Origine – Sidi Larbi Cherkaoui (6 & 14 juni 2008)
Spontaan ontstaan Toneelhuis (Antwerpen) en Muziekcentrum De Bijloke (Gent) brengen uitersten met elkaar in verband. Als we de geografische bakermat van elk van de dansers op een map zouden verbinden, dan overspant deze kruisvorm de ganse wereld; van Zuid-Afrika tot IJsland en van Japan tot V.S.A. Vier dansers uit evenveel continenten vertegenwoordigen de vier natuurelementen. Aarde. Water. Vuur. Lucht. Aan de hand van een concrete bewegingstaal schetst de Vlaams – Marokkaanse choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui het menselijke contact met deze diverse elementen. Meer nog, in Origine – zijn tweede productie voor Toneelhuis – verheffen de dansers de natuurelementen tot hun elementaire natuur. Een genereuze gift, deze ingenieuze compositie waarin contrasten hoopvol tegen elkaar worden uitgespeeld. De Zuid-Afrikaanse danser Shawn Mothupi rolt een kleine denkbeeldige bol tussen de handpalmen. Als zand lijkt het door de vingers heen te ontsnappen. Geleidelijk wordt het bolletje steeds groter totdat hij het als een aardbol op de schouders torst, bijna bezwijkend onder het gewicht van de verantwoordelijkheid die hij daarbij draagt. Het begin is letterlijk alles geworden. Waar Myth – de eerste productie voor Toneelhuis – een even archetypische gelaagdheid bezat, vermijdt Origine veeleer de luidruchtige ruis van zijn voorganger. Dit opmerkelijke stuk is duidelijk meer uitgepuurd, met een minder duistere ondertoon toch ook. Uiteenlopende verhalen geraken verweven tot een persoonlijk en ‘intiem kwartet’ zoals Sidi Larbi Cherkaoui zelf typeert in een uitgebreide programmabrochure. Misschien liet hij zich voor Origine nog het meest inspireren door de monniken uit Sutra die zich vaak meer bewust zijn van hun natuurlijke leefomgeving en die de kracht van het individu als drijvende motor voor maatschappelijke veranderingen allerminst onderkennen. Nadat de aarde spontaan als een kleine bol ontstond, ontlook ook het leven, inclusief oerdriften. Twee dansers worden wilde dieren, die, liever dan gevaarlijk te zijn, eerder op de lachspieren werken. Met een felle bontmantel, de vuurrode haren los voor het gelaat en een naaldhak als snavel verbeeldt de IJslandse danseres Valgerdur Runarsdottir een soort vogel. Verschrikt kijkt Kazutomi Kozuki, de Japanse danser, toe. Na een sierlijk verleidingsspel – de batailleske erotiek van de oerjacht indachtig – vilt hij de vogel. Voorlangs gedragen wordt dezelfde mantel zijn apenvel. Verrukt veert hij enkele malen op de hurken de lucht in. Kozuki’s kinderlijk enthousiasme wordt op verrassend gekir onthaald. Actie en speelse humor gaan naadloos over in momenten van verstilling, van melancholie en zelfs van tristesse. Solo’s verwateren tot samenspel en omgekeerd. Een en ander wordt ongetwijfeld versterkt door de elementaire vervloeiing van dans en klank. Zonder machtspreuken als ‘verklankte dans’ of ‘gedanste klank’ af te keuren, leest Origine eerder als een partituur waaruit een loepzuivere poëzie van dans – én klankbewegingen gepuurd werd. Sta me toe de herkomst van de muziek toe te lichten. Waar Sidi Larbi Cherkaoui en zijn vier dansers aan Toneelhuis verbonden zijn, leverde Muziekcentrum De Bijloke het muzikantentrio, afkomstig van het respectabele Sarband ensemble. Na afloop van de voorstelling gaf de Bulgaarse doctor in de musicologie Vladimir Ivanoff – tevens directeur van dit ensemble en percussionist tijdens Origine – prijs dat de compositie van
de muziek reeds voor de choreografische uitwerking tot stand kwam. Een ware uitdaging, zo trad hij snel bij. Samen met de Libanese Fadia Tomb El-Hage en de Zwitserse Miriam Andersen, die vocale ondersteuning bieden, voeren zij voor Origine een middeleeuws repertoire uit met uitgesproken Europese, Joodse en Islamitische achtergronden. De toonvaste vocale en instrumentale omkadering vermengt in die zin de 12 – eeuwse religieuze liederen van Hildegard Von Bingen met Zweedse volksballades, met Sefardische muziek uit het Middelandse – Zeegebied, met Syrische vrouwenliederen ste en zelfs het schriftwerk van de 8 – eeuwse mystica Rabi’a van Basra. Wat dus vooral op te merken valt, is de vrouwelijke nadruk die Sidi Larbi Cherkaoui het geheel via de oorsprong van de muziek verleent. Deze vruchtbare bodem zorgt allerminst voor louter sfeermuziek. Eerder ontstaat er een poëtische muziek der sferen waarbinnen de dansbewegingen met de nodige spontaneïteit lijken open te bloeien. De intensieve solo van Daisy Ransom Philips streeft in die zin een onwaarschijnlijke goddelijke precisie na. Getooid in overvloedige sieraden lijkt zij een Hindoeïstische diviniteit die benen en armen tegelijk voor – en achterlangs het lichaam laat glijden, een lichaam dat vloeibaar als water lijkt te worden. Eerder dan een solo verheffen de Arabische gezangen van Fadia Tomb El-Hage het samenspel tot een indrukwekkend langzaam druppelend duet. Niet alleen dans en klank, ook de natuurelementen zelf oefenen een betekenisvolle invloed op elkaar uit. Sommige versmeltingen worden zonder meer concreet gelezen zoals vuur en lucht die elektrificeren, andere zijn dan weer meer cryptisch zoals aarde en vuur die geketend en geblinddoekt dansen. Deze wonderlijke voorstelling verwekt een soort alchemistisch proces waarbij kwintessens als figuraties op elkaar geënt worden. De verbondenheid of liever het spel van aantrekking en afstoting van deze elementen onthult tevens een voorafspiegeling van cultureel contact of communicatie doorheen de eeuwen. Vanaf de oorsprong van beschavingen zijn deze elementen op de meest creatieve manieren met elkaar in verband gebracht en onderling uitgewisseld. Origine keert werkelijk terug ad fontes, maar geraakt in een stroomversnelling zodra τέχνη of de manipulatie van de natuurlijke leefomgeving een onstuitbare opmars maakt. De rituele taferelen waarbij Kozuki als accessoires van Philips figureert, vatten deze evolutie eenvoudig, maar inventief samen. Van juweel tot paraplu, van portefeuille tot autostuur verbeelden zij als lucht en water de toepassingsmogelijkheden of eerder toe-eigening van de natuur door de mens, als gebaren die menselijke gebruiken worden. Een belangrijk begrip dat misschien enige transparantie biedt en door Sidi Larbi Cherkaoui aangehaald wordt, is Von Bingen’s ideaal van viriditas of vitale levenskracht dat zowel in de mens als in de natuur teruggevonden kan worden. In haar visionaire verzen bezingt zij het bewustzijn van krachten als lucht en water die de mens innig en innerlijk met zijn omgeving verbindt. Origine biedt niet alleen een speelse synergie van dans en klank en van natuurelementen, deze voorstelling levert tevens reflexieve commentaar op een actuele condition humaine. Hoe divers ook, het blijven telkens maar ambigue vermoedens. Geblinddoekt danst Mothupi als het element aarde temidden van een berg afval die voordien over de scène werd uitgestort. Verwijzingen naar het isolement in Plato’s grot lijken voor Sidi Larbi Cherkaoui even aannemelijk als een bezinning op de cocon van de ste 21 – eeuwse internetgebruiker. De verplaatsing van meubelstukken van achter het decor naar de voorzijde van een vierdelig transparant scherm met een tussenverdieping, geeft aanleiding tot interessante, vaak lachwekkende spiegelscènes. Sommige bewegingen op het voorplan worden tegelijk gereflecteerd achter de schermen en vice versa. Herkenbaarheid schuilt vooral in het gebruik van anekdotiek, maar het resultaat is niet langer zwart of wit, zoals hij in een interview tijdens de Zevende Dag op VRT zelf verduidelijkt. Plots ontstaan daar tussenin immers verschillende schakeringen die hij tijdens Origine zo spaarzaam en zo spontaan mogelijk aan elkaar geweven heeft, telkens met een boodschap die openheid en geborgenheid probeert te combineren.
Zelfs als de dansers het licht in een van de vier compartimenten van het decor doven, zorgen nieuwe technologieën toch nog voor enige, misschien enigszins afgezwakte contactmogelijkheden. Het geprojecteerde beeld van een browserscherm waarin de tabbladen snel in – en uitklappen verandert in het minutenlange totaalbeeld van een aardbol waarin de verschillende delen of elementen of culturele contrasten verenigd worden. Deze bolvorm is alles én niets, zowel begin als einde van een spontaan ontstaan. Credits: REGIE & CHOREOGRAFIE: SIDI LARBI CHERKAOUI ASSISTENTIE CHOREOGRAFIE: NIENKE REEHORST, SATOSHI KUDO, CLAIRE CUNNINGHAM DANS CHOREOGRAFIE: KAZUTOMI KOZUKI, DAISY PHILLIPS, VALGEROUR RÚNARSDÓTTIR, SHAWN MOTHUPI MUZIEK: HILDEGARD VON BINGEN, LIEDEREN UIT DE OOSTERSE CHRISTELIJKE TRADITIE (4DE-12DE EEUW), PSALMEN EN VROEGE POLYFONIE UIT HET SPAANSE MIDDELEEUWSE NONNENKLOOSTER LAS HUELGAS (13DE EEUW), GEWIJDE VROUWENLIEDEREN VAN HET ZWEEDSE PLATTELAND LIVE MUZIEKENSEMBLE: SARBAND ZANG: FADIA TOMB EL-HAGE ZANG EN GOTHISCHE HARP: MIRIAM ANDERSÉN MUZIKALE DIRECTIE, ARRANGEMENTEN, PERCUSSIE EN LUIT: VLADIMIR IVANOFF KOSTUUMONTWERP: ISABELLE LHOAS, FREDERICK DENIS LICHTONTWERP: ENRICO BAGNOLI POPPENMAKER: FILIP PEETERS BEELD: GILLES DELMAS, PAUL VAN CAUDENBERG PROJECTMANAGEMENT VAN SIDI LARBI CHERKAOUI: KARTHIKA NAIR PROMOTIE EN VERKOOP: FRANS BROOD PRODUCTIONS PRODUCTIE Toneelhuis, Muziekcentrum De Bijloke Gent COPRODUCTIE Théâtre de la ville, Parijs (FR), Torinodanza (IT), tanzhaus nrw Düsseldorf (DE) .