1
Genade en vergeving in het pastoraat
ds. J. van der Wal, Enschede
(uitwerking van een inleiding, gehouden op woensdag 24 maart 2004 in de CGK te Almelo voor de regiovergadering mannenvereningen CGK Aalten, Almelo, Hengelo, Enschede)
OVERZICHT Gods Woord over de genade Leren van de ‘doctor gratiae’ Moeite om genade te ervaren Gods genade in ons leven ontdekken Spreken over zonde en genade Wat Gods genade vermag Vergeving schenken Echte vergeving
Pagin a 1 2 3 3 4 5 5 6
Het onderwerp Het onderwerp heeft zo op het oog niets spannends: de woorden ‘genade’ en ‘vergeving’ zijn ons in de kerk zo vertrouwd dat we niet meer iets nieuws hierover zullen verwachten. Toch betreft het de kern van het evangelie. Hoe belangrijk zijn deze woorden nog in ons leven?
Gods Woord over de genade Met het woord ‘genade’ geeft Gods Woord alles aan wat we in Gods Zoon Jezus Christus ontvangen. Deze is volgens Paulus in zijn brief aan Titus, 2: 11-14 verschenen, heilbrengend voor alle mensen” (SV: de zaligmakende genade). De genade in Christus is ons behoud (Ef.2:5,8). In apostolische brieven wordt de betekenis ervan in alle rijkdom uitgewerkt: a. Gods genade brengt ons in een nieuwe verhouding met God Wannneer we in de brief aan de Romeinen lezen over de rechtvaardiging, wordt Gods genade aangewezen als de bron. Welke redenen heeft God om de verhouding van de mens tot Hem te herstellen? Geen enkele dan die Hij neemt uit zichzelf, en dat is zijn genade: “We worden om niet gerechtvaardigd door zijn genade” (Rom.3:24). b. Gods genade bepaalt het nieuwe leven Gods genade is niet alleen het begin van het nieuwe leven, maar blijft in alles bepalend. Het bewaart Paulus ervoor, zichzelf te verheffen. “Door de genade Gods ben ik wat ik ben, en zijn genade is aan mij niet tevergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is” (1 Kor. 15:20). Zo is er ook bevrijding van innerlijke strijd. Paulus bidt om van de doorn in zijn vlees verlost te worden, om zelf sterker te zijn. Het bekende antwoord van God is: Mijn genade is u genoeg (2 Kor.12:9,10). Van Gods kracht moet hij het blijven verwachten. c. Er is groei in de genade. Genade is geen statisch begrip. Gods genade geeft vernieuwing en groei in ons leven. Het heilswerk in alle volheid heeft de apostel Petrus op het oog, als hij zijn eerste brief begint met: “Genade en vrede worde u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus, onze Here” (2 Petr.1:2). Al eerder schreef hij in 1 Petr. 4:10: “Dient elkaar, een ieder naar de genadegave die hij ontvangen heeft, als rentmeesters over de velerlei genade Gods.” De Statenvertaling spreekt over menigerlei genade. Deze woorden maken duidelijk dat de volle rijkdom van de genade zichtbaar wordt waar we elkaar dienen met de gaven die ons geschonken zijn. Daartegenover staat de waarschuwing uit Hebreeën12:15: Ziet toe dat niemand
2 verachtere van de genade Gods. In hetzelfde vers wordt er gesproken over een bittere wortel en verwarring die gesticht wordt. Die brengen een achteruitgang teweeg in het genadeleven. d. Door Gods genade is er verwachting en vertrouwen voor de kerk. Waar mensenwerk de kerk moet bouwen, is er de voortdurende dreiging van de achteruitgang. Daarom zullen we moeten putten uit de bron van nieuw leven, die God in zijn genade geeft. Wanneer Paulus afscheid neemt van de oudsten van Efeze, is zijn laatste woord niet de vermaning en niet de oproep wat zij moeten doen. Hij wijst ze op het woord van de genade, dat verwachting geeft en de toekomst opent, Hand.20:32: “En nu, ik draag u op aan de Here en het woord zijner genade, aan Hem die bij machte is te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden.” Gods genade gaat niet alleen over zijn verlossingsdaad in Christus in het verleden. Gods genade bepaalt ook het heden en de toekomst van de kerk. In zijn brief aan de Efeziërs horen we de apostel over “de overweldigende rijkdom van Gods genade” die getoond zal worden “in de komende eeuwen, naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus” (Ef.2:7). Hier gaat het over de genade in de overtreffende trap. In Rom.5:21 lezen we: “...opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here”. De macht van de zonde eindigt in de dood, maar Gods genade overwint en zal schitteren in eeuwigheid. Concluderend: Over Gods genade is heel veel te zeggen. We ontvangen Gods genade in zijn Zoon Jezus Christus. Zijn genade bepaalt en vervult het leven van de zijnen in het heden en in de toekomst. De vraag is nu: Heeft Gods genade deze grote betekenis in ons leven en in dat van mensen van deze tijd?
Leren van de ‘doctor gratiae’ Uit de kerkgeschiedenis valt veel te leren over de genade. De kerkvader Augustinus werd wel de “doctor gratiae” genoemd. Zijn meest geliefde bijbeltekst was: Joh.15:5: “Zonder Mij kunt gij niets doen”. Volgens Augustinus zijn we van het begin tot het einde van ons leven totaal van God afhankelijk voor onze verlossing. De mens heeft natuurlijke vermogens, maar die zijn aan de zonde onderworpen. God schenkt ons genade, zodat we genezen,vergeven en hersteld kunnen worden. De menselijke natuur moet getransformeerd worden door de vrije genade van God. Tegenover de opvattingen van Augustinus stonden de gedachten van Pelagius. Pelagius zag de genade aanwezig ín de natuurlijke vermogens van de mens. Deze zijn niet bedorven of op enige manier beschadigd. Ze moeten dus gebruikt worden. De mens kan door genade kiezen om zonder zonde te leven. De menselijke vermogens van rede en wil (een goede wil en een gezond verstand, JvdW) stellen de mens in staat om de zonde te vermijden. Volgens Pelagius vinden we Gods genade in de morele hulp in de Tien Geboden, en in het voorbeeld van Christus. Augustinus hield staande dat genade meer is dan morele leiding. Het is de werkelijk verlossende tegenwoordigheid van God in Christus in ons innerlijk. In de visie van Pelagius moet de mens horen wat hij moet doen, verder kan hij het zelf. Volgens Augustinus blijft de mens daarna afhankelijk van God om het doel te kunnen bereiken. Het moge duidelijk zijn hoeveel invloed dit verschil heeft gehad in kerk en theologie. Je zou kunnen zeggen dat het de kern is van alle grote meningsverschillen in kerk en theologie de eeuwen door. We denken aan de ontwikkeling van de leer van de sacramenten: men ging spreken over gratia infusa: genade die we rechtstreeks via de sacramenten zouden ontvangen – waarbij de mens in de persoon van de priester een zeer centrale rol vervult. We denken aan de breuk tussen Rome en Reformatie en de discussies daarna, de Synode van Dordrecht, de Remonstranten en Contraremonstranten. Komt Gods genade onze menselijke verantwoordelijkheid te
3 hulp, of is onze verlossing helemaal genade van God? Delen van de hedendaagse theologie kunnen nauwelijks nog theologie genoemd worden, omdat de mens met zijn autonomie en zijn psyche de plaats van God heeft ingenomen. Alles wat van God gezegd kan, komt volgens sommigen immers ‘van onderaf’, van de mens zelf. Waar een verwrongen beeld van Gods genade uiteindelijk niet toe leiden kan! Steeds weer gaat het om de genade van de Here Jezus Christus. Waar de mens de plaats van God inneemt, zal van het Evangelie van Gods genade in de Here Jezus Christus uiteindelijk niets overblijven. Dan is de mens voor zijn heil in dit leven en daarna op zichzelf aangewezen en is de kerk nauwelijks nog relevant te noemen. Maar een kerk die trouw blijft aan de boodschap van Gods genade, is van grote betekenis ook voor de samenleving vandaag!
Moeite om Gods genade te ervaren De betekenis van de rechte leer voor ons leven kan gemakkelijk in twijfel worden getrokken. Is ons leven echt rijker? In dit verband denken we aan wat dr. R.R. Ganzevoort heeft geschreven in: “Mag ik er zijn? Over genade en veroordeling” (Uitg. Kok, Kampen, 1990). Sommigen menen dat gereformeerde mensen meer minderwaardigheidsgevoelens hebben dan anderen. De gereformeerde leer zou tot depressie leiden. Hierover is veel geschreven en gediscussieerd. Ganzevoort wil zich niet bezighouden met de vraag wat de gereformeerde leer nu wel of niet uitwerkt. Wel heeft hij het over de verhouding tussen geloof en ervaring. Christenen geloven in genade en verzoening, maar ervaren daar in hun leven soms weinig van. Daar zullen we allen wel iets van herkennen. Een oudere vrouw vertelde me eens, hoe ze altijd een trouwe kerkganger was geweest. Toch had ze zich gedurende lange tijd heel minderwaardig gevoeld. Onder een prediking, die ongetwijfeld volgens de rechte leer was, had ze het voortdurend gevoel: ik doe het niet goed, ik hoor er niet bij. Vanwege diepe gevoelens van afwijzing en veroordeling ging ze enkel naar de kerk en gaf zich verder niet in de gemeente. Hoe kan het dat mensen, ondanks dat ze het evangelie van genade en vergeving kennen, toch afwijzing en veroordeling ervaren. Goede en heldere troostwoorden zijn kennelijk voldoende. We kunnen in dit verband denken aan de strijd om te komen tot geloofszekerheid en aan de vragen rond het Avondmaal. Met talloze woorden over Gods beloften en de rijkdom van Christus komen we dikwijls niet verder. Soms wordt verzucht: laten we er voorlopig niet meer over praten... Hoe afhankelijk we zijn van het werk van de Here in een mensenhart, blijkt hier. Toch mogen we ons daar niet bij neerleggen! Van Ganzevoort kunnen we leren hoe belangrijk het is om af te steken naar wat echt genade is, en naar de bodem van het levensverhaal. De genade zal tastbaar moeten worden. In het pastoraat zullen we het moeten wagen om niet vanuit vrome woorden naar de menselijke vragen te gaan, maar andersom.
Gods genade in ons leven ontdekken Wat heb je aan genade? Eigenlijk is de vraag: Mag ik er zijn? Op de achtergrond van onze vragen staat ons “levensverhaal”. Daarmee bedoelt Ganzevoort meer dan alleen wat we zoal in ons leven hebben meegemaakt. Het is vooral het patroon van interpretaties, waardoor iemand zin, betekenis en waarde probeert te ontdekken in zijn leven. Het levensverhaal is dus het “interpretatiekader” waarmee elke nieuwe gebeurtenis wordt uitgelegd op een bepaalde manier. Dit levensverhaal groeit mee met de persoon met elke nieuwe gebeurtenis, relatie of situatie. Andere termen die hiervoor worden gebruikt, zijn: de levenslijn, betekenisstructuur, wereldmodel. Een eenvoudig voorbeeld maakt duidelijk dat mensen al heel jong beginnen met hun interpretaties. Als een kind huilt en vader of moeder komt om te troosten, dan is dit een teken: het kan de ouders vertrouwen. Wanneer de ouders niet komen, groeit een
4 eerste interpretatie van wantrouwen, in de steekgelaten worden. Door psychologen wordt gesproken over basisvertrouwen of basiswantrouwen. De kern van een crisis is als het levensverhaal niet meer klopt door nieuwe tegengestelde ervaringen. Mensen komen klem te zitten tussen hun interpretaties en de dingen die ze meemaken. Het valt dan zwaar om ervaringen in het leven te hanteren en een plaats te geven. In het ‘hermeneutische pastoraat” dat Ganzevoort voorstaat, is de taak van het pastoraat het “uitleggen van ons leven voor Gods aangezicht: het zoeken naar zin, waarde en betekenis.” Langs die weg ontdekken we wat volgens hem genade is. Wat heb je aan genade? Je mag er zijn! Veroordeling is de afwijzing van het bestaan. Genade doet ons het leven be-amen. Genade is in deze visie meer dan alleen de grote dogmatische idee van de verzoening. Het is ook het lichtpuntje aan de horizon, de ervaring dat je blij bent met het leven. Heel sprekend in dit verband is het Griekse woord voor genade in het Nieuwe Testament: charis. Dat hangt samen met “verheugen”. Naast gunst is het ook ‘dankbaarheid’. Genade is ook de blijde situatie waarin het leven goed is omdat God ons gunstig is gezind. De gedachten van Ganzevoort onderstrepen dat Gods genade de kern is van het pastoraat.
Spreken over zonde en genade Spreken over Gods genade betekent niet, dat we gemakkelijk over de dingen heen stappen. Want als je het over genade hebt, heb je het ook over zonde. Tegelijk is het waar dat in Gods Woord de zonde steeds wordt ‘aangepakt’ in het kader van de genade. Gods wet komt uit de hand van de HERE, die zijn volk uit de slavernij van Egypte bevrijd heeft. In het licht van de genade van Christus gaan we de werkelijke diepte van de zonde verstaan. In dit verband kan iemand wijzen op de 3 stukken in de Heidelbergse Catechismus: ellende – verlossing – dankbaarheid. Maar daarbij mag niet over het hoofd worden gezien dat zondag 1 eraan voorafgaat! Vanuit de troost van het eigendom van Christus zijn, vallen de stukken op hun plaats en worden ze pas echt duidelijk. We moeten erkennen dat niet altijd evenwichtig over Gods genade is gesproken. De betekenis van Gods genade kan onderbelicht blijven. Aleid Schilder spreekt over een gereformeerde paradox: een schijnbare tegenstelling in de gereformeerde leer die volgens haar veel schade aan kan richten: De mens is hulpeloos en kan zich niet redden. Tegelijk is hij schuldig omdat hij niet voldoet aan Gods normen! De discussie hierover heeft ons geleerd dat het probleem niet zit in de leer zelf. Schadelijk is het wel als de leer van zonde en genade niet op goed wijze wordt gehanteerd. Hoe moeten we dan Gods genade laten doorklinken? Alleen verkondiging van Gods genade is niet genoeg. We kunnen hierbij denken aan wat gezegd werd over het ‘levensverhaal’. Als mensen de boodschap horen van Gods genade voor zondaren, hebben zij een positieve boodschap gehoord. Toch zullen er hoorders zijn die zichzelf opnieuw als zondaar zien aangewezen. Als het gaat over uitdagingen, horen ze daarin eisen, en als er vermaning klinkt hoort men er veroordeling in. Mag er dan niets meer gezegd worden? Moet er niet over zonde gesproken worden en over het appèl tot bekering? Zeker, maar we moeten proberen te begrijpen hoe mensen veroordeling kunnen ervaren door hun interpretatiepatroon zoals dat in langere tijd is gegroeid. We zullen de helpende hand moeten uitsteken. We moeten naast de mensen komen staan in hun levensverhaal, hun levensverhaal proberen te begrijpen. Hoe is het zo gekomen dat men zich minderwaardig voelt? Door hieraan aandacht te geven kan er een vertrouwensbasis groeien waarin het komt tot een werkelijk verstaan van de genade van de Here God.
5 Hier ligt een grote taak voor het pastoraat. En dat is breder dan alleen het werk van predikanten en ouderlingen. De gemeente heeft een grote taak in het omzien naar elkaar. Dat hoort bij de velerlei genade van God, de menigerlei genade die aan de gemeente van Christus geschonken wordt! In het pastoraat kan volgens Ganzevoort het levensverhaal worden herschreven. De dragende grond is de aanvaarding. God treedt ons positief tegemoet ondanks onze zonde en schuld! In het licht van de aanvaarding kan het komen tot ontdekking. Weggestopte angsten, depressieve gedachten kunnen worden besproken zonder dat die met een extra en onevenredig schuldgevoel overdekt worden. Wanneer de eenzaamheid van de schuldgevoelens wordt doorbroken, zijn we al een grote stap verder. Aanvaarding baant de weg voor ontdekking van wat zo ver is weggedrukt. In aanvaarding vinden we het vertrouwen om de pijn toe te laten. Vaak is er angst, dat een nieuwe veroordeling volgt zodra de pijn van ons leven boven tafel komt. Samen naar de wortels afsteken kan wanneer er ruimte en vrijheid is om in de afgrond te kijken. Wie zich in genade aanvaard weet, durft het aan om naar de wortels te gaan.
Wat Gods genade vermag Gods genade reikt verder dan alleen het begrip verzoening. Ganzevoort noemt verschillende begrippenparen om te tonen wat genade betekenen kan in het leven. In het levensverhaal gaat het bijvoorbeeld om het komen van leegte naar vervuldheid. Iemand kan het leven negatief ervaren door b.v. handicaps, ouder worden: het niet meer kunnen, het onbereikbaar zijn van dingen. Genade is het om het positieve te ontdekken van wie je mag zijn en wat je mag betekenen, het positieve van de zegeningen die God nog geeft. Andere herschrijvingen van het levensverhaal: van eenzaamheid naar gemeenschap. Een ander belangrijk begrippenpaar: kwetsbaarheid en geborgenheid. Kwetsbaarheid is geen negatieve zaak, maar noodzakelijk is wel de aanwezigheid van veiligheid. Kwetsbaarheid kan alleen bestaan als geborgenheid geboden wordt. Kwetsbaarheid mag niet worden geforceerd. Heel fundamenteel is het komen van wantrouwen tot vertrouwen. Daarin wordt de genade tastbaar en zichtbaar. De grote uitdaging in het pastoraat en in de kerk vandaag is: woorden van genade zo tastbaar te maken dat ze werkelijk verstaanbaar worden in het hart en daar tot verandering kunnen leiden zodat veroordeling wordt opgeheven. Een sprekend voorbeeld hierbij is het leven van Paulus! Als iemand zich veroordeeld zou moeten voelen en afgewezen, dan zou het Paulus moeten zijn. Hij was een vervolger van de gemeente. Maar Gods genade is aan hem niet tevergeefs geweest. Door de genade Gods ben ik wat ik ben, schreef hij. Door de genade van God was hij tot grote zegen voor de opbouw van de kerk van Christus.
Vergeving schenken We komen bij misschien het moeilijkste punt in de uitwerking van genade. Wie genade ontvangt, zal genadig zijn... Wie veel vergeven is, zal ook een ander vergeven! We weten hoe moeilijk dat soms kan zijn. Hoeveel blokkades er kunnen zijn. God is ons genadig en schenkt ons vergeving. Maar kunnen wíj vergeven...? We denken aan de bede die Jezus ons geleerd heeft: Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Hoe bidden we dit? Is de vergeving van elkaar een voorwaarde waar we aan moeten voldoen? Het is duidelijk dat Gods vergeving voorop gaat. Hoe zouden we echt kunnen vergeven, als we niet zelf Gods vergeving hadden leren kennen. Maar het kan niet
6 zonder gevolg blijven. Hoe zouden we God om vergeving kunnen bidden, als we niet zelf bereid zouden zijn om onze schuldenaren te vergeven. Als wij onze schuldenaren niet vergeven, is er een blokkade in het leven uit Gods vergeving. Als een bittere wortel zich ontwikkelt in ons hart, verachteren we in de genade zoals we dat hoorden uit de genoemde tekst Hebr. 12:15. Hoe moeilijk het is om anderen te vergeven, weten slachtoffers van seksueel misbruik. Ganzevoort gaat er in zijn genoemde boek uitvoerig op in. Hij geeft aan dat slachtoffers geneigd zijn zichzelf de schuld te geven. Dit komt voort uit een vergaande loyaliteit aan de ouders. Door het misbruik komt er een loyaliteitsconflict. Het zijn toch je ouders. Dit loyaliteitsconflict kan worden opgelost door de schuld aan zichzelf toe te schrijven. Wanneer het misbruik jongens en mannen betreft, speelt het specifieke probleem dat ze geneigd zijn om zichzelf eerder als initiatief nemend en verantwoordelijkheid dragend te beschouwen, dan als slachtoffer. Bovendien is slachtoffer dat het stilzwijgen doorbreekt, ‘schuldig’ aan het verstoren van openbare orde en rust. Omdat seksueel misbruik allerlei gevolgen heeft (ongewenst gedrag, verslaving, criminaliteit) is het voor de omgeving vaak niet zo moeilijk om een grond te vinden om het slachtoffer als schuldige aan te wijzen Tegen deze achtergronden is het elkaar vergeven een groot probleem: zelf ben je niet schuldig (theologisch) en psychologisch: om te overleven hebben slachtoffers er belang bij de rol van schuldige vast te houden. Het probleem is dat je eigenlijk moet vergeven als christen, maar je kunt het niet. Vergeving is een lastig begrip. Wanneer daders om vergeving vragen, kan het klinken als een eis waarbij de dader boven het slachtoffer blijft staan. Het vragen om vergeving kan een voortzetting zijn van misbruik en manipulatie.
Echte vergeving We moeten bedenken wat vergeven werkelijk is. Het Grieks van het Nieuwe Testament gebruikt voor vergeving het woord aphièmi – dat is: losmaken. De band tussen schuld en wraak wordt losgesneden. Vaak wordt gedacht dat vooral de dader baat heeft bij de vergeving. Vergeving heeft echter alles te maken met het recht van het slachtoffer. De schuld van de dader wordt erkend en het slachtoffer ziet af van wraak (of die overlaten aan bevoegde instanties, de overheid). Het slachtoffer is niet meer gebonden aan de macht van de dader. Hij kan vergeven of niet. Daardoor kan het besef van eigen waarde en waardigheid toenemen. Wanneer de schuld van de dader wordt erkend, wordt daarmee uitgesproken dat er geen reden is voor schaamte van het slachtoffer. Daarmee kan het slachtoffer echt verder.Het biedt openingen voor een leven in relaties. Tegelijk moet de vergeving door het slachtoffer geen neerbuigende welwillendheid worden. Werkelijke vergeving vindt plaats voor het aangezicht van God. Dat maakt het mogelijk om ook de reële schuld van zichzelf te erkennen.Voor het aangezicht van God komen we op onze plaats en komt er balans in het leven. Wanneer echte vergeving heeft plaatsgevonden, kan het slachtoffer zijn eigen slachtofferschap achter zich laten.
Ten slotte: Wat schenkt de Here God ons veel in zijn genade. De bediening ervan in prediking en pastoraat is en blijft de hoogste roeping van de kerk. In de genade en vergeving die God schenkt, liggen de schatten die werkelijke vernieuwing kunnen geven in de samenleving en in de wereld van vandaag.