Het Woord in beeld
O.M. van Nijf Hoogleraar Oude geschiedenis Oratie Rijksuniversiteit Groningen
23 april 2002
Het woord in Beeld
Pagina 2
Het woord in beeld Oratie Groningen 23 april 2002
inleiding Mijnheer de Rector, Dames en Heren Op een niet nader te bepalen tijdstip ergens in de eerste eeuwen van onze jaartelling vond er in Aphrodisias ,een bloeiende stad in Romeins Klein Azië, een plechtige openbare bijeenkomst plaats ter ere van Artemon, een vooraanstaand burger. Het was -ongetwijfeld- een heel gedoe. Magistraten en leden van de raad waren erbij, met plechtige gezichten, gekleed in lange gewaden, natuurlijk was de familie van de geëerde zelf nadrukkelijk aanwezig - het ging hier om een van de meest aanzienlijke geslachten van stad; andere belangrijke families gaven ook acte de présence. Op enige afstand zag men ook de vertegenwoordigers uit het gewone volk, waaronder vooral diegenen die nauwe banden onderhielden met Artemon en zijn familie. Er werd die dag een standbeeld onthuld dat de geëerde toonde in een karakteristieke pose: recht op staand, zijn Griekse mantel nauw om zich heen, op zijn gezicht een nadenkende frons die zijn intellectuele pretenties zichtbaar maakte; deze werden
verder
onderstreept door de boekrol die hij waarschijnlijk in zijn hand had. Of althans dat stel ik mij zo voor, want het standbeeld is niet over, maar zo zagen erestandbeelden in Aphrodisias eruit. Wat we nog wel over hebben
is de
ereinscriptie. Ik vertaal: De raad en het volk van Aphrodisias hebben eer bewezen aan Artemon de zoon van Androon die een schoon en nobel man was, een patriot net als zijn voorvaderen die een schoon en ingetogen leven heeft geleid gericht op deugdzaamheid en schone nobiliteit en die heeft uitgeblonken door eruditie en vorming (paideia) en door iedere deugdzaamheid, en wiens schone en nobele voorvaderen vele en grote weldaden aan de demos hadden bewezen en tot de grondleggers vande stad behoorden, en ze hebben hem ook geëerd met een gouden kroon die honderd goudstukken waard was.
vooruitblik Vandaag wil ik u meenemen op een kleine verkenning door de wereld waarin dit soort inscripties werd opgesteld; een verkenning die ons aan de hand van observaties over
Het woord in Beeld
Pagina 3
de literaire en de politieke cultuur, door het stedelijk landschap zal leiden. Ik zal u proberen duidelijk te maken, waarom dit soort monumenten belangrijk waren, of althans waarom ze mij interesseren. Ik zal deze inscriptie echter niet in detail gaan bespreken - daarvoor kunt u beter op college komen- maar ik kom wel van tijd tot tijd op sommige van de hier genoemde begrippen terug. Het eerste begrippenpaar waardoor mijn aandacht in eerste instantie werd getrokken is philomathia (wetenschappelijke interesse, eruditie) en paideia
(culturele
vorming/Bildung). Wat doen dergelijke termen in een openbare ereinscriptie?
Literatuur en cultuur Het ligt voor de hand deze inscriptie in eerste instantie te bezien tegen de achtergrond van het culturele en literaire klimaat in het Romeinse Oosten in de eerste eeuwen van onze jaartelling. We kunnen dan voor
de Griekse steden werkelijke van een
Renaissance spreken, die o.m. blijkt uit een spectaculaire materiele bloei . De vele vakantiegangers die ieder zomer in optocht langs de Griekse monumenten in Epheze of andere plaatsen in Turkije trekken realiseren zich het misschien niet altijd: maar de meeste materiele resten stammen uit de Romeinse periode. Ook de literaire cultuur beleefde een periode van grote bloei, die wel bekend staat onder de naam Tweede Sofistiek. Om een indruk te geven: de Griekse literaire productie uit deze periode is vele malen groter dan die uit de hele 'klassieke periode' tezamen. Nu zijn classici van deze bloei niet altijd onder de indruk geweest. 'De Leidse hoogleraar Van Groningen kon in de jaren 60 deze literatuur nog afdoen als feeble, unsatisfactory, uninspiring, hardly tending in a good direction, and as a rule making a bad choice'. Tot voor kort hielden maar dan ook maar weinig classici zich met deze periode bezig: Van Groningen weer: 'it is a neglected [literature] in a neglected century, and, generally speaking, it deserves this neglect'. De situatie is aan het veranderen: classici ruilen dit normatief-esthetisch standpunt steeds meer in voor een cultuur-historisch perspectief, de tweede Sofistiek is op dit moment dan ook zeer in de mode, wat denk ik samenhangt met het feit dat deze literatuur aanknoopt bij twee contemporaine interesses: de hernieuwde aandacht voor rhetorica, en de interesse in de constructie van culturele identiteit.
Het woord in Beeld
Pagina 4
Tweede sofistiek De literaire productie in deze periode heeft een uitgesproken rhetorisch karakter. De choniqueur van deze literaire stroming, de derde eeuwse schrijver Philostratus gebruikte de term Tweede sofistiek om hier aandacht voor te vragen. De rhetorica was natuurlijk al eeuwen lang een kernonderdeel geweest van de klassieke letterkunde maar in de keizertijd vindt er een radicale herschikking plaats. Traditioneel belangrijke genres, juridische pleidooien en politieke speeches, verdwijnen daarbij naar de achtergrond. De literaire smaakmakers par excellence in deze periode zijn sofisten, de grote publieke redenaars, wier productie vooral bestaat uit het geven van zgn.
epideiktische redevoeringen, spectaculaire demonstraties van hun retorisch
kunnen in een educatieve context (het gymnasion), tijdens feestelijke bijeenkomsten in gehoorzalen en theaters,
maar vooral
in de context van de vele literaire
concoursen die deel uit maakten van religieuze feesten, want literatuur was ook een wedstrijdsport. Deze redevoeringen wilden niet speciaal iemand ergens van overtuigen: hun doel was het publiek te epateren met hun virtuositeit, hun belezenheid en met hun kennis van het mythologisch en het klassieke verleden. Je zou ze kunnnen vergelijken met de professorale oratie, die tenslotte geen ander doel heeft de academische kwaliteiten van de spreker voor het voetlicht te brengen, en om een beschaafd publiek op milde wijze te amuseren op een regenachtige dinsdagmiddag - of zulke doelen ook altijd gehaald worden is natuurlijk een tweede!
populariteit? Volgens velen - en niet in de laatste plaats de sofisten zelf- hebben we hier te maken met een buitengewoon populaire kunstvorm die ook buiten de kring van connoisseurs met groot enthousiasme is ontvangen, en die de sofisten zelf geld en status bezorgde en baantjes in keizerlijke dienst. Moderne classici schrijven enthousiast over sofistiek als een culturele massabeweging, maar het lijkt mij dat de wens hier de vader is van de gedachte. We hoeven niet zover te gaan als de Britse oudhistoricus Brunt die het hele fenomeen omschreef als een zeepbel, maar enige reserve bij deze claims is wel gepast. We zijn voor dit oordeel namelijk grotendeels deel afhankelijk van de opmerkingen van de sofisten zelf : de populariteit van de Tweede Sofistiek was in hoge mate hun eigen constructie, - en bescheidenheid is niet de eerste kwaliteit waarmee we de sofisten associeren.
Het woord in Beeld
Pagina 5
We moeten bedenken dat net als in andere premoderne maatschapijen basale geletterdheid al niet erg verbreid was; en het aandeel van de bevolking dat in de gelegenheid was (of zin had) om zich ècht vertrouwd te maken met de klassieken was nog beperkter. Ik heb dan ook mijn twijfels over de aantrekkingskracht van een literatuur die zich door een gezocht archaiserend taalgebruik mijlenver verwijderde van de koine-sprekende massa. De incidentele handwerksman of handelaar die zich op zijn grafmonument middels een kunstig vers presenteert (al dan niet voor goed geld aangeschaft bij een locale brooddichter) zoekt weliswaar aansluiting bij deze praktijkenmaar het lijkt vooralsnog overdreven om aan te nemen dat we hier te maken hebben met uitingen van een massaal enthousiasme voor de literatuur van de Tweede Sofistiek. Het echte grote publiek zal bij al die feesten toch minstens zo hard geinteresseerd zijn geweest in de uitdelingen en feestmalen, de spektakels en de sportwedstrijden op het programma, of zoals het naar verluidt onlangs in de Nederlandse staatscourant werd verwoord: "De cultuur bloeit, maar Feijenoord trekt het publiek!" Literatuur - ook in de publieke variant van de Tweede Sofistiek - zal - veel meer nog dan in andere perioden- in hoge mate het domein zijn geweest van de maatschappelijke bovenlaag. De omvang van de gehoorzalen (de odeia) waar de pronkredenaars optraden -hoogstens een paar honderd plaatsen- suggereert in ieder geval dat het onderlegde publiek niet veel groter was. Veel odeia deden overigens ook diens als de vergaderzaal van de stadsraad, en het ligt voor de hand dat het publiek bij beide gelegenheden niet al te veel verschilde. Onze inscriptie is dan ook een vooral een illustratie van de literaire en culturele interesse en activiteiten onder de elite; een indicatie van de hoge waarde die zij toekende aan het Griekse culturele en literaire erfgoed. Deze culturele interesse is echter niet zonder politieke implicaties.
Classicisme De afkeer die classici lang voor deze literatuur hebben gehad is eigenlijk wel een beetje ironisch want de literatoren uit deze tijd zagen zich zelf nu juist als de onbetwiste erfgenamen van de klassieke traditie, op onbewaakte ogenblikken sloegen ze zich zelf ook minstens zo hoog aan als hun illustere voorgangers: omschrijvingen als: 'nieuwe Homerus' zijn niet van de lucht. Ik had u geloof ik al verteld dat bescheidenheid niet de eerste kwaliteit is die je met de literatoren van de Tweede Sofistiek associeert.
Het woord in Beeld
Pagina 6
Dergelijke kwalificaties zijn misschien niet letterlijk te nemen vanuit een literair esthetisch oogpunt, maar ze vormen wel een belangrijke indicatie van het waardensysteem waarbinnen de intellectuelen van deze tijd opereren. De cultuur werd gedomineerd door een sterk classicisme - een opvallende gerichtheid op het literaire en culturele erfgoed van de Klassieke Griekse wereld (dwz. de 5e en 4e eeuw). We zien deze obsessie - want zo mag je het wel noemen- op verschillende niveaus terugkeren: •
In stylistisch opzicht in een archaiserend taalgebruik, het zgn Atticisme dat het literaire Grieks van Athene uit de klassieke periode emuleerde. Om een beetje een beeld te krijgen van die afstand tot het gesproken Grieks van die dagen (koine) moet u zich voorstellen dat de literaire elite van het huidige Nederland zich zouden bedienen van de taalgebruik van Vondel of P.C. Hooft.
•
en inhoudelijkblijkt dit classicisme door een thematische concentratie op het 'heroische verleden' dwz de Griekse geschiedenis van de vijfde en vierde eeuw - die nu pas echt tot 'klassiek werd verklaard'. De Perzische Oorlogen Griekenlands finest hour - vormen een constant referentiepunt. Ook het rijk van Alexander wordt geroemd : maar de Romeinen blijven hier nadrukkelijk buiten beeld.
De culturele betekenis van deze ontwikkeling is open voor debat: Lang is men er van uit gegaan dat we hier te maken hebben met intellectueel steriel gedrag, met een vorm van nostalgisch escapisme: de Grieken van de Romeinse keizertijd trokken zich terug in een literaire fantasiewereld gericht op het eigen 'glorieuze' verleden als een reactie op hun politieke impotentie onder Romeins bestuur. Maar dat is wellicht te simpel gedacht. Er zijn eigenlijk helemaal niet zoveel aanwijzingen dat de Griekse elite zo gefrustreerd was onder keizerlijk bestuur. Integendeel, het ging eigenlijk heel goed: de stedelijk een provinciale elite profiteerde als geen ander van incorporatie in het keizerrijk en van de economische bloeiperiode in deze tijd. Daarbij komt dat een groot aantal steden in werkelijkheid geen Grieks verleden van belang had om op terug te vallen. De recent gehelleniseerde bovenlaag van nieuwe steden zonder enig klassiek verleden pronkte hier duidelijk met andermans veren. Het Carische Aphrodisias bijvoorbeeld, was feitelijk een stichting uit de late Republiek, en kreeg pas in de Keizertijd de allure van een Griekse stad. Om de zaak verder te
Het woord in Beeld
Pagina 7
compliceren, waren de Romeinse keizers zelf ook geinteresseerd in het promoten van (hun versie) van de Griekse cultuur. De bloei van de Griekse literatuur en cultuur is dan ook onderdeel van een wijder proces van culturele herorientatie waarbij de Romeinse overheersers en locale elites gezamenlijk gebruik maakten van het Griekse culturele repertoire voor het creeren van een nieuwe provinciaal-grieks-romeinse culturele identiteit die door heel het oosten heen ongeveer gelijkvormig was. Paideia was een sleutelwoord in dit proces, maar ook andere termen uit het Griekse cultuurbereik hielpen deze imaginaire Griekse gemeenschap vorm te geven. De vermelding termen als paideia en philomathia in een ereinscriptie zet de geëerde duidelijk in een comtemporaine culturele en politieke context. Het is denk overigens juist deze preoccupatie met het Griekse verleden en met culturele identiteit, die de recente populariteit van deze litaruur bepalen: Met name vragen die de Griekse culturele identiteit onder Romeins bestuur betreffen of de complexe relatie tussen cultuur en macht kunnen zich in een grote populariteit verheugen. het laatste wooord hierover is dan ook nog niet gezegd.
politieke cultuur We zullen onze inscriptie ook moeten bezien tegen de achtergrond van de sociale en politieke ontwikkelingen in de Griekse polis in deze periode. Het gaat hier bij deze en soortgelijk inscripties immers om de uitkomst van een publiek besluit dat was genomen door de politieke instellingen van de stad: de raad en de volksvergadering. Wat stak hier achter?
politieke transformatie De Griekse polis kon aan het eind van de de Romeinse periode terugkijken op meer dan 1000 jaar geschiedenis - en is daarmee een van de meest sucesvolle experimenten in sociale organisatie uit de geschiedenis. Als nu éen onderwerp het verdient om te bestudeerd te worden vanuit het perspectief van
-ik noem maar wat- Cultural
Dynamics and Cultural Change- is het wel de transformatie van de Griekse stad in politiek, cultureel en sociaal-economisch perspectief ... Maar ik dwaal af.
Het woord in Beeld
Pagina 8
De termen die we in onze inscriptie vinden: boule, demos (raad en volk) doen ongetwijfeld een bel rinkelen bij hen die enigszins vertrouwd zijn met de Atheense democratie in de vijfde eeuw voor onze jaartelling. Maar ondanks de ogenschijnlijke continuiteit van politieke instituties en terminologie moeten we constateren dat er inhoudelijk een een toenemende kloof begon te gapen met de politieke cultuur van de klassieke polis. Dat kunnen we laten zien aan de hand van een aantal steekwoorden. In de eerste plaats was het natuurlijk gedaan met de autonomie van de steden. Vrijheid 'eleuthería' bleef weliswaar een woord met een magische klank: De Grieken vierden in de Romeinse tijd, nog steeds-of juist weer- de overwinning op de Perzen in 489 v. Chr. met een groot atletisch festival, de Eleuthéria in Plataiai, waarvan de winnaar zich mocht tooien met de titel aristos hellenon, de beste der Grieken, maar ieder was zich bewust dat de grenzen van de politieke vrijheid nauwlettend werden bewaakt door de Romeinse goeverneur en door de keizer in Rome. "En dat was maar goed ook" beaamden Griekse schrijvers als Plutarchus en Aelius Aristides in koor:" de Grieken hadden hun vrijheid immersaltijd misbruikt voor nutteloze interne oorlogen; pas onder de ferme leiding van Rome hadden de Grieken de vrijheid om echt Grieks te zijn!" enig talent voor sofisme kon in de politiek geen kwaad-) Buitenlandse politiek ging vooral om gezantschappen naar de keizer voor het binnenhalen van privileges(zoals de vestiging van een tempel voor de provinciale keizercultus) en immuniteiten.
Als steden door de Romeinse keizer ' vrij en
autonoom' werden verklaard, was dat vooral een statussymbool, het
betekende
vooral dat men zijn financiele zaken intern mocht regelen, ook al was het natuurlijk politiek wel zo correct om de boeken spontaan ter controle aan te bieden aan de provinciegoeverneur . Ook juridische problemen konden intern worden opgelost, maar ook hier gold dat de provinciegoeverneur over de schouders meekeek en eenvoudig betrokken kon worden bij locale conflicten die via de rechtbank werden uitgevochten. In naam was het stadsbestuur een democratie, maar de betekenis van dat woord was ook op drift geraakt. De boule - de raad was dan ook niet langer een wisselend orgaan van de volksvergadering, maar een permanente erfelijke raad, die gerecruteerd werd uit een klein clubje aanzienlijke families - al was er natuurlijk druppelsgewijs nieuw
Het woord in Beeld
Pagina 9
bloed (en nieuw kapitaal) nodig om die groep op peil te houden. En zoals dat gaat, verdeelde deze oligarchie de ambten en baantjes onderling volgens weinig transparante procedures. Het politieke bestel van de Griekse stad onder Romeins bestuur is wel omschreven als een régime des
notables, een informele oligarchie
van een rijke veelal
landbezittende elite die steeds meer de gedaante aannam van een superieure orde. De hang naar het klassieke verleden die het intellectuele leven kenmerkte, nam in deze periode nooit de (publiekelijk) de vorm aan van een nostalgie naar de radicale Atheense democratie. Er was waarschijnlijk niet al te veel Romeinse druk voor nodig: de locale oligarchen wisten ook zo wel wat in hun eigen belang was. In de volksvergadering ging het er ook anders aan toe dan in het klassieke Athene. Geen zaken als oorlog en vrede, of de politieke koers van de staat lagen ter tafel, maar de graanvoorziening, de organisatie van feesten, de invulling van de gezantschappen naar de keizer, en vooral de afwikkeling van donaties door rijke medeburgers. De volksvergadering was geen forum meer voor openbaar debat tussen alle burgers, maar een podium waarop slechts de leden van de elite mochten schitteren. Plutarchus maakt dit duidelijk in een politiek essay geschreven in de vorm van een advies aan een aspirant politicus: "voor moeilijke zaken is het beter
als de politieke elite
onderling tot een accoord komt, voordat de zaak in de volksvergadering besproken wordt." Redevoeringen voor en tegen waren alleen maar voor de show: de uitkomst lag vaak al vast. Net als bij de pronk-redevoeringen van de sofisten werd van het grote publiek in de volksvergaderingen vooral een passieve houding verwacht. De stem van het volk werd bij voorkeur alleen gehoord tijdens georchestreerde spreekkoren, die op rumoerige wijze uitdrukking gaven aan trouw aan de keizer, aan locaal patriotisme, en aan bewondering voor de stedelijke leiders die het allemaal zo goed geregeld hadden. Spontane geluiden werd door de elite, al dan niet met een beroep op Rome, zo snel mogelijk de kop in gedrukt. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in het nieuwe testament: de bevolking van Efeze was in het geweer gekomen tegen een groepje religieuze nieuwlichters die de intieme band tussen de stad en de godin Artemis bedreigden: een 'urban mob' werd gemobiliseerd en die verzamelde zich in het theater en uren lang werd er gescandeerd 'groot is Artemis van de Efeziers.' Op het kleine
Het woord in Beeld
Pagina 10
groepje Christenen dat olv. de apostel Paulus beneden in de orchestra stond, zullen deze spreekkoren ongeveer ongeveer de zelfde indrukgemaakt hebben als de spreekkkoren van hedendaagse voetbalhooligans op een nette gezinsvader die per ongeluk in
het verkeerd vak terecht is gekomen. In dit geval was het de
gemeentesecretaris die -met het dreigement van romeinse ingrijpen de zaak nog net in de hand hield. U zou misschien vermoeden dat met het politieke debat ook de politiek als zodanig tot een einde komt: maar we kunnen misschien beter spreken van een verschuiving in de politieke cultuur. De oligarchische stijl was eerder gericht op het wegzetten van de elite als een superieure groep, dan op het koesteren van het openbaar debat - maar dat betekent niet dat men zich niet bezig hield met de centrale politieke vraag van deze tijd, namelijk hoe geeft men gestalte aan een nieuwe sterk hierarchisch georienteerde orde ?
feest cultuur Naast de traditionele vormen van politiek als raad en volksvergadering, worden ook informele kanalen van politieke communicatie steeds belangrijker. Stedelijke rituelen en religieuze feesten (ter ere van de goden of de keizer) hadden een para-politieke functie: hun strak gereguleerde opzet weerspiegelde, en bevestigde .de sociale en politieke ordening die in toenemende mate een hierarchisch karakter had. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in de vele processies waarin de stedelijke gemeenschap paradeerde als een hierarchie van statusgroepen. De verdeling van de zitplaatsen in sportstadiums, theaters en odeia onderstreepte hetzelfde principe: hier zaten de leden van de raad met de paraphernalia van eventuele ambten en waardigheden pontificaal vooraan, omringd door de leden van hun families. Inscripties op de stenen zetels legde deze ordening voor eens en altijd vast. De feestcultuur diende vooral voor het representeren van de machtspositie van de locale oligarchieën , en van de Romeinse keizer die in veel opzichten het symbolisch middelpunt vormde van de meeste vieringen. Het is geen toeval dat juist bij deze gelegenheden de eerder genoemde sofisten hun pronkredes hielden. De literaire cultuur, met al zijn aandacht voor het klassieke verleden, werd zo ingebed in een wijdere rituele context die in de eerste plaats ten dienste stond van een representatie van een nieuwe hierarchische maatschappelijke en politieke ordening.
Het woord in Beeld
Pagina 11
Inscripties Inscripties spelen een belangrijke rol in deze nieuwe stijl van politiek bedrijven. De machtspositie van de notabelenberustte voor een groot deel op symbolisch gedrag, en op de mate waarop men er in slaagde een coherent en overtuigend beeld van zich zelf uit te dragen als een superieur stratum in de samenleving. Ereinscripties waren cruciaal in deze beeldvorming: zij leverden immer het tastbare en duurzame bewijs dat de leden van de stedelijke elite beschikten, of zouden moeten beschikken - de inscripties hadden natuurlijk ook een programmatische functie- over de essentiele burgerwaarden waarop het stedelijk leven berustte. Wat waren die waarden zoal? Patriotisme , bijvoorbeeld. In veel gevallen presenteren de inscripties zich zelf als een een tegenprestatie voor een concrete weldaad tegenover de polis: magistraten worden geeërd voor hun filotimia, het eervolle enthousiasme waarmee zij hun ambt hebben vervuld - wat niet zelden tot uitdrukking werd gebracht doordat men de kosten van het ambt uit eigen zak betaalde - of doordat men het ambt gepaard liet gaan met feesten en uitdelingen voor de bevolking. Maar exemplarische generositeit was niet voorbehouden aan magistraten en liturgisten: ambteloze burgers, vrouwen en zelfs kinderen uit dezelfde elite families gaven ook volop. Particulieren droegen bij aan de openbare graanuitdelingen, of financierden spectaculaire publieke bouwwerken en overschreden daarbij systematisch de grenzen tussen privé sfeer en de openbare sfeer. In andere gevallen is het directe belang van de stedelijke gemeenschap wat moeilijker te zien. De inscripties grossieren in status attributen zoals de kracht van familiebanden en het vasthouden aan gezinswaarden (vrouwen worden bijv. geëerd voor hun philandreia, toewijding aan hun man) daar gaat het weer om loyaliteit aan de keizer. Atletisch succes wordt hoog aangeslagen, maar religieus plichtsbesef gooit ook hoge ogen, net als morele excellentie. De ideologische achtergrond wordt expliciet gemaakt wanneer iemand, zoals bijv. in onze inscriptie, 'kalos kai agathos' (schoon en nobel) wordt genoemd: sinds de klassieke periode dè omschrijving voor
de Griekse
aristocraat. Dit alles wordt gelardeerd met een vloed adjectiva die eminentie, voortreffelijkheid, status, roem en waardigheid uitdrukken. Geen daden, maar woorden lijkt het devies. We moeten overigens bedenken dat deze inscripties zich lang niet altijd beperken tot het celebreren van éen afzonderlijke kwaliteit: veel inscripties vermelden juist een
Het woord in Beeld
Pagina 12
heel scala aan kwaliteiten dat laat zien hoe de diverse eisen die zo aan een succesvol oligarch konden worden gesteld in éen persoon samenkwamen. De ideale oligarch was weldoener, èn magistraat, locaal patriot èn loyaal onderdaan van de keizer, succesvol sportman èn voorzien van een aanzienlijke stamboom. Zo iemand bezat niet alleen ethische en morele kwaliteiten om te regeren, (om maar te zwijgen over rijkdom) maar beschikte natuurlijk ook over cultureel kapitaal in de vorm van een vertrouwdheid met de rhetorische en literaire cultuur van de Tweede Sofistiek. Het is tegen dit licht dus begrijpelijk dat ook de intellectuele kwaliteiten en interesses van de elite werden geroemd. Hoe reëel dat allemaal was valt overigens nog te bezien. Een groot deel van de ereinscripties waarin bij paideia wordt stilgestaan, heeft betrekking op jonge (vroeggestorven) kinderen die in werkelijkheid nog weinig gelegenheid gehad zullen hebben zich de finesses van de Griekse cultuur en literatuur eigen te maken. In zulke gevallen wordt paideia blijkbaar gepresenteerd als een geboorterecht dat nauw verbonden is met aristocratische afstamming: een treffender illustratie van de ideologische functie van culturele vorming is moeilijk te vinden. Ereinscripties waren zoals gezegd de concrete uitkomst van een uitgesponnen process van politieke besluitvorming. Gelet op het grote aantal inscripties zal een groot deel van de vergadertijd van raad en volksvergaderingen zijn opgeslokt door vragen die in essentie de representatie betroffen van een kleine groep: Wie kreeg een ereinscripties? Waarvoor? en, wat kwam op de inscriptie te staan? Maar ook al werden ereinscripties veelal opgesteld door de politieke instellingen van de stad, of door andere officiele organisaties, de aard van het politiek debat maakte dat de geëerde -en hun families zelf een aanzienlijke invloed hadden op de vorm en de inhoud van de eerbewijzen. Het honoraire vocabulaire wordt hiermee daarmee een staalkaart van die waarden die de elite zelf van belang vond en die men zo aan de gemeenschap als geheel wilde opleggen. Een publiek medium wordt hier gebruikt voor het etaleren voor wat in essentie particuliere deugden zijn. De inscripties legden dit beeld duurzaam vast op de pleinen en straten van de antieke stad.
Materiële cultuur standbeelden Inscripties zijn niet alleen woorden, het zijn ook dingen- fysieke objecten .Veel van het soort ereinscripties waar we vandaag mee kennisgemaakt hebben waren te lezen
Het woord in Beeld
Pagina 13
op de sokkels van monumentale standbeelden die in groten getale opgesteld stonden in de centra van antieke steden. Vanuit de archeologische wereld is de belangstelling voor deze werken relatief laat op gang gekomen: het gaat hier immers niet altijd om topstukken uit de klassieke periode - en de interesse heeft zich ook lang beperkt tot stylistische zaken. Vooral de laatste jaren is er echter nieuw werk verschenen, waarin juist de culturele en historische contekst van deze werken centraal staat. Zo spreekt men nu bijv. over het 'tijdsgezicht'- de manier waarop portretten uit de zelfde periode vaak sterk op elkaar lijken, en men heeft oog voor de grote invloed van de officiele keizelijke portrettuur op de vormen van representatie van burgers in de provincie (als de keizer een baard heeft, draagt iedereen opeens een baard). Of men houdt zich bezig met de representatie van 'intellectuelen' in de antieke kunst, waarbij weer opvalt dat het beeld van de intellectueel juist in de tweede eeuw een sterke invloed heeft op de manier waarop oligarchen en notabelen in het Romeinse oosten zich laten portretteren.
Anderen hebben de verschillende standbeeldtypen
geanalyseerd en suggereren dat er spraken was een repertoire, waaruit de geportretteerden leken te kunnen kiezen voor een geloofwaardige vorm van zelfrepresentatie. Zo ziet men bijv. categorieen als de 'modieuze grote stadsbewoner waarmee dan op Rome wordt gedoeld- of juist de conservatieve philo-Romein, de traditionele Griek, de jonge Achilles in gepast heroische stijl, en de langharige Griekse priester, etc. De grote winst is hier niet zozeer de precieze categorisering,
(daarover valt te
twisten) maar het besef dat het bij representatie gaat om een keuze- om het stylistisch aanzetten van sociale, culturele en politieke identificaties; en om het feit dat de stedelijke bovenlaag met iconografische middelen een complex en variabel beeld van zichzelf over het voetlicht wil brengen. Dit soort observaties zetten de beeldende kunst in het centrum van het culturele en politieke klimaat van de tijd. Deze benaderingen zijn ook voor de historicus inspirerend , en zeker voor de historicus die zich bezighoudt met inscripties. Standbeeld en inscriptie werden immers gepresenteerd als een totaal pakket. Beeld en woord konden elkaar bevestigen (het standbeeld van een orator toont hem met boekrollen) - of aanvullen: een man met de karakteristieke kroon van een keizerpriester hoeft die functie niet meer per se op te nemen in de ereinscriptie (al vond men het vaak wel zo veilig om zo expliciet
Het woord in Beeld
Pagina 14
mogelijk te zijn: een zekere neiging tot overdeterminering kun je veel inscripties niet ontzeggen). Combinatie biedt ook wat meer vrijheid voor voor het maken van wat minder gefundeerde claims zonder ze uit te spellen: een jonge man met een boekrol in zijn hand maakt al gauw een intellectuele indruk - ook al spendeerde hij in werkelijkheid al zijn tijd in het worstelperk; of andersom een redenaar met een atletisch lichaam laat zien dat atletische training ook onder zijn cultuurdefinitie viel. Voor woord en beeld kon men putten uit een welomlijnd reservoir van mogelijkheden. Ieder monument wordt daarmee het resultaat van een complexe culturele keuze die uitgedragen wordt door het standbeeld èn door de woorden die eronder staan.
locatie De geschiedenis van de openbare ruimte in de steden van het Romeinse oosten moet nog steeds volledig in kaart gebracht worden, maar zoveel is duidelijk dat we met een buitengewoon actieve en creatieve fase te maken hebben, die leidde tot een bijna complete herbouw van het stedelijk landschap. Rijke weldoeners wedijverden met elkaar om de stad te voorzien van de meest luxueuze bouwwerken: tempels voor de keizerscultus werden opgericht en rijkelijk gedecoreerd, theaters en stadia werden gebouwd, uitgebreid en aangepast voor gladiatorengevechten in het kader van de keizercultus, gymnasia werden van open sport-velden getransformeerd tot een soort luxe fitnesscentra met bibliotheken en badhuizen; pleinen en open ruimten werden volgebouwd met spectaculaire nymphaea, stoas en natuurlijk luxe gehoorzalen en raadsgebouwen voor de optredens van sofisten en politici. Hoewel stadsplanning en architectuur natuurlijk putten uit de klassieke vormentaal moeten we toch constateren dat er iets nieuws ontstond. Het stedelijk landschap werd ingericht om de nieuwe sociale en politiek orde ook met ruimtelijke middelen door te drukken. Er is sprake van schaalvergroting, van monumentale gebouwen met spectaculaire façades die de rijkdom en macht van hun bouwheren demonstreerden. En overal, voor gebouwen en op pleinen in de stad stonden eremonumenten. Ook de brede boulevards met zuilengalerijen, die typisch waren voor deze tijd, leken geschapen voor het opstellen van keizerstandbeelden en eremonumenten; en dat waren ze natuurlijk ook. De plaatsing van deze eremonumenten was onderworpen aan strikte formele en informele regels. Het is opvallend hoe vaak de inscripties zelf uitgebreide
Het woord in Beeld
Pagina 15
voorschriften bevatten over de precieze locatie van de monumenten in de stad. Het feit dat de politieke instellingen van de stad -raad en volksvergadering - zich zelfs bogen over dit soort details, geeft wel aan dat de ruimtelijke ordening een zaak van het hoogste politieke belang was. Studies van de precieze locatie van inscripties in het stedelijk landschap komen nog maar langzaam op gang, maar het wel duidelijk dat het vaak een kleine groep is die zich in het stadscentrum weet te presenteren. We zien in de openbare ruimte steeds dezelfde namen en gezichten - of beter namen en gezichten van leden van het zelfde kleine groepje families- terugkomen. De herkenbaarheid kon worden vergroot doordat inscripties voor leden van éen familie vaak op strategische posities, in elkaars nabijheid, werden geplaatst.
Hele straten werden zo gedomineerd door de
monumenten voor leden van éen en dezelfde familie. We mogen rustig aannemen dat de beeldhouwers hun best deden individuele portretten van familietrekjes te voorzien, wat identificatie eenvoudiger maakte, maar dit effect werd natuurlijk het meest direct bereikt doordat de inscripties de geëerden netjes identificeerden. Veel inscripties gaven ruim baan aan wat ik maar 'genealogische boekhouden' noem: het uitputtend opsommen van de directe lijn van voorouders. Zonder al te veel moeite kon je onder de standbeelden op straat de gezichten er bij zoeken. In de openbare ruimte werd dus net als in het politieke openbaarheid de grens tussen publiek en privaat belang steeds vaker overschreden. Openbare gebouwen, straten en pleinen werden bijkans gemonopoliseerd voor de zelfrepresentatie van een paar families. Waar je in deze tijd ook ging of stond in een Griekse stad, steeds werd je herinnerd wie er werkelijk toededen: de namen en gezichten van de stedelijk elite grijnsten je van ieder straathoek tegemoet. Iedere individuele inscriptie richtte de aandacht op bepaalde kwaliteiten van de geëerde: maar alle inscripties tezamen maken overduidelijk dat in de boezem van éen of meer families alle kwaliteiten gevonden konden worden waarop het stedelijke leven berustte. De honoraire epigrafie zette de elite letterlijk en figuurlijk en op een voetstuk. Het stedelijk landschap ondersteunde daarmee op een effectieve manier de hierarchische sociale orde waarvan het een product was. Inscripties speelden daarbij een centrale rol: in het stedelijk landschap was het woord zeer nadrukkelijk in beeld!
Het woord in Beeld
Pagina 16
Peroratie En zo zou ik nog even door kunnen gaan: Dat is ook precies wat ik van plan ben te doen de komende jaren. Voor vandaag wil ik afsluiten. Ik heb aan de hand van een ereinscriptie uit Aphrodisias een paar thema's aangestipt die mij interesseren en die een indruk bieden van mijn werk en mijn benadering. Ik hoop dat daarbij duidelijk is geworden dat ik mij als oudhistoricus nauw verbonden voel -en in debat ben- met andere historici , maar ook met literatuurhistorici en archeologen. Ik streef er naar deze interesses, en deze verbondenheid de komende jaren in mijn onderzoek en in mijn onderwijs tot uitdrukking te brengen. Mijn ervaringen van de afgelopen anderhalf jaar geven mij het vertrouwen dat de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen hiervoor een goede basis kan bieden. •
Dankwoord.
Tot slot dan het gebruikelijk woord van dank. In de eerste plaats aan de leden van de benoeminsgcommissie die mij heeft voorgedragen en het college van Bestuur dat mij op deze positie heeft benoemd. Ik wil hen hartelijk danken en ik hoop dat ik hun vertrouwen waardig zal blijken. Ik kan zonder overdrijving stellen dat ik buitengewoon geprivilegieerd ben geweest in de begeleiding en het advies dat ik in de loop van de jaren heb gekregen bij mijn studie en onderzoek. Als student Klassieke Talen in Leiden trok ik al snel naar de sectie Oude Geschiedenis waar Prof Harry Pleket als docent, als begeleider, als adviseur en uiteindelijk ook als co-promotor mijn vorderingen op het gebied van de Oude Geschiedenis steeds op voorbeeldige wijze heeft begeleid. In Cambridge was het Peter Garnsey
die na een complexe stoelendans van
wisselende begeleiders zich uiteindelijk over mij ontfermde, en bleef ontfermen, ook toen ik weer besloot in Amsterdam te promoveren. Ik heb veel aan hen te danken. Ik wil hier ook wijlen Prof. Piet Sijpesteijn memoreren , die als co-promotor in Amsterdam mijn promotieonderzoek heeft begeleid. Van mijn vroegere werkgevers wil ik hier speciaal de Universiteit van Amsterdam danken die mij eerst als AIO en later als Academieonderzoeker alle ruimte bood om mijn onderzoek vooral in Cambridge en Athene uit te voeren, wat zowel in academisch als sociaal opzichten zijn vruchten heeft afgeworpen. De vaste en tijdelijke leden van de sectie Oude Geschiedenis hebben mij ontvangen in een collegiale en coöperatieve sfeer. Ik wil mijn collega proximus, Marinus Wes
Het woord in Beeld
Pagina 17
hartelijk danken voor de warme ontvangst die hij, samen met Ineke, aan mij heeft geboden en natuurlijk ook Jan-Willem Drijvers, Ed. van der Vliet, Willem Jongman, Bert Overbeek, Arjan Zuiderhoek en Marc Kleijwegt voor de goede samenwerking van de afgelopen anderhalf jaar. Ook de andere medewerkers en zeker ook het secretariaat en het studiecoordinaat, van de afdeling Geschiedenis wil ik danken voor de prettige werksfeer. We staan nu voor een vergaande reorganisatie van het onderwijsprogramma waarin chronologie nadrukkelijk gekoppeld gaat worden aan een thematische inrichting. Hierin hebben de oudere perioden hun plaats. Als oudhistorici hebben we natuurlijk heel wat te melden op het gebied van de cultuurgeschiedenis, economisch en sociale geschiedenis, en natuurlijk politieke cultuur (of politieke geschiedenis). Ik verheug me erop met jullie binnen het kader van het nieuwe BA en MA programma hieraan te werken. Oude Geschiedenis zal ook als een zelfstandige afstudeerrichting blijven bestaan binnen de MA opleiding die ik gemakshalve maar aanduid als Griekse en Romeinse Studies (ook al heeft het Faculteitsbestuur ons in zijn wijsheid met nog drie andere namen bedeeld) waarin oudhistorici zullen samenwerken met onze collega's van Grieks en Latijn en van Klassieke en Mediterrane archeologie. Vanaf het eerste begin zijn de contacten met hen zeer hartelijk geweest. Ik stel mij ook veel voor van onze toekomstige samenwerking. We hebben een unieke kans om in Groningen een geïntegreerde studie van de oudheid in te richten, waarmee we landelijk de concurrentie in een krimpende markt vol vertrouwen kunnen aangaan. Er is in Groningen binnen en buiten de Faculteit een groter reservoir aan 'oudheidkundigen' van diverse snit - je zou haast gaan spreken van een sluimerend zwaartepunt. Ik wil hierbij de hoop uitspreken dat we in de komende jaren ook hier tot een zekere bundeling van interesses en activiteiten kunnen komen op het gebied van onderzoek en onderwijs. En zo kom ik bij mijn laatste en misschien wel belangrijkste categorie : de studenten, en dan met name diegenen die er voor hebben gekozen zich te specialiseren in de Oude Geschiedenis. Ik weet nog goed dat direct na mijn aankomst in Groningen (juni 2000) de hoofdvakkers (er waren er toen twee) zich bij mij vervoegden met een uitgebreide lijst met aanbevelingen om OG wat aantrekkelijker te maken. Wel, we zijn op de goede weg. Sindsdien is het aantal studenten gestadig gegroeid en er begint zich zowaar een levendige club van geïnteresseerden te
Het woord in Beeld
Pagina 18
ontwikkelen. Ik moet eerlijk zeggen dat een groot deel van mijn werkplezier dit jaar voortkwam uit de contacten met deze groep. Dank jullie wel. Tenslotte wil ik mijn grote erkentelijkheid betuigen aan een andere instelling, nl. de Faculty of Classics van de Universiteit van Cambridge die door een uitzonderlijk genereus verlofbeleid hun medewerker dr. Sofia Voutsaki nu al bijna twee jaar in staat stelt een academische carriere in Cambridge te combineren met een gezinsleven in Eelde. Sofivamou, onze beslissing om het er op te wagen in Groningen was vooral ingegeven door de hoop en verwachting wij er als gezin beter van zouden worden. Laten we eerlijk zijn, het is niet allemaal meegevallen: de afgelopen jaren hebben een grotere tol geeist dan we hadden verwacht en, en we worden geconfronteerd met moeilijke beslissingen. Hoe dan ook, we zullen er uit komen, dat beloof ik je. Na eivmaste kalaŸ. Als ik over ons gezin spreek denk ik natuurlijk ook aan Eleni en Maarten - die zijn helaas nog te klein om hier in de zaal te zitten, maar ze wachten gelukkig op ons in de tuinzaal. Sofia en ik gaan hen nu opzoeken, ik wil u uitnodigen om daar ter afsluiting met ons wat te drinken. Ik heb gezegd.