Waaraan denk je? Materiaal •zandloper •Kaartjes met woorden •Werkblad Werkwijze 1.Neem elk een werkblad. 2.Trek een kaartje waarop een woord staat. 3.Draai de zandloper om . Iedereen schrijft op zijn werkblad 10 woorden waar hij aan denkt bij het woord dat op het kaartje staat. 4.Als de zandloper is doorgelopen, vertel je aan elkaar wat je hebt opgeschreven. 5.Valt er jullie iets op? Bespreek. 6.Schrijf jullie besluit op je werkblad. 7.Als je klaar bent doe je hetzelfde met een ander kaartje.
Wat zie je? Materiaal •6 foto's Werkwijze 1.Kies allemaal een verschillende foto. 2.Onderaan het blad schrijf je wat denkt bij deze foto. Bijvoorbeeld: hoe de persoon zich voelt, of je denkt dat die iets ergs meegemaakt heeft, … 3.Als je klaar bent dan vouw je wat je opgeschreven hebt naar achter en geef je de foto door aan je buur. 4.Je herhaalt dit tot iedereen elke foto gedaan heeft. 5.Dan vouw je bij jouw eerste foto het blad terug open en lees je wat er geschreven staat. 6.Bespreek met elkaar wat er bij jouw foto staat. Zijn er dingen hetzelfde? Zijn er dingen anders?
Wie hoort wat graag? Materiaal •Laptop met muziekfragmenten •Foto’s •Werkblad Werkwijze 1.Neem de foto’s en leg ze open op tafel. 2.Laat de muziek afspelen op de laptop. 3.Zoek bij elk fragment een foto van de persoon die naar deze muziek luistert. 4.Leg de foto’s in de volgorde van de fragmenten. 5.Neem allemaal een werkblad. 6.Los het werkblad op.
Wie ben ik? Materiaal •Woordkaartjes beroepen. Werkwijze 1.Eén persoon neemt een kaartje. Hij/zij laat dit aan niemand zien. 2.De anderen stellen ja/nee- vragen en proberen zo te raden welk beroep er op het kaartje staat. 3.Wanneer het beroep geraden is, neemt de volgende een nieuw kaartje. 4.Wanneer iedereen aan de beurt geweest is, bespreek je samen of er jullie iets is opgevallen. Denk hierbij aan volgende vragen: - Kan een vrouw piloot zijn? - Kan een man verpleger zijn? …
5.Ben je hiermee klaar, dan mag je het spel verder spelen.
Wie kies je? Materiaal •Collage •Vragenkaartjes
Werkwijze 1.Iemand neemt een kaartje van de stapel en leest de vraag voor. 2.Duid op de prent een persoon aan en zeg waarom je die kiest. Geef een goede uitleg. 3.De volgende neemt een kaartje en doet net hetzelfde.