Rekenaar Rekenaar heeft ogen gesloten, dicht. En ziet nu maar weinig licht. Wie niet weg is wordt gezien. Hij is toch wel dik ruim voor vijfen klaar? Rekennar telt helemaal tot tien maal tien. Gaat over tot tientallen. Daar wil ik over vallen. Achtendertig, negenendertig, tig. Of vier, komt eerst veertig, vijftig, zestig, ik zie, het licht, ja ik lig peinzend in prille voorjaar. Dan komt de zomer toch erna. Ja daar? Zeven maar. Mooi! Fijne korrels strandzand. Tellen maar. Maak een schaakland. Eén dan twee, vier, acht, zestien, … achttien triljoen, da’s niet kinderachtig.