, het verzet uitscheidt en daardoor dus het Paradijs als eenheid voor zich verwerkelijkt. De mens die dat heeft gedaan, beheerst alle materie voor zoverre zij in zijn persoonlijk Paradijs thuishoort. Wanneer hij harmonieus heeft leren leven en alle vruchten binnen zijn Paradijs kent, kan hij ook de tot dan toe verboden vrucht naderen en de kern van zijn eigen plus de kern van het kosmisch bestaan naderen en in zich draagt. Op dat moment overschrijdt de mens de grenzen van het Paradijs. Hij komt, in wat wij zouden kunnen noemen de hemel, of het Koninkrijk der Hemelen, dus het verblijf van het Goddelijke, of van de Goden, waarin hij voor zichzelf wordt tot createur, omdat hij, de levenskracht kennende, deze toe kan passen. Hij kan dan dus uit zijn eigen Paradijs voor zich zelf opbouwen elk willekeurig gebeuren, dat hij wenst. Meer nog. Puttend uit de kracht der kosmos kan die mens hercreëren de hele schepping. Is dit tot zover voor U aanvaardbaar, begrijpbaar, duidelijk? Nu heb ik echter ook gesproken over vier stromen, die het Paradijs begrenzen. Deze stromingen, die het Paradijs begrenzen, vrienden, moeten wij stuk voor stuk en heel voorzichtig bezien. De eerste begrenzing zouden wij kunnen noemen, werveling of beweging. Er komt een deel van beweging, dat deze zo hoog is, dat hierin geen vorming meer zichtbaar mogelijk is. Een rijk van het vage, dat niet meer materieel uitgedrukt kan worden en toch materieel betekenis heeft. Iets, dat zich in elke vorm laat gieten en elk deel van het Al zonder meer kan hercreëren, mits men het kan vertragen. Men zou zeggen voor waters bevriezen. De tweede grens is die der gedachten. U ziet dus, er is een overeenkomst met de waarden der vier stromen. Op het moment, dat wij buiten ons Paradijs komen, treffen wij de gedachte aan, als een vormloos iets, Zij kan alles uitdrukken. In zichzelf is zij zo alomvattend, dat zij zich in elke vorm vleit, zonder meer. Zij accepteert elke vorm en is in elke vorm even waar en zich zelf gelijk. Doch slechts voor degene,die de kern van het den ken weet terug te vinden in de vorm der gedachten is zij te onderscheiden, wanneer zij wordt gebruikt om er mee te scheppen of te vormen. Deze wereld van vaagheid laat wederom de mens niet toe om daarin bewust te zijn. Ook hier is dus het Paradijs begrensd en is de mens van de wereld buiten hem afgesloten. De volgende grens die ligt, de volgende stroom is een gebied, waarin wij kunnen spreken van een zeer grote intensiteit van kracht. Deze bracht is rustend en niet uitgedrukt. Men kan deze kracht op elke wijze aanwenden om haar dan een zijn of een wet noemen. Een naam geven of 30
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
een wet noemen. Maar altijd weer zal deze kracht zich zelf blijven en zich als een vloeistof gedragen, totdat zij wordt gedwongen tot kristallisatie op een bepaald moment. Zij kan zich vervluchtigen, zoals water verdampt. Wij zien haar niet en nemen haar niet waar. Toch is zij er. De wereld van krachten is voor ons evenzeer een beperking en begrenzing van ons Paradijs. Wij kunnen deze grens niet overschrijden, omdat deze krachten in een vorm zich voor doen, die voor ons niet grijpbaar, of hanteerbaar is. Dit kunnen wij eerst bereiken, wanneer wij de vijfde dimensie hebben gevonden en dus de begrenzing van ons Paradijs voor ons wegvalt. Dan is er nog de laatste grens en dat is wel de eigenaardigste grens, die er bestaat. Dat is de grens der aanschouwing. Zolang wij voor deze grens staan, binnen de beperking van onze vier dimensies in ons eigen persoonlijk en waar Paradijs, zien wij daarin een steeds wijkende einder. Nergens kan een begrenzing of oplossing worden gevonden aan deze zijde. Hebben de drie andere grenzen ons verward met hun vaagheid, hun verschillen van al wat wij kennen, of kunnen realiseren als mens of geest, deze laatste lokt ons in de woestijn met voortdurende spiegelingen. Steeds weer denken wij een deel te kunnen bereiken. Wij weten, dat de spiegeling waar moet zijn; ergens. Maar wij kunnen haar plaats niet bepalen. Zij wordt voor ons een grote woestijn, waarin de ruimte steeds voor ons wijkt. Kijken wij eens om, dan zijn wij nog steeds ons eigen Paradijs. Wij kunnen ons daarvan niet verwijderen, de problemen, die wij b.v. aan deze grens tegenkomen. Het begrip God verliest zich voor ons in de oneindigheid en is daardoor voor ons onbevattelijk geworden. Wij kunnen natuurlijk nog meer van die problemen noemen maar elk te voor zich en elke levensvraag wordt gespiegeld in deze grens. Wij zouden haar kunnen noemen; het onbegrip. Het niet kunnen bevatten van een waarde, die zich wederom aan ons wezen en weten onttrekt. Dan kom ik van hier tot de laatste fase van de Paradijsmythe, zover ze mij interesseert. Dat is n.l. deze: In het Paradijs wandelde de mens met God. Maar er was strijd over de mens geweest al voor zijn wording in het hemelrijk, omdat deze mens onsterfelijk was en eens zou worden verheven boven de Engelen, de lichtende wezens, aan wie hij op dat moment ondergeschikt was en ten opzichte van wie hij zeer nietig was. Hier vinden wij misschien eerst de juiste betekenis van ons Paradijs. Ons ware Paradijs is voor ons in de eerste plaats een kennen van onze wereld. In de tweede plaats het wandelen met God. De God, die zich heeft aangepast aan ons Paradijs en zich in dat Paradijs uit voor ons. Maar wij kunnen groeien tot wij de grenzen overschrijden. Overschrijden wij die grenzen, dan zal het Goddelijke in ons tot een totale vervulling komen. Wij worden God. Wij zijn altijd en blijven altijd deel van de oerkracht en de Schepper. Natuurlijk. Maar tegenover anderen uiten wij ons dan als God. En dat is wat de lichtende krachten zonder meer niet konden. Dit is de reden, dat er over een strijd voor het Paradijs wordt gesproken. Maar meer nog is het voor ons de reden om zorgvuldig in het Paradijs te blijven verwijlen. Dat wij voorzichtig moeten zijn, dat wij niet, voor die belofte in vervulling gaat, ons eigen Paradijs vernietigen. De wereld, die in ons leeft, is zeer groot. Wij hebben geen reden om ons te verwijderen daarvan. Wij hebben geen reden om te gaan zoeken naar de spiegelbeelden van onbegrepen begrippen in de vreemde verten. Wij hebben geen reden om ons in de nevel der krachten te verwarren, of te trachten de stoffelijke gedachten en vreemde ideeën, die de andere grenzen in ons opwekken, te realiseren. Wij zouden ons Paradijs vergeten voor wat het is; de tuin, waarin alle vruchten der schepping voor ons aanwezig zijn, binnen een begrenzing. Wij zouden zelfs nog meer vergeten: dat ons hele zijn in dit ware Paradijs, dat als eerste noodzaak staat voor onze verdere realisatie en bewustwording van de grote krachten, die wij zoeken noodzakelijk is gedurende zeer lange tijd. Tot uit zichzelve het verbod om te eten van een vrucht wordt opgeheven. Het moment n.l. dat wij geleerd hebben ons zelf en de krachten, die wij kunnen openen, die wij kunnen doen werken, zodanig te beheersen, dat uit deze nieuwe erkenning geen vernietiging, maar een herboren worden ontstaat, dat ons zelf verdelend het Paradijs maakt tot de waan, die het altijd geweest is, maar gelijk realiseert als een hernieuwde schepping, die nu uit ons geboren, werkelijkheid wordt voor een nieuwe Adam. Heb ik U met mijn betoog niet te veel verveeld? Mag ik U een vraag stellen? (Zeer zeker). Kunt U ons een uitleg geven, wat de kern van ons bewustzijn is? ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
31
Orde der Verdraagzamen De kern van Uw bewustzijn, zoals U op deze wereld leeft? (Ja). Dat is Uw mentaal bewustzijn dus en de kern van de kennis in het mentale vlak. Dit ligt in twee waarden, die elkaar in balans dienen te houden: angst en lust. Dit zijn de waarden, die het mentale vlak beheersen en het totaal van Uw kennen en realiseren, die het mentale bewustzijn bepalen. Er zijn geen andere. Ik spreek hier niet over de geestelijke waarden. Deze liggen hier achter en wij kunnen niet zeggen, dat zij beïnvloedend zijn. Zij kunnen hoogstens een richting geven aan onze lust, of betekenen een vermindering of verscherping van onze angst, maar zij kunnen het beeld van het bewustzijn zelf niet wijzigen. Wel de graad ervan, de geaardheid ervan in zich bepalen. Is dit voldoende antwoord? Ik kom hierop, omdat een van de mogelijkheden tot het vinden van het Goddelijke is het kennen van de kern van ons bewustzijn. Dit is inderdaad waar. Maar het kennen zonder meer is niet voldoende. Wanneer ik U zeg; Uw leven wordt beheerst, althans in het bewustzijn door angsten, lusten en begeerten dus, is dit duidelijk voor U en mij. Het kan echter zijn, dat de lust geuit wordt, terwijl de lust verborgen blijft. Maar dat is geen groot verschil. Maar dan zult U uit moeten zoeken, welke Uw angsten, welke Uw begeerten en lusten zijn. Wanneer U dit kent, kunt U hierdoor een wegvallen van de waan bewerkstelligen. U krijgt het juiste beeld van Uw eigen mentale zijn en heeft U zich dus in het mentale zijn zo ver uitgebreid, dat U hierin de geestelijke invloeden nu volledig kunt realiseren en ontvangen. Dan krijgt U een bestaan, waarbij het geestelijke dus volledig in Uw eigen wezen optreedt en vandaar is enigszins afzondert van de gewone mens. U bent dan een geestelijk bewuste geworden. Misschien brengt U het nog verder, zodat U een van de bewusten wordt, die leven in het land der doden en daaruit terugkeren. Misschien brengt U het nog verder en wordt U een volledig ingewijde. Maar zelfs dan leeft U nog in een drie dimensionaal bereik binnen Uw eigen Paradijs en zult U eerst de vierde afmeting moeten ontdekken, voordat het U mogelijk wordt het Paradijs juist te waarderen en er in te slagen het zover te beheersen, dat U er uit kunt ontsnappen, wanneer het U begint te vervelen daarin. Dit is voorlopig genoeg. Is er nog iemand, die wat vragen wil? Neen? Dan, vrienden, laat ik het hier bij en geeft het woord over aan een andere spreker, ja. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Zo, nu heeft U eens een paar uitleggingen gehoord, die op deze wijze in Uw wereld niet zo vaak voorkomen. Het is n.l. zeer interessant om de visie te zien van een Mohammedaan met een ietwat heidense inslag over Christelijke stellingen, wanneer hij een geestelijk bewustzijn bereikt. Interessanter echter nog is daarbij, dat de gedachten, zover wij na kunnen gaan, volledig zuiver en juist was. En zo U van mijn kant daar een klein, niet al te lang commentaar, aan toe willen voegen. Het is natuurlijk aardig om gelijkenissen te gaan zoeken en dan te spreken over het ware Paradijs. Ik vind het een buitengewoon mooie uitdrukking. Maar dat neemt niet weg, dat wij toch graag, ondanks alle esoterie, weer trachten om weer beide voeten aan de grond te krijgen. Het kan ons n.l. nooit verhogen, wanneer wij een basis verliezen. En de basis, die de mens in de stof heeft, zoals U op het ogenblik, is de materie en blijft de materie. Dat zult U al tijd goed moeten onthouden. U kunt niet omhoog stijgen in de geest, wanneer U daardoor het stoffelijke verwaarloost. Wanneer U de stoffelijke basis verliest, dan kan Uw geestelijke vlucht voor een ogenblik hoog zijn, maar om dan ook in parabellen te spreken, dan valt U te pletter, voor U het weet. Het is voor ons nu niet de noodzaak, om, wanneer wij over een waar Paradijs spreken, nu maar gauw alle kennis te verwerven. Het is er eerder om te doen, dat onze kennis gedegen is. Het gaat er om, dat wij precies weten, wat wij beginnen. En nu mag ik dat dan misschien in wat meer Westerse termen tot uitdrukking brengen? Het is heel gemakkelijk om tot een mens te zeggen; Ken je zelve. Maar het is verduveld moeilijk om het uit te voeren. Het is heel aardig om te zeggen: De kern van je zijn zijn de angsten en begeerten. Dat is volledig waar. Maar het is geen voorstelling, die direct acceptabel is. Een mens zou zo graag in zijn eigen denken, waar bij dan natuurlijk de geestelijke waarde uitgezonderd blijft met het geestelijke leven, toch graag in zijn eigen bestaan iets meer zien dan een dierlijk associatief denken opgevoerd, tot een hoogte, die anders niet zo gemakkelijk bereikt wordt, nietwaar? Ja. daarom moeten wij redelijk zijn en niet 32
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
meteen beginnen met dat mentale vlak met een in orde te brengen. Per slot van rekening komt er een tijd, dat dat mentale vlak U wat minder gaat interesseren, omdat het dan voor Uw voorstelling is geworden, ongeveer hetzelfde als Uw lichaam nu. Dan kunt U daar aan gaan werken. Laat mij U dan raden; begin met de beheersing van de stof. Het gaat er niet om, wat U doet lichamelijk en hoe U het doet. Het gaat er alleen om, dat gij datgene, wat gij doet, alleen doet na rijpelijke overweging en alleen dat volbrengt, waartoe gij mentaal besloten hebt. Dat gij daarvan niet afwijkt, ongeacht alle invloeden, welke angsten of begeert en dan ook. M.a.w. leer gericht denken en leer dit gericht denken te gebruiken om het lichaam volledig te stuwen in een bepaalde richting. Wanneer U dat tot stand heeft gebracht en U heeft tijd over in Uw leven, dan kunt U zich natuurlijk werpen op het verwerven van kennis omtrent, laten wij het beeld aan houden, de bomen, die bloeien en vrucht dragen in de andere delen van het Paradijs. Uiteindelijk is het heel aardig om een overzicht over het landschap te hebben. Maar laten wij niet vergeten, dat wij op het ogenblik een bepaald gedeelte hebben, waarin wij de kans hebben om overal kennis van te nemen. Van elke vrucht te weten, wat zij is, wat zij betekent. Dat wij op het ogenblik zelfs de kans hebben, ondanks de frustraties, die het misschien met zich mee brengt, om kennis te maken met bepaalde grenzen. En de grens ligt onmiddellijk bij het stoffelijke gebied, d.w.z. het grote probleem, dat zich bij U voordoet, zolang U leeft op een hoofdzakelijk lichamelijk mentaal vlak is de onbeantwoorde vraag. De grens der problemen, die voortdurend blijft wijken. Want elk probleem, dat wordt opgelost brengt in zijn oplossing duizend nieuwe problemen. Het is de bekende draak met zeven koppen. Als je hem een kop afslaat, dan groeien uit die nek weer zeven nieuwe koppen en zo verder. Tot uiteindelijk de hele wereld een warwinkel is van drakenkoppen, terwijl je dacht de draak te kunnen verslaan. Leer je beperken, bezie rustig de problemen, maar vergeet nooit terug te keren. Laat U niet alleen leiden door de problemen van abstracte aard. Laat U in de eerste plaats leiden door een praktische overweging, die zegt: Ik wil mijn denken zover scholen, dat het in staat is mijn lichaam te regeren. Ik, mens wil proberen om mijn verstandelijk bewustzijn zodanig te ontplooien, dat ik in staat ben om mijn eigen beweegredenen te begrijpen en daardoor een oordeelsvermogen over mijn eigen beweegredenen te verwerven. Zodra dit stand is gekomen, zult U in staat zijn om volledig en zonder enige moeite dit aan te vullen met het geestelijke. Dat wil niet zeggen, dat Uw karakter verandert. Bent U eigenzinnig, dan blijft U eigenzinnig. Bent U gemakkelijk te leiden, dan zult U ook dan nog gemakkelijk te leiden zijn. Dat verandert niet. Maar wat wel verandert is de wijze, waarop U de dingen beleeft. De koppigheid, die vroeger kwetsend kon zijn, wordt nu tot een koppigheid, die zoekt naar bepaalde geestelijke waarden en ze vindt voor zich zo, dat men in staat is om anderen er iets van mede te geven. Uw vroegere zwakte wordt tot een meegaandheid,waar door men leert in eigen zachtheid toch nog anderen te leiden. Enz. enz. Twee gebieden zijn op het ogenblik Uw werkelijke wereld, Al het andere, waarover wij spraken en dat zo nu en dan op de voorgrond treedt, is in Uw leven van tweederangsbelangrijkheid. Dat is niet het eerste, waar het om gaat. Leven in de materie wil zeggen, zó leven, dat er alle geestelijke nut en bate uit voort kan komen. Maar leven in de eerste plaats in stoffelijke zin. Uit deze stoffelijke zin kunt U dan altijd komen tot een verder bewustzijn. En tijd is geen begrenzing. U kunt gaan van leven tot leven, van sfeer tot sfeer en altijd weer datgene vinden; wat je nodig hebt. Ik zou zelfs nog verder willen gaan; Wanneer je komt tot die zelfontleding, het zoeken naar je lusten en je angsten, die onder sommige omstandigheden inderdaad aan te raden is en voor velen hier ook al geadviseerd is, brengt toch met zich mee, dat wij, deze dingen kennende, ons nooit daardoor mogen laten afschrik ken. Laten wij één ding onthouden: alles wat wij aan angst en lust in ons kennen, is noch goed, noch slecht. Deze dingen zijn de natuurlijke waarden van ons wezen, waarmee wij moeten werken. Het is het materiaal, dat wij, redelijk dus mentaal, erkend hebbende, waaruit het bestaat, kunnen gaan omvormen. Dan leren wij de krachten te gebruiken die daar voor noodzakelijk zijn. Het vreemde is, dat men zolang men lichamelijk en ook mentaal onbeheerst is, nooit kan komen tot een geestelijke bereiking. Een reële geestelijke bereiking. Er zijn mogelijkheden van plotselinge vlucht, inderdaad. Men ziet zich zelf opeens geestelijk omhoog zweven en de wereld van de stoffelijke waarden wordt tot niet. Maar op het moment, dat je eindelijk het raadsel zult begrijpen, op het moment, dat de wereld zich plotseling aan je zal openbaren, val je naar beneden. Dan zit je weer in dezelfde aardbeslotenheid, waarin je voordien ook zat. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
33
Orde der Verdraagzamen Soms is dan zo’n vlucht ook een lange tijd niet meer mogelijk. Laten wij, mijne vrienden, uit dit betoog vooral niet de conclusie trekken dat het onmiddellijk noodzakelijk is, om nu opeens al deze dingen te gaan doen en te bereiken. Laten wij integendeel proberen om te beginnen bij het begin. Langzaam maar dan ook gestadig verder te gaan. Dat betekent voor mij dus, dat ik mijn geestelijke impulsen heersend moet maken over de gedachten, die ook mij nog beheersen. Dat betekent voor U, dat U de gedachten beheersend moet maken over de stof, die op het ogenblik Uw voertuig is. Wanneer wij dat hebben gedaan en daar een eenheid in bereikt hebben, kunnen wij altijd weer verder gaan. Dan zullen wij ook vanzelf verder gaan om dat de bereikte eenheid in de persoonlijkheid noodgedwongen meerdere gebieden opent en ons vanzelf een verandering van bewustzijn geeft, waardoor wij een volgend gebied kunnen benaderen en overzien. Wij kunnen hier nog bij voegen; dan zijn wij in staat, al datgene, wat onder ons ligt te beheersen. De mens, die als eenheid optreedt, kan elke mens, die niet als eenheid leeft, beheersen. De mens, die in een volledige eenheid zich kan uiten, is meester over de dieren en de planten. Misschien zelfs, verder gaande, meester over de wereld. D.w.z. dat alle factoren, die op de wereld optreden door zo’n mens beheerst kunnen worden, indien hij zichzelve kan beheersen. Deze conclusies, die ik dan heb getrokken hieruit, klinken U hopelijk niet te pessimistisch. Maar dit is de ware esoterie. De ware geheime leer bergt in zich het begin en van onder af aan. Begin maar als leerjongen, als krullenjongen met je stoffelijk bestaan. Dan kun je het later tot directeur brengen en dan blijft de zaken groeiend, een kern. Maar op het moment, dat je, als men denkt, dat je nu wel eventjes kunt gaan beginnen van boven af, dan ontstaat het gevaar, waarvoor gewaarschuwd werd; dan onthul je misschien geheimen, die beter verborgen zouden kunnen blijven. Dan hou je in deze onthullingen een vernietiging tot stand brengen. Wij zullen zeer zeker altijd de geheimen, die o.i. nog niet passen, voor U verborgen houden. Maar er zijn anderen, die ze misschien zouden openbaren. Vraag niet naar de dingen, zoek niet naar die dingen. Zoek naar de beheersing van Uw eigen wezen, dan zult U aan het einde van Uw leven tevreden kunnen zijn met wat U bereikt heeft stoffelijk, mentaal en geestelijk. Dan zult U geestelijk begrijpen, hoe ver men kan komen, wanneer men leert het leven te beheersen en het denken te ontwikkelen. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Wij kunnen nu in de eerste plaats vragen stellen, ook over het voorgaande. Wanneer er geen vragen te stellen zouden zijn, kunnen wij een onderwerp behandelen. Enfin, kijkt U eerst maar eens, wat U wilt. Ik geloof, dat er niet veel interesse bestaat voor vragen etc. Ja, ik zou U toch nog wel iets willen vragen. Er werd zo-even door de eerste spreker een prachtig betoog gehouden en daarbij werd gesproken over de vier grenzen van het paradijs. Een daarvan was toen het kosmische bewustzijn. (Dat is niet waar). Eén van de rivieren dan. Eén van de eigenschappen. En dat kosmisch bewustzijn, zoudt U daar misschien nog wat over willen zeggen? Indien U dat wenst. Onder
KOSMISCH BEWUSTZIJN
verstaan wij de kracht, die totale uitdrukking vind in alle wezens gezamenlijk. Wij moeten ons voorstellen, dat het totaal der kosmos een cel is, een wezen, waar alle delen dier schepping dus functioneel in passen. Het is een wezen verder, dat in zich een bewustzijn draagt, gebaseerd enerzijds op het totaal der in dit wezen aanwezige invloeden en factoren, aan de andere kant op het voorstellings- en realisatievermogen, dat natuurlijk verre aan het kunnen van de enkeling te beven gaat. Het is dus een boven bewustzijn in de ruimste zin des woords. Waar nu in dit groots en kosmische bestaande wetten van de kosmos, regerend elk wezen, zal de kosmos denkend zijn wetten weten toe te passen voor elk wezen, dat in de kosmos bestaat. 34
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Tot zover duidelijk? Wij mogen dan hieruit verder besluiten, dat elk wezen, dat zich dus zijn plaats in de kosmos realiseert tevens ook bewust gaat waarnemen de krachten, die in het groot kosmische wezen beheersend werken voor alle materie etc. Daaruit vloeit dan voort, dat het wezen, dat zich voldoende bewust is van het kosmische op de duur het eigen bewustzijn verwerft, niet meer in de zin van een begrensd persoonlijk geluk, maar als het scherp omschreven weten in de eerste plaats van het wezen der kosmos, in de tweede plaats van het doel, dat men daarin zelve uitmaakt. Dat is eigenlijk de factor, het kosmisch weten, dat, zoals U het in de vergelijking hebt gehoord, één der rivieren, ofwel één der factoren, waardoor de mens bestaat. De kosmische invloeden zijn altijd merkbaar in elke mens, in elke geest, maar zij worden in het beperkte van het persoonlijk bestaan onvolledig gerealiseerd, zodat zij buiten beschouwing blijven in de totale bewustwording tot reeds een betrekkelijk hoge graad werd bereikt. Is dit voldoende? Ja. Ik zou U willen vragen over de wijze, waarop dit kosmisch bewustzijn wordt verkregen, ook in de sferen en….het is moeilijk uit te leggen. Het kosmisch bewustzijn wordt verkregen, zoals U overigens reeds gezegd werd door de eerste spreker, door volledig harmonisch te zijn in die delen van jezelf, die je kent. Hierdoor benader je automatisch het volgende deel, dat tot nu toe niet als een volbewuste factor in je leven tot uitdrukking wist te brengen. En zo kom je uiteindelijk ook tot de kosmische bewustwording. Dit is voor mens en geest volledig gelijk. Voldoende? Iets onduidelijks in? Iets over te vragen, of te zeggen? Andere vraag of onderwerp? Is het dan voor de mens in de andere wereld gemakkelijker om te komen tot een kosmische bewustwording dan voor de mens in de stof? Neen. Dit blijft volledig gelijk. Wanneer de mens in de geest leeft hebben wij te maken met de geestelijke factor plus de mentale of bewustzijnsfactor. Leven wij in de stof dan hebben wij te maken met de mentale en de stoffactor die beiden als gelijkwaardig ten opzichte van elkaar kunnen worden beschouwd, zodat de toestand van het wezen in de geest misschien zich feitelijk en in het bewustzijn anders voor doet, maar de waardering gelijk blijft. Alleen is voor de geest dan de stof buiten het bereik gevallen en zal, wanneer dit niet reeds in een stofleven zodanig tot beheersing werd gebracht, dat het mede verwerkt kon worden in het bewustzijn, dus moeten wachten. Het slaat dan de trap kosmische bewustwording over en reïncarneert, zoals dat heet. U kunt dus zeggen, dat een bepaald moment van het bestaan dan blind wordt, zodat men de daar heersende invloeden en factoren niet onder vindt, niet kan realiseren en daardoor, verder gaande, terugvalt op de eerste trap, waarop men dan onmiddellijk weer begint met dezelfde wordingsgang. Is dit voldoende? Er is dus geen kwestie van voor zijn van de geest in dit opzicht, of voor zijn in de stof. Beiden hebben gelijke mogelijkheden, want kom ik in de geest tot een volledige bereiking in mentale plus geestelijke waarden, dan zal ik, in de stof terugkerende, in de stof een zodanig harmonieus wezen zijn, dat ik ook zeer snel de stoffelijke beheersing kan verworven en vandaar ook weer kom tot kosmische bewustwording. Maar, leef ik in de stof, dan zal ik de geestelijke en dan ook de kosmische bewustwording krijgen. Dus dit a.h.w. de Rota, die in zichzelf een viertal waarden behoudt, maar op elke wijze kan worden geschreven of uitgesproken, zelfs als Tarot, ofschoon dat niet juist is, dan is een letter verdubbeld, er is een T aan toegevoegd. Maar Rota is het principe van de kosmische bewustwording, waarin vier factoren zo gerangschikt zijn, dat zij een woord vormen, maar tot elk ander, hieruit samengesteld woord kunnen omgevormd worden en zo dus een nieuwe betekenis krijgen en toch zich zelf in waarde gelijk blijven. Van welke trap men ook uit gaat, de kringloop der letters blijft gelijk. Begrijpt U? Ik weet niet, of U het voorbeeld kent, dat ik hier aanhaal, maar anders kunt U het voor U zelf proberen, Schrijft U Rota op, neem dan steeds de achterste letter weg en voeg die er voor. Dan zult U zien, dat U een voortdurende wordingsgang krijgt. Een voortdurende rondgang. U kunt het ook doen door de letters in een kruis te zetten en steeds bij een nieuwe arm van het kruis beginnen met lezen. Dan krijgt U een volledig inzicht in de gelijkwaardigheid van elke arm ten opzichte van de anderen, ofschoon de uitdrukking, die verkregen wordt, dan anders klinkt, anders lijkt, de kernwaarde blijft echter dezelfde. Ik meen, dat dit voldoen de is. Zo niet, kunt U een aanvulling vragen. (Dank U wel). Er worden geen vragen meer uitgesproken? Dan kunnen wij misschien nog iets ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
35
Orde der Verdraagzamen verder gaan met het onderwerp; Kosmische Wetten. Tenzij het natuurlijk Uw belangstelling niet heeft. (Protest). Er zijn met U verschillende wetten besproken en als ik mij niet vergis, heeft U de laatste keer onderling kunnen bespreken de wet der evenwichtigheden. Nu zou ik willen bespreken een andere wet, die evenzeer bestaat voor elk uiting van stof. Ik kan daarvoor echter in de stof geen naam vinden, maar omschrijvende, kunnen wij zeggen, dat het de wet is van het gelijkblijvend middelpunt. Elk bestaan, elke stoffelijke of geestelijke uiting speelt zich af om een kern. Op het moment, dat ik de kernwaarde verander, de kern zelve verplaatst, verandert de totale waarde van hetgeen zich rond die kern afspeelt. Is dat duidelijk? Het is dus begrijpelijk, dat de kernwaarde voortdurend gelijk moet blijven, wil een uitingsmogelijkheid buiten die kern blijven bestaan, in de zin, die wij noemen, persoonlijkheid of geaardheid. Dit bestaat evenzeer voor geestelijke als voor stoffelijke waarden. De vergelijking kunnen wij nemen van een atoomwater (?), waaraan wij een kerndeeltje toevoegen, dat de kern zelf, het positron, versterkt. Op dat moment is deze waterstof van geaardheid verandert. Zij is geen waterstof meer en vertoont plotseling vreemde eigenschappen. Men kan het in geen normale reactie meer als waterstof gebruiken. Het past dus niet meer in zijn vroeger milieu of omgeving. Wat was is weggevallen en de persoonlijkheid, deeltje waterstof bestaat niet meer. Nu kan dit uiteindelijk wel eens gebeuren, maar binnen dit al van geest en stof komt dit niet voor in zoverre geestelijke bewustwordingen hier mede betrokken zijn. Anders gezegd; Wanneer U een persoonlijkheid heeft, dan is het onmogelijk om de kern daarvan te veranderen. Deze zal altijd gelijk blijven. De verschijnselen naar buiten kunnen wel veranderen, maar zullen altijd een bepaalde reactie tot de kernwaarde vertonen, die voortdurend in zich zelf gelijk blijft, duidelijk? Het resultaat, dat wij dan krijgen, is dus een vaste sjablone, waarin elk wezen afgetekend kan worden en waaruit het totaal van belevingsmogelijkheden voor elk wezen te destilleren is, daardoor weten wij dan ook, dat het aantal wezens wederom tezamen een groter lichaam vormen. Dit grotere lichaam op zijn beurt heeft een kernpunt. Keert U dat kernpunt weg, verandert U dat van waarde, dan valt de greep uiteen. Nader voorbeeld zult U daarvan in de komende tweehonderd, tweehonderd vijftig jaar wel kunnen zien. Denkt U niet, dat U het niet zult zien, want je ziet heel veel dingen, ook wanneer je niet meer op aarde leeft. Dat is o.a. het wegvallen van de kernwaarde van het blanke ras. De waarde wordt n.l. veranderd; de bindende factoren zijn al grotendeels te niet gedaan. Wij zullen het langzaam uiteen zien vallen en zich vermengen met andere rassen, waarbij dan ook een ander ras dominerend wordt en de werkelijke beschaving bepaalt van deze wereld. Er moet dus een kern bestaan voor een volk en weer voor een groep volkeren, die tezamen een ras vormen, voor een aantal rassen,die tezamen de mensheid vormen. En dan weer voor een aantal groepsgeesten, ik kan het niet anders noemen, die elk voor zich een bepaald ras op aarde vertegenwoordigen en gezamenlijk weer roteren om een kern, die wij dan aarde kunnen noemen. De aarde roteert weer om de zon, de zon beweegt zich weer in een gesloten baan rond een andere onzichtbare kern etc. Het gelijk blijven van deze kern is zeer gewichtig. Weten wij dit niet, dan zullen wij b.v. aan kunnen nemen, dat de mens een volledig verandering zou kunnen ondergaan. Dit is niet mogelijk. Wanneer een wens zeer gezond verstandelijk denkt, of dat hij waanzinnig is, of een mens zeer materialistisch, of zeer vergetelijk is, de kern van zijn wezen blijft gelijk. Daardoor ook de wijze waarop hij zijn doel nastreeft, de wijze, waarop hij voor zich bepaalde waarden tracht te realiseren, we weten voor ons zelve dus nu, aan de hand van deze wetmatigheid,dat het onmogelijk is, dat wij teloor gaan, want op het moment, dat wij teloor zouden gaan, zou ook de waarde van de kern rond welke wij ons bewegen, moeten veranderen er deze compenserend voor ons verlies, zou daarmee het totaal van bestaande in wezen aan geaardheid zodanig veranderen, dat het als niet meer bestaand, in de zin van het heden, kan worden beschouwd. Tot zo ver ook nog allemaal duidelijk? Op punt van de persoonlijkheid is het belangrijkste, wat wij uit deze wet kunnen leren, wanneer wij nu een bepaald wezen zijn, dan zullen wij zo lang als de waarde de versleutelde waarden, die wij als schakels van een ketting zich zien rijen tot het grote onzichtbare middelpunt, waarop het hele Al zich beweegt met een draaiend vliedende en draaiend krimpende beweging. Zolang als dat bestaat, zullen wij bestaan, zal de kern van ons wezen volledig gelijk blijven en een mogelijkheid van ons wezen nooit veranderen. De mogelijkheid van ons wezen wordt bepaald door de kernwaarde, die in, zich de uiterlijke verschijnselen controleert en redigeert. U streeft naar geestelijke bewustwording. Ik kan mij voorstellen, dat er ergens op aarde iets bestaat, dat hetzelfde wil. Een adelaar, een bij, die ook 36
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
hetzelfde heeft. Elk voor zich kunnen zij een volledige ontwikkeling meemaken, maar zij kunnen nooit hun wezen veranderen. D.w.z. de geest in de reeks der figuren, die zij tijdens haar bewustwording in de stof bezit, voortdurende haar eigen wezenheid uitdrukt. Ik kan dus zeggen, dat een bepaald mens een slang is en dan heb ik gelijk. Ik kan ook zeggen, dat iemand een leeuw is, dan heb ik ook gelijk. Want de geaardheid, de kern van de persoonlijkheid druk ik vergelijkend uit tot de kernwaarden, die in het dier minder ontwikkeld, minder uiterlijk en redelijk kenbaar zijn gelijktijdig voor deden. Ik kan zelfs zover gaan, dat ik aan de hand van de huidige waarde reeds zie of bepaal, wat aan het einde wan de ontwikkeling, de bewustwording, deze mens, dit wezen zal zijn, want de kern blijft gelijk. Dit staat gelijk met het eeuwig voortbestaan van de persoonlijkheid. Op het moment echter, dat een kernwaarde verandert, moet de gehele kosmos veranderen om te compenseren voor het geen hier gebeurt. Wanneer een mens te niet zou gaan, ja nog sterker, wanneer een eendagsvliegje in wezensgeaardheid zodanig veranderde, dat hierdoor de kern gebroken werd, zou de gehele huidige kosmos ophouden te bestaan. Duidelijk? Nu brengt deze waarde verder voor ons nog een zeer interessante les mee. Want onmiddellijk aan deze gelijkblijvende kernwaarde zit iets verbonden, dat wij maar al te vaak vergeten. Op het moment, dat twee kernen zich verenigen, zal het aantal der uiterlijkheden zich vereenvoudigen in overeenstemming met de vereenvoudiging der kernen, wil het totale evenwicht gelijk blijven. Echter zullen twee kernen elkaar alleen kunnen naderen, wanneer zij behoren tot dezelfde groep. Ook dit duidelijk? Dit houdt in, dat, wanneer twee ongelijke waarden elkaar benaderen, zij tot een tijdelijk samengaan komende, een deel van zich zelf zullen moeten vernietigen en daarmede ook van de kosmos, wat tot op heden niet gebeurd is. Ofwel wederom van elkaar zullen moeten wijken. Dit geldt eigenaardig genoeg niet, zoals U misschien zoudt denken, voor de rassen. De rassen hebben n.l. de gelijke waarde, mens en de uiterlijke verschillen zijn veel groter dan door de kernwaarde wordt gerechtvaardigd, zodat hierdoor een wankele balans kan ontstaan, een halfbloed. Deze zal in sommige gevallen een moeilijk leven hebben dan een ander, omdat tweeërlei waarden tegelijk in zijn wezen geuit worden. Maar hij heeft aan de andere kant de bereikingmogelijkheden van beide rassen en zal zich moeten bekennen tot de ene of de andere groep. Men is echter nooit zeker, of dit blijvend gebeurt, want in werkelijkheid bevindt een dergelijk wezen zich in suspensie tussen twee in zichzelf ondergeschikte kernen van aantrekking, die beiden hun waarde ook genetisch uitwerken. Is hierover iets te vragen? Dan zou eigenlijk de rassen vermenging tegen gesproken moeten worden? Ik zeg nogmaals, er is geen waarde verandering, maar in vele gevallen zien wij een suspensie. D.w.z. dat tijdelijk de eigen beweging zodanig geremd wordt, dat naar twee kanten ten opzichte van de kern, de kern van de mens, kan worden gereageerd. Dit brengt tweestrijd in de mens zelve, maar kan op de duur opgelost worden, naarmate n.l. de kernen, die beiden meewerken aan het tot stand komen van de mens nader tot elkaar komen, zal de loop van de mens vrijer worden tussen deze beide kernen. Op het moment, dat zij zich verenigen, is juist deze mens de enig aangepaste aan de nieuwe waarde. Dat klinkt misschien voor U wat vreemd. Maar onthoudt U goed; wanneer twee volkeren van rassen en dat is in de geschiedenis misschien meer gebeurd, dan U wel denkt; het Duitse volk is een aardig voorbeeld daarvan, de Engelsen zijn een aardig voorbeeld daarvan om nog niet eens te spreken van de Amerikanen. Nu noem ik er maar een paar. Deze volkeren bestaan uit verschillende groepen, die door onderlinge huwelijken b.v. zo dicht tot elkaar komen, zoveel factoren gemeen hebben, dat uiteindelijk deze kernen samensmelten. In deze samensmelting ontstaan uiterlijk nieuwe waarden, terwijl alle delen in zich zelve gelijk blijven. Is dat duidelijk? Dus het tegen spreken van de vermenging der rassen, of het trachten dit te veranderen zou in feite niets gunstig zijn. Zou zeer een versatief zijn. En een versatisme heeft de neiging om tot stilstand te komen, want de kern zelve moet haar eigen baan volbrengen. Op het moment, dat de zon stilstaat in de ruimte, vallen alle planeten weg. Dan sterft de zon zelf en blijft er niets over. Maar dan zal de grote kern ook weer een nieuw evenwicht moeten zoeken. Dat houdt in, dat niet alleen een paar planeten en slechts een ster doven of veranderen, maar dat daar buiten een groot aantal waarden verandert. De kern waarden van sterren en planeten blijven dan verder gelijk, maar worden in een nieuw verband tot de hoofdwaarden gezet. Is dit nog duidelijk? Of wordt het wat verward? ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
37
Orde der Verdraagzamen Dan had ik U nog willen vragen, ik zit n.l. met een moeilijkheid van voorstelling. Dat is als die kernen, die leven maar zo oneindig door. Nu is er aan een oneindigheid geen begin en geen eind. Dus dan moet ik mij voorstellen, dat die schepping van het heelal gebeurt in één moment en in één punt, dus het puntheelal z.g. Als wij dat puntheelal aannemen, dan zit ik ook met een moeilijkheid. Want ik zie, dat hier op deze aarde, d.w.z. het specimen mens, daar is een toename van aantal in. Nu kunt U zeggen, er is een aantal potentieel aanwezig geweest. Dat ben ik volledig met U eens. Maar ik kom nu op de moeilijkheid, waarmee ik zit, n.l. de toename van aantal. En dan zou ik toch moeten hebben, hetzij splitsingen van deze kernen of creatie van kernen er bij. En daar kom ik op twee tegengestelde theorieën; het puntheelal, dus de generatio spontanea en het nog steeds in scheppingzijnde universum, dat zijn twee tegengestelde richtingen. Dat zijn twee schijnbaar tegengestelde richtingen. Maar dat komt, omdat het in ontwikkeling zijnde al beantwoord aan de menselijke voorstelling, terwijl het punt heelal geen tijd toelaat en dus betekent een volmaaktheid van zijn, waarbij elke wordingsgang tot stand komt door de verplaatsing van het bewustzijn van kern tot kern, wat ook zou kunnen worden uitgemaakt, indien U het anders zoudt willen zeggen, door een verschillende rotatietijd van het stoffelijke en het geestelijke, waardoor het stoffelijke ten opzichte van het geestelijke een verschuiving vertoont en hierdoor komen een tijdsbesef plus een ontwikkelingsgedachte tot aanzijn. Maar dan blijft toch mijn aantal hetzelfde. Dan zitten wij toch met een constant aantal. Dat is wel duidelijk. Dat wil dus zeggen, dat elke cel, die in de oerzee leefde vandaag aan de dag mens zou kunnen zijn. Dat wil verder zeggen, dat elke kern, die op haar baan zich onttrekt aan deze stof, dus haar eigen omloopsnelheid heeft, op elk ogenblik in de stof terug kan keren, dat dit volgens haar baan geweest is. Dit terwijl zij daarbij geen rekening behoeft te houden met de banen van andere eenheden, dus dat er geen sprake is van een gelijkblijvendheid ten opzichte van de kernen, die zich rond een hoofdkern bewegen. Nu komt U tot een uitbreiding van getal. Mag ik U vragen, of U weet hoe veel insecten de mens alleen in de laatste vijftig jaar verdelgd heeft? M.a.w. in welke mate het leven van kleine insecten is afgenomen in deze wereld? (Dat zal een mooi getal zijn). Ja, dat is ontstellend. De principiële kwestie is hier, dat wij zitten met het uitdijen van het bewustzijn. Wij hebben een coörelatie met het uitdijend heelal. Nu wordt aangenomen, dat het heelal, althans voor een groot deel opgevuld is met waterstof, dus met de partikels, die U zo-even noemde. Nu is het eigenaardige, dat, niettegenstaande het uitdijende heelal men een eenparig versnelde snelheid de densiteit van de waterstof constant blijft. Wat dus in zich sluit dat we een creatie moeten hebben van waterstofatomen, die recht evenredig is met het uitdijen van het heelal. Dus dat houdt in, dat wij nog steeds leven in de hand van de levende God en niet, dat de de scheppingsdaad is een generatio spontanea. Dus uitgaande van het puntheelal…… Aannemende, dat er nog steeds een scheppende God zou zijn, dat is de eerste vraag, kan die scheppende God volmaakt zijn, zoals wij dit aannemen en toch voort blijven scheppen, dus aan Zichzelf en aan Zijn Schepping iets toe blijven voegen? Ik geloof niet, dat dat mogelijk is. Het ene sluit n.l. het andere uit. Het volmaakte kan slechts het volmaakte uiten, want uit het volmaakte het onvolmaakte, dan wordt het in zich zelve door de uiting tot onvolmaakt. Dat is meer theologisch filosofisch. Enige tijd geleden hebben wij hier over het op een bijeenkomst ook gehad. Naar ik meen, hebben wij toen vastgesteld, dat het volmaakte het onvolmaakte in zich sloot. Dit, omdat dit twee aspecten van een wezen, de beide kanten. zijn. Zeer juist, Maar het onvolmaakte kan noodgedwongen door het volmaakte niet geuit worden, omdat het onvolmaakte slechts in het volmaakte kan bestaan, maar uit het volmaakte geprojecteerd, het volmaakte zelf tot onvolmaaktheid zou maken. Ik zou dit eerst maar eens op mijn ge mak.bestuderen. Dit is een punt, dat op het ogenblik verder buiten beschouwing kan blijven, dunkt mij. Ik wou nog iets vragen. U had het over de kern, mens kern en laten wij zeggen insectkern. Die kunnen niet met elkaar verenigd worden, want dan zou een vernietiging er komen. Op welk punt kunnen zij dan wel in een andere vorm overgaan? Als groep? 38
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Als groep, inderdaad. Nu is het eigenaardig, dat men vaak uit het oog verliest, dat wij hier spreken over geestelijke kernen, zodat de uiterlijke verschijningsvorm niet direct hoeft bepaald te worden door de geestelijke inhoud of omgekeerd. Wanneer dus een aantal muggen een bepaalde groep met een geestelijke kern dus, een bewustzijn bereiken en zij worden honden, dan zullen deze honden zich zo in de schepping plaatsen, dat zij onderling verder kunnen gaan. Tot hun kern als zo danig een volledige harmonische relatie heeft gevonden tot de groep God. Pas op dit moment kunnen deze wezens werkelijk als hond worden aangesproken. Voor die tijd blijven zij daarvan gescheiden, ondanks de uiterlijke overeenkomst, die zij met het wezen hond vertonen. Maar ik wilde eerst even die eerste vraag verder afhandelen. Dan krijgen wij het volgende punt. Wanneer wij zeggen, dat het heelal zich uitdijt en dat de densiteit der waterstof volledig gelijk blijft, kunnen wij natuurlijk aannemen een voortdurende creatie van waterstof, die overigens, sta mij toe dit op te merken, zeer zeker niet het hele Al vult, of alleen aanwezig is in de Melkwegstelsels, maar overal en dan nog in zeer verschillende samenstellingen. Want er is niet alleen waterstof, maar er zijn ook stromingen, van carbon, er komt magnesium voor. Enfin, noemt U maar op. Een hele reeks samenstellingen, die niet alleen maar elementair, maar zelfs al moleculair zijn, komen plaatselijk in stromingen voor. Alle elementen komen dus voor in die ruimte en niet slechts een. Maar dit wil zeggen, dat, wanneer wij zeggen de densiteit blijft gelijk, en spreken van een puntheelal, er nog een andere conclusie mogelijk is, dan degene, die U trekt. Wanneer wij van dat standpunt uitgaan en wij willen het verdedigen, dan kunnen wij n.l. ook zeggen: de verwijdering is schijnbaar. M.a.w. de beweging van het Al is een relatieve kwestie, waarbij geen reële vlieding van het Al behoeft plaats te hebben, maar de realisatie van een verkleining van het eigen wezen hetzelfde zou betekenen. Dus, wanneer een Melkwegstelsel als het Uwe voortdurend slinkt, doordat het zijn krachten geuit heeft tot de hoogste grens en terug valt, zal voor elk, die in dat stelsel zich bevindt, dit zich voor doen als uitdijen. Ook dat heeft men schijnbaar buiten beschouwing gelaten. Dan het derde punt. Wanneer wij spreken over waterstof in de ruimte, mogen wij nooit vergeten, dat dit alleen vastgesteld kan worden door spectraal analyse op de aarde, waarbij noodgedwongen aardse factoren en opvattingen beïnvloedend zijn voor het beeld, dat men zich vormt. Wanneer men dus zoekt naar de blinde lijn in het spectrum en op grond hiervan het getal bepaalde van de materie, die aanwezig is, is het lang niet zeker, dat deze materie zelf aanwezig is. Ik kan mij voorstellen, dat er zich een veld bevindt met een bepaald trillingsgetal, dat op het spectrum een volledig gelijke uitwerking heeft. Indien dat veld gehandhaafd blijft, filterend b.v. rond de aarde, zal voortdurend dezelfde vaststelling worden gedaan omtrent de ruimte, ofschoon er in die ruimte zelf in feite niets aanwezig behoeft te zijn. Ik heb dit alleen maar naar voren gebracht om U aan te tonen, dat de z.g. vaste staande of wetenschappelijke feiten niet zonder meer voetstoots behoeven te worden aangenomen. Maar nu wil ik een andere vergelijking nemen. Een primitieve cel kan een uitzettings- en slinkingsproces ondergaan, waarbij zij voortdurend, ofschoon in geringe mate pulseert, totdat zij op een ogenblik haar kritieke punt overschrijdt en komt tot een vergroting, die leidt tot celdeling. Ik weet niet, of U dat kent? (Ja). Aangenomen, dat wat wij over kernen gezegd hebben, juist is, krijgen wij dus het pulseren van het wezen Al. Misschien tot het moment, dat het wezen Al zich deelt in twee wezens Al, die elk in zich kleiner zijn, dezelfde pulsatie blijven vertonen, waarbij beiden wederom de mogelijkheid hebben, hun kritieke punt te overschrijden en tot deling over te gaan. Wanneer wij nu onszelve zien, dan zal gedurende deze zeer kleine beweging practisch de densiteit van het zich daarin bevindende practisch volledig gelijk zijn, ondanks het feit, dat zich daarin ook bepaalde verdichtingen, zoals U bekend, voordoen. Nu zou ten opzichte van die kleinere punten, die zich in de cel bevinden, dus gezegd kunnen worden; ons heelal dijt uit, krimpt, maar de densiteit blijft gelijk. Zo is deze mogelijkheid. En wanneer wij van deze kerntheorie uitgaan, kom ik dus tot het moment, waarop ik moet zeggen: er is een wezen Al, dat in zich zelve de volmaaktheid is, of misschien wel het Goddelijke, wie weet, en in zich levensprocessen vertoont, zoals de cel, toen ik het over die kernwaarden had. Waarbij dus de enormiteit van dit wezen voor de bewustzijnsvormen binnen dit wezen geen reële beoordeling meer mogelijk is. Want wat voor het Al zeer klein is, een breukdeel van een seconde, is voor de mens, als ik mij niet vergis, een beweging, die ettelijke miljarden lichtjaren bedraagt en een periode van ongeveer anderhalf miljoen jaren in beslag neemt. Dat mogen wij niet vergeten. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
39
Orde der Verdraagzamen Ja, hetgeen waar ik zo-even zo nieuwsgierig naar was, de synthese van deze twee antithesen, want wanneer wij dit oplossen, komen wij natuurlijk ook weer tot twee waarden. Volgens de wet der evenwichtig heden moet dit zo zijn, voelt U? Maar volgens de wet der kernen vloeien zij dan ook tot een constante eenheid terug. En dat is deze: het wezen Al is een punt. Een denkbeeld, het blijft in zichzelve volledig gelijk. Maar het totaal van de zich daarin voordoende waarden en veranderingen moet noodzakelijkerwijze juist door de begrensdheid en beperktheid van het punt denken de grootst mogelijke veelheid van versnelling en beweging in zich veroorzaken. M.a.w. hoe groter het Al is, hoe kleiner het aantal verschijnselen, hoe kleiner het Al, hoe groter het aantal verschijnselen en hoe sneller de volgorde, waarin zij zich voordoen. Kunt U dat nog volgen? Ja, dat is de veelheid der dingen. De veelheid der dingen, die alleen kan bestaan, wanneer zij in zich zelve een eenheid zijn. Daardoor kunnen wij dus de beide antithesen tot een these terug brengen. Dan kunnen wij zeggen, dat het hele Al en alle kernen uiteindelijk terug te brengen zijn tot verschijnselen, die in zichzelf door het niet zijn werden veroorzaakt. Of gaat U dat te diep? Neen, dat kan ik voelen. Wat is n.l. de kernwaarde van het hele geval? God is en God is niet. Want slechts op het moment, dat God niet is, dus voor schepselen en voor Zichzelf, kan Hij zijn door Zijn Schepping, waarin Hij Zichzelf uit. Op het moment, dat de schepping terug valt tot niet, is het Goddelijk. Dit is natuurlijk een zeer boute theorie. Maar, enfin, dat zit weer met andere wetten in verband en ik weet niet, of wij er de tijd voor hebben, om dat allemaal uit te gaan werken. Wij komen daar later nog wel toe, want zowel mijn collega, die dit onderwerp begonnen is, als ook ik zelf, interesseren ons zeer voor het onderwerp en hopen dit dan ook nog meer malen te kunnen bespreken. Het wonderlijke van deze zaak is wel;s wij lezen al deze wetten af. Nu zijn deze wetten voor ons volledig vaststaand. Dat moet wel betekenen, dat zij uit een ander standpunt volledig niet bestaand moeten zijn. Klinkt het U als wartaal, of kunt U nog aanvoelen, wat ik hier zeg? Het resultaat is, dat ik alleen maar kan komen tot de volgende conclusie: deze wetten bestaan voor mij, omdat ik niet ben, wat ik denk te zijn, want zou ik zijn, wat ik denk te zijn, dan zouden deze wetten niet kunnen bestaan. De verborgen waarde binnen mij zelf brengt wetten tot stand, die ik herkennen kan. Maar dit alleen doordat ik mij zelve niet ken, voor ik ben. Op het moment, dat ik mijzelve ken voor wat ik ben, houdt de wet op te bestaan en is dit mijn wezen. Nu; ik geloof, dat ik dit wel met deze korte conclusie kan besluiten en beter doe eerst te zien, wat U op te merken heeft, U had het daareven terloops over een ruimte, waar niets in was. Is dat mogelijk? Neen, want dan is daar nog altijd de ruimte. Het niets is in zich zelve iets. Daarom is het; het niets. Dus er kan niet een ruimte zijn, waar geheel niets in is, want dan is die ruimte nog gevuld met het wezen Niets, wat in zich een negatieve wezensverschijning is en dus zijn tegendeel in zich draagt, in zich dus onbestaanbaar. Maar ik gebruikte het, zoals U zich zult herinneren in mijn beschrijving van mogelijkheden en maakte daarbij de opmerking, dat het mogelijk zou zijn. Er zijn in het Al inderdaad bepaalde plaatsen, kan ik daaraan toevoegen, waar volgens ons niets is. Nu gaat er bij ons het volgende verhaal, misschien heeft U het al eens gehoord. Op het moment, dat ik geestelijk stijg, veranderen zich de waarden der dingen. Wat ik gezien heb vroeger, wordt voor mij tot niets. Wat vroeger voor nog vast was, wordt voor mij tot vloeistof. Wat echter voor mij vroeger lucht was, wordt voor mij vaste materie, zodat een voortdurende verschuiving in waardering plaats vindt binnen het bewustzijn, waaruit weer zou kunnen volgen, dat wat voor ons niets is, de enige werkelijkheid is voor anderen, terwijl Uw wereld voor hen een duisternis kan zijn en wij alleen maar niets schijnen. Zonder meer. Maar dat betreft allemaal het schijnbare. Werkelijk is het dus niet. Ja, dat is nu juist de grote moeilijkheid. Kijk eens, wij zijn op het ogenblik uit de esoterie een beetje in de filosofie terecht gekomen. En in de filosofie is, zo U weet, alles mogelijk. De grote vraag wordt dan; bestaat er wel iets? Begrijpt U, wat ik bedoel? Of is er een toestand, die ik niet beschrijven kan, die, continu gehandhaafd ik iets nog niets kan noemen, omdat ik daarin geen tegendelen ken, waarin ik persoonlijk en U allen met mij, tegenstellingen leen te erkennen, waardoor wij in een op zich zelve onbegrijpelijk iets, dat tevens natuurlijk ook weer 40
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
een onbegrijpelijk niets moet zijn, of wel iets en niets tegelijk is. Kunt U er nog uit komen? (Ja) Het is voor mij n.l. tamelijk moeilijk, want wat moet ik zeggen voor iets en niets, die elkaar opheffen? Zeg ik evenwicht, dan impliceer ik nog, dat er iets is. Maar laten wij toch maar hiervoor even dan het woord evenwicht gebruiken. Dat is eenvoudiger. Dus wanneer er een volledig evenwicht is en ik in mij zelve binnen dat evenwicht onderscheiden meen waar te nemen, dan kan ik alleen door deze mening voor mij zelve een wereld van tegenstellingen scheppen. Dan beleef ik deze wereld van tegenstellingen, zonder dat reëel zijn, want zij zijn eigenlijk wel en niet tegelijk. Wel voor mij, niet in het totale. Dan komen wij tot de bekende filosofie der waan, of over waan en werkelijkheid. Als er een waan bestaat, moet er een werkelijkheid zijn. Dus kunnen wij proberen uit de aard der waan op de werkelijkheid te besluiten en dan ontdekken dat dit een zuiver persoonlijke kwestie is. Op het moment, dat ik dus ga proberen om mijn waan vast te stellen, moet ik noodzakelijk de werkelijkheid nauwer bepalen, doordat ik de waan nauwer bepaal. Begrijpt U? En dat is nu eigenlijk het feit, waar de esoterie over gaat. Zij is enerzijds bezig de waan te bepalen en te beperken en hoopt daardoor elders een werkelijkheid te scheppen. Een werkelijkheid, die in zich misschien ook weer waan is, maar dan een grotere waan dan het ik. En is dat een maal tot óns wezen geworden, is dat onze werkelijkheid, dan zullen wij hierin weer een aantal delen kunnen vinden, die wij elimineren als waan. Wat wij aan het einde overhouden, zal waarschijnlijk zijn een aantal door ons niet begrepen en voor ons onuitdrukbare waarden, waarin wij onszelve als een harmonisch deel vinden. Nu hoop ik maar, dat ik U niet al te veel in de war heb gebracht met al deze betogen. Nu heb ik het o a. gehad over de wet der kernen. Is dat duidelijk genoeg uitgedrukt, of moeten wij daar eens volgende keer eens op terug komen? Nu, dan hoop ik de volgende keer met U te spreken over elkaar opheffende velden. Daar bestaan namelijk ook nog een paar aardige wetten over, wij kunnen n.l. daarin een groot deel van onze eigen psychische werkingen erkennen en bovendien weer het totaal van het zijn omschrijven. Dan laat ik het er voor vandaag verder bij en geeft het woord over aan de laatste spreker van deze avond. Goede avond en tot ziens, hoop ik. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Ik mag dan voor U gaan besluiten met het Schone Woord. Nu houd ik niet van al die nieuwe lichterijen, van al die overwegingen. Geeft U mij nu maar een begrip, of desnoods twee, als U wilt, dan zal ik kijken, wat ik er van kan maken. DE KERN DER WAARHEID Nu, daar kan al niets anders uit komen dan de kern der waarheid, niet waar? Waarheid, kern van alle wezen, waarheen draagt Uwe vreemde kracht. Hebt Gij vreugden en ook vrezen in heel het zijn tot staan gebracht? Gij waarheid, Zijt Gij in Uw wezen een werkelijk, reëel bestaan? Of is de kern van U, o waarheid, een droom en is Uw waarheid waan? Want waar zijn, waarheid, dat betekent, dat je leeft, zoals je bent. Dan is waan alleen de wijze, waarop men de kern der waarheid kent. Maar, kern van waarheid, doel van het streven,wanneer ik uiteindelijk bereik. Wat vind ik dan als grens van het leven? Vind ik een hemels koninkrijk? Waarheid, ik kan niet geloven, dat men Uw kern beschrijven kan. De kern der waarheid werd gegeven als ene kracht aan geest noch man. Een wezen is de waarheid zelve en wij zijn slechts der wereld waan. Wij kunnen slechts de waarheid vinden, wanneer wij in de waarheid ondergaan. Hoe kan het leven dan verlangen naar het einde van een lange weg. Wij, die zo aan het leven hangen, gooien wij het Grote weg? Wij? Wij durven niet aanvaarden het niet zijn en de werkelijkheid, die, denk ik, gelijk in zijn en niet zijn, ons dank ik, als zijnde. Dus ga ik mijn wegen, zoek de krachten van mijn bescheiden werkelijkheid. Totdat mijn werkelijkheidsbestreven mij naar de kern der waarheid leidt. Dat is het. Goeden, avond, vrienden o-o-o-o-o ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
41
Orde der Verdraagzamen Nr. 5 - 15 Februari 1955 Goeden avond, vrienden, De vorige maal heeft U gesproken over het, overigens zeer interessante onderwerp, Paradijs en al wat er overigens meer aan verbonden is. Ik zou echter vandaag met U een klein beetje een andere kant uit willen reizen. Ik zou met U willen spreken speciaal over
DE SFEREN, ZOALS ZIJ ZICH SPIEGELEN IN DE MENS
Kan U dat interesseren? Wij moeten ons goed realiseren, dat in het menselijk lichaam verschillende bewustzijnstrata aanwezig zijn. Je moet de mens niet alleen zien als een complex geheel van allerhande invloeden, geregeerd door de hersenen, waarin dan bovendien nog een geest schuilt. Wij zouden de mens kunnen beschouwen als ook weer een soort piramide. Een piramide met een betrekkelijk brede basis. Die basis is het celweefsel. Het celweefsel heeft een eigen, ofschoon zeer beperkt bewustzijn. Wanneer wij de mens zien en hij heeft een levensduur van vele jaren, dan leeft de cel betrekkelijk kort. Hier vinden wij de vergelijking met de laagste sfeer. De laagste sfeer is het bestaan, waarin de houdbaarheid der vorm en al hetgeen er bij de vorm wordt aangepast, zeer klein. Er is een voortdurend vervloeien en een voortdurend verwisselen van vorm. Een voortdurend breken en bouwen. Het bewustzijn is hier zodanig, dat ten hoogste kan worden gesproken van enig leven in het eigen ik. Voor de geest kan deze sfeer een zeer groot lijden betekenen. Lijden, omdat de geest niet de gelegenheid heeft zich te uiten en de ze behoefte in zich draagt. Nu wij spreken over de diepste sferen der hel, meen ik, dat wij daarbij rustig aan kunnen knopen. Daarboven liggen reeds de georganiseerde weefsels, die op zichzelf ook weer een entiteit zijn in het lichaam. Wij zouden kunnen zeggen, dat elke spier weer een betrekkelijk onafhankelijk leven voert. Zeker, zij wordt door het zenuwstelsel en de zenuwprikkels geregeerd. Maar per slot van rekening zijn er altijd krachten, die ook de mens regeren. Een spierweefsel dan, is ook een lage sfeer. Hier heeft de geest nog de mogelijkheid tot functioneren. Maar zij kan zichzelf en eigen handelingen daar niet regeren. Wij zien dit optreden bij mensen en personen, die zeer sterk worden getroffen door hun eigen begeerten en verlangens en hieraan niet kunnen ontkomen. Zij hebben niet geleerd begeren en verlangen als een middel om te komen tot een doel, maar zijn de slaven ervan, zoals de spier de slaaf is van impulsen, die zij niet begrijpt en daardoor tot handelingen wordt gedwongen, die onder omstandigheden pijnlijk kunnen zijn. Denkt U maar aan een mens, die met al zijn krachten loopt, zover als hij kan. Op de duur gaan de spieren pijn doen. Voor hen is dat een kwelling. Vermoeidheidsstoffen, gifstoffen hopen zich op. Toch moeten zij verder. Zo wordt in een lagere sfeer ook de geest vaak gedreven door zijn begeerten, tegen wil en dank, omdat hij niet begrijpt, wat zij zijn en waarvoor zij zijn. Vandaar uit komen wij tot de organen, die ook weer een zekere mate van bewustzijn bezitten. In vele gevallen zullen zij onafhankelijk kunnen functioneren en een heel andere vervaltijd hebben dan de normale weefsels van het lichaam. Zij ontbinden sneller, maar aan de andere kant reageren zij ook veel sneller. Er zijn natuurlijk geesten, die, ofschoon zeer laag staand en in zeer lage sfeer vertoevend, toch altijd zich bewust zijn van een taak, die zij te vervullen hebben. Zij vervullen deze taak ten goede of ten kwade, dat is hen onverschillig, zoals de nier rustig een vergiftigende werking doorzet, in plaats van een reinigende werking, wanneer de omstandigheden zo zijn, dat het orgaan wat verandert, wanneer het lichaam er aanleiding toe geeft. Deze kwade geesten, hier mogen wij werkelijk spreken van kwade geesten, de anderen zijn de werkelijk verdoemden, maar dit zijn dan de werkelijk kwade geesten, zullen dus voortdurend trachten hun eigen drijfveren, hun eigen bestaan te handhaven, onverschillig wat de resultaten daarvan zijn voor de omgeving. een sfeer dus, die zeker niet hoogstaand is. De gevolgen van hun drift tot zelf bevrediging en zelfhandhaving wordt kenbaar in de ergste gevallen van bezetenheid. Zij vragen niet, wat zij vernietigen, zij zullen ook nooit, wanneer zij bezit nemen van iemand, om dat lichaam te sparen en daar een redelijk gebruik van te maken, maar trachten dat te vernietigen. Zij willen alleen zichzelve uitleven. Daarboven krijgen wij dan het gecoördineerde werk van b.v. een heel zenuwstelsel. Ook dit is in zich zelf 42
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
niet hoogstaand. Toch kan ook de menselijke geest, die een zeker bewustzijn nog niet bereikt heeft, in deze sferen vertoeven. Wij zouden kunnen zeggen: het is het zenuwstelsel der sferen en ligt dicht bij de natuurgeesten. Hier zijn de invloeden, die alle uitstralingen op kunnen vatten, die alle reacties en van de lagere sferen en in de stoffelijke vormen verwerken, maar niet in staat zijn hieromtrent zelve besluiten te nemen. Zij kunnen slechts enkele reacties onmiddellijk tot stand brengen. Over het algemeen echter zijn zij afhankelijk van wilsinvloeden, die boven hen staan. Wanneer wij dat hebben gehad, komen wij aan de hersenen, de hersenen van de mens kennen een automatisch gedeelte. Hier worden bepaalde functies door een gewoontepatroon, dat erfelijk is ingeplant, tot stand gebracht zonder dat het bewustzijn hieraan deel heeft. Dit is de sfeer, die het dicht ligt bij Uw eigen aarde. Dus de sfeer van degenen, die, onbewust zijnde, ronddolen en voortdurend zoeken naar bewustzijn. Die functioneren vaak ook ten goede, terwijl zij heel vaak coördinerend kunnen werken ten opzichte van natuurkrachten. Zij hebben een redelijk inzicht, maar dit inzicht brengt niet met zich mee een erkennen van eigen daad en toestand. Vergelijkend met de bekende termen zou men dit kunnen beschrijven als de laagste sfeer in het nevelland. Dus niet meer het rijk van het duister, maar het rijk van mist en nevel. Wij gaan een klein stukje verder. Wij krijgen nu het verstand in de mens. Het verstand is het symbool van de stoffelijke mens. De stoffelijke mens zelve kan alleen redelijk denken en handelen, indien hij althans blijft wat hij is; een stoffelijk wezen zonder meer, met een stoffelijke begaafdheid. Alle invloeden, die verder werkzaam zijn, als instincten en drijfveren van organen en organismen kunnen door iemand, die een redelijke ontwikkeling heeft, zeer zeker worden geregeerd en zodanig geleid, dat zij binnen bepaalde perken blijven. Echter, achter het bewustzijn van de hersenen schuilt de tweede sfeer: de sfeer van de geest op aarde. Er zijn geesten, die zo intens met de stof verweven zijn, dat zij alleen het redelijke en het redelijke argument kunnen erkennen, alleen redelijk beschouwend op stoffelijke basis tot bewust zijn willen komen. Daarachter ligt de geest, die levend in een stof lichaam, enigszins de mogelijkheid heeft gevonden zich daarvan vrij te maken. Deze geest ervaart en realiseert zich al, wat er stoffelijk gebeurt beter dan het lichaam dat kan. Maar zij zal gelijktijdig daar uit een sequenties trekken, die ver buiten het normale bestel der rede liggen. Het onbewust deel in de stoffelijke mens is gelijk aan de vrij wordende geest, die in het lichaam werkend, niet in staat is zich in de rede uit te drukken, maar toch een sterke invloed uit kan oefenen op het totaal van handelingen en daden. Kunt U het zover met mij eens zijn? Heeft U hier misschien commentaar op te leveren? Ik meen van niet. Echter zijn wij nu nog niet klaar, wij hebben alleen de sferen pas doorlopen tot de grens van de bewuste mens, de bewuste mens, die leeft, in vergelijking der sfeerverhoudingen, in de hoogste sfeer van het nevelland, waar het de geest betreft, met de mogelijkheid zo nu en dan, reeds uit te treden in de lichtende sferen en krijgen wij de geest. In het menselijk lichaam is een gewoontepatroon, dat wij wel begeerte lichaam noemen. Het is een kwestie van vitaliteit, van zenuwkracht, maar bovendien nog van een fijnere essence, die het gehele wezen doordringt. Ook wanneer er lichamelijk geen neiging of capaciteit aanwezig is, kan vaak juist dit begeertelichaam tot bepaalde handelingen en daden prikkelen, bepaalde verlangens a.h.w. aan het lichaam op dringen, zonder dat het lichamelijk acceptabel is. In een dergelijk geval is het natuurlijk zeer somber. Maar datzelfde begeertelichaam kan ook dienen om de mens te richten tot het goede. Want begeerten en angsten, die beiden in het begeertelichaam zeer sterk tot uiting komen, op de juiste wijze in evenwicht gebracht, geven de mens een soort stabilisator. Hij kan dus hierdoor bewust gericht leven en zal voortdurend grijpen naar die argumenten, instinctief, naar die handelingen en daden, die zijn eigen geestelijk welzijn bevorderen. Het begeertelichaam kunnen vrij gelijk stellen met de laagste sfeer van het zomerland: een sfeer, waarin de gedachten tot rust komen, waarin gedacht wordt op stoffelijke basis, maar van waaruit men aan de andere kant toch ook weer een grote bewustwording zal kunnen ondergaan. Boven het zeer grove en door de bewuste geest over het algemeen zeer snel afgelegde begeertelichaam bevindt zich, wat wij noemen, een etherisch lichaam. Dit is nog sterk verwant ook met de stof en staat in sfeerverhouding, ongeveer als de meer hoge sferen van zomerland. Onder U wordt dit meestal de derde sfeer genoemd, als ik mij niet vergis. Hier is voor de geest de mogelijkheid tot leren en het contact met hogere wezens aanwezig. Gelijktijdig ontstaat hierin ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
43
Orde der Verdraagzamen een realisatie van krachten in het ik, die voor de stoffelijke mens kunnen betekenen het consequenties trekken uit de ervaring van het begeertelichaam. Het etherisch lichaam, het z.g. etherisch dubbel, dat ook uit kan treden soms; het begeertelichaam behoeft daar niet altijd als voertuig bij te zijn, kan de mens zijn eigen kwalen en fouten in het lichaam erkennen, even zeer als hij zich buiten het eigen lichaam voor waarnemingen omtrent eigen lot, of het lot van anderen, kan bewegen. Het is ook dit lichaam, dat de speciale begaafdheid aan de mens brengt. Onder bepaalde omstandigheden in het lichaam, dit kan o.a. optreden bij het gebruik van bepaalde opiaten, kan het etherisch lichaam zich zo sterk uiten, dat de impulsen daarvan in het zenuwstelsel merkbaar worden. Het geeft dan helderziendheid, visioenen, enz. enz. U zult dus begrijpen, dat dus dat etherisch lichaam een zeer belangrijk lichaam is en ook boven de sfeer van het zomerland een zeer belangrijke is. Het is voor de mens de grens tussen twee werelden. De grens tussen zijn eigen wereld en een wereld, die er onmiddellijk naast ligt. Het is voor de geest de laatste scheiding van de aardse vormgebondenheid, die ook in de sferen voort bestaat en het aanvaarden aan de meer vormloze, naar daar door veel schonere en vrijere wereld van het geestelijk bestaan. En nu kunnen wij die mens verder even met rust laten. Ik heb getracht U een klein beeld te geven van sferen, zoals wij die als een piramide zich op zien bouwen uit de verschillende impulsen en factoren van menselijk lichaam en menselijke geest. Boven deze echter bestaat iets wonderlijks; hierboven vinden wij n.l. de sluitsteen van het geheel. De van de ziel bewuste geest. Niet Ziel maar van de ziel bewust. Want de gehele geest is niets anders dan een bewustzijnsvorm van de Goddelijke levenskracht, die de kern van het gehele bestaan is. Wanneer dit wordt ervaren en ondervonden, is de piramide perfect. Over de gangen in de piramide heeft een vriend van mij U eens gesproken. Ik geloof niet, dat het voor mij nodig is om daarop terug te komen. Wanneer U echter de symboliek vergelijkt met hetgeen ik hier op gebouwd heb, zult u ontdekken, dat deze samen wonderlijk goed kloppen, dat zij een zeer sterke samenhang hebben. Nu wil ik verder gaan en trachten nog kort, voordat een tweede spreker komt, U iets te tonen van de invloeden, die wij geestelijk ondergaan, wanneer wij in de stof gaan leven uit deze verschillende sferen. Laten wij nooit vergeten, dat de mens altijd gebonden is met alle sferen, U denkt, dat u hier op het ogenblik bestaat. Maar niet alleen wat er op aarde gebeurt heeft invloed op Uw wezen. Datgene wat in alle geestelijke sferen plus wat in de ruimte, in de gehele kosmos gebeurt gelijktijdig zijn invloed op U en bepaalt mede, wat U doet, wat U denkt etc. het leidt U a.h.w. in gebaande paden, waarbij U dan zelve vaak de keuze hebt, of het pad wilt gaan of niet. In een sfeer bewust zijn betekent nog niet, alleen in die sfeer bestaan, wij hebben een vorige keer over dat paradijs gesproken. Ik ben daar ook bij geweest. Als ik U daar even aan mag herinneren: er bestaan grenzen, waar men als stofmens niet buiten kan gaan, maar over een grens is niet gesproken. De mens in het paradijs en de paradijstoestand kon omhoog schouwen. Hij kon schouwen tot in het diepst der hemelen en wandelen met God, nietwaar? M.a.w. onze begrenzingen liggen in het horizontale, maar niet in het verticale vlak. Wij bestaan gelijktijdig in de hoogste sfeer en in de laagste. Ons wezen is a.h.vr. een lange rij van ervaringen, waarin op dit bepaalde punt ons bewustzijn gekristalliseerd is. Alle factoren, die in ons mee spreken, in alle sferen zullen dus voortdurend in dit brandpunt samen vloeien. En uit deze samenvloeiing kunt U wel nagaan, komt natuurlijk de sterke werking van niet nagaanbare invloeden en impulsen op de mens. Nu kan ik echter op een bepaald moment als mens een sfeer bereiken. Dan moet ik gaan langs de weg van mijn verschillende voertuigen. Ik begin met stoffelijk een toestand van vrede te zoeken. Een toestand van vrede, die vaak gepaard gaat met een bepaalde houding en soms zelfs met een zekere volheid van voeding en rust en drank. In deze rust moet ik mijn begeertelichaam evenzeer tot rust brengen. Deze delen van mijn bestaan moeten slapen. Zo goed als ik mijn lichaam tot een minimum van werkzaamheid heb gebracht moet ik dit ook doen met mijn begeertelichaam. Heb ik ook dit tot stand gebracht, dan kan ik met mijn etherisch lichaam, aannemen de dat ik voortdurend stofmens ben dus, uittreden naar een sfeer en daar zien en waarnemen. Ik kan dus zien, hoe het daar uitziet. Ik kan van hieruit naar boven of naar beneden gaan. Dus doordringen in de diepten van mijn, op dit ogenblik stoffelijk, wezen, in de diepten van de aan het duister gebonden geest, of opstijgen tot aan de hoogste sferen. Hoe verder ik ga, hoe meer ik verlies. Maar laten wij nu het beeld aannemen van een groot aantal doosjes, die in elkaar sluiten. U weet wel, zo’n Japans doosje. Elke keer, wanneer vrij door een sfeer komen, dan gaat er de buitenste hul af. De rest gaat verder. Op de duur heb ik nog één klein doosje. Laten wij 44
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
zeggen, dat wij dit nu in contact brengen met radioactiviteit. Wij maken het radioactief. Dan zal geen van de andere doosjes kunnen zeggen, waar het vandaan komt. Zij weten alleen, dat het uit die kern komt, uit dat binnenste doosje. Maar wanneer zij lang genoeg samen zijn in de oude verhouding is het geheel radio actief, nietwaar? Zo gaat het nu ook met ons. Wanneer wij, geest en stof zijnde, doordringen tot de hoogste sfeer in een ogenblik van beschouwing, dan krijgen wij daar een licht, dat op de duur al onze voertuigen moet beïnvloeden. D.w.z. dat ik begin met geestelijke gezondheid, geestelijk evenwicht en geestelijke vreugde en eindig met een perfect stoffelijk evenwicht, waar vanzelf een onsterfelijkheid van de cellen en weefsels het resultaat zou kunnen zijn. Omgekeerd echter moet voor mij de mogelijkheid bestaan, om waarden uit mijn stoffelijk bestaan te projecteren naar een sfeer. Dat is voor mij niet onbelangrijk, want ik leef in dit bewustzijn, in dit milieu. Ik moet in dit bestaan alles zo goed mogelijk regelen. Maar er zijn problemen, die ik op dit vlak niet kan oplossen. Wat moet ik doen? Ik kan het niet mee nemen in het voertuig, waarin het probleem geboren wordt en andere voertuigen kunnen het niet helemaal bevatten in de vorm, waarin het bestaat. Ik moet leren mijn probleem terug te brengen tot een zeer kleine omvang, het a.h.w. te comprimeren tot ik de kernvraag eruit heb. Heb ik deze kern gevonden, dan heb ik zoor veel bijkomstige waarden natuurlijkerwijze moeten hebben verwaarloosd. Die kern is iets, waarin echter mijn weten en mijn gevoel gelijktijdig spreken. Ik kan daarmee dus in ieder geval komen tot het etherisch lichaam. Waarschijnlijk ook wel verder. Elke keer, dat ik in een sfeer kom en het niet verder mee kan of mee mag nemen, kan ik het nog weer aanpassen aan de omstandigheden. Ik behoef mijzelf alleen maar voldoende te trainen, zodat het mij mogelijk is hetgeen, dat ik terug breng niet alleen te ondergaan, maar bewust te kennen voor wat het ís. Dan heb ik de oplossing van al mijn problemen. Ik heb de perfecte weg door het leven gevonden. Dit alles uit de harmonische opbouw van mijn bestaan. En ik kan terug koren tot in de kleinste kern van mijn wezen en zelfs daar de kracht, die ik uit het Goddelijke verworven heb tot uiting brengen. Was dit interessant genoeg voor U? Ik mag nog een kort ogenblik verder spreken, want mijn vriend is nog niet helemaal klaar om mij te vervangen. Er bestaan in deze verschillende pogingen en oefeningen, die men wel doet, verschillende gevaren, dunkt mij. Maar voor de mens, die werkt binnen deze piramide van zijn geestelijke en stoffelijke persoonlijkheden bestaat er maar één groot gevaar. Dat is dit: Op het moment, dat een mens zijn realiteit prijs geeft in een wereld, moet hij dit volledig doen. U kunt niet voor een klein deel Uw werkelijkheid prijs geven en verwachten daarvoor nog een andere gelijk waardige werkelijkheid in de plaats te kunnen zetten, dan wordt U gek. Maar wanneer U deze wereld geheel aflegt, met al, wat er bij is, dan zal, omdat Uw bewustzijn hier ligt, een hernieuwd aannemen van deze persoonlijkheid en realiteit noodzakelijk zijn, anders kunt U niet voortbestaan. U zult dan terug keren tot het geheel. De les, die U hieruit kunt trekken is deze: Elke mens, die naar geestelijke erkenning streeft moet volledig leven in de sfeer, die op dit ogenblik zijn werkelijkheid uitmaakt. Verlaat men de stoffelijke sfeer en wil men geestelijk gaan werken, goed. Dan is alle stof vanaf dat moment, waan. Keert men echter terug, dan is alle stof werkelijkheid en zijn alle waarden der stof werkelijkheid. Wanneer men zo leeft, komt men op de duur tot een symbolische handeling in de stof. Daarover heeft trouwens, als ik mij niet vergis, vriend Abraham al eens uitvoerig gesproken op een andere bijeenkomst. Wel deze groep, maar een ietwat andere samenstelling, meen ik. Men kan dan door het symbool, dan dus handelingen verrichten, die op aarde reëel zijn, maar gelijktijdig een realiteit met zich mee brengen in een andere sfeer. In een andere bewustzijnstoestand. Kan men dit tot stand brengen, dan zal men hierdoor een zeer hoge graad van bewustzijn verwerven, waar men gelijktijdig handelen kan en kan bewustzijn in meerdere strata van het bewustzijn. En daar laat ik het werkelijk bij, vrienden. Mag ik U danken voor Uw aandacht. U heeft natuurlijk al gemerkt, dat ik hier heb waargenomen, omdat de oorspronkelijke spreker iets verlaat was. Hopelijk stelde het U, desondanks, niet te veel teleur. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Er is een stukje van mijn spreektijd teloor gegaan, omdat ik noodzakelijk ergens helpend moest optreden. Er is een ongeluk gebeurd, waarbij ik betrokken ben, doordat ik voor één van ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
45
Orde der Verdraagzamen de slachtoffers een zekere genegenheid heb. Ik hoop dus, dat U mij het te laat aanwezig zijn, wilt vergeven. Ik heb in ieder geval verschillende van die personen in goede handen achter kunnen laten Nu zullen wij vandaag maar niet al te veel verder gaan met een bepaald onderwerp. U heeft toch al een vervolg te wachten, n.l. over die Aztekentempels. Dus zullen wij het vandaag maar wat simpeltjes houden. De esoterische betekenis der dingen kunnen wij overal vinden. Ik zou vandaag willen spreken over
DE ESOTERISCHE BETEKENIS VAN DE ARKE NOACHS
Hopelijk heeft U daar geen bezwaar tegen. Noë of Noach is de noodlotsschipper, die varend over een stervend land, een verdronken wereld het leven overbrengt en behoudt, opdat het opnieuw zal opbloeien. Hij is degene, die door God gewaarschuwd wordt. Wat is ons direct opgevallen, toen wij dat verhaal voor de eerste keer hoorden? Dat Noë een goed mens was en dat al de andere mensen slecht waren. Zou dat werkelijk waar zijn? Of moeten wij hieraan misschien een symbolische betekenis geven? Hetzelfde wordt per slot van rekening verteld over de ondergang van Sodom en Ghomorra. Wanneer er slechts tien rechtvaardigen zijn, zo zal ik U de stad sparen. Indien er slechts vijf rechtvaardigen zijn, zo zal ik U de stad sparen. Dat laatste wordt nogal eens een keertje weg gelaten. Dat wordt de vertalers schijnbaar te bar. Het idee van een hele wereld die slecht is en een goed mens, dat dan ook blijft voortbestaan, dat kan niet helemaal kloppen. Want wanneer de hele wereld dan zo slecht zou zijn, zou geen goed mens te midden van al die kwade mensen kunnen bestaan. Hierin ligt dus niet in de eerste plaats van het werkelijk goed zijn, maar van een ander levensbesef, een ander levensbewustzijn. Noë kan nog spreken met God en de anderen niet. Die anderen kunnen verder wel heel goede mensen geweest zijn, maar zij konden niet spreken met God. En wat is spreken met God? Dat betekent een harmonisch wezen zijn. Dat je harmonisch bent ten opzichte van de kosmos. Dan eerst kan God in je spreken. Dat is dan het eerste punt, dat ons opvalt. Dan een tweede punt. Dat is ook al zo vreemd. Want de maten van de ark, die hij bouwt, worden hem door God, let wel, door God, nauwkeurig opgegeven. Dan komt er in ons al weer een vraag. Per slot van rekening, God zou hem waarschijnlijk beter een paar tips hebben kunnen geven over de manier, waarop hij werken moest dan hem precies te vertellen, hoe groot dat schip wel moest zijn, nietwaar? Dus die ark zal ook wel niet precies hetgeen zijn, waarvoor zij schijnbaar bestaat. Die ark heeft n.l. symbolische maten, die onmiddellijk met kosmische waarden in verbinding staan. Het is zelfs zo, dat, wanneer wij de berekening gaan maken van het grote bekken in de tempel van Salomo, van de lege sarcofaag in de grote piramide van Cheops en van het grote tempelbad in de omgeving van Orchutz(?), dat ook al een heilige plaats is, wij altijd weer dezelfde verhouding van afmetingen vinden; dezelfde verhoudingen, grootte en maten verschillen. In het ene geval wordt in meters gesproken en gerekend, in het andere geval over ellen of inches. Maar reken je de zaak om, dan blijkt, dat de verhouding tot op het laatste decimaal hetzelfde is. Het is dus wel aan te nemen, dat de ark in de eerste plaats een symbool was, Een symbool, dat mogelijkerwijze ook wel aan een werkelijkheid kan ontleend zijn. Maar ook al zou er geen Noë geweest zijn en zou hij zich niet met een schuit voor een grote overstroming hebben, gered,dan stelt de wijze, waarop dit in de Bijbel wordt gezegd, ons toch nog voor enigszins andere problemen. Want, is de ark symbolisch, waarvoor is zij dan het symbool? Voor de geestelijke kracht en plaats van de aarde in het kosmisch bestel. Dat betekent nogal wat. Is Noë dan wel een mens? Mij, is het lang niet zeker, dat met Noë een mens wordt bedoeld zonder meer. Eerder zou men kunnen aannemen, dat hier een bewuste geestelijke invloed vormend werkt en het totaal van het bewustzijn brengend en bergend a.h.w. binnen de beslotenheid van deze aarde, onder de bescherming van de heersers der aarde en de aardgeest, weet te bewaren voor een verschrikkelijk onheil. Wat voor onheil? Een watervloed, die de hele wereld verdelgt? Het is wel bewijsbaar, dat een dergelijke overstroming hier op aarde in de tijd der mensen niet heeft plaats gevonden. Wel is te bewijzen, dat op ver, uiteen liggende tijden overstromingen practisch elk vasteland geteisterd 46
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
hebben. Overstromingen, waarbij inderdaad tijdelijk of voorgoed grote gebieden tot zee geworden zijn. Maar dat betekent niet, dat de gehele wereld gelijktijdig werd omspoeld. Zelfs is er geen bewijs voor te vinden, dat er te enigerlei tijd b.v.een grote vloedgolf de aarde omspoelde en b.v. alles behalve enkel bergen voor korte tijd heeft bedekt. Dus ook die ramp moeten wij als een symbool zien. Waarschijnlijk gebaseerd op een bestaande werkelijkheid. Ik vermoed,dat het verhaal zich afspeelt ergens bij Euphraat en Tigris, dus uit de omgeving van Ur genomen is, waar dergelijke overstromingen soms voorkwamen. Maar wij kunnen wel vragen: wat is het element? Noë overwint het water. Zeker. Met God’s hulp. Maar hij overwint de wateren en keert zo terug tot het vaste land. Wat hebben wij hier mee te maken? Wat kan dit ons zeggen? Elke mens kan een Noë zijn. Zou de wereld ook nooit meer geteisterd worden door de wateren, dan zijn er nog meer elementen. Lucht en vuur en aarde. Het water staat klaarblijkelijk voor een elementale ontwikkelingskracht. Hoe is een mens, die in zijn bewustzijn zich zelve zodanig verhoogde, dat hij niet alleen een uiterlijke verandering van levensomstandigheden, maar vooral een innerlijke verandering kon ondergaan, waardoor een nieuwe aarde hem kon dragen en leven geven. Wat is het voertuig, dat hem daarbij helpt? De ark, die het symbool is van de kosmische plaats der aarde? De aarde heeft een heerser, wiens lichaam deze aarde zelve is. Daarin zien wij verschillende hoog geestelijke krachten werken als de Heer der Wereld en degenen, die namens hem optreden, die door die aarde worden geuit. geest der wereld beschermt Noë. Het doet mij denken aan de Openbaring van Johannes en het aantal der geredden, dat honderdvierenveertigduizend is. Het getal van de mens, van de priesterlijke mens het getal negen. Noë is de priesterlijke mens van een oudheid. Hij is de mens die met zijn God spreekt en zich daardoor aan kan passen aan omstandigheden, die voor de anderen niet houdbaar en niet duldbaar zijn. De levende invloed, die van de aarde uitgaat: de waarschuwende stem God’s, die in hem klinkt. Dit doet hem alle maatregelen op het juiste ogenblik treffen. Opvallend: als de ark klaar is, gaat het regenen. Niet voor die tijd. U leeft in een wereld, die ook weer binnenkort haar overgangsperiode tegemoet gaat. Het is moeilijk om te zeggen, of het deze keer de elementen zullen zijn, of alleen de geest, die de huidige mens langzaam maar zeker zullen terug brengen tot een minderwaardig schepsel, dat ondergaat. Zoals de wereld er voor staat zou een plotseling optreden van een algemene steriliteit b.v. niet verwonderlijk zijn. Een steriliteit, geboren uit mentale spanningen, die niet meer gedragen kunnen worden. Dan zou er misschien ook weer een Noë kunnen zijn, een wezen, dat, mens zijnde, onberoerd door deze spanningen zich zelf gelijk weet te blijven, zich zijn dienende functie in de schepping realiseert en daardoor zich en de zijnen zal, kunnen redden. Misschien bent U wel zo’n Noë. Want een mens, die goed is, kan rond zich een sfeer van rust en zegening verspreiden, die aan allen, die in die sfeer leven, rust geeft, hen zelve maakt tot elementen, die tegen een stootje kunnen in een wereld vol veranderingen, in een wereld vol van spanningen en nood. Ook wij moeten onze ark daarvan bouwen. De ware ark, die voor U zou moeten betekenen, onverschilligheid voor aardse waarden, zover zij niet onmiddellijk voor het eigen leven en voortbestaan noodzakelijk zijn. Daarnaast moet men dan alle vrij gekomen krachten gebruiken om in innerlijke harmonie met God te komen. Dit om een nieuw beleven te scheppen, dat groot is en waardevol. Dan dringt men door tot de kern van het leven dezer aarde, de aardgeest, de engel, die deze aarde haar kracht en bezieling geeft. Daarin geborgen kan men alles doorstaan, wat de elementen, waaruit het lichaam dezer aarde is gebouwd, U aan willen doen. Dan kan nog het somber geweld van het op U vallende gesteente, nog het laaiende vuur van zelfs atomaire kracht, of van een plotselinge uitbarsting der zon, nog de schrale kilte van een tot ijs verstijvende atmosfeer U iets kunnen doen. U bent dan onkwetsbaar. Onkwetsbaar, omdat U dan gebonden bent in en beschermd door het wezen der aarde zelf. Wanneer U zich realiseert zult u ongetwijfeld zeggen: dit zou ik graag willen zijn. Maar er staat in de Bijbel nog meer: Noë nam met zich in de ark alle dieren der aarde en wel van elk een paar. De feitelijke onmogelijkheid om binnen een ark van dergelijke afmetingen ook maar een twintigste deel van het aantal dieren, dat er in die tijd op aarde bestond, te bergen, doet ons ook hier weer zien, dat dit een reëel verhaal, maar een symbolische uitspraak is. Wij zijn voor alle onder ons staanden, alle lager besnaarden, die ons niet afwijzen, verantwoordelijk. Wij moeten ook hen redden door hen leiding te geven. En hij leidde de dieren in de ark. Men moet zijn eigen geestelijke bescherming, verworven uit deze grote geest, niet voor zichzelf houden. Men mag daarin inleiden een ieder, die dierbaar is en de ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
47
Orde der Verdraagzamen voorwaarden accepteert. Hij nam met zich zijn zonen en hun vrouwen. Maar daarnaast is men verplicht om ook alle lagere leven, waarmee geen directe band bestaat, in te leiden, te brengen in deze gemeenschap, waarin alle wezens tijdelijk met elkaar in vrede leven. Later kunnen zij weer tot geschillen komen. Want het leven moet voort gaan, of de wereld nu een gloeiende bol is, of een koude steenrots, die in de ruimte zweeft. En leven zal er zijn. Leven, dat daar aan aangepast is. Leven, dat begint misschien in een beheersing van het stoffelijke en zich steeds verder ontwikkelend komt tot een langzaam maar zeker ontwaken van geestelijke waarden, waarbij de aarde, waaruit men geboren is, nog steeds de ark blijft, vanwaar men zelve, zoals eens in het verhaal de duif, kan uit vliegen om te zoeken naar de tekenen van groter bewustzijn en wordend besef. Zo komende tot de realisatie van de eenheid, ook van de geesten der aarde, met de Alziel, die de drijvende kracht is van alles, die de heersende macht is in alle delen van de kosmos. Die uiteindelijk betekent voor een aardgeest, die twijfelt, voor een engel, die met zijn stoffelijk bestaan overhoop ligt, een reddende ark kan geven, waardoor men uit de dreiging van ondergang in het ledig niet kan komen tot het rijk van het ware bewustzijn. En hiermede, mijne vrienden, wil ik mijn betoog eindigen. Ik dank U zeer voor de mij betoonde aandacht en in dien er onderwerpen van deze aard zijn, die U verder door mij behandeld zoudt willen zien, kunt U die ter gelegener tijd rustig voorleggen. Thans geef ik het medium vrij, menende, dat voldoende stof tot overpeinzing werd gegeven. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Ik zou gaarne met U verder willen gaan over
DE TOLTEKEN EN HUN VERSCHILLENDE RITEN
U zult zich misschien herinneren, hoe ik verschillende spreuken heb geciteerd, waaruit U duidelijk werd, dat hun verering voor de zon en het licht een zeer feitelijk iets was. Dat het gebaseerd was op een wijsheid, die in het volk leefde. Het geheel van de eredienst en het geheel van de symboliek, bij de Tolteken gebruikt, is vooral in de eerste periode, wanneer wij nog de offers van graan en vruchten kunnen wijzen op een zeer oude afkomst van de eredienst en een sterke binding van de mens aan de zon. Nu wilde ik vandaag gaarne het geheel duidelijk maken. Na enig nadenken hen ik besloten een aantal citaten met uitleg te laten volgen, waardoor U zult kunnen begrijpen, hoe deze mensen de zon beschouwden. Wat de werkelijke waarde was, die voor hen hier achter verborgen was. Men moet niet denken, dat zij zon vereerders en zon aanbidders waren, omdat zij in de zon zelve een God zagen, Dit blijkt wel zeer duidelijk uit een citaat, dat deel is van een oud lied. Dit lied werd door een hogepriester gemaakt en veel gezongen tot de eredienst aan de oorlogsgod Huitzecatl de overhand kreeg. Het loopt ongeveer als volgt: Verborgen in het stralend licht, zijt Gij, o machtige. Gij trekt Uw baan, ons kussend en ons weer verlatend. Wij weten van Uw voortbestaan, maar kunnen niet in het duister zien. Het duister hatend,dat ons onttrekt Uw heerlijkheid en ook verbergt het leven. Het gaat nog veel verder. Maar waar het mij hier in de eerste plaats om gaat is: Gij Machtige, die gaat in de zon en als de zon. Men beschouwt dus schijnbaar de godheid als een wezen, dat zich verbergt in een zodanige felle lichtuitstraling, dat men evenals de zon zelve, deze God niet kan aanschouwen, krachtens al hetgeen wij leren in onze eigen sfeer is deze voorstelling van het Goddelijke opmerkelijk juist. God is niet te benaderen voor ons, wij kunnen Hem niet zien en aanschouwen, omdat ons wezen, omdat onze zintuigen niet in staat zijn, Zijn straling en Zijn gloed te weerstaan. Verder is het opmerkelijk, dat zij aannemen, dat God komt en gaat als de zon. Dit komen, dat kunnen wij nog begrijpen, maar dat zij aannemen, dat hij ook gedurende het leven der mensen de mensen beschijnt en daarop een nacht laat volgen, vraagt 48
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
wel enige nadere beschouwing. Wij vinden dit o.a. in een soort Isisverhaal, dat ik uit de aard der zaak wel zeer vrij moet gaan vertalen. De godheid leeft niet tegelijktijdig in al wat Zijn schepping is. Ik zal de beelden er maar uit laten, als ik U die ga beschrijven, neem ik te veel tijd. Hij komt op een bepaald moment en is dan krachtig werkzaam bevorderend de geestelijke groei van de mens, zijn gezondheid en zijn welvaart. Wanneer hij er is, dan is er volheid, dan is de oogst goed, dan is er vreugde en gezang, dan worden de offers aangenomen en zijn de voortekenen gunstig. Dan blijkt al les goed te zijn. Dan is er vrede. Zodra de God weggaat echter, d.w.z. als hij zijn aandacht ergens anders op richt, kunnen er grote rampen optreden als hongersnood, over stromingen, vulkanische uitbarstingen, oorlog. Kortom alles, wat het volk onaangenaam is. God is dus klaarblijkelijk voor hen een symbool van al het goede. Zij nemen aan, dat zolang God zijn ogen op hen richt, zij de ogen van God op hun volk gericht kunnen houden, dit volk gelukkig en goed zal zijn. Zij associëren zelfs heel duidelijk de godheid met de welvaart. Hiermede lijkt het wel even, of zij terug gaan naar de primitieve zonverering, waarbij de zon als leven en lichtbrenger zonder meer wordt geëerd. Maar een volgend citaat, vertaald uit het beeldschrift van dezelfde bouwval, zal U misschien uit de droom helpen. Want waar Gij zijt, zijn onze harten tevreden. Waar onze harten tevreden zijn, daar heerst de welvaart, daar is de aarde goed, daar groeit het koren rijk. Eigenlijk is het maïs, geloof ik. Kortom het is een loflied, waarin staat, dat de mens, wanneer hij in het licht God’s staat, zoveel kan doen, dat alles hem dan mee loopt, dat alles hem dan gehoorzaamt. Die opvatting lijkt mij niet dwaas. Wanneer wij ons zelve een weten met de Goddelijke kracht, onverschillig op welke wijze: het kan b.v. gebeuren in een kerk, wanneer U bidt, of, wanneer U in de natuur is en de grootheid der gebeurtenissen ziet, de grootsheid van de natuur, kortom, wanneer men zich een voelt met God, het ineens is, of alle dingen je goed af gaan. Er wordt hier een direct verband gelegd tussen de mens en zijn prestaties. Dit geheel, zegt men nu hier, is afhankelijk van God. Iets verder vinden wij wel een heel eigenaardig citaat. Het is geschreven in een oud schrift, dat speciaal op metalen platen werd gegrift, o.a. op goud. Dat er zo weinig van is over gebleven heeft U te danken aan de vrienden van Pizarro, die deze kostbare dingen eenvoudig versmolten om ze eenvoudiger te kunnen transporteren. Ik leef uit de kracht van U, o zon en Uw kracht leeft in mij. Indien ik wist, o zon, hoe Gij zijt en kon doordringen door het licht, dat U vermomt en verhult, zo zou ik een zon zijn en stralen. Echter ben ik geen zon, zo zijt Gij, o zon, mijn leven en dood. Tot ik U bereik, begrijp en zelve zo zijnde U noemend zal misschien Broeder, maar zeker niet meer Meester. Eigenlijk een Luciferiaanse gedachte: ik stijg op tot God en wordt Zijn gelijke. Het is maar goed, dat wij in de oude volksoverlevering de uitleg vinden hiervan. Er is een groot wezen. Dit wezen geeft (en nu vertaal ik zeer vrij) aan de geestelijke en de stoffelijke zon het aanschijn. Deze beiden samen zijn slechts een deel van zijn uiting en zijn kracht. Zij kunnen stijgen tot vrij leven in het paleis van de stoffelijke zon, met ons wezen leven gevend aan de aarde, of wij kunnen stijgen tot de geestelijke zon, leven gevend aan alle schepselen, in wie meer leeft van de Goden dan alleen maar de zuivere materie. Zoals ik reeds zeide, ik vertaal zeer vrij. Ik meen, dat wij de gehele zonnecultus, zoals die daar wordt beleden, kunnen uiteen rafelen en stellen op deze wijze: de zon zelve is het symbool van een onzichtbare kracht, die aan de zon gelijk wordt geacht, qua intensiteit. Die belangrijk is voor het leven van alle wezens. Uit de aard der zaak moet het een zeer hoge geestelijke sfeer zijn, waaruit die zon geboren wordt. Een geestelijke en stoffelijke zon worden gelijkelijk gewaardeerd en beschouwd als een soort partners of tegendelen. Zij kennen dus klaarblijkelijk een gelijke waardering voor het leven der sferen en het leven der aarde. Zij kennen hier een absolute overeenkomst. Zij gaan zelfs zover, dat zij, ofschoon ik dit alles de vorige keer heb aangehaald en dat nog zeer terloops, dat hun hiërarchie, zoals zij die op aarde kennen een reproductie heet te zijn, van wat er bestaat in de landen van de geest. Hun verering echter is ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
49
Orde der Verdraagzamen een erkenning van de voornoemde kracht, terwijl zij toegeven, dat er misschien een andere kracht daarbuiten kan staan. Hun God is in ieder geval, zo zij hem zien, nog niet het geheel. Dit lijkt wel op een vrijwillige zelfbeperking, om zodoende te komen tot een voor ieder aanvaardbaar beeld, waarin de God gevonden kan worden. De zonverering is krachtens hetgeen wij gehoord hebben en gezien, ach, gezien heeft U het niet, excuseert U mij. Naar wat wij gehoord hebben, komen tot een leer van ingewijden, die voor het volk trachten hun eigen inwijdingssfeer duidelijk te maken en dit alleen kunnen doen met een stoffelijk voorbeeld. Dan valt ons op, dat wij hier enkele tegendelen zien van de zonnegang van Osiris. N.l. dit: wanneer de zon verdwijnt kan men, volgens het volksgeloof, gaan kijken in een krater en men kan dan de zon onder de aarde voorbij zien trekken. Er gaat zelfs een verhaal, dat eens in een tijd van grote nood en verdrukking, toen het volk door de wilde stammen uit het Zuiden werden belaagd, een man in een nacht in een vulkaan daalde en bleef wachten, tot hij beneden de zon voorbij zag trekken. Hij sprong toen door de krater en kwam bij die zon terecht. Hij mocht zijn vraag stellen, maar toen verbrandde hij, althans stoffelijk in haar stralen. Maar, zo zegt men, men ziet hem soms nog naar de zon komen, vooral in de ochtend- en avonduren. Dus de morgen of avondster. Dat is de legende. Maar lezen wij het nu eens anders: een mens kan zichzelve vernietigen door de zon op te zoeken in de onderwereld en het licht niet te vrezen, zelfs niet in de diepste duisternis. Hij kan daardoor hier op aarde een gehele verandering van condities tot stand brengen. Dus zo ongeveer als Jezus deed door Zijn kruisdood voor de mensen, Verder kunnen wij ons nog af gaan vragen, wat dit in de leer van inwijding betekende. Wij vinden dan op aarde geen enkele bron meer, die nog bereikbaar was. Er zijn nog enkele geschriften, maar die zullen nooit aan de openbaarheid worden prijs gegeven. Wat geloofde men in deze kringen van priesters en ingewijden? Nu zal ik toch maar de spreuk herhalen, die werd gezegd, wanneer men als leerling, als novice werd aangenomen; Gij zult het vuur drinken om aan het vuur gelijk te worden. Het vuur zal U een smart zijn, maar in de smart zult Gij de krachten van het vuur kunnen weerstaan. Zo zult Gij uiteindelijk kunnen binnen gaan daar, waar het licht is van de grote kracht die onze Vader en onze Moeder, de zon is. Inderdaad was het leven voor die leerlingen niet direct erg aangenaam. Wanneer zij dan enige tijd in een soort opleiding, een school, hadden doorgebracht, werden zij naar een tempel gebracht, die ergens in de rotsen lag, die was daarin uitgehouwen. Dan zeide men tot hen: Nu gaat Gij in tot het duister; Gij, hebt het vuur der wijsheid gedronken, zo draagt Gij Uw licht met U. Zo Gij in het duister vreest, zo roep dit licht, dat in U is en Gij zult zien, dat de zon U ook in het duister bereikt, Hier was dus wel sprake van een zuiver geestelijke invloed, want een stoffelijke zon kan niet schijnen in een duistere grot en ook niet in die rotstempel. Later hebben zij in die tempel wel een truc gebruikt; zij hadden toen in het dak een koker gemaakt en daar scheen op zekere dagen de zon in. Dan scheen opeens een felle lichtbundel op een gouden zonneschijf, die zij daar hadden staan. Tegen de mensen zeiden zij dan; Zie je wel, de God schijnt als hij wil, zelfs door de rotsen heen. Een oplichterij, zoals de priesters in alle tijden wel meer pleegden. Ik meen, dat sommige Christenpriesters wel eens de veren uit de vleugel van de Aartsengel Gabriël hebben laten zien. Het valt mij nog mee, dat zij nooit de staart van Beëlzebub getoond hebben. In de Moslimwereld heeft men wel van die eigenaardige relieken, waarvan men beweert, dat zij deel zijn van sheitans, duivelen, die er eens op zo’n plaats zijn geweest en waarvan toen de een of andere heilige een stukje heeft vast gehouden. Maar ter zake ik moet verder gaan. Deze kandidaten voor de inwijding bleven een lange tijd in het duister. Het enige licht, dat hen gegeven werd, was dat van een fakkel en in sommige gevallen ook licht van vulkanische oorsprong. Zij werden er op getraind om in bedorven lucht en vulkanische dampen te leven. Er werd hen geleerd om met zeer weinig voedsel uit te komen. Hen werd geleerd zichzelve door concentratie steeds verder te overwinnen. Op het moment, dat men dan dacht, dat men heel wat bereikt had, kwamen de priesters in plechtige optocht en namen de kandidaten mee naar buiten toe. Dan stonden zij daar in het volle licht van de zon en waren verblind. Dan zei men tot hen; Gij hebt geschouwd bij Uw eigen vuur. Zie hoe groot het vuur is van onze Vader en onze Moeder, van onze kracht, de zon. Hij verblindt U. Maar Gij moet leren om zijn stralen te 50
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
verdragen, ook wanneer Gij uit het duister komt. Licht en duister moeten voor U één worden. Wanneer licht en duister een zijn, zult Gij kunnen aanschouwen, wat er verborgen is achter de stralen vloed, die U thans verblindt. Hier zit een zeer ware filosofie achter. Stel U voor, dat wij op een gegeven moment zoeken naar God. Dan gaan wij proberen om alles in ons zelf te vinden. Wij gaan proberen in ons zelf de waarden te vinden, die ons dichter bij God brengen. Wij gaan dus, beroerd door het Goddelijke, dat in ons de drang doet ontstaan tot bewustwording, in tot de grotten van ons eigen wezen. Het enige licht, dat wij daar op ons pad vinden, is het licht van ons eigen ik. Het licht van onze hartstochten en van ons wezen. Maar verder komen wij niet, Wanneer wij dan lang genoeg hebben gezocht en wij denken, dat wij gevonden hebben, leidt degene, die ons inwijdt, ons weer naar buiten toe. Hij stelt ons plotseling voor het raadsel der Goddelijke macht en wij zijn verblind. Dan wordt ons duidelijk gemaakt, dat wij in het licht en in het duister deze kracht gelijkelijk moeten zien, willen wij haar zonder masker vinden, willen wij de werkelijkheid begrijpen. Wij kunnen God niet alleen in ons ik vinden, maar ook niet alleen buiten ons. Wanneer wij ons er van bewust zijn, dat hij zich in beide aspecten voortdurend aan ons openbaart is pas een verdere inwijding en bewustwording mogelijk. Er is nog een fase der inwijding, die ik U verder kan en mag beschrijven, n.l. het moment, dat de priester terugkeert tot de tempel zelve. Dit is een zeer bijzondere plechtigheid. Over het algemeen vindt deze plaats direct na het middagoffer. Zoals U weet zijn hierbij een groot aantal personen aanwezig, ofschoon niet zoveel als bij het avondoffer. Na dit offer legt men deze mens eerst op het altaar der wereld. Men tracht het licht hem te doen beroeren door middel van een parabolische metaal spiegel, waar mee men het licht weerkaatst. Wordt hij hierdoor inderdaad beroerd, kan men hem in de lichtbundel vangen, terwijl hij op het altaar van de aarde ligt, dan is het zijn taak om onderwijzer te worden. Hij wordt niet verder ingewijd. Hij krijgt een taak bij de tempel als leraar, of wondgenezer. Soms kan hij zelfs raadsman van de vorst worden of wichelaar. Gebeurt dit niet, dan wordt hij gelegd op het zonnealtaar. Hij moet dan echter in staat zijn om de pijn van het geconcentreerde licht te verdragen, totdat een wond is geschroeid. Hij moet dus een zeer grote zelfbeheersing hebben. Meestal koos men daarvoor een plaats op de borst, Wanneer de novice deze wond heeft gekregen, dan heeft hij het teken van de God ontvangen en mag verder gaan met zijn inwijding. Men zegt hem dan het volgende; Onthoud, Gij, die de waarheid zoekt van de lichtende zon, dat de zon niet alleen leven geeft, maar ook doodt. Dat zij niet alleen geneest, maar ook kwetst. Onthoud vooral, dat, wanneer de mens de krachten van het Goddelijke hanteert, hij dreigt onder te gaan. Dat, wie naar het licht der zon, dat vaak schaadt, wat hij wil genezen. Wanneer Gij ingaat, onthoud en laat het niet uit Uw weten en denken ontsnappen. Er is een lichtende kracht overal, zoals de zon overal straalt. Maar het is gevaarlijk voor U deze kracht te bundelen en te werpen. Want zo Gij bundelt en werpt, verwondt Gij Uzelve of verwondt Gij een ander, Slechts wie het offer breng u heeft het recht de spiegel te hanteren en het licht te werpen, De God kan alleen beslissen of wordt aanvaard, wat Gij wilt geven, ofwel dat het wordt verworpen. Zo de God echter verwerpt, laat U niet ontmoedigen, maar offer opnieuw. Eens zal hij het offer van u aannemen en eerst dan zijt Gij een werkelijke priester, die draagt zijn macht Na hetgeen wij deze en de vorige keer hebben behandeld zult u zelf wel inzien, dat er een sterke overeenkomst bestaat tussen deze opvattingen en wat er over het paradijs werd verkondigd. Let wel: zodra de priester zelfzuchtig is en buiten zich een doel zoekt, heeft hij de kans zichzelve te verwonden. Dat is heel begrijpelijk. Er was in het paradijs toch ook een grens, waarbuiten de waan u voortdurend begoochelde? Dan, wanneer hij niet aanvaard wordt door de God, wanneer hij in de waan blijft, in de wereld, dan is hij niet verder voor priester geschikt. Want hij zal in de waan steeds verder van de ware plaats des levens afgaan. Omkerend eerst zal hij kunnen ontdekken, dat hij steeds een hersenschim heeft nagejaagd. Hij is goed genoeg om het volk te genezen of te onderwijzen. Maar niet goed genoeg om door te dringen in de grote geheimen. Ik geloof, dat deze kleine vingerwijzing voldoende is om verdere ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
51
Orde der Verdraagzamen analogieën zelf te vinden. Hiermede is het onderwerp dan klaar. Ik had gehoopt het onderwerp de vorige maal al geheel af te handelen, maar ik werd er te veel door mee gesleept. Ik doe dus weer hetzelfde als daareven en geef u over aan een andere spreker, die de verdere bijeenkomst voor u zal leiden. Ik hoop, dat u mij mijn tweemalig en voortijdig verschijnen zult vergeven. Goedenavond. o-o-o-o-o Zo vrienden, Wij zullen dan thans een ogenblik over de meer gewone dingen na gaan denken. Het onderwerp, dat zich aan mij opdringt is “Licht”. Laat ons dan een ogenblik denken over het licht, zoals het in al onze werelden, in al onze sferen van een andere en toch even grote betekenis voor ons is. Wanneer het licht de aarde kust en haar zacht verwarmt, dan zal zelfs een zaadje, dat sluimert in de donzen diepten der aarde, ontwaken. Het ziet niet, maar het wordt gewekt en tracht wanhopig zich ontspannend, wringend en borend een weg te banen door de harde aardkorst om op te kunnen stijgen in het licht van de zon. Rond ons is het licht van de geest. Gevangen als wij soms zijn in ons voertuig en onze begoocheling, kunnen wij dit licht nog niet zien. Maar door de dikke waden heen van waan en begoocheling raakt en roert ons iets, dat ons wekt. Ons wezen begint een weg te zoeken door de vaak, o zo harde laag van materie en rede, van wat wij noemen onze werkelijkheid, heen, door de vorm van onze sferen en de opvattingen van ons leven, opdat wij eindelijk ons wezen zullen mogen ontplooien in het licht van de zon. Het licht van de geest, dat altijd bij ons is. Dagen en dagen voor het zaad eindelijk heeft bereikt wat het wil. Tegelijkertijd met het opzenden van zijn schoten zullen de wortels naar beneden gaan, want het licht leert ons om vast te staan in alle dingen. Niet te zijn een vluchtige glans , die meedanst in de zon. Een vlinder, even spelend in de wind om dan te sterven van de kou van de avond. Het licht van de geest leert ons om ons langzaam en voorzichtig te ontwikkelen. Het leert ons om onze wortelen vast te slaan in de wereld waarin wij leren en leven om onze sfeer toch vooral niet te verlaten. Wij moeten niet boven onze sfeer uit willen groeien, maar uit onze sfeer naar boven. Dat is het verschil. Het Goddelijke licht. Wie zal in staat zijn om de grootheid van deze kracht te omschrijven? De zoetheid en de warmte, die het geeft, wij kunnen ze slechts flauw beseffen. Want rond ons is het nog steeds de aarde of de sfeer, waarin reeds meer ontwikkelde geesten een schaduwdak werpen boven onze schamele pogingen om in het daglicht te treden. Voor ons dansen de nevelen nog tussen de stammen, boven ons is er een groen waas, dat ergens het licht verhult, dat een ogenblik neerpiekte, ons beroerend en weer weggaand. Toch is het licht rond ons, maar wij zien op een bepaalde wijze. Wij schouwen alleen maar naar de glans van de zon. En toch, wanneer de hemel bedekt is met wolken, wanneer de trage regen staag neer sijpelt tot de half verdronken wereld schijnt te klagen in het murmelen van stromend water, dan is er licht. Maar men weet niet, van waar het komt. Het schijnt een ogenblik mee te reizen met een regendruppel. Het schijnt in een vreemd grijs toch nog een ogenblik de kleur te ontdekken. Wanneer de regen een ogenblik verder drijft en de droogte als een koele vlaag de vochtigheid in zweeft, dan lijkt het, of ramen en daken en deuren van kleur veranderen. Het is, alsof de glazen een andere schijn tonen, of huizengezichten eensklaps grijnzen. Dat is het licht. Dat is het werkelijke licht. Een licht, waarvan wij niet kunnen zeggen, het komt daar vandaan of daar vandaan. Het is diffuus. Het komt van alle kanten en geen schaduw tekent een richt, van waar het valt. Maar het is er: licht. Zelfs wanneer wij denkeen, dat de nacht duister is, zien wij tocht nog weer schimmige vormen zicht aftekenen van wat weer een dieper duister betekent. Ergens in de fluwelen zwartheid van de nacht moet licht zijn, licht, altijd weer. Al vragen wij naar het licht, wij menen maar al te vaak de zon, niet begrijpend, dat haar brandende felheid op den duur de aarde moet verdorren, bleek doet worden de kleuren en schriel en mager de mensen. Wij vragen naar de zon, omdat wij het niet beter weten. Wij vergeten dat licht iets anders kan zijn dan de zon. Licht is er in allen dingen des levens, zolang er rond u nog vreugde is en een reden om te bestaan, is er licht. Anders zoudt Gij niet zien, waarom Gij leeft en dat Gij leeft. Dan zoudt Gij geen reden meer kennen en geen drijfveer en geen kracht. Zoek het licht, waar het is. Denk niet, dat alleen maar de felheid van het plotseling ontwaken in een nieuwe vrije wereld voor u van betekenis is. Begrijp de waarheid van het esoterisch gezegde, dat hij, die de 52
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
sluier afneemt, vaak sterft. Men kan niet ongestraft een sluier weg nemen zonder voorbereid te zijn. Maar onder de sluier tekenen zich reeds de vormen af van het beeld der waarheid. De schaduwachtige, schimmige wereld vol van ons grijsheid, die ons regeert, als de aarde een regendag, het schaduwachtige licht als in een woud op een vroege Zondag, zijn uiteindelijk onthulde vorm van het licht. Het licht is er. Nu bestaan er bepaalde lenzen, die zelfs, wanneer er weinig licht is, al dit licht schijnen in te zuigen en het werpen op hetgeen zij willen of moeten tonen. Het is alsof zelfs het meest diffuse licht, geconcentreerd nu als bij een zoeklicht, daarbij aan kracht gewint. Wij zijn niet in staat om zonder meer tot het grote licht te gaan. Dat kunnen wij niet. Maar wij kunnen wel al het licht rond ons absorberen, zover als ons dat maar mogelijk is. Zo ons leven wat helderder maken, wat zonniger en wat lichter. Maar dan zullen wij tevens een fakkel van het licht zijn voor anderen. Een teken. Het is vaak moeilijk om te begrijpen, dat er licht is. Het is vaak moeilijk om de kracht van de geestelijke zon te zien in de duisternis van je leven en bestaan. Het is vaak moeilijk om in de vormenrijkdom van een geestensfeer het licht te zien als een vorm. Als een ster, maar als de werkelijkheid, die overal is. Zonder verpozen. Wij willen het licht van de zon. Wij willen het licht vangen en in een flesje mee dragen als een curiositeit. Wij willen God in hart en geest sluiten om te kunnen zeggen: “Daar heb je Hem”. Wat zijn wij eigenlijk voor dwazen? Is het dan nodig om een hersenschim of een onbereikbaar iets na te streven? En dat, terwijl het werkelijke vlak rond ons ligt. Er bestaat een verhaal over een kaffer, die zijn kraal had opgebouwd op een plaats, waar thans een diamantmijn ligt. Vele diamanten lagen rond hem. Toch reisde hij dagen om een paar kralen te kopen. Soms lijkt het mij, dat wij even dwaas zijn. Wij van geest en stof. Rond ons is het ware licht, niet in de vorm, waarin wij het voorstellen misschien. Het lijkt onaanzienlijk en grauw, omdat wij nog niet geleerd hebben, hoe wij het moeten concentreren, zoals die kaffer niet wist, hoe je een diamant moet slijpen. Dus zoeken wij naar kralen. Wij gaan ver uit onze baan, trachten de meest absurde dingen soms, omdat wij dat licht alleen maar willen hebben, zoals wij ons dat voorstellen. Zou het niet verstandiger zijn om dat licht eerst te zoeken in dat wat wij hebben? Wij leven in een sfeer, in een wereld; je hebt een geloof, een gedachte. Je hebt iets, dat je als een taak in je leven ziet. Je hebt iets wat je voelt als een kracht, die voor jou van belang en betekenis is. Zou dat ook geen Goddelijke kracht zijn? Zou dat ook niet het Goddelijke licht zijn? Laat ons proberen de alle daagse vaagheid er van af te nemen, dan zullen wij zien, dat wij iets kostbaars hebben. Maar nog is het niet genoeg. De ruwe diamant moet gekloofd en geslepen worden, voordat zij het verblindend sieraad wordt. Lang zullen wij moeten werken voor wij uit de alledaagse waarden rond ons, die toch het Goddelijke licht bleken te bevatten, iets hebben gemaakt, dat dat licht uitstraalt en zichtbaar maakt. Maar hebben wij de edelsteen van het licht gevonden, dan dragen wij het werkelijk met ons mee. Dan is het niet een zon, die schimmig aan de hemel gaat en die je najaagt, die je doet versmachten en omkomen, of je teleur stelt door achter een wolkenbank schuil te gaan. De grote wijsheid van de zoeker naar het licht is, dat het licht in eenvoud geborgen is. Dat het licht in alle dingen tot uiting komt. Dat, wie dit begrijpt, de volheid van het bestaan ervaart in licht en vreugde, omdat hij leeft en zijn leven in de ware vorm ziet. Wanneer men het pad der inwijding gaat, krijgt men vele moeilijke taken en vele beproevingen. De tocht is zwaar. Wij zijn vaak de uitputting nabij. Maar wanneer wij de tempelberg betreden hebben en eindelijk gevonden hebben het moeizame pad, dat langs kloof en wand omhoog leidt, dan zien wij, dat van de tempel af een weg gaat, die ons zonder meer weer bij onze woning brengt. Een korte en gemakkelijke weg. Wij willen het altijd veraf zoeken. Wij willen het hoog zoeken. Maar het is zo dichtbij. Het licht, dat wij zoeken, leeft altijd in en rond ons. Het is aan ons om voor ons zelve dit licht te onthullen in de dingen, die ons nabij zijn. Dan kun je blijven, wie je bent, dan hoef je niet te worstelen met demonen en duivels in jezelf. Dan zie je langzaam uit het leven de kracht groeien, die je opneemt en draagt en leidt, die je anders maakt, als je je dat bewust bent. Er zijn veel zoekers naar geestelijk licht en velen zoeken op duizenderlei wijze overal, behalve daar waar zij het zeker kunnen vinden. God is lichtende kracht. God is leven. God’s licht is leven. Leeft Gij dan niet? Leef ik dan niet? Zijn wij dan doden, die rond dwalen en in een wereld van verdwazing? Wij leven toch? Het leven is zo dichtbij. De dingen rond ons, zijn die dan de dood? Of leven zij? Zelfs een huis vol dode dingen schijnt te leven, wanneer wij er ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
53
Orde der Verdraagzamen zijn. De Goddelijke kracht, die uit U straalt, die in alles leeft, die alle dingen schept, bezielt alles. De dingen kennen elkaar en zij spreken tot elkaar. Overal rond U kunt Gij dat licht zien. Een weerkaatsing van Uw eigen licht misschien, maar licht. God. Het licht, waarnaar wij zozeer begeren. Waar vinden wij het, waar zullen wij het ooit kunnen vinden dan in ons zelf? Waar is een weg, die anders voeren kan dan tot hetgeen wij zijn. Waarom zouden wij dan naar buiten toe strijden? Het is voldoende, wanneer wij het licht althans begrijpen, wanneer wij weten, dat het er is, zoals, wanneer op een grauwe dag, je weet, dat het licht er is; het plotseling je opvalt, dat er kleur en glans is, ondanks alles. Dat er in de regen schoonheid geborgen kan zijn, die soms de stralende zon niet wekken kan. Zoek dan het Goddelijke licht in Uw wezen, vrienden. Zoek het toch. Ik heb er al een klein beetje van gevonden, maar heil weinig. Ik ben de kaffer, die van het gewone steentje een stukje af heeft geslagen en een glimp van glans heeft opgevangen, meer niet. En hoe gelukkig maakt het mij. Hoe vol is mijn bestaan geworden, nu ik dit weet. Hoe vol kan Uw wereld zijn. Vrienden, licht, het licht van onze geestelijke zon, van onze Schepper, dat is een ding, waar wij alle dagen mee omgaan. Wij zijn er zo zeer aan gewend, dat wij het niet zien. Wat zijn wij een dwazen, grote dwazen. Maar niet zo dwaas, of onze dwaasheid realiserende, zullen wij proberen om er wat aan te doen, nietwaar? Wij zullen proberen om het licht, dat in ons leeft, te vinden; wij zullen proberen het lichte, het wonderlijke van God’s goedheid te zien in alle dingen, die gebeuren rond ons en die rond ons zijn. Wij willen niet meer als blinde dwazen, als stamelende idioten het leven voorbij gaan, de dingen, die alle waarden hebben in het leven. Wij willen niet meer alleen in een droom verder weg grijpen in een ledige ruimte, waar een zon speelt, misschien wel miljoenen jaren weg. Wij zullen het licht zoeken, waar wij het bereiken kunnen, in elke sfeer, in elke vorm, in ons wezen en wat daar rond is. En dan zullen wij misschien wat minder dwaas worden. Althans, dat hoop ik. Daarmede heeft U mijn onderwerp gehad, vrienden. Het is misschien niet lang, maar als het U kan leiden in de richting van het lichtende in Uw leven, dan heb ik meer gedaan dan alle woorden van de wereld kunnen doen, Ik heb U gewezen op de enige bron van werkelijk licht en werkelijke waarheid. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Ik zal voor U besluiten met het Schone Woord. En ik wilde van U ten hoogste drie onderwerpen hebben, die ik dan op de gebruikelijke wij ze voor U zal belichten. Heeft U zelf een keuze? AANVAARDING - BEWUSTWORDING - VREDE Wat sluipt op tere vleugelen naderbij? Wat verbergt zich voor de blindheid van mijn ogen? Wat schouwt mij zo verwachtend aan? Zo stil en toch vol mededogen? Wat schemert door der wereld waan? Ik zie een licht, een glimp, een glans, Of is het een vuurvlieg, die daar haar dans uitvoert? Neen, meer is het, ik weet het zeker, Een glans, die diep in mij iets roert, En spreekt van vreemde dingen. Slaap ik, waak ik? Ik hoor geluid, Ik hoor er mensen zingen, Ik weet niet meer, wat mij gebeurt, 54
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wat mij is overkomen. Waak ik? Is dit werkelijkheid? Of een dier zoete dromen, Wier zoetheid al te snel verglijdt? Nu weet ik het wel, En deze droom is waar, Het is de werkelijkheid van het leven, Het is een richtsnoer van mijn zijn, Een leidsman voor mijn streven Het is een waarheid, die mij hult, En als ik zing in stil gepeins, Dan weet ik: Bewustwording, die de mens geleidt, Gij toont een pad tot eeuwigheid. Aanvaarding Zwaar is de last en moeilijk de weg En drukkend ook de last der jaren. Het verleen is heen En de vreugden zijn heen, Die eenmaal de mijne nog waren. Verder gaat het pad en zwaar blijft de weg, Het leven lijkt ledig van waarden, En bewust van het zijn, haar altijd Toch voort kan aanvaarden De aardse waarden, Omdat ik daarmede ook geheel God’s wezen wil aanvaarden. Vrede Zoete rust, na lange tocht Hoe heerlijk is het te verpozen, Terwijl het licht mij zachtkens streelt, De wind mij wat komt kozen. Ik zie de wereld in dingen verdeeld, Ik zie toch de eenheid der dingen, Tevree ben ik nu, met mijn eigen bestaan, Ik laat anderen een zegelied zingen Of klagen een sombere waan. Lang heb ik mijn lasten gedragen, Maar nu is het voorbij, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
55
Orde der Verdraagzamen Er is vrede voor mij. Een vrede als stille zegen, Die is mij een loon, zo rijkelijk groot, Dat alle wegen van leven en dood, Ik duizendmaal zou willen begaan. Alleen terwille van vrede Die meer is dan denken, dan weten, verstand, Die overweldigt de rede, En maakt mijn wezen tot lichte kracht, Die, onttrokken aan ‘s levens oneindige jacht, Thuis keert in een rijk, waarin ik mijn God kan aanvaarden. Bewust van mijn zijn, Aanvaardend mijn lot Zo mag ik de vrede verwerven, Omdat ik het leven, juist het leven, Aanvaardt. Ook al wordt mij op aarde, of in de sferen Niets gespaard Vind ik vrede en zal nooit meer sterven. En daarmede, vrienden, is deze bijeenkomst geëindigd. Ik dank U voor Uw aandacht en ik wens U verder allemaal een aangename en goeden avond. o-o-o-o-o
56
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nr. 6. - 15 Maart 1955 Goeden avond, vrienden, Na de vorige keer het spel der vergissingen gespeeld te hebben, zullen wij deze avond wederom trachten te besteden aan een beschouwing, die gebaseerd is op oude esoterische waarheid. Ik weet niet, of U wel eens gehoord hebt van
DE GOUDEN STAD
Het is een legende, die bij de Arabieren bestaat en in velerlei vorm altijd weer in de wereld naar voren komt. Tot zelfs in het Christendom, waar zij verschijnt in de vorm van het hemels Jeruzalem. Ik wil beginnen met voor degenen, die haar nog niet kennen, de legende van de Gouden Stad, kort te vertellen. Wanneer je leeft, ergens op de wereld, dan komt er een moment, dat je je getrokken voelt naar een bepaalde omgeving en naar een bepaalde sfeer. Je weet niet, welke banden het noodlot heeft gesmeed, om je juist deze richting uit te drijven. Maar je wordt plotseling naar die ene bepaalde plaats getrokken. Wanneer je daar dan eindelijk bent, dan is het net, of er uit de verte een stem naar je roept en tot je spreekt. Soms wordt het verlangen dan zo groot, dat je de eenzame beschouwing niet langer kunt verdragen en weggaat, ver van de huizen en de mensen. Wanneer je dan lang gereden hebt, lijkt het plotseling, of voor je een stad opdoemt met gouden daken. De wit kristallen muren staan statig te wachten. Het is, of men enige beweging waarneemt. Toch ziet het oog niets. De lucht, die rond die stad schemert en trilt, alsof het een luchtspiegeling ware. Wanneer men die stad genaderd is tot een bepaalde afstand sommigen spreken hier over een mijl, anderen over enkele honderden meters dan kan men niet verder meer gaan. Je staat er vlak voor. De stad is er. Je zoudt haar muren na enkele schreden kunnen beroeren. Je verwacht elk ogenblik, dat de zware bronzen poorten open zullen gaan en de een of andere statige priester naar buiten zal schrijden om je verwelkomen. Maar dan klinkt er meestal een stem in je hart, die je dwingt terug te gaan, omdat de Gouden Stad geen stad voor stervelingen is. Wie er echter binnen gaan, zie je slechts zelden terug in de wereld.en dan maar voor een kort ogenblik, want, in de Gouden Stad leeft de Waarheid en Wijsheid der Wereld, verpersoonlijkt in de velen, die de hoogste graad van inwijding bereikt hebben. Maar niemand weet, waar de stad ligt. De karavaanvoerders hebben soms spookachtig tussen het zingen de zand in de verten de gouden schaduw gezien. Derwischen zijn haar na getrokken, deze vreemde schemering. Men heeft later hun geraamten terug gevonden, die lange tijd door het zand waren overspoeld. Toch gelooft men, dat er een ogenblik zal komen voor elke sterveling, dat hij tot de poorten kan gaan van die stad en zij voor hem open zullen gaan. De legende zegt, dat daar binnen tussen de schone tuinen en de trotse gebouwen, plaatsen klaar liggen om een ieder te ontvangen. Wie er binnen treedt, vindt er zijn woning. Eens per dag, wanneer de avond valt, komen alle bewoners samen in een grote Moskee. Daarin spreekt dan de stem van de Allerhoogste tot hen, die haar kunnen verstaan en begrijpen. Dat is de legende. Dat zij in vele vormen bestaat. Ach. De vele verhalen over steden, die in de kunstmatige meren van Zuid Amerika liggen begraven, de verhalen over het onderaardse rijk der Tibetanen, de verhalen over de Graalburcht der Middeleeuwen, zij spreken allen ongeveer over hetzelfde. Over de mensen, die uittrekken, die lange tijd dwalen en dan vinden. Laten wij deze gedachte, die reeds zo lange tijd de wereld doortrilt heeft, als uitgangspunt nemen voor de beschouwingen van deze avond. Ook wij dromen van een Gouden Stad. Van een stad, waar in alle mensen goed zijn. Waarin de zon altijd schijnt, waarin de vreugde en de wijsheid hand in hand gaan. Ook in ons is er altijd dat trekken, dat ons altijd voort schijnt te leiden naar oorden, waar wij, zou de keuze alleen de onze zijn, zeker niet heen zouden gaan. Waar ligt onze Gouden Stad dan? Nu wil ik een kleine variant op het verhaal, zoals dat in Perzië bekend is, hierop aan doen sluiten. Zo was er een mens en hij vond in de eenzaamheid een grote stad. Zij brokkelig en oud in zijn ogen. Hij ging binnen. Zij was bewoond door slangen en schorpioenen. Hij heeft die stad ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
57
Orde der Verdraagzamen verlaten, niet wetende, wat zij was. Hij vreesde de eenzaamheid en de demonen, die ongetwijfeld in de bouwvallen verscholen waren. Toch zocht ook hij de Gouden Stad. Na lange tijd keerde hij terug in de bouwval, omdat hem alle zoeken vergeefs was geweest, zodat hij de strijd wilde aan vaarden met de machtige Dsjirins, die ongetwijfeld in de vervallen paleizen zouden wonen. Maar toen hij de stad naderde, ziet, haar muren waren heel. Fel kleurig stonden de tekeningen op de muur en trots zwaaiden haar poorten open, want deze stad was de Gouden Stad. Maar zijn ogen hadden haar niet herkend. U ziet het: Onze Gouden Stad is iets, waar wij in het leven misschien duizenden malen door gaan. In elke sfeer, in elke wereld zullen wij die stad weer ontmoeten. Maar het is de vraag, of wij haar zullen herkennen. Het verlangen, dat de mens is ingeschapen, dwingt hem om te zoeken. Maar zijn ogen, vertroebeld door de sombere schaduwen der rede, kunnen het wonder niet aanvaarden of zien. Daarom gaat hij door de stad en ziet niets dan het lelijke: de slangen, de schorpioenen en de bouwvallen. Haar geestelijke waarheid en schoonheid ontgaan hem. Na deze inleiding kunnen wij dan het onderwerp zelve gaan benaderen. In elke mens leeft een innig en diep gevoeld verlangen. Dat verlangen is er niet voor niets. Dat verlangen is er in gelegd. Dat is een kracht, die je voortdrijft als een Goddelijke storm. Je kunt daaraan niet ontkomen. Je weg zul en moet je gaan, onverschillig of je wilt of niet. De kracht van het eeuwige is te sterk om je er als sterveling tegen te verweren, of als geest bewust of onbewust in te gaan tegen deze grootheid, die uiteindelijk je lot bepaalt. Wij gaan dus wel degelijk, zij het dan met de mogelijkheid om zelve onze weg te zien, voortdurend naar ons heilig oord, ons Vaderland, vanwaar wij eens zijn uitgegaan. Keer op keer gaan wij door die zelfde wonderlijke woning, waarin wij later zullen juichen en jubelen vol verrukking, begrijpend de grootsheid van het Goddelijke. Maar wij herkennen het niet. Wij zijn blind. De ogen van de mens, de ogen van de geest zijn zo vaak blind. Men denkt, dat, wanneer het oog de vorm niet meer onderscheidt, of de kleur niet meer kan onderkennen, dat dit de mens blind maakt. Men denkt, dat een geest, die in het duister gevangen is, blind is. Dwaasheid. Wat kan er in de wereld van vormen zijn, dat ons doet zien? Wat kan er zijn in de wereld van vorm, dat voor van onvergelijkelijk en onvergetelijk belang is? Wij gaan onze weg naar die stad. Waarom doet zij zich dan aan ons zo vervallen voor en oud? Er bestaat een stroom der tijd. In elke stroom der tijd ligt het totaal opgesloten van alle vormen. Daarin leeft gij, als pas ontwakende geest, die aarzelend, tastend, probeert het eerste IK BEN te stamelen, tot de voleinding van wat gij zijt: de volbewuste geest, evenbeeld Gods. Bewust van het Goddelijke en weerspiegelend het Goddelijke in volle volmaaktheid. Welk moment kiezen wij op die tijdsbaan? Dat is het belangrijke. Kunnen wij komen tot het moment van volmaking, dan zal de volmaaktheid ons tegen stralen uit alle dingen. Dan is er geen moment van aarzeling meer, maar ervaren wij de volheid van het volmaakt Goddelijke in de volmaakte Schepping. Dan leven wij in de Gouden Stad. Maar wanneer wij trachten de tijd te berekenen en te verbrokkelen, dan wordt die zelfde stad een ruïne. Je moet de volheid der dingen, der tijd en der eeuwige waarden voortdurend als geheel in jezelf kunnen bevatten, wil de geestelijke blindheid verdwijnen. Hoe meer de mens deze stroom van het totaal der tijd nabij komt, die is de slang, die zich zelve in de staart grijpt, hoe meer de mens zal zien: eerst, de vage waarheden over een ander, verder grijpende dan alleen het uiterlijke. Het weten wordt dan niet alleen in zijn vorm, maar in zijn wezen geopenbaard. Dan openbaart het leven zich niet alleen maar als een begin, maar als een reeks van gebeurtenissen. Je ziet a.h.w. fase na fase zich afspelen. Je kunt facet na facet van de edelsteen des levens bewonderen. Maar ook dit is niet voldoende. Wanneer dit verworven is, dan begint men afstand te nemen van die dingen. Men gaat van veraf het totaal beschouwen en ziet reeds de vorm van de steen. Men ziet haar edel en wonderbaarlijk. Maar nog verder moet men terugtreden voor het eeuwige licht in haar weerkaatst en zij daar door in een fonkelend juweel herschapen wordt. Een werkelijk levend iets. Een leven, dat weerkaatst, fonkelend als een kleine zon, het ware licht des levens. Voor wie het niet ziet, is dit dwaasheid. Voor wie het begrijpt, is het de volheid der openbaring. Zo is het nu met vele dingen. Het zwerven en trekken mag ons vele kanten uit voeren. Het kan ons leiden tot geestelijke avonturen en lichamelijke zwerftochten. Het leidt ons in de geest van sfeer tot sfeer, van de ene einder van het Al tot het andere. Maar nooit vinden wij die stad. Wij zoeken wel, maar wij begrijpen en vinden niet. Eens schreef een oude wijsgeer het volgende neer; Men spreekt van tijd en men spreekt van ruimte. Ik echter spreek van de waan, die de waarheid omhult. Zie, deze dingen zijn één in mijn oog en wonderlijk in de volle openbaring van hun volmaaktheid. 58
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Maar, wanneer ik hen ziende, ook mij zelve tracht te beschouwen, val ik terug, en de volmaaktheid is mij verloren. Zo zal het menig mens gaan en menige geest. Wij trachten te stijgen tot groter en hoger waarden. Wij trachten op te gaan in de sfeer. En wij worden neergeslagen. Wij verliezen de werkelijkheid. Wij verliezen de volmaaktheid en de schoonheid. Wat er overblijft is voor ons slechts de bedelgift van het leven. Laat ons nu eens aannemen, dat wij in die stad zijn. Wij gaan binnen door de poorten der Gouden Stad en in haar zullen wij trachten haar grenzen te vinden. Te weten, wat de muren zijn, die haar zo voortdurend en standvastig verdedigen te weten, wat de wezens die in haar wonen. Het is een grote en trotse stad. De gebouwen zijn van een perfect omhoog strevende lijn, die het oog bekoort. de middagwarmte van de hete zon afkaatsend, speelt in de stad verkoelend het spel der fonteinen. Vele verschillende mensen vinden wij daar. Veel kinderen. Kinderen, die nog uit moeten gaan. Grijsaards en ouden, die met veel moeite verworven hebben het bewustzijn, dat hen tot sleutel werd van deze wereld der volmaaktheid. Spreken wij eerst met een kind, om te trachten te vinden, wat de werkelijkheid is, zoals een kind die beleeft. Het kind zegt: Ik ken geen medelijden, noch mededogen maar ik heb de hele wereld lief. Ik ken wel vrees, maar geen haat. Want de wereld is goed, het leven is goed. Je moet de dag plukken. Je moet leven, zoals je leven kunt. Zo dadelijk zal ik naar buiten stormen en de wereld veroveren. De hele wereld is deel van deze stad. Heeft het kind ongelijk? Ligt er niet in elke jeugd ergens op de achtergrond de gouden schemer van een volmaakt vertrouwen? De volmaakte geborgenheid en het volledig jezelf zijn te midden van de wereld? Laat ons nu spreken tot een der ouderen. Die vertelt ons van lange wegen, van doorstane twijfel, van leed en beproeving, Ook hij zegt tot ons: Ziet, ik heb geleerd de wereld lief te hebben, omdat zij de wereld is. Maar medelijden ken ik niet, noch mededogen. Want deze zijn mij vreemd als de haat. Ook de angst kon ik niet meer, want de volheid van de wereld is gevangen tussen deze muren. Dat is moeilijk te aanvaarden. Laat ons dan eerst vragen, waaruit deze muren dan bestaan. Die muren, zo antwoordt de grijsaard ons, zijn gebouwd uit twee dingen: uit Willen en uit Weten. Maar waarom kan dan zo menigeen de grens niet overschrijden, zo vragen wij weer, wanneer hij komt tot deze muur van Willen en Weten? Omdat, wat het mensenoog ziet, het menselijk willen en weten is. Aan onze zijde is de muur glad en zonder beeld. Zij is schoon en vervloei in de koepel van de hemel. Aan hun zijde is hij sterk, strak. Hij toont menige beeldende lijn en menig dreigend kanteel. De muur rond de Gouden Stad is opgebouwd uit het menselijk niet willen en niet weten. Wij moeten ons verdedigen tegen de onwetendheid van de onwetenden. Tegen de laksheid van hen, die de wil niet kennen, of niet willen kennen. Daarom is onze muur gebouwd uit willen en weten. Maar willen en weten zijn de krachten, waaruit het Al bestaat, Het is de Wil God’s, die haar schept en in stand houdt. Het is het Weten God’s, dat al zijn vorm en wezen verschaft. Zo is onze muur een deel van de kosmos. De muur van de mensheid, is deel van de waan der mensheid. Daarom kunnen zij de stad niet betreden. Ongetwijfeld geeft deze minnens waardige grijsaard hier veel stof tot overpeinzing. Maar nog willen wij geen afscheid nemen, en een ogenblik in de rust verzinken, die deze stad kenmerkt voor wij wij onze laatste vraag stellen: Zeg ons, waarom kent Gij geen medelijden en geen mededogen? Omdat alle lijden deel is van het Goddelijk plan der bewustwording. Hoe zou ik medelijden hebben met iemand, aan wie de gave van het bewustzijn gegeven wordt? Maar Gij zegt ook; geen mededogen te kennen. Mededogen wil zeggen; het onvolmaakte begrijpen. Maar de volmaakte begrijpt het onvolmaakte niet meer, omdat hij in het onvolmaakte altijd weer de volmaaktheid vindt. Daarom, alleen daarom kennen wij geen medelijden en geen mededogen. Maar zoveel te groter is onze liefde, want, wie de volmaaktheid erkennende, zal haar niet bewonderen. Wie in het volmaakte God en Schepper ziende, kan Hem zonder liefde tegemoet treden? Hiermede zullen wij dan het contact met de bewoners dezer stad maar verbreken, om een ogenblik in ons zelve na te denken, terwijl de rust van deze zuivere sfeer nog rond ons hangt. Een muur van niet willen en niet weten. Hoe vaak bouwt een mens rond zijn eigen wezen een muur op van niet willen, van niet weten? Hoe vaak zal een geest zich juist hierdoor niet een grens trekken, waarbinnen de hel, pijniging en duisternis beginnen? Juist datgene, dat wij niet weten en dat wij niet willen, is vaak de ban, die ons bepaalt en beperkt tot een enkel wezen, met een enkele gedachte onvermogend in te treden in de grote volheid van het bestaan. Mens en geest ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
59
Orde der Verdraagzamen kunnen niet aanvaarden. Dat is de sombere ban, die voor hen betekent, onmogelijkheid binnen te gaan in de Gouden Stad, die anderen het Vaderhuis, of het eeuwige Jeruzalem noemen, omdat het een wereld is, waarin vele woningen zijn en waarin elke woning gezegend is door het Goddelijk bewustzijn, waarin het totaal Gods, te allen tijde weer tot uiting komt. Een muur van willen en weten. Wanneer wij in onszelf iets heiligs verworven hebben, een kracht, mogen wij die dan aan de buitenwereld prijsgeven? Mogen wij die dan haar zo verwerpen, onbeschut en onbeschermd? Neen, maar wij mogen ook geen kunstmatige muur optrekken. Wij moeten de Goddelijke waarden maken tot een deel van onze wereld, zodat de kosmos de muur is, die ons beveiligt en beschermt tegen alle vreemde machten, die de kostelijke waarden verworven, ons zouden willen afnemen en het moeizaam opgebouwde zouden willen breken. Onze wil. De wil om het goede te zien, het goede te doen, de wil om de volmaaktheid te erkennen in alles, het weten. Het weten wil in de eerste plaats omtrent God, omtrent de eeuwigheid van Zijn Liefde, maar ook omtrent Zijn Rechtvaardigheid, het weten om Zijn Wetten, die ons regeren en ons tegelijk beschermen. Waarlijk, dezen hebben ons in deze stad veel geleerd. En nu, terwijl de zon speelt in het water, dat als goud in de luchten verstuift, willen wij een ogenblik binnentreden in de tempel der Gouden Stad. Stil en nachtblauw welft zich boven ons een afzienbare hoogte in een sterren bezaaide koepel. Somber en streng zijn de vormen der pilaren, die steunen. Een nis is aanwezig. Eén. En hierin staat een Heilige Naam geschreven en meer niet. Tapijten, geweven uit menselijke begeerten en gedachten sieren de bodem. En in de bezonkenheid van het nachtelijk blauw zien wij de schemerende gestalten van leraren, die in verschillende hoeken samen groepen met hun leerlingen. En vaag klinkt ons soms, a.w.h. van een onmetelijke afstand, een vaag spel van vraag en antwoord toe. Deze tempel, deze moskee, zoals de legende hem noemt, is de Tempel der Eeuwigheid, waarin vele leraren en vele leerlingen zijn. Elk spreekt op zijn eigen wijze, maar elk duidt alleen de wonderwerken God’s en bewijst daardoor de werkelijkheid van de Gouden Stad. Wij weten nog niet waar wij ons heen moeten wenden. Misschien tot gindse hoek, waar in een oude gebogen man zit, die in zijn grijze baard ijverig mompelend op een haast maniakale manier zijn leerlingen dicteert, wat de waarheid is. Misschien in gindse, waar het zo stil is. Waar een man van een jaar of zestig, vol in gestalte, jeugdig en toch oud, zit neergehurkt en eerder met ogen en gebaren een ogenblik iets schijnt te beduiden van eeuwige rust, dan dat hij een woord tot zijn leerlingen uit. Misschien in gindse hoek, waar een jongeling, met bruingouden haren en donkere ogen, haast liefdevol schijnt te spreken met enkelingen temidden van de grote schare, die hem omringt. Misschien ook zullen wij zelfs geen keuze maken en alleen staan, zoals wij nu alleen staan op de weidse vloer en opschouwende naar het dak met zijn zilveren flonkering. Wie zal weten, welke keuze wij zullen doen als wij opschouwen klinkt een haast tere muziek ons tegen. Het is alsof kristallen zachtkens tinkelen, een orgel zacht overpeinzend preludeert. Laat ons gaan. Nog passen wij niet in deze tempel. Terwijl wij, moede en gebogen, terugschrijden naar de poort, is er nog een vraag, waarop wij gaarne een antwoord zou den hebben. Wat is de sleutel tot deze stad? Dat kunnen wij het beste vragen aan degene, die hier het dichtst bij de poort staat, als wachtte hij op iets. Ach, het antwoord is zo eenvoudig. En toch is het zo moeilijk om die sleutel te verwerven. De sleutel tot de stad, de Gouden Stad, is gelegen in de liefde, die het zelf vergeet en het Al verwint. Die zichzelve kan verliezen en opgaan in eeuwigheid. die kan die stad binnentreden, omdat hij rein is. Waar geen enkel eigen verlangen hem kwelt, omdat geen enkel begeren gericht is op het eigen IK, maar altijd waar het gehele streven betekent een geven, en voor wie geeft, vallen de muren van waan ineen; voor wie geven kan. is de kosmos vrij en open, om in te gaan, hoe en waar men wil. En daar staan wij dan. Dromers. die een ogenblik droomden van een Eeuwige Stad. Wij dragen onze wereld in onze handen. Wij vragen ons af: Zal die droom nooit werkelijkheid worden? Dan moeten wij buiten de bezonkenheid van de stad, waarvan wij toch iets van melodie en sfeer meedragen, mediteren: Wat is het, dat de mens beweegt, wat is het, wat een geest drijft buiten het Goddelijke, dat de werkelijke richtlijn, een richtsnoer is voor alle dingen? Een begeerte, die niet vervuld werd. De vrees, die niet tot werkelijkheid werd. Het lijden, dat men niet wilde doorstaan. De gave, die men niet dorst te geven uit angst voor eigen IK of armoede. Ja, wij weten wel, wat de ketenen zijn, die ons boeien. Wij weten, waarom voor ons steeds weer die stad terug schijnt te wijken, of de muur van niet weten en niet willen ons terugwerpt, nu wij vragen, om die poort voor ons 60
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
te openen. Waarom wijkt dan die stad? Waarom weigert zij ons? Wanneer wij de waarheid zouden hebben, dan zouden de muren er niet meer zijn. Zij werpt ons terug, omdat wij leven in waan, in een begoocheling, die op zichzelve op een paradijs kan lijken, maar die geen werkelijkheid is. Omdat wij het belangrijke over het hoofd zien en in het onbelangrijke ons levend begraven. Dat wij de vrijheid weigeren, die ons geboden wordt en zelve de ketenen smeden, waar in wij ook onze medemensen trachten te klinken. Omdat wij, gedragen door de waan van onze eigen wijsheid proberen te leraren tegen anderen, dat zij zelf nog niet eens in praktijk kunnen brengen, de waan van onze wereld doet ons de Gouden Stad tot waan worden. Ongrijpbaar droombeeld, dat wegzweeft. De dingen werken zo. Als er in het paradijs een grens was, waarin je kon gaan naar het Oneindige, altijd weer het paradijs achter je zien. Het paradijs, waaruit de mens verdreven is, vrienden. De wereld, waar toe je veroordeeld werd, toen je je een oordeel aanmatigde. Een oordeel over Goddelijke waarden en Goddelijke krachten. Diezelfde grens bestaat nu op het ogenblik voor ons, wanneer wij in willen gaan. Wij moeten zonder oordeel God kunnen aanvaarden. Wij moeten in de onmetelijke liefde, die Hij ons geeft, iets vinden, dat ook in ons de onmetelijke liefde doet ontstaan. Dan zullen wij vrij zijn, niet eerder. Maar aan de andere kant is daar de hinderlaag van de begeerte. Begeerten, die als gedachten door je heen spelen, die voor de geesten een kwellende pijn worden, omdat zij geen vervulling meer mogelijk maken. Geen vervulling ooit meer mogelijk maakt. Begeerte, die een dorst is, die je niet durft te stelpen. Een weten, wat je verwerpt, omdat je het niet durft te aanvaarden. Dat zijn de hinderlagen, die voor ons liggen in de wereld van begeerten. Omdat wij niet weten, hoe het begeren zuiver en juist te richten, dat wij ons altijd weer binden aan de vergankelijke dingen, aan de schijnvormen, in plaats van de innige kern, die werkelijkheid is, te accepteren. Zo zijn er meer grenzen. Er is de grens, die voor mens en geest schijnbaar gelijkelijk onoverkomelijk is. Een onvermogen tot aanvaarden. Wij hebben een oordeel gesteld, wij hebben onze wijsheid uitgekraamd. Zo is het en niet anders. En uit onze waanwijze zekerheid werpen wij alles van ons af, dat duister is. Wij weten niet, of dat duister niet eens een licht werpt, maar volgens ons oordeel is het duister, dus: Werpt het weg. Een grens, vrienden. Niet de wijze, waarop wij voor ons zelve leven en voor ons zelve door wil gaan. In ons zelve zijn wij daar toe gerechtigd, maar de brutaliteit, die wij hebben om onze eigen waan af te drukken als Goddelijk Stempel op de gehele wereld, daar door verwerpend al datgene, wat ons niet lijkt en aantrekken, dat, wat ons past. Uit de sferen bannen wij alle gedachtegang, die niet met de onze overeenkomt. Vluchtende voor al wat een ander, nieuw denkbeeld zal kunnen bevatten. Is het eigenlijk niet onwetendheid? Maar een zelf gekozen onwetendheid, die ons zo vaak ketent en kluistert. Bedenkt, het zijn niet de daden, die men stelt; de dingen, die men weet, van welke aard zij ook zijn, die voor U een ban betekenen. Een muur, een vloek, die je weghoudt uit de droom der volmaaktheid, uit de werkelijkheid, die er achter verborgen ligt. Dus dat, wat je niet wilt, wat je niet weet. De dingen, die je verwerpt. En zo staan wij daar dan buiten de Gouden Stad. Misschien een droom rijker en een verlangen, naar armer dan ooit tevoren, omdat wij niets begrijpen van de volmaaktheid. En dan moeten wij voor onszelve een laatste vraag gaan beantwoorden. Zijn wij werkelijk zo arm? Het antwoord kunnen wij onszelve geven. Neen, die Gouden Stad, die dragen wij in ons mee. Zij is toch een kwestie van een bewustzijn, van een bewustzijnstoestand. Het bewustzijn dragen wij toch altijd met ons mee. Wij zijn niet arm, wij zijn rijk, zo rijk, dat het niet te over zien is, zó vol van eeuwige waarden. Geen schatkamer op de wereld, die ook maar een grein kan bevatten van deze wereld van schatten. Maar wij sluiten de schatkamer in ons zelve teveel. Wij durven niet op te schouwen vanuit onze bezigheden tot die hoge krachten, die in ons leven en de schatten, die in ons geborgen liggen. De Gouden Stad is een sprookje, zeker; het is een vermaakt je, zoals vele andere verhalen. Zoals het verhaal over de Arke Noach’s, over het paradijs, over de geheimzinnige steden, die ergens eens op de aardbodem gelegen hebben, in zichzelve iets draagt van het verlangen en het weten der mensen. Toch is het een werkelijkheid. Dat paradijs had maar een richting, waarin je kon gaan. Dat was omhoog tot God. Onze wereld, of dat nu sfeer is, of stof, is er een richting, waarin wij kunnen gaan, vrienden. Wij kunnen ontsnappen aan de veelheid der dingen, aan de ban der omstandigheden, warmeer wij ons de moeite getroosten om voortdurend naar boven te streven, naar God. Ik geloof niet, dat mens of geest, zo makkelijk de muren van niet willen en niet weten omverstoten. Maar ik ben overtuigd, dat de mens, die wil, in zichzelve en die God ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
61
Orde der Verdraagzamen ziet als een doel, iets, waar je heen moet streven, die de wetten, die er zijn, zien als een hulpmiddel, als een trapje om uiteindelijk te komen tot de volmaaktheid, dat die boven de muren, die hem omringen, uit kan gaan. Dan zullen wij die stad misschien niet door de poort binnentreden, maar door over de muren te stappen, Het hindert niet, hoever wij komen, wanneer wij maar binnen mogen treden. Een mens, die naar bewustzijn streeft, die zich realiseert, hoe alle wetten in de kosmos tezamen vervlochten zijn, die begrijpt, hoe deze wetten in hemzelf werkzaam zijn, altijd weer. Die in zich voelt, de kracht, die dit alles draagt, die dit alles regeert, als het ware. Die mens zal in staat zijn niet door zijn angsten, zijn vrezen en begeerten en gedachten heen te breken, want mens zal hij blijven en de geest zal natuurlijk de geest blijven net zijn sfeervoorstellingen en zijn waan daaraan verbonden. Maar wij zullen door tot God te gaan vanuit God het weten en het willen kunnen ontvangen, dat onze hele waanwereld ineen doet storten. Of neen, niet ineenstorten. Herboren doet worden. Herboren tot de volheid, waarin de ingewijde verkeert. De volheid waarin de bewuste gaat, die wederom wandelt met God. Nu ga ik deze legende – en al wat er aan vast zat – besluiten. Wij hebben een ding nog niet besproken met elkaar. Ik zei u – volgens de Perzische versie – is er een tempel en daarin spreekt ook God met de zijnen. Toen wij daar de eerste keer binnen gingen, toen hebben wij de leraren gezien met hun leerlingen. Wij hebben een zachte muziek gehoord en verder niets. Laten wij nog één keer midden onder die koepel neerzitten op de spiegelende bodem. Laat ons wachten voor deze nis, waarin de Heilige Naam geschreven staan, misschien dat wij een woord kunnen opvangen. Wanneer het woord klinkt, is het niet in de mensenwoorden weer te geven. Maar zou een mens het uit moeten spreken, het zou klinken als volgt: Ik ben en gij zijt. In het Zijn zijn wij één. Wat schijn en scheiding kan er zijn tussen u En mij? Gij, die uit Mij geboren zijt en in Mij Leeft. Wat is er in Mijn Volheid van Wezen en Zijn, dat ik u weigeren kan? Wat is er, wat u Niet gegeven wordt? Want ziet, boven u koepelt Een hemel en onder de aarde, waarop gij u bevindt Ligt wederom de hemel. Zeg Mij, kind, tot welke Ster gij wilt vliegen? Waar wilt gij leven en wat Wilt gij zijn? Wanneer die stem spreekt, dan moet je een keuze doen. Velen zeggen dan: Ik wil slechts hier zijn in het geluk en volheid Van mijn bewustzijn, waarin Gij tot mij spreekt, O, God. Maar enkelen zeggen: Laat mij de sleutel brengen van deze, Uwe Stad, Met Uw Tempel, op één dier vele sterren één van Die vele lichten in Uwe Hemel. Dan gaat er een lichten uit deze nis. Het lijkt, of plotseling de zon ontbrandt is in volle felheid. Zoals bij ons het verhaal gaan over een stad. Ook bij ons bestaat een legende, net zo goed als bij u. Dan zien allen op. In hun harten is een lichte vrees, een beving, gelijk een grote jubel. Dan piekt er het licht. En dan een ogenblik is er een felheid van zijn. OP één van die vele kleine lichten, die de koepel van de tempel uitmaken. En degene, die gaat, hij is in de tempel en het lijkt, alsof hij slaapt. Na een korte wijle ontwaakt hij. Dan zijn er vele mensenjaren voorbij gegaan en hij heeft als geest één moment van zijn eeuwig geluk geofferd, om de mensheid te redden. Vanaf dat moment spreekt die ster tot dit wezen in de stof, dan is er een 62
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
band, die niet gemakkelijk verbroken wordt. En wanneer dan zo’n ster langzaam maar zeker haar licht verandert wordt van het vuige rood tot het blauw, tot het lichtende blauw, tot het gouden blauw, tot het goud. Dan klinkt er een nieuwe stem in de fijne muziek, die de tempel vult. Dan zwijgen de leraren, dan sluiten de leerlingen de ogen. Want dan werd opnieuw de Gouden Stad vervuld, ergens in het Al. Dan zwaaien opnieuw de grote poorten open en dan spreekt het koor van hen, die daar leven, het “Welkom” uit, tot een nieuwe wereld, tot een nieuwe mensheid. Wij uit onze sfeer en gij uit uw wereld, ook wij vinden soms de band met één, die in de tempel rust en toch keert tot onze kleinheid. Omdat die band bestaat, zal ook voor ons eens, wanneer het licht van onze wereld gereinigd is, de grote poort opengaan. Dan zullen wij binnentreden in een Rijk van Volmaaktheid. Met deze beschouwing, mijne vrienden, zult u voor de eerste helft genoegen moeten nemen. Het is misschien niet zo technisch, als enkele andere beschouwingen, die wij gehouden hebben. Maar zij is waar en daarom vol van waarde, althans voor mij, moge het ook voor u zo zijn. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Het is een hele lange tijd geleden. Maar in deze esoterische kring wil ik dan ook graag weer mijn woordje mee gaan praten. Het kan zo gemoedelijk beginnen, nietwaar, over de Gouden Stad. Dan heb ik zo gedacht aan die gouden schat, een mooie blonde, weet U. Dat zijn van die dingen, die zijn niet zo esoterisch, aber auch ganz hubsch. Maar dat heeft niets te maken met wat ik vanavond eigenlijk met U wil gaan bespreken. Esoterie. Daarin zijn nu eenmaal heel veel ver schillende geheimen en geheime leren. Dan heb ik zo gedacht: je moet de mensen maar eens gaan vertellen van die geheime leren, waar jij een beetje van af weet. Wanneer het U niet aangenaam vindt, kunt U het terzijde stellen, ja? Wanneer het te ingewikkeld wordt of te zwaar, dan vertelt U het mij maar, dan maken wij dat wel goed. Er bestaat een geheime leer, die in zichzelf ondergedoken is, zoals de Hollanders gedaan hebben, toen mijn, wie heisst dat, mein Volks genossen in Holland waren. Die is ondergedoken bij allerhande religies, bij esoterische scholen enz. Een bepaalde naam kan men die niet geven, maar de stellingen, die zijn zeer interessant. Zelfs zeer interessant. De beginstelling is heel eenvoudig. Het totaal van alle menselijke bewustwordingsmogelijkheden kan worden voorgesteld als een piramide. Kunt U zich dat voorstellen, ja? Dus als een piramide. Deze piramide echter heeft een eigenaardigheid. Haar loodlijn is de as van het Goddelijke. Daarin is de volmaakte Goddelijke Uiting gemaakt. En deze Goddelijke Uiting loopt van boven af de top als loodlijn op het grondvlak. Zij doorsnijdt daarbij alle bewustzijnsfasen, die wij ons als lagen boven elkaar gestapeld kunnen denken, kunt U dit meekrijgen, ja? (Ja). Nu is die indeling niet zo eenvoudig, dat het alleen maar zo’n piramidetaart is met allemaal van die mooie laagjes, weet U wel, en nog een beetje wat daar tussen, maar zij is ook nog zo ingedeeld. (Horizontaal). En wanneer wij ons dat nu voorstellen, wat is dan het komische? In deze piramide begint men, laat ons zeggen, aan dit eind. Dat is een hoek, dus bij de hoeksteen. En nu gaat een lijn van bewustzijnsmogelijkheid, dus zo omhoog tot aan de top. Wanneer ik hier ben, dan ben ik in het begin geest, zonder stof. Van daaruit kom ik steeds verder en verder en verder en ik kom tot de mens. Deze mens staat ongeveer op de helft van deze hellende lijn. Nog mee komen allemaal, ja? (ja) En als iemand het niet begrijpt, dan moet U het maar zeggen. Dan maak ik alles meteen in orde en zeg ik het nog eens. Ik ga nu verder en onderbreek niet meer elke keer. Anders denkt U, dat ik U allemaal voor blode houd. En dat is niet zo. Anders was ik niet hier. De mens staat hier. Hij kan dus komen tot een bepaald punt. Dat punt is de buitenlijn, de grenslijn van de piramide. In deze laag mens mensheid zijn die verschillende afdelingen van bewustzijnsmogelijkheden, ja? (Ja). Nu is het zo. En dat is die ster, waar wij in het begin over moeten praten. De lijn van de Goddelijke bewustwording loopt vanaf het grondvlak der zwaarste materie tot aan de topvlak van de hoogste Geest. Zij blijft zich in alle vlakken volkomen gelijk. Zegt iemand wat, heeft U allemaal weer kapiert? Dan krijgen wij dit. Wanneer ik als mens mijn hoogte punt bereik in deze piramide, dan bevind ik mij op hetzelfde Goddelijke vlak als de Hoogste Geest. Wat is het verschil echter? De overzichtshoogte, die ik heb, is niet zo groot; ik kan maar een kant uitzien, hier gaat het Goddelijke nog verder. Ik kan ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
63
Orde der Verdraagzamen zo de wereld zien. Deze hoek is dus mijn waarneming en bewustzijnde schepping, maar verder gaan kan ik niet. Daar is nog een hoger bewustzijn, daar kan ik niet meer meekomen. Is dat alles duidelijk verstaan, ja? (ja). Op deze grondthese, waar natuurlijk nog heel wat meer aan vastzit, gebaseerd zal de geheime leer zo zeggen; Wanneer ik als mens mij zelve kan projecteren op de lijn van het Goddelijke, het voor mij mens hoogst mogelijke bewustzijn. Voor mij is het een stukje verder geest hoogst mogelijke bewustzijn. Dan kan ik dus in het Goddelijke volkonen ervaren. De ervaring van de amoebe, die in het Goddelijke komt, van de mens, die in het Goddelijke komt, is in zich, qua Goddelijkheid dus, volkomen gelijk. De mens staat daar niet hoger of lager. O, lager bier, mmmmm, pardon. Praten wij daar niet over. Dat was eens, maar aan moet U zich goed voorstellen; het Goddelijke blijft gelijk voor elk wezen, dat het Goddelijke bereikt en ervaart. Echter het bewustzijn over de Schepping van het Goddelijke, over de Goddelijke Schepping, die is anders. De Hoogste Geest kan uit het totaal der piramiden overzien, die kan de linker- en de rechterzijde zien. Zo gaat zij verder en zegt in deze richting, deze denkrichting: Goed en kwaad bestaan niet voor diegenen, die in de Hoogste Geest, de hoogst geestelijke mogelijkheidstop bereikt had. Voor deze beide zijden van de piramiden zijn volkomen gelijk. Voor diegenen echter, die nog in wording is, dus die aan het stijgen is, nietwaar, die steeds hoger wil komen, is er wel degelijk een goed en een kwaad. Het kwade is alles, wat aan die kant ligt. Neen, o neen, daar duid ik het verkeerd, (Opmerking). Het kwade is alles, wanneer ik…….. ik heb zo deze wand aldoor getekend, moet ik ook daarbij blijven. Dan zit ik hier. Beneden mij het kwade, boven mij het goede. Maar wanneer ik dat vasthoud, dan kom ik op de top en wanneer ik nu nog zou zeggen: er is een goed en een kwaad, dan zou ik naar beneden gaan. Duidelijk nietwaar? Naar beneden gaan is eenvoudig. Probeert U dat maar eens op de trap. Nu zegt dit esoterische genootschap: er is eens een tijd geweest, waarin de mens de top bijna bereikt had. Op het ogenblik, dat deze mens de top bereikte, heeft hij geen afstand willen doen van zijn zeggen; dat is goed en dat is kwaad. En zo is hij door gewandeld en zo zit hij aan de andere kant beneden. En ze zeggen, dat is de verklaring voor de paradijs legende, ja. Wanneer wij echter verder gaan, dan moeten wij begrijpen, dat, waar het Goddelijke overal gelijk is, elk wezen zich projecteren kan in elke bewustzijnslaag, die hij via het Goddelijke buiten om bereiken kan. Een mens dus b.v. die dit Goddelijke bereikt heeft, die kan alle sferen der geest, die op hetzelfde vlak liggen, dat zijn nog niet de hoogste mogelijkheden bereiken. Daar is nog wat boven. Maar ik heb al deze mogelijkheden bereikt en ik kan in het bereiken van deze mogelijkheid alle sferen doorkruisen. Hoe dieper de mens daar beneden zit, op hoe dieper vlak hij de sferen doorkruist, ja. De consequentie van deze soort voorstelling is wel: er is geen goede of slechte geest, Er zijn zelfs geen goede of slechte mensen. Er is alleen de mens, of de geest, die bij het grondvlak van de stoffelijkheid van zijn ervaring blijft en degene, die daar boven uitkomt in die esoterische reinheid zich het Goddelijke benaderen kan. Zo kunnen wij ook niet meer zeggen: er zijn slechte geesten. Wij kunnen ook niet meer zeggen, of er goede geesten zijn. Wij kunnen echter wel zeggen, wanneer ik over de middenlijn heen kom in die piramide en die staat daar dan zo en (Spreker duidt met de handen) dat kent U toch? Zo loopt het af en ook zo naar onderen. Hoe heet dat? Schilder, ja? (Ja). Weet ik nog. In mijn tijd was er zoiets niet, maar ik weet het toch wel. Wanneer ik over deze grens heen kom, dan is alle streven in vooruitgang, niet in bewustwording, dat is gelijk. Mijn eigen richting tegenovergesteld. Het Goddelijke wordt van meer kanten benaderd. En het middenpunt, dat is bepalend. Wanneer ik kom over het bewustzijnspunt, of zeer lage of zeer hoge sfeer, dan kan ik natuurlijk plotseling in een gedrang komen, dat mij precies tegemoet loopt. U heeft hier vast zo’n drukke straat, de Kalver. neen, de Kalver niet … (De Spuistraat). Goed, Spuistraat, ja. En wanneer nu alles deze kant uitkomt en U loopt alleen daarheen, komt U dan vooruit? Neen. Heeft U veel ergernis? Ja. Wanneer men zich begeeft in een sfeer, waarvan de ontwikkeling tegengesteld is aan de mijne, dan zal ik voor mijzelf geen vooruitgang kunnen maken. Ik ervaar dit als slecht. In werkelijkheid is dit niet slecht, maar het is een collectieve beweging. Zo zegt dan deze leer, de geheime leer: alle lijden, alles wat de mens of de geest als niet goed ervaart, is in werkelijkheid in een correctie op zijn eigen richting van bewustwording. Zo zal het totaal van de in het Goddelijke bestaande stromingen altijd ieder mens zo terug dringen, dat hij, van uit zijn eigen wezensvorm en geaardheid het Goddelijke precies rechtlijnig benadert. Duidelijk? Is een kleine tegenstelling, hé? U heeft natuurlijk gedacht, daar komt 64
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
weer zo eentje, die heeft daar zo mooi hoog klinkend verhaal? Misschien komt het nog, maakt U zich maar gaan zorgen. Maar nu moet U mij maar voor lief nemen. Nu zijn er een paar grondstellingen, die ik U met Uw esoterisch bestreven graag voor wil leggen, nu ik het grondbeeld voor U zo’n beetje getekend heb. Alle waarden in het menselijke, of welk leven dan ook, zijn vast te leggen in bepaalde getallen. Duidelijk? leder getal betekent dus een bepaalde bewustzijnstoestand en elke wisseling van getallen geeft aan een bepaalde bestreving. Dat kunt U ook begrijpen? Dan heb ik hier eigenlijk een laagje zo en zo, al die mooie blokjes, die ik gekregen heb, genummerd. En met deze nummers kan ik nu goochelen, maar ik kan ook iets anders doen. Ik kan n.l. de hele wereld voor mijzelf omschrijven. Dat kent men b.v. ook in de Kabbala. Heeft U wel eens de Kabbalistische wijze van Tarotleggen gezien? Dan bouwt men een driehoek, een grote driehoek, en daarin wordt een vierkant gemaakt. Wat heeft men dan eigenlijk gedaan? Hen heeft het eigen lot en het tegenstrevende lot genomen. Dat zijn de evenwichtstoestanden in de mens. Men heeft dan de bovenste begrenzing van het grondvlak, maar dat is gelijk aan het grondvlak van de wereld. Duidelijk? Daar komt uit voort het volgende. U kunt het zelf ook eens proberen met kaarten. Dat is zeer interessant, wat U daar dan ziet. Daar behoeft U niet eens Tarotkaarten voor te hebben. U kunt het doen, wanneer U twee spellen kaarten heeft en U gebruikt van de ene alleen de plaatjes voor het middenstuk en van de andere niet de plaatjes. Maar de nummerkaarten voor alles, wat er omheen ligt. Alleen het middenstuk mogen plaatjes zijn. Daar komt uit voort, dat in de beschouwing, die ook deze esoterische kring is, dat in de mensen altijd twee zich strijdende bewustzijnswaarden aanwezig moeten zijn. Kunt nog meekomen, kunt U dat nog begrijpen? Die waarden zijn elkaar op het hoogste bewustzijnspunt en op het diepste bewustzijnspunt altijd weer elkaar volkomen gelijk. En nu moeten wij dan gaan zeggen; Goed en Kwaad, zijn in elk wezen en ook in elke mens volkomen evenwichtig uitgebalanceerd. Zij zijn waarden, die elkaar opheffen. Op grond daarvan bestaat elke wereld uit twee mogelijkheden. Twee mogelijkheden. Die van het onwetend goed of slecht ervaren, waarbij de werkelijkheid van goed en slecht volkomen gelijk blijft. Het menselijke bewust zijn of het bewustzijn van elk wezen geeft aan, welke denkrichting ieder mens bevalt. Een poging om alleen het goede te zien brengt onevenwichtigheid in de aard der aanschouwing. Men bekijkt de zaak niet goed. Alleen het slechte zien is ook niet goed. Optimisme en pessimisme zijn vanuit het eeuwige gezien, gelijk slecht. Ons streven moet zijn om voortdurend te zien, hoe goed en slecht in alle leven elkaar opheffen en overlaten een waarde, die in al het leven gelijk blijft, voor alle leven het Zijn is. Wanneer dat erkend is, dan is het Goddelijke punt benaderd, dat in dit Zijn weer tot uiting komt en de werkelijke basis en kracht. Heel mooi, he? Nu gaat deze leraar nog wat verder. Neen, ik maak net niet te lang; U krijgt dadelijk nog een ander voor U. Maar hoe zegt men dat in Holland? Wanneer een mens - ik neem de mens als voorbeeld daar kan elke andere klassegeest of leven voor in de plaats komen - wanneer een mens in zijn bewustzijn de waarden van goed en kwaad. ten opzichte van elkaar in evenwicht brengt, onttrekt deze mens zich aan de beperkingen van het menselijke Zijn. De evenwichtigheid der ervaringen verheft de mens boven het menselijk Zijn en brengt hem tot een onmiddellijke nabijheid van Goddelijk Bewustzijn, waarin niet meer de wetten van de mensheid van grote invloed zijn, deze vallen weg en alleen de Goddelijke Wetten, die inde Goddelijke Levenskracht hun wetmatigheid bezitten. Zo bestaat voor elk wezen, dat evenwicht in zichzelf bereikt alleen nog maar de Goddelijke Wet, die elk wezen krachtens zijn eigen Zijn is ingeschapen. Zodat elke mens, die overkomt, dat hij in evenwichtigheid bestaat ten opzichte van de buitenwereld in zichzelf door zichzelf te zijn de volledige waarde van het Goddelijke vervullen kan. Ik ben klaar. Wanneer U nu denkt, dat is mij al te blauw, te bont. Dat is niet goed. Bont en blauw, dat zegt U zo voor ja? Wanneer ik het te bont gemaakt heb, dan vertelt U het mij maar. Dan wil ik dat aanvullen, wanneer U de volgende maal hier bent; dan kom ik niet zelf. Ik wil eerst maar eens zien, wat U ervan terecht brengt. Maar als ik kom, dann merken Sie sich, dan kriegen Sie noch mehr van diese Sorte und gehen wir weiter. Maar als U het niet goed begrepen heeft, dan moet U de volgende maal maar erover vragen aan de hand van het gesprokene. Duidelijk? Dan kunt U zelf uitmaken, of U met mij verder wilt gaan, of dat U denkt: Der Olle hat soviel gequatscht, het interesseert mij uberhaupt niet. Geef ons maar mooie woorden, dat is beter. Dan kunt U nu weer rustig gaan ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
65
Orde der Verdraagzamen zitten. Nu krijgt U meer iets, dat voor U misschien neer waardevol is. Ik ben er zo-even tussen in geslipt, maar dat is toch niet erg, he? En voor de rest, goeden avond. Wij zullen zien, wat U de volgende keer mij allemaal te vertellen hebt. En als het niet zo is, dan kom ik vast niet weer terug. U kunt zelf bepalen, of ik nog eens kom. En dat is het mooie. Kunt U later nooit zeggen: Blijft U nu maar weg, U verveelt ons. Dan kan ik zeggen: Eigen schuld, dat heeft U zelf gedaan. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Zoals U ziet, de verrassingen zijn de wereld nog niet uit. En onze waarde vriend Elsmeier heeft geprobeerd om uit te vinden, in hoeverre U vatbaar zult zijn voor de stellingen, die hij zelf zo buitengewoon interessant vindt. U kunt daar natuurlijk eerst zelf verder rustig over nadenken, maar ik wil U één raad geven. Wanneer U zich werkelijk er mee bezig houdt, dan zou ik me de moeite getroosten om te proberen uit te tekenen, wat hij nu verteld heeft. Dan komt U er misschien uit wijs. Anders ben ik bang, dat het, nu ja, erg moeilijk is. Het klinkt zo gemakkelijk, maar als je er over na gaat denken, dan moet je je de zaak voor kunnen stellen, dan gaat het erg moeilijk anders. Dan heb ik op het ogenblik nog even de tijd om met U te praten. Nu wil U de mogelijkheid laten om te kiezen tussen drie onderwerpen. U heeft dus niet de volledige vrijheid, hoor, te bepalen, maar ik doe het ook niet. Ik laat het aan U over. Het eerste is? Ik zou net U kunnen spreken over: Het Raadsel van de Sfinx, De Geheimen der Oude Geschiedenis. Dat is punt een. Dat is ouwe kost. Ik zou met U kunnen praten over de Toekomstige Ontwikkeling van de Mens in de Esoterische Zin. Dat is het tweede onderwerp. Het derde onderwerp is: De Geestelijke Werkingen van de Krachten op dit Moment op deze Wereld. Voor welke periode heeft U de meeste interesse? Alle drie tegelijk, dat gaat niet, hoor. Ik voel veel voor DE GEESTELIJKE ONTWIKKELING VAN DEZE TIJD
U voelt veel voor de geestelijke ontwikkeling van deze tijd, goed. Als er tenminste kans is, dat wij die andere onderwerpen een andere keer krijgen. Moeder zei altijd: Jongetje, je kunt je koekje niet eten en het bewaren. Wanneer ik er de volgende keer weer ben en er is nog tijd voor wil ik met alle genoegen desnoods andere onderwerpen met U behandelen, hoor. Die andere onderwerpen zijn ongetwijfeld interessant. Dan zullen wij eens kijken, hoe het met onze vriend Elsmeier gaat en wat er voor tijd over blijft en als er dan nog zo’n restantje is, met alle genoegen, Maar voorlopig dan de ontwikkeling esoterisch gezien van de mens in deze tijd. Wanneer wij zeggen: esoterisch gezien, dan moeten wij goed begrijpen, dat daarbij inbegrepen is, niet alleen de geestelijke ontwikkeling, maar vooral de geestelijke bewustwording, die deze tijd met zich mee brengt. En dat verplaatst ons in het materialistisch tijdperk der atomen, onmiddellijk naar de wetenschap. Welke achtergronden spelen in de wetenschap een grote rol? Wat kunnen zij betekenen voor een geestelijke inwijding? Niet van de wetenschapsmensen, maar van de mensheid in deze periode. In de eerste plaats krijgen wij dan natuurlijk U weet het al, dit tijdperk is er naar genoemd het atoom. En dat atoom brengt met zich mee een inzicht in de constructie en gedragingen in de kleinste materie. De mens van dit ogenblik heeft reeds veel geleerd hierover en de kennis hierover is ook al tot de leken zij het ook vaak ietwat misvormd doorgedrongen. Dit houdt in, dat degenen, die er over na willen denken, een geheel ander inzicht krijgen in de werkelijke toestand der dingen en b.v. de Maya theorie zeer makkelijker kunnen aanvaarden. U weet, Maya begoocheling, he? Dus er is veel gedaan, om het zich vasthouden aan zuiver stoffelijke waarden en normen bij de mens te verminderen. Esoterisch gezien, zeer gelukkig want elke esoterische inwijding houdt in een telkenmale hernieuwd verloochenen van materie in verschillende vormen. De wereld zal 66
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
leren in de eerste plaats om te verwerpen de materie als zodanig. Hij gaat het levende bestel meer en meer zien en in de mensheid is reeds een besef gegroeid, dat zo hoog wordt, dat niet stoffelijke waarden materialistisch uitgedrukt en gezien op het ogenblik meer van belang zijn geworden dan de materie zelve. Ik denk hier b.v. aan de rol, die het goud speelt en die sterk verandert. Daar heeft U een heel aardig bewijs in zuiver materiele vorm voor de omzetting van het denken van de mens. Verder heeft de wetenschap een zeer veel groter inzicht gegeven in het wezen van de mens zelve. Het is een hele lange tijd geleden, dat men op materialistische basis, zover door kon dringen in het werken van het menselijk lichaam en de onderlinge samenhang, die erin bestaat en men zo dicht is gekomen tot het ontsluieren van het eigenlijke levensessence. Denkt U niet, dat ik U zo maar iets vertel. Er zijn op het ogenblik verschillende wetenschapsmensen op deze aarde, op heel verschillende plaatsen, die zover gekomen zijn, dat zij het menselijk fluïde kunnen vaststellen (in aanwezigheid) en gedeeltelijk reeds analyseren. Volledig analyseren zal nooit lukken, maar dat hindert niet. Er wordt hier dus wederom voor de mensheid een inwijding geopend, die van de onstoffelijke norm van het zijn en het onbelangrijke van uiterlijke waarden ten opzichte van innerlijke toestand onderstreept. De medische wetenschap onder streept het onmiddellijk door telkenmale de nadruk te gaan leggen en meer en meer om een psychisch probleem, dat van groter belang wordt geacht dan elk fysiek gebrek. Men komt langzaam maar zeker tot een zoeken van de oorzaak van de stoffelijke gebreken in geestelijke althans verstandelijke afwijking. De wereld wordt dus zo langzamerhand rijp gemaakt a.h.w. door afstand te doen van een materialisme, waar zij op het ogenblik nog zo zwaar is in verzonken. Dat betekent esoterisch, dat de tweede trap der inwijding reeds betreden kan worden door een klein gedeelte der mensheid, terwijl de anderen zich zeer zeker op deze trap reeds kunnen voorbereiden. Ik wil niet zeggen, dat zij het allemaal doen, maar het is mogelijk. De derde beproeving, zoals U weet bij de inwijdingen, of, zoals U misschien niet weet, is over het algemeen de beproeving der vrees. De eerste beproeving was eenvoudig die bestond meestal in een nagemaakte slang en wat gesis in een donkere kamer, tijdens de loop der inwijding, maar het probleem dat dan komt, is het probleem van de vlammen in de ruimte en moest dan gaan door een vurige gang, of langs een vurig ravijn, dat lag eraan waar men ingewijd werd en in welke tijd. De wereld op het ogenblik staat op het punt in vlammen uit te barsten. Wij hebben al een paar van die dingen gehad en de mensheid heeft haar eerste beproevingen der vrees moeten doorstaan. Er is een hele hoop verandert aan de denkwijze van de mensen, juist door het gevaar, de druk en de spanning van de beide wereld oorlogen. Dat zult U met mij eens zijn. Dus is het ook aannemelijk, dat een mogelijke derde beproeving ook zou worden door staan, maar, wanneer dat eenmaal gebeurt, er in de mens zoveel is veranderd, dat degenen, die een hoger menselijk bestaan niet kunnen dragen, ten onder zullen gaan. Het behoeft niet te zijn door het geweld zelve,maar alleen de vrees, De angst a.h.w, die niet verwonnen kan worden, om dat men geen doel ziet achter de angst en de vrees, zal voldoende zijn om deze mensen te gronde te richten. Ik zeg niet, dat dit zo gaat gebeuren, hoor. Ik noem het nu alleen maar als een mogelijkheid. En dan, ja, wat hebben wij dan eigenlijk nog meer voor factoren? Ik wil ze allemaal eventjes stoffelijk behandelen, voordat wij er verder op ingaan. Eens kijken, ja. Niet te vergeten: de techniek heeft geleerd, dat, wanneer de mens te ver gaat met het beheersen der materie en zijn schepping gaat verheerlijken, hij de slaaf van zijn eigen schepping wordt. Het oude Golem verhaal, uit gedrukt in de tijd van Henri Ford eigenlijk. Ook deze lering, die meer en meer tot de mens door gaat dringen is van groot belang. Want wat gebeurt er dan op dit moment? De mensheid is wakker geschud uit het gezapig zijn eigen gangetje gaan. Er is nu ongeveer 200 jaar nog, neen, 150 jaar, een hernieuwde inwijdingsfase aan de gang, waarbij een groot gedeelte van de mensheid tot geestelijk bewustzijn en rijpheid kan komen en een inzicht kan verwerven, dat heel wat der gaat dan alleen maar het zuiver stoffelijke. Gedurende deze periode is men begonnen, zoals altijd, het te onderwijzen. En zoals vaak de eerste pogingen tot bewustwording ontaarden in bandeloosheid, is dit ook hier zeer zeker het geval geweest. Daarna krijgt men het rigide systeem van leren, dat zich zeer sterk kan kenmerken door politessen, vast wetgevingen en gebruiken en daarnaast nog wat avonturen. Die periode is ook voorbij, Daarna hebben wij een mensheid gekregen, die zich zelf bewust begon te worden en een strijd om het eigen bestaan begon te voeren, Dat begint ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
67
Orde der Verdraagzamen natuurlijk altijd bij de onderdrukten, maar ik geloof toch wel, dat wij de periode kunnen zetten, waarin b.v. de arbeiders bewust begonnen te worden. Nog niet waren, maar begonnen te worden. Op ongeveer 1880. Vanaf 1880 tot 1920 wordt een voortdurende strijd gevoerd om erkenning door dezen. Daardoor worden ook anderen gedrongen meer en meer de eigen waarde der mensen te erkennen. Dat betekent verzwakking van de godsdienstige principes, zover die met de stoffelijke in een onmiddellijk verband worden gebracht. Dat betekent een zelfstandig inzicht verwerven in stoffelijke zaken, zodat niet meer dominee of pastoor, of degene, die er uit naam van God spreekt, in staat is Uw leven voor U te regelen. U zoekt zelf in Uw leven. De voorbereiding a.h.w. voor degenen, die ingaan. De eerste verschrikking, dat is de eerste keer dan, dat zij in aanraking komen, meestal weer met de slang, nietwaar, dan gaat men niet ver door. Dan gaat men niet door het labyrint heen. Men keert tot de slang en men komt tot een zeker bewustzijn. Dat is een eerste proeve van moed en gelijktijdig een bevrijding van heel veel normen, die toch tot op dit moment bindend zijn geweest. Dit heeft de mens ook doorgemaakt. Vandaar krijgen wij de periode van bewustzijn. Dit bewustzijn begint heel vaak wederom en hernieuwd met een periode van bandeloosheid. Dat is heel eigenaardig. Wij zien altijd, dat elke geestelijke realisatie van vrijheid, een terugslag vindt in het nemen van een te grote stoffelijke vrijheid. Dit was de eerste keer dan ook heel erg en heeft geduurd tot practisch 1928 - 1929. Dan krijgen wij de beproeving van de mens in de strijd tegen een demonisch principe. Had de mensheid dat kunnen overwinnen, dan was de mensheid er fantastisch goed aan toe geweest. De mensheid kon dit niet. En dat konden degenen, die vroeger ingewijd werden, ook niet. Men moet de nederlaag ondergaan. Weet U waarom? Om te leren, dat een nederlaag en een overwinning aan elkaar volledig gelijk zijn. Er is geen winnen, er is geen verliezen. In beide uitingen wordt onrecht geboren. De mensheid heeft ook langzaam maar zeker kunnen realiseren, en ik meen, dat vooral het laatste, het onrecht, dat gelijkelijk in overwinning en in ondergang ligt. Wanneer men onder gaat, wanneer men zelve de strijd aanvaardt, dat dit gerealiseerd is geworden door het grote deel der mensheid, dan men oppervlakkig zo zou zeggen. Dit betekent, dat geen strijd uit zelfzuchtige belangen meer zich zal voordoen aan de mensen, dat zij daar geen zin meer in hebben. De anderen zijn nog niet zover gekomen op aarde, die strijden wel voor hun eigen belangen, maar die zijn dan weer een eindje lager. Wij kunnen zeggen, dat het Westen plus een groot gedeelte van het Oosten op het ogenblik - esoterisch gezien dus - de derde inwijdingsfase ingaat. Dat is een periode van grote verschrikkingen en daarna krijgen wij de beproeving van de grote overvloed. Dat zijn twee dingen, die wij niet uit moeten vlakken. De periode van de grote verschrikking. De mensheid van heden ten dage weet voldoende om niet meer te vrezen voor de verschrikking. Maar zij heeft waarschijnlijk de kwintessens van al hetgeen haar bekend is geworden nog niet voor zichzelf gerealiseerd. Zij blijft vasthouden aan het oude en eerst de verschrikking zelf zou in haar kunnen doen ontwaken een nieuw bewustzijn. Welke vorm, die verschrikking aanneemt, of dat nu een wereldbrand is, of wat anders, dat zullen wij wel weer zien. Maar dat er iets moet komen, wat alle concepties van het redelijke omverwerpt en geheel nieuwe levensvoorwaarden schept in practisch het gehele Westen; dat geldt dus niet alleen voor hier Europa, maar ook voor Amerika en verder ook voor een groot gedeelte van Azië. Zeker. Waardoor men ontheven zal worden aan de gebondenheid van oude wetten en gelijktijdig inzicht zal krijgen in de hogere wetten, die er achter verscholen waren. De mens moet zover komen, die van de wet, die het normale recht is, laten wij het zo maar zeggen, reeds is gekomen tot een recht, dat gebaseerd is eerder op de emoties en de verlangens dan op een werkelijke rechtvaardigheid. Hij heeft dus zijn strikte normen reeds losgelaten. Maar hij moet verder komen. Hij moet komen tot het recht, dat alleen nog maar is de bevestiging van het bestaan der toestand en uiterlijkheid, die door een innerlijk begrip zo kan worden aangepast en verandert, als op een bepaald moment noodzakelijk is. Heeft men n.l. dit bereikt, dan begint men de Goddelijke grondwetten te zien. Ik hoop, dat U het niet erg vindt, hoor, onze vriend sprak er zo-even over en ik praat er weer over, want het zijn van die erg belangrijke dingen, en wij kunnen aannemen, dat de toestand van de wereld van het ogenblik, genomen over een periode van 10 jaar geleden tot 10 jaar in de toekomst, dat is voldoende, dat mag ik toch nemen als periode, ja? Voor die mensheid zal betekenen een vrij worden van vele wetten en regelen, die zij zichzelf heeft opgelegd, een totaal andere opvatting van recht en rechtvaardigheid; een geheel andere leefwijze. Er vindt een omwenteling plaats, die door verschillende verschrikkelijke gebeurtenissen de mensheid los zal scheuren, waar zij zich op 68
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
het ogenblik nog aan vastklampt. Deze gebeurtenissen zullen de mensen, die deze proef doorstaan, verschaffen de volgende geestelijke waarden en inzichten: ten eerste: een scherpere ontwikkeling van de geestelijke vermogens, die meer en meer op de voorgrond komen en op de wereld waarschijnlijk samen zullen gaan met een terugkeer tot de z.g. profetische godsdienst, waarbij dus een geïnspireerd verkondiger optreedt, in plaats van een geschoold verkondiger. Daarnaast een vergroten van persoonlijke sensitiviteit en gevoeligheid, waardoor de mensheid in staat zal zijn veel meer te zien en aan te voelen, dan tot nog toe mogelijk was. De vergroting van gevoeligheid van de mensheid ten opzichte van geestelijke waarden zal gepaard gaan met een grotere onverschilligheid ten opzichte van zuiver stoffelijke en materiele omstandigheden. Er zijn enkel gebieden, waar op het al geuit wordt o.a. hij de politiek. En in bepaalde financiële groeperingen zien wij het ook komen. Maar goed, dat is dan stoffelijk. Geestelijk gezien wordt het een grote gevoeligheid. Deze grotere gevoeligheid zal een veel grotere selectiviteit ten opzichte van vriendschappen brengen, van menselijke contacten en menselijke groeperingen, waar door automatisch uit de mensheid bepaalde Super groepen, ik zou willen zeggen, supranormale groepen ontstaan, die in zichzelve een geestelijk weten dragen, dat ver uitgaat boven wat zelfs nu de geheimscholen de mensheid kunnen geven. Zij zullen hun leefwijze, hun wonen, hun werken aanpassen aan dit geestelijk bewustzijn. Deze groepen zullen dan als de ingewijden waarschijnlijk de leiders worden van een komende periode. Dat is nu niet zo van belang voor de esoterisch ontwikkeling direct, maar is wel voor de toekomst van belang. Gelijktijdig zijn er allerhande waarden aan het werk op het ogenblik, die in deze wereld ook aan stoffelijke veranderingen en aanpassing noodzakelijk maken. Het voortdurend voortgaan van atoomproeven en atoomexplosies heeft een aantal stoffen in de wereld gebracht, die op zichzelf volgens de thans geldende wetenschap niet schadelijk, in onmiddellijk contact staan met de levenskracht, die het menselijk voortbestaan mogelijk maken, en tevens ook de menselijke voortplanting. Het resultaat zal dus wel degelijk zijn, dat hieruit mutatievormen voortkomen, die schijnbaar onbelangrijk, in zichzelf totaal andere menselijke ontwikkeling mogelijk maken en daardoor aan de geesten, die incarneren op het moment van de grootste nood nieuwe voertuigen zullen verschaffen, die in staat zijn te beantwoorden aan de geestelijke noodzakelijkheden van het komende tijdperk. Ook dat is hoopgevend, vindt U niet? Maar wij zijn er nog niet, want. Ik heb reeds gezegd, in deze periode wordt de mens of hij wil of niet langzamerhand onverschillig gemaakt tegenover de materie. Zoals b.v. de geldlust op het ogenblik al helemaal heeft plaats gemaakt voor een bezitslust in voorwerpen en ook uiteindelijk ook dat nog langzaam maar zeker waarschijnlijk terug zal lopen. Deze veranderde materie brengt met zich mee en dat is heel erg leuk en dat is heel prettig - ook voor U - dat de mens zal leren zichzelf tegen de materie te beschermen. Dit is één van de grote geheimen, die de derde graadsingewijden op de vroeger grote esoterische geheim school werd onderwezen. Jezelf beschermen tegen de materie. Dat houdt in, dat met een voldoende geloof en dat geloof wordt bevorderd naarmate de materie afneemt in belangrijkheid, moet er iets anders voor in de plaats komen. En dat wordt natuurlijk een geestelijk bewustzijn en een geloof, waar dit de enige tegenwaarde is, die op aarde mogelijk is. Wij zien het bij heel veel mensen meer en meer op de voorgrond treden. Nu ook, op dit moment van die materialisme. Dan krijgen wij daardoor vanzelf mensen, die in staat zijn zich tegen alle stoffelijke kwetsing te verweren met geestelijke wapenen. Esoterisch betekent het, dat een aantal van de beste geestelijke elementen op deze aarde onkwetsbaar zullen worden en dus de Boodschap der Waarheid zeer zeker voort zullen dragen over alle tijden en alle gebeurtenissen heen. Ik zou U natuurlijk graag prettige boodschappen gaan geven, zoals: de koffie wordt goedkoper, maar het heeft met esoterie zo weinig te maken. Ik heb wel een andere boodschap voor U, die voor sommigen van U wel erg interessant en erg prettig zal zijn. De omstandigheden van deze tijd zijn niet gericht op het maken van allerhande synthetische middelen zonder meer, integendeel. Zonder dat de aardbewoners dit vreten, is op het ogenblik een wanhopig zoeken naar allerhande vervangingsmiddelen, synthetische middelen, gemaakt uit dode stoffen en niet uit levende, die een volledige vervanging, zowel voor het menselijk lichaam, als voor de menselijke organismen kunnen betekenen, dus ook voor Uw zintuigen, van al datgene, wat tot nog toe b.v. door landbouw, de veeteelt uit levende stof werd verworven. Het zal niet meer zo lang duren zelfs en dat is nu een aardigheid voor de vegetariër, dat U een uit bepaalde gistplantjes gemaakte biefstuk op tafel zult krijgen. En ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
69
Orde der Verdraagzamen misschien dat U over een jaar of twintig een met nikkel gelardeerd stukje kopererts op Uw bord legt, heerlijk gebraden in de steenkool. En dat is niet alleen een grap. Dat is een van de wetten, die aan degenen, die een hogere inwijdingsgraad betreden, altijd weer werd voorgehouden. Gij zult geen levend wezen kwetsen zonder noodzaak. Gij zult geen leed toevoegen zonder noodzaak. Gij zult U onthouden van al datgene, wat een roes betekent voor Uw zinnen. Mijne vrienden, prikkelstoffen gaan de wereld uit. Niet omdat men het zo graag wil, omdat de doodeenvoudige reden, dat zij er niet meer zijn en er onschadelijke vervangingsmiddelen werden gevonden. Het consumeren van het vlees van dierenlijken is niet meer noodzakelijk. Neem mij niet kwalijk, dat ik die onsmakelijke term gebruik, maar daar komt het op neer, hoor. Wanneer U een balletje gehakt eet, zelfs een kroketje, daar zit het zelfs ook vaak in. Dus de grofste zonden, die de mens tegen het dierrijk begaat, zullen verminderen en uiteindelijk ophouden. Dat brengt met zich mee, dat ook de fluïderesten, die zich in een dergelijk dood lichaam nog bevinden, niet meer schadelijk kunnen werken op het begeerteleven van de mens. Resultaat, grotere vrijheid van begeerten, waardoor een voorbereiding voor de volgende mogelijk wordt. Ik zou zeggen, dat is weer heel erg optimistisch en heel erg prettig om te horen. Wij gaan echter verder. Ook de meer gevormde planten zullen worden vervangen als voedingsmiddelen en uiteindelijk worden verdrongen door simpelere vormen van leven. Deze simpelere vormen kan niet met groter recht a.h.w. vernietigen dan de meer gecompliceerde, omdat, hoe gecompliceerder de vorm ook, hoe gecompliceerder het bewustzijn, een geldende regel is, zoals U weet. Er zal hierdoor dus minder dierlijk en plantaardig lijden op de wereld komen, er zal minder strijd ontstaan tussen mens en dier, tussen mens en plant en de atmosfeer dezer wereld zal rustiger en vrediger worden, dit zijn dingen, die ik hier bespreek, die in beginsel zich zullen gaan uiten, binnen de komende tien jaren, of die zich reeds gedeeltelijk geuit hebben. Geen jaren. Sommigen van die dingen, die ik hier op het ogenblik vertel zijn al heel ver gevorderd. Wanneer U b.v. weet, welke experimenten met bepaalde kleine zeewezentjes en bepaalde gistsoorten worden gedaan, o.a. in Japan, dan zult U zeggen, dat, wat ik hier verteld heb over dat biefstukje nog niet eens zo erg overdreven is. U weet wel, Uw biefstukje kopererts. Dus alle voorwaarden zijn op het ogenblik aanwezig om de mens, die rijp is voor een stap geestelijk voorwaarts, ook inderdaad die mogelijkheden te geven, om geestelijk voorwaarts te gaan. Dat hebben wij nu in de afgelopen tijd en in het verleden gezien en nu kom ik toch even op het verleden terecht, dan kan ik misschien toch nog een klein stukje van die andere onderwerpen meteen vervlechten hierin. Wij hebben gezien in de eerste plaats, dat in het verleden een betrekkelijk kleine groep van ingewijden in staat was het bewustzijn van gehele volkeren zodanig te verheffen, dat een vernietiging een lange tijd uitbleef. Dat ondergaan, lijden en dood zelfs op een zodanige wijze veranderde, dat een leeftijd van honderden jaren heel normaal was door het gezonde geestelijke leven, dat de wijze van leven op aarde zodanig was, dat men hier in inderdaad niet alleen gelukkig kon zijn, maar wijsheid vinden, die later geestelijke stijging gemakkelijk mogelijk maakte. Kortom kleine kerngroepen kunnen op het gehele bewustzijnspeil der wereld: een enorme invloed hebben. Verder hebben wij van het verleden te leren, dat kleine groepen materialisten in staat zijn op de duur, maar eerst na zeer lange tijd te verstoren hetgeen, wat door de geestelijke groep werd opgebouwd. Zodat degenen, die niet rijp waren voor de geestelijke bewustwording dan een sfeer vinden, die wederom aangepast is aan hun eigen leven en begeren. In die tussentijd echter zijn alle hogere machten van de aarde weggegaan en blijven alleen de restanten over, die hun wijsheid verder voortbewaren over de eeuwen heen. Wij staan nu aan een beginperiode. Daaruit kunnen wij de conclusie trekken en nu nemen wij er even de toekomst bij zo heel terloops dat in de toekomst de esoterische bewustwording van de mens steeds verder zal gaan. D.w.z. de groepen, die zich nu gaan vormen in deze tijd en die langzaam maar zeker een bewustzijn verkrijgen, dan boven het normaal menselijke uitgaat zullen in de toekomst in staat zijn om de gehele wereld een gelukkig en vredig land te maken om a.h w, de paradijstoestand te herscheppen en hiermede voor zichzelf en ook voor anderen, erg belangrijk, een bewustzijn te verwerven, dat een verder verblijf in de stof niet meer noodzakelijk maakt. Dan zullen zij in staat zijn de demonen, die thans nog zo sterk deze wereld omkruisen, te ketenen en te binden, echter niet om hen te vernietigen. Dat kan alleen, wanneer de gehele mensheid 70
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
bewust is geworden. En die demonen zullen dan een lange tijd kunnen rusten en de mens dus niet neer kwellen en lastig vallen. Pas, wanneer iemand komt, die door zelfzucht die ketenen weer verbreekt, zullen op de duur opnieuw deze werelden, of deze wereld dan vooral, onderdanig zijn aan het satanisch en demonisch geweld van de materialistische levensbeschouwing en levenshouding. Op het ogenblik dus is de wereld op een keerpunt, de mensheid op een keerpunt. Nu reeds zijn de voorbereidende werkzaamheden voor een inwijding aan de gang, waarna de mens een nieuwe trap betredende de derde graad kan binnengaan. De derde graad is een zeer belangrijke, want de derde graad houdt in, dat als volgende graad de negende graad mogelijk is, die het hoogst bereikbare binnen de stof is en esoterisch gezien dus, zou een groot gedeelte der mensheid zijn taak binnen 7000 jaar kunnen voltooien. Nu ik hoop, dat het aardig is geweest en als U er verder iets over wilt weten, dan zegt U het maar. Er is geen commentaar eigenlijk, há? erg lastig. Mag ik eens vragen, die verschrikkingen, waar U het over had, bedoelt U daarmee door de mensen ontketende verschrikkingen of door natuurrampen? Zover ik weet, heb ik geen van beide genoemd, maar ik heb de mogelijkheid in het midden gelaten. Ik zou U natuurlijk wel kunnen zeggen, wat er in de toekomst ongeveer zou gebeuren, maar dat zou niet erg esoterisch zijn, want: de toekomst heeft aan zichzelve genoeg en ook het verleden, maar het heden is de werkelijkheid, waarin men leven moet. Dat is ook een esoterische waarheid, weet U dat? (Jazeker). Dus zult U mij niet kwalijk nemen dat ik mij onthoud van het geven van commentaar door het al of niet ontstaan van wereldoorlogen en wereldrampen etc. Ik zeg U alleen dit, de mensheid gaat door de vallei van de angst heen. En wanneer ik de ogenblikkelijke toestand zie zonder direct grote gewelddadigheden op aarde en de angsten, die bij vele mensen leven, dan zult U waarschijnlijk met mij eens zijn, dat noch natuurgeweld, noch door mensen veroorzaakt geweld daarvoor noodzakelijk is, want dat alleen de psychische spanning, die de mensheid op het ogenblik ondergaat, het reeds een aardig eind in de richting schopt. Of er eigenlijk verder iets zal komen ben ik zo vrij in het midden te laten. Ik zou alleen willen zeggen, voor degenen, die enigszins geestelijk bewust zijn, bestaat er geen reden om te vrezen, want; Wie het geweld niet vreest, die zal het geweld verschonen en schuwen. Maar wie zich aan de angst prijsgeeft, wordt het slachtoffer der demonen. Ook dat is een wijsheid. Het valt U natuurlijk heel erg tegen, maar nauwkeurige inlichtingen niet in deze groep, dat past niet. Nu dan geloof ik, dat wij er zijn. Dan ga ik het woord laten aan een de laatste spreker overgeven, zoals het hoort. Waarmee ik dan ook nog dichterlijk ben. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Wij zullen dan deze bijeenkomst gaan besluiten met een meditatie. Heeft U voorkeur voor een bepaald onderwerp? De materie. De eenheid. Dan zullen wij daar dan de eenheid van de materie van maken. Dan heeft U allebei Uw zin. Wanneer ik de stof bezie, dan ligt er voor mij een onoverzienbare veelheid van vormen. De materie maakt zich aan mij kenbaar door haar verschijning en haar verschijning is in een veelheid, die ik binnen mij zelve niet bevatten, noch begrenzen, noch beperken kan. Toch weet ik, dat alle vorm, dat alle materie is opgebouwd uit een en dezelfde grond kracht, Ik kan teruggaan en zoekend vinden de kleinste delen, die te samen bouwend het machtige, vele der schijnwereld in zichzelf aan zichzelf gelijk zijn en aan elkaar. De veelheid valt terug tot een gelijkvormigheid en speur ik verder na in de diepten van het ontstaan dezer kleinste delen. Ik zie hoe twee grote krachtvelden elkaar kruisen in voortdurende werveling en nieuwe materiedelen doen ontstaan, de oude materiedelen in zich opnemen en ontbinden in kracht. Zo is de kern der dingen één. De grondstof der materie, haar werkelijke basis, haar beginsel is een eenheid van kracht, die uiteen valt in een tweeheid van velden. Dan mag ik omtrent deze materie wel zeggen, de materie is niet. De materie zelf is een vorm. Een vorm, die in vormen ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
71
Orde der Verdraagzamen zich uit, maar een vorm van een kracht, die ik in alle dingen terug vindt. Wanneer ik moeizaam zoekend opstijg langs het pad der geest en haar zoek na te sporen tot haar begin of haar einde, ik vind dezelfde kracht. Ik vind dezelfde kracht der velden, waarin het bewustzijn ontwaakt en de geest haar wordingsgang begon. Ik vind dezelfde geest terug in deze beide velden, komende weer tot haar oorsprong, mede zich uitende in kracht, achter zich latend de verscheidenheid der dingen, die eens haar bewustzijn uitmaakte. Eenheid dus ook van geest en van stof. Eenheid aller dingen met de tweeledigheid der uiting. Maar wat is deze uiting dan? Wanneer ik de velden bezie, zijn zij elkaar volkomen gelijk. Gelijk van kracht, gelijk van snelheid, gelijk van trilling. Een zelfde spel van vreemde kracht en uit twee verschillende richting geleid. Wanneer ik die richtingen ga bezien, ziet, de lijnen vloeien buiten het kenbare haast om, alleen nog voelbaar en tastbaar voor de geest, die het verst doordringt in elkaar over. Er is slechts een baan, die zichzelve kruisend, met gebaar van een eeuwige kracht een oneindigheid schept, op welks kruispunt de eindigheden schijnen te ontstaan. Zo ligt er voor mij een eenheid, waarin God en geest en stof gelijk zijn. Wat zal ik mij dan vermoeien met de veelheid der stoffelijke verschijnselen? Ik kan mij verwonderen natuurlijk over haar schoonheid en hatelijk. De materie zelve zegt mij weinig. Ik ken haar kern en daarmede haar waarde. Ik ken haar als Goddelijk in oorsprong, als begoochelend in uiting. Begoochelend, omdat ons bewustzijn niet in staat is, de volle werkelijkheid ervan te ervaren. Ja meer, ik erken haar als een uiting verwant aan mijzelve. Maar niet bewust, zoals, ik zelve ben. Heer en heerser ben ik over de materie, omdat ik bewust ben. Ik kan in mijn gedachten vangen en dwingen het totaal dier trillingen, totdat zij verwerkelijken een beeld, dat in mij bestaat. Materies je bent de slaaf van alles, wat bewustzijn heeft. Maar meester der materie, slaaf van de waan ben je, zolang je zelve denkt als wezen afgezonderd van alle dingen en van het Goddelijke. Een persoonlijkheid ben je, goed. Je bent het alleen in een wereld van waan en van schijn. In werkelijkheid ben je een deel.van die eeuwige stroom, die ik als een grote acht steeds weer rond zie razen, zichzelve uitend in een veelheid, totdat misschien eens een vreemde hand, of een ongekend bewustzijn een slag terug legt de velden en zij als een grote lus in zichzelve voortdurend zich uitend, de verschijnselen en wereld in zich terugneemt. Een met de dingen, een met de krachten, een met alle geest en met alle gedachten. En met de Schepper. Dat ben je altijd. Zolang als je dat niet beseft, is, er slechts waan. . De band is hiermede afgelopen. o-o-o-o-o
72
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nummer 7 - 20 April 1955 Goeden avond, vrienden, Helaas is het niet mogelijk om met de gebruikelijke sprekers U een programma voor te zetten. U heeft n.l. de dag verzet. Er zijn andere groepen, die evenzeer behoren tot onze groepen, die wel op tijd hun bijeenkomst hebben. Wij hebben gemeend voor deze avond een ietwat ander programma samen te stellen in de sfeer en geest van deze kring. Ik hoop, dat daar geen bezwaar tegen is. Dan heb ik om te beginnen een onderwerp voor U, dat misschien ook toch wel Uw aandacht waard is. Ik weet er eigenlijk geen titel voor. Ongetwijfeld zullen velen Uwer wel eens gehoord hebben over de
HEER DER WERELD
Er wordt daar in esoterische kringen ontzettend veel over verteld. Men vertelt dan over de samenkomsten in de Wessacvallei etc. Maar wat men over het hoofd ziet is dit; De Heer der Wereld heeft wel degelijk een stoffelijke vertegenwoordiger. Dit is iemand, die veel langer leeft, dan voor U in doorsnee mogelijk is. Deze Heer der Wereld heeft archieven, die, waar zij op Uw aarde bestaan, voor het grootste gedeelte althans, door ons zouden kunnen worden gepubliceerd; indien dit noodzakelijk was. In de hoop U niet teleur te stellen, heb ik mijzelve de vrijheid veroorloofd om daaruit enkele der meest interessante gegevens te putten, die ik dan zal trachten te vervlechten tot een samenhangend geheel. U moet er zich goed van bewust zijn, dat al hetgeen, dat ik U hier mededeel, in de loop der tijden door de mensen is beleefd en door de mensen word neergeschreven. Er is hier geen sprake van openbaringen uit de geest, of iets dergelijks. Velen dier werken zijn wel ongetwijfeld geïnspireerd. Hetzelfde wat men zegt over Uw Bijbel en over zoveel andere Heilige Geschriften. Hun waarde zult U zelf moeten beoordelen. Ik begin met te citeren, wij zullen dan nog wel zien hoe ver wij gaan. De zee spoelt over de oude steden. De glorie, die eens was, is vergaan. Waar eens de heren in pronk en heerlijkheid schreden, dansen nu de dwaas lachende slaven hun primitieve dansen. Maar ik zeg U, ik, die gedragen werd door de stormwind en de vloed, dat deze wereld andere tijden gekend heeft en andere tijden zal kennen. Hoe groots en wonderlijk waren de gebouwen, hoe wonderlijk schoon waren onze steden en tuinen. Hoe groot was de macht en de kennis, die heerste in de tempels en de heuvels. Eens zal dit alles herleven. Ik geef dit, mijn geschrift, aan Thebec, opdat hij het bewaren zal en verbergen, op dat de herinnering aan Antmoos niet verloren gaat. Dit is de inleiding. Maar deze schrijver houdt er van om spijkers met koppen te slaan; Men heeft ons gezegd, dat de wetten, die wij schonden, slechts wetten dezer aarde waren. Men heeft ons gezegd, dat de magiër machtiger was, dan de vaste materie,die in zichzelve dood en zonder bewustzijn schijnt. De stem der aarde heeft echter gesproken en wij hebben de kracht der Goden gevonden in de straf, die op onze daden volgde. Gezondigd werd door de elementen te misbruiken. De elementen hebben de plaatsen der ergernis van de aarde gebannen. Elk element leeft. Men zegt U: de aarde leeft niet, zij is dood en baart ten hoogste leven. Geloof hen niet, die U dit zeggen, want zij zijn dwazen. De aarde leeft; de rots leeft en wacht. Kent zij ook geen bewustzijn, zoals het dier en de mens, wie aan kan voelen, gevoelt hoe achter de kou de kille rots; een vreemd en verborgen brein onbegrijpelijke gedachten zendt en uit schijnt te maken, wanneer de stenen regen neer zal slaan, wanneer de rots zich zal laten bewerken, of zich versplinterend de bewerker zal doden. Men heeft gezegd: de mens is meester van het vuur. Maar het vuur heeft de mensheid verdelgd. Het vuur leeft. De geleerden en priesters hebben ons verteld, dat het alleen een verschijnsel is, dat vuur. Als het een verschijnsel is, hoe breekt het dan uit, uit de ingewanden der aarde? Het moet meer zijn dan ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
73
Orde der Verdraagzamen dat wie het vuur beschouwt en daarin de vele vreemde vormen ziet, moet erkennen, dat dit huiselijk geweld een flauwe schim is, een spelende schaduw van de grote krachten, die in de kern der aarde schuilen. De wateren, die verzwolgen hebben, wat de aarde verwierp en het vuur spaarde, zij zijn de heersers van het leven dezer aarde. Zonder hen is er geen bestaan. Het is heel aardig hier reeds te kunnen opmerken, hoe de oude indeling der elementen ook hier wordt gehandhaafd. Ik vraag dan ook Uw bijzondere opmerkzaamheid voor de laatste zinsnede van het laatste citaat; De lucht echter, de wind en de storm, zij zijn wel bondgenoot geweest; zoals de lucht altijd bondgenoot is der andere elementen. Het leven in de wind en de lucht kunnen wij niet vatten, of begrijpen. Kunnen wij de gedachten van de rots nog flauw aanvoelen, merken wij het kenbaar geweld, dat schuilt in het vuur en voelen wij de grommende strijd. vaardigheid van het water. De lucht zegt ons niets. Zij is onze toekomst en ons element. Eens zal zij ons dragen, zoals thans de wateren de laatste overblijfselen van de grote schepen, die eens de trots waren van een rijk zonder gelijken. Dit is, zoals U ongetwijfeld begrijpt, een geschrift, dat op een grote wereldbrand, waarschijnlijk op de grote ramp van Atlantis betrekking heeft. Ik zeg waarschijnlijk, omdat het werk niet nauwkeurig is te dateren. Maar waarschijnlijk is het een kopie, gemaakt nu ongeveer 2.000 jaar geleden van een werk, dat oneindig veel ouder moet zijn. Het was gegrift in metaal. De elementen, waar U elke dag mee heeft te maken, de aarde, die U draagt, de lucht, die U inademt, het water, dat het hoofdbestanddeel is van Uw wezen en voeding, water, dat de vruchtbaarheid geeft aan de aarde en tot lastdier wordt om te vervoeren Uw behoeften. Het vuur, zonder hetwelk Uw maatschappij niet zou kunnen bestaan, zij zijn in de Oudheid tot de vijanden van de mens geworden. Dit, omdat de mens dacht meester te zijn van deze dingen. Het vraagt van ons een beschouwing van de waarde, die deze elementen hebben voor alle bewustzijn in stoffelijke vorm en daarnaast ook, wat zij kunnen betekenen voor diegenen, die nog leven in de sferen, van waaruit de eerste incarnatie moet geschieden gaan, ofwel van hen, die leven in de sferen, waarin zij terug keerden uit het leven om te wachten op de volgende incarnatie, of het verder gaan langs de weg van het minder materiele,van de geest. Voor de mens moet het duidelijk zijn, dat, wat gezien wordt van de elementen slechts een uitingsvorm is van een wezen, dat in zichzelf onbekend blijft. Ook in de mens vindt een verbranding plaats. Een chemische reactie, zoals men dat noemt. Daardoor alleen kunt U leven. Dat gebeurt overal. De aarde zelf brandt voortdurend. De wateren zelve branden, want steeds meer verbinden zich in hen elementen en ontstaat als resultaat daarvan warmte. Wij moeten dus niet alleen de elementen zien als verschijnselen rond ons, maar als bestanddelen van elk stoffelijk wezen. Dan moeten wij ons afvragen; Wat is voor de mens het belangrijkst? Er is een tijd geweest, dat warmte betekende voor de mens de verheffing boven het dierlijk peil van de waterwereld. Voordien bestond het bewuste leven hoofdzakelijk uit wat gassen en zouten door een dunne huid afgescheiden van de wateren. Nu bestaat de mens wederom grotendeels uit water, te midden van het vreemde element der lucht. Er schijnt een voortdurende wisselwerking te zijn, die vorm en bewustzijn bepaalt voor de mens. Wij behoeven niet te geloven in de machtige demon Vuur, in de machtige God der Lucht, of de wat joviale, maar driftige God van de Zee. Maar wij moeten wel geloven, dat die elementen voor de mens een noodzaak zijn in hun uitingsvorm. Wij moeten verder begrijpen, dat het menselijk bestaan door het samenvloeien van deze vier factoren mogelijk is. Er zijn er nog wel enkele meer, maar deze vier willen wij in overeenstemming met de oude geschriften dan speciaal noemen. Door deze factoren kan men leven. Zonder dit ware leven in deze vorm een onmogelijkheid. Dan is de mens een samenvloeien van deze elementen in een bepaalde verhouding. Naarmate de verhouding der elementen zal veranderen, zal ook het stoffelijke leven op aarde een verandering ondergaan. Zolang echter nog meerdere dezer elementen samen werken zal er van leven in enigerlei vorm sprake kunnen zijn. De geest kan zich niet vrij maken, zoals de stoffelijke vorm dit kan, van de gebondenheid aan een dier elementen. Zeker, er zijn geesten, die leven in het vuur, of in het water, of in de aarde, of in de lucht. Sommigen noemen hen elementalen. Dat is lang niet altijd waar. De luchten en de wateren zijn verblijf voor vele aardgebondenen. In het vuur smacht menige hatende geest, wachtend op het moment, dat hij de wereld kan aanvallen. Dezen zijn geen deel der elementen. Maar 74
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
wel zijn zij een bewustzijn, dat een deel der elementen tijdelijk kan richten op een bepaald doel. Zo zijn de elementen der aarde voor de geest een wereld, waarin zij kunnen leven. Een wereld, die geen volledige uitingsmogelijkheid biedt, omdat daar geen samenwerking mogelijk is. Ik hoop U hiermede tevens voorbereid te hebben op het tweede citaat uit dezelfde archieven. Het is van een heel andere geaardheid en strekking en zou eerder een wetenschappelijke verhandeling mogen heten, dan een geschiedschrijving of openbaring. Waar twee dingen treffen, ontstaat een product. Dit product kan vele vormen aannemen, maar altijd weer zal een deel der geaardheid van beide originerende factoren beslissend zijn voor de geaardheid van het verschijnsel. De reacties, die wij verkrijgen, wanneer wij onze eigen wereld onderzoeken, hebben mij tot de overtuiging gebracht, dat al het zijnde een samentreffen is van verschillende krachten. Krachten, die in zichzelf onveranderlijk zijn, maar waarin de verhoudingen steeds kunnen wisselen. Een heel aardig inzicht reeds in de kosmische werkelijkheid, vooral wanneer U zich herinnert, dat ook dit geschrift reeds ongeveer 6.000 jaar oud is. Het voorgaande nemende en van hieruit verder gaande, komen wij tot de conclusie, dat deze schrijver en denker er niet zo ver naast is geweest. wij gaan normalerwijze uit van de stelling, dat er maar twee krachten zijn: goed en kwaad, of ook wel Licht en Duister. Maar licht en duister komen ook weer tot uiting in een wereld. Het zou dus niet zo dwaas zijn om aan te nemen, dat er bepaalde, ook voor U kenbare krachten zijn, die in hun oer wezen vormend zijn voor deze wereld. Is dat het geval, dan heeft de schrijver zeker gelijk als hij filosofisch beweert, dat de aarde is geschapen door een spel, dat de Goden tezamen spelen. Ook dit werk is ongeveer 6.000 jaar oud. Wanneer zij moe zijn, zal de aarde verblussen. De aarde is opgebouwd uit hun spel, hun lach en hun tranen, uit hun werk en hun vreugden. Wij, die leven in het door hen geschapene, zijn de slaven dier Goden, omdat onze wereld de hunne is. Maar ons wezen moet gelijk zijn aan het wezen dezer Goden, want wat kan ons ontsnappen, wat kan ons ontvlieden, dat het ons het ik ontneemt? Mijn zijn is een kracht, die niet uit de elementen is opgebouwd. Iets, dat misschien vorm, aanvaardbaarheid gewint door het spel der Goden. Maar het moet er geweest zijn voor die tijd. Dan zal het ook nadien bestaan. Indien de Goden mij niet kunnen vernietigen, hoe zal ik ze dan vrezen? Een zeer interessant betoog. Het is geen wonder, dat deze gedachtegang, hoe langer hoe verder ontwikkeld wordt. Ik haal in vervolg hierop, een paar werkjes aan, waarvan de juiste ouderdom ook weer niet te bepalen is. Zij zijn ettelijke malen gekopieerd, zij hebben een zekere belangrijkheid, Ik zal mij in de citaten permitteren om namen weg te laten, of te vervangen door andere woorden. Een gaat hier n.l. om incantaties. De eerste is gericht tot de mens zelf. Haar vluchtig vertalende, klinkt zij als volgt: O, mijn ziel, gij, die met sidderende vleugels rust op deze plaats, die wereld heet, verhef U en treedt uit. Ga in de naam - hier wordt een Godennaam in gevoegd - en breng mij de werkelijkheid van de uiterste einder. Toon mij de geest en de kracht, opdat mijn wezen verzadigd zij. Deze spreuk werd vaak gebruikt om een geest uit te zenden. Zij behoort nog tot het autosuggestieve deel der magie. Juist geïncanteerd krijgt zij, alleen reeds door de toon en de kracht, waarmee deze woorden gesproken worden, een betekenis, die zelfs in deze vertaling nog zacht door moet klinken. Iets verder gaat men reeds heel wat verder. De magiër begint eerst te verklaren en direct daarop aansluitend volgt dan weer een incantatie; Ik ben onafhankelijk van de elementen. Ik besta en ik zal altijd bestaan. Maar de Goden en demonen, die rond mij zijn, zijn gebouwd uit elementen, zij hebben geen kracht, tenzij in het wezen, dat niet het hunne is. Zo ben ik machtiger dan zij, want ik heb kracht, ook wanneer ik mij zelve ben. Zal ik aarzelen hen te bevelen? Er volgt dan in de bezwering eerst een reeks van acht namen. Ik bezweer U in de naam van het offer, dat ik breng en het woord, dat ik spreek, ik bezweer U bij de slag van de trom en de klank van de fluit, opdat gij voor mij verschijne. Zo gij ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
75
Orde der Verdraagzamen weigert, zal mijn wezen het Uwe vernietigen, waar gij het mijne niet vernietigen kunt. In de strijd ben ik uw meerdere. In besef ben ik machtiger. In mij schuilt de macht, die gij niet kunt overwinnen. Zo zeg ik U….hier volgt dan de opdracht. Deze bezwering is op zichzelf zeer interessant als voorbeeld van de gedachtegang der magie. Maar boeiender zeker voor ons allen is een verschijnsel, dat het gebed al zeer nabij komt; het is een loflied, Ook dit lied heeft een bepaalde kracht en werd gebruikt in bepaalde tempels o.a. bij het inwijden van de leerlingen of novicen. Het is een gebed, waarvan wij eigenlijk niet goed kunnen zeggen, waar het tot gericht is. Het ene ogenblik spreekt het van de moeder, het andere ogenblik van licht, dan weer van kracht. Soms worden deze beelden zo tezamen gebruikt, dat wij aan zouden nemen, dat het beelden voor een bron zijn, het volgende deel van de incantatie brengt ons echter, vreemd genoeg, weer een scherpe scheiding tussen de waarde dier drie begrippen. Er moet dus schijnbaar ook daar een soort drie eenheid bestaan hebben. De vertaling is weer van mij en uit de aard der zaak niet geheel volledig. Wees gezegend, gij licht, dat de aarde doorzeeft, Gij, die onze ogen doet zien, wees gegroet, Gij, die met het bloed Uwer aderen de hemelen verft, Wees gezegend, gij moeder aller dingen. Gij, die voortbrengt in volheid en vreugde, weest gezegend, Gij kracht, die ons allen beheerst, Gij wezen, dat alles regeert, Gij licht, voor U geef ik nederig mijn wezen als prijs. Ik bied U mijzelve aan als een offer U waardiger, Dan het offer, dat ik bracht. Gij licht, dat mijne ogen doet zien, laat mijne ogen aan aanschouwen, dat, wat het Uwe is. En niet slechts, dat, wat het mijne is. Gij moeder, die baart, Gij, die mij gebaard hebt en de wereld baart, Laat mij terug keren tot Uw wezen, Opdat in mij ontspruitte de vruchtbaarheid, die voortbrengt. Gij kracht, die mij in stand houdt, Kracht, die mijn adem en mijn leven en werkelijkheid betekent, Neem mij op in U, opdat ik kracht moge zijn. Daarmede gaat dan de incantatie over in een lied, waarin echter de zelfde elementen weer steeds op de voorgrond treden. Het is begrijpelijk, dat hier een bepaalde gedachtegang achter schuilt. Het is juist deze gedachtegang, die ook heden nog de Heer der Aarde in stand houdt. Zij is nog zo sterk dan, heden ongeveer 110 jaar geleden de toenmalige Heer der Aarde sedert is er een andere gekomen - het volgende in een van zijn dagboeken deed indragen. Ik heb een rode zee gezien. Zij verzwolg Azië en het vaste land der blanken. Zij beroerde de kusten van Amerika. Ik heb gezien, hoe het vuur Amerika verteerde, terwijl de rode vloed haar grenzen en kusten beëngde. Maar ik weet, dat er een teken is gesteld. Nu begint de strijd. Maar de strijd wordt beheerst door de grote krachten, die alles op aarde bepalen. Ter verduidelijking en beter begrip: Hier wordt gedoeld op het equivalent als gezien in de voorgaande citaten. Ik heb gezien, hoe de lucht perk stelde aan de rode vloed en haar terug joeg, totdat zij verdwenen was, daar van waar zij gekomen was. Ik heb gezien, hoe het water het vuur overwon. Ik heb gezien, hoe de aarde nieuwe en vreemde vormen droeg. Dat alles staat 76
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
geschreven in het lot. Maar ik weet, dat deze krachten niet alleen de aarde beheersen. Ik heb mij gewend tot mijn Meester. Hij heeft mij gezegd; Dit zijn de stemmen der stof. Maar ik toon U de stemmen der geest. Er was nood en honger en ziekte. Maar daaruit werd geboren Broederschap, Vreugde en Licht. Zo weet ik, dat de moeder haar kinderen niet verwerpt en de kracht op bouwt het rijk, waarin eens de Vorst der Wereld, de Heer der Wereld de troon wederom zal bestijgen. En slechts drie geslachten is Hij van mij verwijderd. Die drie geslachten moeten natuurlijk niet gezien worden als een zuivere aardse term. Met deze drie geslachten wordt gedoeld op de drie levens, die normalerwijze de Vorst der Wereld op aarde door kan maken. Hiermede wordt dus in het bijzonder geduid op een vroegere Heerser der Wereld, die dan als Vorst der Wereld naar voren zal treden. Die drie geslachten van mij verwijderd, kunnen wij in jaren waarschijnlijk dan uitdrukken als 200 á 300 jaar. Ik wijs U op deze aanduiding, opdat U dit niet als een profetie zonder meer neemt. Dat hebben de monnikken van sommige kloosters wel gedaan. Maar ter zake. Dezelfde gedachtegang, die doorklinkt in alle oude wijsheid klinkt door in de woorden van deze Heer der Wereld. D.w.z. een ingewijde van een der hoogste graden, die nog met een zeer bijzondere taak op aarde vertoeft. Mij dunkt, dat de archieven hun recente waarde juist hierdoor nog kunnen bewijzen. Zeker, de woorden zijn veranderd en de gedachtegang is verrijkt met vele nieuwe gedachten en begrippen, maar de kern der dingen is gelijk gebleven. Het zal U dus niet verwonderen, wanneer ik nu teruggrijp naar een van de meer beschrijvende werken, en hiermede het geheel af te ronden. De zee heeft de rode aarde gevreten. Slag na slag heeft zij het land weggesleurd. Waar de bodem langzaam onder de wateren verzonk, leek het of vele fonteinen van vuur uit de zee onhoog barsten. Die beschrijving is geen onzin. Wij mogen gerust aannemen, dat degene, die dit op schrift heeft gesteld, persoonlijk dergelijke verschijnselen heeft waargenomen, of ze althans uit de mond van degenen, die dit persoonlijk hebben doorgemaakt, heeft gehoord. Een nieuwe aarde is geboren. De dood van een oude wereld heeft het zaad gelegd voor een nieuwe. Een mens kan sterven en een wereld kan sterven, maar het leven der werelden en der mensen kan nooit sterven. Dit weet men het is mij tot troost geworden. De schone tuinen, die verzonken, zullen herrijzen. Maar ik weet niet, waar. De mensen, die eens de aarde betraden, zullen wederom de aarde betreden. Maar ik weet niet, wanneer. Want men denkt, dat de wereld eindig is en dat de mens eindig is. Maar zij hernieuwen zichzelve steeds, zoals uit het vuur verjongd de draak opstijgt, die, zich verjongd hebbende, leeft, tot hij moet sterven voor de ogen der mensen, maar van zijn lijkenvuur opstaat, gelouterd door het vuur. Loutering is de weg der aarde. Loutering is de les der werkelijkheid. Zo laat mijn nederig mijn hoofd buigen, opdat ik gelouterd worde. Hier houdt het manuscript op. Er is veel te zeggen voor deze gedachte. Want wanneer eenmaal de elementen op aarde verstild zijn, dan zijn er nog honderden en duizenden werelden, waarop dan leven zal zijn. Waar wederom de Goden, om de woorden van de filosoof te gebruiken, samen spelen en als resultaat van hun spel een mensheid geboren wordt. Maar daarin leven dan altijd weer de zielen, die geleefd hebben. Wie faalt op deze wereld, zal terug keren op deze wereld en wanneer deze wereld verbleekt, zal de ziel verder gaan en leven bij een andere wereld en een andere mensheid, altijd voort. Tot de ziel zich bevrijd en gelouterd heeft, een nieuw en ander zijn kan aanvaarden. Een dichter zong eens; Wanneer ik sterf, heb ik mij een woning gebouwd op de sterren. Ik ken er het land en ik wacht en ben bang. Niet voor de dood, die kan ik wel temmen. Maar voor de tijd, die verstrijkt, want de tijd duurt zo lang. Ik kan met die dichter meevoelen. Menige ziel is nog niet vrij genoeg voor een zuiver geestelijke opgang door de sferen. Zij moet telkenmale terug keren in de stof, maar de aarde biedt haar niets meer. Wel aan, er zijn sterren, waar ronde planeten zweven met schoner mensen. Al zoudt gij ze misschien niet schoon noemen. Er zijn plaatsen, waar het spel der elementen wonderlijke vormen heeft geschapen. Vormen, die gij niet eens meer als leven ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
77
Orde der Verdraagzamen zoudt erkennen. Die toch in het zuivere klinken der gedachten een beschaving vormen, zo groot, dat de Uwe daarbij het beginnend aarzelend leven is van een mosplant onder de kille poolzon. Al dit ligt klaar voor elke geest, die het bewustzijn der stof behoeft en toch de wereld reeds ontgroeide. Een Heer der Wereld is er niet alleen op de aarde, de kernkracht en het grote bewustzijn zijn overal. Overal speelt zich dezelfde, altijd weer voortdurende cirkelgang van opbouw en ondergang af. Overal wordt in strijd de loutering gevonden en overal worden zielen bevrijd, opdat zij, ontvloden aan de strijd, die schijnbaar tussen stof en geest nu eenmaal gevoerd moet worden, kunnen komen tot het besef van de grote liefdekracht, die de Eenheid vormt in alle dingen en alle dingen één maakt. Mat deze klank wil ik dit betoog gaan beëindigen. Misschien, wanneer Uw belangstelling daarvoor althans groot genoeg is, zullen wij ook eens op een van de normale avonden kunnen terugkeren met soortgelijke besprekingen. Er liggen schatten van weten en denken begraven, overal op Uw wereld. Soms bedolven onder vulkaanas, soms geborgen in de levende rots, soms getekend op een rotswand in de eeuwige nacht, die heerst in de ingewanden der aarde. Soms verzameld in vreemde bibliotheken, soms verborgen in de armoedige behuizingen van kluizenaars, of in de gewijde hallen der oude kloosters. Het denken, dat U tot mens, tot mensheid maakt, leeft op deze wereld al heel lang. Het zal nog menige eeuw verder kunnen gaan, voordat de mensheid, ontgroeit aan haar huidig stadium. Maar de gedachten uit een ver verleden dragen reeds in zich de profetie van een toekomst, die beter is. Van een geestelijk bewustzijn, dat dat van de stof overtreft en een harmonie, die ook vrij, bevrijdt van de stof, toch ook met sidderende vreugde verwachten. Ik dank U voor Uw aandacht. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Na het betoog van mijn voorganger voel ik er wel wat voor om een klein beetje moderner te worden. Dat moet U mij niet euvel duiden. Per slot van rekening zijn er in deze gedachten dingen, die eeuwig zijn. Zoals de Oudheid reeds de beloften van de toekomst droeg, zo spiegelt het heden het verleden en de toekomst tegelijk. In de beschouwing van heden kunnen wij ongetwijfeld evenveel leren over stof en geest, als wij kunnen leren uit de Oudheid. Alleen de Oudheid geeft het eerbiedwaardige van een lang verleden, terwijl de toekomst nog altijd de schemerig gouden droomgloed heeft van íets, dat voor U geen werkelijkheid is. Het heden daarentegen kan alleen maar koud en nuchter zijn. De wereld streeft naar het materialisme. Dat mogen wij de wereld niet kwalijk nemen, want die wereld zoekt ook naar een weg om voor zichzelf het geluk te vinden. Maar op het ogenblik doet zij dat op een tamelijk dwaze manier, Zij denken n.l. dat bezit werkelijk iets betekent. Maar dat is maar dwaasheid. Bezit betekent niets, gebruik betekent alles. Zij denkt, dat alle normen van het stoffelijke en het materiële kunnen worden toegepast voor elke sfeer en wereld van hoog tot laag. Ook dwaas. Hoe is zij daartoe gekomen? Wel, de waarden van de geest zijn zo langzamerhand zo verward, dat de dichterlijke uiting, de werkelijkheid, de fantasie en de geest drijverij door elkaar beginnen te lopen. Wij zouden kunnen zeggen, dat de mensen met hun geestelijke bewustwording zwaar zijn geschift, waardoor de mensheid desgelijks werd. Er was geen houvast meer. Het Kapitool in Rome was een soort hotel voor vreemde Goden. Wie er zin in had, kon er Isis gaan bezoeken, dan kon hij er Wodan en Thor vinden of Jupiter. Waarom ook niet. Dionysius en Bacchus waren er al evenzeer aanwezig als alle anderen. Alle bekende Goden waren er bij. Of het nu een phoenisische God was, of een Indische, elke God was welkom. Maar wat moet je met zoveel Goden doen? Toen kwam het Christendom. Het Christendom, dat een bepaalde richtlijn probeerde te geven en al die Goden met één slag verbrijzelde. Dat konden de mensen natuurlijk niet zo zonder meer accepteren. Vandaar dat de Goden op het ogenblik een stralenkransje dragen en zich Sinte zus of zo noemen, zoals Uw Sinterklaas. Er is een tijd geweest, dat Thor, de Dondergod, voor de Germanen ook Sinterklaas speelde. Toen werden er geschenken aan de kinderen gegeven als een herinnering aan het feit, dat deze goede God eens zijn bokken heeft geslacht om een arm gezin te eten te geven en vervolgens de beenderen weer in de huid wierp, waarop hij al spoedig weer met zijn herschapen bokken verder draafde. Op een dergelijke wijze was Sinterklaas al lang geboren, voordat er ergens een Bisschop van Madrid of Myra in Spanje was en al lang voor dat Nederland de muzikale waarde van de “Appeltjes van Oranje”, had ontdekt. In die oude tijden heetten die machten: 78
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Goden. Tegenwoordig hebben zij andere vorm, maar zij bestaan nog net zo goed. Vroeger kende men de magie. Tegenwoordig heet het bijgeloof. Het getal 13 brengt geluk of ongeluk. En denkt U er vooral om, een gemest varken ontmoeten is geluk, maar onder een ladder doorlopen betekent ongeluk. Een zwarte kat op je pad, betekent dat je terug moet keren. Twee keer het krassen van een raaf aan de linkerkant betekent, dat je vooruit kunt gaan. Twee keer aan de rechterkant daarentegen, dat je een ongeluk zal overkomen, wanneer je niet heel erg voorzichtig bent. Zelfs heeft de moderne techniek het offer aan de wateren in stand weten te houden. Degene; die vroeger het water over ging offerde een goudstuk. Tegenwoordig offert men een in vele gevallen kostbare maaltijd. Het blijft altijd weer gelijk. Wij zien een beetje ander aspect naar voren komen, wat normaler en natuurlijker. De voorname Goden zijn vandaag aan de dag een soort van papieren Goden geworden. Het gaat er niet meer om, dat die en die daar en daar leeft en dat en dat doet, het gaat er meer om, wat hij heeft geschreven en wat staat ervan op het papier. Wat zijn de wetsartikelen, die wij eruit kunnen halen? Hoe kunnen wij het menselijk leven er me regelen? Wat dat betreft is Karel Marx net zo’n grote God als Churchill. Zij hebben allebei hun ideeën ruimschoots op papier gezet. Het zal zelfs wel zover komen, dat de duivel van het ogenblik. Hitler, zijn Mein Kampf tot en waarlijk esoterisch werk der materialisten verheven zal kunnen zien. Dat zijn nu eenmaal zo de dingen van deze dag. Deze wereld heeft getracht de materie zover te beheersen, dat de materie tot absolute meester van de mens is gemaakt, zoals vroeger het bijgeloof de Goden tot meesters over de mensen maakte. Zo heerst vandaag aan de dag de materie. Je kunt niets verkrijgen, of je moet het Goddelijke papiertje hebben, waarop staat; waarde zo en zoveel, of Bank betaalt aan toonder. U kunt geen enkele daad meer stellen, of U moet het magisch beschermformulier hebben, waarop staat: Diploma. Uitgereikt de zo en zoveelste. U kunt zich niet meer permitteren zelf te denken en te handelen, want er is een ander, die voor denkt. Art. zo en zoveel van het Wetboek van etc. etc. Langzaam maar zeker heeft al dit materiele gedoe de mensheid in een zo nauw keurslijf gedrongen, dat zij uiteindelijk over atoombommen denkt om het te verbreken. Een zeer materialistische opvatting overigens, die in sommige gevallen b.v. een Eisenhower op gelijke hoogte zou kunnen stellen met een Alexander. Alexander, die hakte de Gordiaanse knoop door en wie weet, zal onze goeie Ike de atoombom nog eens doorhakken. Het zou in ieder geval een zegen zijn voor de wereld, wanneer dat gebeurde. Iets, wat niet wegneemt, dat er tot het einde van 1956 nog wel een 100 experimentele explosies te wachten zijn, hoor. U zult begrijpen, dat al die dingen bij elkaar iets moeten betekenen. Hoe kan het zijn, dat dit heden gegroeid is? Wel, het verleden heeft zich meer bezig gehouden met droombeelden dan met de werkelijkheid. Het heeft symbolen langzaam aan zo verstoffelijkt, dat het niet meer in staat was te begrijpen, waarvan deze beelden een symbool waren. Men dacht, dat de Steen der Wijzen een edelsteen was en dat het Levenselixer ergens in een bron te vinden was van een geheimzinnig gebergte. Men dacht, dat de duivel stoffelijk in de kroeg kwam om met je te dobbelen en dat je, wanneer je een zieltje wilde verkopen, alleen maar naar de naaste wegkruizing te gaan had en daar meteen Satan zich te zien materialiseren, gelijk met de rijkste beloning. Het is begrijpelijk, dat een verwarren van werkelijkheidswaarden en dromen op de duur de mens irreëel tot en met moest maken. Hij moest vluchten voor zijn eigen denkbeelden, voor al datgene, wat hij met zijn eigen gedachten geschapen had. De enige weg, die hem open was gebleven, was de vlucht in de rede. Er is een tijd geweest, dat in Frankrijk de Godin van de Rede regeerde en de goede God zelve vakantie had. Die dagen zijn voorbij, tegenwoordig moet God weer overuren maken. Maar Hij mag het alleen doen onder de supervisie van de rede. Bijgeloof en de z.g. rede zijn de wapenen, waarmee de wereld van het heden het meeste schermt. Zij heeft die te danken aan het verleden. Hoe meer zij echter tracht om de God, die zij zich nog droomt als in de oude tijden en het beeld van de rede, dat zij zich ontwikkeld heeft om aan die God en de consequenties van Zijn Goddelijke Wil te ontvluchten gezamenlijk tracht te verwerken, hoe meer zij een strijdigheid in zich zelve naar voren brengt. Er zijn maar twee mogelijkheden. Ofwel zij gaat te gronde aan deze strijd tussen het ik en de begrip pen, die zij zichzelve heeft geschapen, ofwel ook een mogelijkheid, die zeker niet uitgesloten is; zij zal materiële zowel als erkende geloofswaarden, gaan verwerpen. Wanneer ik dan de facetten van de toekomst ga bekijken, dan vind ik daarin zelfs een plaatsje voor onze Orde. Ik vind er in een plaats voor alle nieuwe pogingen tot geestelijke bewustwording. Dat deze niet in overeenstemming zijn ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
79
Orde der Verdraagzamen met wat de wereld nog op het ogenblik denkt, is begrijpelijk. Er zal geen plaats meer zijn in de wereld voor een groep, die een geloof dicteert. Er zal ook geen plaats meer zijn in de wereld voor een groep, die met financiële belangen werkt. Dit zijn de grote vijanden, die de mensheid op het ogenblik steeds verder naar de waanzin drijven. Degenen, die het verstand behouden en niet ondergaan, zullen dus in de eerste plaats deze dingen moeten verwerpen. Dan blijft de vraag, hoe groot het doel van de mensheid zal zijn, dat wij voor de waanzin kunnen behoeden. Het criterium hiervoor is betrekkelijk simpel. Naarmate de mens minder gaat hechten aan bezit, meer leeft in de normale stoffelijke vreugden van deze dag en gelijktijdig zijn streng gevormd, gedogmatiseerd geloof plaats doet maken voor het innerlijk aanvaarden van een God, onverschillig welke of hoe, dan is die mens klaar om uitverkoren of gered te worden. Dat is nu o.a. het werk van de Orde. Het werk, dat bouwen wil in geestelijke zin, maar gelijktijdig breken wil in de fout en der stof. Het kan niet een dragen zijn van een organisatie. De vorm, zover die al bestaat moet die betrekkelijk los blijven. Wij moeten vooral niet proberen om de bandjes te strak aan te halen. Want dan zouden wij ook weer dogmatisch worden. Dan zouden wij in de plaats van goed, kwaad doen. Wij moeten de mensheid leren - ik spreek nog maar even over die rede - door om vooral aan zichzelf te werken. Om van een ander practisch alles te tolereren, wat voor het eigen ik niet vernietigend is en zelfs dit te begrijpen, wanneer wij er ons ook te en zullen moeten verdedigen. Het begrip en aanvoelen van de wereld is van een heel groot belang. Op het moment, dat twee mensen elkaar aan kunnen voelen en begrijpen, zullen zij ook in staat zijn om elkaar te helpen, elkaar aan te vullen en gezamenlijk tekenen tot daden, die verre boven het vermogen van de eenling ligt. Dit laatste is een bewezen feit. Stelt U zich voor, dat de mensheid dit langzaam maar zeker gaat bereiken. Dat meer en meer mensen elkaar gaan aanvoelen en het als plicht en taak voelen om elkaar bij te staan. Dan kan die hele wereld in puin liggen, dan bouwen de huizen zich als van zelf op, wanneer dat nodig is. Wanneer er geen voedsel meer is op het land, dan zal men het desnoods uit de lucht maken, maar het komt er. Er zal dan geen materiele nood meer bestaan, zoals die op het ogenblik in nog zo vele gebieden bestaat. Gelijktijdig echter zal de geestelijke band tussen de mensen een uitwisseling van gedachten, een vrije uitwisseling van eerlijke gedachten komen, zonder dat men tot een te direct verwerpen komt. Zo zal de gedachtegang, die bij de mens leeft, en hiermede ook zijn geestelijk bewustzijn en leven, meer en meer de vorm krijgen van een synthese van het beste denken der mensheid. Niet dogmatisch door een ieder op zijn. eigen wijze geïnterpreteerd. Maar desalniettemin zeer waardevol. Een veel belovend beeld. De reden, waarom wij de verdraagzaamheid prediken is o.a, dat wij hopen de mensen zo ver te kunnen krijgen, dat zij het begrip voor de medemensen krijgen. Om verdraagzaam te kunnen zijn, moet je n.l. veel begrijpen. Om veel te begrijpen, moet je veel over de dingen na denken. Om veel over de dingen na te kunnen denken, moet je veel weten en zien. Hoe meer je weet, ziet en begrijpt, hoe meer je ook een reële houding tegenover de wereld in kunt nemen, zonder jezelf of iemand anders daarbij te kort te doen. Men zal, gedragen door de liefde voor de gemeenschap, meer en meer kunnen presteren, juist daar waar het nodig is. Maar dan zal het zeker niet meer komen, om een voorbeeld te geven tot het organiseren van ijdele liefdadigheden. Liefdadigheid gaat in de toekomst de wereld uit. Evenzeer als de sociale zorgen. Deze dingen zijn dan niet meer nodig. De mensen begrijpen elkaar en elkaars noden. En wanneer je de nood van een ander begrijpt en volledig kunt doorvoelen, dan is het ook voor jou een lijden, tot je de nood hebt op geheven. Men zou kunnen zeggen: de wereld van dit ogenblik leeft in zijn vlegeljaren. Wij zijn in het verleden gegaan door de sprookjesperiode van de vroegere kindsheid. Eerst zelfs misschien nog door een tijd van primitieve belangstelling van het zuiver materiele, zo van; Boom een knots, sla het beest dood en eet. Wanneer een steentje je in die tijd liet struikelen, dan zijn het niet de voeten, die je niet ver genoeg hebt opgelicht, of je ogen, die je niet hebt gebruikt, maar dan is het een geest of een God die in dat steentje schuilt en je doet vallen. Een demon, waar je een offer aan moet brengen. Later het bluffen en fantaseren, dat de jeugd zo eigen is. Waarbij zij zichzelve in grootheidswaan steeds meer weer voorpraat, dat er niets beters bestaat dan juist de jeugd. In de stijl van: Nu ben ik een beroemd vliegenier. Er bestaat geen betere vliegenier dan ik en ik zal je wel laten zien, dat ik een beroemd vliegenier ben. Of: de wereld is een pannenkoek. Al zeg je honderdmaal, dat zij rond is, ik weet het beter. Het is een pannenkoek. Hoepel op met je stellingen en anders sla ik je op je gezicht.
80
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Dan de tijd van het te hulp roepen van Goden: Als je mij nu blijft pesten, dan zal ik moeder er bij halen. Ik zal God vragen om het onrecht te verdelgen, Heer, zegen onze wapens. Scheelt niet veel, hé? Kinderjaren. Op het ogenblik de mensheid, die reeds onbewust de wondere mogelijkheden aanvoelt van een vol bewust contact tussen geest en stof. Een wereld, die zover begint te komen, dat zij stoffelijk de geest kan gaan benaderen. Omgekeerd ook geestelijk zover gekomen is, dat zij de stof geestelijk kan gaan begrijpen en beheersen in haar werkelijke aspecten. Dat laatste vooral is een ontzagwekkend iets. Dat kan zij nog niet ineens aan. Wat zien wij verder in de vlegeljaren? Would be geestigheden. Strijdlust. Koppigheid. Onverstand. Eigenwaan. Ik geloof, dat daarvan op de wereld meer dan voldoende te vinden is. Maar wat is het einde van deze periode? De mooiste tijd van het leven. De tijd, dat je zelfstandig wordt. Dat je desnoods jezelf een bruid of een bruidegom neemt. De tijd, dat de wereld voor je open ligt, dat je je tanden in de problemen zet en werkelijk wat gaat presteren. De wereld heeft op het ogenblik alweer lange tijd gevlegeld. Al zijn de vlegels de wereld nog niet uit, het is toch aan te nemen, dat zij langzaam, zullen moeten gaan verdwijnen. De wereld bevindt zich dichtbij het stadium van het jeugdig enthousiasme, maar gelijk ook in een periode van neerslachtigheid, omdat zij nog niet geaccepteerd kan worden door de volwassenen. Ik geloof, dat de toekomst noodzakelijkerwijze een verdere ontwikkeling moet gaan brengen. Ik geloof ondanks alles niet, dat de mensheid dezer aarde een demonisch of criminele inslag heeft. De mensheid zal opgroeien en volwassen worden. Wanneer zij dat is, zijn wij klaar met ons werk. Wij verwachten geen wereld, waarin een ieder overloopt van siroopzoete naastenliefde. Wij verwachten geen wereld, waarin een ieder knipmessend staat te buigen tegen ieder ander, maar wij verwachten wel een wereld, waarin niemand een ander zal laten lijden, wanneer hij er ook maar iets aan kan doen. Een wereld, waarin men de naaste gaat zien als iets dat gelijkwaardig is aan het eigen ik. Zo kun je zelfs in het heden komen tot heel wijze citaten. Nu wil ik er U maar een geven. Aangezien het van een van Uw tijdgenoten is, kunt U nog gaan uitzoeken, van wie het is ook, als U wilt: Hoe meer wij de raadselen der natuur ontsluieren, hoe groter het wonder van het zijn voor ons wordt. Juist door de wonderen te ontleden en te bewijzen, dat zij deel zijn van wetten, begrijpen wij, dat het wonder een werkelijkheid is. In ons ongeloof leren wij geloven, doordat wij daarnaast waarden vinden, die, zich kenbaar maken en zich toch aan ons begrip onttrekken. Dat is de geest van de moderne tijd, vrienden. U kunt nu rustig gaan pauzeren, dan kunt U de waarde der beide redevoeringen met elkaar rustig gaan vergelijken. U zult, denk ik, dan tot de conclusie komen, dat er tussen de oude tijd en het heden niet veel verschil is. Alleen is er een groei. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Aan mij de eer om nu een betoog voor U te gaan opbouwen. Ik wil U echter gezien de wijzigingen in het programma de gelegenheid laten om een eigen onderwerp te vragen, indien U hier althans behoefte aan gevoelt. Mogen wij het aan U overlaten? Precies, zoals U wilt. Dan ga ik voor de aardigheid eens praten over iets, waar wij het al meer over hebben gehad. Praten gewoon over de woorden, die wij zo spreken. Wij hebben het er al vaak over gehad, dat een woord naargelang de manier, dat het gezegd wordt, een heel bijzonder impuls kan krijgen. Een bijzondere klank en drang. Naarmate wij de woorden juister plaatsen, beter gebruiken, zorgvuldiger onze zinnen bouwen niet naar de taalkundige regels, maar naar de regels van het woord ritme en met klanken samenspel, krijgen wij op de duur een muziek. Zo moet, geloof ik, wel in de oudheid ook de muziek ontstaan zijn. Ik kan het mij zo voorstellen. Een mens schreeuwt een woord en de tweede roept een woord terug. Het is, of er opeens een vonk overschiet. Er is een ritme geboren. In louter vreugde over deze ontdekking schreeuwen zij heen en terug naar elkaar. Het wordt een eigenaardige melodie. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
81
Orde der Verdraagzamen Dan gaat een derde er een woord door heen gooien en een vierde. Dan komen zij tot de ontdekking, dat de tonen van die woorden samen een wonderlijke klank vormen. Dan krijgen wij de orgelmuziek van stemmen, die een lang aangehouden woordtoon uit galmen, terwijl de anderen steeds maar weer inzetten, zoals zij willen. Menselijke stemmen, die tot orgelpijpen worden en te midden van de heuvels waar dit toch waarschijnlijk wel het eerst gebeurd zal zijn een vreemde nagalm verwekken. Dan zien wij, hoe werkelijk in de natuur opeens muziek geboren wordt. Trouwens, kijk naar de vogels. Zij zingen en spreken, wanneer er een klank komt, waardoor zij zichzelf getroffen voelen. Dan kunnen zij niet stil blijven. Dan gaan zij er tegen in zingen. Als je goed oplet, merk je, dat zij het heel vaak precies zo weten uit te zoeken, dat, wat zij zingen en wat het andere geluid aan ritme en aan klank in zich draagt een geheel wordt. Helaas heeft de mens in zijn vroor den niet alleen met ritmen en klank te maken. Het is voor hem noodzakelijk om ook een betekenis in het woord te leggen. Het is noodzakelijk echter om bij het uitspreken van het woord ook klank en ritme sterk te accentueren. Je kunt zo woorden dreigend maken, terwijl zij eigenlijk niet veel betekenen. Als wij nu nemen duister, nacht en laarzen, dan zijn het op zichzelve voorden, die niet veel zeggen. Wanneer ik nu probeer daarvan een soort van lied te vlechten, dan moet U eens opletten, hoe een eigenaardige tendens die woorden krijgen. Die laarzen worden een dreiging. Die nacht wordt sinister. Dit alleen maar door de manier, waarop wij ze samen zetten. Door de wijs, die wij a.h.w. componeren van woorden. Ik geef U een voorbeeld en misschien, dat ik U zo dadelijk achterlaat als een ijverig klankdichtende menigte. Maar in dat geval zou ik zeggen: Leg Uzelve enige matiging op, want de doorsnee mens begrijpt het niet al te goed. Daveren dreunen. stampen laarzen, Stampen in de duistere nacht. Losgebroken vreemde machten, Dringen voort met helse krachten. Duister dreunen stampen laarzen En de aarde siddert, beeft En er vlucht naar alle kanten, Wat op aarde is en leeft. Ik geef U daar een voorbeeldje. Gewoon maar een paar woorden. U heeft ongetwijfeld allerhande gedachteassociaties erbij gehad. U heeft gedacht aan die laarzen van die legermachten. Maar ik heb er niet over gesproken, dat heeft U erbij gemaakt. U heeft een beeld gebouwd. En waarom nu? Omdat ik die laarzen in dit verband heb gezet. Maar U kunt het ook anders doen. Let U maar eens op. Trippel trappel gaan de laarsjes Door de duistere nacht. En een kind, dat steunt onrustig En het neuriet angstig zacht. Trippel trappel gaan de laarsjes En een licht, dat verre lacht, Wekt een lach ook in het duister, Het is een kind, dat terug dan lacht. Heel wat anders, hé? Dezelfde woorden, maar l á á r z e n. Laarsjes. U kunt het zo echt zien, in de een is een bootwerker van het woord, die loopt daar stoer en stijf van: Wie doet mij wat? En als je dat combineert met duister, dan wordt het al heel gauw iets onaangenaams, iets dreigends. Die laarsjes! Een dame, zo uit 1900. Bevallige enkeltjes, die zo koketterend door loopt. Het is iets lichts, het is iets vrolijks, het is iets aardigs. Je kunt erom lachen. Daar kun je zo stil monkelend over genieten, woorden. Natuurlijk. Woorden, die kunnen iets maken en iets 82
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
breken. Stelt U zich eens voor, dat U ergens in een stad komt en er staat een nieuw gebouw. U staat er met een vriend, of een vriendin, precies, zoals dat uitkomt en U spreekt er tezamen over. Dan ga je dat nuchter beschrijven. Een vierkante betonnen kolom met zware pilaren omgeven en ruiten, die zoeken naar licht. Bovenop het werk een enkele piek, die probeert de indruk te geven van een toren en het nog niet is. Het is, alsof de bovenkant van het gebouw probeert te zweven. Zegt niets, hé? Nu ja, het zal wat zijn. Maar ga het nu eens anders zeggen: Hemellijnen in beton, getrokken uit het staal, die op ten hemel gaan, die zoeken de vrijheid allemaal en ruiten, die hunkeren naar licht en vragen om de zon. En daar boven wat pieken, wat klein en wat slicht, die schijnen te willen naar hoger licht. Dat is heel wat anders. Zo kun je b.v. iemand een ding, op twee of drie wijzen vertellen. Let U nu maar eens op. Nietwaar, ik heb hier twee figuren over elkaar staan. Hier staat de politie en ik heb daar staan een dominee. Die beschrijven allebei een auto-ongeluk. Nu moet U eens opletten, wat een eigenaardig verschil daarin naar voren komt. De verkeersagent: Heden de zo en zoveelste te zoveel uur zoveel kwam een blauwe Chevrolet van de Laan van Meerdervoort en uitwijkende voor een wagen, die met een te grote snelheid het kruispunt Fahrenheitstraat opreed, kwam hij op het middenterrein van de Laan van Meerdervoort terecht, waar hij een kleine Volkswagen demoleerde. De aanwezigen zus en zo, opmetingen van remsporen. De dominee kan dit niet zo doen. Als die in stijl wil blijven och? ik geef toe, dat er dominees zijn, die vergeten, dat zij dominee zijn, dan worden zij pas mens maar stel je nu eens voor, dat dit zo’n echte dominee is en die moet gaan getuigen, die zegt: Ik wandelde heerlijk in de zon des Heren, toen ik achter mij een geruis en gedruis hoorde van een Chevrolet, een donkerblauwe Chevrolet, die met een grote snelheid het kruispunt naderde. En een satanische macht dreef op dat moment een wagen de straat uit en ik zag een ogenblik angstig verwrongen gezichten. Maar de wil des Heren was sterker dan het duivelse geweld. Ik zag de wagen het middenterrein opvliegen, waar in knersen en kletteren van gebroken ruiten uiteindelijk de Chevrolet tot stilstand kwam. Dank zij ‘s Heren genade werd geen mens gewond. Wat zoudt U ervan zeggen? Daar blijkt dus wel degelijk uit, dat je op moet letten, welke toon je aanslaat, wanneer je een bepaald iets naar voren brengt. Je kunt iets zeer heiligs, heel erg nuchter gaan zeggen. Dan lijkt het, of je een grapje maakt. Je kunt ook iets niets betekenend heel erg gewichtig gaan zeggen. Dan klinkt het buitengewoon goed. Wanneer je dat voor de radio doet, ben je een heel goed politicus. Dat zijn tenminste de mensen, die zich daarin specialiseren. Niet alleen, dat onze woorden moeten leiden tot de betekenis als woord, maar wij moeten ons af vragen: Hoe bereiken wij hiermee dan het grootst mogelijke effect? Hoe maken wij met onze woorden een muziek, die niet alleen maar de woorden overbrengt, maar ook de gedachten, die er achter zitten? Ik zit hier zo gezellig met U te praten. Uit de aard der zaak maakt U zich uit de toon van de stem en de wijze, waarop ik de woorden plaats vergeet niet, het is dezelfde stem, die U daarnet voor de pauze hebt gehoord en er een zekere bij toon in breng, een voor stelling van mijn persoonlijkheid. Eigenaardig eigenlijk, hé? En het gaat nog veel verder. Wanneer ik mijn woorden juist te kiezen weet, kan ik U elk gevoel doen ondergaan, dat mij maar noodzakelijk lijkt. Ik kan U tot rust brengen, ik kan U opwinden, ik kan U bang maken, ik kan U blij maken, ik kan U laten lachen en laten huilen precies zoals ik dat wil. Heus niet alleen met woorden, de woorden zijn eigenlijk een beetje bijkomstig. Die woorden doen er vaak niet zo veel aan toe. Heeft U zich wel eens afgevraagd, hoe het komt, dat de ene conferencier met al zijn afgezaagde bakken - U weet wel, zo’n baard - een daverend succes bij het publiek heeft, terwijl de ander, die qua werk en conferences veel beter is, lang zo gezien niet is. Heeft U zich dat wel eens afgevraagd? Dat komt alleen door de manier, waarop de man het weet te zeggen. Men zegt dan ook altijd: Het brengen van de dingen, dat doet het hem eigenlijk is Uw hele leven een soort voorstelling. U spreekt voortdurend tegen een gehoor, waaraan U iets van Uw eigen gedachten mee moet delen. Iets van Uw eigen verlangens en Uw eigen vrees. U moet a.h.w. met die stem wonderen kunnen doen. U moet met Uw woorden niet alleen maar uitdrukken het nuchtere, dat U mee te delen heeft, maar de achtergrond ervan. Je kunt al met een woordje als Goedendag wonderen doen. Stel het U maar voor: je zegt goeden dag. Zoiets van; Welkom, neen maar, dat jij er bent. Dat zit daar allemaal in. Je kunt ook zeggen: Goejendag. Zo van: Ben je daar weer? Zorg maar, dat je gauw weer opduvelt. Je kunt zeggen: eh goeden dag. Dat betekent dan eigenlijk: wie ben je? Stel je eens voor. Ik wil eerst eens kennis met je maken. Ook kun je nog zeggen: ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
83
Orde der Verdraagzamen gedag. Zoiets van: Nou, ik zal maar beleefd zijn. Dan is er nog een hele speciale manier van goedendag zeggen. Maar dat tref je alleen bij de mensen, die van het goedendag zeggen een broodwinning maken. G dag,mneer. Daar zit in: ik sta hier nu wel, maar ik sta ook niet voor niets. Denk daarom, hoor. Tast maar eens in je zak. Dat doe je allemaal met een woord. Of neem nu eens het woordje NEEN. Nee. Begin er nu maar niet meer over, want anders. …. Daar zit een duidelijk dreigement in. Neeeee? Ik weet het eigenlijk niet, maar ik geloof toch van niet. Dat zijn hele zinnen, die door de intonatie in dat ene woord worden gelegd. Wij kennen b.v. het politieke NEEN. Dat gaat zo: Hmmm, achumm, hmmm? Neen Dan bestaat er ook het werkelijke NEEEEEN. Dat kunnen wij niet aanvaarden betekent dat dan. Dat alles zit dus in zo’n een woord opgesloten, alleen maar door de intonatie. Hoeveel gedachten heeft U eigenlijk, die je zoudt willen uiten en die je niet kunt zeggen? Een moeder zal wel eens tegen haar kind willen zeggen: Ja, schat, je bent nu wel heel erg vervelend, maar ik toch zo dol veel van je. Dat kun je op sommige momenten eigenlijk niet doen. Dan kijkt zo’n moeder eens en dan zegt zij met iets speciaals in haar stem: Ja, hoor, maar dan ook zoet zijn. Daar zit het hele verhaal in, Daar zit de moederliefde in, het beschermende, het zoveel gunnen, met aan de andere kant echt zo maar denk erom, dat je niet te lastig wordt. Dat zit daar allemaal in. Een heel verhaal in een paar woorden. Het gebeurt zo vaak, dat je een mens ontmoet, tegen wie je zoudt willen zeggen: Kerel, kop op het is zo erg toch niet. Maak je nu toch niet zo druk. Maar je kunt niets anders zeggen als: Goed weer, ho? Of: het ziet er naar uit, dat het nu eindelijk eens lente zal worden om dan met die woorden zo te werken, dat dat kop op er in zit, dat is eigenlijk pas een goed gebruik maken van de taal, Ja. Er zijn zelfs gedachten, die je niet met woorden weer kunt geven, Gedachten, die je wel in klanken kan interpreteren. Vandaar juist, dat ik dit onderwerp zo belangrijk vind. U vindt het misschien wel een aardig betoog en voor de rest gelooft U het wel. Maar ga nu eens nadenken. Hoe vaak denkt U, zullen de mensen U werkelijk goed verstaan? Begrijpen, wat U bedoelt? Hoe vaak zullen zij de achtergrond begrijpen, van al hetgeen U daar zit te zeggen? De goede bedoelingen misschien, of Uw aarzelende weigering? Uw toegeven tegen wil en dank. Al die dingen meer? Hoe vaak heeft U misschien ook nog dat vage gevoel van: eigenlijk moet het nog anders zijn? Hoe vaak een gevoel van vreugde, dat je aan een ander niet kunt overdragen? Er zijn zoveel dingen, die je zo graag met je medemensen zoudt willen delen, wanneer je naar wist, hoe. Heus, wij kunnen met woorden wonderen doen. Ik wil U nog een voorbeeld geven. En nu zal ik proberen iets te illustreren, dat bijna niet met woorden te zeggen is. Het ligt achter de woorden. Het is een sfeer. Dat kun je zo niet omschrijven. Toch meen ik, dat U er iets van zult gaan voelen, om dat ik mijn woorden op de juiste manier ga plaatsen. Het is een reis door de eeuwen heen. wie weet in welke tijd je zult gaan belanden, wie weet, waar het leven ons heen zal voeren en wie kan zeggen, wanneer wij elkaar weer zien en waar, op welke wereld, in welke omstandigheden. Het lot is wel bekend en bepaald bij God, maar ons is het een voortdurend raadsel. Wij dolen in de grote dwaaltuin van de schepping maar er zijn stemmen, die verder reiken dan dat. Want wanneer mens tot mens heeft leren spreken, wanneer geest tot geest een band heeft weten te leggen, dan kun je niet meer verdolen. Dan kun je gaan.van tijd tot tijd en van ruimte tot ruimte. Je zult nooit meer eenzaam zijn, omdat er dan een groot geheim van de schepping is geopenbaard. Een geheim van eenheid, dat in alle dingen schuilt. Dat klinkt U misschien allemaal heel mooi. Maar nu de reacties erop. Ik heb hier iemand bereikt. Ik heb expres de reflexen eens een keer gecontroleerd. Die dacht aan een sterrenhemel, waarin alleen maar sterren te zien zijn. Aan twee mensen, die a.h.w. stuivertje wisselen van ster tot ster. En steeds ging er van de ster, waarop zij kwamen een lichtstraaltje naar de ander toe, onverschillig, waar die ook was. Een eigenlijk half onbewust gedachtebeeldje. Toch geeft het iets weer, van hetgeen ik met woorden niet kan zeggen. Ik kan gaan spreken over de eeuwige liefde Gods. Ik kan spreken over onverbrekelijke banden. Maar deze eenheid van zijn in tweeheid van uiting, kun je niet uitleggen. Dan is het niet logisch meer. Toch zijn er een paar bij, die het begrijpen. Voor hen heb ik met die paar woorden meer gezegd, dan ik met een wetenschappelijk betoog van uren zou kunnen zeggen. Daar gaat het eigenlijk om. Het gaat er om, dat je leert; dat de taal niet alleen maar iets is, om van vreemde smetten vrij te houden. Dat het niet alleen maar iets is, waardoor je elkaar iets meedeelt. Dat de taal, wanneer je op de juiste manier je stem weet te gebruiken, wanneer je de woorden a.h.w. weet te plaatsen, je hele scala van stoffelijke en geestelijke emoties, verlangens en nog meer uit kunt drukken. 84
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Dan vallen we zo veel grenzen weg, die de mens en kunstmatig hebben geschapen. Je kunt niet zeggen tegen iemand, die er zo heel erg beroerd uit ziet: Juffrouw, wat ziet U er slecht uit. Mankeert er iets aan? Kan ik wat voor U doen? Want in 9 van de 10 gevallen krijg je dan een reactie, die niet goed is. Dat is iets, dat kan alleen eigenlijk een gezellige brede, goedige volksvrouw zeggen. Die zou zelfs tegen de koningin nog kunnen zeggen: God, kind, wat zie je er pips uit, moet je een koppie thee? Maar dat kunt U niet doen. En omdat U het zo niet kunt doen, meet U dus een manier zoeken, waarmee U het toch uit kunt drukken, maar dan zo, dat het begrepen wordt en het toch niet behoeft te worden uitgesproken. In de taal is vaak het belangrijkst nog, datgene wat niet gezegd wordt. Hetgeen, wat mee klinkt. Dat meeklinken te versterken en tegenover de wereld te uiten, zo als wij werkelijk zijn en niet alleen, zoals de poppenkast, die onze woorden en taalgebruik naar voren brengen. Dat is heel erg belangrijk. Voor degenen, die je kennen, is dat nog niet zo erg. Voorbeeld: Een studentikoos type komt naar voren en zegt; Nou zag. Een verdomd gezellige avond, zag, echt be bop, zág. Wat hij eigenlijk bedoelt is heel iets anders. U denkt misschien, dat hij het heeft over een dansavondje. Maar daar heeft hij het eigenlijk helemaal niet over. Hij praat over een strijkquintet van Haydn, dat hij gisteren heeft gehoord. Als je dat niet weet en je hoort hem zo, dan denk je; Bah, wat een kwal van een vent. Maar zou hij het anders hebben kunnen uit drukken, of zoudt U het kunnen begrijpen, dan heeft hij eigenlijk dit willen zeggen. Ik was gisteren helemaal onder de indruk, ik voelde mij helemaal gegrepen door de muziek. Wat is er toch een hoop moois in de wereld. Wat een geluk, dat ik dat op die manier heb mogen en kunnen beleven Zou hij het op die manier zeggen, dan zou een ieder hem kunnen begrijpen. Maar dat zo te zeggen, dat kan hij voor zich zelf niet. Wanneer hij nu maar weet, hoe hij dan met de woorden, die hij gebruikt, die dan de modewoordjes zijn, moet werken, dan kan hij toch ieder laten voelen, wat er achter zit. Wanneer de mensen dat konden, dan zou blijken, dat de agent van politie U nou geen bekeuring geeft, omdat hij nu eenmaal dat zo graag doet. Dan blijkt, dat degene, die met zijn ruwe woorden en vloeken U zo choqueert, van binnen zo zacht en teer is als een pas geboren kind. Dat die woorden alleen maar een masker zijn. De taal geeft ons de mogelijkheid ook om de maskers af te nemen, terwijl wij voor onszelf toch de eer redden. Zij geeft je de gelegenheid om nader tot de mensen te komen. Zij geeft je de gelegenheid om een sfeer te scheppen. Daarom geloof ik in de eeuwige betekenis van het woord, dat werkelijk goed wordt gebruikt. Nu zegt U natuurlijk in Uw hart: Dit is allemaal oude koek geweest, op een aardige manier geïllustreerd. Ik geef het onmiddellijk toe. Daarom wil ik als besluit dan nog iets voor U gaan doen. Ik wil eens proberen, wat ik met deze stembanden voor U tot stand kan brengen. U moogt natuurlijk naar de woorden luisteren, want die zal ik zeker niet zinloos kiezen. Maar ik ben benieuwd, of U ook zult kunnen luisteren naar hetgeen er, als achtergrond meeklinkt. Het luidt weer het land, als bronzen klokken, Die galmen in de ochtendwind, Het is, als lacht de wijde wereld vrolijk als een spelend kind. Het is, als jubelt heel de hemel over het licht, dat thans herleeft, Als siddert wachtend nu de wereld, Die eens het licht gedragen heeft. Dan klinkt er gerommel, dan rolt er de donder, Dan slaat er de bliksem met felle flits En toch blijft, blijft het licht nog regeren, o, wonder. De wereld, ondanks de rollende donder, ondanks gewelden, ondanks krijg, Spreekt luidt de lichtstraal, beveelt hen; Zwijg. Stil wordt de wereld, stiller van klank Stamelt naklepelend langzaam haar dank de klok. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
85
Orde der Verdraagzamen Het wordt stil, zelfs de wind ruist niet in eer. Onberoerd als ochtendlijk meer, ligt da wereld en wacht. Zij wacht op de geest, die altijd is geest deser aarde geweest. Er bouwen uit wolken en winden en krachten, Gestalten aan de hemel, de ongeziene machten En scheppen uit gewemel van vormen Een wereld, zo wonder en schoon, Dat zij klinkt als kristal. De klank spreidt zich uit, bereikt al wat wacht, De wereld herleeft uit onweersnacht. Zij is herschapen uit het zwanger gewold En toont ons een wonder ter aarde gesteld. Dan hoort men een stap, zij gaat door de velden, Zij gaat door de steden en over het land, Het is, of de dingen zeggen de mensen Zeg’nende hand heeft ons zachtjes beroerd, De mensheid voelt tot haar God zich gevoerd. Een gefluister gaat door het mensenras. Stilt Spreek niet te luid, het geeft nog geen pas, Maar de Verlosser is gekomen, ik heb Hem gezien in de nacht. In mijn dromen voelde ik, dat Hij voorbij is g’gaan, Ik voel, dat Hij dadelijk naast mij zal staan. Het Wonder herleeft, de wereld herboren Zal aan de hemel gloren Als ster van de geest met een wondere kracht Dit is het grote Wonder, dat alle geest verrukt, Want bevrijdt is de mens van stoffelijke keten, Die hem zolang reeds torneer heeft gedrukt. Daar heb ik dan eigenlijk een lied gezongen. Een lied met allerlei melodie en tegelijk erin, met vele en grootse achtergronden. O, ik ben er niet op uitgeweest om U te overdonderen, of te beroeren. Ik heb helemaal niet geprobeerd om U in tranen uit te laten barsten, maar alleen om U iets te laten voelen van het alomtegenwoordige van het goede, het goede, dat werkelijk door de wereld gaat en op het ogenblik zelfs rond U is, U te doen zien, dat die wereld alleen maar van haar gedachten bevrijd moet worden. De gedachten, die voor het ogenblik de mensen nog zo vast ketenen. Die moeten verdwijnen om de mensheid weer vrij door het leven te doen gaan. Dat zijn dingen, daar kan ik woorden genoeg voor gebruiken, maar de juiste uitdrukkingen vind ik niet. Toch heb ik het op die manier kunnen zeggen. Ziet U, dat is nu eigenlijk de kunst van het woord. De dingen juist zeggen, ook wanneer er geen woorden voor zijn, want. Ja, daar kan ik eigenlijk ook geen woorden voor vinden. Dat is nu eigenlijk jammer, hé? Ik zou moeten proberen het als een soort slotzin ook weer tot uit drukking te brengen op de manier, die ik dan klank magisch zou kunnen noemen. Denkt U niet aan die radioterm, hoor. Die klankmagie is weer heel iets anders, dat is techniek. En in hoofdzaak nog reclame en verkoopstechniek. De 86
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
rest hangt er daar maar een beetje bij. Het wonder van de klank. Een woord verklinkt, een stem zwijgt. Een gedachte, die ten hemel stijgt. Een woord, zo aarzelend gesproken Heeft de zegels vaak verbroken van een gesloten ziel. Een woord, dat schijnbaar onbedacht zo aan een mond ontviel, Heeft vaak veel leed en scha gebracht, Het woord draagt in zich wondere kracht, die niet vaak wordt beseft. Het woord, dat is een wondermacht, die neerslaat of verheft. Het woord zingt ons zijn vreemde zang, Het zingt ons allen dagen, Het woord is vaak een stille klacht, die alles aan wil klagen, Wat het zijn tot aanzijn heeft gebracht. Het woord is ook een stille dank voor alle gaven in het leven ontvangen, Het woord is een loflied, een reeks van schone gezangen, Die doorbreken tot aan de hemeltroon En keren tot de diepste sferen. Het woord is eens een kracht van de mens, Waar achter buiten de stoffelijke grens Verscholen ligt de macht Onzes Heren. Het woord is een bede, het woord is een dank, Een klank, wat stamelend gesproken. Dat woord heeft de grenzen van wereld en zijn Van ruimte en tijd soms verbroken. Het woord is een sleutel, die overal past, Waarmede gij overal binnen kunt gaan, Maar dan moet gij des woords ware zin en betekenis kunnen verstaan. Faalt U het woord, laat dan spreken het hart En geef dat gestalte in klank. Dan weet met begrip een ieder, die t hoort Voor het woord, dat gij spraakt zijn dank. Een woord is een lied van de eeuwigheid Door mensen als zacht akkoord ontlokt aan ‘s levens strijd. Met Uw woorden speelt gij op de levensvloed, Zij dragen U daar voort, Zo hoede U ze goed. En zoek vooral naar rein en juist akkoord. Zoek naar de woorden, die samenzijn een levensmelodie. Zoek naar de woorden, die vreugde geven, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
87
Orde der Verdraagzamen Zoek naar de woorden, die U doen leven. Zoek naar de woorden, die werkelijkheid zijn, Geen maskerade, geen waan en geen schijn. Zoek naar een woord. dat zegt, wat gij zijt, Dan is het Uw sleutel voor ruimte en tijd, Ja, zelfs voor de kracht der eeuwigheid. Misschien heeft U enigszins aangevoeld, wat ik bedoel. Indien U begrijpt, hoe belangrijk ook dit is, dan zult U misschien met hetgeen ik hier heb weergegeven Uw voordeel doen. Dan zult U, wanneer U weer spreekt en werkelijk iets gewichtigs te zeggen hebt, proberen om het zo te zeggen, dat niet alleen de woorden een boodschap betekenen,maar dat U Uw boodschap zendt op die woorden. Een woord moet niet de boodschap zelve zijn, het is de postbode en het adres. Daarachter schuilt de brief met alle hartsgeheimen. Veilig verborgen voor een ieder, behalve voor degenen, tot wie zij gericht is en door wie zij dan ook wordt verstaan. Maar ik ga nu afscheid nemen van U nemen, vrienden. De laatste spreker krijgt het woord. U behoeft niet bang te zijn, dat wij met elkaar gaan concurreren, want wat ik bracht was zeker nog niet het Schone Woord, ook al heb ik gepoogd het woord voor enkele ogenblikken schoon te doen zijn in Uw oren. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o Goedenavond, vrienden, Wij zullen deze avond gaan besluiten met een meditatie. Is er iemand onder U, die daarvoor een onderwerp heeft te stellen? BEVRIJDING KENTERING Bevrijding, waar je naar haakt, is het weten van onderdrukking en gevangenschap. Het zoeken naar vrijheid is een teken van haat. Want waar je dient en willig dient, waar je begrijpt, daar bevrijdt je jezelve. Die bevrijding kan in vele gevallen meer betekenen dan alleen naar een feest van; Nu zijn wij verlost, terwijl in werkelijkheid alleen maar de meesters wisselen. Een mens kan niet vrij zijn, omdat de ene heer verdwijnt en de ander daarvoor keert. Een mens kan niet vrij zijn, zolang als hij wordt geregeerd door zijn lusten en begeerten, zijn angsten en zijn haat, door zijn stomme vooroordelen. Wij kunnen niet vrij zijn, zolang wij geketend blijven aan materiële gedachten en voorstellingen. Zolang als wij onze waarden zoeken in de stof, zolang als wij onze waarden zoeken in de vormen, die wij scheppen in onze sferen en werelden, dan zijn wij geketenden, dan zijn wij gebonden. Moge het leven dan nog zo hard of nog zo schoon zijn, wij voelen onze ketenen en hunkeren naar de vrijheid. Wij dromen van de kracht, die zal komen en ons bevrijden. Die de kluisters zal door slaan en ons voeren naar het wondere land van beloften en dromen. Maar wanneer komt er zo’n Wonderdoener, zo’n Bevrijder? Voor veel mensen is bevrijding het veranderen van juk. En juk, dat wat zachter of harder kan zijn dan het oude. Het is het wisselen van de ketenen, of ook wel het vervangen van de ene band door de andere. Maar dat kan geen vrijheid zijn. Vrij kunnen wij alleen zijn, wanneer wij de lasten, die wij dragen, zelf aanvaarden en zelve kiezen. Vrij kunnen wij alleen zijn, wanneer wij meester zijn over de omstandigheden en niet de slaven ervan. Daarom zullen wij geketend blijven en zal er in ons een hunkeren blijven naar een bevrijding. Tot het bewustzijn komt, dat alle vormen en alle materie slechts een waan zijn, die ons afleidt van de werkelijkheid. Wanneer wij begrijpen, dat onze behoeften, zoals wij ons die voorstellen in werkelijkheid wensen, zijn, die op zich tot ketenen worden. Dan eerst kunnen wij misschien aan bevrijding gaan denken. Dan wachten wij niet meer op de held, die ons zal komen bevrijden. De Prins uit het Sprookjesland, die met een slag alles goed en gezond maakt. Dan beslissen wij zachtjes en onopvallend zelve, welke ketenen wij willen dragen en welke wij af willen leggen. Dat is een kentering in ons zijn. Een kentering in ons leven en bewustzijn. Wij leren zeggen: Die gewoonte bevalt mij niet. Die zal ik bestrijden en de rest wil ik dragen. Ik ben een vrij mens, want wanneer ik die gewoonte overwonnen heb, kan ik verder gaan. Bevrijden: is voor mij niet meer iets, dat van buiten af moet komen. Mijn verzet is niet meer een machteloos protest. Ik heb geleerd, dat ik door mijzelve te beheersen, door mijn eisen 88
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
anders te stellen, aan elke keten van materie en sfeer kan ontkomen. Heeft U dit begrepen, dan komt er voor U een bevrijding. Een bevrijding, omdat je niets meer vraagt, omdat je niets meer begeert. Je geniet alle dingen, maar je vraagt er niet om. Zij zijn geen behoefte. Je neemt, wat het leven je geeft en je verheugt je erom. Geeft het niets, dan voel je je daardoor niet verongelijkt, voel je je daarom niet te neer geslagen. Er is geen noodzaak. Je bent tot een geheiligde van het leven geworden. Er is een kracht, waarvan je west, dat zij altijd voor je zal zorgen. Dat is God, En moet het lichaam sterven, dan zwerft de geest voort. Is er een sfeer, die je zijn poorten sluit, omdat je nog het voertuig van een andere sfeer draagt, dan werp je het voertuig af en gaat verder. Er is niets meer om aan gebonden te zijn. Je bent vrij. Je bent meester van jezelve. Wanneer je dit beseft en deze gedachte tot zijn volle waarheid in je ontwaakt, wanneer zij langzaam maar zeker van een vlucht gedachte, of een theorie wordt tot een werkelijkheid, dan nadert het ogenblik der bevrijding. Want wie zegt: Ik vrees niet en ik vraag niet, is vrij. Vrij als God zelve want wie de kern van zijn wezen uit, uit God ‘s Wet en God ‘s Wezen. Wie het Wezen God s uit, is bevrijdt van alle waan, leeft in de grote werkelijkheid, die een volmaaktheid is in vrezen en uiting. Moge deze kentering op Uw levenspad komen en U bevrijden uit de ketenen, waarin gij maar al te vaak U zelf hebt geslagen. Moge Uwe bevrijding zijn een vreugde, een bewustwording, maar voor alles een inkeer tot de kern der eeuwigheid, die is de enige waarheid, werkelijkheid en vrijheid, die er bestaat, waar dan ook in de schepping. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
89
Orde der Verdraagzamen Nummer 8 - 17 Mei 1955 Goeden avond, vrienden, Wij zullen dan deze avond wijden aan beschouwingen, waarbij voor mij verschillende trefwoorden op de voorgrond komen. Er zijn n.l. twee woorden, die ik deze avond zou willen behandelen met U, in hun zin, zoals zij gelijk bleven door alle eeuwen heen.
HET EERSTE IS VERTROUWEN EN HET TWEEDE IS OVERGAVE
Reeds in de allereerste tijd, toen de Lemuren nog samen kwamen en dansten rond de altaren van hun lichtende. Goden, bleken deze waarden voor de mensheid al van een groot belang. Men moest zich kunnen overgeven aan de God en kunnen vertrouwen op de God. Dan ontving men leiding en kwam alles in orde. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de eerste filosofen in de priesterstand, die hun verklaringen in schrift doen neerleggen, op deze begrippen een zeer bijzondere na druk leggen. Ik zal zo vrij zijn bij het voorleggen hiervan, niet alleen voor U te vertalen, maar ook het geheel gelijktijdig te ontdoen van de bijkomstigheden, zoals het verwijzen naar de Goden van het toen geldende geloof etc. waar deze dingen anders voor zich weer een veel te grote uitleg zouden vragen. Wanneer men het werk doet, kan men het niet doen zonder dat de Goden de mens hierbij hun hulp verlenen. Want zonder de Goden zijn wij niets. Indien de zaken een keer nemen, die door U niet was voorzien, indien de ontwikkelingen een verloop hebben, dat voor U niet meer aanvaardbaar lijkt, moet gij toch Uw vertrouwen geven aan de leidende Godheid. Zij is het, die uiteindelijk bepaalt, wat gij wel en niet zult kunnen doen; zij is het, die U leidt naar Uw bestemming. Hier wordt het vertrouwen wel heel erg op de voorgrond geschoven. Dit heeft dan ook vooral in het begin nogal eens tot dwaze toestanden geleid. Ik zou U dan ook niet willen raden om dit vertrouwen zo te beoefenen op alle punten van het dagelijkse leven. Een tweede citaat, dat ook zeer zeker interessant is, brengt de overgave op de voorgrond. Er wordt hier gezegd denk aan de tijd, waarin dit werd neergeschreven: Indien ik ga tot de God en hem zeg: Ik wil U dienen, zo kan hij alles van mij vergen. Wanneer ik mij geef aan de God, zo beslist hij, wat mijn lot zal zijn. Ik zal dan geen zelfstandige daad volvoeren, maar mij slechts richten naar zijn besluit. Ook in dit tweede punt wordt wel heel sterk de nadruk gelegd op de afhankelijkheid van de mens tegenover zijn God. En toch waren in vele gevallen deze Goden niet meer dan geesten uit de hogere sferen. De overgave was in die dagen wel noodzakelijk, omdat de mens zelve nog niet beschikte over een voldoende oordeelskracht en dus zelfs niet in staat was de eenvoudige consequenties van handelingen in de dagelijkse sfeer te overzien. Een normale ontwikkelingsfase overigens. In deze tijd, dat zult U wel met mij eens zijn, worden deze factoren wel buitengewoon belangrijk. Want, indien de mens niet vertrouwd had op zijn Goden, indien de mensheid van Atlantis eenvoudig zijn eigen weg gegaan was, dan zou er zeer zeker geen groots rijk van Atlantis mogelijk geweest zijn. Sterker zelfs: de priesters van Atlantis hadden een eed van overgave afgelegd. Zij hadden zichzelf verklaard tot werktuig van hun God. Op het ogenblik, dat zij dit vertrouwen niet neer gaven, deze overgave a.h.w. terug nemen en maakten tot een dode formule, ontstond de splitsing in de witte en de zwarte priesterkasten. Hierdoor ging Atlantis ten onder. De geschiedenis heeft deze feiten wel degelijk opgetekend en degenen onder U, die voldoende op de hoogte zijn met het verloop der menselijke historie zullen begrijpen, dat vooral de witte priesters, die uitweken naar Tibet, naar Zuid Amerika, naar China en Egypte, Zuid Afrika en Spanje in hun werken nog sterker dan tevoren op dit vertrouwen, deze overgave hebben gelegd. Zij waren echter verstandig genoeg om in te zien, dat in de ontwikkeling, die zich daar af ging spelen een dergelijk vertrouwen en een dergelijke overgave, die tot een zinneloos instrument worden, leidt, niet meer verantwoord was. Want alras begonnen in de wordende beschavingen profeten te spreken en stemmen der Goden, die zeer zeker niet uit een lichte sfeer stamden. Zij kwamen 90
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
maar al te vaak met machten uit het duister. Het gevolg was, dat net vertrouwen, zowel als de overgave aan bepaalde condities werden onderworpen. Zo vinden wij b.v. in vroeg Tibet een formule, waarin de priester zijn overgave in wezen, hart en ziel aan de God bepaald: Zolang als ik U, mijn God. Daar gaat het om: Zolang als ik U, mijn God, kan erkennen als Heer van het Licht, als hem, die mij leiden zal, ben ik de Uwe met hart en ziel, met lichaam en geest. Niets zal mij van U scheiden. Ik heb geen wil meer, want Uw wil is de mijne. Ik heb geen stem meer, tenzij gij door mij spreekt. Alle macht, die ik zal bezitten, alle macht, die ik zal verwerven, zal ik niet voor mijzelve vragen, maar slechts aan U geven. In deze formule is het opvallende, dat, terwijl de gedachte over gave veel sterker wordt uitgedrukt dan in het begin, veel nauwkeuriger wordt omschreven, aan de andere kant de conditie, waarin de persoon zijn houding tegenover het Goddelijke bepaald wordt tot een: Zolang ik U, mijn God, erken. Dat is begrijpelijk, Een mens moet vertrouwen hebben. Een mens moet op een bepaald moment tot over gave kunnen komen. Maar dat neemt niet weg, dat het voor die mens alleen maar aanvaardbaar kan zijn, wanneer hij ook in staat is te zeggen: Ik kan dit niet meer aanvaarden. Dat hij kan zeggen: Ik ben van inzicht veranderd. Neem mij niet kwalijk, mijn God, maar ik neem mijn belofte terug. Want Gij zijt niet, wat ik U dacht te zijn, De mens wordt vrijer. Uit deze tijd stamt een geschrift, waarin het vertrouwen sterk naar voren komt. Aangezien dit van zeer filosofische aard is, zal ik zo vrij zijn om enkele frasen met weglating van de tussen liggende beschouwingen naar voren te brengen. Vertrouwen - zo schrijft deze filosoof - is iets, dat niet omschrijfbaar is. Mijn vertrouwen is een aanvaarden van een beter weten en een hoger inzicht. Ik moet dit baseren op een erkennen van mijzelve als de mindere van een ander. Om even later verder te gaan en te zeggen: De weg, die mij wordt voorgeschreven zal ik volgen, zolang, ik er van bewust ben, dat datgene, die mij leidt meer weet en meer ziet, dan ik weet en zie. Op het moment, dat ik de gelijke ben, is mijn vertrouwen niet meer een aanvaarden van leiding. Het vertrouwen zal blijven bestaan, omdat ik weet, dat hij mij ten goede geleid heeft. Maar ik kan niet meer zeggen: Ziet, Gij geeft mij de richtsnoer en de leiding. Nu echter zie ik zo scherp als hij, ik denk zo scherp als hij. Misschien kunnen wij elkander leiden. Hij geeft dan verder nog verschillende belangrijke en interessante uiteenzettingen. Maar zijn hoogtepunt bereikt hij m.i. hier: Het vertrouwen in mijzelve zal ik altijd moeten hebben. Wanneer ik niet in mijzelve vertrouw, moet ik een dwaas zijn. Ik moet voldoende vertrouwen in mijn eigen oordeel, mijn eigen eerlijkheid en mijn eigen waarde, om in staat te zijn de waarde van anderen te erkennen. Ik aanvaard een ander volgens mijn oordeel, omdat ik in mijzelve vertrouw. Heb ik echter mijn oordeel geveld, dan ben ik aan mijzelve verplicht vertrouwen te schenken aan degene, die ik als beter en hoger dan mij zelve erkend heb. U zult opmerken, dat wij hier wel degelijk een ontwikkeling van de idee Vertrouwen gekregen hebben. Niet dat dit in die tijd een overal kenbare en op de voorgrond tredende vorm van vertrouwen was. Het resultaat, dat ik U hier geef, is het resultaat van een denken, dat zich met deze beiden eigenschappen, die aan het begin staan van elke magische bewustwording wel heel sterk heeft bezig gehouden. Het is niet voor niets, dat de erfgenamen van de wijsheid van Atlantis de grote magiërs geworden zijn. Dat zij de Witte Broederschap hebben voortgebracht. Zij hebben veel over deze dingen na moeten denken, omdat zij een plaats moesten vinden voor zichzelve in de wereld, die enerzijds voor het ik aanvaardbaar was en anderzijds toch een werkzaam aandeel verzekerde in de bewustwording der wereld. Zij wensten niet het contact met het hogere te verbreken, maar zij wensten ook niet meer de slaven van elke willekeurige geest te zijn. Zij wilden zelfstandig werken en zelve in staat zijn om te oordelen. Wanneer zij echter eenmaal spraken over overgave, dan was deze ook volledig. Wanneer zij vertrouwen geschonken hadden, dan was er ook geen plaats meer voor twijfel. Maar voor zij deze dingen wilden geven, voordat zij tot overgave konden komen, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
91
Orde der Verdraagzamen gingen zij eerst de dingen onderzoeken. Zij moesten eerst voor zichzelve overtuigd zijn, dat alles aanvaardbaar was. Dan eerst konden zij de verplichtingen aanvaarden, die gepaard gaan met de mantel der wijsheid. De jaren en de eeuwen gaan verder. Langzaam aan ontstaan nieuwe gedachten richtingen en esoterische scholen. Eigenaardig genoeg wordt een lange tijd dan van overgave en vertrouwen maar heel weinig gehoord. Buiten de vestingen van de oude wijsheden der aarde is de mens niet meer zo geneigd om vertrouwen te schenken of zich geheel over te geven aan een God. Hij wil dit zelf doen. Hij meent, dat hij dit zelf wel af kan. Wij horen van gebeden, waarin de Schepper ten hoogste wordt aangeroepen als helper, of als Heer der Heerscharen, maar waarin de bidder met al zijn smeken zeker niet meer zegt, dat hij zich overgeeft aan het Goddelijk Besluit en men tracht de Goden tot dienaren van het ik te maken. Dit is een tijd, dat het fetisjisme sterk op de voorgrond treedt. Van vertrouwen in de Goden is al evenmin sprake. Wanneer het orakel van de ene God geen bevredigend antwoord geeft, dan gaat men eenvoudig naar de concurrentie in de hoop, dat die het beter zal zeggen. Een veel voorkomend verschijnsel. Maar lot wel een verschijnsel, dat een overgang betekent. De mens worstelt om zijn zelfstandigheid. Want in zijn pas bereikt idee van zelfstandigheid, van vermogen, kan hij nog niet komen tot een nieuw aanvaarden van de Goddelijke krachten, of een nieuw vertrouwen op een hogere macht, ook al kan hij zelve niet inzien, waarom niet, of hoe. Kijk, dit is nu weer een punt, dat op de duur allerlei beschouwingen naar voren brengt. Zo wil ik U thans iets citeren uit een priesterlijke beschouwing, die nog geen drie duizend jaar oud is. Wij spreken over de overgave aan God. Maar hoe kan ik mij overgeven aan een God, wanneer ik die God niet ken. Men toont mij zijn beeld en ik ken de rijkdom en de pracht van zijn tempels, Maar hoe kan ik mijzelve geven aan een tempel? Ik moet mijn God zelve kennen voor ik mij aan hem over kan geven. Slechts aan een God, die mijn wezen vervult kan ik in werkelijke overgave mijn leven bieden. Ik mag hierbij misschien nog opmerken, dat dit uit een tijd stamt, waarin tempelmaagden etc. nog schering en inslag waren. Een tijd, dat de tempel tot de grootste slavenhouders der landen behoren. Het is opmerkelijk, dat de gedachten juist zo wordt uitgedrukt, want hier wordt eigenlijk een soort van esoterische scholing geboren. De vroegere esoterische school begon met het opleggen van verplichtingen om daarna eerst te gaan onderrichten. De nieuwere esoterische school gaat dit omkeren. En dat duurt voort tot heden ten dage toe. Zij begint niet te onderrichten en stelt telkenmale, wanneer een voldoende begrip is bereikt om tot een conclusie te komen aangaande de waarde der overgave, aan de grote krachten de waarde en wijsheid van de leerstellingen, de leerling voor de plicht; Nu zult gij dit en dat gaan doen. Het is aardig om te zien, hoe dit zich zelfs heeft voortgezet in de gebruiken der priesterwijding, zoals die bij de Rooms Katholieke Kerk nu nog bestaat. Ook daar wordt de seminarist eerst geschoold. Daarna krijgt hij een lagere wijding, die hem enerzijds zekere voorrechten geeft en anderzijds zekere verplichtingen oplegt. Heeft hij deze wijding ontvangen, dan vervolgt hij wederom zijn studies. Hij wordt a.h.w. ingewijd in de geheimen van de Kerk eigenlijk ook een genootschap dus, waartoe hij behoort. Wanneer hij het priesterschap heeft bereikt, dan kent hij alle voor het priesterschap noodzakelijke dingen. Hij is echter ook dan in de gelegenheid om verdere wijsheid te verwerven en zal uiteindelijk een hogere functie in de priesterkaste kunnen gaan bekleden, als Bisschop of Paus. Een ontwikkeling dus, waarin voortdurend eerst de kermis wordt verworven, daarna de gelofte afgelegd en de verplichting aanvaard. Deze oude priesters hadden echter toch wel een wat eigenaardige opvatting omtrent het vertrouwen: Zij stelden het n.l. zo: Ik leef - Ik citeer hier weer uit een geschrift.Ik leef in de tempel van de grote Heer. Hij is het, die mij geestelijk en stoffelijk mijn brood geeft. Hij is het, die mij de geheimen onthult, waarvan ik voordien het bestaan niet kende. Hij is het, die mij de weg wijst, die ik moet gaan. Hem moet ik vertrouwen, want zou ik hem niet vertrouwen, dan zou ik ook niet mogen accepteren, wat hij mij geeft. Heeft U het in de gaten? Het eergevoel komt op de voorgrond. Hier gaat het erom; ik moet óf helemaal verwerpen, of ik moet helemaal accepteren. Maar ik kan niet als een halve gelovige het woord spreken aan de ene kant en mijn daden en handelingen aan de andere kant stellen. Dat gaat niet. Overigens voor sommige dominees en priesters ook heden ten dage een aanbevelenswaardig voorbeeld. De tijd draait verder en wij komen zo langzamerhand aan bij 92
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
de grote filosofen. Daar ontdekken wij hierover de eigenaardigste theorieën, die er zover mij bekend ooit verkondigd zijn op aarde. Zo is er een, die zegt: Wanneer ik mij overgeef, moet ik mij overgeven aan iets, dat ik ken en vertrouw. Maar hoe kan ik de wereld kennen? Ik weet zelfs niet, of ik werkelijk ben. Alleen weet ik, dat ik denk. Ik denk en dus heb ik een bewustzijn. Ik besta dus waarschijnlijk wel. Maar alles wat er buiten mij bestaat, kan waan en begoocheling zijn. Hoe kan ik mij dan overgeven aan iets anders dan aan mijzelve? Een aardig woordenspel. Gelukkig, dat hij erbij voegt: In mijzelve ken ik een stem, die voor mij de waarheid is en die ik vertrouw. Daarmede impliceert hij, dat hij zich overgeeft aan de God in hem. Een opvallende beschouwing. Anderen daarentegen proberen met spitsere rapieren en lichtere woorden dit probleem op te lossen. Wanneer wij ons aan de God overgeven en hij ons in zijn tempel heeft opgenomen, dan is het zijn zorg, wat er verder geestelijk met ons gebeurt. Hij draagt dan de verantwoording. Ons is het de vruchten te plukken van al hetgeen hij ons biedt. Een tamelijk cynische opvatting der overgave. Met vertrouwen gaat het evenzo. Vertrouwen - zegt één van deze geboren redenaars - vertrouwen is een handelszaak. Ik geef mijn vertrouwen alleen, wanneer ik er resultaten voor terugzie. Wanneer ik mijn vertrouwen geef en het brengt mij niets, dan ben ik een dwaas, want dat vertrouwen is een keten, die ik mijzelve vrijwillig opleg. Zo zal ik geen keten aanvaarden, tenzij ik overtuigd ben, dat het voor mij iets meebrengt. Overigens geen houding, die vrij aanbevelenswaardig kunnen vinden. Ik haal dit alle en aan om U te laten zien, hoe juist ook in deze tijd door de door mij naar voren gebrachte onderwerpen wel, degelijk in de belangstelling stonden. Er zijn wel degelijk in vele gevallen als onderwerp van debat werden gebruikt en ook het pro en contra dezer dingen voortdurend heeft besproken. De grootste acte van vertrouwen en gelijk ook de volste overgave kunt U vinden in de Evangeliën. In de simpele woorden Als het Uw Wil is, O Heer, dat deze beker Mij voorbij ga, dat niet Mijn, doch Uw Wil geschiedde. Vertrouwen! Wanneer God het goed oordeelt, dan zal Hij zeer zeker dit in mij tot uiting brengen en ook mijzelf aan Hem overgeven. Ik vertrouw erop, dat God net enig ware en h et enig goede zal doen. Een volledige overgave. Ik heb geen wil, wanneer God spreekt. Zijn Wil geschiedde. Om Hem gaat het, niet om mij. In de tijden van het Christendom vinden wij deze gedachten duizenden malen geparafraseerd terug. Wij vinden het o.a. terug bij de Filosoof Aquino, die zegt, dat overgave aan God de enige weg is tot de werkelijkheid. Wij vinden het terug bij de zieners, als de bekende Curé van Ars, die uiteindelijk zegt: Ik stel mijn vertrouwen in God en zo zijn tijd en duivel en dood voor mij waarden der waan,want mijn God leeft en ik heb mijzelve aan Hem geschonken. Wij kunnen het misschien dichterbij gaan zoeken en Albert Schweitzer citeren, die zegt. Ik werk en ik vertrouw op God, dat ik mijn werk goed zal doen. Al deze factoren samen moeten wij nu proberen samen te vatten in een voor U aanvaardbare en ook bruikbare les t.a.v. deze waarde in Uw eigen leven. Ik heb U dit historische aanloopje gegeven om U te laten zien, dat de wijze, waarom men deze gedachte tot uiting brengt, sterk verschilt naargelang de tijd en de omstandigheden en de ontwikkeling van de mens. Sta me nu toe, om deze gedachte vanuit mijn standpunt. voor U te ontwikkelen. Vertrouwen, een volledig vertrouwen zou het voor ons onnodig maken zelf ook naar iets te doen. Wij zouden ons dan volledig tot God kunnen richten en Hij zou ook zeer zeker volledig kunnen zorgen, dat al onze ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
93
Orde der Verdraagzamen behoeften vervuld worden en alle voorwaarden van ons zijn. Wij vertrouwen echter niet voldoende in onszelve en niet volledig in God om dit tot stand te kunnen brengen. Een overgave en het al hoger en beter erkende, zelfs indien het het Goddelijke Zelf is, valt een modern mens en ook een moderne geest niet zo licht. Vroeger was de wereld klein en werden werkelijke feiten werkelijk erkend. Daar waar de feiten erkend werden bleven zij zeer lange tijd verborgen. Wij hebben U reeds eens verteld, hoe b.v. in China en Indië het geheim der atoomsplitsing reeds honderden jaren bekend was. De verloren geheimen der alchemisten zijn niet anders dan geheimen, waarnaar men nu nog zoekt met de middelen der moderne wetenschap, die voor de moderne wetenschap reëel en waardevol kunnen zijn. De wetenschap, het leven, en hebben het leven van de stof en ook in de geest zo mooi in de hand. Wij hebben het geregeld op onze eigen wijze, wij zijn a.h.w. tot kleine Godjes geworden in onze denkwereld. Wij weten, waar wij heen gaan, wij hebben het recht om te beslissen en te bepalen. En dat gezag, dat ons vooral in de jongere jaren ook ons werkelijk wel als noodzaak is opgelegd en ons in de geest ook voortdurend een drang, waardoor wij ons zelf willen uiten en anderen helpen. Dat kunnen wij niet zo makkelijk opzij zetten. Geloof mij, het is voor mij veel eenvoudiger om voor U te leraren, dan in vol vertrouwen iets aan te nemen, wat ik niet begrijp en niet overzie en wat zelfs ook niet strookt met mijn persoonlijke ervaring dan iemand, die hoger staat. Het is makkelijk genoeg dan iets voor een ander te doen, het is vaak heel moeilijk om iets voor je te laten. Je hebt altijd het idee, dat je het zelf nog beter zou kunnen. Wij hebben wel veel vertrouwen meestal in onszelve. Ondanks ons zoeken naar grotere waarden, menen wij toch, dat wijzelf toch wel heel wat zijn en wat kunnen. Zou dat de fout kunnen zijn? Ik geloof het niet. Want zo stel ik wanneer ik op God vertrouw, dan moet deze ontwikkeling voor mensheid en geest inde lagere sferen noodzakelijk zijn geweest om een volgende fase van de grote bewustwording in dat Al, mogelijk te maken. Het kan niet iets nutteloos zijn. Wanneer ik mijzelve nu ga verzetten tegen die God, omdat het nu niet het Al, maar mij persoonlijk betreft, dan maak, geloof ik, een grote fout. Wij denken op tweeërlei wijzen. Wij zijn als geest al heel gauw overtuigd, dat wij heel wat weten. Wat dat betreft, vertrouwen wij onszelf helemaal volledig, maar wanneer de innerlijke stem zegt: Ja, maar hoor eens, maar dat moet je ook accepteren, dan zeggen wij: Neen, want ik heb dat nu allemaal zo goed gedaan. Dat is wat anders en dat kan ik niet accepteren. Dat is pijnlijk. Het vertrouwen, dat wij in onszelf, hebben, base ren wij in ons geval op God. Maar gelijktijdig weigeren wij op God te vertrouwen, wanneer God niet precies datgene doet, wat ons past. Wat is de oorzaak daarvoor? Wij moeten de ziekte vinden, die ons vertrouwen zover heeft ondermijnd, dat wij niet eens meer zo kunnen geloven in God, dat de Goddelijke kracht zich in ons uitwerkt. Hoe moeilijk valt het ons als geest niet om twee, drie sferen te stijgen om voor een moment even in dat licht te zijn, dat volle intense licht, waarin de hoog bewusten leven. Hoe moeilijk is het voor U niet, om werkelijk voor een moment alle stofzorgen en gedachten opzij te zetten en U te laten doortrillen door de werkelijk levende kracht van het Al. Wij zijn ziek, want dit is in den beginne wel mogelijk geweest. Er zijn velen, die het volbracht hebben. Jezus heeft tot Zijn leerlingen gezegd; Gij, klein gelovigen! Wij geloven niet, maar waarin geloven wij dan niet? In ons zelve wel! Per slot van rekening om te blijven bij de Apostelen, die in vele opzichten een treffend, symbool zijn voor de mens van heden ten dage. Simon Petrus was bereid om met het zwaard een hele bende mensen te lijf te gaan, hoewel hij het gevecht toch zeker niet had kunnen winnen. Hij vertrouwde voldoende op zichzelve om zijn Meester te kunnen bevrijden. Maar hij vertrouwde gelijktijdig niet op God en Zijn Meester om hem mogelijk te maken om over de wateren te wandelen. Want, zo zei zijn denken, zijn bewustzijn, dat kan ik anders ook niet, dus kan ik het nu ook niet. En toen Jezus Zelf pas hem overrompelde door naar hem toe te gaan en uit het water op te lichten en te dragen, toen accepteerde hij en nog maar ten halve. Ziet U, daar zit het hem juist. Wanneer het van ons uitgaat, dan durven wij veel meer dan wij aan kunnen. Dan nemen wij lasten op ons, die wij gewoon niet dragen kunnen. Maar wanneer het erom gaat, dat God de regelen, die wij beschouwen als onschendbaar voor ons, zal opheffen, omdat Zijn Wezen een grotere wet is, dan alle verschijnselen, die wij; kennen, dan zeggen wij stop. Er zijn natuurlijk heel veel factoren, die dat in de hand werken. Ik denk hier b.v. aan de godsdienst, die in plaats van een intens geloof, eenvoudig een even intense formule leer stelt, waar het gaat om woorden en niet meer om innerlijke toestanden. Dat op zichzelf kan het je zeer moeilijk maken. Een wereld, die meer vertrouwen heeft in dode letters op een blad papier, dan op het bewustzijn van een levend mens. Dat zijn zo van die waarden, 94
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
die in de wereld erg belangrijk zijn. Met ons gaat het al evenzo. Wij zien een wereld vol van problemen en wij weten, dat wij ze op kunnen lessen. Wij zijn er ons helemaal niet van bewust, dat die oplossing, die wij ons zo goed hadden gedacht, in wezen eigenlijk helemaal verkeerd is. Daar zit hem de knoop. Dat is hetgeen, wat wij niet aan kunnen. Wij kunnen het verschil niet aan tussen ons zien van de wereld en de waarheid, die in God bestaat. En daar ligt ook het probleem vertrouwen geheel in opgelost. Zodra wij aanvaarden, dat onze wereld niet de werkelijke is, dat onze bedoelingen uiteindelijk beperkt worden door een onvolledig overzien de reële waarden, dan wordt onze hele wereld wankel. Dan moeten wij wel vertrouwen in God, omdat dit voor ons de enige methode is om de waarheid en de werkelijkheid te benaderen. Dit betekent voor ons, dat wij toegeven eigenlijk een schimmenspel op te voeren, dat wij met onze onvolledige kennis een weg gaan, die op zijn minst genomen twijfelachtig is. Wij menen nu wel, dat wij alles zien, maar als mens zien wij niet eens alle kleuren van het spectrum. Wij menen nu wel, dat wij alles weten, maar wij horen niet eens alle klanken van het leven rond ons, laat staan de onsterfelijke muziek van de sferen. Wij denken, dat onze wetenschap groot is; dat ons vermogen om de dingen met zuiver inzicht te bepalen nu toch wel uiteindelijk bewezen is. Wij denken, dat wij veel weten. Maar uiteindelijk zijn wij nog niet eens zo ver, dat wij kunnen omschrijven, wat wij niet hebben. Wij kunnen nu wel veel bepalen en veel richtlijnen stellen. Alles volgens onze ervaringen. Maar is dat alles wel toepasselijk? Dat is alleen toepasselijk, wanneer de feitelijke toestand gelijkelijk gehandhaafd blijft. En wat is de feitelijke toestand? Een gedeelde waan. Op het ogenblik, dat die waan bij anderen verandert, kan ik met mijn feiten nergens meer naar toe. Op het ogenblik, dat een ander nog alleen maar de hoogste tonen kan horen, kan ik mij met een lage stem niet meer verstaanbaar maken, ook al is die stem op zichzelf nog zo mooi en vér dragend. Wanneer wij dit begrijpen, zien wij ook in, waarom de moderne wereld weer meer in God moet gaan vertrouwen. Nu spreek ik niet over de overgave. Ik spreek alleen nog maar over het vertrouwen. Al het menselijk weten en kunnen heeft Uw wereld tot nu toe rampen gebracht. Het heeft de wereld misleid. Indien de wetenschap in staat zou zijn een tiende gedeelte van haar weten en kennen op de juiste manier samen te voegen, dan zou zij de geheimen van leven en dood reeds lang kennen. Maar zij is niet in staat om de sleutel te vinden. Wij moeten begrijpen. Ik spreek nu eerst over Uw wereld. Daarna zal ik over mijn wereld spreken. Wij moeten begrijpen, dat wij in al het stoffelijk denken en doen wel moeten vastlopen. Dan kun je niet meer verder. Dan is het net of de wereld steriel wordt. Wanneer wij nergens meer vooruit gaan, wanneer wij ergens meer schot in weten te krijgen, dan is het net, of je gek wordt. Dan ben je in staat om met atoombommen te gaan gooien, ook al weet je, dat het 80 % van de mensenlevens op deze aarde zal kosten, want je ziet geen uitweg. Juist, mijne vrienden, want ondanks alle weten, al je kennis, zie je geen uitweg. Jij ziet. Dat houdt dus in, dat, als het het menselijk bewustzijn de toestand op deze wereld en de gang der dingen op deze wereld zou moeten bepalen, deze wereld allang een hopeloze woestenij zou zijn. Maar er zijn machten die haar toch in leven houden, die, wanneer er weer nieuwe wapens zijn uitgevonden, wanneer de aarde scheurt en barst, ja, wanneer een hele wereld dreigt te verzinken, zoals eens Atlantis verzonk, ingrijpen. Er zijn krachten en machten, die meer weten dan dat, die ver boven het normale bewustzijn van de mensheid uit voorzien wat mogelijk is. Reeds 12.000 jaar geleden werd een begin gemaakt met het klooster, dat een gunstige stand in moest nemen ten opzichte van de siderische pool en gelijktijdig afgelegen moest zijn. Dat alles in Uw dagen! Denkt U, dat eens de witte priesters van Atlantis ook niet gedacht hebben; Zouden wij niet liever onze eigen krachten en weten inzetten dan weg te trekken op een reis van jaren. Weg te trekken om misschien te sterven onderweg. Om in het gunstigste geval ver van alle beschaving in een woestenij ver van ons geliefde land, verwijderd van de klanken der melodieuze taal, die ons zo lief is, te blijven vertoeven, omdat. Zij hadden het vertrouwen in een hogere macht. Omdat de priesters van Atlantis dit vertrouwen hadden, lig en nu nog de wijsheden van de oude wereld te wachten, totdat zij door het Oosten opnieuw aan de wereld worden geopenbaard. Zij hadden een vertrouwen, dat hen het onmogelijke deed beproeven. Dat hen zich deed vestigen in gebieden, die volgens alle rede, dodelijk waren, omdat de barbaren, die daar leefden, niemand buiten hun eigen stam daar tolereerden. En het is goed gegaan. Zij hebben voor die dagen haast onmogelijke prestaties verricht. Zij zijn met lasten, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
95
Orde der Verdraagzamen die ettelijke tonnen bedroegen, getrokken van de kusten van Afrika tot Tibet in dagen, dat er hoogstens een lastdier te krijgen was. Want in die dagen waren er allang geen vliegtuigen meer. Je verplaatsen door de kosmische kracht was voor hen niet mogelijk met een dergelijke last. Toch werd die taak volbracht. Er word hen gezegd; Houw een tempel in de levende rots, Er werd hen niet erbij gezegd; hoe. Zij begonnen, na enkele uren vonden zij een grot, groot genoeg om een eerste heiligdom te vestigen. Afgezonderd genoeg om hier de concentratie te vinden, die noodzakelijk is voor het verrichten van dergelijke arbeid met de geest. Daarom bestaat er nu nog een berg, waarin oude tempelkamers het oude kruis vormen, dat het symbool is voor deze oude leer van Atlantis. Wanneer U dat alles kunt begrijpen, zult U ook begrijpen, dat vertrouwen de enige uitweg is. Men most vertrouwen op grotere dingen dan de wereld, de wetenschap, of hetgeen men zelf is. Indien de mensheid vertrouwt op God, dan is er een uitweg, ook al lijkt dat onmogelijk. Wanneer God U zegt: Zo zult gij handelen en het klinkt U als waanzin in de oren, dan zult gij het toch doen. En het zal goed zijn. En een overgave? Zou die in deze tijd mogelijk zijn? Ik geloof het niet. Overgave is het volledig afstand doen van je eigen wezen. Geheel te zijn niets meer dan een verlengstuk van een ander. Welke mens zou dat in deze dagen kunnen doen? Zelfs de kloosterlingen, die dit heden beloven, doen het in werkelijkheid niet. De wereld zal eerst weer haar vertrouwen in God moeten vinden, voordat meer dan een enkeling in staat zal zijn zich over te geven aan de hogere leiding, die is de werkelijkheid van alle dingen, die is de stem Gods. Wij zijn besmet met de gedachten dezer wereld. Wij zijn trots op onze wetenschap en menen, dat er een logische verklaring mogelijk moet zijn voor alle dingen, want anders zijn zij niet aanvaardbaar. Vertrouwen ook wij in onze wereld eigenlijk met veel te weinig, maar wij toch reeds zoveel meer weten van God? Ik zou mij hier nederig op de borst moeten slaan en zeggen: Me a Culpa. Door mijn schuld ook. Want ook ik kan niet altijd aanvaarden. Ook ik kan niet altijd vertrouwen op dat grote licht. Wanneer mij dat zou zeggen: Zo is het, dan voel ik mij gedwongen om het na te zoeken, tot ik het zelf ook gevonden heb. Toch zou het misschien beter zijn, wanneer ik kon aanvaarden. Maar dat ligt niet. meer op mijn weg. Zoals ik zijn er velen. Toch werken wij ten goede, want wij hebben één ding geleerd in de wereld van het licht. Wanneer alle andere vertrouwen je zwaar valt, hoef je alleen maar je eigen wereld van licht, van vreugde, van werk en zoete rust te bezien, om te kunnen vertrouwen in een liefdevolle God. Laten wij dan daar in ieder geval maar op vertrouwen; de liefde Gods, Werkzaam in beide sferen. Misschien dat wij dan nog zo ver komen, dat wij niet alleen vertrouwen op een eigenschap van God, maar op God zelve. Dan zal het misschien ook ons mogelijk zijn om in volledige overgave tot het licht te gaan, al schijnt het leven uit ons weg te branden, al vernietigt het schijnbaar geheugen en gedachten. Dan kunnen wij ons overgeven aan God en Hem naderen. Het vertrouwen zegt ons, dat deze gang niet met een uitblussing beloond wordt, maar met een nieuw bewustzijn, dat de God waardig is. Die nu is geworden tot de besturende kracht van ons wezen. De gedachte, die ons weten uit maakt, de kracht ons deel maakt van het hele Al. Deze beschouwing, mijne vrienden, wil ik niet besluiten zonder daaraan nog een klein commentaar in lichtere vorm te verbinden. Laten wij niet neer praten over vertrouwen en dat woord niet meer noemen, wanneer wij niet in staat zijn dat vertrouwen ook redelijk te geven en laten wij niet meer zeggen, dat wij vertrouwen, wanneer dat vertrouwen is weggenomen. Laten wij, of ons geheel geven, of niet geven. Maar niet praten over overgave, terwijl daarmede in werkelijkheid een verrijking van onszelve bedoelen, in plaats van een weg schenken van ons hele wezen, dat daardoor onderdanig wordt aan hogere machten. Laten wij deze termen niet gebruiken als een leugen tegenover onszelve. Laten wij niet in het openbaar zeggen: Wij hebben vertrouwen, wanneer wij het in werkelijkheid slechts dan geven, wanneer wij niet anders kunnen. Maar laten wij wel steeds proberen onszelve het vertrouwen van anderen waardig te maken en gelijktijdig proberen op waardige wijze te leren vertrouwen in de grote krachten, die ons allen leiden. En hiermede zullen wij het eerste deel van deze bijeenkomst gaan besluiten. Ik hoop, dat dit Uw goedkeuring wegdraagt. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, 96
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Ik zou graag deze avond met U willen spreken over de leer van Tao. Een leer, die o.a. door Confucius, of Kung Fu Tse, zoals zijn naam eigenlijk is, in mijn land zeer sterk werd verbreid. Zij draagt in zich verschillende elementen, die ook voor U,naar ik meen, van belang kunnen zijn. Tao is de leer van het gedrag, dat gebaseerd is op het eeuwige. Er is een eeuwig en onverstoorbaar principe, dat alle menselijke gedragen en beleven behoort te regelen. Zolang men de wet van Tao inderdaad tot uiting doet komen in elke uiting van het leven, zal het leven gelukkig zijn volgens alle mogelijkheden, die in het menselijk lot liggen. In de eerste plaats leert ons deze wet, dat er een gezag is. Dit gezag wordt voorgesteld, zoals dit in ons land gebruikelijk was, als te bestaan uit de hemelse Keizer, omgeven door de Vorsten der vier landen, daaronder de stoffelijke Keizer. Onder de stoffelijke Keizer de bonzen, de priesters, en daaronder wederom de mandarijnen en gezagsdragers, waar achter dan uit eindelijk de gewone mens komt. De Keizer is de uitdrukking van het hemels gezag. Wanneer wij dit gaan vertalen in voor Uw tijd meer bevattelijke termen, dan kunnen wij dit zeggen: De grote kracht, die het Al heeft geschapen, draagt in zich een aantal eigenschappen, die voor elke mens als wet tot uitdrukking komen. Het is begrijpelijk, dat deze wetten op de mens hun stempel hebben gedrukt en deze mens ook deze wetten als waarheid moet erkennen. Zo kiest dan de mens als verpersoonlijking van de wet, die direct uit God stamt van een mens. Het doet er verder weinig aan toe, wie of hoe die mens is. Hij is een symbool van de Goddelijke Wet, die ook bij de mens volledig en juist tot uiting moet komen. Of U nu zegt: de president, of de eerste minister, of U nu zegt, de koningin of de koning, of de keizer blijft gelijk. De vorst is het symbool van de Goddelijke Kracht. Als zodanig moet hij het vermogen bezitten deze wetten tot uiting te brengen. Hij is dus een gezagsdrager. Hij ontleent dit gezag niet aan zijn vorst zijn, maar aan het feit, dat een Goddelijke wet bij de mensheid tot uiting komt. Wanneer de priester zich om de een of andere reden tegen de vorst zou verzetten, dan zou hij zich op grond van zijn erkennen van Goddelijke Wetten tegen de uiting op aarde van de Goddelijke wetmatigheid richten. Een priester, die zich tegen zijn vorst verzet, kan dus geen goede priester zijn, Zo gaat het ook vaak met het aardse bestuur. De wet van Tao stelt de priester onder de vorst, of de keizer. Eerst daarna komen de hoogwaardigheidsbekleders. Dit is begrijpelijk. Zij zijn slechts de zintuigen, de ogen, oren en soms ook de handen van de vorst. Aan hen is het gegeven om Zijn wet tot uitvoering te brengen, zijn gezag te doen gelden. Nu weten wij echter, dat in vele gevallen de wetten worden vastgelegd in grote wetboeken. Deze wetboeken, mijne vrienden, zijn uiteindelijk niets anders dan een verzameling van de regels, die de mensheid als voor haar bestaan noodzakelijk en goed dus van God komend heeft erkend. Onder de instrumenten, die de wet tot uitvoering doen komen, bestaat de gewone mens. Hierin wordt wederom een onderscheiding gemaakt, die in deze moderne tijd helaas ook in mijn land verloren dreigt te gaan. Eerste, onder de gewone mensen, is de ouderdom. Want de ouderdom heeft lang geleefd en gedurende dit leven de Goddelijke Wetten aan den lijve ondervonden. Zij zullen misschien niet altijd wijs zijn, maar wij moeten in hen respecteren, dat zij inderdaad geleefd hebben onder het juk der Goddelijke Wet en zo voor ons de mogelijkheid hebben geschapen, ons aan hun voorbeeld spiegelend, de Goddelijke Wetten ook voor onszelve te erkennen. Na de ouderdom komen de kinderen. Het vreemde is, dat iemand, die oud is zonder kinderen te hebben, niet wordt geacht. Het is echter begrijpelijk, wanneer men bedenkt, dat de continuïteit van ras en volk voor ons altijd de grote noodzaak zijn geweest. Wie kinderen had, was gezegend. Hij kon zijn geslacht voortzetten en doordat er nog leden van zijn geslacht op aarde leefden, ook zijn rechten doen gelden in het Rijk van de hemelse Keizer. Degene, die deze voortzetting van het stoffelijke leven in deze zin echter niet had, kon zich niet beschermen door de Goddelijke Wet in de eeuwigheid stellen, om voort te gaan in de tuinen van het hemelse keizerrijk. Hij werd uitgewezen naar het land achter de Bronnen van de Gele Rivier. Dat is een land vol duisternis en smart, dat men slechts kan verlaten, wanneer men naar de aarde gaat om daar de verzuimde plichten alsnog te vervullen. U ziet, in deze leer zit ten vele elementen, die in de moderne tijd ook belangrijk kunnen zijn. Tao is echter niet alleen een leer van de Goddelijke Wet en die op een bepaalde wijze op aarde geuit worden. Zij leert U, dat die wetten ook in U bestaan. Het aardige is, dat zij onszelve als de uitvoerders van deze wet stelt. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
97
Orde der Verdraagzamen Het is mijn plicht om rechtvaardig en hoffelijk te zijn. Die verplichting wordt mij niet door mijn omgeving op gelegd, maar door het feit dat ik leef onder de Goddelijke wet, die mij achtingvoor mijn naasten inboezemen moet. Ik moet eerlijk zijn, want ook al is een ander oneerlijk tegenover mij, dan is het voor mij een noodzaak de Goddelijke Wet in mij zelve te erkennen. Ik mag dus geen bedrog met bedrog beantwoorden. Als wij de grondslagen van deze leer nemen, dan kunnen wij haar gaan toepassen op elke fase van het menselijk bestaan. Dus ook op Uw eigen leven. Indien U hiertegen geen bezwaar heeft, dan zou ik dat thans gaarne voor U doen. Mag ik aan nemen, dat Uw zwijgen voor mij een goedkeuring inhoudt? De mens leeft op een wereld, die velerlei verschillende richtingen van denken en streven kent. Elke mens echter is inderdaad een deel van een veel grotere macht, dientengevolge zal deze mens in zich de wetten van deze groter macht dragen. Onverschillig wat er rond hem gebeurt, moet hij deze wet, die in hen leeft, ten uitvoer brengen. Niet voor elke mens is deze wet des levens gelijk. leder gaat op zijn eigen manier zijn eigen weg. Maar laat hij zich hinderen in het uiten van hetgeen zijn levenstaak is door zijn medemensen, menselijk opzicht, of wetten, die hij in het eigen bestaan niet als Goddelijk kan erkennen, dan zal hij onder gaan. Dan wordt het doel van het leven niet vervuld. Ongetwijfeld zou het belangwekkend zijn te zien, hoe de mensen zouden gaan reageren, wanneer zij dit in praktijk brachten in Uw wereld. Er zouden maar weinig mensen zijn, denk ik, die bereid zouden zijn, onder welk voorwendsel dan ook, een medemens te doden. Degenen, die zouden doden, zouden echter ook de dood als een begerenswaardig iets moeten zien, want zij erkennen dit door hun daad als iets goeds, als iets redelijks. Er zouden weinigen zijn, die armoede zouden willen laten voortbestaan. Slechts zij, die zelf arm willen zijn en in de armoede een goed zien, dat onschatbaar is, zoals vele wijzen doen, zouden arm blijven. De anderen echter zouden begrijpen, dat elk verschil in welstand uiteindelijk een gevaar betekent. Een gevaar, waar door onvrede, ontevredenheid, onredelijkheid ontstaat. Iets, waar door de andere mensen worden afgeleid van de Goddelijke Wet door zich te verrijken, of in stille wrok te bekommeren om problemen, die niet de hunne zijn. Het zou niet dwaas zijn, wanneer die wereld van U, dat alles in praktijk bracht. Het gaat nog verder. Ik weet niet, of U wel eens gehoord hebt van een gebruik, dat er bij mij in het land bestond. N.l. dat elke dokter, die een patiënt verloor aan de gevel van zijn huis daarvoor een lantaren aan moest brengen. Misschien kent U het verhaal? Er was eens een zeer rijke mandarijn, die zeer ernstig ziek werd. Hij zeide tot zijn bediende: Zoek mij in deze plaats de dokter, die de minste lantarens aan zijn gevel heeft. De bediende keerde terug en sprak: Meester, ik heb U een goed arts gebracht, want zie, deze heeft slechts één lantaren aan zijn gevel. De arts genas de mandarijn en deze prees zowel de machtige wijsheid van de arts, als ook zijn eigen inzicht om hem te kiezen. Hij sprak tot hem: Toen mijn bediende U zeide: Kom tot het huis mijns meesters, wist ik reeds dat slechts één lantaren brandde aan Uw huis en heb mijzelf gezegd: Zo er één is, die mij genezen kan, zal het deze vorstelijke wijsgeer onder de genezers zijn. Toen boog de dokter zeer diep voor de mandarijn en zeide: Heer, gij overschat mijn klein begrip. Eerst sedert gisteren ben ik arts. Dit verhaal schetst de wijze, waarop men te land kan komen, wanneer men zich te zeer richt naar het menselijk inzicht, wanneer men te veel afgaat, op wat de wereld buiten U zegt. Wat gij in U weet, is belangrijk, doch menig wijze in China zeide: Geef mij een arts, die veel lampen aan zijn huis heeft, want hij, die er velen gedood heeft, zal misschien geleerd hebben, hoe hij een enkele moet redden. Deze wijsheid mogen wij rustig onthouden. Niet zij, die nooit een £out gemaakt hebben zullen de beste mensen zijn, maar wel zij, die zoveel fouten gemaakt hebben, dat zij hun eigen fouten hebben leren inzien en erkennen. Niet de onschuld bepaalt de waarde van een mensenleven, maar de wijsheid. Wanneer dit wordt toegepast door ons op onszelve, dan leren wij, dat wij de Goddelijke Wetten in ons zelve steeds weer moeten uiten. In deze uitingen zullen wij natuurlijk fouten maken. Wij zuilen misslag op misslag begaan. De wereld zal van ons zeggen: Zie, deze is een slechte arts,want vele mislukkingen hangen als brandende fakkels aan zijn huis. Maar de wijzen weten, dat, wie veel gepoogd heeft, ook veel fouten zal maken, maar veel wijsheid zal ervaren. Zo is het niet erg, wanneer de wereld lacht, omdat U Uw eigen weg zoekt. De verachting, of goed keuring van de wereld heeft U weinig te zeggen. Wanneer gij wijs zijt, betekent dit voor U slechts het slijk in een goot, waarvoor gij Uw gewaad beschermt door het een wijle wat op te tillen. Deze dingen zijn 98
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
van geen belang. Zij kunnen Uw leven niet maken en niet breken, want Uw leven ligt in U. In U ligt de Goddelijke Wet. Beter, dat de wereld U veracht, dat de wereld U haat, dan dat gij zoudt zondigen tegen de wet in Uzelve. Tao wil zeggen: De Goddelijke Wet, zoals je die kent, tot uiting brengen. Het betekent echter gelijktijdig erkennen, dat de Goddelijke Wet op voor mensen aanvaardbare wijze tot uiting wordt gebracht door machten, die door de hemelse Keizer, de Goddelijke Macht, op aarde zijn geplaatst. Toch werd ook Kung Fu Tse verbannen en heeft lange tijd in de buiten provincies gastvrijheid moeten genieten bij zijn leerlingen, omdat hij de grote Keizer, de hemelse Vorst, de Zoon des Hemels had beledigd. Want hij had tot hem gesproken: Wie de macht der Goden draagt, moet de Goden waardig zijn. En dat was een belediging. Het hield in, dat deze Zoon des Hemels de hemelse Keizer zeker niet waardig was. Ik geloof echter wel, dat een dergelijk verwijt in de mond van elke wijsgeer past, wanneer hij ontdekt, dat de wereldse macht in strijd is met de Goddelijke Wet. Maar het is niet zijn recht zich te verzetten, wat Kung Fu Tse dan ook niet gedaan heeft, want hij had zeker een opstand kunnen verwekken. Hij had de Zoon des Hemels zeker zeer kunnen benauwen in de hemelse tuinen van de Gouden Stad. Hij heeft geen opstand verwekt, maar is gevlucht. Want zelfs indien het Goddelijk Gezag alleen naar tot uiting komt in een nietswaardige, is het op zich toch nog Goddelijk. Wij zijn verantwoordelijk voor ons zelve. Wij moeten zelf bepalen, hoe de wetten, die worden gegeven, in overeenstemming zijn te brengen met ons eigen wezen. Wij hebben niet het recht het gezag om te werpen. Wij hebben slechts het recht voor ons zelfde in ons liggende Goddelijke Wet als juist te erkennen en te uiten, ondanks alles wat het gezag zegt. En dit heeft de wijze meester gedaan. Ik heb Uw goedkeurende lach gehoord, toen ik enkele spreuken uit ons rijk van het Midden aanhaalde. Ik zou U daarvan, voor ik weg ga, dan gaarne nog een paar kleine voorbeelden van willen geven. Men zegt wel bij ons; een mens, die lacht zonder vreugde, is als een vat vol wijn, waarin water de wijn dreigt te vervangen. De lach moet een uiting zijn van vreugde. Ware vreugde kan alleen ervaren worden, wanneer men rechtvaardig is. De onrechtvaardige kent de ware vreugde niet. Zijn lach is geen ware lach. Indien men bij de wijn der rechtvaardigheid het water van menselijke belang voegt, wordt zijn lach hard, droef en somber en zonder ware vreugde. Aan de lach kent men menig mens, terwijl neergeslagen ogen de waarheid verhullen. Terwijl wij nu toch met deze spreuken bezig zijn, nog een tweede: wanneer gij met een zeilwagen op de weg zijt dat is een kruiwagen met een zeil, door een koelie gehanteerd en daarop zijt gezeten, zo, indien men U zegt: Daar vliegt een reiger, schouw op en verlustig U aan het schouwspel. Maar zo gij een loon verwacht voor de vracht, die gij vervoert, richt Uwe ogen op de weg. Anders zal het loon U ontgaan en de vloek van Uw vracht op U neer dalen. M.a.w. wanneer een mens een taak begint, mag hij zich niet laten afleiden door allerlei bijkomstigheden. Gij heeft een taak op U genomen en daardoor erkend als voor U passend en goed. Gij krijgt daarvoor een zeker loon. Dat loon kan geestelijk of stoffelijk zijn. Maar indien gij U van Uw taak af laat leiden, dan zult gij Uw loon moeten derven en zelve nog schaden lijden. Gij zult verder hetgeen gij wilde, volvoeren tot een ongelukkig einde brengen en zo ook anderen schade toe brengen. Dan is er nog zo’n wijsheid die ik U als laatste graag wil voorleggen. Men zegt van sommigen bij ons wel: Wanneer zij de mandarijn zien, buigen zij. Wanneer zij een bonze zien, betalen zij. Maar wie hen een aalmoes vraagt, slaan zij de deur uit. Die soort mensen bestaan wel meer. Zij buigen voor alle grootheid. Al wat edel is, of enig aanzien geniet, wordt geëerd. Wanneer een idioot om in Uw tijd te spreken met een grote Cadillac voor de deur komt, dan zal de chefober hem bedienen, alsof hij een genie ware. Wanneer een rijk mens binnen komt in eenvoudige kleding en vraagt om een glas water, dan zal hij hem de entree verbieden. Bent U misschien ook wel eens zo geweest? Telt gij ook zwaar de stoffelijke waarden en probeert gij misschien de geestelijke waarden met een klein stoffelijk offer af te doen? Dan zult gij ongetwijfeld de werkelijke waarheid de deur uitschoppen. En toch ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
99
Orde der Verdraagzamen is de waarheid zo belangrijk. De waarheid zegt U n.l. precies, wat gij zijt en wat gij doen moet. Zij zegt U, dat al Uw waan nietig is, maar zij toont U gelijktijdig, hoe gij in werkelijkheid kunt verwerven, datgene wat, gij tot nu toe alleen maar in Uw verbeelding bezeten hebt. De waarheid mag dan armelijk lijken, maar zij moet welkom worden geheten. Degene daarentegen, die stoffelijk boven U staat, zult gij de eerbied bewijzen, die U toekomt, want gij moet hoffelijk zijn. Maar gij zult hem zeker niet verheffen boven de wijsheid en de armoede, die de waarheid met zich draagt. Indien men de mandarijn naast de rover hangt, weet niemand na vijf dagen meer, wie de mandarijn en wie de rover was. Stoffelijke waarden en waarderingen, mijne vrienden, hebben geen waarde meer, zodra het stoffelijk leven is afgelopen. Zoals er geschreven staat: Terwijl de zon duizenden keren haar weg door het Al maakte en de aarde ongetelde keren rond wervelde, zuchtte de hemelse Keizer en sprak tot zijn hofhouding: Het wordt tijd, dat wij ontwaken. Want de eeuwige krachten tellen niet met jaren. Zij tellen ook niet met miljoenen jaren. Er is geen tijdsverhouding meer te vinden. Maar de eeuwige krachten zijn het, waar het uiteindelijk op aankomt. Ziet de keizer heeft hem aangezien en hem verheven tot zijn troon, hem een aanstelling gevende als keizerlijk moerbeibladbezorger. Misschien een wat rare titel voor U. Maar zo iemand was een zeer groot heer en had een zeer grote sinecure. Een dergelijk iemand had de rang van mandarijn en wel van mandarijn van de pauwenveer. Hij had zeer veel emolumenten en had daarvoor alleen maar te zorgen, dat op tijd het moerbeiblad werd geplukt en aan de zijderupsen gevoerd, die voor de keizerlijke zijde moesten zorgen. Een eenvoudig mens kan, wanneer hij waardig is tot een zeer grote rang stijgen. Deze rang was bij ons een beloning voor degenen, die geen wijsheid of geleerdheid bezaten en toch waardig waren om aan het keizerlijke hof te verkeren. Zo verheft de Eeuwige de mens, die waardig heeft geleefd, ongeacht zijn kennis en vermogen aan zijn hof en voor die mens gelden dan de dagen der eeuwigheid. Wat zijn onze ogenblikken van kort leven daarbij vergeleken? Het is beter tachtig tot honderd jaar op aarde te lijden en een waarheid te vinden, die toegang geeft tot het eeuwige, dan duizend jaren op aarde in vreugde te leven en een dwaas te blijven, die niet kan binnentreden in de eeuwige stad van de eeuwige Keizer. Ongetwijfeld zult U zich misschien afvragen, of dit nu esoterie is, of iets anders. Ik zal trachten ook hier mijn bescheiden licht te doen schijnen om U bij staan in Uw wijze erkenning. Dit is volkswijsheid. Maar volkswijsheid baseert zich meestal op de esoterische kennis, die altijd de dragende en drijvende kracht is van een volk en zijn wetten. Als zodanig kan zij, mits juist geïnterpreteerd, esoterie zijn van de hoogste graad. En nu een laatst commentaar, mijne vrienden. Misacht de eenvoud: niet. Vaak draagt de eenvoud in zich een kracht en een wijsheid, die in het opzienbarende geheel niet bestaat. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Voor wij deze avond met het Schone Woord gaan besluiten wil ik nog gaarne een paar woorden voor mijzelve heen spreken. Ik weet niet eens, of ik tot U praat, of misschien tot die kleine vriend, die mij is voorgegaan, die onwillekeurig weer zijn oude glimlach aannam en wederom trachtte te zijn, wat hij lang vergat te zijn. Een zoon van een volk, dat wijzer is dan menigeen beseft. Hij sprak U over de wetten, die altijd weer regeren. En ik weet, dat er geen wet bestaat in het Al, tenzij zij in het Goddelijke leeft. Al het andere vergaat. Soms komt in mij de vraag op: Wat is Goddelijk in de Wet? En wat is slechts mijn gedachte? Mijn kleine vriend heeft dat niet naar voren gebracht. En daarom zou ik gaarne dit een ogenblik vastleggen, als resultaat van een bespreking, die ik met hem samen heb gehad, als een voortzetting van een aangename discussie, die wij enige tijd geleden moesten onderbreken, omdat hij ergens moest gaan werken. Ik geloof, dat elke wet, die in een mens leeft en elke drang, die in een mens leeft, elke wet, die in een geest leeft en elke drang, die in een geest leeft, Goddelijk is, wanneer zij door het gehele wezen als juist en goed wordt ervaren. Ik geloof, dat deze wetten betekenen niet kosmische wetten, maar de aanpassing van de kosmische wet aan de eigen persoonlijkheid, waardoor voor die persoonlijkheid een passende richtlijn wordt gegeven, die juist deze persoon uiteindelijk tot erkenning van de volle waarheid de weg kan voeren. 100
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Het antwoord, wat ik daarop kreeg, was dit: Ik kan niet ontkennen, dat dit waar is, maar, zo vervolgde deze spreker, die U zo-even gehoord heeft, wanneer ik weet, dat mijn wet slechts een aanpassing is van een grote wet, dan moet ik toch wel voorzichtig zijn, dat ik niet een ander schaad, die op zijn wijze de grote wet beleeft en toepast in zijn eigen leven. En daarom is het noodzakelijk, dat wij algemene wetten erkennen. Mijn commentaar, nu hier naar voren gebracht als een ook voor U hoorbare reparte op hetgeen hij zo-even gesproken heeft: ik kan dit alles aanvaarden, maar ik geloof, dat er één ding is, dat belangrijker is dan het erkennen van alle wetten. Dat is; Uw bewustzijn van de vrijheid, waarin je te midden der wetten kunt leven. De werkelijke wet kun je niet overschrijden, omdat dit voor je wezen onvoorstelbaar is. De wet, die je erkent is dus slechts een deel van de wet, die je op is gelegd. Je aanvaardt een wet vrijwillig. Een ieder, die een wet of een wetmatigheid aanvaardt, doet dit vrijwillig. Want ook zonder erkenning komen zij volledig in het wezen tot uiting. Laten wij dan niet spreken over respect voor de wet. Laten wij spreken van respect voor het bewustzijn van degene, die in zichzelf zo veel van de wet heeft erkend, dat ten koste van alles door dit wezen de wet in het eigen leven tot uiting wordt gebracht. Laten wij dit niet beperken tot een bepaalde wereld of sfeer, maar laten wij dit respect, betonen aan ieder, of hij nu komt uit het diepste duister, of uit het hoogste licht. Een ieder, die in zichzelve erkennend de Goddelijke Wetten, deze volledig en met misachting van verdere inzichten of omgeving vervuld, is onze achting waard. De wet, die wij in onszelve aanvaarden, stelt ons vrij deze zienswijzen van anderen te verwerpen. Maar niet stelt het ons vrij van de eerbied voor degenen, die bereikten, wat wij nog nastreven; het erkennen, vrijwillig aanvaarden en uitvoeren van een Goddelijke Wet, zodat het Goddelijk Wezen eindelijk en voor ons begrijpbaar en aanvaardbaar kan worden en wij in de Goddelijke Werkelijkheid binnen kunnen gaan. En hierna zullen wij dan besluiten met het Schone Woord. Ik laat U de keuze van de wijze van behandeling en een onderwerp. Meditatie over eerbied. EERBIED Eerbied. Eer bieden. Wat is eer? Eer, hulde, huldebetoon, erkenning. Dus erkennen. Wanneer wij eerbied hebben voor iets, dan hebben wij dit, omdat wij er bepaalde waarden in erkennen, als eerlijk. D.w.z. met onze eer. Ons wezen in zijn beste facetten en vormen. Zo moeten wij het kunnen zien en aanvaarden. Ja, er zijn vele dingen, die onze eerbied waardig zijn, zodat wij weigeren, datgene te eren, dat volgens ons beste weten goed, zuiver en rein is, datgene wat ons een stap verder op de weg kan brengen, of datgene, wat ons een doel voor ogen stelt, dat wij zelve ook eens zullen moeten bereiken. Eerbied weigeren, dan vernederen wij ons zelve. Dan zijn wij niet meer eerbiedwaardig. Eerbied tonen betekent erkennen. Het betekent openlijk toe geven, wat je als waarheid ziet, wat je als waarheid erkent en wat je meent. Tonen wij eerbied voor een mens, dan zit daar waardering en genegenheid ia. Ik zie niet in, waarom ik, met eerbied aan God denkende, niet evenzeer aan God zou denken met genegenheid en waardering. Want al hetgeen, er gegeven is, vind ik in God. Aan Hem kan ik mijn wezen toevertrouwen. Hij is beter, sterker dan ik. Hij is beter voor mij, dan ikzelve ben. Hij is zo goed voor mij, dat ik niet anders dan Hem liefhebben kan, wanneer ik Hem kan aanvaarden. Ik eer dus God om wat Hij voor mij betekent door Zijn liefde. Maar ik bied God evenzeer mijn eerbied aan als een offer van mijn eigen begrip. Ik kan flauw iets begrijpen van Zijn Grootheid, van Zijn Goedheid, van de rechtvaardigheid van Zijn Wezen. Als een flauwe schaduw begrijp ik iets van Zijn Alwetendheid. In de wonderwerken der Schepping met zijn werelden verhoudingen en dimensies vind ik iets van de wijsheid van het Wezen, dat wij God noemen. Daarom heb ik eerbied voor God. Of ik eerbied heb voor een mens? Dan waardeer ik hem ook om wat hij is en wat hij doet. Wanneer ik eerbied heb voor een mens, dan kan ik hem niet zonder meer beschouwen als iets goeds, als iets heiligs en zijn werken en daden en werken verwerpen. Ik kan niet de mens en zijn daden eerbied bewijzen zonder ook zijn daden te eren, ofvrel zijn wezen verliest alle aanspraak op eerbied door de wijze, waarop hij zich uit. Een tussenweg bestaat er niet. De eerbied betreft altijd, zowel het wezen als ook de uiting ervan. Maar dan moet ik mijzelve ook afvragen: Ben ik de eerbied van een ander waard? Mijn rang geeft mij geen recht daarop, noch mijn stand. Mijn weten kan mij voor sommigen een ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
101
Orde der Verdraagzamen recht op eerbied geven, omdat ik hierin hun meerdere ben. Maar er zullen altijd groteren zijn dan ik. Eigenlijk ben ik de eerbied van anderen dus niet geheel waard. Maar kan ik dan mijzelve eerbiedigen? Ben ik in staat om de kern van mijn wezen zo hoog aan te slaan, zo goed te begrijpen en te kennen, dat ik mijzelve eerbiedig en mijn wezen heilig houd? In mij woont het Goddelijke. Iets, dat ik ten koste van alles moet achten, beschermen en handhaven. Het kostelijk goed mij op de eerste Scheppingsdag reeds gegeven. Eerbied heb ik voor alle dingen, waarin ik God erken, omdat ik God eerbiedig. Ik kan niet God eerbiedigen en Zijn Werken geen eerbied bewijzen. God heeft de wereld geschapen. Dan moet ik de wereld eerbiedigen, omdat God haar geschapen heeft. God geeft het leven. Dan moet ik het leven eerbiedigen, omdat het een werk God’s is, want in het eren der werken, eer ik de Maker. Wanneer ik dit weet en besef, wanneer ik weet, dat ik ook zelf een deel ben van Zijn Scheppingswerk, van Zijn kracht, dan zal ik ook mijzelve eerbiedigen en al hetgeen rond mij is, zowel als mij zelve behoeden voor elke schade. Dan zal ik de kern van mijn wezen met dezelfde eerbied benaderen, waarmee ik ter tempel ga om daar voor het aangezicht des Heren te treden. God is in mij, omdat ik Zijn Werk ben. God is in alle dingen, omdat alle dingen een uiting zijn van Zijn Wezen. Laat dan zijn Grootheid in mij tot begrip worden, opdat ik Hem de eer kan bieden, die Hij waardig is. Volledig aanvaarden wil ik Zijn Wezen en Zijn Wet, trachten om al wat deel is van Zijn Wezen en Zijn werken te behoeden voor alle schade. Dan zal ik zeker een bewustzijn bereiken, waarbij mij eerbied voor mijzelve en mijn God mij leidt tot het bewustzijn van het feit, dat ik deel ben van zijn Wezen. Dan kan ik Hem geen eer meer bieden, noch mijzelve eerbiedigen, want dan ben ik deel van God en is alle onderscheid weg gevaagd. Maar zelfs dan nog zal ik de eerbied kennen, die de Schepper heeft voor Zijn eigen Wezen en de Schepping, die daaruit geboren werd. Laat de eerbied ons zijn, zolang wij van Hem gescheiden leven een gebed, een gebed tot Hem, aan Wie alle eerbied uiteindelijk verschuldigd is, opdat zij eens voor ons moge worden een erkennen van de eigenschappen in ons eigen wezen en de realisatie van de Volmaaktheid God’s, waarin Hij ons op genomen heeft en waarvan wij volledig deel uitmaken. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o
102
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nummer 9 - 21 Juni 1955 Goeden avond, vrienden, Voorstel gehoord. Voor deze kring zonder bezwaar geaccepteerd. Dus dan zijn wij daar van af. Wij zullen dan deze avond en ook de komende avonden waarschijnlijk nog steeds weer te worstelen hebben met het feit, dat de sprekers, die wij normalerwijze ter beschikking hebben, op het ogenblik bezigheden elders hebben. Het werk der Orde heeft op het ogenblik een nadruk moeten leggen op het werk in andere aardse gebieden en daardoor wordt het voor ons wat moeilijker om de gebruikelijke sprekers en leiders zonder meer aan het woord te laten. Ook de reorganisatie, die wij willen doorvoeren i.v.m. het komende seizoen, brengt natuurlijk enige bezwaren met zich mee. Wij zullen wel altijd zorg dragen er voor kunnen dragen, dat toch sprekers met Uw aandacht volkomen waardige materie voor U beschikbaar staan. Dat zal waarschijnlijk ook moeten gelden voor de volgende studiegroep, waarop dus ook waarschijnlijk enkel bekende sprekers niet aanwezig zullen kunnen zijn. Wij hopen, dat het de maand daarna weer een beetje in het normale spoor kan lopen, in zoverre het bij U normaal gaat dan, maar. er zijn op het ogenblik verschillende aspecten op aarde, die onze aandacht wel zeer vragen. Voor vanavond wil ik dan ook met U spreken over een onderwerp, dat wel zeer in verband staat met onze werkzaamheden van het ogenblik. N.l. het onderwerp:
VREDE
Ook hieraan zijn vele esoterische waarden verbonden en U behoeft dus niet bang te zijn, dat ik U een materie voorleg, die uiteindelijk hier maar ten halve thuis hoort. Er zijn op het ogenblik zodanige gevaarlijke ontwikkelingen op de wereld, dat wij ons genoopt zien voor alles vredesimpulsen uit te zenden, hopende, dat hierdoor ontstellende gebeurtenissen in de nabije toekomst kunnen worden voorkomen. Wij zijn in dit werk gelukkig niet alleen, integendeel. Wij zijn een zeer klein deel van een grote activiteit. Dit ter verduidelijking. Waar echter de wereld altijd en de mens altijd naar vrede heeft gestreefd en over vrede heeft gedacht, is het begrijpelijk, dat velerlei concepten hiervan in het menselijk bewustzijn gerezen zijn. Wij mogen niet zeggen, dat het zonder meer altijd juiste opvattingen zijn geweest, juiste voorstellingen. Wel kunnen wij zeggen, dat de achtergrond, die in alle gedachten weer doorklinkt, uiteindelijk overeenkomt met de esoterische wijsheid, die verder grijpt zelfs, zeker op dit gebied dan alleen de geschiedenis der aarde en de geschiedenis der mensheid. Vrede wordt eigenaardig genoeg door de mens meestal geassocieerd met een omgeving. Wij vinden b.v. vrede uitgedrukt in paradijsgedachten. Het begint al met Adam en Eva, die in vrede leven in het paradijs. De dieren verslinden elkaar niet; neen, de leeuw slaapt naast het lam. Wij zien het sterker uitgedrukt nog in menselijke termen, in de voorstellingen, die sommige Mohammedanen zich maken van het paradijs, waarin de mens kan komen, wanneer hij eenmaal ontkomen is aan de aardse verleiding en bekoring. Een paradijs, waarin alle genot der wereld aanwezig is en ten volle kan worden genoten, zonder dat er gebrek is voor iemand, zodat een ieder het zijne vindt. Wij vinden bij de Germanen ook weer een vredesgedachte, al zoudt U dat waarschijnlijk niet zo begrijpen: een rijk van helden, die niet kunnen sterven en die, wanneer zij terugkeren, hun wonden genezen vinden en wederom aan kunnen zitten aan een gelag, zo hun eigen wijsheid, hun eigen bewustzijn verder dragend in een sfeer, waarin strijd wordt tot een spel, tot een sport en niet meer is een bittere noodzaak. De projectie, die de mens dus vindt voor het vredesbeeld, is altijd in overeenstemming met zijn eigen leven en gedachten. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
103
Orde der Verdraagzamen Wat zegt de esoterische school? Vrede is een toestand van het innerlijk zijn. Dat is ook de kern van al deze dingen. Want elk dezer mensen, dezer groepen mensen, die ik hier genoemd heb als voorbeeld - ik zou ze kunnen aanvullen met vele anderen - beschouwt zijn verlangens en zijn begeerten als noodzakelijk om vrede te vinden. De vrede is een innerlijke toestand, maar kan door deze mensen alleen worden gezien als een uiterlijke beleving. Nu gaan wij ons een ogenblik bezig houden met de oude en nieuwe gedachten, die over vrede werden opgesteld in de scholen der bewusten, opdat wij de achtergrond, de kosmische achtergrond van de vrede kunnen vinden. Vrede kan niet zijn een gebrek aan tegenstelling, want waar geen tegenstelling meer is, daar kan geen aanvaarden op treden; zonder aanvaarden is vrede niet mogelijk. Vrede is een overgave aan het zijnde. Zij, die innerlijke vrede bezitten, hebben een wet en een kracht, die in de plaats treedt van eigen willen en denken. Door deze krachten volledig te laten dragen, vinden zij een persoonlijke daadloosheid in de beleving van hun bestaan, waarbij zij - geleid door anderen - de vrede hebben, omdat zij het juiste en het aanvaardbare inzien van al hetgeen hen door een andere kracht wordt opgelegd. Deze opvatting is niet geheel juist, maar zij draagt toch zeer zeker in haar betrekkelijke primitiviteit enige aanwijzingen voor het begrip; Vrede. Op het ogenblik, dat de mens zichzelve kan overgeven aan een grotere macht, dan kan de hele wereld onvrede zijn en de mens in zichzelve toch vrede hebben. Hij kan alles accepteren en zal niet lijden, zal ook niet verheugd zijn in de zin van een diepgaand ervaren. Er is een evenwicht tussen al deze dingen gekomen, zodat de mens de kracht, die hij als goed erkent, als leidinggevend element in zijn hele bestaan heeft aanvaard. Op deze wijze kun je vrede vinden en kun je ook inderdaad een bewustzijn verwerven, dat je zoor veie schijnbaar onaangenaamheden op de duur doet overwinnen. Een ander brengt echter dit onderwerp wel iets scherper gedefinieerd naar voren. Het is eigenaardig, dat deze juist niet spreekt over overgave of noodzakelijkheid. Hij drukt het anders uit: In de gehele kosmos is een vastgestelde lijn van bestaan. Men denkt, dat men zelve besluit en binnen oorzaak en gevolg zijn eigen weg kan banen. Dit nu kan ik niet als waarheid zien. Want oorzaak en gevolg staan vast van af de eerste oorzaak tot de laatste. Hetgeen wat voor de mens vrede of onvrede betekent, accepteren of verwerpen, is de wijze, waarop hij zijn handelingen en daden rationaliseert; de wijze, waarop hij gestalte geeft aan hetgeen hij volbrengt. Door de wijze, waarop men de dingen beleeft, eer dan door de feiten zelve des levens, wordt voor de mens de mogelijkheid tot vrede, d.w.z. aanvaarding geschapen, of wel de verwerping. Een punt overigens, waar van onze kant uit over te twisten zou; zijn. Want wij gaan n.l. iets verder dan deze vriend, die meende de ogenblikkelijke Schepping, de ogenblikkelijke volmaakte Schepping, te moeten zien als iets, dat slechts één richting kent. Hij vergat n.l. het bewustzijn zelve, dat wel degelijk van toestand tot toestand kan wisselen en dus elke gebeurtenis geheel anders kan beleven, waarbij voor de persoon de werkingen van oorzaak en gevolg geheel verschillend kunnen zijn, naarmate de opvattingen, die deze persoon zelve heeft, omtrent de reeks oorzaak en gevolg. Ik hoop, dat ik hiermee niet onduidelijk ben. Maar goed, zijn conceptie van vrede is zeer zeker onze aandacht waard: het begrijpen van het onontkoombare der dingen. Begrijpen, dat het zo moet zijn. Begrijpen, dat je niet jezelve hoeft te beklagen over wat gebeurd is; jezelve geen verwijten hoeft te maken, over wat je gedaan hebt of zult doen. Dat het geen zin heeft om bang te zijn voor morgen, of te klagen over hetgeen gisteren gebeurde. Want - zo zegt hij - er is één vaste lijn. Wanneer ik voor mijzelve de juiste wijze van rationaliseren vind, de juiste wijze, waarop ik het op zichzelf voor mij niet redelijke van het bestaan, omkleed met redenen, maakt het voor mij mogelijk om vrede te vinden. Wanneer ik mijn redenen in overeenstemming weet te brengen met de kracht, die het gehele leven leidt, ben ik klaar, heb ik vrede met het leven; kan het mij niet kwetsen, kan het mij niet meer pijn doen, kan het mij niet meer verstoren. Een gedachtegang, die ondanks haar gebrekkigheid in sommige opzichten, onze aandacht wel degelijk waard is. 104
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Ik zou U nu een stukje willen citeren, waarop ik helaas geen verdere uitleg wil geven, mag geven. Het behoort n.l. tot lessen, die niet geschikt zijn voor degenen, die de sleutels niet kennen. Ik mag natuurlijk de sleutels hier niet openbaren, maar ik neem aan, dat er hier meerderen aanwezig zijn, die desondanks ook al door het vele onderricht, dat zij ontvangen hebben op dit gebied, persoonlijk en ook door ons in staat zullen zijn om de kern van de zaak te vinden. Men zeide: Zoek vrede. Door te zoeken werd de vrede verloren. Want wat is, kan nooit als wordend gezien worden. En wat als wordend gezien wordt, gaat voorbij. Vrede is een kracht, die eeuwig en albestaand is. Zij is gebonden aan het gehele zijn en de oorspronkelijke kracht, waaruit het gehele Al werd geboren. Een ieder, die zijn opvattingen en gedachten weergeeft, doet dit tegen de de vrede, want de vrede zelve vraagt een persoonlijk aanvaarden. Zo is het raadsel gelegen in de overeenkomst tussen Gog en Magog, de twee rijken, die elkaar bestrijden in een ieder, maar die één zijn in de werkelijkheid. Het één zijn in de werkelijkheid, betekent de vrede in plaats van de strijd, die ieder daarin meent te zien. Er bestaat geen noodzaak, geen noodlot. Er is zijn en zijn op zichzelve is tevens een kosmisch bestaan, dat niet begrensd wordt door ik en denken. Ik zal een klein stukje overslaan. Zo men U zegt: Ik heb de vrede gevonden, zeg: Gij, dwaas. Zo men U zegt: Ik zoek de vrede!, zeg; Zoek Uzelve! Zo men U zegt: Vrede zij U, antwoord: Zo zij hij ook met U. Maar wens niemand de vrede, omdat de vrede betekent: afstand van wat de mens kent. Een bewustzijn van waarden, die liggen ver achter alle sferen en zijnstoestanden, die nog voorstelbaar zijn. Vrede is een onmiddellijke verbinding, die nooit gebroken kan worden, zolang wij het zoeken, het aanvaarden, het verwerpen en het betreuren weten te vermijden. Dit kan alleen, indien “Ik ben” in mijn wereld en niet mijn wereld in mij mijn Meester wordt. Ik hoop, dat ook dit deel Uw aandacht waard is. Het bevat n.l. toch wel elementen, die de vrede karakteriseren. En als slot van deze kleine reeks van citaten en aanhalingen zou ik ook graag mijn eigen versie weer willen geven van vrede. Vrede hebben, dat betekent zonder begeren en zonder angst zijn. Vrede kan nooit een toestand zijn, die wankel is, die labiel is. Op het moment, dat men in een wankel streven een moment van evenwicht heeft bereikt, is er nog geen vrede. Uw wereld heeft nog nooit vrede gekend, behalve in enkele mensen. Wanneer men U spreekt van vrede, is het eerder een koorddansers act over een gevaarlijke afgrond, waarbij men staande op de draad de dood vreest, die aan beiden zijden van het smalle pad gaapt. Zolang er een vrees is, kan er geen vrede zijn. De vrede is een continue toestand. D.w.z. dat die toestand nooit kan bestaan in werelden van b.v. materie, of werelden, waarin nog veranderlijke vorm voorkomt. Want alle verandering betekent in zichzelf een wisseling, die het ik beïnvloedt en dus verwachtingen schept, of teleurstellingen baart. Om de ware vrede te vinden moeten wij dan ook doordringen tot de kern, die onveranderlijk is in al, wat zich aan ons voordoet als vorm, als licht, als kleur, als bewustzijn. Er is één kern, in alle dingen gelijk. Deze kern ziende, kunnen wij de rest beschouwen als onbelangrijke verschijnselen, die niet de werkelijke waarde van, ons bestaan, van het bestaan der wereld, of van de Schepper kunnen beïnvloeden of veranderen. Zij zijn en in hun zijn zijn zij; de onmiddellijke uiting van het Grote. Wie dit in alle dingen kan aanvaarden voor zichzelve, zou op de duur een toestand bereiken van zekerheid. Die zekerheid is nog geen vrede. Maar zij brengt U tot een aanvaarding van alle verschijnselen en doet zo in U de drijfveren, die U In de verschijnselenwereld voortjagen, onverschillig waar die gelegen is, n.l. de vrees en het verlangen bedaren. Want ziet, in elke vorm, die optreedt, zit een volledige waarheid. Daarin is de Schepper en is de Volmaaktheid, die gij verlangt. Dan zult gij leren niet meer te achten op de uiterlijkheden en komt gij, doordat gij niet meer begeert of vreest, tot een toestand, waarin de Schepper zelve tot U spreekt en één met U is. Ik meen, dat slechts deze toestand werkelijk Vrede genoemd kan worden.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
105
Orde der Verdraagzamen Ik hoop, dat dit toepasselijk betoog U niet heeft verveeld. Ongetwijfeld zou er interessanter materie te brengen zijn, maar ik betwijfel, of er meer waardevolle materie bestaat, want vrede is; de wens van elke mens, het verlangen van elke geest. Door het verlangen en wensen vinden wij niet, want vrede is niet iets, dat je na kunt jagen. Het is iets, dat in jezelf groeit en ontstaat en uiteindelijk het werkelijke erfdeel blijkt te zijn, dat je hebt meegekregen van het begin der Schepping af. Daarom, vrienden, heb ik het zo en niet anders geineend te moeten formuleren. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Het is natuurlijk altijd mooi om over abstracte dingen te lezen. Toch geloof ik, dat men vaak de fout maakt abstract en esoterisch met elkaar te verwarren. Er zijn natuurlijk heel veel andere mogelijkheden om ook esoterische betekenissen te vinden. Het eigenaardige is n.l. dat al het geschapene symbolen van onsterfelijke waarden in zich dragen, zoals onze vriend zoeven gezegd heeft. Vandaar, dat ik mij aansluitende eigenlijk een klein beetje bij de voorgaande spreker, wil gaan spreken over de demon, de buitenste duisternis, het uiterste kwaad als esoterisch deel van een menselijke bewustwording. Als U de materie niet interessant lijkt, dan vertelt U het maar. Dan nemen wij direct een ander onderwerp bij de kop. Nu, ik hoor geen tegenwerpingen. Men vraagt zich wel af, waar ik naar toe wil, maar dat merkt U vanzelf, als ik zover ben. Kijkt U eens, wij zitten altijd vast aan het feit: Is nu de duivel een werkelijk bestaand iets of niet? En; Bestaat er nu werkelijk een hel of niet? Het antwoord, dat U er al heel vaak op gekregen hebt, is: Ja, het bestaat wel, en het bestaat niet. Want het bestaat ín de mens en niet buiten de mens. Het is een mogelijkheid, die in de kosmos volledig wordt uitgedrukt, maar die je zelf beleeft en die je zelf kunt verlaten. Dan geloof ik, dat wij dus in de eerste plaats in de buitenste duisternis en al wat er verder bij hoort, het symbool kunnen zien. Dat symbool, dat gaat natuurlijk verder dan alleen de menselijke kennis. Dat is niet alleen een kwestie van geloof of godsdienst, het is wel degelijk een kwestie van wetenschap. En esoterie ís wetenschap. Wij zijn wetenschap, berustend op vele geheime leren, d.w.z. op een groot aantal niet geopenbaarde feiten. Juist daarom vind ik het wel aardig om onze vriend de duivel een klein beetje van zijn bokspoten en zijn horens te ontdoen en hem in zijn ware gestalte te tonen. Want uiteindelijk weten wij, dat, al bestaat er misschien niet één heerser van het rijk der duisternis, dat er heersers genoeg zijn van het duister. Grootmeesters. Wij weten heel goed, dat er ergens een zo groot mogelijke duisternis moet bestaan. Wat het precies is, weten wij niet. En nu krijgt U het aardige betoog, dat hierover bestaat: Er is een duivel. Die duivel kan door honderdlei oorzaken, door honderdlei verschillende invloeden geschapen worden. Er is inderdaad niet een grootmeester der duisternis zonder meer, maar er is er één, die tot grootmeester wordt gemaakt van het duister door degenen, die hem als zodanig accepteren. Men maakt zich vrijwillig tot slaaf van ieder, die men erkent als vorst; zelfs al is het maar een vorst der duisternis. Zo krijgt het satanische zijn invloed doordat het menselijk is, d.w.z. in ons besloten, in het mens zijn. Zo is ook de buitenste duisternis van ons eigenlijk niets anders dan een symbool. Het betekent het tegendeel van de toestand, die wij op het ogenblik aanstreven. Ik zou zeggen: ook nogal logisch en duidelijk, hé? Nu, dan kunnen wij van wal gaan steken. Wanneer een mens, een geest, een wezen met intellect, met verstandelijke vermogens of bewustzijn begaafd, komt tot het accepteren van iets als tegengesteld aan zijn eigen wezen, schept dit wezen daarmede voor zichzelve de buitenste duisternis, n.l. de ontkenning van alle waarden, die in het eigen ik als positief gevonden worden. Op het moment, dat dit gebeurt, schept zo’n iemand zich zijn hemel en zijn hel. Deze hemel en deze hel zolang zij van persoonlijke geaardheid zijn betekenen uiteindelijk slechts fasen van bewustwording, waaruit ten allen tijde een bevrijding mogelijk is. Men kan U inderdaad binden 106
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
door de voorstelling, die U in Uzelve draagt en uitwerpen in de buitenste duisternis. Want het ontbreken van al het gene, wat voor Uw ervaren en bewustzijn als reëel wordt gezien en aanvaren, betekent een absoluut niet, een afwezig zijn der dingen, en dus: het grote donker, de hel, of hoe U het noemen wilt. Dit is helemaal niet zo erg, want op het moment, dat mijn voorstelling verandert, verandert mijn wereld. Ik kan in dat buitenste duister een bewustzijn verwerven, waardoor ik ook de hemel gelijktijdig kan ervaren, d.w.z. het volledig lichte bewustzijn van vroeger, de grenzen, die gesteld zijn, zijn kunstmatig, die liggen in mij. En zolang die grenzen in mij als mens liggen, mag ik dus zeggen: voor mij bestaat de hemel, zo lang als ik die hel aanvaard, beter gezegd vrees. Iets erger wordt het echter, wanneer ik ga spreken over een vorst der duisternis. Nu is het wel opvallend, dat er wordt gesproken in een van de werken, die wij toch esoterisch van grote betekenis moeten achten: De duivel, als hij rondgaat als een Leeuw, briesend en zoekend, wie hij kan verslinden. Ik weet niet, of U wel eens een leeuw heeft gezien, als die op jacht gaat. Hij begint met wat geluid te geven, hij kondigt als het ware aan, dat hij op stap gaat. Nu is het eigenaardige, dat hij dan vaak het sterkste geleid wordt door de vluchtende elementen laten wij zeggen door de paniek van degenen, die door dat geluid worden getroffen. Hij maakt niet jacht op degenen, die stil en rustig blijven en zich niets van hem aantrekken. Dat vertrouwt hij niet eens. Een leeuw zal zelden op een dier, dat volledig onbewust is van zijn aanwezigheid, onmiddellijk aanspringen; dan zal hij eerst door tekens onrust wekken, om dan op het laatste moment aan te vallen. Ik vind die gelijkenis van die leeuw verbluffend juist getroffen, wanneer het gaat over onze grootmeesters van het duister. Zolang men niet vreest, zolang men zich dus helemaal niet realiseert, dat dat een leeuw is, laat ik het maar zo zeggen, dan bestaat er helemaal geen reden voor die leeuw om U aan te vallen. Zijn instinct is niet gebaseerd op het aanvallen ten koste van alles, zijn instinct is gebaseerd op de jacht. Vooral dan op: de gevaarloze jacht. Het eigenaardige is, dat een leeuw vaak iemand, die hem onbevreesd tegemoet treedt, zozeer vreest, dat hij terugwijkt. Alweer een eigenaardige gelijkenis, want hetzelfde bestaat voor de grootvorsten van het duister ook. Als men ze onbevreesd in de ogen durft te kijken en ze tegemoet treden, dan denken zij: Die is sterker dan ik. Dan gaan zij weg. Maar een ieder, die bang voor hen is, die wordt hun slachtoffer. Nu hebben wij geesten der duisternis, die om enigerlei redenen invloed wensen uit te oefenen op hetzij mensen, hetzij overgeganen. Hoe doen zij dat? Zij trachten datgene te zijn, wat door die mensen het meest wordt gevreesd met reden. Die reden ligt in het ik. Wanneer de mensheid dus zegt; Wij vrezen de duivel, dan hebben ze gelijk. Er zijn invloeden, die die duivel personifiëren voor hen. (De duivel zelf is een symbool) Die personificatie kan door de angst, de vrees, die men er voor koestert, invloed uitoefenen op elke mens. Begrijpt U? Esoterisch gezien is het buitenste duister, de, buitenste duisternis, het symbool van de onbewuste, die in eenzijdigheid zich richtend, weigert God te zien in alle dingen. Zij is een geestelijke invloed, die de mens stelt.voor een aantal problemen, die onoverkomelijk zijn. Dan daarnaast: de satan. Het symbool van de kracht, die in zichzelve negatief noch positief zijnde, zijn eigen invloedssfeer, werking en uiting ontleent aan de reactie van de buitenwereld op zijn eigen bestaan. Deze waarheid kunnen wij doorvoeren voor elke sfeer en elke wereld. Zolang er ergens in een wezen, in een ziel vrees bestaat, zal deze vrees uit zichzelve baren; een demon, duivel, hoe meer deze vrees zuiver wordt voorgesteld of persoonlijk wordt doorleefd, hoe sterker deze demon zich opbouwt. Hoe sterker men de tegenstellingen ervaart in het leven tussen goed en kwaad (Proviso hierbij: dus niet het er kennen ervan, maar het persoonlijk ervaren, het verwerpen van het één en het accepteren van het ander zonder meer, het redeloze a.h.w. ), naarmate men dit doet zal men ook sterker zijn eigen negatieve invloed tot uiting brengen. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
107
Orde der Verdraagzamen Men zal dus voor zichzelf een rijk der duisternis scheppen door dat deel van de Goddelijke Schepping, dat men zelf ontkent. Hoe komt men dan aan al die aardige verhalen over de duivel? De duivel, die komt dobbelen om een zieltje, vooral onder kerktijd. De duivel, die op kruiswegen op het middernachtelijk uur verschijnt. Waarmee wordt dat geassocieerd? Wel, zeer simpel, mijne vrienden. Het dobbelen onder kerktijd was indertijd voor het bewustzijn der mensen een groot misdrijf. Zij verloochenden allereerst hun plicht tegenover God en de kerk, ( en kerk en God waren toen vaak in het voorstellingsvermogen één), terwijl men ten tweede - en dat is zeker ook niet te verwerpen en te misachten - maar voor zichzelf verwachtten, dat God deze handeling zou nemen. Men maakte dus een scherp onderscheid tussen goed en kwaad ons stelde zichzelve in het ongelijk. Dit zichzelf in het ongelijk stellen schiep reeds de kracht, de demonische kracht, die inderdaad aanvallen kon. Misschien niet in de vorm der legende, maar dan toch in vormen, die daaraan vaak zeer gelijk kwamen. Het duister en de demon, de zwarte magie, vinden wij in de esoterie altijd weer terug als de symbolen der ikheid. Zij zijn in ons. Het is niet maar zo iets en het is niet een factor, die ergens buiten ons staande, ons beïnvloedt. het is altijd weer iets, dat ons persoonlijk betreft, omdat het in ons leeft. Willen wij de demon dus bannen, dan moeten wij hem uit onze persoonlijkheid uitdrijven. Wanneer wij, door onze persoonlijkheid volledig te ontdoen van al het demonische, ons wezen en uitstraling richten op iemand, waar in demonische aanwezig is, kunnen wij het wederom uitdrijven. Waarom? Omdat onze persoonlijkheid tijdelijk het trillingsvermogen van de ander opheft tot een harmonie en eenheid, waarbij er geen plaats meer is voor het duister, voor het demonische. Hieruit kunnen de conclusies worden getrokken als volgt: Het onbewustzijn, dat in de mens leeft, dat in de geest bestaat en alle daarmee voorkomende waanvoorstellingen, kunnen worden genoemd: het duister, indien zij niet gepersonifieerd worden, dus niet in een persoonlijkheid voorgesteld of van een persoonlijkheid voorzien, als het grote kwaad, de grote demon of de duivel, zodra men gestalte verleent aan deze onbewustheidsfactoren in het eigen ik. Naarmate men duidelijk door de Goddelijke Wetten erkent en ze volledig werkzaam ziet op alle gebied, zal het duister een niet in het ik bestaande factor komen te zijn. Resultaat: er zal dan ook geen duister bestaan buiten ons. Sterker zelfs: er zal zich in onze nabijheid geen duister kunnen manifesteren, indien wij onze gedachtekracht en straling, zoals zij in ons persoonlijk reeds leeft, richten op elke persoonlijkheid, voorwerp of stuk der omgeving, waarin wij vertoeven. Het bewustzijn houdt in: een harmonisch zijn met kosmische waarden, waardoor het totaal van het zijnde tot uitdrukking komt in ons en door ons wederom kan worden erkend in de wereld buiten ons. Hier bestaat geen licht en geen duister meer, geen demon en geen God meer in de persoonlijke zin en vorm, zoals wij mens en ook vaak als geest die ons heden graag denken. Daarvoor in de plaats komt te staan een vormloos zijn, dat in zichzelf veelbetekenend wordt door zijn uitingen en dat in ons de grote waarde krijgt, niet door zijn licht en duister, maar door de volledige wetmatigheid en logica, waarmee het is opgebouwd en zich uit, daarvoor voor ons vormend een gedachtepatroon, dat acceptabel is. Het werkelijk Goddelijke is geen figuur of persoonlijkheid, het is een gedachte. Deze gedachte is het enige voor ons kenbare en de bron daarvan of oorsprong daarvan is voor ons, althans aan de Goddelijke Wetten zonder meer, niet kenbaar. Duister kan er voor ons niet bestaan en licht kan er voor ons niet bestaan, omdat de gedachte in zichzelf klaar is en alles omschrijvend is en licht noch duister betekent, maar slechts bewustzijn. Bewustzijn is zo de enige ware factor, waarin het leven bestaat. Zij is het leven zelve. Waar het bewustzijn ophoudt te bestaan, is er geen leven meer in de werkelijke zin van het woord, wordt het leven niet meer ervaren, zo ook het totaal van het levende voortbestaat zonder enige vermindering. Van ons standpunt uit echter belevende moeten wij zeggen; het bewustzijn, dat in ons leeft, is voor ons; Het Leven. Wanneer dit bewust zijn tot Al bewustzijn wordt, dus tot een bewustzijn, dat kosmisch gebonden en harmonisch is met het totaal van het zijnde, zullen wij licht noch 108
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
duister kennen, zijn er voor ons geen demonen en geen Goden. Zodra het bewustzijn echter onvolledig is, scheppen wij ons een verschil tussen bepaalde uitingen van deze gedachte. De wijze, waarop wij een onjuiste nadruk leggen op de gedachte leggen, baart voor ons uit het eigen wezen de demon, de duivel en de grote duisternis, die slechts een uiting zijn van het in ons levende onbegrip. Zo vrienden, een misschien wat korte, maar, meen ik, desalniettemin voldoende betekenende bijdrage voor deze avond. Ik zou U zeggen: pauseert U, praat U er over. Vindt U het nodig om op dit onderwerp terug te komen (vanzelfsprekend na de pauze), dat zal ik dat heel graag voor U doen. En anders, dan krijgt U wat lichtere stof. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Ik moet U allereerst in de gelegenheid stellen om eventuele vragen naar voren te brengen over de beide voorgaand behandelde onderwerpen. (Stilte). Mag ik aannemen, dat die niet gesteld worden? Ja, mag ik U iets vragen? In het betoog van de laatste spreker werd er over het licht en het duister in onszelf gesproken, dus dat de buitenste duisternis ook in onszelf leeft en ook het licht. Maar dat dat beide eigenlijk niet bestaat. Mag ik een antwoord van U hebben? Wat is er dan? Duisternis, licht bestaat niet. Wat is er dan? Mag ik daar antwoord op hebben? Ja. Iets, dat betekent de absolute eenheid van licht en duister en daardoor voor de mens onvoorstelbaar, naar meestal aangeduid als Theios, als God. Het is dus een toestand zonder verschijnselen, waar in een absolute realisatie optreedt van het hele Al, teruggebracht; tot één punt, de grootste kenbare en doordringbare eenheid, die in de kosmos bestaat, vanuit het bewustzijnsstandpunt en vlak, dat wij als mens en geest kunnen innemen. Is dit antwoord…. Ja, ik dank U wel. Tot Uw dienst. Zijn er nog meer personen, die vragen willen stellen? Dan zou ik gaarne - ook al gezien de vraag, die bij enkelen der aanwezigen is gerezen, toen ik de vergelijking “punt” voor het enig doordringbare vlak naar voren bracht - een ogenblik willen spreken over kleinere wijsheden uit de Pythagorese geheime school. Pythagoras en zijn volgelingen ook wel Pythagoreërs genoemd benaderen het kosmisch besef vanuit mathematisch, vanuit meetkundig standpunt. In tegenstelling met de Euclidische opvattingen brachten zij echter naar voren, dat een lijn nooit kan worden gezien als een meetbare uitdrukking van een deel der ruimte, aangezien elke lijn is opgebouwd uit een oneindig aantal punten, wier eigen aspecten in de lijn verloren gaan, zodat elke lijn een waanbeeld is, terwijl daarentegen de punt, de stip, het ogenbliksmoment in tijd en ruimte de enig bevatbare waarheid is. Ik meen voor deze groep er goed aan te doen de meetkundige terminologie, de bewijzen, uit te schakelen. Ik wil U echter eerst trachten een beeld te geven van de wijze, waarop dit onderricht plaats vond. Stelt U zich voor een binnenplaats of een kamer, geplaveid met stenen. Hier zijn enkele wijsgeren aanwezig en de met zand bestrooide stenen worden gebruikt om daarin voorstellingen te tekenen met een soort aanwijsstaf, die daarna weer worden uitgewist, wanneer zij niet meer noodzakelijk zijn. Ik mag hierbij opmerken, dat de Pythagoreërs nu de enigen zijn, die op aarde erin slaagden de kwadratuur van de cirkel te bewijzen. Haar dus als een vierkantsverhouding te stellen in het Al, ongezien haar in zichzelve besloten zijn en haar afgerondheid. Maar goed, dit is een probleem, dat ons op het ogenblik te ver van onze weg zou afvoeren. Er wordt hier getekend en ook gedebatteerd. Eén van de debatten zou zich ongeveer als volgt kunnen afspelen: Wanneer ik een lijn trek, begrens ik twee delen van de ruimte. Een lijn, een waarde, is een fictie. Want een lijn bestaande (U ziet, ik breng de stelling naar voren, die ik zo even reeds heb aangeroerd), een lijn bestaande uit een oneindig punten kan ruimtelijk alleen worden ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
109
Orde der Verdraagzamen uitgedrukt in de ontmoeting van de twee door U willekeurig schijnbaar gescheiden delen der ruimte op een bepaald moment. De verhouding der ruimtelijke delen tot elkaar is slechts van punt tot punt vast te stellen. De voorstander van de deling der waarden brengt onmiddellijk tot uiting; maar wanneer ik dit accepteer, dan kan ik nooit een berekening op aarde uitvoeren. Toch weten wij, dat wij met driehoeksmeting, dat wij met het uitzetten van meetkundige figuren aardse waarden kunnen bepalen. Antwoord; Omdat, mijn waarde vriend, alle aardse bepaling schijn is. Als aardse bepaling schijn is, waarom handelen wij dan daarin? Omdat wij niet anders kunnen. Het is een aardige uitvlucht, maar vertel mij dan, waarom wij niet anders kunnen? Wij kunnen niet anders, omdat wij niet in staat zijn onze aandacht te bepalen intens genoeg en langdurig genoeg tot één moment en één klein aspect van het zijnde. M.a.w. je wilt dus zeggen, dat wij niet kunnen komen tot een reële uitdrukking in meetkundige termen en waarden van het zijnde? En op dat moment grijpt dan heel vaak, óf de meester zelve - ofschoon hij niet zoveel aan dergelijke debatten deelneemt – ófwel één van de leerlingen in. Wij kunnen meetkundig, al hetgeen wij weten omtrent de Schepping, vastleggen. Wij kunnen zelfs in getallen formules, in figuren en lijnen uitdrukken datgene, wat wij vermoeden in de Schepping en door vergelijking van waarden kunnen wij komen tot een begrip, van het geen zich normalerwijze aan ons kenvermogen onttrekt. Maar zo gij mij zegt, dat deze figuren en getallenwaardevol zijn, moet ik opmerken, dat zij alleen bestaan in verhouding tot en in relatie met onze eigen wereld. Zodra wij in een andere wereld leven, zijn onze getallen niet meer waardevol. De afmetingen, die wij kennen en hier wordt waarschijnlijk op de inch gedoeld, de z.g. piramide-inch van Uw tijd, het is althans een afmeting, die daar slechts, als ik mij niet vergis, 2/100 van verschilt wanneer wij een inch zeggen, dan bedoelen wij hiermede; een deel van de afmetingen der aarde, wanneer onze planeet anders zou zijn, zou dus ook de getalswaarde veranderen en toch zouden wij spreken in inches. Het resultaat is, dat de naamgeving de waarde van onze getallen bepaalt. Er moet echter in de kosmos iets bestaan, dat absoluut is. Er moet een waardemeter bestaan, die gelijk is op elke plaats, op elk moment, en waaraan wij een reeks berekeningen kunnen koppelen, die voor elk deel van ruimte, van tijd, gelijkelijk aanvaardbaar zijn. Zo kom ik dan tot de noodzaak om een waarde te nemen, die niet veranderlijk is. Wanneer ik voor mijn wezen de kleinst waarneembare waarde noem, kom ik tot de punt. Ik wil niet zeggen, dat Uw lijn ondienstig is. Integendeel! Om onze begrippen uit te drukken, om onze formules uit te rekenen, moeten zij de lijn gebruiken. Maar zij heeft in zichzelve geen waarde. Zij is slechts een voorstelling van de waarde, die wij in het kleinste kunnen vinden. Zodra wij de lijn en lijnverdeling, de vlaksberekening en inhoudsberekening gaan zien als de werkelijke waarde, dan wordt de kubus voor ons een vorm, die een wereld betekent. Een wereld kent zoveel aspecten, dat wij die niet kunnen vangen in de formule van een kubus, die is tussen deze ribben niet in te persen. Wanneer ik een kubus uitsla, om daardoor te komen tot een andere verhouding, waarbij meerdere waarden als invloeden gelden, dan stel ik een hypothese. Ik neem niet aan, dat het zo is, maar ik bereken, hoe het zou kunnen zijn, indien het zo ware. Mijn berekeningen hebben dus alleen betrekking op mijzelf, mijn gedachten en mijn wereldbeeld, Maar de voorstelling als zodanig is slechts een hulpmiddel en een uitdrukking. Zij is nooit voor mij een realisatie, een werkelijkheid, waarin ik de Goddelijke waarde erken. Maar meester, een punt kent geen dimensies, kent geen afmetingen. Juist datgene dat geen afmetingen kent, moet de ware eigenschap; van het zijn in zich dragen. Zodra wij gaan kijken naar de veelheid, krijgen wij een gemiddelde. Dat gemiddelde zal onjuist worden beraamd. Wanneer gij tot een marktkoopman gaat en gij koopt van hem een mand vol erwten, hoe zult gij weten, of onder de schijnbaar goede oppervlakte niet wormstekigheid verborgen ligt? Wanneer gij een amfora wijn koopt en gij schouwt alleen naar het zegel, wie zegt U niet, dat 110
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
de inhoud anders is, dan het zegel aangeeft? Gij laat U verblinden door de schijn, wanneer gij meent uit de veelheid een richtlijn te kunnen trekken, die anders dan voor deze veelheid zelve van belang is. Een berekening van het gemiddelde is goed voor een mens, voor een menselijke opvatting, voor een menselijk besef. Maar het is dan ook alleen bruikbaar in de wereld van de mens. Iets in mij zegt, dat er meer moet bestaan. Daarom zoek ik naar een waarde, die toepasselijk is buiten alle dingen. Die vind ik in de punt. Zij kent geen dimensie. Zij kan een kruising zijn van twee dimensies, inderdaad. Maar ook van honderd. Zij kan alle lijnen in zich verenigen. Wanneer ik de punt realiseer, realiseer ik niet slechts enkele van haar mogelijkheden, zoals bij de lijn, maar alle mogelijkheden, die in haar voorkomen. Zo is voor mij de punt het aanknopingspunt en door te dringen in de materie, om door te dringen in de kosmos, om door te dringen in de geheimen van het zijn. Waarna men dan waarschijnlijk tot verdere discussie is overgegaan. U zult begrijpen, dat dergelijke discussies behoorden tot de lichtere gesprekken. Het is misschien reeds boud van mij om aan te nemen, dat U een dergelijk betoog zonder moeite kunt volgen. Helaas weet ik geen lichtere materie, om U deze denkbeelden duidelijk te maken. Zij zijn de grondslag van elke esoterische bewustwording. Er bestaat geen kennen uit een veelheid, uit een vorm, of uit een afmeting van de werkelijke kracht, die erin schuilt. Wie de mens ziet en waardeert met zijn eigenschappen, staat voor het raadsel: het leven. Wie de cel aanschouwt komt reeds dichter bij deze waarde. Omdat hij het intrinsieke van de mens, dat eerst door de eigenschappen over het hoofd werd gezien, nu kan benaderen. Maar eerst, wanneer men de kleinste kern van de cel doordrongen heeft, het kleinste punt, wint men de wetten van het leven. Eerst wie zelfs hierin dan nog een - desnoods willekeurig - punt neemt en vandaar uit weer zoekt naar alle waarden, die erin samenkomen, kan vinden, vanwaar de levende kracht zelve staat. Er zijn ook over Pythagoras en de Pythagoreërs vele dingen gezegd. Men heeft hen dwazen genoemd en grote wijsgeren. Maar hun leer is voor de doorsnee mens verloren gegaan. Want de mens leeft, in een wereld van mensheid, van menselijk bestaan. Daarom kan hij zich niet bepalen tot het kleine en tot het ene moment. Hij kan niet de tijd zien in seconden. Hij wil haar overzien in jaren en eeuwen. Dit is een begripsverwarring. Wanneer ik één punt heb in de tijd, dan heb ik het begrip eeuwig. Wanneer ik één punt in mijn eigen wezen volledig erken, doorzie en doorgrond heb, ken ik mijzelf en alle krachten, die mij tot aanzijn brengen. Dit geheim der esoterie werd de grondslag van vele geloven en leerstellingen. Toch was het in zichzelve niet nieuw. Want Pythagoras is de eerste geweest, die een school bouwde, gebaseerd op de oude Godsleringen, samengevat in termen, in formules, waardoor het mogelijk werd om al cijferende concepties van ideeën, die niet in het ik aanwezig waren, te wekken uit de daarin aanwezige kennis. Ik zal U niet verder trachten te boeien met deze materie of trachten U te dwingen mij verder aan te horen. Want wij zijn getweeën gekomen, getweeën uit een tijd, die niet zo ver uit elkaar ligt, een gedachtewereld, die in - schijnbare tegenstelling - gelijkelijk toch inhoudt een erkenning van dezelfde waarden, de spreker, die na mij komt, zal U tonen hoe uit de sentimenten en het onbegrip der massa hetzelfde Goddelijke moment kan groeien, dat van zo groot belang is in de Pytagorese filosofie. Ik voor mij neem afscheid van U en dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Tegenover de koude beschouwingen van de denker en filosoof, die de esoterie heeft gemaakt tot zijn werkterrein, staat het oude geloof der menigte aan de Goden. Ik moet erkennen, dat veel van de waarden, die men mij leert, ook nog daar, waar ik nu verblijf, aangaande deze stoffelijke theorieën der denkers ten aanzien van hun geestelijke waardering voor stoffelijke ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
111
Orde der Verdraagzamen waarden, belangwekkend en overweldigend zijn. Maar ik heb de menigte hetzelfde zien beleven in een droom van angst en verschrikking, en hevige emoties, waarbij lust en dood elkaar afwisselen. Eens heb ik geregeerd in een tempel. Een tempel gebouwd uit hoge, zware stenen, sterk ommuurd en voorzien van rijke gangen en woningen, voorzien ook van al datgene, wat een priester nodig heeft, wanneer hij als stem der Goden de menigte begoochelt. Onze eredienst was een eredienst aan de Vruchtbaarheid, aan het Leven. Wanneer de menigte samendrong op de tijd, dat geofferd werd, dan werd in de gloeiende stier, menig kind, menige slaaf gedood, gesmoord in de hitte en de verschrikking. Men heeft ons vaak in Uw wereld verweten, dat zin zinloos was en nutteloos, dat het wreedheid was en demonisch. Maar de mens, die een medemens ziet sterven, wordt zich van de heiligheid van het leven bewust. Degenen, die het leven niet kennen, omdat zij niet zoals anderen de verschrikking kennen, het weten, dat op een moment, door een woord, een gebaar van een priester het leven beëindigd kan worden, durven het leven niet aanvaarden en accepteren. Wanneer onze vriend spreekt ever dat filosofische punt, waarin alle krachten samenkomen, dan spreek ik over dat ene punt, de mens, waar alles om draait. Zelfbehoud! Stel een mens in een gevaar zichzelve te verliezen, stel hem voor angst en pijn en kwelling, stel hem voor lusten en overrompelende weelde en deze mens zoekt zichzelve. Hij tracht zichzelve te erkennen in verhouding en relatie tot al, wat er bestaat. Ik wil de woorden van mijn geachte confrater gaarne lenen hiervoor. Want de dood van een enkeling betekent zo weinig, omdat ze de dood van velen kan verhoeden. Als onze Heer sprak tot het volk, wanneer de stempijp galmde van de rietfluitmuziek, die de zuchten van de God moest verbeelden, of wij, roependen, gezamenlijk in veelheid een donderende galm te voorschijn brachten, waaruit dan de stem van de spreker uiteindelijk het decreet, het orakel naar voren bracht, dan sprak onze God der verschrikking nooit van onderdrukking en geweld. Ja, ik weet dat er vorsten zijn geweest, die dergelijke orakels hebben misbruikt. Maar laat ik U zeggen, dat in onze tempel met zijn vele wreedheden, met zijn offers van mens en dier, met zijn doodsnood en zijn angst, veel goeds werd geboren. Want omdat onze God wreed, omdat men zag, hoe hij leven verteerde in een ware vreugde, achtte men hen hoog en erkende zichzelve daarin als vorst. Men zag in hem een heerser en men vroeg naar zijn oordeel. Vaak heeft hij gezegd: Voer geen krijg! Vaak heeft hij gezegd: Stuur Uw troepen elders. Hele landstreken en hele steden heeft hij beschermd. Uw tijd noemt ons afgodendienaars. Uw tijd begrijpt ons niet. Want wij kennen de volle waarheid van een volk, dat primitief leeft en wij weten, dat er niets anders is, dat hen regeren kán. Er is één punt in de mensheid, dat hen vatbaar maakt voor alle invloeden, invloeden van het meest Goddelijke tot het meest demonische toe. Elke mens kent zichzelve als een heiligdom, dat hij vreest te verliezen. Het ene punt ‘ik’ in die mens, dát moet beroerd worden. Dreig het en dood desnoods. Want doden betekent niet: ten onder doen gaan. Dood en breng verschrikking, maar breng ook zegen. Geef hen de volheid van lusten. Laat hen zich uitleven en confronteer hen dan met pijn en dood en ondergang. Zij zullen plotseling terugschrikken in zichzelven en zeggen: Maar ik? En dat ‘ik’ is het punt, waarom het gaat, geloof ik. Want waar wil mijn waarde Pythagorese vriend het punt van aanraking vinden; in de wereld of in de kosmos, waarin de mens kan door dringen? Er is maar één ding, dat hem werkelijk heilig is: zijn, ik. Stel dat ik in conflict met de wereld, stel het in angst en siddering en hij zal gedwongen zijn zich dat ik te realiseren. Dan luistert hij naar de galmende stem van een priester, die zegt een God te zijn. Hij gehoorzaamt om de wille van het ik. Denk niet, dat wij dwazen waren. Zeker, de stem van onze orakels heeft ook ons soms waarheid en wijsheid gebracht. Want er zijn orakels, die gij trancetoestand noemt, die inderdaad zien over de tijd weg, die waarden beseffen, die voor ons slechts moeilijk benaderbaar of bereikbaar zijn. Maar er is meer. Er zijn de sterren. De sterren, de noodlotstoestanden schrijven, die het je mogelijk maken, indien je de mensheid beheerst, hen een aanrakingspunt te geven met de kosmische werking en kracht, die op hen neerdaalt. En zijn en het bewustzijn van hen, die de kern van de mens hebben leren verbinden met een ander zijn. 112
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Het beeldje dat wij, grove heidenen, hadden, was niet zo dwaas, als het beeld, dat sommigen van Uw Christenen er op na houden. Ook wij geloven aan Verlossing. Een verlossing van het ‘ik’, van het zelf zijn. Ook wij geloven wel degelijk aan de noodzaak om tot God te komen. Wij geloven ook aan ene God, aan een God, Die in onze geheimen een andere Naam had dan in de boeken der tempels, gehouwen in de stenen, of gesproken in het openbaar. Er is één kernkracht, Dat is het Ware. Daaruit is alles voortgekomen. Maar als alles er uit is voortgekomen, moet het in alles ook nog voortbestaan. Van daaruit kan ik alle dingen benaderen en beroeren. Maar elke mens en elk wezen haast zo doen wij het in de geest nog vaak verhult zichzelf in drogredenen, in opvattingen, in redeneringen. Vooral in het gevoel van eigenwaarde, in het bewustzijn, dat het voor anderen wel kan gelden, maar niet voor hem of haar. Daarom hebben wij de zweep gebruikt van de angst, de tirannie van het mensenoffer. Want de mens vergeet zijn waanvoorstelling, wanneer hij geconfronteerd wordt met de vernietiging van alles, wat die waan uitmaakt: zijn leven. Wij hebben de mensen geleerd, dat er een voortbestaan was. Wij hebben hen gesproken over hemel en hel, zoals U dat noemt. Gesproken over duistere reizen, over lichtende velden, waarin geluk kan worden gevonden. Dingen, die bestaan, die ook Uw geest nog steeds weer aanvaardt als een werkelijkheid. Dingen, die Uw Orde, waar U zo gaarne naar luistert, steeds weer uitspreekt. De mens door vrees en door lust bevangen, in zijn roes plotseling geconfronteerd met het sterven en het gevaar om te sterven, toont zich, zoals hij is, is zich zelve, keert terug tot de kern van zijn zijn. In die kernuiting kunnen wij erkennen, waar de waarheid ligt van het Goddelijke, Dan zegt U; God is in alle dingen. Ik ben het daar niet mee eens. God is alle werkelijkheid. Maar daar is zoveel waan omheen gevlochten door mensen en geesten, die weigeren om de werkelijkheid te aanvaarden, dat je alleen in een moment van nood, of in een moment van grote vreugde, iets van de werkelijkheid naar voren ziet komen. De Pythagoreërs meenden, met betrekkelijk geringe proeven de esoterische bevattingsvermogens van de leerlingen te testen. Zij konden dit gemakkelijk doen, want zij hadden zich een eigen taal geschapen, die toch niet verstaan kon worden door degenen, die de begrippen op de achtergrond niet kenden. Wij hadden die geheimtaal niet. Wij hadden ze niet nodig. Wij waren mensen. Intriganten misschien soms. Wezens, die leven en dood brachten, zoals het uitkwam. Maar ook zonder al hun geredeneer, wisten wij alleen door de beproeving van de mens vast te stellen, wat hij waard was. Wisten wij voor die mens een mogelijkheid te scheppen om op te gaan tot een kracht, zo groot en zo ontzagwekkend, dat onze eigen God slechts een speelgoed was, daarbij vergeleken, ofschoon die God ook een machtige geest was, dat kan ik U verzekeren. Er bestaan geen Goden meer, die mensenoffers vragen en geen tempels meer, waarin de vuurgloeiende stier, het geloei van de vlammen, de dood betekenen van mensen. Maar Uw wereld is nog erger. Wanneer men vroeger uitging op roof, op krijg, zoals dat heette, wanneer men oorlog voerde, dan had men een doel, dat redelijk was. Een stoffelijk doel, dat begrijpelijk was voor een ieder en dat voordeel betekende voor een ieder, die er aan deelnam en kon overwinnen, het was een eerlijke proef van mensenkracht. De Molochsen de Baäls zijn uitgestorven. Tenminste in hun stoffelijke vorm en tempels. Maar Uw wereld offert aan waanideeën niet enkelen, maar miljoenen. De dood in de gloeiende stier was niet zo erg, als de dood, die gij soms aan zovele tegelijk bezorgt met Uwe napalmbommen. Gij zoekt de bandeloosheid in de oorlog. Wij zochten in het geweld en de verschrikking de kern, waardoor wij de band konden leggen tussen ons en iets hogers. Misschien zijn het verschillen, die niet tot U spreken, maar voor mij hebben zij een grote betekenis. Ik zeg U: De oude Goden leven nog steeds, omdat zij leven in elke mens. Slechts wanneer de mens alle hoop verliest, dan vindt hij een beeld, dat hem terugvoert tot zijn God. Dan vindt hij het ene punt van aanraking met de kosmos, die hij in zichzelve draagt. Buiten zich zelve kan hij dat punt niet vinden. Ik geloof niet, dat je een esoterisch geheim kunt oplossen door een formule. Je moet het doorleven; je moet het zelf doormaken. Je moet weten, dat het je ondergang kan betekenen, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
113
Orde der Verdraagzamen wanneer je mislukt. Dan pas zul je je hele wezen eraan durven wagen, dan zul je je helemaal inzetten, zul je doordringen tot de diepste kern. In die diepste kern zul je dan inderdaad de ware Goddelijkheid erkennen, de ware oorzaak en reden van alle bestaan. Dan valt een ogenblik de sluier van de waan weg. Dan, zie je achter alle geweld, achter alle bloeddorst, achter alle dierlijkheid en lust, één ding, dat altijd weer even zuiver en schoon blijft. Je ziet, dat je het zelf bent, die de onberoerde ongereptheid, alleen gerept door het scheppende denken van het Goddelijke, vernietigt. Mensengedachten, mensenbegeerten, geestelijke hovaardij in alle sferen bezoedelen de ruime rijpheid, de wonderlijke stilte, die in de kern van ons wezen ligt geborgen. Daar heeft U de tegenstelling. Ongetwijfeld zal de licht weten schappelijke betoogkracht van mijn vriend U meer aanspreken, dan de mijne. Want hij aarzelt voor bloed en niet voor formules. Ik schrik terug voor een formule en ik aarzel niet voor bloed, omdat ik geen formule ken, maar slechts één waarheid. Voor die waarheid is er geen formule. Maar wij beiden tezamen vormen toch weer een eenheid. Wij zijn slechts aspecten van hetzelfde ding, twee uitingen van dezelfde mogelijkheid om tot God door te dringen. Mogen wij het niet met elkaar eens zijn, dan komt dat, omdat wij nog niet ver genoeg zijn gekomen tot de kern. Want wanneer wij dat punt in de Schepping eenmaal beroerd hebben, dat het ónze is, óns moment, dan staan wij van daaruit met de hele Schepping in verbinding, dan kan elke invloed bewust ons passeren, dan kunnen wij uit elke invloed aflezen, wat de Werkelijkheid is. Dan kan er geen twist meer zijn. Daarom zou ik het prettig vinden, wanneer U mij inderdaad als tegenstelling tot een Pythagoreër wilt beschouwen. Ik hoop, dat ik in het taalgebruik niet gefaald heb. Dat ik met de beschikbare woordenschat duidelijk heb kunnen maken, dat ondanks de uiterlijke tegenstelling er een innerlijke eenheid kan zijn, die uiteindelijk door tegengestelde principes voor ons scheiding betekent, terwijl wij allen beseffen, dat de kern ervan onscheidbaar één zijn. Ik dank U……ehh….. voor Uw aandacht, ja. Goedenavond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Zo, ik weet niet, of U dat nu zware of lichte kost wilt noemen, maar ongetwijfeld heeft het U voor een paar problemen geplaatst. Het zou de moeite waard zijn om die dingen eens te overdenken. Ik denk, dat U het b.v. met de tweede spreker niet zo gemakkelijk eens zult zijn en dat ligt in Uw tijd, in Uw wezen. Dat hij nog zo denkt, heeft hij te danken aan het feit, dat hij sedertdien niet meer op aarde is geweest. Het feit, dat hij in een hogere sfeer is op het ogenblik en niet meer op aarde terug is geweest sedert die tijd, zal U bewijzen, dat - in zijn tijd althans - zijn stellingen toch wel enige kracht hadden. Ook op geestelijk gebied. Maar goed, het wordt tijd, dat wij deze avond zo langzamerhand gaan besluiten. U heeft meer dan voldoende stof tot overpeinzing gekregen. Ik wil er dan uiteindelijk nog maar een klein ding aan vastknopen. Een kleine beschouwing of meditatie hoe U het noemen wilt over een onderwerp, dat U zelf moogt kiezen. (Stilte). Nu vrienden, allemaal met stomheid geslagen? Verlangen, Verlangen. Juist, ik dank U. Verlangen Wanneer ik ergens naar verlang, dan moet ik er een beeld van hebben. Want een verlangen, dat geheel ongericht en onbestemd is, een vaagheid, kan hoogstens betekenen, dat ik mij van mijn weten daaromtrent nog niet bewust ben. Wanneer ik iets geheel niet ken, wanneer het in mijn wezen niet is vastgelegd, hoe moet ik dan tot verlangen komen? Dus het hele verlangen is opgebouwd uit allerhande verschillende beschouwingen, die op de duur door ervaringen, door erfelijke factoren desnoods, als je mens bent, door bewustzijnstoestanden je roepen in een richting, die je wel kent, maar die je meent niet te kunnen bereiken. Men verlangt b.v. naar een mens. Men zegt b.v.; Ja, maar die is heengegaan en ik zou hem zo graag weer ontmoeten. Het is heel begrijpelijk, dat men dat zegt. Maar wat verlangt men. 114
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
eigenlijk? Welk beeld is er blijven hangen? Wanneer U goed nadenkt, dan zult U zien, dat die verlangens heel sterk variëren, De één verlangt naar de zekerheid, de ander naar de zorgzaamheid, de derde alleen naar zijn gemak. Maar een enkeling werkelijk naar een gehele mens. Men verlangt naar bepaalde factoren en de rest, die wordt dan weer heel gauw vergeten. Een mens geeft aan het verlangen dan ook een naam en drukt dat uit in een totale term. Hij meent, dat het onbereikbaar is. En toch, wanneer het verlangen de voorstelling in zich draagt, dan meet degene, wat ge verlangt er reeds zijn. Er bestaat eigenlijk geen reden om te verlangen. Want wanneer je vastgesteld hebt, dat iets in je bewustzijn bestaat, dan moet het ook realiteit zijn. Ergens. Dan is er de mogelijkheid, die vandaag of morgen tot uiting zal komen. Indien je het werkelijk verlangt, dan kan het niet anders zijn, of dat verlangen moet zichzelf vervullen. Want het bestaat uit een gekende waarde. Een gekende waarde moet tot het bewustzijn door dringen op een gegeven moment en zijn eigen vervulling veroorzaken. “Ik verlang,” zegt men, “de mensheid te helpen”. Ja goed, maar de hele mensheid? Zo vaag. Ga eens nazoeken; wat wilt U nu werkelijk? Dan wordt het hele terrein al heel wat kleiner. Dan merkt U, dat U bepaalde mensen wilt helpen, dat U bepaalde prestaties wilt leveren; dat U met een bepaalde hulp en leiding desnoods, een zeker iets wilt gaan volbrengen. Dat is meestal dan betrekkelijk en nauwkeurig te omschrijven. Dan zegt men; En als ik dat nu maar zou kunnen. Er stond eens een man voor een greppel. Hij zei tegen zichzelf: Als ik daar nu eens overheen kon stappen. Wat zou dat gemakkelijk zijn! Want anders moet ik een heel eind omgaan om over een brug te lopen. Hij had er met een schrede overheen kunnen stappen, maar hij vertrouwde zichzelf niet. Hij was bang, dat hij zou vallen. Omdat hij zich wel kon voorstellen, dat hij aan de andere kant stond, maar zich niet kon voorstellen, dat zijn eigen beweging voldoende zou zijn, om dat inderdaad tot werkelijkheid te maken. Hij verlangde wel, maar in zijn verlangen zat niet het vertrouwen in de werkelijkheid. Het was reeds werkelijkheid op dat moment. Een schrede en hij zou er geweest zijn. Het bestond werkelijk, die mogelijkheid. Er was helemaal niets onmogelijks bij, het leefde in hem. Daarom was het ook te verwerkelijken. Maar hij vertrouwde zichzelve niet en daarom bleef zijn verlangen onbevredigd en een brug kon hij niet vinden. Zo word hij door een greppel van nog met een schrede diep gescheiden van het gebied, dat hij zo gaarne zou betreden. In deze gelijkenis ligt het menselijk verlangen en ook vaak het verlangen van de geest in zijn wezen opgesloten. Al hetgeen wij ons kunnen voorstellen is een werkelijkheid. Dat bestaat reeds. Het is ergens. Dat is voor óns te bereiken, wanneer wij gelukkig de moed hebben om te zeggen: Zo ga ik. Die weg sla ik in. En dít maak ik tot werkelijkheid. Zonder aarzelen, zonder twijfelen. Gedragen door de overtuiging, dat omdat wij ons dit ook werkelijk precies en in details kunnen voorstellen, het hoe en het waarom erbij, dat wij het ook kunnen bereiken. Als U zich iets niet kunt voorstellen, met alle trappen, die eraan verbonden zijn, dan kunt U ook zeker niet het verlangen verwerkelijken. Want dan is het geen werkelijk verlangen. Dan is het een droom. Dan is het een spelen met gedachten. Dan vreest U zelfs om die gedachten tot werkelijkheid te maken. Wanneer U het zou kunnen, dan zou U het niet doen. Daar zit nu juist het grote probleem van verlangen. Want wij verlangen immers zoveel dingen. Wij zeggen allen; Wij verlangen naar God. Zeker. Wij verlangen naar God. Maar niet naar de werkelijke God en naar de Waarheid. Wij verlangen naar de God, Die ons past. Onze God. Zou ik misschien mogen zeggen: Onze eigen Godheid? Onze zelfvergoding? Want daar komt het op neer. Wij verlangen naar leiding uit de geest. Maar wij verlangen dan toch vooral leiding die ons de weg wijst, die wij aangenaam en gemakkelijk vinden. Wij verlangen dus eigenlijk iemand te hebben, die ons de verantwoording afneemt, om datgene te doen, wat wij zelf graag zouden willen doen. Dat zijn factoren in het verlangen, mijn vrienden, die voor elke oppervlakkige beschouwing reeds op de voorgrond treden. Toch zijn er van die verlangens in je, die je eigenlijk niet goed kunt binden. Er zijn krachten en drijfveren, waaraan je niet kunt ontkomen. Omdat die bestaan, is het noodzakelijk, dat wij ons af vragen: Wat verlangen wij? Wat is ons ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
115
Orde der Verdraagzamen werkelijk verlangen? Wanneer wij dat voor onszelf omschrijven, dan zullen wij al heel gauw tot de conclusie komen, dat dit verlangen op zichzelf nutteloos is, om dat het strijdig is met ons wezen, dus een droom, en terzijde gesteld kan worden. Of wij komen tot de conclusie, dat het inderdaad iets noodzakelijks is. Maar dan moeten wij het verlangen ook zelve volvoeren. Wij moeten ook zelve uitdrukking daaraan geven en niet zeggen: Laat het naar op een ander terecht komen. Wij moeten niet zeggen; Wij wachten het wel af. Of: Wij zullen wel eens voorzichtig proberen, of het misschien gaat. Wij verlangen het. Wij hebben er een beeld van. Dan kan dat ook. Verlangen is eigenlijk een vorm van weten. Wanneer wij niet een weten in ons zouden dragen van de liefdevolle grootsheid van God, dan zouden wij ook niet naar die God verlangen. Als wij God alleen zouden zien als een toornende factor, of als een vernietiging van ons ego, dan zouden wij ons niet tot die God getrokken voelen. Misschien, dat wij ons alles niet zo precies realiseren, als het in ons leeft. Maar wanneer wij nagaan, waaruit het verlangen voortspruit in ons, dan vinden wij ook, dat dit berust op een innerlijk weten. Iets, waarvan wij zeker zijn. En juist, wanneer dat het geval is, dan is het ook begrijpelijk, dat wij zonder aarzelen dat verlangen kunnen nagaan. Als wij weten, wat de kern is en wij kunnen die kern verwerpen of aanvaarden, dan kunnen wij ook zeggen: Dit verlangen zetten wij terzijde, ik verlang niet meer, want ik heb mij gerealiseerd, wat het is; ófwel: Ik ga mijn weg, want ik weet; dat ligt in mij en dus kan ik het ook verwerkelijken. Verlangen wordt zo vaak misbruikt in een deel van Uw tijd. Ik verlang naar dit. En ik verlang naar dat. Wat verlang je dan precies? Omschrijf het nu eens precies. Waar komt het vandaan? Dat kun je toch wel nagaan? Wat is er werkelijk aan je verlangens? Hoe kun je dat zelf geestelijk verwerken, hoe kun je het accepteren? Stel je het je precies voor, dan kom je vanzelf tot een schitterende conclusie, want dan zeg je; Hé? Daar kan ik dit zo en zo tot realiteit maken. U zegt: Ik verlang naar het leven in de geest, ik verlang naar de rust van een Zomerland, ik verlang naar een lichte sfeer. U heeft een geest. Die geest kan op het ogenblik deze sfeer al bereiken. Wanneer U de moed heeft om dit niet als een onmogelijkheid van U af te wijzen, maar werkelijk Uw geest met al Uw krachten erop te richten. Wanneer er een voorstelling daarvan leeft in U, dan kunt U dit bereiken. Ja en dan moeten wij gaan overdenken over verlangen. Want eigenlijk zou ik moeten gaan mediteren erover. Maar ik kan het niet laten om er een lesje van te maken. Verlangen, mijne vrienden, dat is het voor jezelf vaststellen van wat je nodig hebt. Dat is voor jezelf vaststellen, wat er in je leeft. Wanneer je dat verlangen niet zuiver en scherp uitdrukt, dan betekent dat, dat j jezelf begoochelt. Dan is je verlangen een pijnlijkheid, een lijden. Maar indien je begrijpt, wat de werkelijkheid is, wanneer je weet, wat het verlangen in je is en het beeld, waaruit het verlangen is voortgekomen, dan ken je een bepaald iets, dat in de werkelijkheid bestaat. Alles, wat in de werkelijkheid bestaat, is bereikbaar. Een vondeling, in de goot gevonden, kan op een troon komen te zitten, wanneer hij dat wil. Een halve dwaas, die bewustzijn genoeg hoeft om naar weten te verlangen, kan zich zeer veel weten verworven. Een mens, die zich bewust is van de redenen, waarom hij verlangt naar iets en de geestelijke waarden, die hij zoekt, voor zichzelf weet te omschrijven, kan deze bereiken, wanneer hij zelfvertrouwen heeft. Maar denk niet, dat het verlangen altijd het onbestemde heimwee moet zijn naar dingen, die later komen. U leeft op dit moment. Uw verlangen is van dit moment. Dan is ook de verwerkelijking ervan in het heden. Dan moet U er zelf alles voor doen, dat het in orde komt. Dan moet U ook de consequenties niet vrezen van Uw verlangen. U moet precies nagaan; wat is eigenlijk de factor? Als U zegt: Ik verlang naar de edele reinheid van het Goddelijke en aan de andere kant zoudt U zo graag Uw aardse leven voortzetten en U merkt, dat die twee voor U niet samen kunnen gaan, dan moet U kiezen: of het verlangen weg, óf de aardse vorm van leven weg. Eén van de twee, maar niet alle beiden. Door op deze wijze het verlangen te beschouwen, kan het verlangen worden gemaakt tot een wapen van bewustzijn. Een wapen, dat doordringt tot in de diepste kern van je eigen wezen. Maar ook gelijktijdig tot de kern van alle werkelijkheid, die voor je bereikbaar is, van alle wereld, die voor jou nog te bevatten is. Dan is je verlangen niet meer een niet-hebben, of een 116
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
niet-kennen. Dan is het integendeel een richtingaanwijzer, een vriendelijke hand a.h.w, die je leidt tot de bereiking. Nu moet U mij niet kwalijk nemen, dat ik te weinig heb gemediteerd en misschien teveel heb gezegd. Maar, wanneer U Verlangen zegt, dan betekent dat ook, dat U verlangt er iets over te horen. Dan kan ik het niet in mooie woorden gaan kleden. Dan kan ik dat niet statig en gedragen maken, ofschoon ik er natuurlijk een aardig dichtwerkje over kan maken en een hele hoop nonsens kan zeggen erover. Nonsens, zo mooi en gedragen, dat U a.h.w. ondergaat in de mooie gedragenheid van woorden. Maar dat zou Uw verlangen niet kunnen helpen. Dat kan alleen de realisatie van wat een verlangen betekent en van de wijze, waarop het je kan leiden, indien je het op de juiste wijze gebruikt althans: Tot een bereiking en bewustwording, een vervulling, waardoor het verlangen zelf slechts is de aankondiging van een volgende stap in je leven, van een volgende realisatie, misschien in een nieuwe wereld, misschien in deze. Maar in ieder geval de vervulling van je wezen, tot eens de volmaaktheid is bereikt. De volmaaktheid, die wij allen aanvoelen als mogelijkheid,. ofschoon, wij ze ons niet kunnen voorstellen. En die wij dan noemen: het opgaan in God. Zo meen ik dan, dat ik met deze woorden de avond voor U mag besluiten, vrienden. Wij hopen, dat U - ondanks de al weer gewijzigde programmavorm - toch ook deze avond niet nutteloos besteed vindt. Wij van onze kant zijn U dankbaar voor Uw medewerking en voor Uw aanvaarden van dit, door omstandigheden noodzakelijk geworden. Een prettige avond verder, een goede nachtrust, prettige huisgang. o-o-o-o-o
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
117
Orde der Verdraagzamen Nummer 10 - 13 Juli 1955 Goeden avond, vrienden, Zo kunnen wij dan vanavond ingaan op de verschillende problemen, die nog belangrijk zijn voor ons. Heeft U nog speciale voor keur voor verdere behandeling van een bepaald onderwerp? Wilt U nog doorgaan op de Goddelijke wetten? Zijn er andere punten, die Uw belangstelling hebben? Ja vriend, er is wel een punt, waarin ik belang stel, maar ik weet niet, of ik dat nu al direct naar voren zal brengen. Er is de vorige keer gezegd, dat U nog zou spreken over het Goddelijke Zelf en de verhouding, die wijzelf tot het Goddelijke hebben, nu is in de verschillende lezingen, die wij gehoord hebben, altijd naar voren gebracht, dat wij een bewustwording nastreven, die in de sfeer van klank en kleur eigenlijk haar afsluiting vond, in de éénwording met het Goddelijke. Nu vraag ik mij af, of dat de uiteindelijke toestand is, waarin de mens moet komen, of, dat daarna, na die sfeer van klank en kleur, nog weer datgene, wat wij geleerd hebben in die sferen in een stoffelijke wereld moet worden beproefd en nader ervaren. M.a.w. is er, zoals sommigen zeggen, daarna nog een stoffelijke wereld? Ik geloof niet, dat er een stoffelijke wereld is in de zin, waarin U dat op het ogenblik beschouwt, dus geen menselijk bestaan meer. Maar vergeet niet, dat, wanneer wij eenmaal zijn doorgedrongen in de kern van het Goddelijke, zover als dit voor ons bereikbaar is, er in ons een éénklank ontstaat met alle werelden, dus ook met de wereld van de stof. Wij kunnen er dan ook van overtuigd zijn, dat wij ook verder actief en scheppend werkzaam zullen zijn, alleen meen ik, dat dit gebeurt in een geheel andere scala van tijd en verschijnselen, dan U op het ogenblik kent. Het probleem, dat hier in deze vraag ook weer naar voren komt, noopt mij om toch wat uitvoeriger te zijn - ik had gedacht om kort samen te vatten - maar iets uitvoeriger te zijn nog over de verhouding, die wij hebben t.o.v.
HET GODDELIJKE EN HET GODDELIJKE ZELF
zoals dit voor ons kenbaar is. Want ik had gemeend, hier met een korte eindlezing van ongeveer 20 minuten te kunnen volstaan. Klaarblijkelijk heb ik mij hierin vergist. Wanneer wij spreken over God, dan is dit - dat heb ik al vaak gezegd - een voor ons onbepaalbare factor. God is iets, dat zich aan ons wezen en weten volledig onttrekt, maar waarvan wij toch zelve deel uitmaken. Wat moeten wij van onze kant zeggen over het Goddelijke zonder fouten te maken? In de eerste plaats zijn wij ervan overtuigd, dat alle verschijnselen en alle mogelijkheden, die ooit zelfs maar in ons kunnen rijzen, binnen het Goddelijke liggen. Ik geloof niet, dat er één gebeuren kan zijn buiten het Goddelijke om. Wij moeten God dus zien als iets, dat misschien meer is dan, maar zeker evenveel als het totaal - niet alleen van de verschijnselen - maar van alle mogelijkheden. Niet alleen van alle bestaande, of voor ons bestaande werelden, maar van alle werelden, die er ooit zouden kunnen bestaan. Dat is een uiting Gods. Dat geldt ons voor alle sferen, dat geldt voor onze wereld. Wij kunnen over het Goddelijke Zelf veel gaan zeggen. Wij kunnen over het Goddelijke gaan spreken als; de Algoede, de Goedertierende, de Rechtvaardige enz. Duizend en een bijvoegelijke naamwoorden, tot zelfstandig naamwoord gemaakt, om daarmee het Goddelijke een klein beetje beter te definiëren. Maar alles draait bij ons één punt. Ik moet hier helaas íets gaan herhalen, wat wij ook gisteren hebben gezegd in een geheel andere verhandeling, maar ik meen, dat wij dat toch moeten doen. Er is maar één ding, waar wij zeker van kunnen zijn: wij bestaan. Als wij bestaan, bestaat er ook een,Kracht, die oorzakelijk is voor ons bestaan. 118
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wanneer deze Kracht ons schept, dan zal deze Kracht als Schepper ons lief hebben, omdat wij deel zijn van Zijn Wezen. Een oude stelling, die herinnert U zich misschien nog uit les 2. Er kan echter niet gezegd worden, dat er iets buiten het Goddelijke bestaat. God moet dus in alle dingen gelijkelijk tegenwoordig zijn en in alle dingen gelijkelijk Zijn liefde voor het totaal van Zijn Schepping tot uiting brengen. Dan zijn alle dingen voor ons samen in welke wereld wij ook leven altijd weer een symbool van God, van het Goddelijke. Het is een vage droom aan de ene kant misschien, een droom, die steeds weer stuit op de beperking van ons voorstellingsvermogen, die het ons onmogelijk maakt om God zó te zien, als wij dat gaarne zouden willen, als een stoffelijk Vat, als iets, waar je je onmiddellijk en direct tot kunt richten. Hoogstens door een suggestie proces, Voor verder gegevens zie les 6, kunnen wij onszelve een deel van het Goddelijke zozeer voorstellen, dat wij door dat deel toch het geheel kunnen bereiken. Maar God is in alle dingen. Wanneer wij leren God in alle dingen te zien, dan valt voor ons elke tegenstelling weg. Enerzijds, zou men zeggen, staat hier door de bewustwording stil. Anderzijds echter komt in de plaats van het thans geldende bewustzijn, en bewustwordingsproces een veel groter bewustzijn n.l. het bewust. zijn van God, Die in en met ons is en Die nooit iets zal laten ge beuren dat werkelijk voor ons verkeerd of onherstelbaar is. Die zelfs nooit kan toelaten, dat er kwaad gebeurt vanuit, Zijn standpunt, omdat dit een verloochening van Zijn wezen zou zijn. Dat brengt ons tot de vaststelling, dat het Goddelijke voor ons in alle dingen moet zijn, in alles gelijkelijk. In vreugde, zowel als in pijn. In smart, in lijden en in de verrukking van een nieuwe bewustwording en een nieuw ontdekte wereld. Al deze dingen zijn in God en.zijn God. En in ons leeft God. Onze vreugden en onze smarten worden evenzeer door het Goddelijke ervaren en uitgedrukt. Onze eigen verhouding tot God behoort dus eigenlijk een overgave te zijn, een volledig aanvaarden van het Goddelijke, een opgaan in het totaal van het leven, waarbij wijzelven wel degelijk denken en leven en voelen en streven want dat is onze aard, zo heeft God ons geschapen maar aan de andere kant toch ook weer, wanneer wij in het moment leven, ons niet bezighouden met gisteren en niet met morgen, want alleen in dit moment drukt God Zich voor ons uit op het ogenblik en dit moeten wij beleven. Niets anders. Het is begrijpelijk, dat, wanneer wij van sfeer tot sfeer en van wereld tot wereld zouden gaan, er een voortdurende verandering in ons wezen plaats zou moeten vinden. Kan er echter binnen het Goddelijke een verandering als werkelijkheid bestaan? God is eeuwig en volmaakt. Ik kan mij geen verandering in iets volmaakts zien, dat de volmaaktheid volmaakt laat, iets volmaakts, daar kan niets bij en daar gaat niets meer af. Dus; geen veranderingen, vrienden, Helemaal geen verandering. Belangrijk punt. Omdat er geen veranderingen kunnen zijn, moeten wij dus bestaan in elke wereld, die ooit deel van ons bewustzijn en leven zal uitmaken. Kunt U dat volgen? (Ja). De consequenties hiervan kunnen wij al heel gauw trekken, die zijn eigenlijk niet zo lastig. Wij moeton dus gelijktijdig bestaan in vele werelden, terwijl wij hier op het ogenblik, zoals U, leven als mens of als geest zoals ikzelf dat meemaak is het zeer goed mogelijk, dat wij gelijktijdig ster zijn, die geboren is ergens in een ver deel van de ruimte, en een atoom, dat in razende vaart, omspinnende zichzelf, ergens deel uitmaakt van de materie. Het gaat zelfs verder. Want wanneer er geen onderscheid en geen grens tussen werelden bestaat en die grens alleen door ons bewustzijn wordt gebouwd dan kan er ook geen tijd bestaan. Want elke tijd is een eigenschap van een wereld. Die zou dus moeten verknoopt worden met de specifieke eigenschappen van een bepaald deel van ons bewustzijn of leven. Wij kunnen dus gelijk tijdig oermens en voleinde engel zijn. Kunt U dat begrijpen? Ja, dat is te zeggen; in wezen, maar niet in bewustzijn. In wezen én bewustzijn. Kúnnen. Ik zeg niet; zijn. Kúnnen zijn. Mag ik even iets vragen? Zoals ik dat kan zien, is dat dus, dat wij dat in bewustzijn kunnen zijn, dat ligt dus aan onze graad van bewustzijn, Inderdaad. Nu is de vraag, die zo-even gesteld werd, die mij genoopt heeft tot deze eerste uiteenzetting: Bestaat er nog een stoffelijk leven, nadat wij de sfeer van kleur en licht hebben ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
119
Orde der Verdraagzamen bereikt. Wanneer ik dan probeer om een eerlijk en waarheidsgetrouw antwoord te geven volgens ons beste weten, dan moet ik zeggen: ja en neen. Want wanneer Uw bewustzijn de sfeer van licht en kleuren bereikt, dan nog zult gij leven in de materie en zult gij misschien ook reeds leven in verdere fasen. Gij zult altijd als geheel bestaan en nooit als een deel. Dat Uw bewustzijn eerst langzaam van de ene fase tot de andere overgaat en volledige geboeid door de nieuwheid van ervaring en verschijnselen de andere werelden tijdelijk uitsluit of terugwijst tot een vage herinnering, doet aan de reële werkelijkheid, aan het bestaan van die werelden ook voor U eigenlijk toch niets af. Ik hoop, dat U dit kunt begrijpen. Er kan dus geen ‘later’ voor ons zijn en ook geen ‘vroeger’. Dat is een kwestie van bewustzijn. Wij kunnen natuurlijk begrijpen, wat wij zijn, of geheel niet begrijpen, wat wij zijn. Ons bewustzijn kan blijven stilstaan bij een eerste realisatie van zijn zelfs zonder persoonlijkheidsgevoelens. Maar ook dan zijn wij binnen het Goddelijke de voleinde vorm, die wie weet welke moeilijke taak in het scheppend werk, verricht. Wij verrichten die arbeid, maar onze persoonlijkheid is zich daarvan nog niet bewust. In deze andere fasen van ons bestaan is het dus nog de Goddelijke Wet en de Kracht, die ons drijft en is het de Natuur, die ons voorschrijft, hoe te handelen. Eerst wanneer wijzelven de beheersing van zo’n sfeer hebben gevonden, zijn wij over deze sfeer meester, treden wijzelf dus in plaats van het Goddelijke en worden wijzelf de uitvoerende en gelijktijdig wetgevende kracht van het deel van het Goddelijk gebied, de Goddelijke Schepping, waarin wij geuit zijn. Kunt U dat nog steeds volgen? (Ja). Ja, het is niet zo heel gemakkelijk, hoor. De conceptie op zich zelve klinkt zeer eenvoudig, maar als U er over gaat nadenken, dan brengt ze heel veel raadsels en problemen met zich mee. De grote moeilijkheid, waar wij voor staan, is n.l. de gelijktijdigheid aller dingen. Die is voor ons niet acceptabel, omdat wij van moment tot moment leven. Ik zit hier tot U te spreken en de woorden volgen elkaar, het is geen gelijktijdige uitingen in ons bewustzijn. Nu zouden wij een voorstelling kunnen geven van God en aan de mens. Ik ga nu even over naar de stof, die ik eigenlijk voor deze avond had geprepareerd. Stellen wij ons God voor als een driehoek. De driehoek is maar een willekeurig symbool. Nu beginnen wij beneden, tussen de Zoon en de Geest in. Dat kunt U zich voorstellen, nietwaar, die bekende driehoek van de Drievuldigheid. D.w.z. de Geest, (het bewustzijn) en de Zoon (de materie), terwijl daarboven staat aan de top de Ziel, dus het Leven zelve. Dat Leven hebben wij. Wij zijn een driehoek, die volledig congruent is met die van het Goddelijke. Maar wij zijn a.h.w. nog doorzichtig. De Goddelijke Driehoek is gevuld, die is vol, daar kijk je niet doorheen, dat is een compleet tableau. Als het niet duidelijk is, vertelt U het maar, want ik heb dit voorbeeld met heel veel moeite geprobeerd uit te vissen. Stelt U zich nu voor, dat het menselijk bewustzijn steeds wisselt tussen geest en stof, tussen stof en geest, steeds op een ietwat hoger niveau. Wat gebeurt er nu? Elke keer, dat wij deze beweging maken, wordt de lijn, die wij trekken, iets korter, want zij ligt boven de vorige. Wij vullen dat deel van ons wezen in met ervaring, maar wij zijn ons nooit bewust van het geheel van ons zijn, maar alleen van het punt, waarop wij op het ogenblik griffen. Wij zijn a.h.w. de schijf zelf, maar wij vereenzelvigen ons met de graveurstift, die lijntje na lijntje voorzichtig etsend ons glazen leven ondoorzichtig maakt, het vult met het patroon der ervaring. Duidelijk? Totdat deze gehele driehoek gevuld is, moeten wij noodgedwongen steeds bij deze stift blijven met onze aandacht. Want zouden wij afbreken, dan zou niet meer onze ervaring er zijn om deze stift te leiden en dus de lijn te trekken. Ook duidelijk? Geen gewone lijntrekkerij, hoor, en ook geen touwtrekken, maar de levenslijn dus. De levenslijn bestaat n.l. uit bewustzijn en uit ervaringen. Wanneer wij echter verder gaan, dan zullen wij misschien duizend, misschien wel tienduizend lijnen moeten maken, steeds weer heen en weer tussen de beide opgaande lijnen, maar wij komen langzaam maar zeker hoger. Hoe hoger wij komen, hoe groter de frequentie, waarmee wij tussen beide waarden wisselen. Duidelijk? Maar op het moment, dat wij de top bereiken, hebben wij beide krachten in één moment en houdt de beweging op te bestaan. Want het totaal van ons wezen is beschreven. Er is geen 120
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
uitwijkruimte meer. wij kunnen niet meer gaan zoeken buiten onszelve, maar wij kunnen alleen gaan zien, wat wij in onszelve zijn. Op dit moment kunnen wij pas ons eigen wezen gaan beschouwen voor wat het werkelijk is. Op ditzelfde moment zijn wij congruent met het Goddelijke, d.w.z. zijn wij aan God gelijk, behalve in onze oorsprong. Is dat duidelijk? Dat probleem, dat brengt met zich de vraag mee; Kan ik dat hoogtepunt niet eerder en niet gemakkelijker bereiken? Ja. Dat hoogtepunt is gemakkelijker te bereiken. Wij kunnen een punt vinden, zelfs vanuit dit moment, waarop U op het ogenblik bestaat, dat U - onttrokken aan een realiteit - één wordt met Uzelve in het hoogtepunt, waar de Ziel, de levende Kracht dus, zich openbaart in beide aspecten gelijktijdig en volledig. Maar heeft U dat bereikt, dan heeft U wel de realisatie, maar U heeft niet de inhoud. U kunt Uzelve niet beschouwen gaan en in Uzelve een volledigheid erkennen, Wanneer gij de volheid der levenservaring niet hebt gebruikt om het gehele vlak van Uw zijn te vullen, dan zult gij altijd weer terug moeten tot het punt, waar gij eens zijt opgehouden en verder gaan. Dat is ook duidelijk, hé? Dan komt voor ons de vraag; Wat is God dan? Wel, God kunnen wij ons voorstellen als een heel dikke koek. Het was een hele grote driehoek. Die werd in schijven gesneden van een duizendste millimeter. Er zijn heel wat schijven, die er in gaan. Elk van deze schijven was een persoonlijkheid, die als beeld en gelijkenis volkomen gelijk was aan het Goddelijke; in Zich het totaal van de zelfde mogelijkheden en zelfs eigenschappen borg. De hoeksverhoudingen b.v. waaronder stof en geest liggen, of een belevingslijn t.o.v. een bewustwordingslijn, zijn in al deze dingen volledig gelijk, Maar door deze deling was het Goddelijke verdeeld in zo vele delen, zovele stukken uiteengevallen a.h.w. Dat uiteenvallen zou kunnen inhouden, dat het Goddelijke inderdaad gedeeld en verdeeld waren, dus als Goddelijkheid op het moment niet zou bestaan. Indien wij inderdaad aan de twee dimensionale ruimte gebonden zouden zijn en zelfs de drie dimensionale verhouding, waarin de voorstelling op het ogenblik mogelijk is. Maar stellen wij nu, dat er een vierde is, waarbij, uiteindelijk onze driehoek het Goddelijke, Die wij delen, niet is in deze vier dimensionale verhouding (materie), maar juist het Niet, dat door materie wordt omringd. Kunt U dat ook volgen? (Stilte). Stelt U het zich dan zó voor: De vierde dimensie, die wij rond onze driedimensionale koek gaan bouwen, is een soort van bol, met allerhande uitsteeksels (aan drie kanten) en in het midden is een ruimte uitgespaard, die zuiver gelijk is aan deze driehoek met zijn verdere afmetingen, dus deze driehoekige koek, die wij zien als het Goddelijke. Kunt U dat begrijpen? Voorstellen kunt U het zich waarschijnlijk niet. Maar kunt U aanvoelen, wat ik bedoel, of. (Stilte). Het schijnt erg lastig te zijn, (Stilte). Nog simpeler. Wat wij zien als realiteit, is in werkelijkheid slechts ruimte, waarin de werkelijkheid, het bestaande, zich uit door zijn uitstraling. Kunt U dat bevatten? (Ja). Dat is nog onjuister dan het vorige beeld, maar aangezien U het beter begrijpt, schijnt het bevredigender te zijn, maar het komt toch op hetzelfde neer. Wat dus voor ons werkelijkheid lijkt, is een emanatie van het Goddelijke, een uitstraling. De persoonlijkheidsverschijnselen, waardoor wij gelijk zijn aan al hetgeen voor ons van het Goddelijke te concipiëren is, is dus uiteindelijk niets anders dan een deel van een waan; een deel van de Goddelijke uitstraling, gesepareerd door een verschillende opvatting omtrent ruimtelijke verhoudingen. Kunt U dat vatten? Ja? (Vele storende geluiden van buiten). Ja, wij hebben ook wel een klein beetje afleiding zo nu en dan. Het stoort zo hier en daar een beetje. Maar ja, daar moeten wij maar overheen stappen, want de hitte zou waarschijnlijk nog storender zijn. Ik kan het raam wel dicht doen. Ik zeg juist; dan krijgt U misschien nog meer last van de hitte. Ja, het belet U n.l. om U volledig te concentreren op wat ik zeg. Dat zijn toch heus wel punten, die wij op het ogenblik aan het bespreken zijn, die wij toch natuurlijk met concentratie moeten trachten te volgen. Vooral ook, omdat wij daar voorlopig waarschijnlijk niet verder over zullen spreken.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
121
Orde der Verdraagzamen Stelt U het zich zo voor: Er is een werkelijkheid. Die werkelijkheid noemen wij God. Er is een honingraat. Ik ga het eenvoudiger zeggen. Wat is het kentekenende? Dat voor de beschouwer de eigenschap niet ligt in de materie, waaruit ze is gebouwd, maar uit de vorm, waardoor zij een verzameling van cellen is geworden. Toch zijn die cellen zelven t.o.v. de raat niets. Dat is ook duidelijk? Nu moet U zich eens voorstellen, dat Uw wereld t.o.v. het Goddelijke niets anders is dan de cel van een honingraat. Wanneer ik op die celwand zeer fijne strepen zou aanbrengen, dan zou ik mij kunnen voorstellen, dat dus symbolisch deze ledige ruimte gescheiden is in idem zoveel vlakken. Nu zeg ik; elk van deze vlakken is een persoonlijkheid. Dat is toch ook begrijpelijk, hé? Wat heb ik dan als de kern van de mens? Waan, zou ik zeggen. Niets, begrensd door het Goddelijke. Maar wanneer niets door het Goddelijke wordt begrensd en het niets in zichzelve tevens begrensd is let wel, dan zullen de verschijnselen van het Goddelijke een beeld vormen, dat zolang het Goddelijke als begrenzing aanwezig is het niets vult; de scheppende werking van het Goddelijke. Kunt U het volgen? Dan hebben wij hier de oplossing van ons eigen wezen. Wij worden a.h.w. volgetekend heb ik gezegd met die driehoek met lijntjes, totdat wij ondoorzichtig zijn. Wanneer wij het niets. voortdurend sterker vullen met uitstraling van het Goddelijke en hierin een patroon brengen, dan wordt op de duur dit patroon een werkelijkheid, ook al wordt het alleen door de begrenzing in stand gehouden en heeft het geen eigen substantie. zoals U iets kunt zien, een film b.v., die staat niet op het doek en toch heeft ze betekenis, en toch zegt ze iets, is ze iets, nietwaar? Zo is het met het leven. Maar nu is het eigenaardige met Uw leven, dat het nooit buiten de grenzen van het Goddelijke kan zijn. Terwijl een eigenschap van het Goddelijke is, dat het voor onze opvattingen volmaakt is. Wat het voor Zichzelve is, weten wij niet. Voor ons is het alles, wat voor ons mogelijk is. Duidelijk? Het resultaat is dus, dat in het vlak van ons zijn de volmaaktheid van ons eigen wezen ligt opgesloten. Maar nemen wij één wand weg van die cel, dan is de ruimte niet meer begrensd en als zodanig is er geen persoonlijkheid meer aanwezig. Kunnen wij dit ook volgen? (Ja). Wij kunnen dus alleen bestaan, zolang wij geheel in het Goddelijke besloten zijn en hebben dan ook een persoonlijkheid, die van het begin af aan in het Goddelijke vaststaat, die door het Goddelijke wordt bepaald. Ik hoop, dat ik het niet te zwaar maak? (Neen,neen). De vakantiegangers zijn het ontlopen. Neen, het is een prachtig beeld. Ik begrijp het nu ineens, Nu, dat doet mij erg veel plezier, als U dat nu over twee weken nog kunt zeggen; “Ik heb het toen ineens begrepen en nu weet ik het”, dan kunnen wij elkaar feliciteren. Ik zou dus kunnen zeggen; als de wanden wegvallen, dan is het er niet meer. Dan was het er eigenlijk niet geweest, want die wanden kunnen niet wegvallen. Neen, omdat het Goddelijke in Zichzelve eeuwig is, volgens onze opvatting. Het kan dus niet wegvallen, zouden wij kunnen zeggen. Wij kunnen dan ook nooit teniet gaan. M.a.w. ons bestaan en het bestaan van het Goddelijke zijn met elkaar volledig verknoopt. Wij zijn het resultaat of het product van het bestaan van het Goddelijke en zijn wij dan ook door een uitstraling van het Goddelijke ontstaan, die uitstraling moet altijd als capaciteit, of als uiting in het Goddelijke aanwezig blijven. Wij willen nog aannemen, dat het in vorm kan wisselen, nietwaar, van slapend tot wakend, maar het Goddelijke kan niet veranderen. Het, Goddelijke is volmaakt. Op het ogenblik, dat het Goddelijke dan weer ontwaakt, zijn wij wederom met en in het Goddelijke, zoals wij altijd geweest zijn. Merkt U, waar ik naar toe wil? Heeft er iemand een idee gekregen? 122
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Ja, misschien zeg ik het verkeerd, maar wij komen ten allen tijde weer tot het punt van uitgang terug. Bedoelt U dat misschien? Inderdaad, maar ik bedoelde nog meer. De mens, zoals alle schepping, is uiteindelijk slechts een geuite functie Gods, die in zich zelf in de volmaaktheid Gods ten allen tijde besloten heeft gelegen en zal liggen, ongeacht de wijze, waarop zij geuit is en het moment of tijd stip, waarop zij geuit of teruggenomen wordt. Zij blijft bestaan. Duidelijk? Ja, in wisselende vorm. In wisselende vorm? Zelfs dat niet. Ons bewustzijn kan een wisseling van vorm zien, maar in wezen blijft het zichzelf volkomen gelijk. Wat er ook gebeurt en hoe het ook gebeurt, het blijft zich zelve volkomen gelijk. Nu zitten wij alleen nog met de grote moeilijkheid; Ja, maar wij kunnen dat niet aanvaarden. Wij kunnen het misschien horen, wij kunnen erover praten, wij kunnen het heel mooi vinden, maar aanvaarden kunnen wij het niet, want zelfs, terwijl wij spreken, tikken de seconden van de tijd weg, veranderen de verhoudingen, wordt het wat donkerder, enz. enz. Nietwaar? Ons bewustzijn is niet in staat om een volledig beeld te vormen van het eigen ik. Zodra het gehele ik gekend wordt, wordt het Goddelijke gekend in zoverre als het in relatie staat tot het eigen ik. Dat is alles, wat wij ooit van God zullen kunnen kennen. Als wij dus onszelf kennen, dan kennen wij God? Inderdaad. Vandaar ook, dat zovele wijsgeren altijd weer wijzen op de weg naar binnen toe. Nu is het eigenaardige; hoe verder je naar binnen toe dringt, hoe minder tijd een reëel besef wordt. U heeft ongetwijfeld wel veel gehoord van trancetoestanden, waarin verplaatsing in tijd en ruimte plaats vinden. Wat houdt dat in? Die verplaatsingen kunnen alleen plaats vinden, wanneer het ik daar inderdaad is. Want U kunt zich alleen bewegen binnen Uw eigen vlak van zijn, Dat is een stoute conclusie, hé? Maar als wij het dan eens zó bekijken; Ons bewustzijn is één puntje op de lijn aarde, die in ons gaan tussen stof en geest getrokken wordt, waarbij wij in deze lijn het totaal der ervaringen en het wezen der wereld verwerken. Hoe wij het neergriffen, komt er niet op aan, maar alle gegevens moeten wij hebben, dan kunnen wij ook in alle gegevens grijpen, die wij zelf zijn. Maar wij kunnen dat alleen, waanneer wij de graveerstift loslaten en a.h.w. vliegende in onze vroegere ervaring. Daar gaat het om. Dus vanuit ons eigen verleden komen tot een vaststelling van een punt, waarbij dan weer een ogenblik de graveerstift opvatten en vanaf dat punt even verder schrijven. Dan hebben wij dus een visie in de toekomst, of op een ander deel van de ruimte enz.. Kunt U dat nog vatten? Ja, dat andere deel van de ruimte, dat kan natuurlijk ons oog (?) zijn. Ja, kijk eens, laten wij het nu eens heel simpel zeggen; U besluit eens eventjes te gaan kijken, wat Tschang Kai Schek en nog een paar anderen uitvoeren. En U verplaatst Uzelve dus zoals U dat noemt helderziend naar China en U neemt waar, wat daar op het ogenblik wordt gesproken, ondanks de heel andere tijd, die daar heerst en heel ernstig gesproken. Nu kunt U natuurlijk zeggen; Ik heb die ander waargenomen. Maar ik zeg; Fout, U hebt alleen waargenomen datgene, wat in Uw bewustzijn een zeer kleine invloed was want ook de handelingen van Tschang Kai Schek beïnvloeden en U heeft dat minuscule punt van aanraking van Uw eigen leven uit het verleden met een plaats of met een persoon opgenomen en van daar uit dus Uw eigen leven uitgebreid met de nadruk op bewustzijn in dit punt. Vandaar kon U tot op het moment heden doordringen, want zover als de tijd is volgeschreven, bent U niet meer aan tijd gebonden en kunt U er overheen springen a.h.w. met allerhande trapjes, maar dan bent U in het heden en dan beleeft U als ware U werkelijk daar enz. En al gelooft U dat misschien ook niet dan heeft ook stoffelijk dit alles invloed. En geestelijk. Het heeft op Uw hele ervaring, op Uw hele bewustwording, een invloed. Is dat nu duidelijk? Of niet? Als het niet duidelijk is, mogen jullie het wel zeggen, hoor.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
123
Orde der Verdraagzamen Ik kan mij alleen niet voorstellen, hoe men zich kan verplaatsen. Het moet natuurlijk een invloed hebben, dat kan ik mij begrijpen. De verplaatsing is een kwestie van bewustzijn, Bewustzijn is voor de mens voorstellingsvermogen. Ons voorstellingsvermogen wordt gerealiseerd in een ander punt van ons wezen. Ons voorstellingsvermogen kan voor allerlei dingen gelden. In de wereld noemt men dat vaak fantasie. Dus die fantasie kan ook waarheid zijn. Ja, wij kunnen ons nooit iets voorstellen, wat niet waar is. Dus elke fantasie is een waarheid? Is een waarheid. Dus dan zou je daarop door kunnen en dan kom je altijd op een waarheid uit? Neen, het ís altijd een waarheid. Dus het is altijd goed, wat je denkt? Het is een waarheid. Wat je ook denkt, is goed, zolang het niet in strijd is met de bewustzijnsfase van dit ogenblik. Dan krijgen wij de kwestie van rechte weg en omvegen. Wij weten, wij kunnen in de fantasie - zoals men dat dan misschien noemt - stijgen dus tot het punt, waar wij het Goddelijke beroeren, waar wij de drie factoren van het zijn gelijktijdig beleven. Dus Ziel Geest en Stof. Maar wij hebben ons leven niet vol gemaakt en wij moeten terug en toch die ervaringslijn verder afmaken. Daarom heeft de fantasie en de gedachte voor ons geen enkele waarde. Zij kan voor ons een leidraad betekenen bij ons handelen en ons zijn. Maar op het moment, dat de gedachte een gedachte blijft, is ze voor ons waardeloos en kan hoogstens onze daden negatief beïnvloeden. Zijn wij nu iets duidelijker geworden? (Ja). Dan kom ik tot het volgende punt; Elke mens is deel van de wereld en als zodanig werken alle factoren der wereld in elke mens. Is dat acceptabel? (Ja). Over de stelling moet U ook maar eens nadenken er zullen nog wel vragen over komen, maar deze vraag kunnen wij althans bij de filosofieën over het Goddelijke in het volgende jaar ook bespreken. Dan hebben wij ook wel veel mogelijkheden. De mensheid als zodanig is dus qua bewustzijn volledig gebonden aan elkaar. Het is onbelangrijk, wat elke mens als zodanig is, tenzij hij is in relatie tot zijn wereld. Duidelijk? Wij zijn dus eigenlijk vele werelden tegelijk, maar alleen daar, waar wij een contact hebben met deze wereld, kunnen wij voor ons zelven het bewustzijn verwerven, dat ons boven deze wereld, verheffend, het recht, de macht en het vermogen heeft om in deze wereld ten allen tijde in te grijpen en onze eigen impressies daar te corrigeren, kunt U dat begrijpen? Wanneer wij, eenmaal de hoogste top bereikt hebbende, het gehele leven met ervaring hebben gevuld, dan zullen wij ontdekken, dat in het patroon van ons leven vele fouten zitten. Wij zullen dan die fouten goed maken. Om die fouten goed te maken, zullen wij terug moeten keren tot bepaalde momenten in leven en wereld, die eigenlijk reeds verleden zijn voor ons, maar die voor anderen, die op dat moment met die stroming in contact staan, de werkelijkheid van nu is. Zo kan men terugkeren van de volmaaktheid op de Vader tot de wereld om mens te zijn en zo een deel van eigen leven te corrigeren en dit aan te passen aan het volmaakte schema, dat men erkend heeft in het Goddelijke. Dit kan alleen zó ver gaan, tot het eigen ik de volmaaktheid heeft bereikt, die het Goddelijke heeft. Dan bestaat er voor de mens geen afzonderlijk bestaan meer, want hij kan niet meer handelen binnen zichzelve. Buiten zichzelve handelen is voor hem. een onmogelijkheid, omdat hij alleen binnen de grenzen, die het Goddelijke hem stelt, kan handelen. Duidelijk? Dan mogen wij er ook van overtuigd zijn, mijn waarde vrienden, dat je alleen maar met God in éénklank zijn kunt, wanneer je de volmaaktheid hebt bereikt. Maar ben je in éénklank met God, dan zul je dus het totaal van de Goddelijke werkingen vanuit jezelf reproduceren. Duidelijk? Want dan ben je gelijk aan dat Goddelijke met dit verschil,dat het Goddelijke jou omgeeft en jij a.h.w de weerspiegeling bent in een dimensionaal lager staand vlak. Ik zal dus op een lager vlak de volledig scheppende functie van het Goddelijke overnemen, maar zonder eigen impuls, maar alleen als vertegenwoordiger van de scheppende Kracht en de 124
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
uiting; kracht van het Goddelijke, dat rond mij is? Welks volmaaktheid ik weergeef door de beperktheid van mijn.eigen wezen. Daar heeft U dan het Goddelijke in de verhouding tot het Goddelijke van de mens. Ja, het is zo eenvoudig gezegd en het is zo moeilijk te bereiken. Nu, ik ben blij, dat U tenminste het zeggen eenvoudig vindt. Het bereiken, daar zou ik mij maar geen zorgen over maken, als ik U was. Kijkt U eens, onze cursus hebben wij gegeven met de bedoeling om een inzicht te geven in het Goddelijke en in onze eigen relatie. Het gaat ons hier niet om een bereiking, begrijpt U dat goed. Zo min als iemand, die een landkaart tekent, van U verwacht, dat U alle wegen zult gaan reizen, die op zijn landkaart staan. Dan zoudt U niet graag alleen maar het stratenplan van den Haag zien afwerken. Het gaat dus om het bewustzijn van het nut van die kaart? Ja, je weet dus, dat er bepaalde verhoudingen bestaan en treden die factor en op moet je een deel van die weg in die stad gaan dan weet je ook, hoe je die het beste kunt gaan. Daar gaat het om, zo’n kaart is er niet om al die wegen ook in werkelijkheid te gaan, maar om, wanneer je één van die wegen in werkelijkheid zult moeten gaan, ook de juiste weg te kunnen kiezen. Ja, dus het is eigenlijk als een troost bedoeld; wat je ook doet, je bent altijd in het Goddelijke, je handelt natuurlijk volgens je beste impulsen, zo goed mogelijk, dat doet ieder mens, maar het is altijd goed, want, je bent zo. Ja, dat is inderdaad waar. Nu komen wij aan het laatste puntje, dat ik voor deze avond van mijn kant heb en dan moogt U verder desnoods vragen stellen, zoveel als U wilt, maar dan ga ik van mijn kant niet meer zelfstandig verder. En dat is dit; Wanneer wij een lijn etsen in die driehoek, dan bewegen wij ons in een bepaalde richting, waar of niet? Die uiterste punt, die door ons bereikt werd op die lijn, is het punt van onze grootste bewustwording in het huidig vlak. Duidelijk? Op het moment, dat wij gaan handelen, reageren of denken in een minder bewuste fase, leggen wij dezelfde weg terug af en verlangen wij dus de tijd, die wij nodig hebben om de voleinding te bereiken. Is dat duidelijk? Dus alles, wat ge doet, is goed, omdat je bent, wat je bent? Inderdaad, Maar je bent ook een bewust wezen, d.w.z. dat je op dit moment een richting hebt, waarin je wilt streven, een opvatting hebt omtrent hetgeen goed is (vóór je ligt) en kwaad is (achter je ligt). Zolang je je beweegt in de richting, die voor jou persoonlijk goed is, werk je dus verder aan het vullen van het vlak en kom je steeds dichter bij de Goddelijke volmaaktheid. Op het moment, dat je teruggaat, verdiep je een lijn, die echter ligt in het verleden. Je zult die nog eens een keer moeten afleggen en wanneer je eenmaal de volheid bereikt hebt, zul je zien, dat dat drie keer afgelegde stukje weg niet mooi is, zul je naar beneden moeten gaan om daar eerst de groef uit te wissen en ze dan opnieuw en op de juiste wijze te trekken, anders kun je nooit de volmaaktheid van het Goddelijke in je zelf kennen, Dus onze houding tegenover het Goddelijke moet zijn; aanvaarden van het leven, van alles, wat het ons biedt, het aanvaarden van alles als komende van God en zelfs misschien een beetje zijnde God, Begrijpt U? Echter met dit voorbehoud, dat wij ons binnen het Goddelijke nu eenmaal op een bepaalde baan bewegen, die deel uitmaakt van onze ontwikkeling en dus onze benadering van een begrip van het geheel. Dat wij tegen deze richting nooit in moeten gaan en als zodanig ons moeten laten leiden door ons bewustzijn. Maar de fase, waarin men zich bevindt bij het vullen van het vlak voor velen geheel anders kan liggen, zal zeer zeker gezegd kunnen worden, dat, wat voor de één goed is, voor de ander kwaad is en omgekeerd. Verder gaande kunnen wij zelfs zeggen, dat de wisseling tussen concepties goed en kwaad veelvoudiger optreedt, naarmate men meer bewust wordt. Want men komt hoger in de driehoek en de weg, die van punt tot punt wordt afgelegd, is steeds korter. Dan gaan wij toch weer terug. Alleen een eindje hoger, op een hoger plan.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
125
Orde der Verdraagzamen Nu, dan heb ik U, geloof ik, nog een aardig inzicht gegeven in deze materie. Tenminste, ik hoop het, hoor. Zijn er nog vragen? Geen vragen meer? (Een gemompel over … Later ). Later…. wat een optimisten. Hoogstens nog één keer kunt U vragen stellen, dan gaan wij met een nieuwe cursus beginnen, dan komt het misschien nog wel eens in de Vragenrubriek te berde, naar dan krijgt U met een heel andere tactiek te doen. Houdt U daar rekening mee? Dat programma, dat door ons is opgesteld in samenwerking met het aardse Bestuur, dat is volledig uitgebalanceerd op de behoeften, die wij menen te zien bij de mensen en de mogelijkheden, die bij ons bestaan. Wij hebben alles gezamenlijk afgesproken, tot zelfs de prijzen. U zult er misschien om lachen, maar dat was toch in zekere zin noodzakelijk, om te zorgen, dat wij niet te ver de ene en niet te ver de andere kant zouden uitgaan. Wij hebben het gezamenlijk overlegd en gezegd; Dat kan. Maar toen hebben wij ook gezegd; Nu moeten wij drie cursussen parallel laten lopen, zodat ieder, die één cursus volgt, in staat is om de baten van drie cursussen te genieten. Begrijpt U? Dat hield in, dat wij helaas het eerste gedeelte voortaan zonder deze gezellige uitwisseling van gedachten moeten geven. Dan wordt er gedoceerd. Nu kan ik wel een aardig staaltje doceren weggeven, maar dat is toch weer wat anders. Dus de sfeer van het eerste gedeelte zal zeker aanmerkelijk veranderen. Daar staat tegenover, dat U, wanneer er gedoceerd wordt, natuurlijk te maken krijgt met een veel prettiger en langzamer spreekwijze. Kijk eens, ik kan dat nu even met een aanloopje eruit gooien, weet U wat? Dan vertel ik dat even en het is afgelopen, Dat doet een docent natuurlijk niet. Een decent vraagt niet; Begrijpt U het, of begrijpt U het niet? Die stelt zijn beelden zo klaar en duidelijk mogelijk. Wanneer het afgelopen is, dan kun je er misschien wat over vragen. Wat het tweede gedeelte betreft, ja, dat kan niet in één verslag word en opgenomen, zonder de financiële lasten zeer hoog te maken terwijl de baten daarvan betrekkelijk gering zijn. Wij geloven, dat de kringen onderling dan altijd wel in staat zullen zijn om een methode te vinden toch van dat tweede gedeelte kopie en in handen te krijgen van datgene, wat hen interesseert. Begrijpt U? Dat kan misschien onderling geregeld worden, maar dat moet buiten de Orde en buiten het Bestuur a.h.w. omgaan. Dat wordt niet officieel meer. Op deze manier hopen wij dan alles zo in de juiste richting gedreven te hebben. Om U een klein staaltje te geven van doceren waarom niet, U bent toch klaar met vragen, wil ik U iets laten horen van docerend onderricht, zoals wij dat zullen geven in de cursus. Nu, welke cursus zullen wij nemen? Laten wij nemen Filosofieën over het Goddelijke, dan blijven wij in de stijl. Een mens stelt zich zijn wereld voor in eindigheden. Deze beperking treedt overal op, tot zelfs in het voorstellingsvermogen, dat onbeperkt zijnde in zijn vermogen, begrensd wordt door, het bewustzijn, dat de mens bereikt. Zo wordt het voor de mens onmogelijk enigerlei waarde te bereiken, laat staan een oneindige waar de toe te passen in de juiste wijze voor zijn eigen wereld. Er kan dus nooit sprake zijn van een uitreiken van God naar de mens. Slechts de mens kan trachten naar zijn God te reiken en zal dan als antwoord op zijn vraag, dat deel van het Goddelijke kunnen bereiken, dat binnen zijn eigen voorstellingsvermogen ligt. Het valt de mens over het algemeen zeer zwaar om de gedachten Gods nader te omschrijven in een wijze, die acceptabel blijft voor zijn vernuft, terwijl zij anderzijds aan zijn gevoelsbehoeften volledig tegemoet komt. Daarom zal elke mens voor zich een gedachte vormen omtrent het Goddelijke. Naarmate deze scherper omlijnd en scherper omraamd is, zal zij enerzijds zijn vermogen om een groot deel van het Goddelijke aan te roepen en van daaruit kracht te ontvangen, sterk benauwen en beëngen. Anderzijds echter zal zij de gelegenheid geven om door een zeer scherpe voorstelling van een deel van het Goddelijke dit op eenvoudiger wijze te benaderen en te bereiken, en zo dus zij het zeer beperkt dan toch zeer intens krachten uit het Goddelijke te ontvangen. 126
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wat zoudt U ervan zeggen zo? Weer een andere stijl, hé?, en dat bent U niet van mij gewend. Toch zit er een hoop in, ook in dit kleine stukje, dat ik U reciteerde; wat overigens geen deel uitmaakt van de werkelijke cursus, hoor, het is alleen maar een beetje de stijl. Nu kan ik dat dan gaan besluiten, want wij zullen toch dit eerste gedeelte niet verder voortzetten. Als U geen vragen heeft, geloof ik niet, dat het nu dienstig is om nog veel te gaan vertellen. U heeft n.l. een stof opgekregen vanavond, als U die nu verwerkt, voordat wij met de nieuwe cursus beginnen, dan kunnen wij zeggen, dat de resultaten van deze cursus zeer verbluffend zijn geweest. Wanneer U dit kunt begrijpen, dan bent U n.l. zover gekomen, dat U menige doctor in de Godgeleerdheid nabij komt en menige filosoof in zuiverheid van conceptie kunt overtreffen. Misschien zelfs zó ver, dat U als mens een zuiverder inzicht hebt gekregen in de werkelijkheid van het leven en daardoor ook voor Uzelf vruchtbaarder en gelukkiger kunt leven. Wie weet? Daarom zullen wij zeggen, vrienden, voorlopig dan allemaal een prettige vakantie (Dank U), want vakantie zal het worden. Wanneer wij elkaar de laatste keer spreken, dan hoop ik U terug te zien, vooral U van deze avond, en verstandige vragen te horen over al, wat wij U vandaag gezegd hebben. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, U heeft dan weer de gelegenheid om Uw eigen vragen en problemen naar voren te brengen, dus, wanneer U dat wilt, gaat Uw gang. Iemand, die persoonlijke problemen naar voren wil brengen? Ik heb niet gezegd persoonlijke. Eigen problemen zijn geen persoonlijke problemen. (Stilte). Zijn er geen problemen? Zullen wij dan over iets gaan praten? Waar wilt U over praten? Wat vindt U op het ogenblik het beste? Wilt U praten over de wereldtoestand, wilt U praten over het Goddelijke, wilt U een andere verhandeling hebben over andere waarden? Doet U maar een voorstel. De wereldtoestand misschien? De wereldtoestand. Wel, op het ogenblik en vanuit de geest is dat zeer sterk bevorderd is men op het ogenblik bezig om naar vrede te zoeken. Dat zoeken naar vrede, dat is niet alleen maar goedwillendheid. Maar dat is ook het feit, dat op het ogenblik enkele wapens zijn gemaakt, die eigenlijk tot de gevaarlijkste behoren. Men heeft n.l. een wapen geperfectioneerd in Rusland, waarmee men op een hoogte van ongeveer 85 km kan vliegen. Dat is een soort raketvliegtuig met vleugels. De eigenaardige uitwerking brengt met zich mede, dat, wanneer dit voertuig eenmaal gedaald is, het gebruikt zijn vloeistof om te stijgen, alleen het door de dichter wordende atmosfeer als een steentje, dat U over het water wegkeilt, weer wordt opgeworpen en dan sprongen maakt met een gemiddelde hoogte in het begin van 70, later van 60 en uiteindelijk gemiddeld van 50 km. D.w.z. dat een dergelijke raket, b.v. afgevuurd in de omgeving van Omsk, met de snelheid, die het bereiken kan, in twee uur boven Brooklyn kan zijn, dus boven New York. De laadvermogens zijn niet zo groot, maar een dergelijk voertuig kan toch één tot twee atoombommen van de huidige afmetingen met zich voeren. U begrijpt wel, dat het reden is voor het Westen om de vredelievendheid van de Russen althans op de proef te stellen. Gelijktijdig hebben ook de Amerikanen op het ogenblik enkele bijzondere wapens geperfectioneerd. Hun ruimtestation, hun ruimteraket heeft hun zoveel gegevens verschaft over de toestand aan de grens van de aardatmosfeer, dat ook zij op het ogenblik in staat zijn, om voertuigen te bouwen, longline bombers, die met een snelheid van ongeveer 1400 km per uur kunnen bewegen met één vloeistoflading, met één tank dus, één keer tanken, een afstand af kunnen leggen, vergelijkend uitgedrukt van San Francisco over New York, Amsterdam tot Alabahad. Dat is dus ongeveer de helft van de wereldomtrek. Dat houdt in, dat een dergelijk voertuig, startende nemen wij aan in de buurt van Chicago, vliegende over de Pool, alle grote Sovjet industriesteden kan bereiken en daarna nog voldoende vloeistoflading overhoudt, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
127
Orde der Verdraagzamen voldoende brandstof heeft om zich in veiligheid te stellen, hetzij in Europa, hetzij in Afrika, hetzij op de Filippijnen. Dit wederzijdse spel heeft natuurlijk de wereldvrede sterk bevoordeeld en wij zullen wel te horen krijgen over verschillende ontwapeningsvoorstellen, waarbij men enkele inderdaad aanneemt. Dat betekent ook tevens een aflopen van de huidige bewapeningswedloop en een stilteperiode van ongeveer zes maanden. In deze zes maanden mogen wij aannemen, dat de prijzen van verschillende ruwe stoffen sterk naar beneden zullen lopen. Dat zal op zijn beurt voor vele maatschappijen, die op het ogenblik zeer grote voorraden hebben, een aanmerkelijk financieel bezwaar betekenen. Er is dus in de industriële sector, vooral in enkele grotere landen, een zeker oproer te verwachten. Dat oproer zal zich waarschijnlijk voortzetten in de verschillende meer financiële districten. Waar vele banken op het ogenblik als financiers optreden tot enorme van industriële ondernemingen, kunnen wij zelfs de mogelijkheid in ogenschouw nemen, dat een groot aantal bankhuizen, ofwel failliet gaan, ofwel de Staat door het scheppen van geld, dus het drukken van meer noten, pardon, meer bankbiljetten, zal trachten tegemoet te komen aan de plotselinge eis om uitbetaling. Dat betekent dan echter een inflatie, die voor verschillende landen als de Verenigde Staten en Frankrijk b.v. zeer fatale gevolgen kan hebben. In dit jaar mag worden verwacht, dat de landbouw weer betrekkelijk gunstige resultaten zal maken, vooral met de late oogsten, dus de wintertarwe zal misschien iets teleur stellen, maar daar staat tegenover, dat de zomertarwe een buitengewoon goede opkomst, een rijke opbrengst ook belooft, Ik geloof niet, dat de wereldmarkt op het ogenblik in staat is tegen de geldende prijzen al deze producten af te nemen. Ook in de agrarische sector kunnen wij dus rekenen op zekere instabiliteit. De verschillende arbeidersbonden zullen natuurlijk trachten om pressie op te leggen aan de verschillende staten en dergelijke. De mogelijkheid bestaat echter, dat binnen zes maanden een aantal van de thans gesloten overeenkomsten, arbeidersovereenkomsten en verdragen, niet meer kunnen worden gehonoreerd door de firma’s, zonder dat zijzelve hierdoor failliet gaan. Dat betekent weer onrust en onvrede bij de arbeiders. Kort en goed, de periode, die komen gaat, gebaseerd op de huidige toestand, belooft veel conflicten van meer interne aard in de verschillende landen en de meest fantastische prijsstijgingen en prijsdalingen van de laatste 20 jaar. Dat wil heel wat zeggen. Wij mogen dan ook niet vergeten, dat een dergelijke onrust een bepaalde bedoeling moet hebben, wil zij werkelijk op aarde ietsgoed kunnen uitrichten. De staten zullen trachten deze ongunstige verschijnselen op te vangen door oorlogsdreigingen te fingeren en uit deze gefingeerde oorlogsdreigingen kan tegen het einde van dit jaar zelfs een zeer reële oorlogsdreiging voort komen. Het zou niet onmogelijk zijn, dat de periode rond Kerstmis b.v. een grote reeks van zeer sensationele mededelingen over oorlogsgevaar en internationale spanningen opleveren. Ik voor mij geloof niet, dat men het tot een werkelijke oorlog zal laten komen, vooral omdat enkele der thans ontwikkelde wapens, zoals kleinere, demontabele atoombommen, die door paratroopers en zelfs saboteurs kunnen worden gelegd, practisch alle voorname industriecentra uit de weg zouden kunnen ruimen, voordat er eigenlijk van oorlog sprake is. Ik geloof dus niet, dat het zo’n vaart zal lopen. De grote heren hebben op het ogenblik geen zekerheid meer, dat zij zich zelf zullen kunnen redden en handhaven, de industrie heeft de zekerheid, dat zij uiteindelijk met verliezen uit de oorlog zal komen, in plaats van met winsten. Dat zelfs voor de grote concerns, die tot nog toe winst daaruit hebben weten te maken. Dus ik geloof niet, dat er werkelijk reden is voor de hoge heren om oorlog te gaan voeren. De kleine man is meer vredelievend gezind, dan lange tijd het geval was. Dergelijke spanningen moeten echter ook geestelijk worden opgevangen. Het is aannemelijk te maken, dat dit opvangen zal gebeuren door een versterkte terugkeer tot de kerken, zich in 128
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
meerdere mate bezig houden met de esoterie en dergelijke. Ongelukkig is de mens, die noch werkelijk religieus, noch werkelijk esoterisch denken kan. Deze zal n.l. voor een reeks van stoffelijke conflicten komen te staan, die hij waarschijnlijk niet kan overmeesteren en die dan in vele neurosen, psychosen en wat dies meer zij, zullen ontaarden. De wereldsituatie, mijne vrienden, is stoffelijk gezien op het ogenblik niet gunstig. Het harde schreeuwen van het gaat ons goed en het gaat ons beter alleen, is voor iemand met enig idee van massapsychologie en reclamemethoden al een aanwijzing, dat het hoe langer, hoe beroerder gaat. U kunt dus wel aannemen, dat de stoffelijke situatie lang niet zo gunstig is, als zij lijkt. Voor degene, die nog contant zaken kan doen, is het niet ongunstig. Maar voor degenen, die voor de verkoop van hun producten zijn aangewezen op afbetalingen en wat er bij hoort, geloof ik toch wel te mogen zeggen, dat de naaste toekomst schokkende verrassingen zou kunnen brengen. Geestelijk gezien ziet het er heel wat beter uit, Het zoeken naar vrede en naar oplossing, de aarzelend, maar toch hoe langer hoe meer aanvaarde verantwoording voor de onder ontwikkelde volken b.v. de wijze, waarop men hulp verleent aan elkaar bij rampen enz., wijst er op, dat de wereld-éénwording een goede kant uit gaat. De plannen voor een Europese Unie, een Verenigde Staten van Europa, zijn veel verder gevorderd in de geheime kabinetten van Frankrijk en Engeland, dan oppervlakkig zou worden aangenomen. Eigenaardig genoeg zijn de Verenigde Staten op het ogenblik hier een remmende factor, terwijl bovendien Frankrijk in zijn evenwichts- en balansspel, waarbij de Verenigde Staten tegen Rusland worden uitgespeeld, houdt ook deze nog stil. Toch zijn op vergaderingen van de U.N.O. deze plannen reeds onderling besproken door vele eerste ministers van verschillende landen. Zelfs is het mogelijk, dat in geheime bespreking, dit ook bij de komende conferenties van de Grote Vier een belangrijk punt van de agenda zal uitmaken. De wereld staat voor een periode van overgang, een overgang, die gemakkelijk wordt gemaakt, doordat de wereld een groot aantal nieuwe ontdekkingen heeft gedaan. Methoden om een betere landbouwproductie, een zakelijker verantwoorde landbouwproductie mogelijk te maken, leiden weliswaar in het begin tot een overvloed van producten, maar aan de andere kant kunnen zij leiden tot een beperking van het landbouwareaal en de daarvoor benodigde arbeid. Uitvindingen op meer technisch gebied zullen o.a. de telecommunicatie in de nabije toekomst veranderen en het zou mij niets verwonderen, als binnen anderhalf of twee jaar wordt gesproken over de mogelijkheid om televisie programma’s van de Verenigde Staten te relayered naar Europa, dit zonder dat er veel schepen worden gestationeerd en van schip tot schip wordt overgenomen, zoals, naar ik meen, het geval is geweest bij uitzendingen o.a. vanuit Engeland. Wat betreft de chemie, is het interessant om de nadruk te leggen op verschillende nieuwe polymeren, die plastics, die van buitengewone hardheid, van buitengewone voegzaamheid zijn en waarmee men na op het ogenblik reeds als proef een aantal motoren heeft gemaakt, waarin geen metaal meer wordt verwerkt. Het produceren hiervan is betrekkelijk eenvoudig en men heeft zelfs een methode gevonden om zelfde eigenschappen in plastics te verwerven, zonder van petroleumvervalproducten gebruik te maken. Technisch gezien zijn de ontwikkelingen dus zo, dat, gezien een vrede, die nog twee tot drie jaar duren zou, practisch elk land in staat is, ongeacht zijn eigen grondstoffentoestand, al datgene te produceren, wat voor het bewaren van de levensstandaard en het garanderen van een redelijk levensonderhoud van zijn burgeren nodig is. Ook dit is een zeer mooi iets, want hier door wordt de machtspolitiek, gebaseerd o.a. op steenkool, petroleumgebieden e.d. in waarde sterk achteruit geschoven.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
129
Orde der Verdraagzamen Leuk is het om op te merken, dat ook vele experimenten met aandrijving, anders dan door petroleumvervalproducten op het ogenblik goede vorderingen maken. Kleinere elektromotoren, die op één enkele batterijset een afstand van ongeveer 1400 km kunnen maken, behoren weliswaar nog tot de laboratoriumproducten, maar zullen toch ook waarschijnlijk in reeds meer praktische en niet alleen modelvorm in het komende jaar worden uitgevoerd. Dit zou betekenen een totale omwenteling in het wegverkeer. Voor stedenbouw zijn op het ogenblik ook weer nieuwe ontdekkingen gedaan en wij kunnen waarschijnlijk ook reeds in het komende jaar kennis maken met weer geheel nieuwe methoden van montagebouw, beter dan wat tot nog toe werd toegepast. U ziet, wanneer ik al deze feiten tezamen neem, dat het beeld van de wereld een zeer eigenaardige is. Een vooruitgang op geestelijk gebied is te verwachten, een vooruitgang op technisch gebied behoort practisch tot de zekerheden. Het dreigende oorlogsgevaar is op het ogenblik wel het meest belangrijke. Natuurrampen, waar wij in het begin van het jaar reeds over hebben gesproken, zetten een aflopende cyclus voort, waarbij dus niet gerekend wordt van onze kant met buitengewoon grote rampen. Wel met redelijke rampen, orkanen, vroege blizzards b.v. in Noord Rusland en wat later ook ernstige stormen b.v. in Woord Amerika, tot de staat New York toe. Maar dat zijn dingen van minder belang. Ik geloof, dat wij de algemeen wereldtoestand dus mogen kenschetsen als over het algemeen gunstig zijnde. De verliezen aan prestige, aan financiën, het veranderen van staatsbestuursvorm bij verschillende landen, het mislukken van wetten en de moeilijkheden, die in parlementen rijzen, wegen m.i. ruimschoots op tegen de nieuwe vorderingen, die de mensheid maakt in de richting van éénheid, éénwording en sámenwerking, Wij hebben een goede hoop, dat de komende jaren dan ook en voor esoterische genootschappen en voor kerken en voor de mens als zodanig, een verbetering zullen betekenen. Het vandalisme in het komende jaar, vooral van de jongeren, lijkt mij een factor te zijn, die ernstig kan worden, Jeugdmisdadigheid lijkt mij een toenemend belangrijk iets te worden, niet alleen voor de Amerikaanse staten of voor Rusland, maar ook voor de andere democratieën in Europa. Hier echter is geen kruid tegen gewassen Dit is íets, dat.door de tijd genezen moet worden. Wanneer wij er op kunnen rekenen, dat de jongelui, die op het ogenblik nemen wij aan 8 tot 14 jaar zijn, reeds een gezonde mogelijkheid hebben om andersdenkend en niet vandalistisch van directe aanleg en uiting in het leven komen te staan, mogen ook wij dit een gunstige factor noemen. Ik geloof, dat ik U daarmee wel enige gegevens over de wereldsituatie neb verschaft. Maar zijn er enkele dingen bij, die U bijzonder graag zoudt willen weten, dan wil ik U met alle genoegen ook daarover inlichten. (Vraag over de mogelijkheid van oorlog binnen twee jaar). De mogelijkheid van die oorlog bestaat m.i. reeds in Oktober, November, maar zal dan nog niet aan de buitenwacht worden meegedeeld. Van spanningen, die tot oorlog kunnen leiden, meen ik reeds gesproken te hebben als een mogelijkheid in de buurt van December. De eerste jaren blijft die mogelijkheid zeer zeker bestaan en ik geloof niet, dat wij van een oplossing van de huidige oorlogsdreiging kunnen spreken voor het jaar 1966. Maar ik heb daarbij uitdrukkelijk vermeld, dat m.i. practisch geen sprake kan zijn van oorlog, indien van een redelijk denken in de verschillende grote staten mag worden gesproken. Neemt U aan, dat dat in Rusland ook het geval zal zijn? Ik neem aan, dat op het ogenblik Rusland zakelijker denkt, dan b.v. Nederland of de Verenigde Staten. Een goed zakenman overweegt zijn risico en zal alleen dat risico nemen, dat hij dragen kan zonder daaraan onder te gaan. Geloof mij, de Russische regerende klasse is in dit opzicht veel zakelijker dan de Westerling. En veel zakelijker dan de Westerlingen denken. Dergelijke factoren spelen natuurlijk in Azië niet zo’n grote rol, maar ook daar geloof ik toch wel, dat de 130
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
filosofie, die daar in de plaats treedt voor een groot gedeelte nog van het economisch en politiek nuchter denken een redelijke beperking van geschillen zal maken. Wat heeft U nog meer te vragen, mijne vrienden? (Stilte). U heeft geen vragen meer? (Vraag over India en Pandit Nehru. Of de mensen in India met zijn optreden ook vrede hebben). De mensen zouden daar vrede mee hebben, als dergelijke figuren niet gelijktijdig geneigd waren dictatoriaal op te treden. Het geldt niet alleen voor Pandit Nehru, dat geldt ook voor Singhman Ree| dat geldt ook voor Peron en nog verschillende anderen. Velen van de figuren, die het op het ogenblik het wel goed menen en goed bedoelen, kunnen niet nalaten zichzelf als de eerste burger en als de belangrijkste persoon in hun land te beschouwen. Deze beschouwing leidt tot een negeren van minderheden. Een genegeerde minderheid, die nog enige vrijheid overhoudt, heeft over het al gemeen de neiging, om een agitatie te gaan voeren, die succesvol is, omdat zij gericht is tegen iemand, die resultaten heeft. Het eigenaardige is, dat de afgunst zich altijd keert tegen hen, die iets bereiken; dat zij uitgaat van hen, die niets bereiken, dat de niets bereikenden dan de resultaten, bereikt door hen, die iets tot stand konden brengen, meestal weer teniet doen. Dat gaat over de gehele wereld zo op alle gebieden. Dus ik geloof niet, dat wij van India onstellende dingen moeten verwachten, maar eerder, dat het zijn ietwat hachelijke evenwichtspolitiek nog enige tijd zal trachten te handhaven. Of dat voor Pandit Nehru altijd gunstig zal zijn, valt te bezien. Ik geloof, dat hij in de laatste 1 ½ jaar in Azië reeds een deel van zijn populariteit verspeeld heeft, vooral bij de anti communistische menigte. Maar hij heeft toch ook zijn verstand. Bestaat de mogelijkheid niet, dat hij dat inziet? Een mens, die het goed meent en het verkeerd doet in de politiek, lijkt op een zwerver, die zegt; Ach mijn vriend, ben je koud? Ik zal een lucifer bij deze hooiberg houden, dan hebben wij een weinig vuur om ons te warmen. De ruïnes, die overblijven en de schuld die wordt toegekend aan de zwerver, houden geen enkele betrekking of relatie meer met de oorspronkelijke bedoeling. Is er niets meer? Dan kan ik U, indien het U, interesseert het is niet noodzakelijk, u kunt het rustig afwijzen nog een vriend voorstellen, die zijn leven vaak met schrijven heeft gesleten en die misschien ietwat satirisch van aanleg is. Als U voor een korte voordracht van hem nog interesse heeft, wil ik hem gaan doorgeven. Graag. Graag. Dan, misschien niet zo gaarne, maar toch dankbaar voor Uw gehoor en medewerking, neem ik afscheid van U en geef ik het woord aan de volgende spreker over. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, U heeft zich dan voor een korte wijle in mijn handen overgeleverd en de directie wijst dezerzijds alle verantwoording af. (Gelach). Na echter de keuze, die Uwer was en U mij gekozen heeft, meen ik mijnerzijds met vorstelijk gebaar U de koninklijke gunst toe te mogen staan te vertellen, welk deel van het menselijk of geestelijk bestaan U op mijn, misschien wat satirische, wijze inderdaad belicht wilt zien. Heeft U enigerlei voorkeur? De mens in wording, wilt U daar iets over zeggen? Ik kan daar inderdaad iets over vertellen. Ik ben alleen benieuwd, of zijn stijl in staat is aan de bedoeling van Uw vraag tegemoet te komen, wat over het algemeen een vraag is, wanneer iets in wording is. Want alle wording wordt door bedoelingen bepaald. En de bedoelingen mogen nog zo goed zijn, de wording kan soms eigen aardige fouten vertonen. Zo is het dan ook gebeurd, toen het eerste proefmodel van de mens in productie werd genomen. ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
131
Orde der Verdraagzamen Gij begrijpt, er is een wereld van scheppende krachten en in de grote werkplaats van de Schepper werd aan een aantal engelen opgedragen om de mens alvast een redelijk model te geven. Zij had den enkele proefmodellen gemaakt en die liepen inderdaad een geruime tijd op een enkele zonde. Dus wat dat betreft kon men tevreden zijn en men meende een redelijke paradijstoestand met deze mens inderdaad te kunnen bereiken. Zo besloot men dan om, na vele proeven, de mens te gaan bouwen, zoals hij behoorde te zijn. En daar kwamen de grote moeilijkheden. Over de voortbeweging was men het al heel gauw eens; een tweevoeter. Wat men niet had voorzien, was, dat de gekozen voetzoolvoering niet voldoende verhard genoeg was en weerstandskrachtig genoeg om niet onder uitwassen te lijden. Deze uitwassen, herinnerend aan het dierlijk rijk, worden over het algemeen tegenwoordig zwaar vervloekt en eksterogen genoemd. Ik geloof niet, dat er een ekster is, die trots is op deze benaming van een misvorme menselijk onderdaan. Ook de handen gaven weinig moeilijkheden, tot het tot de constructie van de duim kwam. Want, zo zei men een mens heeft handen nodig om zich te kunnen handhaven, om te kunnen eten, maar, zo zeiden sommigen der constructeurs, wij moeten deze mens en een duim geven. Want die duim is practisch voor allerhande dingen. Hij kan b.v. duimen drukken door iemand, die een examen ondergaat, want, gezien de constructie kunnen wij aannemen, dat examens een groot gedeelte van zijn leven zullen vullen, vooral wanneer hij in Nederland terecht komt. Ja zei een ander, maar met een duim kun je grijpen en kun je vasthouden. Wij mogen aannemen, dat een mens met dergelijke ledematen uitgerust, op de duur de gewoonte zal krijgen om alles te grijpen, wat hij grijpen kan en te houden, wat hij heeft. Ik geloof niet, dat dat met een paradijs in overeenstemming is. Och, zeiden de goede constructeurs, geef hem die duim. Misschien, dat hij kans ziet om zijn paradijstoestand een tijd lang vast te houden. Ik geloof, dat de ervaring, als neergelegd in het bekende boek werk, dat Adam en Eva beschrijft, heeft uitgewezen, dat het aan brengen van de duim bij de mens een ernstige constructiefout is geweest. Wat dat betreft wanneer ik de wereld, zoals die op het ogen blik bestaat, bezie, ontdekken wij zelfs nog meerdere constructiefouten, als b.v. het geven van ellebogen. Want zo wij ons bezighouden met het zakenleven en de politiek, merken wij, hoe ten koste van anderen veel met de ellebogen gewerkt wordt. Zij werden oorspronkelijk echter daarvoor niet gegeven, maar alleen om de armen op een redelijke wijze te kunnen bewegen. (Gelach). Een ander punt, dat ook overweging vroeg, was de kwestie van de motor. Er waren enkelen, die voor een enkele aorta voelden. Zij zeiden; Geef de mens één enkele ader, die voortdurend krimpend het bloed voortstuwt en hij zal zichzelve voldoende kunnen handhaven! Maar er zijn nu eenmaal mensen, die met het eenvoudige niet voldoende hebben. Die zeiden; Een mens zal het hart altijd gaan zien als de zetel van het leven en dus ook de zetel van het gevoel. Behalve kleine schooljongens, daar zetelt het iets lager, gelegen ongeveer een graad zuidelijk van het staartbeen. Maar aangezien over schooljongens bij dit eerste model toch nog niet werd gesproken, besloot men dan om een hart te geven, verdeeld in kamers. Uiteindelijk zijn het vier kamers geworden en dat is erg jammer. Want daarmee is ook het gevoelsleven van de mens in vier delen verdeeld, waardoor ook wederom bewezen is, dat deze opbouw fout, deze constructiefout, een zeer ernstige kan zijn. De mens heeft n.l. één kamer in zijn hart volledig aan zich zelf gewijd. Een andere kamer heeft hij gewijd aan het bedriegen omtrent zijn hartstoestand van de buitenwereld. Een derde kamer heeft de verdere afval van genegenheid, terwijl de vierde voor Zondag gebruikt wordt om in de kerk te vertonen. (Gelach). U zult begrijpen, dat een dergelijke opbouw van het menselijk hart ook later zeer werd betreurd, maar aangezien men het model nu eenmaal in de handel heeft gebracht, moet men 132
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
het handhaven om te voorkomen, dat degenen, die vragen naar een dergelijk voertuig, in verlegenheid komen. Je kunt niet verwachten, dat een bewuste geest b.v. in een kangaroe gaat rondlopen, terwijl hij gewend is aan mens. De gewoonte doet ook voor de geest zeer veel. Men heeft dan ook het menselijk oog geschapen. De plaatsing van het oog heeft ook wel inderdaad enige moeilijkheid opgeleverd. Ik herinner mij nog heel goed, dat bij de discussies, die daar over plaats vonden, er werd voorgesteld om de mens ook enkele ogen in zijn nek te geven. Waarop echter een ander beweerde, dat het verstandiger was om hem twee ogen in het gelaat te geven en hem daardoor enige sierlijkheid te verlenen. Zo werd dan de plaatsing van de eerste koplampen ter wereld bepaald door esthetische overwegingen. (Gelach). Het heeft echter wel weer enkele bezwaren met zich mee gebracht, want nu je geen ogen achter in je hoofd hebt, heb je kans, dat een ander je voortdurend in de nek ziet, zonder dat je het zelf merkt. Ja, U ziet, waarde vriendin, het gaat niet helemaal de kant uit, die U bedoeld had. Dat is nu eenmaal mijn stijl. Om kort te gaan; de mens is één wandelende constructiefout. Zelfs in deze constructiefout kunnen nog constructurele fouten optreden, die verbazingwekkend zijn. Want een wandelaar met een wandelende nier is wel een zeer eigenaardig verschijnsel in de menselijke wereld, wat toch schijnbaar voorkomt. Zo hebben wij ook de kwestie van de maag. Een overladen maag is natuurlijk een zeer onplezierig ding. Men had dus een onmiddellijke losbeweging willen maken. Men nam echter aan, dat de mens verstand genoeg zou hebben, om niet meer te vragen, noch van de tafel, noch van het leven, dat hij onmiddellijk verdragen kon. Ook hier heeft men schijnbaar zich vergist en dus ook een gevaarlijk voertuig geschapen. Dat is hetzelfde met de blinde darm. Zij hadden dat ding met ogen moeten uitrusten, nietwaar?, dan waren menige chirurgische ingrepen de mensheid bespaard gebleven en was het inkomen van menige chirurg dan binnen redelijke grenzen gekomen, zodat hij zich niet zo overbelasting aanslagen zou behoeven te ergeren, als op het ogenblik het geval is. Kort en goed, de opbouw van de mens heeft vele bezwaren ontmoet en de geest, die in de mens incarneert, heeft zich dan ook gerealiseerd, dat het huidige merk zeer zeker niet van bezwaren ontbloot is. De uitvoering in twee speciale modellen, Model de Luxe, ofwel Femina en het zware model hebben ook wel enige bezwaren opgeleverd, want het blijkt, dat soms iemand, die zeer zakelijk aangelegd is als geest, rond moet rijden in een luxe model en dus onmiddellijk wordt aangeslagen door zijn omgeving of omgekeerd. Echter zijn er sentimentele beweegredenen, die tot nog toe de wereld van incarnerende geesten belet heeft een ander voertuig te kiezen, zolang nog enigszins het voertuig “mens” tegemoet kan komen aan de geestelijke behoeften, zal men daarvan geen afstand doen. Want ondanks alle opgesomde bezwaren en constructiefouten biedt zeer ze er de mens ook aan de geest een zekere voldoening. Wanneer je met een feillos voertuig zonder enige fout een afstand hebt afgelegd, dan betekent dat geen grote voldoening. Maar als je met een mens dat hebt gedaan, wanneer je met een menselijk lichaam laten wij zeggen 20 a 30 jaren tijd zonder grote fouten hebt doorgereden, dan voel je je een werkelijk vorst. Want U weet zelf, hoe allerhande kleine fouten gedurende het bedrijf kunnen optreden. Een lekkende radiator, pardon, ik geloof een lekkende neus, nietwaar, een warmlopen van drift, een kleine explosieve fout, kortom al deze dingen als kleine fouten alleen reeds, kunnen het menselijk bestaan zwaar maken en een redelijk overwinnen daarvan is al buitengewoon goed. Maar dan heeft het menselijk voertuig in een wereld, die rechts, dus ten goede, georiënteerd behoort te zijn, bovendien één zeer onaangename eigenschap. Er schijnen fouten in de besturing te zijn geslopen, ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
133
Orde der Verdraagzamen Wij nemen aan, dat de combinatietabellen van de hersenen niet helemaal juist zijn uitgevoerd, want waar het voertuig zich rechts van ‘s levens pad dient te bewegen, vertoont het een onweerstaanbare neiging om steeds naar links te gaan. Menigmaal komt daar een aanrijding plus brokken van. Uw vraag, of beter gezegd voorstel om dus de opbouw van de mens te belichten, die kan ik, helaas, niet in een optimistische noot besluiten. Er is sterk behoefte aan een nieuw model mens. Maar er lopen op het ogenblik nog zoveel rare modellen rond, dat het de vraag is, welk dezer exclusieve typen uiteindelijk de eer zal genieten voorloper te zijn van een verbeterd type mens. Wij nemen echter aan, dat in de constructiewerkplaats, waarin menige geest zich bezig houdt met hernieuwde opbouw van stoffelijke waarden, onder de welbekwame leiding voortdurend gedokterd wordt, in de hoop, dat eens de perfecte mens de stoffelijke banen dezer aarde zal kunnen betreden en daarop herscheppen datgene, wat hij eens door een eetlust plus een neiging om de verkeerde kant uit te sturen, tot stand heeft gebracht in het paradijs, n.l. het herwinnen van een paradijs, waaruit hij zichzelve heeft verdreven. Deze korte beschouwing van de menselijke geschiedenis en de opbouw van het menselijk voertuig mogen misschien niet de feiten bevatten, die U interesseren, ik me en echter, dat het zeer leerzaam is. Wanneer gij dus wederom eens een neiging krijgt om slecht gehumeurd door de wereld te gaan, denk een ogenblik na en zeg; Kerel, begrijp het dan toch, Je hebt een defecte ontsteking. Ofwel; Maak je toch niet zo kwaad. Je bent een beetje heet gelopen. Blijf maar even stilstaan, dan koel je wel weer af. En zo moge deze betoging dan ook tevens enigszins dienen als handleiding tot het veilig verkeer in het leven, opdat de mens, geen ongelukken makende, zijn einddoel moge bereiken. Het is mij overigens een genoegen U mede te delen, dat voor afgedankte voertuigen voorlopig nog parkeergelegenheid genoeg aanwezig is, terwijl voor het welzijn van de passagiers ten allen tijde gezorgd wordt door dezelfde firma, die de voertuigen ter beschikking stelt. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Dat was dan waarschijnlijk een onverwacht licht betoog, dat U overigens aan Uzelf te danken heeft. Wij zullen echter thans even gaan overschakelen van de - laten wij zeggen - lichtere zijde naar de ernst. Wij zullen deze avond gezamenlijk gaan besluiten met een meditatie. Een meditatie, waarvan Uzelve het onderwerp moogt opgeven. (Stilte). Geen voorkeur? In dat geval zal ik zo vrij zijn om zelf een onderwerp te kiezen. (Gaarne). Ik zou willen mediteren met U over de: Er is een Goddelijk Recht, dat alle dingen steeds beheerst. Wij kennen het als een Goddelijke Wet en kunnen niet ontkomen aan de vele krachten, die ons altijd weer dwingen in de paden, door de Goddelijke Wil voorbeschikt, te gaan. Wij voelen ons vaak gedwongen om goddelijke Daden te ontkennen in ons eigen wezen. In ons is vaak een verzet tegen de wetten, die ons binden en wij voelen ons soms de slachtoffers van een leven, dat ons aan bepaalde waarden gebonden en geklonken heeft. Wij vragen ons dan af; Hebben wij een vrije wil? Wanneer een echo uit de eeuwigheid ons antwoordt; Ja, Uw wil is vrij, dan vrezen wij, dat een rechtvaardige God de grote onrechtvaardigheid zal begaan ons te veroordelen voor de fouten, die wij maakten, krachtens Zijn wereld. Maar God is rechtvaardig. En rechtvaardigheid betekent, dat God U niet veroordelen kan, voor hetgeen door Zijn Schepping in U tot stand kwam, God zal U dus niet oordelen of veroordelen, omdat gij in Zijn wereld, in Zijn wezen zelfs leeft. 134
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wat is dan de werkelijkheid van een Goddelijk Recht en van een Goddelijke Rechtvaardigheid? God oordeelt niet. Zijn wetten, die ons leven leiden en ons binden binnen bepaalde lijnen, zijn in zichzelve; oordeel en rechter. Want zodra wij trachten ze te overschrijden, dan vinden wij onszelf geconfronteerd met een Kracht, Die door onze wil niet kan worden opgeheven. In de strijd scheppen wij dan voor onszelven de straf, voor onszelven het oordeel. De zelf opgelegde straf zullen wij uitboeten, totdat wij ons realiseren, dat het niet God is, Die ons deze heeft opgelegd. Daarna zijn wij vrij om verder te gaan. Er is geen ogenblik in het bestaan, in het leven, dat God als oordelende Kracht optreedt. Want God is rechtvaardig. In Zijn Rechtvaardigheid kan Hij geen oordeel uitspreken tegen Zijn schepselen, die van Hem, Zijn Wetten en Zijn Wezen afhankelijk zijn. Hij is mede aansprakelijk voor alle dingen. Zo zegt de Vader; Goed noch kwaad zijn er in Mijn ogen, maar oordelen zal een ieder zichzelve, omdat hij, zichzelve oordelend, in Mijn Recht en Mijn Rechtvaardigheid zal voldoen aan zichzelve. Wanneer wij dit weten, wanneer wij dit begrijpen, dan kunnen wij door voor onszelf te leven als mensen, die goed zijn, als geesten, die voldoen aan hun bestemming, vrij zijn van elke straf. Wanneer wij de Goddelijke Wet erkennen, dan kunnen wij onszelf voeren tot het laatste oordeel en onszelven rein bevinden en binnengaan in de lichtende wereld, want Gods Rechtvaardigheid geeft ons allen gelijke mogelijkheid, geeft ons allen de zekerheid, dat wij uit Hem geboren, eens tot Hem zullen kunnen terugkeren. Want ook dit is ons recht; terug te keren tot de Bron, waaruit wij gegaan zijn. De wijze, waarop wij zullen terugkeren en de tijd, wanneer bepalen wijzelf in ons leven en strijd, de wijze, waarop wij het doel van ons leven in onszelf stellen en deze doelstelling volgen met al onze gedachten. Zo zijn wij dan dank zij Gods Rechtvaardigheid uiteindelijk rechter, beul en misdadiger tegelijk. In dit eigenaardige recht wordt de aardigheid gevonden, die ons behoeden kan voor een hernieuwd overtreden van een Wet, die uit God werd geboren, steeds klaarder wijzend het pad, dat wij moeten gaan, tot ons bewustzijn in staat zal zijn - indien het wil - de fouten te vermijden en de Goddelijke Volmaaktheid te bereiken. Hiermede, mijne vrienden, zullen wij deze bijeenkomst besluiten. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond.
ESOTERISCHE KRING JAARGANG 1954 - 1955
135