Test 1 Deel 1 tot en met deel 4 Hieronder vind je een test over de eerste vier delen van de cursus. De juiste antwoorden staan in de sleutel. Zo kun je zelf je score berekenen. Voor elk juist antwoord krijg je één punt, tenzij het anders in e opgave staat. Voor een spellingsfout verlies je maximaal een half punt per antwoord. Als je meer dan 50 punten behaalt, dan ben geslaagd voor deze test. 1.
FUNCTIES
1.1
Luister naar de cd. Hoe klinken de onderstaande uitingen?
1.
Hoe heb je dat in hemelsnaam kunnen doen?
a.
geïnteresseerd
b.
vriendelijk
c.
geïrriteerd
2.
Ik zie het niet meer zitten
a.
enthousiast
b.
moe
c.
vriendelijk
3.
Au!
a.
luid
b.
geïnteresseerd
c.
blij
4.
Wat een flauwekul!
a,
vriendelijk
b.
boos
e.
enthousiast
1.2
Wat betekenen volgende zinnen? Er kan meer dan één mogelijkheid juist zijn.
1.
Het is niet onmogelijk dat ik kom.
a,
Ik kom vast en zeker.
b.
Ik kom misschien.
c.
Ik kan niet komen.
2.
Als ik jou was, zou ik hem bellen.
a.
Ik wou dat ik was zoals jij. Dan zou ik hem bellen.
b.
Ik zou hem in geen geval bellen.
c.
Mijn advies is: bel hem.
3.
Help me nu toch eens!
a,
Ik durf het je bijna niet te vragen maar wil je me alsjeblieft helpen?
b.
Je hoeft me maar één keer te helpen.
c.
Wil je me nu eindelijk eens helpen? Ik heb het je al drie keer gevraagd.
geïrriteerd
moe
luid
boos
Ik kom misschien.
Mijn advies is: bel hem.
Wil je me nu eindelijk eens helpen? Ik heb het je al drie keer gevraagd.
4.
Wat jij zegt is onzin!
Het klopt niet wat je zegt.
a.
Wat jij zegt is niet waar.
b.
Het klopt niet wat je zegt.
c.
Je maakt slechte zinnen.
5.
Mijn moeder is weer gelukkig. Ze heeft immers een nieuwe én rijke man leren kennen.
a.
Mijn moeder is weer gelukkig want ze heeft een nieuwe én rijke man leren kennen.
b.
Mijn moeder is weer gelukkig. Ze heeft trouwens een nieuwe én rijke man leren kennen.
c.
Mijn moeder is weer gelukkig. En bovendien heeft ze een nieuwe én rijke man leren kennen.
2.
WOORDENSCHAT
2.1
Vul het juiste woordje in. Elk goed woord is een half punt waard.
1.
Xavier gaat naar de bank om zijn geld op een rekening te zetten.
2.
Volgens Anton besteedt Vera niet genoeg tijd aan haar studie.
3.
Anton geniet van de aandacht die hij krijgt.
4.
Vera zit in haar eentje te studeren terwijl Anton en Xavier zich amuseren.
5.
Anton weet niet goed hoe hij moet omgaan met de mensen uit de 21e eeuw.
6.
Professor Vanonder wil niet dat zijn studenten alles uit het hoofd leren.
7.
Vera is helemaal niet bang om te zakken voor het examen van professor Vanonder.
8.
Anton beschouwt Vera als een collega.
9.
Xavier kan moeilijk wennen aan zijn functie als leider van de expeditie.
10.
Of Vera zal slagen of niet, dat is afhankelijk van hoeveel ze studeert.
2.2
Schrijf de afkortingen voluit
1.
Ik stuur u deze e-mail n.a.v. ons telefoongesprek van gisteren.
Mijn moeder is weer gelukkig want ze heeft een nieuwe én rijke man leren kennen.
n.a.v. = na aanleiding van 2.
Zondag organiseren we een historische stadswandeling o.l.v. de voorzitter van onze wandelclub. o.l.v. = onder leiding van
3. In dat winkeltje verkopen ze van alles: hoeken, kleren, speelgoed, enz. enz. = enzovoort
2.3
Leid het substantief af van het werkwoord of het adjectief tussen haakjes. Het verbaast me dat de... (samenwerken) tussen An en Els zo goed loopt. Het verbaast me dat de samenwerking tussen An en Els zo goed loopt.
1.
Kinderen jonger dan zes jaar mogen enkel deelnemen onder begeleiding (begeleiden) van een volwassene.
2.
Ik heb de overschrijving (overschrijven) gisteren door de secretaresse laten uitvoeren dus morgen zou het geld op uw rekening moeten staan.
3.
Als uw creditcard gestolen wordt en er wordt geld mee uitgegeven, dan betaalt onze verzekering (verzekeren) u al het geld terug.
4.
Yves heeft nog geen ervaring (ervaren) in een leidinggevende functie, maar hij heeft er wel het talent voor.
5.
De directie is niet verantwoordelijk voor verlies (verliezen) of diefstal.
2.4
Leid het adjectief af van het werkwoord of het substantief. Ik vind het echt... (lachen) om met twee auto naar zee te rijden. Ik vind het echt belachelijk om met twee auto’s naar zee te rijden.
1.
U moet snel zijn als u nog een ticket wilt, want het aantal plaatsen is beperkt. (beperken).
2.
We zijn u heel dankbaar (danken) voor uw medewerking.
3.
Je hoeft niet hang te zijn om ziele te worden, ons kraanwater is drinkbaar. (drinken).
4.
Ze zal er ongetwijfeld (twijfelen) \vel\veer een goede reden voor hebben waarom ze te laat is. Net als altijd.
5.
Hou dat formulier maar zorgvuldig (zorg) hij, want je zult het nog nodig hebben.
2.5
Welk woord past in welke context? Soms moet de vorm worden aangepast. Een juist antwoord is een half punt waard. eenzaam - alleen Hoewel ik niet alleen in mijn kantoor zit, voel ik me toch een beetje eenzaam sinds mijn collega naar het buitenland vertrokken is.
1. overschrijven - overtuigen Na een halfuur heb ik mijn man eindelijk kunnen overtuigen om het geld over te schrijven op onze gemeenschappelijke rekening. 2.
opnemen - opgeven Ik geef het op! Ik probeer al een kwartier om geld op te nemen aan deze automaat maar het lukt niet.
3.
trouwens - telkens Telkens als hij binnenkomt glimlacht hij naar de meisjes! Hij is trouwens best knap, vind je ook niet?
4.
behalen - behandelen Om een simpele verkoudheid te behandelen hoef je toch geen doktersdiploma behaald te hebben, Dat kan ik zelf ook wel.
5.
oefenen - beoefenen Als je later professioneel sport wil beoefenen, dan moet j nog veel oefenen, hoor! Je techniek is nog lang niet wat hij zou moeten zijn.
6.
omgeving - omstandigheid In de omgeving van het station wonen de mensen al jaren in de moeilijkste ontstandigheden: geweld en drugs zijn er normaal geworden.
7.
schade - schuld Gelukkig had ik alleen maar wat materiële schade aan mijn auto. Toch zal mijn verzekeringsmaatschappij niets hoeven te betalen. Het ongeval was duidelijk de schulde van die groep fietsers.
3. GRAMMATICA 3.1
Vul de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm in. Kies uit presens, perfectum, imperfectum en plusquamperfectum. Let goed op de tijden! Soms zijn er verschillende mogelijkheden. Een juiste werkwoordsvorm is een half punt waard.
1.
(zijn - zich inschrijven) Als ik jou was, schreef ik me meteen in voor die cursus. /
2. (investeren — opleveren) Vroeger investeerden veel mensen hun geld in kleine bedrijven maar nu levert dat niet zo veel meer op. 3.
(zijn - zich verbazen - zijn - zeggen) We zijn onlangs met de kinderen een weekje aan de kust geweest. Het verbaasde ons dat het weer veel beter hadden gezegd / gezegd hadden dan ze op de radio. (of: dan ze zeiden …)
4.
(kunnen) Een paar jaar geleden kon je nog geen geld overmaken met een computer.
5.
(zijn - stelen - kopen) Ik ben verschrikkelijk kwaad. Mijn fiets is ‘veer gestolen! En ik had / heb hem pas vorige week gekocht.
6.
(letten - leven) Als we beter op de hond gelet hadden / hadden gelet, leefde hij nu waarschijnlijk nog. (of: had hij nu waarschijnlijk nog geleefd)
7.
(werken - verdelen) Toen ik als ober in een restaurant werkte, vedeelden we alle fooien gewoon onder het personeel.
3.2
Doe nu hetzelfde als in de vorige oefening met de werkwoorden in de tekst hieron der. Soms moet er een ‘te’ worden toegevoegd. Een juiste vorm is een half punt waard.
Ik ... (1) vanmiddag naar een concert van een klein kamerorkest. Toen ik daar ... (2), ... (3) ik dat de violist mijn buurman ... (4). Hij ... (5) zich heel formeel en ... (6) alsof hij me nog nooit ... (7). Ik ... (8) wel een beetje teleurgesteld maar ik ... (9) dat hij heel goed ... (10). Na het concert ... (11) ik nog een glaasje wijn en toen ... (12) ik naar huis. Nu ... (13) ik • altijd de televisie als mijn buurman ... (14), dan ... (15) ik van zijn muziek zonder dat ik zijn onvriendelijke gezicht ... (16). Ik ben vanmiddag naar een concert geweest van een klein kamerorkest / van een klein kamerorkest geweest. Toen ik daar aankwam, ontdekte ik dat de violist mijn buurman was. Hij gedroeg zich heel formeel en deed alsof hij me nog nooit gezien had / had gezien. Ik was wel een beetje teleurgesteld maar ik moet toegeven dat hij heel goed speelde / gespeeld heeft. Na het concert heb ik nog een glaasje wijn gedronken en toen hen ik naar huis gegaan. (of: dronk ik nog ... en toen ging ik naar huis) Nu zet ik altijd de televisie uit als mijn buurman zit te oefenen, dan kan ik van zijn muziek genieten zonder dat ik zijn onvriendelijke gezicht hoef te zien. 1.
gaan
9.
moeten + toegeven
2.
aankomen
10.
spelen
3.
ontdekken
11.
drinken
4.
zijn
12.
gaan
5.
zich gedragen
13.
uitzetten
6.
doen
14.
zitten + oefenen
7.
zien
15.
kunnen + genieten
8.
zijn
16.
hoeven + zien
3.3
Te of geen te? Kruis aan. Een juist antwoord is een half punt waard.
1.
De studenten probeerden chaos te veroorzaken in de klas, maar het is ze niet gelukt.
a.
te
b.
/
2.
De prijzen zullen snel verhogen. Let op mijn woorden.
a.
te
b.
/
3.
De problemen bij ons op kantoor beginnen langzaam maar zeker te verminderen.
a.
te
b.
/
4.
Beloof je Tim nooit meer tegen zijn benen te schoppen?
a.
te
b.
/
5.
We kunnen die brief niet op sturen met zoveel fouten erin!
a.
te
b.
/
6.
Als ik zo naar buiten kijk,dan overweeg ik om een paar dagen vrij nemen, te nemen, ja.
a.
te
b.
/
7.
De zon schijnt hier al twee weken! Het is niet ... geloven.
a.
te
b.
/
8.
Aan je accent is het niet ... horen dat je eigenlijk Spaanstalig bent.
a.
te
b.
/
9.
Ga nu maar naar huis want ik heb nog veel ... doen.
a.
te
b.
/
10.
Anton en Xavier zitten buiten ... kaarten.
a.
te
b.
/
11.
Blijf je vanavond bij me ... eten?
a.
te
b.
/
12.
Bart was zo bang dat hij zijn hart in zijn keel voelde ... kloppen.
a.
te
b.
/
13.
Ik heb mijn zoontje zijn huiswerk helemaal alleen laten ... maken en hij had maar één fout.
a.
te
b.
/
14.
Je moet wel gek zijn om in één dag van België naar Zuid-Spanje rijden.
a.
te
b.
/
15.
Mag ik nog één keer vragen om geen stomme verhaaltjes ... verzinnen? Ik wil gewoon de waarheid weten.
a.
te
b.
/
16.
Tina kwam maar even langs, zei ze, maar ze is de hele avond blijven praten.
a.
te
b.
/
17.
Ik ben vergeten ... controleren of ik mijn naam wel heb ingevuld op mijn examenbladen.
a.
te
b.
/
18.
Mona durfde haar vader niet ... zeggen dat ze zwanger was.
a.
te
b.
/
4.
LEZEN
Lees de tekst en los de vragen op. Bij multiple-choicevragen krijg je één punt voor een juist antwoord. Bij juist-foutvragen krijg je één punt als je een juiste stelling als juist aankruist en twee punten als je een foute stelling als font aankruist en ook de font kunt verbeteren. Het vrekkenechtpaar de vrek: iemand die heel gierig is het echtpaar: een getrouwd koppel Hanneke van Veen en Rob van Eeden wilden wel eens wat anders. Ze wilden anders gaan leven. Goedkoper vooral. Ze begonnen bij zichzelf. Daarna startten ze een krant op vol nuttige tips om te besparen. En nu geven ze ook cursussen om mensen te overtuigen van hun nieuwe manier van leven. Hanneke: de overdaad: erg grote of te grote hoeveelheid de welvaart: toestand waarin alles goed gaat 1.
We zijn met de krant begonnen uit een soort onvrede met de overdaad aan welvaart om ons heen. Mijn man Rob en ik hadden allebei een redelijk goede baan en verdienden goed. We deden en kochten eigenlijk alles wat we wilden: we gingen veel uit eten, kochten kleren en boeken, en gingen in het buitenland op vakantie. Zo’n levensstijl begon mij steeds meer tegen te staan. Waar waren we nou eigenlijk mee bezig? Heel hard werken, veel geld verdienen en in de tijd die je overhebt, ben je het geld weer even snel aan liet uitgeven. Ik voelde me daar helemaal niet gelukkig bij. Is dit nou het hoogste doel in het leven?
2.
Die onvrede van me uitte zich als ik bijvoorbeeld ergens buiten de deur at. Ik vond het helemaal niet lekker of ik vond het helemaal niet gezellig. Eten in een restaurant kost een heleboel geld en thuis eet ik net zo graag macaroni met kaas. Iets heel simpels smaakt me net zo lekker. Op een bepaald moment ben ik daar met Rob over gaan praten. Ik zag het niet meer zitten om zo door te gaan. Ik verlangde eigenlijk naar echt blij zijn. Ik zou graag hebben dat het weer een beetje zoals vroeger was. Vroeger, toen het nog leuk was. Als je toen een keer bij mensen thuis of in een restaurant ging eten, dan was dat echt een feest. Als er taart was, was dat iets heel bijzonders. Op het werk is er nu altijd wel iemand jarig en heel vaak wordt er dan op gebak getrakteerd. Een echt feest is dat al lang niet meer: “Alweer een taartje!”
bezuinigen: besparen veel moeite kosten: heel moeilijk zijn overtroeven: proberen beter te doen dan iemand anders
3. Rob was in het begin niet zo’n voorstander van mijn ideeën. Je werkt en je hebt geld; waarom zou je dan zuiniger gaan leven? Maar toen bleek dat we echt hele bedragen konden besparen, begon hij er ook wel iets voor te voelen. Bezuinigen zou veel geld op kunnen leveren en dan had het tenminste ook een beetje zin. Het was ons wel duidelijk dat zuinig leven veel moeite kost want je moet toch allerlei gewoonten even opzijzetten of gaan veranderen. We zijn toen een aantal maanden aan het experimenteren gegaan en merkten dat we het eigenlijk heel leuk vonden. We lagen af en toe dubbel van het lachen. Er kwamen de raarste dingen uit, want we gingen elkaar een beetje overtroeven. Het leidde ertoe dat je je ook bijvoorbeeld in het donker zou kunnen douchen of iets scheren, want dat ging toch allemaal op gevoel.
het taboe: iets waarover je volgens veel mensen niet mag praten 4.
Nu geven we ook cursussen over bezuinigen. We nemen onszelf als voorbeeld zodat ook de cursisten openlijk over hun financiële situatie kunnen praten. Ze zeggen ons dat ze het heel vreemd vinden dat wij zomaar tegen een hele club mensen vertellen wat we verdienen, over houden en sparen. Dat is echt nog een taboe.
de afschrijving: kosten die je belastingen kunnen verlagen BTW (belasting over de toegevoegde waarde): een taks die je moer betalen op alles wat je koopt 5.
We hadden iemand uit de cursus, die zei dat hij zijn auto eigenlijk helemaal niet wilde hebben. Maar zijn accountant legde hem steeds uit dat hij die auto moest houden, omdat dat gunstig was voor de afschrijving van de belastingen en de BTW. Hij had een hele hoop argumenten waarom hij die auto moest houden, maar die auto stond wekenlang voor de deur. Terwijl een auto op zich toch wel heel duur is.
het merk: naam die een fabrikant geeft aan zijn product het label: een etiket met een naam of symbool op 6.
Je ziet ook dat sommige mensen die in de meest nare financiële situaties zitten, daar toch nog iets van proberen te maken en daar trots op zijn. We kennen bijvoorbeeld een vrouw en die heeft nog nooit kleren gekocht. Ze heeft alles uit de vuilnisbak of uit de tweedehandswinkel. Dat is natuurlijk helemaal niet makkelijk, want ze heeft zes kinderen die ook nog eens in de puberteit zitten en allemaal Adidas of Reebok willen. Weet je wat ze doet? Ze koopt kleding op allerlei tweedehands markten, Ze heeft zelfs haar eigen rnerk. Dat is een prachtig geborduurd duurd labeltje dat ze laat maken. Dan knapt ze de kleren op en zet daar haar labeltje op. De kinderen op school vragen aan haar kinderen: “Waar koop je dat. is niet te koop,” zeggen ze dan, “voor geen geld.” Als je zoiets doet, dan ben je creatief.
De spullen: dingen De rommel: spullen die door elkaar liggen of spullen van slechte kwaliteit 7.
Eigenlijk moet je denken ‘alles is er al’. Je hoeft niet naar de winkel te gaan, maar je gaat gewoon naar de buren, vrienden, kennissen of familie. Daar ligt alles al kant en klaar op je te wachten. Die mensen hebben dat ooit eens gekocht en zitten er nu mee: kasten vol met spullen en rommel. En dan denken ze ‘wat heb ik toch weinig ruimte”. Als jij hen dus gaat vertellen dat je iets nodig hebt, dan merk je dat de dingen naar je toe komen.
alinea 1: juist of fout? - Hanneke en Rob zijn begonnen met de krant omdat ze geen welvaart meer wilden in hun leven. - Hanneke en haar man verdienden veel geld, maar ze gaven het weer uit in hun vrije tijd. alinea 2: juist of fout? - Hanneke vindt dure gerechten uit een restaurant lekkerder dan macaroni met kaas. - Vroeger vond Hanneke het leuk om bij mensen thuis of in een restaurant te gaan eten omdat dat toen iets speciaals was, een beetje zoals een feest. - Taart op een feestje is niets bijzonders meer voor Hanneke.
alinea 3: Kruis het correcte antwoord aan. Wat betekent “Rob was in het begin niet zo’n voorstander van de ideeën van zijn vrouw?” a.
Rob was meteen enthousiast over de plannen van zijn vrouw.
b.
Rob vond het in het begin niet nodig om minder geld uit te geven.
c.
Rob wilde alleen bezuinigen als het niet te veel moeite zou kosten.
alinea 4: Welke van de drie zinnen is correct? Kruis aan. a.
Hanneke en Rob vinden het moeilijk om open over hun financiële situatie te praten.
b. De cursisten willen liever niet dat Hanneke en Rob zo openlijk over hun financiële situatie praten. c. Hanneke en Rob hebben er geen problemen mee om hun cursisten te vertellen hoeveel ze verdienen. alinea 5: Wat betekent ‘gunstig’? Kijk goed naar de context. a.
goed
b.
slecht
b.
niet goed maar ook niet slecht
Kruis het juiste antwoord aan. Iemand uit de cursus deed zijn auto niet weg a.
omdat hij die moest kunnen afschrijven van de belastingen.
b.
omdat hij zijn auto heel graag wou houden.
c.
omdat dat te duur is.
alinea 6: juist of fout? - Sommige mensen met financiële problemen besparen op een creatieve manier. - De vrouw koopt tweedehandskleding en zet er een labeltje van Adidas of Reebok op. - De vrouw maakt zelf een labeltje en zet dat op de tweedehandskleren van haar kinderen. alinea 7: juist of fout? - Je kunt dingen bij de buren gaan kopen in plaats van naar de winkel te gaan. - Als je iets nodig hebt, kun je het vaak ook gewoon krijgen van andere mensen. - Veel mensen hebben te veel ruimte en daarom geven ze spullen weg.
5.
LUISTEREN
Luister een eerste keer naar de dialoog op de cd en beantwoord daarna de onderstaande vragen. 1.
Voor wie belde Hanna Huysmans eigenlijk?
2.
Wat doet Hanna Hnysmans voor haar beroep?
3.
Waarom neemt Anton de telefoon af van Vera?
4.
Wie beëindigt het telefoongesprek? Wat zonde reden kunnen zijn voor dat plotse einde?
Lees eerst de vragen hieronder. Luister daarna een tweede keer en probeer de juiste ant woorden te vinden. 4. Vera wil weten wie ze aan de lijn heeft. Hoe vraagt ze de naam van de persoon aan de andere kant? 6.
Vera neemt de telefoon op. Hoe vraagt Hanna Huysmans of ze Xavier kan spreken?
7.
Xavier vindt Hanna Huysmans nogal
a.
raar
b.
nieuwsgierig
c.
kritisch
8.
Wat vindt Vera van studeren aan de universiteit?
a.
Ze vindt het stom.
b.
De lessen zijn overbodig.
c.
De studenten moeten veel nit het hoofd leren.
9.
Hanna Huysmans geeft Xavier, Vera en Anton telkens een reden spreken. Welke redenen zijn dat?
waarom ze met hen wil
voor Xavier: voor Vera: voor Anton: 10.
Anton vertelt Hanna Huysmans dat hij veel zal verdienen. Hoe zegt hij dat precies?
11.
Anton vraagt wie die mevrouw aan de telefoon eigenlijk was. Xavier zegt dat hij dat helemaal niet weet. Met welke twee woorden drukt hij dat uit?