Nederlands Literatuur Se1

  • November 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Nederlands Literatuur Se1 as PDF for free.

More details

  • Words: 3,017
  • Pages: 10
Nederlands Literatuur SE1 §6: De ridderroman De populairste teksten in de middeleeuwse volkstalen waren de ridderromans: berijmde verhalen die zich afspeelden in adellijke kringen. De bekendste in Nederland zijn het Roelantslied (1200), La chanson de Roland (1100) en Karel ende Elegast (1200). Frankische romans of Karelromans zijn romans die afspelen in de kringen rond Karel de Grote (ridderidealen zijn kracht en moed, gaat over oorlogen en feodale (on)trouw). Er waren ook de hoofse romans, waarin de ridder een meer verfijnd, ‘hoffelijk’ figuur is die zich niet uitsluitend met vechten bezighoudt.

§7: Van den vos Reynaerde Samenvatting: Het boek begint met een Hofdag. 1 keer per jaar komen alle dieren bij elkaar. Dan kunnen ze orde op zaken stellen en alle klachten vertellen. Dit onder leiding van koning Nobel. De klachten gaan dit jaar vooral over Reinaart, die allerlei gemene streken heeft uitgehaald. Zijn neef Grimbaart, de das, die Reinaart verdedigt. Dat doet hij door de klagers op hun eigen fouten te wijzen. Pas als Cantecleer, de haan, op het toneel verschijnt worden de klachten pas echt serieus. Reinaart heeft Cantecleer plechtig beloofd om zijn familie geen kwaad meer te doen. Cantecleer gelooft hem en laat zijn familie buiten de omheining. Daarop doodt Reinaart Coppe, de dochter van Cantecleer. Bruin, de beer, wordt op pad gestuurd om Reinaart te halen. Hij houd erg van honing en daar maakt Reinaart gebruik van. Hij vertelt dat in een spleet van een boom veel honing zit. Als Bruin daarnaar zoekt trekt Reinaart de wiggen eruit. Bruin zit vast en als hij zich heeft losgescheurd. De boeren in het dorp zijn niet blij met beren en rennen hem achterna. Nu wordt Tibeert, de kater, opgedragen om Reinaart te halen. Reinaart vertelt Tibeert dat in de tuin van de pastoor veel muizen zitten. Hij weet van de vossenklem, die er staat bij het gat in het hek. Tibeert raakt erin vast en krijgt een geweldig pak slaag van de familie van de pastoor. De pastoor raakt zelf ook een beetje gewond. De kat bijt in het geslachtsdeel van de pastoor. Grimbaart, de das, biedt zelf aan om zijn oom Reinaart op te halen. Natuurlijk zoekt hij hem op in zijn kasteel Malperthuus. Hij gaat met hem uit wandelen en Reinaart biecht hem al zijn gemene streken op. Grimbaart gelooft hem, tegen beter weten in. Reinaart wordt voor de rechtbank gebracht en iedereen mag zijn klachten laten horen. Uiteindelijk wordt hij ter dood veroordeeld. Isegrim, de wolf, wil Reinaart aan dezelfde strop laten hangen als waaraan zijn broers hebben gehangen. Bruin, Isegrim en Tibeert gaan op weg om vast te maken. Op het moment dat hij wordt weggevoerd wil Reinaart voor de koning en de andere dieren zijn zonden nog eens opbiechten. Hij verzint een list door in te spelen op de hebzucht van koning Nobel. Hij vertelt hem van een schat, die hij ergens begraven heeft. Daarna vertelt hij van een moordaanslag op de koning en de koningin. Reinaart beschuldigt Cuwaart, zijn eigen neef, en zijn eigen vader. Ook Isegrim en Bruin worden op een gluiperige manier verraden. De vos vertelt aan de koning en de koningin waar de schat verborgen is. Ze zijn zo hebzuchtig dat ze hem op zijn woord geloven en verlenen hem gratie. Hij gaat tenslotte op pelgrimtocht om boete te doen voor al zijn zonden. Bruin, Isegrim en Hersinde worden zwaar gestraft. Hun huid en klauwen worden afgestroopt. Daarvan worden de pelgrimstas en schoenen gemaakt voor Reinaart, op zijn verzoek. Belijn en Cuwaart worden door Reinaart gevraagd om met hem mee naar Malperthuus te gaan. Daar aangekomen moet Belijn even buiten de poort wachten. Binnen loopt Cuwaart in de val en hij wordt vermoord. Belijn wordt gevraagd om een speciale brief in de pelgrimstas naar de koning te brengen. Aangekomen bij het hof blijkt in de pelgrimstas het afgebeten hoofd van Cuwaart te zitten. De koning begrijpt dat hij bedrogen is en zweert wraak. Reinaart had dat al zien aankomen en is met zijn familie gevlucht. Als goedmakertje krijgen Isegrim en Bruin Belijn, de ram, aangeboden. Zij verzoenen zich met de koning. En Reinaart is nergens meer te zien.

Het is een satire, een tekst waarin bepaalde verschijnselen belachelijk worden gemaakt. Het is ook een parodie: een tekst waarin een bepaald soort teksten op spottende wijze wordt nagebootst. 1

§8: Het lied in de Middeleeuwen Bepaalde liederen zijn middeleeuwse liederen. De ballade (danslied), hierin wordt het verhaal sprongsgewijs verteld, de beschrijving van de gebeurtenissen wordt afgewisseld met dialogen en er zitten tal van herhalingen in. Een ander genre is de elegie of klaagzang, een gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop worden uitgesproken. Bekendste lied: Egidiuslied (Jan Moritoen).

§9: Het middeleeuwse toneel Belangrijkste stuk Nederlandse toneel is Mariken van Nieumeghen. Samenvatting: Mariken wordt op een dag door haar oom naar Nijmegen gestuurd om boodschappen te doen. Als het daar te laat wordt om naar huis te keren, mag ze bij haar tante om onderdak te vragen. Dat doet ze dan ook, maar ze wordt daar niet binnen gelaten. Buiten ontmoet ze de duivel. Hij belooft haar juwelen en geld, maar ook om haar de zeven vrije kunsten te leren, als ze met hem mee gaat naar Antwerpen. Omdat Mariken hem teveel aan Maria (= heilig) doet denken, moet ze haar naam veranderen. De eerste letter mag ze houden, dus wordt het Emmeken. De duivel noemt zich Moenen. In Antwerpen zitten ze in een herberg, waar Emmeken een loflied over poezie verteld. Zeven jaar lang leven Moenen en Emmeken met elkaar samen. Maar dan krijgt Emmeken heimwee naar Nijmegen en keren ze terug. Daar ziet Emmeken de opvoering van Masscheroen en komt daardoor tot inkeer. Moenen wordt daardoor zo kwaad, dat hij haar meeneemt heel hoog in de lucht en laat haar vallen. Maar gelukkig blijft ze ongedeerd! In Nijmegen ontmoet ze ook haar oom weer. En samen gaan ze naar de Paus om te biechten en voor vergiffenis. Ze krijgt van hem drie ijzeren ringen om haar hals en armen. Als deze afvallen, zal alles vergeven zijn. Mariken gaat enkele jaren het klooster in en dan worden de ringen door een engel afgenomen.

2

§11 - §15: Grondbegrippen Tekst: 1: Vorm

*Poëzie *Proza

2: Inhoud *Fictioneel *Epiek *Lyriek *Dramatiek *Zakelijk *Didactiek

*EpiekSprookje Sage Mythe Legende Ballade Epos *Lyriek

Elegie/Klaagzang Ode/Lofdicht

*DramaTragedie Komedie

Klucht Tragikomedie Melodrama

*DidactiekAutobiografie Biografie Essay Memoires Recensie *Episch-Didactisch Fabel Satire Parodie

3

Epiek: Alle teksten waarin een verhaal verteld wordt. Epiek is verhalende literatuur. Lyriek: Verzamelnaam voor teksten waarin rechtstreeks gevoelens worden uitgedrukt. Dramatiek: De overkoepelende term voor alle toneelstukken. Didactiek: Term voor zakelijke teksten waarin een boodschap ligt. Sprookje: Kort verhaal dat is gebouwd op de tegenstelling goed/kwaad of andere als arm/rijk en groot/klein. Sage: Een meestal langer verhaal over belangrijke personen en indrukwekkende gebeurtenissen. Meestal zit er iets van waarheid in: Een bestaand personage of een plaatsnaam. Mythe: Een verhaal over bovennatuurlijke gebeurtenissen en personen (vooral goden/godinnen), waarmee de mens moeilijke zaken probeerde te verklaren. Legende: Kort verhaal waarin men toont hoe God zich rechtstreeks met het leven van de mens bemoeit. Ballade: Een lied -gedicht dat gezongen kan worden- waarin een eenvoudig verhaal wordt verteld. Epos: Zeer lang dichtwerk waarin een heldhaftig persoon allerlei grootse avonturen beleeft. Het onderwerp van een epos is altijd een sage. Elegie/Klaagzang: Een gedicht waarin gevoelens van verdriet en wanhoop worden verbeeld. Ode/Lofdicht: Een gedicht waarin gevoelens van bewondering voor iets of iemand worden uitgedrukt, meestal op plechtige toon.

4

Tragedie: Ernstig toneelstuk. Komedie: Blij/vrolijk toneelstuk. Klucht: Kort toneelstuk met weinig verfijnde humor. Tragikomedie: Toneelstuk dat afwisselend ernstig en vrolijk is. Melodrama: Romantisch-sentimenteel stuk vol verassende wendingen en sensationele theatereffecten.

Autobiografie: Beschrijving van het eigen leven. Biografie: Beschrijving van het leven van iemand anders. Essay: Subjectieve verhandeling over een onderwerp, meestal niet al te lang. Memoires: Te boek gestelde herinneringen van de auteur. Recensie: Bespreking/beoordeling van film/boek/concert in een krant/weekblad. Fabel: Een kort verhaal in proza of poëzie over dieren waarin een levensles wordt gegeven. Satire: Een verhaal waarin –vaak op humoristische wijzebestaande zaken worden bespot en aangevallen (gebeurtenissen, politieke opvattingen, sociale omstandigheden). Parodie: Bepaald type satire. Tekst waarin een andere tekst bespot wordt door in dezelfde stijl over een ander onderwerp te schrijven.

5

§18: De Renaissance In de 14e eeuw ontstond in Italië een nieuwe cultuurbeweging: de Renaissance (=wedergeboorte). De eerste onderzoekers van de klassieke cultuur noemen we humanisten (humanus=menselijk). Zij kwamen op grond van klassieke teksten tot een nieuwe visie van de rol van de mens in de wereld. In de visie van de Renaissance waren de mens en de aarde even belangrijk als het goddelijke en het hiernamaals, een antropocentrische opvatting. Prestaties van de mensen werden niet als gave gezien maar iets dat vanuit de mens zelf kwam. Hiermee was ook het individualisme verbonden. De mens werd niet gezien als onderdeel van iets maar als een unieke, individuele persoonlijkheid die tot grootse dingen in staat was, door zijn eigen verstand en wilskracht. Het hoogste ideaal van de renaissancisten was een ‘homo universalis’: Een universele mens die op alle gebieden van de menselijke cultuur uitblonk. Leonardo da Vinci is het standaardvoorbeeld (schilder, architect, muziek, schrijver, technicus, wetenschapper). Da Vinci was een empirist. Het empirisme (=ervaring) was een kenmerk van de Renaissance. Door eigen ervaringen verder in je leven komen.

§20: Beeldende kunst en muziek (Renaissance) De Renaissance-kunst had 3 hoofdkenmerken. Het eerste is het realisme, men probeerde alles zo realistisch mogelijk af en uit te beelden, alles moest zo natuurgetrouw. Het tweede hoofdkenmerk is het estheticisme: De opvatting dat kunst in de eerste plaats iets moois dient te zijn, over het ‘hoe’ van het kunstwerk. Het derde hoofdkenmerk is de invloed van de Klassieke Oudheid. Het classicisme kwam onder andere tot uiting in het weergeven van taferelen uit de klassieke mythologie en geschiedenis in de schilderkunst en beeldhouwkunst.

§21: Literatuur en taal In de verhouding tussen de klassieke en de eigen literatuur onderscheidde men 3 stadia: translatio (vertaling), imitatio (navolging) en aemulatio (verbetering). De imitatio had betrekking op twee zaken: zelf weer in het Latijn schrijven en het doen herleven van allerlei klassieke genres. Er was tegelijk ook het purisme (taalzuivering). Latijnse woorden moesten in de landstaal komen. Een klassiek genre dat men ging beoefenen was het epigram/puntdicht. Dit is een kort gedicht van 2 of 4 regels en een spitse geestige inhoud en een verrassend slot. De aemulatio bestond uit ontwikkelen van nieuwe genres. Een aforisme of spreuk is een korte krachtige zin waarin een levensles wordt verkondigd. Een essay is een korte prozatekst waarin de auteur zijn persoonlijke mening over een onderwerp geeft. Het sonnet is een lyrisch gedicht dat bestaat uit twee strofen van 4 regels die het octaaf vormen (2 kwatrijnen) en twee strofen van 3 regels die het sextet vormen (terzetten). De overgang tussen octaaf en sextet heet de volta of wending. Wordt weergegeven door overeenkomst/tegenstelling.

6

§24: Maniërisme en barok Nieuwe stromingen in Italië tijdens de Renaissance zijn maniërisme en barok. Het maniërisme ontstond rond het midden van de 16e eeuw (van maniera = stijl, manier). De natuurgetrouwe weergave van de anatomie werd losgelaten (kleine hoofden, lichamen in verdraaide vorm). Een bekende maniëristisch schrijver is Constantijn Huygens. Eind van de 16e eeuw: maniërisme gaat over in barok. Barok is een emotionele variant van de Renaissance, in schilderskunst vollere en diepere kleuren en emotionele taferelen. In de literatuur veel herhalingen en overdrijvingen, ze hadden een voorliefde voor grote genres (bv. epos, tragedie). In de tijd van de barok heerste in de Noord-Nederlandse schilderskunst het burgerlijk realisme. Dit was een kunst bedoeld voor de rijke koopliedenstand. Barokmuziek was de opera.

§26: Joost van den Vondel Hekeldicht  Gedicht waarin iets sterk aangevallen wordt (verwant aan satire).

§29: Twee soorten gedichten 3 niveaus bij het bespreken van gedichten: De parafrase: Het in eigen woorden weergeven van de inhoud ervan. De versleer: Het bestuderen van de bijzondere taalkenmerken ervan. De interpretatie: Het bepalen van de betekenis als die uit de parafrase niet zonder meer duidelijk is.

§30: Strofebouw en rijm Begrippen: Versregels: Alle woorden die op één regel staan. Strofen: Gegroepeerde versregels. Distichon: Strofe van twee regels. Terzet: Strofe van drie regels. Kwatrijn: Strofe van vier regels. Volrijm: Vanaf een bepaalde klank zijn alle KLANKEN gelijk. Klinkerrijm / Assonantie: Gelijke beklemtoonde klinkers. Beginrijm / Alliteratie: Gelijke beginmedeklinkers. Rijmschema: abab (gekruist), abba (omarmend), aabbcc (gepaard). Enjambement: De regels worden afgebroken op een plaats waar in de zin juist géén pauze valt. Bij de overgang van de ene regel naar de andere valt het rijm dan minder op.

7

§31: Metrum Wanneer in een gedicht sprake is van een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen spreken we van een metrum of versmaat. Een verbreking van het metrum (regelmaat) noemen we een antimetrie. Een combinatie van zwak-sterk met erachter een onbeklemtoonde lettergreep heet een versvoet. Scanderen is het verdelen van de regels in versvoeten door middel van boogjes, streepjes en schuine strepen. Een elisie (uitstoting) is dat een lettergreep wordt ingekort door een klinker (soms ook medeklinkers) weg te laten. Een epenthesis (inlassing) is dat er een lettergreep wordt toegevoegd.

§32: Stijlleer De stijlleer of stilistiek is een inventarisatie en beschrijving van ‘stijlmiddelen’. Stijlfiguren worden gebruikt om een bepaald effect te bereiken: ironie, nadruk, variatie enz. De bekendste: Antithese (tegenstelling), eufemisme (verzachtende uitdrukking), hyperbool (overdrijving), paradox (schijnbare tegenstelling), de retorische vraag (vraag in de vorm van een mededeling) en de woordspeling (een woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken). Figuurlijk taalgebruik is de beeldspraak. Het eenvoudigst is de vergelijking. Bij een metafoor is datgene wat bedoeld wordt, vervangen door een beeld (Die ezel doet alles verkeerd). Personificatie is als iets levenloos levend wordt voorgesteld. Bij een synesthesie worden de gewaarwordingen van twee zintuigen met elkaar gecombineerd (schreeuwende kleuren). Versleten beeldspraken heten clichés.

§35: De Verlichting In de 18e eeuw ontstond de Verlichting. De naam kwam door de ideeën uit de Renaissance die uitgewerkt zou moeten worden in de 18e eeuw. Qua wetenschap was men gaan uitzoeken hoe de wetenschap in elkaar zat (empirisme), wat tot talrijke nieuwe wetenschappelijke inzichten leidde. De opvatting ontstond dat het menselijk verstand in stat was alles op te lossen. Vanwege dit rationalisme werd de Verlichting ook aangeduid als ‘Tijdperk van de Rede’. Op religieus gebied hingen veel verlichte denkers het deïsme aan: De opvatting dat er wél een Opperwezen bestaat, maar dat de verering in de vorm van een godsdienst zinloos is. Er was het idee van tolerantie: Ieder mens moet kunnen denken en geloven wat hij wil en overheden hebben daar niets mee te maken. Het streven naar grote vrijheid kwam op economisch gebied tot uiting in het ontstaan van het liberalisme: de overheidsbemoeienis is minimaal.

8

§37: Literatuur (Verlichting) Het grootste didactische werk uit de Verlichting is de Encyclopédie, waaraan talrijke geleerden meewerkten o.l.v. Denis Diderot. Het werk werd gemaakt tussen 1751 en 1780 en telde 35 delen. Het was bedoeld om de lezer informatie te geven en de juiste weg te tonen. In de Verlichting waren er veel tijdschriften. Ze waren niet alleen informatief, maar didactisch-moralistisch. Er stonden artikelen in over wetenschap, beeldende kunst, literatuur, opvoedkunde enz. De artikelen waren in een verhalende vorm gegoten: Dialogen, brieven, fabels en reisbeschrijvingen. Het bekendste tijdschrift was The Spectator (1711) en de tijdschriften in de Verlichting worden hierdoor aangeduid met de spectatoriale geschriften. In de 18e eeuw was de episch-didactische literatuur erg belangrijk. Het overheersende genre was het imaginaire reisverhaal. Dat is een tekst waarin men een reis beschrijft die nooit heeft plaatsgevonden, maar waarin de schijn wordt opgehouden dat het om een echte reis gaat. In sommige van die verhalen komt de hoofdpersoon in een ideale wereld terecht die als voorbeeld dient voor onze wereld. Zo’n ideale wereld heet een utopie en de romans erover noemen we utopische romans of utopieën. Een derde genre is de robinsonade: Een roman over één of meerdere personen die door omstandigheden van de rest van de wereld afgezonderd raken en zich alleen moeten zien te redden. De belangrijkste literaire vernieuwing in de 18e eeuw was het ontstaan van de roman. De gebeurtenissen in een roman zijn een middel om personages te beschrijven.

§46: De Romantiek In de 18e eeuw had men alles wat niet in overeenstemming was met de ideeën van de Verlichting afgewezen als ‘romantisch’. Het had toen een negatieve betekenis. Tegen het eind van de 18e eeuw kreeg het woord een positievere betekenis: De aanduiding voor een nieuwe cultuurstroming die diametraal tegenover de Verlichting staat. In de Romantiek stonden gevoeligheid, verbeeldingskracht en individualisme centraal. De eerste eis aan kunst was originaliteit, een kunstwerk moest de persoonlijke opvattingen van de kunstenaar weergeven. De individualistische kunstenaars die een tamelijk onmaatschappelijk leven leidden (zwerven, drankmisbruik, armoede, liefdesaffaires) noemde men bohémiens, een term die nog steeds wordt gebruikt voor artistieke figuren die er anders uitzien en zich anders gedragen dan de doorsnee mensen.

9

Op wetenschappelijk gebied komt de interesse voor het ‘natuurlijke’ tot uiting in de bestudering van de cultuur van niet-westerse volkeren: De etnologie of volkenkunde, die we tegenwoordig meestal culturele antropologie noemen. Er ontstond ook de volkskunde, die de folklore van westerse bevolkingsgroepen bestudeert.

§48: Literatuur (Romantiek) In reactie op het rationalisme van de Verlichting legden de romantische schrijvers de nadruk op het gevoel. Twee gevoelens spelen hierbij een overheersende rol: Weltschmerz en Sehnsucht. Hiermee doelde men op de romantische melancholie (droefgeestigheid) en op het romantische verlangen naar het onbereikbare geluk: De ideale liefde, de ideale maatschappij, de ideale vriendschap. Er ontstonden nieuwe romangenres: De historische roman, de romantische griezelroman, sciencefiction en het sprookje.

§49: Het Realisme In de literatuur en de schilderskunst komt er tegen het midden van de eeuw een nieuwe stroming naar voren: Het realisme. Realistische kunst bestond al langer, maar in de loop van de 19e eeuw wordt het realisme een echte stroming die betrekking heeft op vrijwel alle genres uit de schilderskunst en de literatuur. De belangrijkste realistische schilders waren Gustave Courbet en Jean-François Millet. In het literaire realisme ontstond de ‘klassieke’ roman. De intrige ervan heeft een duidelijk begin, verloop en afsluiting, en is heel zorgvuldig opgebouwd, alles hangt met elkaar samen.

Voor schrijvers  Zie bijlage!

Arvind Abhelakh V6D Nederlands SchoolExamen 1 Literatuur

10

Related Documents

Nederlands Literatuur Se1
November 2019 8
Schrijvers Nederlands Se1
November 2019 8
Se1
May 2020 12
Nederlands
June 2020 5
Nederlands
June 2020 8