Les 4
Het weer
Versie 1
Joke Kalisvaart
Instruction Welcome to lesson 4 of this Dutch course. You can browse through this lesson using the blue buttons: brings you to the previous page brings you to the next page Please don’t use the scroll function of your mouse or the Page Up and Page Down buttons to go to the next page. This icon indicates that you can listen to a sound. When it is located in the upper left corner of the page, the sound should play automatically. If not, click the sound icon to start the sound. When it is located next to a sentence or word, you can click it to hear the sound. You can test the sound by clicking the sound icon on this page.
Instruction You can also use the buttons at the bottom of each page to navigate through the lesson. This button will take you to the first page of this course Here, you can listen to Dutch sentences or a short conversation Now, listen again, read along and view the English translation View the new words you learned in this lesson View grammar topics Practice your new knowledge
Introduction In this lesson Mirjam will talk about the weather. An important subject, since Dutch people love to complain about the weather. Enjoy!
Luisteren
Luisteren en Lezen Mevrouw Jansen helpt: Brrr....het is koud Brrr....it is cold Ik heb een sjaal nodig I need a scarf Dat is beter! Een mooie, rode sjaal. That's better! A beautiful, red scarf.
Rode is usually pronounced ‘rooie’ (so that it rhymes with ‘mooie’).
Bah, het regent. Yech, it's raining. Ik heb een paraplu nodig. I need an umbrella. Nee, deze paraplu is the klein. No, this umbrella is to small. Ja, dat is beter! Een grote, blauwe paraplu. Yes, that's better! A big, blue umbrella.
Luisteren en Lezen Het waait. It’s windy. Oh nee, de paraplu is kapot. Oh no, the umbrella is broken. Het is mistig. Ik zie niks. It is foggy. I don't see anything (lit. I see nothing). Hoera, de zon schijnt! Hurray, the sun is shining! Het is warm. It is warm. Ik heb geen sjaal nodig en ik heb geen paraplu nodig. I don't need a scarf and I don't need an umbrella. Ik hou van de zon! I love the sun.
Woorden 1 Nederlands
English
koud hebben de sjaal (sjaals) nodig hebben nodig beter mooi regenen de paraplu (paraplu's) deze
cold to have scarf to need necessary better beautiful to rain the umbrella this / these
Woorden 2 Nederlands
English
klein groot waaien kapot mistig zien niks de zon (zonnen) schijnen warm geen
small /little The official word for ‘nothing’ big / large is ‘niets’, but you’ll hear ‘niks’ a lot. to blow (of wind) broken foggy to see nothing the sun to shine warm no
Mevrouw Jansen helpt:
Woorden 3 Colors
Wit
Zwart Paars Grijs
Geel Groen
Oranje Rood
Blauw
Roze
Bruin
Grammatica Interjections Interjections (in Dutch: tussenwerpsels) are words or sounds that express feelings. You've learned some in this lesson: Interjection
Use
Brrrrr Oh, nee! Bah! Hoera!
When it's cold When something terrible just happened When something is unpleasant or disgusting When something very nice happens
Grammatica Adjectives 1 In today's lesson, you’ve learned several adjectives: groot big, large klein small, little rood red blauw blue warm warm koud cold mooi beautiful kapot broken In Dutch, adjectives are sometimes inflected, depending on the noun that follows after it. When an adjective precedes an indefinite het-noun, the adjective is not inflected: Een klein meisje A little girl Een blauw boek A blue book >>>
Mevrouw Jansen helpt: If you still wonder why some letters seem to appear or disappear at will,Adjectives read the ‘spelling 2 and grammar section’ at dutchgrammar.com. When These an adjective precedes a definite het-noun or a de-noun, an -e is added rules are necessary for almost all parts Het kleine boekgrammar and The book to explain of Dutch I’msmall not going Een warme taart A warm cake everything here! De blauwe paraplu The blue umbrella
Grammatica
Sometimes changes are necessary to keep the pronunciation correct: De grote volleybalThe big volleyball Een rode appel The red apple When adjectives are linked to a noun with a form of 'zijn' (to be), no inflection is Mevrouw Jansen helpt: needed: The color ‘roze’ already De appel is rood. The apple is red. ends in an –e and is De paraplu is klein. The umbrella is small. therefore not inflected. Het is koud. It is cold.
Grammatica Mevrouw Jansen helpt:
Nodig hebben The forms for ‘ze/zij’ singular
and for ‘het’ are the same as The Dutch verb 'nodig hebben' (to need)the consists of 2 parts: the word 'nodig' (necessary) one listed here for ‘hij’. and the verb 'hebben‘ (to have). Hebben is an irregualar verb, so you'll have to learn the conjugation by heart: ik heb je hebt hij heeft we hebben jullie hebben ze hebben As you can see, in the present tense only the third person singular is irregular. You can say that you need something by putting the thing you need between the form of hebben and the word nodig: Ik heb een paraplu nodig. I need an umbrella Hij heeft een boek nodig. He needs a book. Wij hebben een grote taart nodig. We need a big cake.
Grammatica Geen In lesson three you learned that the Dutch word for 'not' is 'niet'. 'I don't have an umbrella' would than translate 'Ik heb niet een paraplu.' However, we don't like the words niet and een together. Therefore we use the word 'geen' NIET + EEN = GEEN --> I don't have an umbrella.
Ik heb geen paraplu.
You can translate 'geen' by the English word 'no': I have no umbrella. This is substandard English, but it is really the only way to write it in Dutch.
Oefening 1a How’s the weather?
Het regent De zon schijnt Het waait.
Oefening 1a How’s the weather?
Het regent De zon schijnt Het waait. FOUT! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1a How’s the weather?
Het regent De zon schijnt Het waait. PRIMA! You can move on to the next question.
Oefening 1a How’s the weather?
Het regent De zon schijnt Het waait. FOUT! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1b How’s the weather?
Het regent Het is mistig De zon schijnt
Oefening 1b How’s the weather?
Het regent Het is mistig De zon schijnt OK! You can move on to the next question.
Oefening 1b How’s the weather?
Het regent Het is mistig De zon schijnt NIET GOED! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1b How’s the weather?
Het regent Het is mistig De zon schijnt ACH! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1c How’s the weather?
Het is koud Het waait Het is warm
Oefening 1c How’s the weather?
Het is koud Het waait Het is warm JA! You can move on to the next question.
Oefening 1c How’s the weather?
Het is koud Het waait Het is warm JAMMER! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1c How’s the weather?
Het is koud Het waait Het is warm FOUT! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1d How’s the weather?
Het is warm Het is mistig De zon schijnt
Oefening 1d How’s the weather?
Het is warm Het is mistig De zon schijnt NEE! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 1d How’s the weather?
Het is warm Het is mistig De zon schijnt GEWELDIG! You can move on to the next exercise.
Oefening 1d How’s the weather?
Het is warm Het is mistig De zon schijnt HELAAS! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 2
Connect the word marked with the question mark with the right picture.
een groene appel een klein meisje een gele zon een grijs boek een kapotte paraplu een grote taart een paarse sjaal een witte volleybal
Oefening 3a Choose the correct form for the adjective.
Een ...... sjaal groen groene
Oefening 3a Choose the correct form for the adjective.
Een ...... sjaal groen groene JAMMER! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 3a Choose the correct form for the adjective.
Een ...... sjaal groen groene JA! You can move on to the next question.
Oefening 3b Choose the correct form for the adjective.
Een ...... meisje mooi mooie
Oefening 3b Choose the correct form for the adjective.
Een ...... meisje mooi mooie GOED! You can move on to the next question.
Oefening 3b Choose the correct form for the adjective.
Een ...... meisje mooi mooie NIET GOED! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 3c Choose the correct form for the adjective.
De zon is ...... rood rode
Oefening 3c Choose the correct form for the adjective.
De zon is ...... rood rode TOP! You can move on to the next question.
Oefening 3c Choose the correct form for the adjective.
De zon is ...... rood rode HELAAS! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 3d Choose the correct form for the adjective.
Een ...... boek bruin bruine
Oefening 3d Choose the correct form for the adjective.
Een ...... boek bruin bruine PRIMA! You can move on to the next question.
Oefening 3d Choose the correct form for the adjective.
Een ...... boek bruin bruine FOUT! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 3e Choose the correct form for the adjective.
Een ...... paraplu. paars paarse
Oefening 3e Choose the correct form for the adjective.
Een ...... paraplu. paars paarse NEE! Use the ‘previous-button’ to try again.
Oefening 3e Choose the correct form for the adjective.
Een ...... paraplu. paars paarse HEEL GOED! You can move on.
Einde Congratulations! You’ve reached the end of lesson four.