Naam: …………………………
Werkblaadje: inhoud: liter en deciliter Afspraken: - Er zijn verschillende taken: • De materiaalmeester: gaat om het materiaal, helpt bij het vasthouden van het materiaal, brengt het materiaal terug • De schatter: schat als eerste, daarna schatten de anderen • De meter: voert de opdracht uit • De verslaggever: Noteert zijn schatting en het resultaat van het meten - Na elke opdracht wissel je van taak: • De materiaalmeester wordt schatter • De schatter wordt de meter • De meter wordt de verslaggever • De verslaggever wordt materiaalmeester
Opdracht 1: Hoeveel deciliter heb je nodig om het likeurglas te vullen tot aan het streepje? Materiaalmeester: - ga om het likeurglas ik schat: Ik heb minder dan / juist / meer dan … deciliter nodig om het likeurglas te vullen. ik meet: Ik heb minder dan / juist / meer dan … deciliter nodig om het likeurglas te vullen.
1
Naam: …………………………
Opdracht 2:
Hoeveel deciliter kan er in de wijnfles? Materiaalmeester: - ga om de wijnfles Ik schat: Er kan minder dan / juist/ meer dan … deciliter in de wijnfles. ik meet: Er kan minder dan / juist / meer dan … deciliter in de wijnfles.
Opdracht 3: Hoeveel deciliter heb je nodig om het apothekersflesje te vullen tot aan het streepje? Materiaalmeester: - ga om het apothekersflesje ik schat: Ik heb minder dan / juist / meer dan … deciliter nodig om het apothekersflesje te vullen. ik meet: Ik heb minder dan / juist / meer dan … deciliter nodig om het apothekersflesje te vullen. Opdracht 4: Hoeveel liter kan er in de grote frisdrankfles? Materiaalmeester: - ga om grote frisdrankfles Ik schat: Er kan minder dan / juist/ meer dan … liter in grote frisdrankfles. ik meet: Er kan minder dan / juist / meer dan … liter in grote frisdrankfles. 2
Naam: ………………………… Opdracht 5: Hoeveel deciliter heb je nodig om de pollepel te vullen tot aan het streepje? Materiaalmeester: - ga om de pollepel ik schat: Er kan minder dan / juist / meer dan … deciliter in de pollepel. ik meet: Er kan minder dan / juist / meer dan … deciliter in de pollepel. Opdracht 6: Hoeveel liter kan er in de doos? Materiaalmeester: - ga om het brik melk Ik schat: Er kan minder dan / juist/ meer dan … liter in de doos. ik meet: Er kan minder dan / juist / meer dan … liter in de doos.
3
Naam: …………………………
Noteer in elke kolom een voorwerp waarvan de inhoud is gemeten.
<
1 dl
=
1 dl
> <
1 dl
=
1 l
>
1 l
1 l
...............
.................. ...............
.................. ..................
...............
...............
.................. ..................
...............
..................
............... ...............
.................. ..................
...............
..................
..................
.................. ..................
Om te onthouden:
1 l =
10 dl
1 l =
.......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
1 dl =
.......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
4