Vocabulary Unit 4

  • July 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Vocabulary Unit 4 as PDF for free.

More details

  • Words: 322
  • Pages: 5
Vocabulary Unit 4 Six people’s childhood memories PE

Physical education

Crushed

De kop ingedrukt

To crawl away

Wegkruipen

Petty rules

Pietluttige regels

Yobbos (syn.)

Rude and troublesome Young men

To assess (2)

Schatten, beoordelen

Dr. Benjamin Spock To scold

Kijven op, een uitbrander geven

To apply to

Toepassen op

A pediatrician

Een kinderarts

To threaten

Bedreigen

A bully

Een bullebak

Letters To inherit

Erven

Irrelevant

Onbeduidend

To perceive

Waarnemen

Vocabulary Unit 4 Fiercely

Hevig, geweldig

To right

Rechtzetten

To scorn

Verachten

Hollow

Hol

To veer to the right

Naar rechts overhellen

To lurch

Overstag gaan

An era

Een periode

Elders

Ouderen

Caustic

Brandend, bijtend, scherp

Bringing up a better baby To dedicate to

Toewijden aan

Competition

Concurrentie

Connoisseurship

Kennis van zaken

Consistent

Samenhangend, consequent

To commingle

Onderling vermengen

A cardinal point

Een zeer belangrijk feit

In direct proportion to

Recht evenredig met

Vocabulary Unit 4 Thus

Zo

A stimulus – stimuli

Een stimulans

Sloth

Vadsig

To mewl

Miauwen

To puke

Jengelen

Awe

Ontzag

And the like

En dergelijke

Retentive powers

Geheugenvermogen

Staggering

Schrikbarend

To decline (+syn.)

Afwijzen, to decline

A paragon

Een tonnebeeld van volmaaktheid

Stout

Kloek

Solemn

Plechtig

A phenomenon

Een verschijnsel

An octogenarian

Een tachtiger

An infant

Een zuigeling

Cognitive abilities

Kennis bekwaamheden

A scramble

Een wedloop

Vocabulary Unit 4 To envisage

Onder ogen zien

To embark on

Zich wagen aan

How to live to be a hundred or more Trim

Slank

To wear out

Verslijten

Pathetic

Zielig

To brag

Snoeven

Longevity

Lang leven

To shorten

Verkorten

Be uptight

Zenuwachtig zijn

An anaesthetic

Een verdovingsmiddel

A surgeon

Een chirurg

To bother (syn.)

To worry

To pass out

Flauw vallen

Retirement

Pensionering

To rehearse

Repeteren

To grunt (2)

Grommen, knorren

Vocabulary Unit 4 A rear-view mirror

Een achteruitkijkspiegel

Fickle

Wispelturig

An allotment

Een stukje grond, een perceeltje

Squeamish

Misselijk, kieskeurig, pijnlijk, nauwgezet, overgevoelig

Contemporary

Hedendaags

Cognoscenti

De wetenden

Working to rule

Werken volgend het boekje

Offensive

Beledigend

To endear

Bemind maken

Related Documents

Vocabulary Unit 4
July 2020 5
Vocabulary 4
November 2019 26
Vocabulary 4
June 2020 6
Unit 7 Vocabulary
May 2020 2
Vocabulary Unit 5
July 2020 6