ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ CAMPAGNE 2009
1.
BOEREN REDDEN DE WERELD
Naar een échte groene revolutie om de voedselcrisis op te lossen We merken het allemaal aan de kassa, de voedselprijzen stijgen gestaag. Goed nieuws, zo lijkt, voor landbouw- en ontwikkelingsorganisaties die inzetten op het verbeteren van het inkomen van boeren. Toch mogen we nog niet te vroeg victorie kraaien, want de stijging van de voedselprijzen leidt immers niet in alle gevallen zomaar tot een beter inkomen voor de boer. In de wereld leven 2,5 miljard mensen van de landbouw, boeren, boerinnen en hun kinderen. Zij zijn perfect in staat om iedereen in de wereld te voeden, zowel op het platteland als in de steden. Jacques Diouf, directeur van de Organisatie voor Voedsel en Landbouw (FAO) zei een paar maand geleden nog dat het “helemaal geen probleem is” de wereldwijde productie van levensmiddelen binnen een kwarteeuw te verdubbelen. Maar daarvoor moeten we dan wel doen “wat we de afgelopen twintig jaar niet hebben gedaan.” De wereld resoluut kiezen voor veel meer investeringen in familiale landbouw en de verdere evolutie van de agro-industriële landbouw afwijzen, dat is de echte groene revolutie. Met een mondiale voedselvoorraad van slechts veertig dagen is er geen tijd meer om keuzes uit te stellen. De overgrote meerderheid van de mensen die in armoede leven zijn boeren, dat is bekend. Dat landbouw een belangrijke hefboom tot ontwikkeling is, erkent nu ook de Wereldbank. Wereldwijd moeten overheden en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Ze moeten erover waken dat landbouwers loon naar werken krijgen en in goede omstandigheden kunnen boeren.
Een aangename waarheid Kleine en middelgrote boerderijen bewijzen dat ze productiever en efficiënter kunnen zijn dan de grote, industriële exportbedrijven. Onderzoek in tropisch Latijns-Amerika wijst uit dat boeren die meer gewassen op één zelfde veld verbouwen, opbrengsten realiseren die twintig tot zestig procent hoger zijn dan bij monocultuur. Ze creëren bovenop meer werkgelegenheid zodat veel meer mensen er een goed inkomen aan overhouden. Een performante familiale landbouw draagt in grotere mate bij aan de economische ontwikkeling en de welvaart in de streken waar hij het voortouw mag nemen omdat hij zijn inkomen vooral in eigen streek spendeert. Zo is het ook in de Europese Unie gegaan. En als zulke landbouw ecologisch tewerk gaat, zorgt die ook beter voor het milieu. Zijn energiebalans is veel positiever, hij springt zuiniger om met de schaarse watervoorraden en verhoogt de vruchtbaarheid van gronden… en brengt toch meer op dan de high tech landbouw die volledig steunt op externe inbreng. En dus kunnen we best gelukkig zijn met deze aangename waarheid: de familiale landbouw kan de wereldbevolking voeden, morgen en over vijftig jaar, en dat op een duurzame wijze.
1
Wat is familiale landbouw? In een ‘familiaal’ landbouwsysteem hebben boeren en boerinnen hun zeg over de keuze van gewassen, de organisatie van het werk, de verdeling van de inkomsten, en beheren ze de productiefactoren (grond, water, zaaigoed, grondstoffen, gereedschap, krediet...). Dit is anders dan in een ‘industrieel’ landbouwsysteem (de agro-industrie), waar kapitaal en grond in handen zijn van enkelingen. Veelal is monocultuur de norm en boeren worden landarbeiders. Het overgrote deel van de mensen in het Zuiden werkt in de ‘familiale’ landbouw. Verschillende analyses bewijzen dat investeren in familiale landbouw de beste manier is om boerenfamilies in het Zuiden uit de armoede te halen. Onlangs werd dit nog bevestigd in een groot rapport van de VN, waar een 400-tal wetenschappers uit verschillende disciplines aan meewerkten: the International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development (IAASTD) Toch leven er nog heel wat vooroordelen over familiale landbouw: dit soort landbouw wordt vaak geassocieerd met begrippen als “archaïsch”, “voorbijgestreefd”, “onproductief”, “niet in staat tot innovatie”, “zelfvoorzienend”, “gekant tegen verandering”, “verstard”, “anti-economisch”, “niet competitief”, “niet aangepast aan de markt”, enz. Omgekeerd worden landbouwbedrijven met kapitaalintensieve productiemiddelen meestal bestempeld als “modern”, “dynamisch”, “ondernemend”, “geïntegreerd met de markt”, “effectief”, “rendabel”, enz. 2
Echter... Familiaal = Anti-economisch? : veel analyses wijzen op de concurrentievoordelen van de familiebedrijven voor de valorisatie van productiefactoren. Ze kunnen economisch efficiënter zijn dan andere, zogenaamd moderne vormen van landbouw. Jammer genoeg worden ze vaak geconfronteerd met een ongelijke toegang tot grond, kredieten, zaaigoed, infrastructuur,... Familiaal = Verstard? : de familiale landbouw heeft bewezen dat hij dynamisch en flexibel is, kan innoveren, vernieuwingen kan integreren, betere antwoorden op signalen van de markt kan geven en zich weet aan te passen aan snelle veranderingen van de economische en institutionele context (soms tegen een helaas hoge sociale en economische prijs). Zo is de familiale landbouw er ondanks de bescheiden middelen gedeeltelijk in geslaagd de enorme uitdaging van de demografische groei op te vangen. Laten we niet vergeten dat de Afrikaanse bevolking in de afgelopen 25 jaar meer dan verdubbeld is! Familiaal = Marginaal? : de familiale landbouw levert een grote bijdrage aan de economie (percentage van het BIP) en aan de werkgelegenheid, zowel in de Afrikaanse landen als in andere continenten. In de landen van het Zuiden zijn bijna 1,3 miljard mensen actief in de landbouw. Wanneer we rekening houden met de families die er direct van leven, vertegenwoordigt de familiale landbouw zelfs 2,5 miljard mensen. Dat is 41% van de wereldbevolking. Kleiner = Minder rendabel? : In de landbouw is de productiviteit niet evenredig met de grootte van de bedrijven. De grote omvang van bedrijven is niet altijd een factor van schaaleconomie. Bron: Oxfam-Solidariteit
De oplossing is simpel inderdaad. Alleen moeten dan wel enkele belangrijke voorwaarden vervuld raken. Zo moeten overheden eindelijk hun verantwoordelijkheid nemen. De wereld moet nu echt kiezen voor deze familiale landbouw en de verdere evolutie van de agro-industriële landbouw afwijzen, dat is de echte groene revolutie. Overheden moeten kunnen beschikken over voedselsoevereiniteit, het recht om hun landbouwbeleid in eigen handen te nemen, in plaats van hun landbouw en voedselproductie voortdurend verder te liberaliseren en over te leveren aan de wereldmarkt. Geloof niet dat zoiets een rem is op economische ontwikkeling, integendeel. Want dat is net wat alle rijke landen en wat de Europese Unie altijd hebben gedaan, dat is ook wat China heeft gedaan.
Goed beleid maakt een groot verschil Neem Zuid-Korea of Taiwan, nu allebei rijke landen. Neem Congo of Zambia, allebei straatarm. Hoe komt het toch dat die twee laatste amper vijftig jaar geleden welvarender waren dan de eerste twee? Wel, Zuid-Korea en Taiwan hebben gekozen voor een vooral familiale en productieve landbouw gericht op de eigen noden. Dat heeft hen geen windeieren gelegd. Want hun landbouw heeft hen de kans verschaft om hun industrie op te bouwen. Hoe anders is het verlopen in zoveel andere landen, zeker in Afrika. Zelfs met nog amper zes procent van de werkende mensen die boer of boerin zijn, trekt industrieland Zuid-Korea nog altijd 13 procent van het overheidsgeld uit voor landbouw. De regeringen van Kameroen, Burundi of Soedan waar zeventig tot negentig procent van de mensen in de landbouw werken, spenderen minder dan twee procent van hun geld in die belangrijke economische sector. Daar hoeft geen tekeningetje bij. In deze landbouwsamenlevingen laten de regeringen de boeren stikken. 3
Een duurzame voedselketen, van boer tot supermarkt Vanzelfsprekend dragen ook de bedrijven een cruciale verantwoordelijkheid, zowel de handelaars als de verwerkingsindustrie en de grootdistributeurs. Als ze werkelijk maatschappelijk verantwoord willen ondernemen, zullen ze natuurlijk financieel winstgevend moeten zijn. Maar evengoed zullen ze mee moeten waken over een sociaal en ecologisch duurzame landbouw. Essentieel is dat de boeren, die helemaal vooraan in de keten het voedsel voortbrengen, hun rechtmatige plaats krijgen. Ze moeten erover waken dat landbouwers loon naar werken krijgen en in goede omstandigheden kunnen boeren.
2.
EN HOE ZIT HET IN NICARAGUA?
80% van het inkomen van een Nicaraguaanse familie gaat naar voedsel. Het gemiddelde inkomen bedraagt er 100dollar per maand. Nicaragua behoort daarmee tot de armste landen van het Amerikaanse continent. Maar de gemiddelden geven een vals beeld: net als in andere landen in de buurt gaapt er immers een enorme kloof tussen het inkomen van de rijkste laag van de bevolking, en dat van de armen. Wie geïnteresseerd is in cijfers en lijstjes, kan meer lezen over de levensverwachting, alfabetiseringsgraad, et op de website van de Human Development Index: http://hdrstats.undp.org/countries/country_fact_sheets/cty_fs_NIC.html Nicaragua kent een bewogen politieke geschiedenis. Na een lange periode onder een wreed dictatoriaal regime (Samoza), grijpen de Sandinisten in 1979 de macht (meer hierover in de Nicaragua Reporter). Die revolutie betekende ook het begin van de vrouwenbeweging. Gelijkheid tussen man en vrouw is in de grondwet neergeschreven en vrouwen nemen vandaag ook volop deel aan het publieke leven. Toch blijven bepaalde oude macho-gewoonten bestaan. Als we spreken over wie het voedsel en het gezinsinkomen beheert, is het daarom nuttig om af en toe de ‘gender-bril’ op te zetten.
Geen bonen, geen eten Zoals wij brood eten, eten Nicaraguanen bonen. Door de voedselcrisis verdubbelde die het voorbije jaar in prijs. De uitdaging? Meer bonen produceren voor een betaalbare prijs, waar ook de boeren en boerinnen een goed inkomen aan overhouden.
Is er al een oplossing? Steeds meer boeren en boerinnen sluiten zich aan bij UNAG, een grote boerenbond en ook partner van Vredeseilanden. Ze zoeken naar nieuwe milieuvriendelijke technieken, boeren kunnen er krediet verkrijgen en ze sluiten contracten met bedrijven voor een lange termijn samenwerking. Een van die bedrijven is Nicaraocoop, ook een partner van Vredeseilanden. De boeren zijn er zelf aandeelhouder van. Nicaraocoop kuist en verpakt de bonen, onder een eigen merk. Er wordt ook met grote supermarkten onderhandeld om de bonen een zichtbare plaats in de winkelrekken te geven. Een duidelijk verhaal waar zowel boer als consument bij wint.
4
Solidaire voedselmanden UNAG, Nicaraocoop en andere partners van Vredeseilanden startten in november 2008 een pilootproject om in de arme volkswijken van Managua goedkoop voedsel aan te bieden. Managua is de hoofdstad van Nicaragua en in de volkswijken is de stijging van de voedselprijzen vooral voor éénoudergezinnen dramatisch. En zo zijn er nog al wat in die wijken. Een consumentennetwerk verkoopt er nu ´solidaire voedselmanden’ aan groepjes van 30 (meestal alleenstaande) huisvrouwen. Organisaties als UNAG en Nicaraocoop leveren de producten om de mandjes te vullen: bonen, melk, groenten en granen. Het gaat hier met andere woorden om directe verkoop van producenten aan consumenten. Dit maakt het voedsel goedkoper aangezien er minder transactiekosten zijn. Een voordeel voor de kopers, maar ook de boeren krijgen een goeie prijs voor hun producten. Met radiospotjes en krantenartikels proberen worden vrouwen opgeroepen om een voedselmand-team te vormen in hun buurt. Iedere groep van 30 vrouwen kan zich inschrijven. Het project wordt ondersteund door Vredeseilanden. www.vredeseilanden.be/nicaragua
5
Interview met Gustavo Toruño Gustavo is projectcoördinator bij UNAG. UNAG is de grootste boerenvakbond van Nicaragua, en al jaren een partnerorganisatie van Vredeseilanden.
Gustavo, hoe merk je de gevolgen van de voedselcrisis in het dagelijkse leven van de Nicaraguanen? De prijzen van basisvoedsel zijn heel sterk gestegen het afgelopen jaar. Ik geef hier een paar voorbeelden. Bonen zijn het basisvoedsel van de Nica’s. De prijs is gestegen van 5 tot 12 cordoba voor een kilogram bonen. Rijst is nu 7 cordoba (vroeger 4), suiker 5,5 cordoba (vroeger 4), en olieprijs is van 15 cordoba verdubbelt tot 30 cordoba1. Basisproducten worden dus duurder, maar het loon van de mensen blijft gelijk. Bovendien zijn er minder producten beschikbaar in de winkels.
Is die stijging van de voedselprijzen dan geen goed nieuws voor de boeren? Op het eerste zicht zou je denken van wel, omdat ze hun producten duurder verkopen. Het probleem is dat ook de productiekosten stijgen! Boeren moeten meer betalen voor meststoffen, brandstof voor hun verwerkingsmachines, transport, etc.). Dus hun nettowinst blijft gelijk, of wordt zelfs kleiner.
En wat voor maatregelen neemt de regering? De regering heeft nu een maatregel genomen om het leven in de arme wijken wat draaglijker te maken: een staatsbedrijf (ENABAS) koopt in zeer grote hoeveelheden basisproducten aan, zoals bonen, suiker, maïs. Die producten verdeelt ze in kleine winkeltjes in arme wijken, en ze geeft hiervoor een subsidie aan de handelaars zodat de producten aan een vaste (lage) prijs kunnen verkocht worden. Zo wordt een deel van de voedselcrisis en de toegang tot basisvoedsel opgevangen. Recent is de regering ook gestart met het programma Hambre Cero (“Nul honger”, lees er meer over in de Nicaragua Reporter!). Via dit programma krijgt de armste laag van de bevolking van de regering een soort “basispakket” : een koe, 10 kippen, een haan, een varken, zaden voor groenten en bonen, en meststoffen. Zo kunnen families een kleine boerderij starten. Tot nu toe hebben 150 000 families dit gekregen. Dit programma wordt mede gefinancierd door de FAO.
Als jij directeur zou zijn van de FAO, hoe zou je de voedselcrisis aanpakken? Wat zou je eerste maatregel zijn? De FAO heeft een studie gedaan in Centraal-Amerika, en daaruit is gebleken dat Nicaragua samen met Honduras en El Salvador tot de meest kwetsbare gebieden behoort, maar dat Nicaragua heel wat landbouwpotentieel heeft. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld El Salvador, dat zo’n 8 miljoen inwoners heeft, maar nauwelijks landbouwgrond. In Nicaragua hebben we de gronden, en we hebben de arbeidskrachten. Het enige wat we nodig hebben zijn middelen om de productie op te starten of te doen stijgen. Vrouwen en kinderen lijden het meest. Als directeur van de FAO zou ik aan alle vrouwen, in CentraalAmerika, maar ook bijvoorbeeld in Afrika, een “startpakket” geven (zoals Hambre Cero), ervoor zorgen
1
10 cordoba = 0.40euro 6
dat ze hun gewassen kunnen bewaren of verwerken, en vooral investeren in vorming. UNAG is vooral sterk in dat laatste. Geen enkel land wil afhankelijk zijn voor zijn voedsel van import uit het buitenland. Als er land, water en werkkrachten zijn, heeft een land potentieel om in z’n eigen voedsel te kunnen voorzien. Als hoofd van FAO zou ik alle armen in de wereld willen helpen, want als iedereen te eten heeft, zal er ook geen emigratie zijn en blijven de krachten in eigen land.
Wat heeft Vredeseilanden betekend voor UNAG, tot op de dag van vandaag? Eerst en vooral: Zonder Vredeseilanden had UNAG ook bestaan. UNAG zal niet verdwijnen als Vredeseilanden stopt met ondersteuning. Maar de financiële ondersteuning van Vredeseilanden en andere donoren is broodnodig. Elke bijdrage, hoe klein ook, draagt bij tot de ontwikkeling van een streek, een land. UNAG is een goed gestructureerde organisatie, met afdelingen over het hele land. We groeperen 18.000 families in totaal. Dankzij die structuur kunnen we gemakkelijk informatie doorgeven, en met één stem spreken. We hebben dus een stevige organisatie, er is water, er is land, én er zijn mensen die dat land kunnen bewerken. Het potentieel is er dus! We merken dat we als UNAG veel moeten investeren om boeren en boerinnen te motiveren om zelf aan de slag te gaan. Want vaak verwachten ze hulp van buitenaf of van de regering. Als er geld is voor investeringen en als we gemakkelijke, heel praktische vormingen kunnen organiseren, dan kunnen we verandering teweegbrengen en een duurzame boereneconomie doen bloeien. Ons uitwisselingssysteem Campesino a campesino (van boer tot boer – zie interview met Erick hieronder) bestaat nu 15 jaar. Het is een goedkope en praktische manier van vormingen organiseren. Dit zou in elk land moeten bestaan. Bij UNAG doen we regelmatig enquêtes en houden we bij wat voor soort producten ‘onze’ boeren telen, hoeveel geld ze hebben, wat hun scholingsgraad is, wat het gezondheidsniveau is, etc. Dit vertalen we dan in lobbywerk naar de overheid, om bepaalde thema’s aan te kaarten. Zo zijn we bezig een boek te maken met alle inheemse zaadvariëteiten die moeten beschermd worden. We proberen bepaalde waterkwesties te bespreken. Ook proberen we iets te doen i.v.m. herbebossing: dit jaar zijn er duizenden nieuwe bomen aangeplant. Boeren redden de wereld dus? Ik ben hier helemaal mee akkoord. Er wordt nu te veel op export ingezet. Die producten (wijn, suikerriet, rum) komen van grote plantages. Het zou beter zijn om te investeren in boerderijen van kleine boeren. Zoals ik al zei, het landbouwpotentieel is er in Nicaragua. Als er water, bonen en graan zijn, dan sterven mensen niet.
7
“Si no hay frijol, no hay comida” - Geen bonen, geen eten Erick en zijn vrouw Alejandra wonen in Santo Domingo, een dorp van 500 inwoners in het Zuiden van Nicaragua. Je kan hen aan het werk zien in de campagnevideo.
Erick Tapia vertelt… “Ik ben opgegroeid in San José. Toen ik trouwde met Alejandra hebben we een tijdje in het huis van de ouders van Alejandra gewoond. Een houten huis, zonder vloer. Drie jaar hebben we daar samen gewoond, tot als we een beetje gelanceerd waren. Hier doen we het omgekeerde van bij jullie, we trouwen eerst voordat we gelanceerd zijn.
Ik ben landbouwingenieur van opleiding. Boeren is dus mijn toekomst. Samen met Alejandra hebben we onze boerderij uitgebouwd. We zijn begonnen met 2 manzanas, dan 5, 10, 12 nu 15 manzanas. We hebben moeilijke momenten gekend. Maar wat ons heeft geholpen is het feit dat we altijd hard werken, dat we produceren én dat we sinds kort ook zelf onze producten op de markt brengen. Tot vorig jaar verkochten we enkel onverwerkte producten, we oogsten bijvoorbeeld bonen en verkochten ze onmiddellijk, zonder de bonen te verwerken. Vanaf dit jaar hebben we nieuwe plannen: oogsten, verwerken en op de markt brengen.
8
Alejandra, vrouw van Erick op de markt Veel boeren verwerken hun goederen niet, en het is niet eenvoudig om hen die stap te laten zetten. Ze zijn altijd gewoon boer geweest: zaaien, planten, oogsten en daar stopt het. Ze verkochten zelfs niet zelf. Wat zouden ze dan gaan verwerken? Tot enkele jaren geleden verkocht ook ik niet zelf, maar waren het opkopers die bij ons op de boerderij kwamen. Dat zijn 2 verschillende dingen. In het eerste geval verkoop ik en bepaal ik de prijs, in het andere geval is er iemand die zegt “Erick, ik kom uw bonen kopen, ik betaal er 100 voor”. Dan bepaalt de tussenhandelaar de prijs. De boer, de eigenaar van de producten had er niets over te zeggen. Geef mij maar het eerste: ik wil zelf mijn prijs kunnen bepalen. Maar veel boeren weten niet hoe ze dit moeten aanpakken. Ze hebben nooit prijsonderhandelingen gedaan. Een boer wil geen halve dag op de markt gaan staan om zijn producten te verkopen. Hij verkoopt ze liever thuis aan een lage prijs i.p.v. naar de markt te gaan om ze te verkopen. Snap je dat dit een hele mentaliteitswijziging vraagt? Ik ben lid van UNAG. We hebben een programma dat de titel “van boer tot boer” kreeg. Boeren leren van elkaar. Kijk het werkt zo: ik volg een opleiding bij de afdeling van UNAG in mijn streek. Daarna kruip ik in de rol van leraar en komen boeren van mijn dorp bij mij diezelfde opleiding volgen. En die geven de kennis dan weer door aan hun buren. Zo kan je gemakkelijk nieuwe kennis over meststoffen etc. doorgeven. Maar evengoed kan je langs deze weg afspraken maken over de prijs van je producten. Als er een opkoper langskomt, kan die de boeren niet tegen elkaar uitspelen. Ik ben ervan overtuigd dat wij boeren genoeg kunnen produceren om iedereen van de wereld dagelijks te voeden, zeker met basisvoedsel. Wij hier op het platteland hebben het potentieel: de aarde, de kennis over onze gewassen die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het probleem van ons, kleine boeren is dat we verspreid wonen. Maar, als we onze krachten bundelen dan komen we er. Met UNAG promoten we ‘het verenigen’. Dat is ook onze sterkte: met alle kleine boeren en boerinnen samen, vormen we een grote producent. Zo kunnen we een tegengewicht bieden tegen de agro-industriële landbouw. Daar zijn we zijn mee bezig: met het hoofd te bieden aan dit agroindustriële leger.”
9
Samenwerking met supermarkten: het verhaal van Nicaraocoop in ‘t kort Nicaraocoop is een koepelorganisatie van 41 coöperatieven die allemaal samen 3200 leden hebben. Sinds vorig jaar zijn ze een partnerorganisatie van Vredeseilanden. De leden kunnen bij Nicaraocoop aankloppen voor een aantal diensten: meststoffen, materiaal, kredietaanvragen voor bijvoorbeeld de aankoop van verwerkingsmachines, en advies over verkoop en marketing. Nicaraocoop heeft twee productlijnen. Enerzijds verkopen ze basisproducten als bonen en rijst in kleine winkeltjes in de arme wijken van Managua. Door de tussenhandelaars uit te schakelen, en dus de verwerking en distributie zelf in handen te nemen kunnen ze betaalbare producten leveren. Een verhaal waar zowel de boeren als de consumenten bij winnen. Daarnaast leveren ze (verwerkte) producten van hoge kwaliteit aan de supermarkten. De Amerikaanse supermarkt Wall Mart heeft 95% van de markt in handen in Nicaragua! Het is dus niet eenvoudig om met hen te onderhandelen. Toch is het Nicaraocoop gelukt om een aantal producten in die rekken te krijgen: thee, shampoo, olie, …
10