© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nummer 1. Esoterisch magische kring, 13 september 1966 Dit jaar gaan we beginnen net wat men “lering” noemen kan. Er wordt een pauze ingelegd van ongeveer 15 minuten. Daarna zullen we zoveel mogelijk gastsprekers tot u brengen. De lering zal dit jaar misschien wat verschillen van wat u gewend bent. We zullen het per hoofdstuk indelen. En het is ook werkelijk de bedoeling, dat u niet alleen luistert, maar dat u dat eerste gedeelte bestudeert en dat u het tweede gedeelte van de avond desnoods ondergaat. Ons eerste onderwerp is; Mens en omgeving De esoterisch weg kan wel de innerlijke weg genoemd worden, deze innerlijke weg kan alleen tot stand komen door de erkenning van de externe waarden. Zonder wisselwerking met datgene, wat buiten je is, is geen beleving mogelijk. Nu is de interpretatie van het milieu bij de mens zeer different. Ieder zal zijn omgeving en de waarde daarvan interpreteren aan de hand. van zijn eigen gevoelens, zijn eigen scholing, achtergronden en eventueel levenservaring. Ook wanneer u aan esoterie doet blijft datzelfde gelden. U kunt dus niet willekeurig langs de een of andere weg gaan, die een ander heeft uitgedacht u zult u altijd moeten baseren op uw persoonlijkheid en de relatie, die tussen die persoonlijkheid en het milieu nu eenmaal bestaat. Het zal u duidelijk zijn, dat esoterie ook weinig zin en betekenis heeft, wanneer zij zuiver theorie blijft. Daarom kunnen wij stellen een waar esoterisch bereiken is altijd een emotie plus een erkenning. Wanneer wij dit geconstateerd hebben, lijkt het mij verstandig om allereerst na te gaan, wat de relatie van de mens met zijn milieu bepaalt. Want dit zal ook de weg bepalen, die ieder voor zich kan gaan om tot innerlijke verlichting en bewustwording te konen. Daar de interpretatie bepalend is, ligt de verhouding niet in de feitelijke omstandigheden. Of je arm bent of rijk, of je lichtzinnig of uitermate sober leeft, is secundair. Dat heeft er niets mee te maken. Of je leeft in een bijzonder verlichte tijd, waarin iedereen wetenschappelijk onderlegd is of in een tijd, waarin alle mensen dom zijn, is al evenmin van belang. Deze dingen kunnen soms bijdragen tot formulering en dus bepalen op welke wijze je uiting geeft tegenover een medemens. Maar de esoterische beleving is de relatie tussen u en het milieu en die relatie komt tot stand door een daad (dus door een actie van u uit), waardoor u komt tot communicatie, Communicatie is dus niet alleen mededeling d.m.v. woorden of begrippen. Communicatie is elke vorm van deelgenootschap of verbondenheid, die tussen u en net andere (het buiten u liggende) kan bestaan. Daar het buiten u liggende voor uw eigen bewustzijn concreet en reëel moet zijn, wil daaruit een volledig contact, een rolledige en bewuste communicatie kunnen voortkomen, mag verder worden gesteld, dat ook voor de esotericus de communicatie steeds tot uitdrukking moet komen op een kenbaar - ita est voor u een materieel - vlak. Wanneer ik handel volgens mijzelf ten goede, dan zal ik door dit handelen ten goede een relatie scheppen, waarin begripswaarden ontstaan. Handel ik niet volgens mijn wezen, maar volgens de een of andere buiten mij liggende norm ten goede, dan kan de handeling bestaan, zonder dat van een contact of communicatie sprake is. Het is heel belangrijk, dat u dit begrijpt. De daad op zichzelf is niet bepalend. Het is de innerlijke verhouding, de reële, innerlijke verhouding tot de daad en de wereld. Er zijn voor de esotericus verder nog wel andere punten aan verbonden. Op het ogenblik, dat wij een communicatie onzerzijds in ons denken verbinden met de dwingende opdracht aan de omgeving om te antwoorden, zullen wij komen tot een innerlijke verstoordheid. Het antwoord EMK 1966 - 1967
1
Orde der Verdraagzamen heeft immers geen betrekking op de waag, zoals wij die menen te stellen. Er is een zekere discrepantie. De communicatie gaat dus ten eerste van ons uit. Ze wordt ten tweede vanuit ons wezen, ons eigen begrip van wat juist en goed is, gelegd. En ten derde zullen wij de communicatie van de wereld erkennen, zonder daarbij voor zover ons dit mogelijk is een associatie te vormen met deze daad, ónze communicatie, ónze begrippen of woorden. De esotericus beschikt dus over twee afzonderlijke waarden, die hij met elkaar soms (maar lang niet altijd) zal verbinden. De eerste is de uiting van zijn wezen naar de wereld. De tweede is de openbaring, die de wereld van zich geeft aan zijn wezen. Daar beide waarden niet gelijk behoeven. te zijn, behoeft ook tussen de waarden die kenbaar worden geen vergelijking mogelijk te zijn. Dan zult u ook gaan begrijpen, dat wij op dit eenvoudige en materiele vlak eigenlijk meestal niet kunnen volstaan met het antwoord, dat de wereld geeft. Het antwoord, dat de wereld ons geeft, de communicatie van de wereld met ons wezen, wordt voor ons meestal pas aanvaardbaar, wanneer wij onze eigen persoonlijkheid, waardering, gevoelens, innerlijkheid, daar op hebben afgedrukt, hetzij in de vorm van een geloof, een andere rationalisatie, hetzij in de vorm van een eliminatie van bepaalde elementen daaruit. Wat de wereld mij doet, kan voor mij gelden als een bepaling van mijn mogelijkheden. Het kan echter in de beleving nimmer bepalend zijn voor mijn totale innerlijke waarde. Ik kan mijzelf uit de wereld leren kennen, maar dan zou ik in staat moeten zijn om elke persoonlijke toevoeging aan het gebeuren buiten mij weg te laten. De meeste mensen kunnen dit niet. Dan kom je vanzelf tot een tweede punt hierbij de magie. Magie en esoterie - dat hebt u al verschillende malen kunnen horen - zijn moeilijk van elkaar te scheiden. Nu geldt het volgende; Wanneer ik mijn innerlijke wereld zodanig dwingend aan de wereld buiten mij weet over te dragen, dat zij voor mij (let wel voor mij) daarin volledig kenbaar gerealiseerd wordt, is er sprake van magie. Want naarmate de volvoering van hetgeen in mij leeft buiten de wereld voor mij concreter wordt, zullen er meer mensen zijn, die deel hebben daaraan en zullen meer dingen beantwoorden aan dit beeld. Dit klinkt misschien ook weer wat geheimzinnig. Maar u moet niet vergeten, dat de esoterie ín uzelf leeft, dat de magie buiten u ligt, maar dat beide ín uzelf gebaseerd zijn op emotie. Niet op redelijkheid. De redelijkheid, de omschrijving, is a.h.w. de kleding. Dat is het gewaad, waarin het gebeuren voor ons kenbaar is. Het gebeuren zelf is emotioneel, Het is nimmer volledig redelijk te definiëren. Mens en milieu. De mens. Een denken op zuiver materiele basis. Op zintuiglijke basis, waarbij dus beperkingen kunnen optreden. Op emotionele basis, waarbij eenzijdigheid optreedt. En verder op geestelijke basis, waarbij een totale verschuiving van waarderingen of - zo u wilt - een verwisseling van de kleuren in het spectrum zeer wel mogelijk is. De waarneming van het milieu is dus voor de mens een waarde, die verschilt naar gelang het vlak, waarop hij die waarde van het milieu benadert. Het milieu in zichzelf bestaat uit de voor de materiele mens kenbare verschijnselen. Uit de voor die mens niet onmiddellijk kenbare, maar in hun gevolgen waarneembare en misschien berekenbare verschijnselen. Uit de menselijk nog niet te benaderen en te berekenen verschijnselen. En daarnaast uit die fenomenen van kracht, die niet in verband kunnen worden gebracht met het redelijk concept van het milieu. Dat zijn dus ook weer een paar moeilijkheden voor de mens. Wanneer wij nu van de esoterie uitgaan, kunnen wij zeggen; Ik kan in de esoterie mij baseren op de zg. feiten, mits mijn beleving van die feiten voor mijzelf een uitdrukking is van mijn wezen. (Dat klinkt misschien krankzinnig, naar het ís zo.) Daarnaast moet ik constateren, dat alles, wat ik in mijzelf beleef, emotioneel en dus eenzijdig is. Mijn benadering is eenzijdig. Dit is van generlei belang, voor zover het de esoterie betreft, want mijn wezen in zich zal eenzijdig zijn. Een absolute veelzijdigheid is haast niet te bereiken. 2
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wanneer ik die eenzijdigheid van mijn persoonlijkheid nu maar erken en alle krachten, die daarin voor mij optreden (let wel, voor mij niet feitelijke kracht en of in het geloof omschreven krachten, maar voor mij geldende krachten), wanneer ik die krachten leer kennen en daarin een onderling verband vind, heb ik voor mijzelf de methode gevonden om mijn totale persoonlijkheid voor zover die voor mij kenbaar is als geheel te gebruiken. En ik zal op elk vlak, waarop ik emotioneel ervaren ben, dus ook met mijn totale persoonlijkheid kunnen ervaren en als gevolg daarvan ook een communicatie van mijzelf naar de wereld onverschillig welke doen uitgaan. In de magie werken wij eigenlijk met hetzelfde verschijnsel. Alleen gaan wij daar de eenzijdigheid van de gedachtewereld zo sterk projecteren op de wereld rond ons, dat het zij in de feitelijke verschijnselen, hetzij in de waarneming daarvan de eenzijdigheid kenbaar wordt. Hier hebben we dus een basis. Dit is de basisstof. En wanneer ik daar conclusies uit ga trekken, moet ik dus allereerst zeggen; er bestaat geen enkel algemeen gangbaar esoterisch systeem, er bestaat geen enkel voor een ieder gelijkelijk waar en beleefbaar geloof. Er bestaat eigenlijk zelfs geen wereldwaarneming, die met zekerheid voor meerdere mensen volledig identiek is. Op grond hiervan is het dwaasheid te verwachten, dat mensen volgens een bepaald systeem iets bereiken. Een systeem kan slechts de aanleiding zijn, een handleiding, een beginpunt. Maar de innerlijke ontwikkeling zal in elke persoonlijkheid afzonderlijk en aan de hand van de waarde van die persoonlijkheid plaats moeten vinden. Dat wil zeggen, dat er nergens voor u een vaststaande lijn is, een vaststaand proces, volgens welk u bewust kant worden. Dat ligt aan uw eigen persoonlijkheid. Dat houdt verder in, dat elk punt van uitgang - mits u zich daarbij baseert op uzelf en niet op buiten u eens geponeerde regels - voor u bruikbaar is om tot resultaat te komen. Ook hier zou mogen gelden indien wij reizen met onze eigen middelen, voeren alle wegen tenslotte naar Rome. Als u die conclusie met mij kunt trekken, is de volgende stap zeker niet zo groot. Hoe sterker ik in mijzelf bewust ben van bepaalde waarden, hoe sterker ik ook in staat zal zijn die waarden in de wereld buiten mij te beleven en kenbaar te maken. Het raadselachtige daarbij is dan, dat anderen dus in staat zijn een deel van die communicatie met de buitenwereld als werkelijkheid te zien, ook wanneer zij van de normale werkelijkheid van die anderen toch wel wat afwijkt. Daarvoor hebben we dus weer een andere verklaring nodig en dat is dit; Er bestaan in de relatie mens milieu harmonische, neutrale en disharmonische waarden. Waar neutrale waarden bestaan, is geen werkelijk contact mogelijk. Er kan sprake zijn van een samenwerking, maar niet van communicatie. Daar, waar een volkomen disharmonie bestaat, zal eerst de controverse van denkbeeld (en eventueel waarneming) moeten worden opgeheven, voor de mogelijkheid tot een wederzijds contact werkelijk bestaat. Men zal dus eerst de ander als partner moeten aanvaarden, laten we het zo zeggen. Wanneer er een harmonie bestaat, dan is er geen bewuste mededeling nodig of noodzakelijk, maar impliceert elke uiting vanuit het ik, dat deze uiting door de ander in zijn juiste waarde beleefd wordt, voor zover die harmonie reikt. Dit onderwerp is misschien wat droog, maar het is wel nodig. Want u, mijne vrienden, wilt altijd graag omhoog. Maar omhoog is niet realiseerbaar. Hoog is alleen iets, wat bestaat in vergelijking tot laag. En een werkelijk erkennen een volledige communicatie kunt u alleen krijgen met datgene, wat met u harmonisch is. En wat neutraal is, daaraan gaat u voorbij. Dat erkent u niet werkelijk. En als dat voor de wereld buiten u geldt, dan moet het ook in uzelf gelden. U zult een groot gedeelte van uw kennis kunnen rangschikken onder het neutrale. Het zijn dingen, die u wel weet, maar die u eigenlijk niets zeggen. Misschien gebruikt u die kennis elke dag, maar u zult er nooit werkelijk iets van beleven. En daardoor zult u het ook nooit a.h.w. werkelijk origineel kunnen gebruiken. Misschien kan ik het zó duidelijk maken. EMK 1966 - 1967
3
Orde der Verdraagzamen Iemand, die alle waarden van constructie kent, zal elke gangbare constructie kunnen maken. Maar een niet-gangbare, een exceptionele en bruikbare constructie maakt alleen degeen, die zozeer met zijn kennis één is, dat hij haar in zijn fantasie kan vervlechten. En fantasie, dat is je innerlijke wereld. Uit het contact van de innerlijke wereld met de zg. concrete kennis komt pas de scheppende mogelijkheid, Waar een absolute strijdigheid bestaat, een disharmonie, daar zullen we dus de kennis zelf niet gebruiken. Maar wij zullen vaak wel bewogen worden onze fantasie te gebruiken om de feiten, die ons niet liggen, aan te vallen. Het resultaat is, dat wij dan niet op het gebied van constructie, maar bv. op het gebied van kunst, die kennis van constructie toch kunnen gaan gebruiken. Maar wij gaan het dan in een volkomen ander vlak trekken. De bestaande kennis wordt gebruikt, maar zal nimmer als constructie tot uiting komen. Als ik daarmee de zaak iets verduidelijkt heb, dan zult u denk ik ook de rest van mijn conclusie willen aanvaarden. Wanneer ik esoterisch mijn eigen weg ga, dan zal ik dus op basis van de feiten als een soort filosoof mijn benadering van eigen innerlijke wereld moeten opbouwen. Op het ogenblik dat ik de verbinding tussen de feiten (dus wat ik in mijn wereld zie en waarneem) aan mijn wereld kan mededelen en datgene, wat in mij bestaat, verlies, wanneer er geen verbinding meer is, dan is het gevaarlijk verder te gaan. Elke esoterische bewustwording, die niet meer in staat is zich op enigerlei wijze om te zetten in een communicatie, (een daad, een gedachte, een mededeling, die in de buitenwereld kenbaar wordt waar en hoe dan ook ) voert tot zelfmisleiding. Het is dan ook niet het doel van de mens om esoterisch zo snel mogelijk op te schieten. Wel om in zich zo harmonisch mogelijk bewust te worden. Want wanneer hij in zichzelf harmonisch blijft, zal hij het milieu mee betrekken in zijn bewustwording. Hij wijzigt zichzelf en althans vanuit eigen standpunt het milieu. En dat is belangrijk. Wanneer ik een esoterische bewustwording bereik, die strijdig is met al wat in de wereld bestaat, en ik ben mens, dan zal ik die strijdige waarden zo voortdurend ondergaan, dat ik mijn esoterische bewustwording niet waar kan maken. Dan is het een theorie, waarmee ik speel niet een gevoelswaarde, die ik op alles kan overdragen. Voor de magie geldt precies hetzelfde, zo goed als de esoterie is ook de magie eigenlijk een persoonlijk experiment. We gaan uit van een bepaald systeem of een bestaande regel onverschillig wat - omdat we nu eenmaal een punt van uitgang moeten hebben. Maar wij moeten vanuit onszelf werken met óns geloof, met ónze gevoelswaarden. Een magiër kan alleen datgene tot stand brengen, waaraan hij zich innerlijk zo volledig kan overgeven, dat het als een grote emotie uit hem, voortkomt en dóór hem als een bewuste mededeling aan de buitenwereld kan worden overgedragen. Daar zitten we dus weer met dat probleem. Wanneer wij nu zo dadelijk een. gastspreker krijgen, dan kan ik mij voorstellen dat u zegt; Dat is allemaal heel mooi. Ik voel dat het hoog is. Dan moet u niet zeggen; Het gevoel van hoogheid moet ik weergeven in de woorden, die gebruikt zijn. Dan moet u zeggen; Uit dit gevoel moet ik op mijn eigen wijze uitdrukking geven. Dan vloeit er een zelferkenning uit voort. Dan kun je voor jezelf een mogelijkheid vinden om wat er in zo’n lering zit te vergelijken met de buitenwereld. U kant ook zeggen; Wat er gezegd wordt is heel mooi. Maar als het voor u geen emotie heeft, wanneer er geen inhoud achter schuilt, dan heeft u het ware contact niet. Dan kunt u dat beter als voor u waardeloos terzijde stellen. En daarmee ben ik eigenlijk zo’n beetje door het eerste lesmateriaal heen. Ik heb het niet al te erg gemaakt op deze eerste dag. Denkt u eens over deze dingen na, want ook deze overwegingen zijn niet de vaststelling van feiten zonder meer, Het is mijn benadering van het probleem. Het is het systeem, dat ik zie in dit geheel. Voor u kan het anders zijn. Wanneer u hiermee werkt, wanneer u tracht na te gaan of dit voor u aanvaardbaar is, juist wat u erbij voelt a.h.w., dan komt voor u het ogenblik, dat u deze les gaat omzetten in voor u bruikbaar feitenmateriaal. Let wel voor u. Niet voor een ander. En dan kunt u gebruik maken van uw persoonlijke erkenning van de relatie mens milieu, die er bestaat, om hetzij dóór uw milieu voor uzelf innerlijke waarden te scheppen, hetzij vanuit uzelf in uw milieu bepaalde 4
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
waarden te leggen. Alleen; denk er nogmaals om, u moogt van dit milieu geen gelijk geaard of gelijkwaardig antwoord verwachten, dat is eigenlijk de kern van het betoog. U hebt een gedachte gekregen, een denkbeeld, een idee. Daarmee moet u werken. U behoeft er niet over te mediteren, maar u moet het eens voor uzelf nagaan; Hoe voel ik dat? Hoe denk ik erover? Als u dat doet, dan garandeer ik u, dat deze lessen voor u niet alleen maar een sleutel worden tot een juister beleven misschien van wat de gastsprekers brengen, maar dat het eigenlijk ook een sleutel wordt voor uw hele leven, Het is niet zo belangrijk, dat u uzelf kunt analyseren. Als u het al kunt. Maar het is wel belangrijk voor u, dat u tenminste begrijpt, hoe u staat tegenover uw wereld. En dus ook a.h.w. wat u van die wereld verwachten Kunt. Is uw emotionele benadering van de wereld juist, dan zal uw geestelijke en daarmede waarschijnlijk ook uw lichamelijke gezondheid groter zijn. Hiermede besluiten we dan dit eerste gedeelte. o-o-o-o-o-o-o-o Ik zou graag dit tweede gedeelte van onze bijeenkomst even voor u willen inleiden. De gastspreker, die wij voor vanavond hebben, heeft een filosofisch oosterse achtergrond, ofschoon hij in zijn laatste bestaan een Europeaan is geweest. De denkwijze, die hij naar voren brengt, is eigenlijk gebaseerd op de verhouding goed kwaad, en daarbij ook op het Godsbegrip. Wanneer u hen beluistert, dan zou ik er dus op willen wijzen, dat het verstandig is deze filosofieën op zichzelf te beschouwen. in verband met de tijd, waarin zij ontstaan zijn. En dat is de tijd geweest van 1780 tot 1820 ongeveer. In deze periode zijn de denkbeelden en de zegswijzen ontwikkeld en dat kan hier en daar misschien de indruk wekken, dat de spreker ouderwets is. Hij is dat zeer zeker niet. Maar de ervaring heeft ons geleerd, dat zijn formuleringen vaak toch wel teruggrijpen op geloofspunten en denkwijzen die men tegenwoordig anders ziet. Belangrijk aan inhoud is vooral, dat hij de gedachte aan werkelijke harmonie, van cosmische harmonie weet te laten doorklinken in alles, wat hij naar voren brengt en daardoor een verbindingsschakel kan vormen tussen de hedendaagse orthodoxie, de geloofsverscheidenheid in vele landen en kerken en de werkelijkheid van het menselijk bestaan. Ik zou u verder de raad willen geven om niet te gaan praten met elkaar over wie het geweest is want dat is tenslotte niet zo belangrijk, maar u te beperken tot datgene, wat hij zegt, en vooral datgene, wat op de achtergrond daarin meeklinkt. Wanneer het nodig is, zal ik na afloop nog een kort ogenblik overnemen. Wanneer dat niet noodzakelijk is, neem ik hier reeds wat mij betreft afscheid van u. Uw aandacht voor onze gast van heden. o-o-o-o-o-o-o Mijn lieve vrienden, de mens, die geconfronteerd wordt met de moeilijkheden van een godsbestaan en een menselijk leven, die verward raakt in de doolhoven van de zg, goddelijke wetten die door mensen zijn gesteld, zal slechts zelden in zich een gevoel van openbaring en waarheid ervaren. De grote moeilijkheid, waarvoor wij staan, is de vraag hoe een goddelijke wet, hoe een goddelijk gebod kan bestaan in een schepping, die door deze God zelve is voortgebracht. Zo er kwaad is, moet dit kwade voortkomen uit dezelfde God, waaruit het goede voortkomt. Zo er ellende en leed bestaat, zo moet dat voortkomen uit dezelfde bron, die vreugde en blijdschap heeft voortgebracht. En wanneer er een eeuwig leven is, zo moet dit eeuwige leven voortkomen uit dezelfde bron, die voor de gehele wereld de dood als een onvermijdelijk einddoel schijnt te stellen. Wanneer ik dan ook op deze avond ben uitgenodigd om voor u een kort ogenblik te spreken, zo voel ik mij genoopt om vanuit dit punt mijn inzichten verder duidelijk te maken. Elke mens en ook elke geest kent de totaliteit onvolledig. Wij weten niet precies wat God is. Wij weten ternauwernood wat het leven is en ontdekken in de wereld rond ons voortdurend EMK 1966 - 1967
5
Orde der Verdraagzamen nieuwe krachten, nieuwe mogelijkheden. Ja, dingen die onwaarschijnlijk waren voor onze grootouders, zijn voor ons reeds een vanzelf sprekend deel van het alledaags bestaan. Ik voor mij meen, dat de zaak moet warden herleid in de eerste plaats tot het conflict, dat in de wereld is. Wij spreken van goed en kwaad, wij spreken van Gods geboden, die wij vervullen of overtreden. Maar is het niet de strijd zelve, die het eerste en belangrijkste facet is van alle leven? Ga uit in de natuur en overal tussen plant en plant, tussen plant en dier, tussen dier en dier vindt u strijd. Denk aan deze wezens een menselijke reactie toe en vraag u af, hoe het leven moet zijn voor de haas, die gejaagd wordt, hoe het leven moet zijn voor het koren, dat gemaaid wordt. Zou ook dit niet een schijnbaar wreed en zinloos ingrijpen zijn? Goed en kwaad kunnen pas bepaald worden, wanneer wij de totale samenhang der dingen zien. Wij kunnen niet weten wat onze functie is. De haas kan gejaagd worden door iemand, die het alleen maar doet uit sport om te doden. En dan mogen wij zeggen, dat het misschien overbodig is. Maar het dier kan ook gedood worden door een boer, een pachter, die zijn oogst wil beschermen. Of hij kan misschien gestroopt worden door iemand, die anders geen vlees in de pot heeft. Vanuit het menselijk standpunt gezien is in deze laatste twee gevallen het doden van de haas natuurlijk, aanvaardbaar, ja zelfs goed. Hoe de haas er zelf over denkt, zal de mens dan verder maar niet overwegen. Ofschoon wij kunnen aannemen, dat het dier het beschouwt als een zeer wreed spel met zijn leven. Wij zijn in de wereld. Wij leven in geestelijke werelden. En voor ons is er elke keer precies datzelfde onredelijke ingrijpen in het kwade, het demonische, het duivelse. Maar is het wel zo duivels? In de samenhang met het geheel is het misschien goed. En een mens vergeet maar al te vaak, dat het niet zo belangrijk is dat hij alleen maar gelukkig is, maar dat het belangrijke voor hem is, dat hij zo gelukkig mogelijk is, terwijl hij zijn bestemming in het geheel vervult Het gaat om het geheel. God is een totaliteit. Met alle krachten en alle engelen en alle demonen, met alle hemelen en alle hellesferen is God een geheel. Wij zijn niet belangrijk als middelpunt van het geheel. Wij zijn belangrijk, doordat wij onze taak in dit geheel vervullen. En dan kan een goddelijke wet vanuit ons standpunt redeloos en wreed schijnen. Dan kan het ons toeschijnen, dat die God aan ons eisen stelt, die onvervulbaar zijn. Maar wij moeten toegeven dat deze eisen, regels en wetten bepaald kunnen mijn door dat andere, die andere wereld, die wereld van engelen misschien of van demonen. Dan wordt onze wet de zg. van Godgegeven wet, waartegen zovelen zich verzetten niet zozeer de wil Gods, maar de gedragsregel. De gedragsregel misschien, die de hazenmoeder geeft aan het jong gebroed wanneer ze spreekt tot haar kroost en zegt; Denk erom, dat je overdag niet in de kool komt. Dan kan die jonge haas zeggen; Maar die kool is er toch om van gegeten te worden? Waarom mogen wij niet? Maar er is nog ergens een mens. Die mens zet strikken. Die mens kan schieten. Die mens kan de honden op je afsturen. En als dat allemaal wordt gezegd, dan wagen wij ons af; Maar waarom is er dan een mens? Wanneer wij de jonge hazen zouden zijn wel te verstaan. Kijk, dit is nu volgens mij eigenlijk de oplossing van de antithese, die wij vinden in het gehele bestaan, de schijnbare onredelijkheid, die overal schijnt te domineren. Zomin als de haas kan begrijpen wat de mens betekent, kan de mens begrijpen wat de engel betekent. En ik vraag mij nu af, of de engel de ware betekenis van één der Tronen voor zich zou kunnen omschrijven. Dit schijnt te voeren tot een absolute gehoorzaamheid. Ik zeg; schijnt. Maar die gehoorzaamheid is alleen naar noodzakelijk, zolang wij niet voor onszelf duren handelen, voor onszelf een risico durven nemen, Want geloof me, wanneer het jonge dier oud is geworden, dan gaat het in de kool, wanneer het denkt dat het daartoe de kans heeft zonder al te veel gevaar. Maar het heeft ook geleerd om te ruiken en te snuffelen, om kegel te maken en te kijken en te voelen of er gevaar dreigt, wat het jonge dier niet kan. 6
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Goddelijke wetten, zoals die bij de mens worden verkondigd (de algemeen geldende regels van goed en kwaad), ze zijn a.h.w. de leefregels voor het jonge broed. Zij zijn voor de mensen, die nog niet in staat zijn voor zichzelf te voelen, te denken en ook al begrijpen ze de totaliteit niet zich daar toch in te voegen op een harmonische wijze. Misschien vindt u, dat dit betoog te eenvoudig is. Ik kan het me voorstellen. Want een godgeleerde, die in eenvoudige termen spreekt, is volgens velen geen godgeleerde. De onbegrijpelijke woorden worden altijd het meest bewonderd. En de zinloze argumenten trekken meer toehoorders dan het eenvoudige verstand. En ook dat is begrijpelijk. Want de nieuwsgierigheid naar het onbegrijpelijke is altijd groot. Maar de aandacht voor het begrijpelijke, dat gehanteerd kan worden, is meestal klein., Toch zit in dit geheel een reeks van consequenties, die - naar ik meen - voor elke mens en elke geest van het allerhoogste belang zijn. Mijn geloof - als ik het zo mag noemen - luidt als volgt; In de scala van het leven bevind ik mij als mens of geest op een bepaald vlak. Ik ben een soort, een ras. Ik kan binnen die soort, binnen dat ras, misschien intelligent en sterk zijn, of misschien dom en dwaas, maar ik zal moeten reageren volgens de voor die soort, voor dat ras, geldende norm. Ik kan echter zoveel leren begrijpen van de hogere krachten, van het andere, dat ik mijn eigen gedrag daarnaar regel. Denkt u maar weer aan de haas, die ketel maakt, die rondluistert met opgestoken lepels, die snuffelend nagaat of er gevaar is. Dan vaak schijnbaar zonder reden ineens met haken wegspringt, omdat er een mogelijkheid van gevaar is. Wij zijn volledig vrij wanneer U in staat zijn het gevaar te voelen, wanneer wij bereid zijn er voortdurend op te letten. Ook wanneer wij ons aan de regels houden, komt er een ogenblik, dat het gevaar voor ons aanwezig is. Het gevaar is deel van ons bestaan, Er is geen mens en geen geest die niet soms wordt geconfronteerd met demonen, net duivels, met schrikgestalten of met hoge krachten, die hij niet begrijpt. Het is niet belangrijk dat we dit vermijden, het is slechts belangrijk, dat wij leren het zoveel mogelijk te mijden Een haas, die wil proberen met de mensen te leven, zal nooit een mens worden. Hij wordt alleen voor de andere hazen onaanvaardbaar. Een geest, die met de hoge engelen voortdurend wil omgaan, zal in zijn eigen sfeer op den duur ergens geen contact meer hebben. Het is niet zo belangrijk, dat wij boven onze stand uitkomen het is belangrijk, dat wij in onze eigen stand volledig harmonisch leven. Dat wij misschien uitgaande van bestaande denkwijzen en regels leren onszelf te zijn, onze eigen risico’s te dragen en vooral onze eigen verantwoordelijkheden te aanvaarden. Ik vrees, dat tot nog toe mijn oude liefhebberij wat veel heeft doorgeklonken in mijn betoog. Maar het hele leven is een jacht. U jaagt naar geluk, naar geld, naar positie. U jaagt naar het behoud van wat u hebt, naar geestelijke rijpheid en naar vermogens. Maar jagen is een kunst. Niet iedereen kan jagen. Men goed “Weidmann” zijn, dat wil zeggen weten wat je doet, beheersen wat je gebruikt. En dat is nu juist hetgeen, waaraan het volgens mij zo onnoemelijk veel mankeert in deze wereld. Wanneer u hier luister naar al, wat ik probeer te zeggen, dan merk ik a.h.w. een soort van vraag, een onrust, waar blijft het hogere? Maar u kent het hogere niet, wanneer het u benadert. Wanneer ik u spreek van de lichtende kracht, o, dan is het hoog. Maar als ik u spreek van het normale licht, waarin u leeft en waarin u ziet, dan gaat u eraan voorbij, wanneer men spreekt in de tale Kanaans, dan is het goed en gewijd. Maar als je het eerlijk en oprecht zegt met je eigen woorden, dan is het laag en menselijk. Daartegen heb ik bezwaar. Het is niet het hoge woord over het licht, het is niet ons opgaan en ons contact met de geest, waarin een mens werkelijke waarden vindt en hoogheid. Het is de continuïteit van zijn wezen, het beantwoorden aan de kern van zijn bestaan. Ook wanneer dat EMK 1966 - 1967
7
Orde der Verdraagzamen betekent, dat er perioden zijn die moeten worden afgebroken, wanneer er vraagstukken zijn die op een gegeven moment moeten worden opgelost. Het is niet dat hogere. Dat hogere, dat is een besef, een verschijnsel, dat pas zin krijgt wanneer je normaal gaat leven, wanneer je het met gewone woorden kunt zeggen wanneer het niet iets bijzonders is, maar iets gewoons, een deel van je stam, van je soort, van je ras. leder van u zoals u hier bij elkaar bent heeft een lange reeks van levens achter zich. Er is er geen onder u - al weet u dat misschien niet zo goed - die voor het eerst op deze wereld is. En u bent op deze wereld niet altijd geweest wat u nu bent of denkt te zijn. U bent volgens uw huidige normen vaak slecht geweest. En u hebt vaak beter geleefd volgens uw eigen normen, dan u nu leeft. Maar dat wil niet zeggen dat het wéér is, dat het zoveel slechter of beter was. In u strijden die verschillende levens. Zij drijven u tot bepaalde handelingen, tot bepaalde gedachten, tot bepaalde interessen, tot bepaalde vervullingen. Dat is waar, maar, mijn lieve vrienden, uit dat geheel bent u geworden tot wat u nu bent. Een variëteit misschien van het oude soort, een wat betere variëteit al beseft u het zelf niet, Niet alleen dat u wat meer begrijpt of wat meer kunt voelen, maar vooral dat u ergens leert juister te beantwoorden aan uw werkelijke mogelijkheden. Dat u leert in die tegenstellingen niet te kiezen volgens de regel en de norm, maar volgens de belangrijkheid. En daarbij a.h.w, uw eigen verplichting als mens te stellen boven al het andere. Dat is belangrijk. O, ik kan zo goed als ieder met u spreken over de stralen van licht. Ik kan u spreken over de 7 kronen, die zich openbaren. Maar dat zegt weinig. Maar wanneer ik u zeg, dat u vandaag bent wat u wezen moet, dat wat u doet niet dwaasheid is of iets buitengewoon goeds of iets slechts, maar dat het een vervulling is van iets, wat in een lange reeks van levens is opgebouwd, dat u uw plaats inneemt wanneer u uzelf aanvaardt, dan ze, ik iets wat van belang is. Sommigen. van u zijn misschien wat meer lichtend en anderen wat meer duister. Maar wat hebt u eraan dat te weten? Wat zegt het u, of de wereld u heilig of zondaar noemt? U bent. In u bent de weergave van de totaliteit van al uw bestaan. Goed en kwaad zijn de waarden, die u gevormd hebt in die tijd, niet de regels van de mensen. En voor u is alleen bepalend de harmonie die u vindt, de wijze waarop u in de status, waarin u nu verkeert beantwoordt aan het geheel. Wat u gebeurt, goed of kwaad, is van minder belang dan u denk. Want het gebeuren op zichzelf is deel van de grote harmonie, waarin u leeft. Maar wat u bent, wat u streeft, uw gedrag en daarbij vooral de wijze, waarop u zich gedraagt volgens uw innerlijk besef dat is belangrijk. God is een onbekende waarde en een onbekende waarheid. Goed. Maar één ding is zeker. Hij is dan ook de totaliteit van alle mogelijkheden. En als wij waarmaken wat wij nu zijn. of dat nu gegroeid is in duizend levens of spontaan ontstaan dan beantwoorden wij aan God. Wij hebben te maken met de totaliteit van het leven. En alle krachten, die in die totaliteit van leven schuilen, alle mogelijkheden, kunnen voor ons bruikbaar en geopenbaard worden, wanneer ze vallen binnen datgene, wat past voor ons. U moet nooit verwachten, dat je een hond zover kunt dresseren, dat hij; “O, du holdes Kind” bv. zingt net een zuivere sopraan. Je moet niet van een mens verwachten, dat hij het lied der engelen zingt. Maar je mag van de hond verwachten, dat hij zich gedraagt als een hond, dat hij initiatieven heeft en dat hij toch op de jacht zich gedisciplineerd gedraagt. Je mag van de mens verwachten, dat hij een mens is en leeft als een mens, maar dat hij daarbij in het geheel zijn plaats weet. En dat is voor mij geloof ik het belangrijke print. Wat is uw plaats? Uw plaats is in de eerste plaats daar, waar u nu bent, of u het gelooft of niet. Want dit is de ontwikkeling van lange jaren. Dit is de oplossing van tegenstellingen. U bent, waar u hoort. Dit is nu uw plaats. Met wat u zoudt willen of wat u droomt, maar wat u bént. En uit dat, wat u nu bent, put u kracht. Wanneer u uw plaats en uw wezen accepteert, dan zult u de kracht bezitten, die bij deze plaats behoort. Als u meent, dat u ergens anders thuis hoort, wanneer u meent, dat u moet streven naar een andere inzet of een ander denken, dan zult u die kracht niet hebben. Slechts in de aanvaarding van het NU ligt de kracht. 8
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
En daarom is het Al nog niet statisch geworden. Daarom staat de wereld nog niet stil. Want je streeft als mens. Dat vloeit voort uit het wezen dat je bent, dat je geworden bent door lange tijd. Je doet, je aanvaardt, je verwerpt, op grond van wat je geworden bent. Maar wanneer je dat op de juiste wijze doet, niet zoekend naar wat anders had kúnnen zijn, maar steeds aanvaardend wat je bent, heb je de kracht. De kracht, die behoort bij je bestaan. Met vermogen, de kennis, dat wat u noemt de geestelijke bewustwording, die past bij u. Het klinkt zo gemakkelijk om met een magisch woord een sfeer te scheppen. het lijkt zo eenvoudig om met een of ander overdonderen van de mensen hen zich een ogenblik gelukkig en heilig te doen te voelen. Ik weet, dat er veel zijn die daar gebruik van maken. Maar ik heb er ook nooit van gehouden een zittende pawijs te schieten. Je moet eerlijk zijn. En die eerlijkheid impliceert, dat je de mens de kans laat zijn eigen weg te gaan, maar dat je hem duidelijk maakt wat zijn punt van uitgang moet zijn. Voor mij is de basis van het leven het aanvaarden van je huidig bestaan en je huidige plaats als een onvermijdelijk en noodzakelijk deel in de cosmische harmonie. Voor mij betekent leven waar je ook bent en in welke wereld dat je accepteert, dat de evenwichtigheid van het totaal je juist op deze plaats brengt. Dat je eigen streven nooit iets anders kan zijn dan een bevestiging van een goddelijke wet, al begrijp je die niet. Een wet, die je niet in mensenwoorden kunt uitdrukken, maar die er is. Dat geloof ik. Dat meen ik te weten. Dat heb ik steeds weer beleefd. De schijnbare mislukking van mijn bestaan hier op aarde is even noodzakelijk en onvermijdelijk geweest, als wat ik nu ben en wat ik nu doe. Niet omdat mijn lot mij bepaald is, maar omdat ik in het totaal alleen harmonisch kan leven, op deze Als ik dan mijn toespraak moet samenvatten, dan kan ik dit het beste zó zeggen; Begin altijd weer opnieuw... NU. Aanvaard steeds wat nu is en tracht te vormen wat zal zijn. Aanvaard dat alles nodig is, ook al begrijp je het niet. Aanvaard dat je eigen wezen evolueert, zonder dat je het peil van je eigen evolutie kunt vaststellen. En als je dat kunt, geloof dan in een God. Wees dan harmonisch met álle leven. Beleef dan waarlijk Jezus Christus, niet alleen maar in een eeuwigheid, maar in elke ademtocht van je eigen leven. Dan zul je weten; Alle problemen, van de mensen zijn een verwarring, die voortkomt uit hun onvermogen zich tevreden te stellen met wat ze zijn. Dat is alles, wat ik wilde zeggen. Ik kan u niet veel toewensen in grootse zin, buiten misschien het volgende; Moge het ín u zover komen, dat u het heden aanvaardt, zonder daarom de toekomst te verwaarlozen of het verleden te verwerpen. Zo zult u de harmonie vinden, waarin de beleving in uw eigen bestaan eerst werkelijk mogelijk wordt. Vrienden, God ga met u. Nummer 2. Esoterisch Magische Kring 11 October 1966 Ook deze avond zullen wij proberen u eerst een soort les te geven. Na de pauze krijgt u wederom een gastspreker. Wij hebben een vorige maal ons bezig gehouden met het probleem van de reactie op de omgeving. U zult begrijpen, dat dit esoterisch zowel als magisch van belang is. De werkelijkheid is niet kenbaar. Wat wij de werkelijkheid noemen is onze eigen interpretatie van de feiten en onze eigen – al dan niet - volledige erkenning van de omstandigheden en feiten, zoals ze zich tonen. Wanneer wij dit nu als uitgangspunt nemen, komen wij tot de EMK 1966 - 1967
9
Orde der Verdraagzamen conclusie dat de mens, die zichzelf verandert, daarmede zijn milieu verandert, voor zover het hem betreft. Daar zit iets in van goddelijke rechtvaardigheid. Een mens, die mijn eigen interpretatie op de wereld tot een negatieve maakt, daarin kwaad ziet, duister ziet, wordt door dit duister vervolgd. Zijn eigen wereld is eveneens een duistere. De reactie vanuit die wereld zal negatief zijn, wat er ook gebeurt. Iemand, die positief op de wereld reageert, zal in die wereld steeds het positieve ontmoeten en hij zal vanuit die wereld dus ook altijd positieve ervaringen hebben. Dit kan natuurlijk tot op zekere hoogte worden doorgezet, maar niet volledig. Indien ik mijzelf wil kennen en ik kijk naar de wereld, dan zie ik mijzelf. Wanneer ik aan mijzelf iets toeken, wat ik niet bezit, dan zal die wereld mij antwoorden; dit is onmogelijk. De wereld geeft dus gelijktijdig de limiet aan, waarbinnen ik vanuit mij zelf de wereld beïnvloed, voor mijzelf. Dat is een heel belangrijk punt, omdat menigeen uitgaat van het standpunt, dat via de esoterie de werkelijkheid geheel ontvlucht kan worden - wat onmogelijk is - en dat men via de magie de gehele werkelijkheid kan veranderen wat eveneens onmogelijk is. Wij moeten dus beginnen met te erkennen, dat er een limiet is, een beperking. Deze beperking wordt gevormd door een werkelijkheid, waarop wij geen invloed hebben althans niet bewust. U leeft. In uw leven bent u in de ogen van degenen rond a misschien wel 30 verschillende personen. U ziet uzelf natuurlijk als één en dezelfde. Dat complexe beeld is gebaseerd op de werkelijkheid van wat u bent. Uw plaats, uw werkelijke plaats in die wereld, uw werkelijke betekenis is anders, dan u en ook degenen rond u menen. Deze werkelijkheid nu schuilt in een schema, dat door natuurwetten wordt beheerst. Of - zo u wilt - door goddelijke wetten. Hierin kunt u geen verandering brengen. Hier hebben wij te maken met iets, dat voorbestemming genoemd kan worden. Er is een gefixeerde geschiedenis er is daarnaast een variabele menselijke beleving en interpretatie. De mens, die tracht historische betekenis te verkrijgen, een historisch feit tot stand te brengen, de wereld te veranderen, slaagt daarin niet. Hij gaat uit van iets, wat volgens hem bestaat, maar wat voor anderen niet reëel is. Hij schept daardoor slechts strijdigheden, die tot hemzelf terugkeren, zijn leven moeilijker, onaangenamer maken en gelijktijdig schept hij dus in die wereld alleen maar datgene, wat hij ook zónder al zijn pogingen daarin reëel tot stand gebracht zou hebben. Het is voor een esotericus waarschijnlijk moeilijk om dit even te verwerken. Ben ik dan gebonden, zo zal hij zich afvragen, aan een vreemde, onveranderlijke noodlotsbestemming? Dan kan ik zeggen; Ja. Want u valt uiteen in twee delen; Er is het ego met zijn bijzondere visie, zijn bijzondere interpretatie, met zijn persoonlijke beleving en dit is geheel vrij binnen de perken van eigen vermogen. En we hebben het materiele deel of het lots-bestemde deel, dat volledig gebonden is. De vraag, of je van de weg tot het graf dus een vast noodlot hebt is, gezien de betekenis voor het geheel juist. Gezien de duur, de persoonlijke beleving, de persoonlijke interpretatie, is het niet juist. Willen wij werken met magie, willen wij esoterisch iets bereiken, dan zullen we die grondstellingen - hoezeer ook schokkend voor sommigen - moeten accepteren. Ik kan geestelijk alles, materieel niets veranderen. Wat kan ik dan doen? Voor mijzelf kan ik in de eerste plaats tijd scheppen. Ik kan mijn eigen beleving versnellen of vertragen, mijn stoffelijk leven houdt op op het ogenblik, dat ik de nodige impulsen aan de wereld heb overgedragen. Iemand die weinig doet of slechts eenzijdig handelt, leeft lang. Iemand die vele dingen gelijktijdig wil doen, leeft over het algemeen kort. Natuurlijk, dat is een vuistregel en voor elk lot kun je daar als mens de verschillende uitzonderingen zien. Maar dat is de interpretatie. U interpreteert het leven van die ander. U denkt bv. aan een Albert Schweitzer. En u zegt; hij heeft onmetelijk veel gedaan en hij is toch erg oud geworden. Dan zeg ik; Ja, maar als u goed kijkt, dan ziet u dat die mens eigenlijk 10
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
maar één ding heeft gedaan. Hij heeft het goed gedaan, en hij heeft het langdurig gedaan. Zijn relatie met de wereld was één enkele. Had hij meer betekenissen gezocht voor de mensheid, dan zou hij hetzelfde bereikt hebben in kortere tijd, maar hij zou ook niet zo lang geleefd hebben. Nu gaan wij eerst magisch redeneren. Wanneer ik een mens wil veranderen, dan kan ik niet de feitelijke werkelijkheid van zijn bestaan veranderen. Wat ik veranderen kan is zijn persoonlijke aanvaarding daarvan en zijn visie daar op. Dit geldt ook voor mijzelf.i Wanneer ik een suggestie schep, waardoor de begoocheling, waarin eenieder leeft, een ander karakter krijgt, dan is de werkelijkheid voor de beleving van deze mensen een andere. Er ontstaan totaal andere condities en voorwaarden. En omdat zij volgens die condities reageren, verplaatst zich als het ware voor de waarnemer de verwezenlijking van hun vastgelegde taak in het Al. Indien ik iemand dood wil wensen, dan weet ik dus; hij heeft behoefte aan bepaalde angsten, aan bepaalde begeerten. Wanneer ik op één van die factoren aanspeel, kan ik een suggestie uitoefenen, waarbij die mens - zonder dat er verder een stoffelijke oorzaak is - zijn gedrag wijzigt, zijn reactie wordt anders. Hij doet dingen, die hij anders over vele jaren verspreid gedaan zou hebben, in korte tijd. Daarmede is zijn invloed voor zover noodzakelijk in de omgeving afgelopen. Hij heeft niets meer te zeggen of te doen, hij eindigt. Op dezelfde wijze kan ik iemand tot het leven terugroepen. Ik weet wel, dat dit erg stoutmoedig is en dat alleen de allergrootsten het ooit gedaan hebben. Maar dat neemt niet weg, dat de theorie duidelijk is. Wanneer een wezen zich gescheiden heeft van de materie, zonder dat verval van het lichaam optreedt (dat is een. belangrijk punt!), dan kan ik, mits die geest benaderbaar is, haar inhoud wijzigen. Zij krijgt een nieuwe visie op de wereld en zal daardoor en dat is nu het eigenaardige een andere zienswijze verkrijgen op haar taak. Wanneer zo iemand terugkeert tot de wereld, begint hij niet de oude taak voort te zetten. Wij hebben dan te maken met iemand, die aan geheel nieuwe materiele wetten gehoorzaamt en wiens levensduur ook een andere is geworden. Deze veranderingen zijn dus mogelijk. En als we hier even teruggaan naar de materie, dan denkt U onwillekeurig aan de klinische dood en de mens, die door hartmassage tot leven wordt gebracht. Wanneer de dood daarbij een erkenning is, geloof ik niet dat men resultaat zal hebben. Is de dood nog niet erkend, dan kan een terugkeer plaatsvinden, maar in vele gevallen met een enorme vertraging van leven. De invloed voor de omgeving is een repetitie van het oude en verdwijnt na enige tijd toch. Kan de geest bereikt worden hetzij vanuit de sferen, hetzij vanuit uw eigen wereld en vindt de terugkeer dus plaats met een concept van een taak, die niet strookt met het oude, dan zien wij in zeer korte tijd een totale verandering in de persoonlijkheid optreden. Die verandering heeft betrekking op de moraal, op het karakter het betekent vaak het wegvallen van bepaalde remmen, het ontstaan van totaal andere ideeën en voorstellingen en dat alles in korte tijd. In een dergelijk geval zien wij, dat het leven dan vaak betrekkelijk lang blijft voortduren, soms tegen alle verwachtingen in. Er zijn dus ook in de materie wel voorbeelden te vinden, die een bewijs vormen voor mijn stelling. Nu zeg ik u; Indien u een medemens wilt beïnvloeden, zult u dit nimmer door een zuiver materieel ingrijpen kunnen doen. Elk materieel ingrijpen of helpen zal gepaard moeten gaan met een geestelijk contact (een communicatie, waarover wij ook even gesproken hebben de vorige maal) en het zal verder gepaard moeten gaan met een verandering van wereldbeeld. Om alweer het voorbeeld eenvoudig te maken. U geeft iemand een medicatie. Wanneer daar een bepaalde mentaliteitsverandering is - al is zij nog zo klein - dan werkt het medicament onmiddellijk goed. Wanneer die verandering er niet is, blijkt de werking van het medicament zeer tijdelijk en meestal onvoldoende te zijn. Een duidelijk bewijs dat de mentaliteit en daarmede dus de geesteshouding, de eigen wereldvoorstelling, veranderd moet worden zelfs voor dergelijke eenvoudige dingen. Kan ik bij mijzelf of bij een ander dus deze voorstelling van de wereld wijzigen, dan zal daardoor voor mijzelf en voor de waarneming van anderen ( maar nimmer voor mijn feitelijke betekenis dus ; aarde ) eveneens een verandering optreden. Elke verandering, die ik bewust en overlegd tot stand breng, is in zich en haar gevolgen magisch. EMK 1966 - 1967
11
Orde der Verdraagzamen Esoterisch ligt de zaak een klein beetje anders. Wanneer ik in mijzelf doordring en de grote geestelijke waarheden zoek te vinden, dan verander ik ook - haast onmerkbaar misschien maar wel degelijk toch - mijn visie op de wereld. Ik zie mijzelf, ik zie de mogelijkheden van de wereld anders, dan zij waren. Dat is ook weer een belangrijk punt. Doordat ik de wereld anders ga zien, anders daarop ga reageren, ontstaat voor mij een totaal nieuwe scala van ervaring. Mijn intensiteit van beleven wijzigt zich die nadruk van mijn beleven wijzigt zich. In de esoterie heb ik dus niet alleen maar te maken met een innerlijk proces, maar door de innerlijke erkenning en verandering verandert mijn wereld voor mij. De reactie ik-wereld geeft nieuwe ervaringen, en de nieuwe ervaringen helpen tot een verdere definitie van het ik in de geestelijke zin. ER is geen sprake van een stoffelijke wijziging. De werkelijkheid blijft. De beleving van de werkelijkheid verandert en daarmede de erkenning van de eigen persoonlijkheid en ook de erkenning van de zg. maya-waarde (dus van de begoocheling of van de persoonlijke waarde) van anderen. U moet ook dit dus zuiver zien. Wanneer je de hoogste graad van inwijding zoals dat heet bereikt, dan bereik je een contact, waardoor je de waan van anderen kunt delen. Het is maar een vraag, of je daarmede ook een redelijk begrip van de werkelijkheid kunt bereiken. De werkelijkheid, de totale werkelijkheid, is altijd een onvatbaar iets. De mens, die poneert, dat hij esoterisch tot de werkelijkheid komt, moet dus wel begrijpen dat dit een zuiver persoonlijke is. Dat hij daardoor nog geen inzicht heeft in de wereld en haar mogelijkheden. Dat hij op grond daarvan geen zuiver oordeel kan spreken omtrent hetgeen er op de wereld gebeurt of niet gebeurt. Hij kan slechts en dan nog ander voorbehoud een oordeel vormen over de motivering, die men daaraan geeft. In onze lessen binnen deze groep zullen wij steeds weer bepaalde filosofieën en denkwijzen ontmoeten van vele gastsprekers en ook wel van sprekers van de Orde. Dezen zijn vaak erg suggestief in hun uiting. Ze zijn begrijpelijk en soms wekken ze een emotionele resonance. Wat zijn die dingen dan esoterisch gezien? Zij zijn dingen, die wij alleen persóónlijk kunnen interpreteren. Ook de vorige maal heb ik dat al gezegd. Wij kunnen nimmer een leraar of leermeester volgen. Wij kunnen wel volgens ons eigen concept dezelfde weg gaan. Zo is alle lering die u krijgt, alle openbaring die er ooit op de wereld is geweest, voor u slechts iets wat u persóónlijk moet verwerken. U kunt niet hetzij in een school, in een kerkgemeenschap of anderszins komen tot een waarheid, die allen gelijktijdig beroert en omvat, zonder op datzelfde ogenblik de geestelijke betekenis, de vernieuwing en de kracht daarin zover te verlagen, dat zij voor de doorsneemens met enig bewustzijn in feite nutteloos worden. Geestelijk streven is een zaak, die niet alleen jezelf aangaat, want wij worden in het geestelijk streven geconfronteerd met hogere machten. Ik denk hier bv. aan de verschillende stralen en wat daar een rol bij speelt. Ik denk aan het beeld van de verschillende sferen. Natuurlijk, die dingen bestaan wel, maar zij bestaan subjectief. Wanneer ik een straal beleef in een bepaalde teint, in een bepaalde kleur, in een bepaalde invloed, wil dat nog niet zeggen, dat zij altijd en eeuwig zo is en zal zijn. Het wil slechts zeggen, dat ik geconfronteerd word met iets, wat mij op die wijze beroert. Een algemene term, zoals ze gebruikt wordt (bv. de derde straal, of het Witte licht), is dus eigenlijk niet een aanduiding van een algemene waarde, maar van een algemene reactie. Gaan wij kijken naar de engelen, naar de grote krachten van inwijding, dan zien wij alweer hetzelfde ontstaan. Er is geen sprake van een vast-omschrijfbare, vast-gevormde persoonlijkheid met een vaste inhoud. Er is sprake van iets, waarop bij het gemiddeld menselijk niveau van bewustzijn een bepaalde reactie zal bestaan. Naarmate het ik echter hoger wordt en daarmee ook zijn belevingen. anders ziet en anders uitbreidt, zal dit ego ook die hogere persoonlijkheid anders zien. Er is wel eens gezegd, dat de paden van de levensboom alle tezamen een pad zijn. En dat de verschillende vertakkingen niet worden gevormd door een cosmische werkelijkheid, maar door 12
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
de blik van de beschouwer, die het pad gaat. Daarin zit een veel grotere waarheid, dan u naar ik meen beseft. U beleeft. En in uw beleven krijgt u nu eens een beter begrip voor dít, het volgende ogenblik voor dat zoals u in uw eetlust misschien vandaag houdt van rozijnen en morgen meer van koude kip. Een vreemde vergelijking. Maar is het niet reëel? Is het niet werkelijk zo, dat ook geestelijk onze belangstelling varieert? Dat wat eens ons een heerlijkheid was, vandaag een verveling wordt, en wat ons gisteren verveeld heeft, vandaag een verruiming en een verdieping van innerlijk bewustzijn is geworden? Indien u dit aanvaardbaar vindt, dan zullen ook de volgende conclusies voor u zeker aanvaardbaar blijven; Mijn streven is gebaseerd op mijn innerlijk. De uiting van het streven is echter is een subjectieve kwestie, geënt op de objectieve werkelijkheid. Bewustwording is niet de realisatie van de werkelijkheid, maar een groter begrip voor de overal bestaande waan in zijn verschillende gedaanten. De hoogste bereiking van de esotericus is niet het kennen van een onveranderlijke werkelijkheid zonder meer. Het is het erkennen van de totale emotionaliteit en de daaruit voortkomende voorstellingen, die gezamenlijk die werkelijkheid omgrenzen. Zijn bereiking is niet de goddelijke werkelijkheid zonder meer, maar het omschrijven van die werkelijkheid, zodat hij de mate daarvan kent. Elke innerlijke realisatie is een aanvulling van voorgaande meestal niet geheel bewuste processen, Zij is gelijktijdig een nieuwe motivering voor de bestaande werkelijkheidswaarden en noodzaken. Wie tracht de wereld te veranderen, frustreert zichzelf. wie tracht zichzelf te veranderen, verandert voor zich de wereld met zich. Positiviteit, zowel naar buiten toe als innerlijk, is noodzakelijk. Daar die positiviteit grotendeels een waan is (dus niet volledig op werkelijkheid gebaseerd), kan zij worden overgedragen aan anderen. De overdracht die geschiedt is er nimmer en van werkelijke waarden doch steeds van illusies. Door onze illusies aan anderen over te dragen, wanneer ze daaraan behoefte hebben, brengen wij hen in een beschouwing van de werkelijkheid, die met de onze verwant is. We wijzigen niet de feiten. En ten laatste; Al ons ingrijpen, magisch of anderszins in de wereld, is een zelfrechtvaardiging, niet een beïnvloeding van het totaalbeeld van het materiele zijn. Dit zijn natuurlijk punten, waarover u eerst eens moet nadenken. Maar daarachter liggen heel veel punten, die misschien gemakkelijker te begrijpen zijn en misschien ook minder droog lijken. U droomt. Uw droom geeft niet een beeld van een andere werkelijkheid weer. Zij is ook niet slechts een samenstel van ín u levende gedachten en herinneringen. Zij is de projectie van in u bestaande beelden en herinneringen op de weinige erkenningen of contacten, die u tijdens de slaap met de buitenwereld hebt. Geestelijk zowel als stoffelijk. U spreekt in uw slaap of in een trancetoestand met anderen. Is hier sprake van een volkomen reëel contact? Alweer niet, het contact brengt slechts in uzelf bepaalde waarden tot leven, die daarin dus reeds rusten, op een wijze waardoor nieuwe karakteristiek vertonen. Uw wezen wordt anders gegroepeerd. In het gesprek herkent u wat reeds in u is. Het is een zelferkenning. Maar t.o.v. de buitenwereld en voor uzelf, zoals u de buitenwereld erkent, er sprake van een reëel contact of een reële openbaring, Onzichtbare invloeden bestaan overal. Maar die onzichtbare invloeden zijn beperkt. Zij kunnen niet ingrijpen in de historie. Dat moet u goed onthouden. Zij kunnen niet ingrijpen in de materiele werkelijkheid. Zij kunnen slechts ingrijpen in de beleving daarvan. En zo zal elk contact in feite emotioneel zijn. Het zal gebaseerd zijn in zijn uiting, in de bewustwording die de mens ervan krijgt, op datgene wat in die mens beseft. Wanneer God zelf zich door u wil openbaren, dan zal Hij dat moeten doen met de invloeden en waarden, die in u zijn. Zou Hij daaraan meer willen toevoegen, dan zou Hij u veranderen. Hij EMK 1966 - 1967
13
Orde der Verdraagzamen zou dan eerst moeten ingrijpen in de stoffelijke werkelijkheid en zo voor u de geestelijke mogelijkheid tot uitdrukking scheppen. Hierdoor staat u aan de ene kant veel belangrijker in het leven, dan u misschien ooit gedacht hebt. Aan de andere kant geloof ik ook, dat uw onbelangrijkheid wat groter is geworden. Als mens zie je jezelf zo graag als de kracht, die alle andere krachten overwint. Dit ben je niet. Je bent de kracht, die andere krachten erkent op een eigen wijze en daardoor hun betekenis bepaalt. Meer niet. U denkt dat u scheppen kunt. In de kunst bv. In feite zult u altijd herscheppen. U geeft slechts uiting aan datgene, wat in u bestaat. En zelfs het portret dat u tekent is een mengsel van uw herinneringen aan belevingen en andere personen en de waarneming van de persoon, die u probeert weer te geven. Dit te beseffen is aan de ene kant de beperking aanvaarden, waaraan je toch niet kunt ontkomen, Het is het onvermijdelijke onder ogen zien. Dit aanvaarden betekent aan de andere kant, dat je je krachten niet zult verspillen. Dat je je krachten gebruikt waar ze werkelijk nodig zijn. Soms doet een ons suggestie meer dan 10 specialisten, soms doet een vonk hoop meer dan alle kapitalen van de wereld tezamen. Dat moet u onthouden. Want wanneer wij esoterisch willen streven, wanneer wij innerlijk bewust willen worden, wanneer wij de wereld en de hogere krachten van die wereld willen erkennen, dan moeten wij dit doen vanuit de concrete mogelijkheden, niet vanuit de illusie. Er zijn onnoemelijk veel magische wetten en ze hebben alle zin op hun eigen niveau. Maar zij beroeren niet een concrete werkelijkheid. Zij geven alleen maar een verschijningsvorm weer. Uw wetenschap definieert onnoemelijk veel en zeer precies. In feite echter omschrijft zij zo geringe punten (de hiaten beseft zij niet of kan zij niet overbruggen), dat zij daardoor een volledig subjectief beeld geeft van de werkelijkheid. Er is geen positieve erkenning. Als die er dan niet is, laat ons dan de belangrijkheid van het subjectieve beleven, het subjectieve erkennen vooropstellen. Niet wat ik voor de wereld beteken, maar hoe ik mijn verhouding tot de wereld beleef is belangrijk. Niet belangrijk is het voor mij, of ik een geest waarlijk of niet tot het licht kan helpen. Belangrijk is, dat in mij die wil bestaat en het besef van dit licht. Wat ik daarvan aan anderen mededeel - ook meestal een suggestief proces - kan ik nooit geheel controleren. In het leven en in de esoterie is de controle niet het belangrijkste. Het is het gevoel van bereiking. Er komt een ogenblik, dat je probeert terug te zien en vooruit te zien. Dat is menselijk. Iemand die verdergaat en dat in een gestaag tempo doet in een persoonlijke beleving, die zal niet alleen op aarde een betrekkelijk lang leven hebben in verhouding, neen, hij heeft ook iets anders. Hij bemerkt pas hoe ver hij is gestegen, wanneer hij rust. Dan pas kijkt hij terug. En dat komt zelden voor. Hij kijkt pas omhoog, wanneer hij rust. Een definitie van zijn plaats is nimmer een geheel juiste. Iemand die aan bergbeklimmen heeft gedaan, weet wat ik bedoel. Je kunt de afstanden niet volledig overzien. Maar je placeert jezelf. Het is voor een mens belangrijk zich zo nu en dan te placeren. Niet omdat dat reëel is, maar omdat het begrip van afgelegde weg en het begrip van komende taak voor die mens een stimulans is. Kijk niet te vaak om. Wie te vaak omkijkt, wordt ontmoedigd omdat hij zo langzaam vordert. Wie zelden omkijkt wordt bemoedigd, omdat hij plotseling zoveel achter zich ziet liggen. In de esoterie is het innerlijk streven een proces, waarbij je niet te vaak moogt omkijken. Het is een langzaan en gestadig voortgaan. Een ploeteren, waarvan je soms zelfs de zin zal ontgaan. Het is geen jubelend beleven steeds nieuwe waarden,, het is een in beweging blijven Wanneer je dan een keer rust en je kijkt terug, dan ben je verbaasd over hoeveel je hebt bereikt. Wanneer je vooruit ziet en je denkt; Hoe ver moet ik nog gaan? is het verstandig om een rustpunt te stellen. Eenvoudig een rustpunt. Wanneer je dan hebt, zul je weer rusten en terugzien. Je zult ontdekken hoe verbazend snel je innerlijk een zekere integratie bereikt. 14
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Hoed u ervoor u al te veel bezig te houden met wat is geweest. Wees erg voorzichtig met uw hoop en met verwachting, uw betrouwen te stellen in de wereld, in de feiten want die kunt u niet beïnvloeden. Zoek in uzelf - al is het dan misschien een illusie - de harmonie. Leer dat u eerst a.h.w. God moet scheppen in uzelf en vanuit uzelf om met Hem te kunnen spreken. En dat u die God dan moet vernietigen in uzelf, om bewust terug te keren tot een werkelijkheid. Een werkelijkheid, die u ook dan niet geheel overziet, maar die dan toch meer inhoud heeft. Nu ga ik zo langzamerhand deze les besluiten. Ik wil u gelijktijdig wat moed geven, omdat dit ook op het dagelijks leven betrekking heeft en u waarschuwen. U zult vaak het idee hebben dat het niet gaat, omdat u met uw ideeën vooruit loopt op wat mogelijk is. Uw denkbeelden, die vooruit zijn op de werkelijkheid, kunnen niet onmiddellijk waar gemaakt worden. Wees in dat verband geduldig. U zult contact hebben met mensen en u zult menen, dat u hen goed begrijpt en dat zij u begrijpen. En dan ineens ziet u, dat er een kloof tussen u gaapt. Laat u niet ontmoedigen. U hebt maar een deel van de wederzijdse waan gedeeld. Maar aan de feiten hebt u geen van beiden kunnen tonen. U zult misschien het gevoel hebben dat de wereld u verzaakt, dat ze u verraadt. De wereld kan u niet verraden, de wereld kan alleen zichzelf zijn. Maar u kunt verwachtingen koesteren die beschaamd worden. De wereld kan niet aan uw verwachtingen beantwoorden. Ze is zichzelf. Verwacht weinig van je wereld. Verwacht weinig of niets - als het kan - van je medemensen. Leef in die wereld vanuit jezelf. Maar wanneer je dan vanuit jezelf het beste geeft - ook wanneer het eens een keer een sleur wordt - wanneer je blijft degeen, die probeert te helpen en te geven, dan komt er een ogenblik dat die wereld, die werkelijkheid zóver is gekomen, dat een deel van uw verwachting waar is. Dan is het geen teleurstelling dat het zo lang heeft geduurd, dan is het een vreugde. Veel van wat in uw droomwerelden leeft, veel wat op de achtergrond ligt van uw ontevredenheid en uw geluk, zal eens waar kunnen zijn. Ja, meer, het zal eens waar worden. Maar het wordt eerst waar, wanneer de feitelijke werkelijkheid ook de mogelijkheid heeft geschapen. Nu is het een gedachtenbeeld, het is een denken. En niemand kan u daarvoor beoordelen, veroordelen of prijzen. Men kan alleen vanuit zich reageren. Dat geeft ook de vreugde, dat de onveranderlijke feiten die wij in andere kringen vanuit de Witte Broederschap wel eens zeggen te willen, tegenhouden of veranderen in feite niet veranderbaar zijn. En dat betekent dat alle goede verwachtingen die wij hebben, dus ergens óf onze zuivere illusie zijn óf een erkenning van iets, wat reeds werkelijk bestaat. Er is een wereldvrede. Als de mentaliteit van de mens, zijn eigen voorstellingswereld, zover komt dat hij die aanvaarden kan, dan zal die feitelijke wereldwrede zich manifesteren. Er is een feitelijke welvaart. Pas wanneer de mens zijn innerlijke voorstelling van welvaart heeft aangepast aan die werkelijkheid, zal ze duidelijk zijn. Veel van het goede dat u droomt voor het jaar 2000 of 3000, veel van hetgeen u vreest voor morgen of voor 1967, 1980 of 1990, is vandaag reeds werkelijkheid. het is uw eigen mentaliteit, die aan die werkelijkheid een inhoud geeft. U bent misschien gebonden aan het onveranderlijke patroon van de historie, aan de wetmatigheid. Maar wat zij voor u betekent hebt u geheel in eigen hand. U bent geen slaaf van de maatschappij, of van God, of van de sferen. U bent een vrij wezen met zeer grote mogelijkheid tot communicatie met anderen. En dat kunt u ook vandaag doen. Er is niets wat zegt, dat dat morgen of overmorgen gebeurt. Het is er vandaag. Alleen... u moet het beseffen. En door het besef het voor jezelf waar maken. Innerlijke zowel als uiterlijke krachten zijn afhankelijk van uzelf. U kunt uw God vandaag waar maken, wanneer u uw God volledig en zonder voorbehoud kunt aanvaarden. U kunt de top van de esoterie bereiken, ook nu op dit moment, wanneer u alles wat buiten die God ligt, uit uzelf, uit uw voorstellingswereld bant. Dat is hoop ik een vreugdige mededeling. Het betekent; voor u is het leven wat u ervan maakt. Niet in feiten, maar in besef. EMK 1966 - 1967
15
Orde der Verdraagzamen Besef uw innerlijke waarheid en uw innerlijke vrede, en de feiten worden onbelangrijk. o-o-o-o-o-o-o Wij hebben vandaag de mogelijkheid een bijzondere spreker door te krijgen. Maar er zitten wel een paar punten aan vast. Het is geen volledig direct contact, het is indirect. Nu weet u zelf wel, dat daaraan altijd enige moeilijkheden vast zitten. Ik hoop dus, dat u eventuele onvolkomenheden zult vergeven en dat u - vooral ook zelf - door uw concentratie zult bijdragen tot het slagen daarvan. We zitten op het ogenblik in een tijd, dat bepaalde principieën op de wereld eigenlijk een vernieuwing ondergaan. En u begrijpt wel, dat dit ook voor de geest ergens belangrijk kan zijn. Die ommekeer heeft in de sferen nogal wat reacties veroorzaakt. Degeen die daarover praat is dus een van degenen, die een poging waagt die verandering in de mensheid niet alleen te begrijpen, maar om ze in verband te brengen met het verleden en met de toekomst. Iemand die tracht de lijn door te trekken. Het kan nog wel eens moeilijk zijn dat allemaal direct te begrijpen. Ik zou zeggen; Begrijpen kunt u het later altijd nog onderga het eerst maar eens, Ik geloof voor mijzelf - en dit is een zuiver persoonlijke mening - dat eigenlijk het menszijn op zichzelf een vaste lijn is. Wat wij menszijn noemen lijkt mij een vaste tendens te zijn, die overal ergens blijft doorklinken. Kun je daaraan niet beantwoorden, dan ben je geen mens. Ben je mens, dan zul je daaraan moeten beantwoorden, hoe dan ook. Ik vind het dus erg prettig, dat wij op het ogenblik in de gelegenheid zijn een spreker door te geven, die zich in het bijzonder a.h.w. daarmede bezighoudt op dit moment en die in zijn tijd op de wereld ook een belangrijke rol heeft gespeeld, juist bij het tot stand brengen van deze aanvaarding van de kernwaarde van het menszijn. Ik geef nu het contact over. Is het nodig dat er onderbroken wordt, dan kom ik terug. Anders hoort u mij nog in het slotwoord. Ik hoop dat u heel rustig en geconcentreerd wilt luisteren. o-o-o-o-o-o-o Ik moet deze avond spreken over datgene, wat mijzelve beweegt en ook al datgene, wat mij vanuit dit Al en wereld bereikt. Mens en geest zijn met elkaar voortdurend verbonden. Wanneer je eenmaal behoort tot deze uiting van het Goddelijke, die wij menszijn noemen, dan is er een waarde, die altijd en overal zal optreden. Het is de behoefte om met elkander verbonden te zijn. Van de verste oudheid af tot op deze dagen toe zult u zien, dat de mens de neiging heeft zich met een groep te vereenzelvigen. Hij wil niet alleen zijn, wat meer is, hij kán niet alleen zijn. Eerst wanneer hij een band heeft gevonden met anderen, is zijn leven volledig en krijgt het inhoud. Zijn daden, zijn denken, zijn streven - hoe zelfzuchtig ook in schijn - zijn altijd mede gericht op anderen, op het andere. Zo is het geweest, zo zal het blijven. Belangrijk is hierbij, dat wij deze neiging om de ander te betrekken in ons bestaan, niet vanuit een te zelfzuchtig standpunt proberen waar te maken. De waarheid van het leven kan niet berusten in een van ons afzonderlijk. Wij kennen de waarheid niet, wij beleven de totaliteit. Wij zijn een déél. En zodra we als déél van het geheel fungeren, putten we uit het geheel onze krachten en zal het geheel aanvullen wat onszelven ontbreekt. Men kan daar spreken over emotionele achtergronden, men kan denken over de noodzaak van de sociale samenleving, maar in wezen gaat het veel dieper. Wij zijn niet zelf. Wij zijn in onze persoonlijkheid als de bladeren aan een boom. Wij kunnen alleen leven zolang wij met elkander verbonden zijn. Alleen gelaten sterven wij en gaan wij ten onder. Er is een begrip, dat langzaam maar zeker veld is gaan winnen, lange tijd geleden. Men noemt het naastenliefde. Maar de naaste liefhebben is jezelf liefhebben. De mens, die in de ander zichzelf hervindt, bemint zichzelf wij kennen geen werkelijke liefde voor de ander, wij kennen slechts een liefde voor het ik, dat zich heeft uitgebreid.
16
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Machtige krachten van de oneindigheid zijn deel van ons wezen. Zolang wij die krachten aanvaarden als iets, wat ver weg is en buiten ons staat, zijn zij alleen een angst. Wij zijn een onbevredigdheid, zij zijn een kracht, die ons dreigt te verderven. Hoe dichter het Goddelijke bij ons komt, hoe sterker wij ons er één mee voelen. Het is niet goed een grens te stellen tussen jezelf en je godheid. In deze dagen gaat een kreet uw wereld rond; God is dood. En de God der oudheid sterft inderdaad; de willekeurige heerser op zijn troon, die vanuit zijn wijsheid raadsbesluiten nam, waar aan de mens zich had te onderwerpen. En voor die God in de plaats is er gekomen de mensheid zelf met haar beperkte, maar toch grote weten. De mensheid met haar zoeken, met haar veelheid in aantal en drijfveren. In díe zin is God waarlijk dood. En toch leeft God. Want meer dan ooit geldt, dat een mens alleen niet leven kan. Meer dan ooit is gaan gelden, dat wij alleen in het verband met het andere kunnen. leven. Meer dan ooit dreigt de vereenzaming voor de mens, die weigert deze band als normaal en noodzakelijk te erkennen. En deze band is geen materiele het is een geestelijke band. Men kan het naastenliefde noemen. Men kan het zelfbehoud noemen. Maar wanneer uw wereld niet leert om elke mens te zien als deel van eigen wezen, in te zien dat de welvaart van elke mens deel is van eigen welvaart, te begrijpen dat de gezondheid van elke mens deel is van eigen gezondheid, dat de geestelijke waarde van elke mens verbonden is aan de eigen geestelijke waarde, dan zal die mensheid ondergaan. Naastenliefde is noodzaak. Een humanitaire noodzaak misschien, maar méér dan dat. Wanneer ik leef in mijn wereld en de vreemde verdeeldheden en strijdigheden van de mensheid bereiken mij, dan ben ook ik verdeeld. Dan is er ook in mij een storm. En dan kan ik geen partij kiezen. Dan moet ik in beide partijen spreken en gelijktijdig spreken. Dan moet ik zoeken om een stem te vinden, die de gescheidenheid tot eenheid maakt, want ik ben mens. En wanneer men mij spreekt over wijsheid en over noodzaken, dan kan ik alleen maar antwoorden; alles is noodzakelijk, alles. Alles wat begrepen wordt is wijsheid, als je de zin ervan, de kern ervan in jezelf ervaart. En dan moet ik trachten de tegenstelling te overbruggen. Op aarde leven is gemakkelijk. Wie leeft in de stof heeft een kleine horizon. Er zijn natuurlijk wat mensen en wat dingen, maar wie beseft de veelheid? De veelheid, die gaat vanuit die eerste mensheid en vroeger, tot aan dat laatste ogenblik, waarop de laatste ster dooft in het Al? Dat is onze werkelijke eenheid. Wanneer wij hier tezamen zijn, zo zijn wij tezamen met het verleden en met de ongeboren toekomst, Wij zijn samen met de eeuwigheden en met alle persoonlijkheden, die ooit hebben bestaan. Wij zijn verbonden met hen, die dolen in de duisternis omdat zij zichzelf niet konden vinden en redden. En met hen, die in het hoogste licht tronen. Er is geen scheiding. Alle dingen zijn één en verbonden, binnen dit kader van menszijn. Ook gij. Uw kleine gedachten en kleine belangen vergaan. Maar wat gij zijt, wat ge betekent voor anderen, blijft eeuwig. Eeuwig, dat is dus tijdloos. Wat u vandaag doet of nalaat vindt zijn weerkaatsing in het verleden en in de toekomst. Ge leeft niet alleen vandaag ge leeft in alle tijd. Wat ge nu geestelijk ervaart en bereikt is niet alleen een persoonlijke bereiking. Dat is het stellen van een band, die door alle tijden heen zichzelf voortdurend herhaalt. Ge hebt geleefd in een verleden en ge zult leven in een toekomst. Ge zult vele geestelijke werelden betreden en uit de niet herinnerde veelheid van aardbelevingen en de toekomstige mogelijkheden op den duur uzelve kennen. Niet als dat, wat ge denkt te zijn, maar als een draad in het onmetelijke net, dat menszijn heet. Dat net, dat in het tijdloze het bestaan omspant. Daarom tracht ik weer de woorden te vinden, die mij haast ontvallen waren. Daarom zoek ik weer de kracht te vinden, die ik in deze vorm zo lang niet heb gebruikt. Omdat ik een déél ben van u. Omdat gij - of ge het wilt of niet - verbonden zijt ook met mij. EMK 1966 - 1967
17
Orde der Verdraagzamen Naastenliefde is de erkenning van de eeuwige band, die er bestaat tussen allen. Leven voor anderen is jezelf het werkelijke leven mogelijk maken. Spreken met de geest is spreken met dat, wat je eens zult zijn En spreken tot de stofmens is slechts het verleden, herbeleefd, voor een ogenblik weer uitdrukken, terwijl het eeuwig in je bestaat. Het is zo moeilijk u duidelijk te maken wat onze werelden en sferen zijn, wat óns bestaan is. Daarom kan ik teruggrijpen op dat, wat ge zijt. Gij leeft in een verdeeldheid. Gij zijt eenzaam. Gij zijt misschien wat ziek. Ge voelt u onrechtvaardig bejegend door het leven. Gij zijt geïsoleerd op duizend en één wijzen. Ge meent, dat ge het nu maar eens voor uzelf moet doen, dat een verstandig mens voor zichzelf moet uitkijken. En ge oordeelt zonder te weten waarvan ge spreekt. Want zo zijt ge. Zo was ik. En zo ben ik deels nog. En daarom kan ik u begrijpen. Maar ge zijt zo, omdat ge het contact niet kunt vinden. Omdat ge niet begrijpt, dat elk moment van uw bestaan eeuwig is en niet alleen de resultante van ongetelde feiten. Uw vriendelijkheid van vandaag leeft altijd. Zij zal altijd kenbaar zijn. Uw naastenliefde van vandaag bestaat altijd. Er is niets uit te wissen in het Al. Er is niets te verdoezelen. Wij zijn een eenheid, en die eenheid is tijdloos. Indien ge nu ziek zijt, zo kunt ge gezond zijn, wanneer ge uw isolement verliest. Want dan zult ge altijd ziek geweest zijn. Ge zult altijd genezen en ge zult altijd gezond zijn Ge zijt eenzaam. Maar misschien vindt ge een band in die eenzaamheid, een gedachte, een erkenning. Dan zijt ge niet eenzaam meer. Maar uw eenzaamheid blijft bestaan, zoals het verlies ervan en het gevoel van geborgenheid. Want die dingen zijn eeuwig. Uw wereld is strijd. En de mensheid zal altijd strijd betekenen. En uw wereld is vrede. En ook die vrede is oneindig. Alles is blijvend. Gij gaat door wat ge de tijd noemt. En ge beseft niet, dat wat ge achter u laat, geregistreerd is dat wat voor ligt, gefixeerd wordt. Ge denkt, dat het tijd is om te streven vandaag. Maar ik zeg u Het is tijd om te léven vandaag. Ge denkt, dat het tijd is om geestelijk bewust te worden. Maar ik zeg u, dat het tijd is om uzelf te zijn zonder de zelfzuchtige begrenzing van hen, die hoger willen stijgen dan anderen. Ge zegt misschien, dat er een hoop is op vrede. Ik zeg u; Uw verwachting bouwt de vrede of de krijg, want beide zijn altijd waar. Wanneer de mensen hun verdeeldheid vergeten, spreekt de oneindigheid. De naaste liefhebben, de naaste waarlijk liefhebben, betekent; de Eeuwige waar maken voor jezelf en voor anderen. Maar laat ik niet te veel spreken over deze dingen. In de oudheid erkende men het principe der tweeledigheid; Yang en Yin, duister en licht, het onverbrekelijk verbondene der dingen. Wie van u kan alleen leven met licht? Wie van u kan alleen bestaan in het duister? Deze tweeledigheid is overal. Het is niet onze taak een van deze dingen te elimineren. Het is onze taak beide te versmelten, omdat uit het zaad van licht en het zaad van duister de volle cirkel van bewustwording bestaat. Het is niet onze taak om alleen ten hemel te stijgen of ter helle te varen. Ons wezen, gaande door het duister en gaande door het licht, moet beide één maken. En de kracht van ons wezen is onze krachteloosheid tegelijk. We denken sterk te zijn en onze sterkte is onze zwakheid. We menen zwak te zijn en in onze zwakheid vinden we onze kracht. Zoek in uzelf niet de tegenstelling te elimineren.... Zoek ze te doen samengaan. Ge kunt gelijktijdig heiden en christen zijn in deze dagen en toch waarlijk mens en waarlijk een met het Eeuwige. Ge kunt in deze dagen. alles zijn wat ge wilt, mits ge het andere erkent. En ge zult de eeuwigheid beseffen. Zelden heeft de mensheid zo dicht gestaan bij de grens van de oneindigheid als vandaag de dag. Zelden zijn de tegenstellingen zo groot, zo flagrant maar gelijktijdig ook zo onevenwichtig geweest als in deze dagen. Daarom zeg ik u; De mensheid als geheel op aarde kan haar top van geestelijke mogelijkheid en bereiking benaderen. Maar dat kan alleen door de versmelting. Nimmer door een strijd, die vernietiging is. Slechts door een strijd, die eenwording betekent. 18
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
De tegenstellingen en uw problemen zijn dwaas. Niet omdat ze niet bestaan, maar omdat ze niet worden beseft voor wat ze zijn; een aanvulling van andere dingen. Een leven zonder problemen is geen leven meer op aarde. Maar een probleem, waaraan je het leven ontneemt door het ver van jezelf af te stellen, sterft ook. Probleem en mens horen samen op aarde. De mens, die het probleem aanvaardt en gelijktijdig niet vernietigt maar samenvoegt en opbouwt, vindt de waarheid van de komende tijd. Er is één boodschap gebracht op deze wereld en ze zal in de komende jaren langzaam uitvloeien als een olievlek over alle beschavingen. En verdund zal ze als een schemerige laag neerslaan in alle bekende opvattingen en zegswijzen. En de mens zal denken, dat het ongevaarlijk is wanneer dit integreert in de mens en in de mensheid, dan zal het tweede woord, dat komende is “de vlam”, niet een brand zijn maar worden tot een licht, dat van binnenuit alle dingen lichtend maakt en daardoor licht en duister versmelt. Maar zou de mensheid deze waarschuwing verwerpen, welaan; Er was een stad, Jeruzalem. Jeruzalem heeft het licht gekruisigd. En dat was goed. En het heeft toen het licht verworpen. En het licht heeft Jeruzalem verworpen. En toen het tweede woord kwam; “de macht”, toen stierf Jeruzalem en het ging ten onder aan het geweld van Rome. En het Christendom verging in het geweld van een machtsstrijd. Van beide zijn de ruïnen gebleven. Zo kan het weer gaan. Maar dan gaat het niet om een stad, maar om een wereld. Dan gaat het niet meer om een enkele sekte, maar dan gaat het om het vertrouwen in het leven, het bestaan in het leven van de gehele mensheid, de zin van het menszijn. Daarom zeg ik u nu reeds; begrijp de noodzaak van de versmelting. Begrijp de noodzaak van het erkende probleem, dat door geen geweld wordt opgelost, maar dat met andere problemen en krachten tezamen een geheel geeft. Begrijp de noodzaak om zelf deel te zijn van de wereld. En begrijp de noodzaak van de wereld om ook u als een bewuste, actieve factor in zichzelf te betrekken. Dit is hetgene, dat voor mij het zwaarste weegt; Dat is de kracht en het krachteloos zijn, die volgens mij beseft moet worden. Dat is wat ik tracht u duidelijk te maken. Want waarlijk, ik ben ergens deel van u. In uw leven is mijn leven. En in mijn leven zijt gij. En wij kunnen elkander niet uitdrijven. Wij kunnen elkander niet werkelijk ontkennen of ons scheiden van elkander. Laat ons in dit besef de ware naastenliefde zoeken, de gezonde zelfliefde en het zelfbehoud, dat geprojecteerd in het andere en de ander onszelf behouden kan. Laat ons gezamenlijk de eeuwigheid vormen en haar beseffen in onze eenheid. Moge aan deze woorden de mogelijkheid gegeven worden verder door te dringen dan tot uw gehoor. o-o-o-o-o-o-o Ja vrienden, u hebt het wel gemerkt, er zijn enkele kleine haperingen geweest in het contact, maar ik neen toch, dat als geheel de boodschap en de sfeer zijn doorgekomen. Wij hopen in de toekomst meer van dit soort contacten tot stand te brengen. Want men is in de geest eigenlijk zo sterk met uw wereld verbonden, dat u het niet helemaal kunt bevatten, niet kunt begrijpen. Dat het waarom ervan u misschien ontgaat. Ik geloof dat juist het contact met sprekers als deze heel belangrijk is voor u. Dit is niet alleen maar esoterie. Ik zou zeggen; Dit is oriëntatie in de werkelijkheid, in het werkelijke leven. Het is vaak wat moeilijk zo’n contact onmiddellijk af te breken en wij moeten dus voor een overgang zorgen. Maar laten we die overgang dan gebruiken om tot elkaar te zeggen, dat dit toch eigenlijk wat meer is dan het gewone. U kunt zeggen; het roert mij niet. En dan kunnen wij daar niets aan doen. Maar daarom is het voor u nog net zo waar. En als u op deze avonden dus zo goed mogelijke contacten wilt hebben en werkelijk zo veel mogelijk wilt leren, dan is het toch wel goed dat u leert dit isolement te verbreken. Ook het isolement van de dagelijkse beslommeringen. Het isolement EMK 1966 - 1967
19
Orde der Verdraagzamen van; wij praten samen en daar heeft een ander niets mee te maken. het idee van; we zijn nu wel hier, maar dadelijk gaan we weg. Want als deze groep werkelijk wat wil betekenen, dan moet ze eigenlijk ook aan zichzelf leren te denken als een eenheid. Dat ben ik met de gastspreker volkomen eens. En nu was hij een filosoof in zijn tijd en hij is het kennelijk nog en ik ben het misschien niet zozeer. Maar dat moet ik toch zeggen; wanneer u zo brokkelig blijft als u nu bent, dan kunnen we eigenlijk toch nooit die volledige sfeer en die beleving bereiken. Denk er eens een keer over na. Heel gewoon; U bent hier met z’n allen. U moet niet alleen aan uzelf denken. U moet niet alleen voor uzelf praten. U moet eigenlijk niet alleen uw eigen mening proberen te koesteren. Dat kunt u later wel doen. Nu heb ik ook een klein pleidooi voor de eenheid gehouden. En ik geloof, dat het nu voldoende vertrouwd is om het medium vrij te geven. Misschien heb ik uw sfeer verstoord. Dat spijt mij dan, maar het was nodig. Wanneer u geluisterd hebt naar wat ik heb gezegd, doe er dan eens wat aan. Het komt ons en u heus ten goede. Nummer 3 Esoterisch Magische kring 8 november 1966 In dit eerste deel van de bijeenkomst is het mij opgelegd u een les te geven. In het tweede gedeelte komt waarschijnlijk na een korte pauze een gastspreker, maar wij zijn er nog niet over geïnformeerd wie dat zal zijn. Ik kan u daarover dus weinig zeggen. Ik zou graag vandaag willen uitgaan van een paar misschien wat schokkende beschouwingen omtrent onze innerlijke wereld, ons zoeken naar de Godheid en al datgene, wat ermee in verband staat. In de eerste plaats moeten wij begrijpen, dat de Godheid altijd een menselijke projectie is. Achter die projectie kan een werkelijkheid schuilgaan. Voor de mens is dit niet controleerbaar. In de tweede plaats moeten wij begrijpen, dat de mens in zichzelf een groot aantal mogelijkheden en vermogens bergt, die omdat ze niet passen in zijn milieu, niet passen in zijn opvatting van leven door hem niet worden gebruikt of verkeerd en onbeheerst worden gebruikt. Deze kunnen echter onder bepaalde stimuli gewekt worden. En in de derde plaats moeten wij opmerken, dat de mens in het leven en in de wereld eigenlijk maar een zekerheid heeft. Die zekerheid is zijn eigen beschouwing van de wereld. En die beschouwing op zich is ook weer een projectie van het eigen ik, waarachter zich dan een werkelijkheid kan verschuilen. Wanneer wij aan esoterie doen, vergeten wij meestal, dat de innerlijke wereld een wereld is, die aan geen enkele redelijke norm beantwoordt. Wij kunnen proberen er een redelijke norm aan op te leggen, maar dan verschuiven wij alleen de uiting. We verschuiven dus niet de feiten De feiten zijn onveranderlijk in ons. De wijze echter waarop ze naar de buitenwereld toe in verschijning treden, kan beheerst worden. In mijzelf betreed ik dus een wereld, waarin machten ontketend zijn, die ik normalerwijze niet ken. Een wereld, waarin wetten en regels kunnen gelden, die tegen alle redelijke norm ingaan. En wanneer ik die wereld dan nog betreed om een God te zoeken, dan ontmoet ik daarbij 1000 malen mijzelf, maar eigenlijk zeer zelden datgene, wat men God of Godheid zou kunnen noemen. Er is dan ook in de esoterie een behoefte om het ik a.h.w. onder controle te houden. Nu kan deze controle niet geschieden aan de hand van menselijke redelijkheid, omdat zoals wij reeds constateerden een groot gedeelte van het menselijk leven zich daaraan onttrekt. Wat we nodig hebben is dus een maatstaf die in onself leven brengt, die in onszelf een bepaalde gerichtheid doet ontstaan. Deze kunnen wij vinden in geloof. Maar wanneer het geloof vaag blijft, ach, dan wordt het weer een persoonlijke projectie en dan heeft het voor ons weinig betekenis. Het is de rationalisatie van hetgeen er in ons geschiedt, niet het leidsnoer, waardoor hetgeen in ons geschiedt op een bepaalde wijze beheersbaar wordt. 20
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
De grootste mogelijkheid, die er bestaat, is het zg. harmonisch principe. Een deftige naam, die wij plegen te geven aan iets, wat in andere leerstellingen wel eens naar voren wordt gebracht als naastenliefde en absolute onthechting. Ik leef. Mijn leven heeft alleen zin, wanneer mijn leven bevestigd wordt. Ik kan mij echter niet baseren op de bevestiging, die anderen mij geven, aangezien hun bevestiging van mijn persoonlijkheid niet parallel zal lopen met hetgeen ik in mijzelf als bevestiging wens. Ik kan dus alleen mijzelf projecteren in de ander. Ik kan de ander gaan beschouwen als een deel van mijzelf. Op het ogenblik dat ik dit doe, breng ik a.h.w. de waarden bijeen. De ander waardeert mij; hij is buiten mij; aan mijn behoefte is voldaan. Gelijktijdig echter is zijn waardering niet bepalend voor mij, omdat alleen de waardering, die ik voor hem of haar heb (dus voor die ander heb) voor mij bepalend is t.a.v, mijn eigen wezen. De beroemde regel dat de intentie belangrijker is dan de daad komt hier dus ook weer ergens op de voorgrond, maar met een lichte wijziging. De intentie, waarmee de daad is gesteld, is belangrijker dan de gevolgen van de daad. Dat zou de juiste opvatting zijn. Want door de intentie is mijn relatie met de wereld voor mij bevestigd. Kijk ik naar de gevolgen, dan sta ik tegenover een onbeheersbare wereld. Van een zelferkenning is geen sprake. Want ik beleef alleen datgene, wat ergens ver buiten mij en buiten mijn beheersing bestaat. Maar weet ik, wat ik wil doen met een bepaalde daad, wat ik zoek, en zie ik in mijn daad de uiting en de vervulling ervan, dan blijf ik bevrijd van allerhand schuldgevoelens en angstgevoelens, ja, zelfs van de behoefte om aan de wereld te ontvluchten, die in het andere geval zo vaak voortkomt. Heb ik die toestand eenmaal bereikt, (je kunt het naastenliefde noemen, je kunt het ook een soort onthechtheid noemen) dan heeft dus het ik in zichzelf een beeld, dat waar is, dat onaantastbaar is geworden. En het is dit onaantastbare beeld, dat ik weer nodig heb om met mijn geloof te kunnen werken. Wanneer ik van mijzelf niet zeker ben, kan ik er ook niet zeker van zijn, dat een God op dit wezen zo en zo zal reageren. Het kan er niet op vertrouwen, dat dit vaag gekende en omschreven wezen op een bepaalde manier een kracht zal dragen of uiten. Ik kan niet aannemen, dat dit onbestemde, vage iets, dat Ik heet, met die wereld in harmonie zal zijn. Ken ik mijzelf, dan wordt het gemakkelijker deze dingen te stellen en te aanvaarden. Een geloof wordt dus intenser. Dit geloof is een sleutel voor een groot gedeelte van de mogelijkheden, die in je eigen persoonlijkheid liggen. Normalerwijze ben je onzeker. Door de onzekerheid gaat een groot gedeelte van de energie in innerlijke strijdigheden teloor. Door het geloof ben je zeker. Het is niet zeker, dat hetgeen u gelooft juist is. Wel is zeker, dat u door uw geloof meer zult presteren om dit geloof waar te maken, dan zonder dat met eenzelfde doel ooit mogelijk zou zijn. Wij krijgen dus een zekere stuwing, een zekere draagkracht in onszelf. En dan komt er weer een volgend punt naar voren, dat zo exoterisch, als het misschien wordt gezien eigenlijk esoterie is. Want naarmate ik meer zeker ben van mijzelf en door mijn geloof mij verbonden weet met het Hogere, met de Cosmos, zal ik ook duidelijker en juister mijn persoonlijkheid (en niet alleen een redelijke of een uiterlijke persoonlijkheid, maar het totale wezen, dat ik denk te zijn) tot uiting brengen. In stem, in gebaar, ja, zelfs in de totale ontwikkeling van het lichamelijke komt dit tot uiting. Ik schep dus voor mijzelf weer een grotere mogelijkheid tot harmonie. Het is het stijgen langs een betrekkelijk steil pad. Het heeft altijd het gevaar dat je valt en dan een heel eind terugrolt. Dat is waar. Want wanneer ik een geloof heb opgebouwd, dat te sterk verwijderd is van mijn persoonlijk wezen en mijn mogelijkheden, dan zal ik in dit geloof bijna zeker op een gegeven ogenblik erg teleurgesteld zijn. Indien ik dat zie als een correctie op mijn geloof, is dit niet erg. Dan kan ik verder gaan. Wanneer ik echter het geloof boven mijzelf heb gesteld, dan ga ik eraan te gronde. Want dan heb ik mijzelf als ondeugdelijk bewezen. En die schok kom je niet zo gemakkelijk te boven.
EMK 1966 - 1967
21
Orde der Verdraagzamen Het is een steil pad, dat ik u beschrijf. En het is niet zonder gevaar. Wanneer ik echter besef, dat het geloof alleen maar de methode is, waardoor ik mijn volle persoonlijkheid ontplooi, zo geloof ik, dat het gevaar voor de doorsneemens nogal beperkt kan worden. Mijn geloof vergroot mijn gevoeligheid. Wanneer die gevoeligheid in mijzelf is gericht, dan zal ik in dit ik ergens mijn eigen cosmos ontmoeten, de micro-cosmos. Ik zal in die micro-cosmos mijn leven niet meer beschouwen als een eenvoudige factor in de machine van de wereld en de mensheid. Ik zal mijzelf gaan erkennen als een scheppende factor. En ook dit is belangrijk. Degeen, die deel is van een machine, is onderdanig aan de machine. Hij is niet vrij. Hij wordt door de machine gedreven en is daardoor ook in zeer geringe mate ten hoogste aansprakelijk voor zichzelf en zijn eigen daden. Leer ik in mijzelf het begrip van scheppend zijn te verwerken, dan zal ik die verantwoordelijkheid wel beseffen. Mijn innerlijk creeren van een heelal betekent een besef van de verantwoordelijkheid, die ik niet alleen t.a.v. dit innerlijk, maar t.a.v. het geheel van het leven draag. En daarmee heb ik weer een fase overwonnen en kom ik weer dichter bij het Goddelijke. Want ik ben nu door mijn verantwoordelijkheidsbewustzijn ook gericht op en bewust van de mogelijkheden, die in een soort cosmos, in een zeer complex geheel, bestaan. Ik kan de complexiteit in mij in grote lijnen overzien en begrijpen en daardoor kan ik ook de grote lijnen in het leven buiten mij volgen. In de esoterie is juist het verwaarlozen van de details op den duur noodzakelijk. Wij zien, dat bij een vereenvoudiging van het leven de formulering van het leven eenvoudiger wordt, maar dat gelijktijdig de geldigheid van de ervaring een groter deel van het bestaande leven (ook het buiten mij bestaande leven) omvat. Het is nu niet de tijd om hier te gaan speculeren over de eigenaardige ruimtelijke effecten, die wij op die manier ook nog kunnen verkrijgen, over de vreemde krachten, die wij t.a.v. tijd, magnetisme, electriciteit en alle andere krachten ontwikkelen. Bovendien, ik geloof niet dat de mens voorlopig althans zo ver zal zijn, dat bij op die gebieden op een verantwoord wetenschappelijke wijze kan ingaan. Voor u is alleen belangrijk, dat u die capaciteiten erkent. Het erkennen van de capaciteiten, het begrip voor de samenhang, de noodzaak tot vereenvoudiging aan de ene kant en gelijktijdig van een perfect samengaan van de details om die vereenvoudiging mogelijk te maken, brengt het ik in contact met de grote cosmos. En nu moeten wij ook in de esoterie hier een ogenblik teruggrijpen op een magische wet Wanneer twee voorwerpen identiek zijn in vorm, zijn ze ongeacht hun verschillen in plaats of grootte identiek, en zal dat, wat in het ene voorwerp aan verandering wordt aangebracht, zich weerspiegelen in het andere. Wanneer ik eenmaal die cosmos in mijzelf in harmonie heb gebracht met de grote cosmos buiten mij, waarin ik eigenlijk de details beleef, maar waarvan ik dan ook de grote lijnen ga begrijpen, dan zal al, wat er zich in die grote cosmos afspeelt, in die microcosmos van mij merkbaar worden. Met als iets onontkoombaars, maar als een constateerbare factor, die door mij gemanipuleerd en gehanteerd kan warden. Ik ga dus in mijzelf a.h.w. de goddelijke schepping herscheppen. Omdat ik eenmaal harmonie bereikt hebbende alles wat in die schepping aan waarheid bestaat zie inwerken op mijn oorspronkelijk haast imaginaire creatie, ontstaat er een steeds grotere gelijkheid tussen mijn innerlijk besef en de totaliteit van het uiterlijk zijn. En dan is het nog maar een stap. Want heb ik eenmaal deze corrigerende werking a.h.w. binnen mijzelf gekregen, dan sta ik tegenover God. U weet niet wat God is. U weet niet of er heel veel goden zijn of maar één. We weten alleen één ding; Een kracht is aansprakelijk voor de totaliteit, waarin wij leven. Dat is de eerste Bron. Wat er buiten die Bron bestaat weten we niet. Maar alles, wat van die Bron bekend is en enbaar is, is via de uiting, via de schepping, kenbaar geworden. Heb ik in mij een heelal, een begrip van een totaliteit, die identiek is met de cosmos, dan heb ik in mij het beeld van God. Omdat ik enerzijds schepper ben (want ik beheers die cosmos in mijzelf nog steeds) en anderzijds mijn functie als deel van de cosmos buiten mij besef, ontstaat er een integratie, 22
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
waarbij ik deel heb aan het bewustzijn van de totaal scheppende Macht, zonder dat ik daarom mijn functie als deel (uitvoerend deel) in die totale Macht verlies. Er ontstaat een tweeledigheid van wezen, waarbij bewustzijn en functie gescheiden zijn, waarin de erkenning van de totaliteit een optreden als detail niet onmogelijk maakt, kortom, ik ben gelijktijdig geworden God en mens. Maar als ik God ben (of één met God, als u dat liever hoort), dan zie ik dus de grondregels van de cosmos. Ik ken dus de krachten, die het leven scheppen en in stand houden. Ik ken de wetten, de algemene normen, volgens welke die krachten zich openbaren en uiten, want dat draag ik in mij. Dan zal ik krachtens deze kennis ook in de wereld waarvan ik deel ben die kracht kunnen manipuleren. Ik weet wat die krachten zijn, ik kan ze voorzien, ik kan ze berekenen, ik kan er rekening mee houden. Ook al ben ik niet vrij om buiten de grenzen van deze bestaande cosmos te gaan, zo zal ik binnen die cosmos altijd representant kunnen zijn op elk ogenblik van de totaliteit van de cosmos Nu weet ik niet, of u dit allemaal kunt volgen. Maar een ding zal u duidelijk zijn geworden Wanneer ik het zover heb gebracht, dan ben ik Bodhisattva, ik ben Christusdrager, ik ben openbaring, ik ben gelijktijdig profeet en engel. En dit is nu het doel van de esoterie. Het klinkt allemaal heel mooi en het zit ook logisch in elkaar, wanneer je de grondslagen a priori accepteert. Maar als mens zijn er nogal eens protesten tegen te bedenken. Ik kan me zo echt voorstellen, dat iemand zegt; Ja, het klinkt allemaal heel mooi, maar wat moet ik ermee doen? Dan kan ik alleen maar antwoorden; Het enige, wat u kunt doen, is het proberen. Er bestaat geen vaste leerschool, er bestaat geen vaste wet, die voor een ieder gelijkelijk gelden kan. In dit opzicht tenminste. Er is slechts een ontleding mogelijk van de primaire waarden van de basisbeginselen. En dan kunnen we zeggen; Er zijn een aantal emoties, die in elke mens gelijk zijn. Deze emoties worden voortgebracht door de beelden, die je in je draagt, plus de ervaringen, die je in de wereld buiten je opdoet. En die emoties zijn dan te onderscheiden in angst-emoties, haat-emoties, geluks-emoties en ongeluks-emoties (afwijzende emoties). Vier factoren. Deze verschillende emotionele toestanden zijn altijd, gelijktijdig aanwezig. U bent dus nooit volledig gelukkig, zonder dat er ongeluk bij zit. U bent nooit in uw idee geheel vrij, zonder dat u gelijktijdig een onvrijheid daarin beseft, een beperking. Er is in u altijd een reeks van tegenstellingen. U bent een mengsel. Dit mengsel nu heeft een normale evenwichtstoestand. Die is voor uw wezen afzonderlijk a.h.w. bepaald. Ze ligt in de erfelijke factoren van uw lichaam, ze ligt in de geestelijke impulsen die u hebt, het bewustzijn dat u hebt meegebracht, en zelfs uw verstandelijke ontwikkeling op aarde. Dit evenwicht is de basis van alles. De emotie en de emotionele uiting of beleving kan erg belangrijk zijn. Ze is een verrijking van onze ervaring. Maar willen wij innerlijk iets gaan doen, willen wij misschien ook werken met magische krachten, dan zullen wij eerst een emotionele stabiliteit moeten bereiken. Eerder kunnen wij niet verdergaan. Dit betekent, dat wij er niet naar moeten streven om bijzonder gelukkig of ongelukkig te zijn, onszelf te verliezen in een roes of buitengewoon nuchter te zijn, maar dat wij moeten trachten dat, wat in ons gehele leven onze bepalende instelling is (onze reactie op het leven) te herwinnen, zonder dat er op dit moment associaties met de buitenwereld zijn. De buitenwereld moet vaag blijven, God moet het beginsel blijven. Eventueel ons geloof moet ons beginsel blijven. Maar we moeten niet trachten anders te reageren, andere emoties te kennen dan normaal. Wanneer wij nl. van die emotionele basis uitgaan, dan komt allereerst (en dat is een heel eigenaardig verschijnsel) een gevoel van nutteloosheid. Het eerste gevoel, dat een streven volgens het door mij gegeven pad brengt, is het gevoel van nutteloosheid, van onbetekenendheid. Het is de realisatie - al zal men het zelden zo uitdrukken - van een zozeer deel zijn van de cosmos, dat er eigenlijk geen betekenis te verwerven is t.a.v. de cosmos. U kunt in die cosmos niet meer of minder worden. Hebben wij dit gevoel van nutteloosheid, dan begint er een spel, dat een vreemd mengsel is van zelfrechtvaardiging en fantasie. EMK 1966 - 1967
23
Orde der Verdraagzamen We beginnen meestal met ons voor te stellen, hoe wij zouden moeten zijn. Maar daarmede creëren wij een persoonlijkheid, die van de onze verschilt. We gaan ons verder voorstellen, hoe die wereld voor die ander ZOU zijn. Daarmee creëren wij een wereldbeeld, een bestaansvlak in feite, dat van de werkelijkheid verschilt, maar beantwoordt aan ons wezen. Wanneer wij ons gaan afvragen welke kracht dit alles dan zou moeten leiden, komen we tot het beeld van een soort godheid of beschermengel, die wederom een weergave is van ons eigen wezen. We bouwen dus een pyramide op, die eigenlijk niets anders is dan een reeks vanuit het ik voortgekomen voorstellingen, die een volledige vervreemding van de werkelijkheid rond je kunnen inhouden. Pas op het ogenblik dat ik die godheid (die regerende godheid) heb gesteld, komt het ogenblik dat ik mij weer een ogenblik mag wenden naar mijn ervaring, mijn herinnering, mijn redelijkheid. Ik zal dan in het leven buiten mij parallellen ontdekken. Ze zijn soms negatief, wat ik allemaal goed zag gaan, gaat in de werkelijkheid verkeerd. Waar ik wil straffen, daar wordt in feite beloond. Maar ik zie een overeenkomst. Nu moet ik trachten het beeld van mijn innerlijke wereld zo te hervormen, dat de overeenkomst met de werkelijkheid steeds sterker en ook steeds logischer wordt. Mijn fantasiewereld, mijn fantasie-Al, heeft zijn eerste gelijkvormigheid met het werkelijke Al bereikt. Dan krijgen we een tijd, dat we denken dat we alles zullen kunnen. Er wordt een woord gefluisterd, dat we nog juist niet kunnen verstaan. We verstaan het bijna. En als we het verstaan hebben, zo zegt iets in ons - dan kunnen wij de wereld maken en breken, dan zijn wij meester van de schepping. Dat woord komt nooit. We hebben het idee, dat net om de hoek een lichtende gestalte klaar staat om ons de sleutel van het koninkrijk des hemels te geven, maar die hoek komt nooit. Het is het eerste gevoel van de macht, die in onszelf schuilt. Maar we kunnen die macht niet hanteren, we weten er geen weg mee en daarom projecteren we ze. We maken er een verwachting van. Zodra we ontdekken, dat deze verwachting niet helemaal waar kan worden, moeten we óf er afstand van doen - en dat zal moeilijk vallen - óf wij moeten trachten dit te herleiden tot onszelf. We gaan niet meer zoeken naar het machtwoord buiten ons, maar we gaan zoeken naar de sleutel, waardoor onze eigen energie opgevoerd kan worden. Desnoods alleen voorlopig die mentale sleutel, waardoor je uithoudingsvermogen wat groter wordt. Dit allemaal is geen kwestie van alleen bespiegeling, maar daardoor gaan we voor het eerst de machten gebruiken, die in het ik schuilen. Tot nog toe hebben we dat eigenlijk onbewust en onbeheerst gedaan. Nu proberen we een kraantje te vinden, waardoor we onze eigen energie naar behoefte kunnen vergroten en verkleinen. En al heel gauw bemerken we, dat wij datzelfde kunnen doen met onze gevoeligheid t.a.v. de wereld. Wij kunnen a.h.w. gevoeliger worden voor alles wat rond ons is en we kunnen een heel groot deel van die factor en in de wereld afsluiten. Ons wezen wordt één door de wil gedicteerde variabele factor, voor zover het ons besef van leven betreft. Wij veranderen onszelf. En wanneer wij beseffen dat deze verandering mogelijk is, dan zullen wij dit ook in die fantasiewereld, in die eerste opbouw, gaan projecteren. We gaan nu die wereld meer beheersen, we passen haar eenvoudig aan. We laten de tijd daarin langzamer of sneller gaan. We scheppen niet meer de figuren die ons bevredigen, maar we zoeken eenvoudig figuren uit, die met een kleine verandering aan de ogenblikkelijke behoefte kunnen voldoen. We komen steeds meer tot multi-forme eenheden, waarbij dus de essentiële gedachte (de droom, de fantasie) gelijk blijft, maar waarvan de functie variabel is geworden naar onze wil. En daarmee hebben wij voor het eerst iets scheppends gedaan. We hebben niet alleen voor onszelf een wereld gecreëerd, die voor ons niet werkelijk was. Neen, we hebben nu geleerd, dat we bepaalde factor en naar voren kunnen halen of kunnen onderdrukken en daarmee alleen veel kunnen veranderen. 24
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
En dat kunnen wij naar buiten toe dan ook. Wij leren naar buiten toe ook de mens a.h.w. beheersen. We halen uit zijn persoonlijkheid bepaalde aspecten naar voren. We maken hem opmerkzaam daarop, we laten hem er een ogenblik op reageren. En nu blijkt ineens, dat zijn totaal actiepatroon, ja, zelfs zijn gedachten veranderen. We hebben een zekere macht over onze medemens. We kunnen zijn persoonlijkheid niet veranderen, maar we kunnen zijn relatie met ons en zijn reactie t.a.v. onszelf wel degelijk veranderen. Dit geeft een idee van macht. Het volgend stadium zou je clan ook een magisch stadium kunnen noemen. Men heeft zich gerealiseerd dat men mensen kan manipuleren. Men kent een soort psychische techniek, waarmee vele ongedachte verschijnselen bereikt kunnen worden. Het is een wat bekende techniek (hypnose, suggestie), maar daarnaast en wel vooral een haast onmerkbare beïnvloeding, die geschiedt door zeer kleine, voor een oppervlakkige beschouwer zelfs niet merkbare veranderingen in onze eigen houding, kleine klankveranderingen in onze stem. We voelen ons machtig. En dan ontdekken we, dat we met al die macht niet kunnen ingrijpen in het grote gebeuren. We voelen ons een klein beetje als een goochelaar op een groot toneel en we vrezen, dat onze trucs niet voldoende zullen zijn om het toneel te vullen. We moeten er dus iets bij doen. We werken niet alleen meer aan de beheersing, aan de trucage (bij wijze van spreken), maar aan de presentatie. In onze fantasiewereld is niet het gebeuren alleen meer belangrijk, maar ook de achtergrond waartegen het gebeurt. Wij scheppen niet alleen meer de helden van het sprookje, maar ook het sprookjesbos, de landschappen, tot zelfs de zachte achtergrondmuziek van misschien wat ruisend water en een paar vogels. We creëren iets. En nu voor het eerst een achtergrond. We gaan begrijpen, dat de actie alleen belangrijk is in relatie tot de achtergrond. En zo wordt onze wereld vollediger. We hebben niet meer voldoende aan een wereld. We gaan denken aan de sterren. En misschien doen we dat niet direct astrologisch, maar we zien toch een relatie. Er is niet voldoende aan een aarde er moeten een zon, een maan, een sterrenhemel zijn, omdat je je op die aarde moet oriënteren. En vandaaruit is de stap naar een eerste werkelijkheid van het Al niet zo groot meer. Doordat wij nu gelijktijdig naar buiten toe proberen samenhangen te begrijpen en wetten te begrijpen en naar binnen toe wetten vast te leggen, begint een eigenaardige harmonie tussen de werkelijkheid buiten ons en het beeld in ons te bestaan. Wanneer wij ons mensen voorstellen, zijn dat nog steeds geen werkelijke personen. Vergis u niet. Wat zij doen is nog steeds het dictaat van onze eigen verdeeldheid in verschillende emoties en niet van een werkelijkheid buiten ons. Maar de ontwikkeling, die plaats vindt, wordt gestimuleerd door de krachten buiten ons. En wij zien dat de figuren in onze droom zich aan onze beheersing onttrokken hebben. Zij behouden hun karakter en bun eigenschappen, zoals wij die geven. Zij spreken zelfs de woorden, die wij hun in de mond leggen. Maar de resultaten zijn niet meer de resultaten die wij wensen, maar de resultaten van de een of andere wetmatigheid. We warden geconfronteerd met de grootmachten in de wereld buiten ons en beseffen gelijktijdig, dat zelfs een godheid gebonden moet zijn aan bepaalde wetten. Daarmede kunnen wij voor het eerst de Schepper gaan ontmoeten. Wij zoeken Hem niet meer als het onbegrensde of zelfs maar als de wetgever wij zoeken Hem in de eerste plaats als de Kracht, die kan werken temidden van de bestaande regels of wetten, temidden van de bestaande beperking. En hier wordt de eerste ontmoeting met God mogelijk. Het is een moment van verrukking misschien, maar dat ben je al gauw vergeten. Daar blijft alleen maar een heimwee. Belangrijker is, dat het een innerlijke zekerheid wordt van een groter bestaan. Het vreemde is, dat u dit in uzelf niet meer gaat uitdrukken als een overwinning op de dood, of als de bewuste volbrenging van een kringloop der ziel. U drukt het eenvoudig uit als een nieuwe dimensie van het bestaan. Het is heden. Niet de toekomst. Het is niet de verwachting van wat ik morgen zijn zal, maar een bevestiging van iets, wat ik nu ben. God wordt een levende factor. En de situaties, die rond mij bestaan, hebben geen volledige invloed meer op mij. Ik speel nog wel mee, maar ik ben er niet meer zo volledig mee verbonden. Het is alsof de emotie van de mens, eens door de buitenwereld beheerst en gedicteerd, is teruggetrokken EMK 1966 - 1967
25
Orde der Verdraagzamen naar de innerlijke wereld, waar zich een door de mens gedicteerd patroon voltrekt. Terwijl het gebeuren daarbuiten door een welwillend beschouwer wordt waargenomen en binnen de juiste dimensies wordt overgebracht voor het eigen ik. Dan gaat alles, wat buiten ons is, door die selectieve beleving en beschouwing ook een andere betekenis krijgen. Het is gemakkelijk om te zeggen, dat alle dingen spreken van God. Maar je moet eerst zijn gekomen tot dit volledig buiten de emotionele band met de wereld rond je staan, voordat je God daarin kunt gaan ontmoeten volgens de regels van je eigen innerlijke wereld. Wanneer ik zo ver kom, dan beheers ik alles, wat niet is God. Dat wat God voor mij is blijft onbeheersbaar. En naarmate ik verder ga, zal datgene, wat ik God noem, gelijktijdig meer voorkomen, maar eenvoudiger worden. Ik kan de uiterlijkheden gaan regeren. En alleen een enkele innerlijke kwestie kan ik niet regeren. Ik word gelijktijdig sterker in de wereld buiten mij en bewuster in mijn innerlijke wereld. Het is ook hier weer duidelijk, dat esoterie en magie eigenlijk onscheidbaar zijn. Je zou kunnen zeggen, dat de esoterie ergens de theorie is, de innerlijke, de niet praktische kwestie, terwijl de magie het praktijkaspect is van dat innerlijk bestaan. En nu nog een laatste opmerking in dit inleidend onderwerp. Er is u heel vaak gezegd hoe u moet werken met de stem, hoe u kunt werken met een gebaar, hoe een moedra invloed kan hebben. Wanneer u nu gaat begrijpen wat ik gezegd heb over die innerlijke wereld, dan zal er misschien een beter begrip hiervoor ontstaan. Het gaat niet alleen om de vibratie die ik voortbreng, hoe mooi ze ook moge zijn, het gaat erom, dat zij voor mij innerlijk een betekenis heeft, dat er in mijn innerlijk heelal iets door gebeurt. En aangezien in dit innerlijk heelal het ik meester is, kan dat. Er is een praktische identiciteit ontstaan tussen mijn innerlijke wereld en de wereld buiten mij. Alle bewustzijn, dat valt binnen het kader van mijn beseft innerlijk Al, zal dan reageren op het machtwoord dat in mijn innerlijk Al bestaat En wel sterker, naarmate de identiciteit tussen de cosmos buiten mij en mijn innerlijke cosmos groter is. Dit is nu niet alleen een lesje in esoterie, maar het is ook de verklaring van die regels, die wij terugvinden in het z.g. boek van Hath, of de papyrus van Toth, waarin staat; Want ziet, indien ik dit woord spreek, waarlijk werelden zullen vergaan en de afgronden zullen zich openen. En, wanneer ik het woord weer spreek, zo zal naar mijn wil alle heil ontstaan. Want ik ben meester van leven en dood. Ik ben de beheerser van alle vormen. En ik zit boven de rechters in de rechtshof. En ik ben geborgen in het duister, dat ligt onder de rivieren van de onderwereld. (Vrije vertaling overigens.) Maar dat wordt hier bedoeld; wanneer de innerlijke beheersing bestaat, dan pas krijgt de cosmos buiten het ik een zin, die door het ik cosmisch verstaan en beheerst kan worden en waaruit dit ik dus voor zichzelf een zin van leven kan opbouwen, die door geen enkel gebeuren meer aantastbaar is. Want dit is de essentie van alle bereiking dat mijn bestaan volledig en bewezen zinvol is en dat het in zijn zinvol zijn een deelgenootschap vormt met alle dingen, rond mij, die ik erken. o-o-o-o-o-o-o Ik ben misschien niet direct de hoge gast, die u verwacht. Maar als iemand, die toch uw eigen Orde ook wel weer genegen is, ZOU ik op deze avond enkele kleine dingen willen vertellen. De grote moeilijkheid van de mens in het menselijk bestaan is, dat hij twee dingen niet van elkaar weet te scheiden. Hij denkt, dat strijd en vrede tegenstellingen zijn. Hij kan zich niet voorstellen, dat vrede op zichzelf een vorm van strijd is. Deze misvatting heeft al tot onnoemlijk veel ellende geleid op deze wereld. En volgens mij kan men dus zelfs in deze dagen stellen, dat het verval van mensen, rassen en cultures mede te wijten is aan het onvermogen om de vrede te zien als een factor van strijd, en de strijd te behouden als een noodzakelijke factor in een toestand, die uiterlijk vrede is.
26
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Er zijn zeer veel lezingen, waarin gesproken wordt over de noodzaak tot medegevoel, tot naastenliefde en waarin men probeert de mens binnen te voeren in een rijk van absolute rust, van absolute bevrediging. Degenen die dit doen gaan echter uit van de bestaande wereld. Dezelfde Jezus, die ergens een hemels Jeruzalem predikt met werkelijke vrede des harten, met een algemene naastenliefde, een absolute weigering van de strijd naar buiten toe, verklaart desondanks, dat hij niet gekomen is om de vrede te brengen, maar het zwaard. Hij bedoelt daarmede; de uíterlijke vrede, en met het zwaard; de strijd. Wanneer de Boeddha en vele van zijn toch geestelijk hoogstaande volgelingen de mens trachten duidelijk te maken, dat hij niet moet strijden en vechten, dan zeggen zij onmiddellijk daarop, dat de weg tot bereiking één worsteling is. Ook zij stellen de strijd als een noodzaak. Voor de mens, die in deze dagen idealistisch droomt, lijkt de vrede een ver en onbereikbaar goed, dat - wanneer het waar wordt - voor elke mens voldoende genoegens en levensmogelijkheden geeft, dat iedereen de zwakkere en de sterkere gelijkelijk zal beschermen. Dit nu is onmogelijk. Wanneer een ras leeft onder omstandigheden, waarbij het zwakkere element wordt beschermd vaak ten koste van het sterkere, dan zal het in zijn geheel verzwakken. Wanneer in een ras of een cultuur de middelmatigheid wordt bevorderd ten koste van het exceptionele, dan zal het geheel dalen ver beneden de middelmatigheid. Je kunt de strijd niet wegdenken uit het leven. En je kunt ook voor jezelf geen vrede zoeken, wanneer je niet bereid bent voortdurend te vechten om die vrede te vinden. Het leven is niet zo gemakkelijk. En zelfs de hoogste bereikingen zijn niet zo eenvoudig. Een leven, waarin geen tegenstellingen bestaan, is een onmogelijkheid, mijne vrienden. Een leven, waarin niet licht en duister zijn dooreen geweven, is geen leven. Het totale proces van bestaan of het nu gaat om het worden en vergaan van sterren, of om het eenvoudige leven van een eendagsvlieg is strijd, is geweld... en gelijktijdig zelfvervulling. Voor de mens is door zijn vermogen tot denken en tot vrijelijk willen dezelfde vervulling geworden een niet schaden van anderen. Maar dat betekent niet het beschermen van het onjuiste in anderen. Wanneer u leeft en u probeert de zwakheden van anderen goed te praten, dan schaadt u die anderen. Wanneer u de zwakkeren beschermt en daarbij verder gaat dan de persoonlijke dienst en de persoonlijke verantwoordelijkheid, dan schaadt u uzelf en de zwakkeren. Een probleem, dat in deze dagen naar ik meen acuut gaat worden. Want niet alleen dat men uitgaat van het standpunt, dat de zwakkere beschermd moet worden, niet alleen dat men probeert alle strijd te bannen, maar men gaat verder dan dit. Men tracht de mens een gelijkheid ook van geestelijke waarden te geven. En wanneer een gelijkheid van geestelijke waarden en denkwijzen eenmaal is ontstaan - of dit nu een wetenschappelijk systeem is of een sociale opvatting - dan is er geen mogelijkheid meer om verder te komen. Je kunt het de arbeider niet kwalijk nemen, dat hij veel loon vergt. En je kunt het de winkelier niet kwalijk nemen, dat hij tracht het aantal verkooppunten van zijn artikelen zo klein mogelijk te houden. Dat is hun recht en daarvoor mogen zij strijden. Maar mogen wij hen dan helpen om deze toestand van wat zij evenwichtigheid noemen te bereiken? In feite zal een onevenwichtigheid ontstaan. Wanneer de arbeider meer van zijn eisen vervuld krijgt, zal hij minder arbeider worden. Wanneer de handelsman meer zekerheid krijgt, wordt hij minder handelsman. Hij kan in zijn taak, in zijn leven niet meer de vreugde en de vrede vinden, die hij nodig heeft. En wanneer wij dit zeggen voor de mensen in hun stoffelijke uitingen, hoeveel te meer moeten wij dit dan zeggen voor de mens met mijn geestelijk streven en zijn geestelijke ontwikkeling? U leeft en u hebt allemaal ergens wel een onzekerheid en u hebt ergens wel een verwachting of een hoop. Men hoopt misschien op de ontmoeting in het hiernamaals. Men hoopt op de zekerheid van een eeuwig leven. En men denkt, dat men daarmee kan volstaan. Men meent, dat de worstelingen van de geest alleen in de geest moeten worden uitgevochten, en dat het meer gaat om een kwestie van formulering dan om een kwestie van leven. EMK 1966 - 1967
27
Orde der Verdraagzamen Maar hoe kunt u geestelijk verdergaan, wanneer u niet ook leeft? Hoe kunt u weten of iets verkeerd is, wanneer niemand nog geprobeerd, heeft wat de gevolgen ervan zijn? Hoe weet u dat iets zondig is, wanneer God nog geen enkele keer door Zijn banbliksems heeft duidelijk gemaakt, dat Hij dit niet tolereert? U kunt het niet weten. Het geestelijk leven van de mens dreigt een soort sociale wetenschap te worden, waarin men tracht alle persoonlijke eigenschappen te nivelleren en gelijk te schakelen. Men probeert u er toe te brengen uw zelfstandigheid prijs te geven. En de enkeling die vaak holle woorden galmend voorop gaat, te beschouwen als een belhamel, die u moet volgen, desnoods tot in de afgrond. Dat is een gevaar. U voelt u gebonden aan uw bezit. Niet alleen aan uw stoffelijk bezit - hoe erg dit vaak ook is maar aan uw geestelijk bezit. U vreest een zekerheid te verliezen, U vreest te moeten ontdekken dat iets, wat u altijd als waar hebt gezien, onwaar zal zijn. U zoekt de zekerheid van de winkelier en de arbeider. U probeert de strijd te bannen om zo innerlijk vrede te krijgen. Maar wanneer u die zekerheid hebt, dan is het niet meer nodig om te denken, dan is het niet meer nodig om te leven dan is het niet meer nodig om te strijden. Dan kunt u heerlijk wegdoezelen in uwr idee van vrede. En u beseft niet eens, hoe u daaronder lijdt, hoezeer uw geestelijke vermogens vervallen, hoezeer uw besef van de werkelijkheid plaats gaat maken voor de doezelige dagdroom van een dwaas. Dit is het probleem van uw tijd en van uw wereld. Een van de grootste noodzaken voor een ieder in de strijd des levens, (die strijd waarin de vrede wel degelijk bestaan kan, maar slechts indien de strijd voortgaat), is misschien wel de flexabiliteit. Je moet je denken kunnen aanpassen en veranderen. Je moet voortdurend alle invloeden en alle omstandigheden aanvaarden en verwerken. Je moet niet strijdwaardig ingaan alleen tegen datgene, je vreemd is, maar je moet met jezelf strijden om te trachten dat vreemde een plaats te geven in je eigen bestaan. De mensen doen het niet. De mensen weten, dat atoombommen op dit ogenblik het grootste gevaar zijn voor deze wereld en deze beschaving. Toch weigeren zij de vervaardiging daarvan te beperken of te stoppen, want de atoombom is ook macht. En macht lijkt hun belangrijker - nu ze nog leven in wat ze denken dat een soort vrede is - dan een bestaan later, waarin zij menen dat hun vrijheid teniet zou zijn gedaan. En toch vraag ik u, of het mogelijk is een innerlijke vrijheid teniet te doen. Een mens die innerlijk vrij is, die werkelijk weet wat hij wil, die werkelijk beseft wat vrede is, zal strijden tegen zichzelf. Hij zal zichzelf maken tot de drager en de uitbeelder van een idee En dan kan hij door geen enkel systeem worden onderworpen, want hij is trouw aan zichzelf. Het is zijn strijd om trouw te blijven aan zichzelf. Voor de wereld is hij onderworpen, doordat hij de gevolgen aanvaardt en zich niet verzet, zelfs wanneer onrecht geschiedt. Maar waar zijn de mensen, die daartoe de moed hebben? Waar zijn de mensen, die de moed hebben en durven uitroepen; geen wapens! Waar zijn de mensen, die durven zeggen; weg met de grenzen. Waar zijn de mensen, die durven roepen; weg met ons eigenbelang? Waar zijn deze mensen? Ze zijn er niet. En wanneer de mens zelf niet ingrijpt, dan grijpt een bovennatuurlijke kracht in. Dan grijpt ook de natuur in. De mens wil zichzelf tegen schade beschermen. En al hetgeen hij voorkomt, wordt hem door krachten, die hij niet beheersen kan, aangedaan. De mens meent, dat hij alles beheersen kan En ziet, zijn beheersing gaat te gronde aan het enige, wat hij niet beheersen kan; aan de mens zelf. Wanneer men zegt dat een crisis op komst is, maar dat men deze kan beheersen, dan is men een dwaas. Want je kunt de verschijnselen van de crisis beheersen, maar je kunt de mensen niet beheersen. En de mensen maken de crisis. Wanneer men zegt dat het Christendom in een nieuwe fase komt en een nieuwe opleving zal ondergaan, dan bedoelt men misschien de eredienst. Maar men kan niet bedoelen het gedrag van de mensen. Wanneer de mensen christenen zijn, wordt dat niet bepaald door hun kerken. Het wordt bepaald door hun leven. En zo kan ik verdergaan.
28
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Op dit moment hebben zich reeds bepaalde invloeden gemanifesteerd en dat gaat steeds verder die de mens confronteren met zijn valse ideeën van vrede en strijd. Zij die strijden om hun positie te behouden, zullen vaak ontdekken, dat ze door de strijd die positie hebben ondermijnd. Zij die proberen een perfect systeem te ontwerpen, zullen vaak ontdekken, dat juist door de perfectie het systeem het meest kwetsbare is wat er bestaat. In deze tijd zult u een aantasting zien van allerhand waarden. Het geweld baant zich bij de mensen meer en meer een weg. En het is een redeloos geweld. Het is de plotseling opkomende tendens, waarin jonge mensen zonder enige reden iemand afrossen op de straten. Waarbij men demonstreert, op elkaar schiet, elkaar doodt, elkaar vermoordt, terwijl er eigenlijk geen reden voor is. Men zegt; wij willen dit niet, wij wensen de vrede. Maar de vrede, die men geschapen heeft, heeft de spanningen geschapen, waardoor het geweld kwam. Men zegt; wij moeten de maatschappij regelen. En men ziet overal toenemende bandeloosheid. Die bandeloosheid vloeit voort juist uit het te sterk regelen van de maatschappij. Men vernietigt zichzelf. En u leeft in die wereld. Wanneer men mij dan vraagt om mijn mening te geven, dan is die misschien niet zo verdraagzaam, als u van uw eigen sprekers kunt verwachten. Maar ik zou zeggen; Mensen, durf een klein beetje te vechten. Probeer voor jezelf eens je te onttrekken aan al die regels, aan al die maatstaven, die niet bij je passen. Probeer voor jezelf te leven. Probeer te vechten met jezelf om het goede in jezelf waar te maken, wat het je ook kost. Probeer je los te maken van ideeën van aanzien en van bezit, hoe moeilijk het ook moge zijn. En stel daarvoor in de plaats eens een keer het geluk. Het geluk, dat heel wat sterker is dan al, wat je met bezit kunt verwerven. Je kunt deze dagen, deze tijd, gemakkelijk overwinnen. Maar dan moet je begrijpen, dat je niet strijden kunt tegen wat er in de wereld gebeurt. De toekomst zal u bewijzen dat heel veel rijkdommen, die de mens heeft verzameld op verkeerd wijze, teniet gaan. Maar je kunt gelukkig zijn, je kunt vrij zijn, wanneer je je behoeften beperkt. Ook geestelijk. Wanneer je niet meer de behoefte hebt je eigen wezen voortdurend bevestigd te zien in de waardering van anderen, maar geluk en vrede vindt in de zekerheid van je eigen zijn. Dat, dat is het, wat je op dit moment eigenlijk zou moeten doen. Dan kun je je wereld niet veranderen. Maar je kunt i.p.v. die vreemde en verkeerde begrippen van vrede en van strijd de werkelijkheid brengen; de innerlijke vrede, die tot uiting komt door de voortdurende noodzaak te strijden a.h.w. om jezelf te zijn. Dat is de enige strijd die de moeite waard is. Er zijn op dit moment grote acties in de geest aan de gang. Men probeert de mens te helpen, men probeert hem bij te staan. Maar in feite geloof ik, dat ook wij in de geest niet strijden voor u, hoe vreemd het ook moge klinken. En al willen wij de vrede op aarde proberen te handhaven, in feite strijden wij niet voor de vrede,, wij strijden om de harmonie in onszelf te behouden. En als wij dan menen, dat ons dit veel tijd, veel moeite en veel energie kost, dan is dit een poging om voor onszelf te verklaren, dat we zo goed zijn. Maar wanneer wij het zouden nalaten, wij zouden niet leven in een gelukkige wereld van licht, we zouden leven in een wereld vol van dreiging. De hel is geen wereld, waarin een eeuwig vuur je kwelt. De hel is een wereld, waarin je onzeker bent en voortdurend bedreigd wordt van buitenaf. De hemel is een wereld, waarin je zeker bent in jezelf en zo buiten jezelf geen bedreigingen meer kunt erkennen. De hemel ligt voor een ieder open. Maar het begin dat je maken moet, het vaak moeilijke begin, is afstand te doen van je vaste opvattingen en gewoonten. Leren om in alle dingen je aan te passen aan de omstandigheden. Leren om jezelf te zijn onder alle omstandigheden. Leren dat je maar één ding waarlijk kunt bezitten; een vrede in jezelf. Het is geloof ik de bedoeling, dat ik nog enige tijd vul, ofschoon ik het mijne in feite gezegd heb. En zo ver mijn tijd reikt, wil ik dat ook gaarne doen. U wacht hier op een boodschap, die u beroert. Het klinkt misschien wat vreemd, maar u wacht op een invloed, die u domineert, op een wijding, die u doordrenkt, die u vrede geeft. U wacht op iets van buitenaf. En laat ons eerlijk zijn, u ontmoet die kracht veel te weinig. U verwacht EMK 1966 - 1967
29
Orde der Verdraagzamen dat de geest u beroeren zal en u zal stimuleren, totdat u meer bent dan u zelf meent te zijn. Wanneer u dat nu gegeven wordt, dan zegt u; dit is vrede. Ik zou. zeggen; het is dwaasheid. God aanroepen kan iedereen. Maar er zijn er maar weinigen, die in die aanroeping God waar kunnen maken. Luisteren naar anderen kan iedereen. Maar er zijn er maar weinigen, die de boodschap van de anderen kunnen verstaan. Contact hebben met de geest kan iedereen. Maar een ogenblik harmonisch zijn met die geest is zeker niet een ieder gegeven. En toch verwacht u dat woord van inwijding, de kracht, die u iets geven zal, om niet. U verwacht dat ene, dat verdergaat dan alle strijd. U verwacht dat een ander uw strijd voor u zal voeren en u met het resultaat van de overwinning zal bedenken. Is het niet waar? 0, ik weet wel, dat gastsprekers niet geacht worden dergelijke dingen te zeggen. Maar nu ik toch hier ben, laat me dan ook een keer mijn werkelijke denken, mijn mening uitdrukken. Denk niet dat ik u veracht of minder acht, omdat u afwacht of er iets komt. Dat hebben de mensen van het begin af gedaan. En dat zullen ze altijd blijven doen. Denk ook niet, dat ik u daarom minder acht. Maar begrijp heel goed, dat ik het niet als juist zie. U denkt hier; Wanneer die hoge geest komt uit heel verre sferen (of het waar is of niet hindert niet, als het maar gezegd wordt) dan zal ons Gods vrede gegeven worden, dan krijgen wij licht, dan krijgen wij wijsheid. U verstaat het niet. Ik werk net zo goed met uw emoties en gevoelens als al die anderen. En wanneer u me zou zien waar ik thuis hoor, dan zou het u waarschijnlijk meevallen! Toch nog wel een redelijke gastspreker vanavond. Maar wat u van mij verwacht, kan ik u niet geven. Dat kunt u alleen zelf geven. Het komt op u neer, niet op mij. Ik kan misschien een katalysator zijn, een kracht die - in zichzelf neutraal zijnde - de werking van andere dingen mogelijk maakt. Maar meer kan ik ook niet zijn. U kunt ook niet meer van mij verwachten. En zo gaat het met het ingrijpen van de geest op aarde net zo. U kunt het niet verwachten van anderen. De ander is misschien degeen, die het gebeuren mogelijk maakt, die de reactie doet ontstaan. Maar de reactie is uw eigen zaak. Wanneer u hier zit en u gelooft in God en ik spreek het woord God uit, dan kunt u God beleven, waarlijk, omdat het woord ín u bestaat, leeft en dat u zich bewust wordt van hetgeen in u bestaat. Wanneer ik hier een zware incantatie zou opzetten, dan zOU u de sfeer ervan ondergaan. Maar wat u er werkelijk van zou ondergaan en innerlijk begrijpen buiten het woordbegrip om, is alleen dat, wat in u bestaat. Dat kan alleen een bevestiging zijn. Misschien is het goed ook dat vandaag dan even te constateren. Ik ben misschien niet zo ver van uw tijd verwijderd als sommigen van uw andere gasten. Vandaar dat ik het een beetje duidelijker en harder durf te zeggen, en misschien minder wijdingsvol. Er is geen behoefte aan zalf, vrienden. Er is behoefte aan genezing. Er is geen behoefte aan het zoet van de honing en de stroop, waarin men geestelijk kan indommelen. Er is behoefte aan de actie in jezelf, al moet die door pijn tot stand komen. Daarom constateer ik; Alles wat u verwacht van ons, moet eerst ín u zijn. Dat moet u in uzelf waar maken. Dat moet u vanuit uzelf a.h.w, doen leven. Wanneer u ooit wordt meegesleurd in de spanningen die de geest kan oproepen (ik weet dat ze het kan, ik kan het ook), wanneer u ooit uzelf onderdompelt in een sfeer of de roes ondergaat van de een of andere wijsheid, een gedicht of een muziekstuk, probeer dan dit te bedenken; al deze dingen dienen slechts als katalysator. Zij kunnen ín u iets mogelijk maken. Maar de vrede, die u daarin voor een ogenblik vindt, mag nimmer de verstomming van eigen wezen zijn. Het moet de evenwichtigheid zijn, waarbij de strijd in uzelf betekenis krijgt, en de ontwikkeling van uw eigen wezen in zich het loon is van de moeite, die u hebt in en met uzelf. Nu vind ik dat ik genoeg gezegd heb. En wanneer u vindt, dat ik u tekort heb gedaan in wijding, ik kan mij daarvoor niet verontschuldigen. Wanneer u vindt dat ik de waarheid te hard heb gezegd, dan zeg ik; Denk er dan eens over na waarom het u in het bijzonder heeft getroffen. Want dan is het iets, wat voor u kennelijk betekenis heeft. Onderdruk uw innerlijke reacties dan niet. En wanneer u me gelijk geeft, vraag u dan eens af of u mij gelijk geeft omdat de anderen zo zijn, of omdat u het innerlijk als juist erkent. In het eerste geval is het beter om alles te vergeten, want met die anderen hebt u weinig te maken. Het gaat om u, uw innerlijk wezen en de voortdurende strijd, die door haar voortdurende vervulling van uw wezen en wezensdoel voor u vrede betekent.
30
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Nummer 4 Esoterisch Magische Kring 15 december 1966 Wij hebben vanavond. een enigszins uitzonderlijke toestand. U krijgt van mij een betrekkelijk korte les. Daarna krijgt u een gast spreker, waarna wordt gepauzeerd. En dan eindigen wij weer met een gastspreker. Het programma is dus iets gewijzigd. En dat is zeer waarschijnlijk ook te wijten aan de invloeden, die op het ogenblik overal kenbaar zijn en die voor u in het nu nog zonnige streven naar Kerstmis tot uiting zullen komen. Wanneer wij de innerlijke waarheid zoeken, staan we voor een heel grote moeilijkheid, Enerzijds erkennen wij wel onze eigen vermogens, onze eigen krachten, anderzijds geloven wij er niet in. Ik meen, dat dit voor de mens wel een van de meest eigenaardige verschijnselen is. Innerlijk weet je, dat je vele dingen kunt doen, uiterlijk besef je, dat je ze niet kunt volbrengen. En het is vooral deze strijdigheid tussen de uiterlijke en de innerlijke wereld, waaraan ik vandaag enige aandacht wil besteden. Wanneer ik ín mijzelf de goddelijke werkelijkheid draag (en dat is voor elke mens als vanzelfsprekend zijn erfrecht), dan kan ik krachtens deze in mij levende goddelijke schepping al hetgeen buiten mij is beïnvloeden. Ik kan het de gedaante, de gestalte geven, die past voor mij. Wat ik echter niet kan doen, is; gelijktijdig ontkennen, dat ik deze vermogens bezit in de wereld... en toch deze innerlijke kracht gebruiken. De frustratie, die wij zien op velerlei terrein, is dan ook niet zozeer een kwestie van ongeloof of onvermogen, maar van onvoldoende zelfbesef. De mens, die leeft, zal in dat leven voor zichzelf bepaalde mogelijkheden en ook bepaalde taken erkennen als wenselijk. Deze voor hem wenselijke situaties en toestanden maakt hij echter niet waar, omdat hij meent verkeerdelijk meestal dat hij daartoe geen mogelijkheid meer heeft. Men begint steeds weer in de goede richting te gaan en te streven, maar men aarzelt. Men durft niet doorbijten. Men is bang voor de consequenties. Men wil zoals dat heet anderen geen pijn doen en men wil anderen niet storen of stoten door zijn eigen wijze van leven en handelen. Op zichzelf is dat heel aardig, heel begrijpelijk, zelfs aanvaardbaar. Maar men vergeet daarbij één ding; wanneer je alle dingen afstemt op de ander en het andere als iets different van het eigen ego en niet daarmee onmiddellijk verwant dan zul je juist daardoor het jezelf onmogelijk maken om te leven. Je vegeteert, je bestaat. En alles, wat in jezelf leeft als een droom, als een mogelijkheid, verzandt dus in je aanpassing. Wij zien, dat die vorm van geketend zijn aan de wereld op vele verschillende wijzen tot stand komen. Er zijn mensen, die aan wijsheid hechten. De werkelijke wijsheid is het vermogen om dwaas te zijn. Want daar, waar de rede faalt maar de innerlijke erkenning spreekt, wordt eerst de ware wijsheid geboren. Daar wordt de goddelijke waarheid in het ego geopenbaard. Op het ogenblik, dat de mens beredeneert en met zijn kennis probeert om een uiteindelijke vorm te geven aan hetgeen in en rond hem bestaat, zal hij daarentegen gebonden zijn aan zijn menselijk-redelijke vermogens. Breng dit nu eens over in de termen van het magisch denken. Zolang ik werk volgens datgene, wat redelijk aanvaardbaar is, kan ik geen resultaten krijgen. Op het ogenblik, dat ik die redelijkheid verlaat zónder daarbij voor mijzelf in een toestand te komen van absolute onwerkelijkheid kan ik bereiken. Esoterisch is dit precies hetzelfde. Zolang ik redelijk werk, is er ergens een remming. Ik kan mijzelf niet zien als eeuwig of onbeperkt met mijn redelijke middelen. Dat kan ik alleen gevoelsmatig, dat kan ik alleen innerlijk. Op het ogenblik, dat ik echter in staat ben om die innerlijke waarde, die erkenning ondanks, alle rede te laten prevaleren, ben ik in staat om mijzelf de goddelijke waarheid te erkennen Er zijn heel veel verhalen over befaamde mystici, esoterici, die geleid worden door stemmen. Laat ons eens denken aan Jeanne d’Arc. Wij kunnen dat wegverklaren; Dat meisje was hysterisch, ze werd gedreven door de problemen van haar tijd. Wat we niet kunnen verklaren is; hoe ze op de hoogte was van die problemen. Problemen, die - laat ons dit uitdrukkelijk EMK 1966 - 1967
31
Orde der Verdraagzamen stipuleren - zeker niet in die mate werden beseft door zelfs de landheer, op wiens bezit haar vaders hoeve gelegen was. Dus…. zij had iets. Dat iets is krankzinnig misschien. Een jong boerenmeisje, dat een leger aanvoert, is iets krankzinnigs, dat is onredelijk. Een meisje, dat een koning kroont, is iets onzinnigs. Zij kón echter die dingen waarmaken, en zij hééft ze waargemaakt. Zij heeft ze waargemaakt, omdat ze in staat was twee dingen te doen; alle rede en alle redelijke argumenten - ook van anderen - terzijde te schuiven, wanneer het ging om haar innerlijke waarheid. om zichzelf in dit geheel als onbelangrijk te zien. Het kwam er voor haar niet op aan, waar zij uiteindelijk terecht zou komen. Het ging haar niet om bezit. Het ging haar niet om eer aanzien of macht. Het ging haar om het waarmaken van een innerlijke droom. Ditzelfde kunnen wij zeggen voor vele grote zieners, of wij nu Hieronymus nemen, Intonius, Franciscus of anderen. Elk van hen heeft een droom. Hij maakt die droom waar door zijn verwerpen van elke redelijke beperking of elk redelijk argument. De wereld van de magie zowel als van de esoterie is een onredelijke wereld. En zij is meer dan dat. Zij is de wereld van de onbegrensde mogelijkheden. Op aarde projecteer je dat ver weg. Vroeger was Amerika het land van de onbegrensde mogelijkheden. En misschien is het over 50 jaar de maan. Omdat je er niet bent. Maar de onbegrensde mogelijkheid ligt in jezelf. En dat wil men niet erkennen. Laat ons proberen in deze korte les enkele regels te formuleren, die dan toch een klein beetje inhoud geven aan het misschien wat vage betoog, dat ik nu houd; Denken is slechts noodzakelijk daar, waar wij onze aanpassing aan de wereld zoeken en vinden. Zover het ons werkelijkheidsbesef betreft, hebben wij geen behoefte aan de rede maar aan de innerlijke erkenning. Al wat innerlijk werkelijk en volledig als waar wordt erkend, zonder voorbehoud en niet wordt onderworpen aan onze eigen persoonlijkheid, maar wordt beschouwd als staande op zichzelf en een eigen werkelijkheid vormende, wordt waar. Het zal door ons waar worden gemaakt, wij zullen daaraan echter niet bewust valledig deel kunnen hebben. Alle machten van hemel en aarde leven niet slechts buiten ons maar ook in ons. Voor zover zij in ons leven en bestaan, kunnen wij ze groeperen en hergroeperen. Wij kunnen de taken en verhoudingen veranderen. Daar voor ons - en dit geldt voor onszelf - dus in de eerste plaats de uiterlijke wereld de weerkaatsing is van de innerlijke wereld, kunnen wij ook in de wereld buiten ons alle dingen hergroeperen, mits wij dus innerlijk de waarheid erkennen en niet trachten een buiten ons bestaande en van ons onafhankelijke wet te stellen, te aanvaarden of te ondergaan. En dan kom ik met een laatste punt; De kern van alle bewustwording, alle esoterie, alle magie is gelegen in de ontkenning van het ik als een persoonlijkheid, en de erkenning van het ik als een wereld, die gelijktijdig deel is van een wereld. Door de veelheid van ons innerlijk wezen te erkennen kunnen wij vele levens gelijktijdig leiden, kunnen wij vele daden gelijktijdig volbrengen en beschikken wij over een veelvoud van de gaven, die wij in onze eigen wereld normaal menen te bezitten. Door deze veelheid van onze persoonlijkheid te erkennen zijn wij in staat onze capaciteiten aanmerkelijk te vergroten. Dit laatste is misschien voor u niet zo erg aanvaardbaar. De meeste mensen houden er niet van, als hun eigen heerlijke wereld wordt aangetast. Een wereld, waarin alle orde zo prettig is, waarin ze weten waar ze aan toe zijn, wat ze verdienen en wat ze bezitten. Maar de feiten liggen als volgt; Wat ik werkelijk heb, kan alleen ín mij liggen. Wat ik werkelijk doe, kan alleen vanuit mijn wéreld gebeuren, en niet vanuit mijn wil zonder meer.
32
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Alles wat buiten mij is als onzekerheid en door mijzelf als variabele factor te beschouwen, kom ik wel degelijk tot een droomwereld. En men zal mij dan zeer waarschijnlijk verwijten, dat ik net doe als menigeen, die in een vorm van gespletenheid of krankzinnigheid vlucht. Maar dat is niet waar. Want ik vlucht niet weg voor de wereld, ik word de wereld meester door deze gespletenheid. Wanneer u denkt aan uw eigen wezen en uw eigen persoonlijkheid, dan zult u zich realiseren, dat er in u verschillende wezens schuilgaan. Hoevelen onder u hebben niet het innerlijk debat gekend, waarbij zij enerzijds iets uitermate begeren en anderzijds zichzelf veroordelen, verwerpen en uitschelden. Hoevelen van u hebben niet aan de ene kant de wens gehad om nu direct door te zetten en te handelen en aan de andere kant veer die persoonlijkheid ontmoet, die zegt; lDat kun je toch niet doen. Zodat ze misselijk worden van zichzelf. Hoe vaak heeft u zelf niet die eigenaardige periode, dat u niet weet wat u wel en wat u niet wilt, omdat er in u tien stemmen tegelijk aan het woord zijn. We willen hier niet spreken over schizofrene persoonlijkheden. Helemaal niet. We spreken hier alleen over de normale verdeeldheid en gespletenheid, die in elke mens bestaan. Een verdeeldheid, die tot stand is gekomen, doordat hij uit zijn natuurlijk milieu is gelicht en in een kunstmatig milieu geplaatst, waarbij zeer vele tegenstrijdige eisen aan die mens gesteld worden. Zolang die mens probeert aan al die uiterlijkheden te beantwoorden, blijft hij in zich verdeeld. In deze strijd verteert hij zijn krachten. In deze strijd gaan zijn gaven teloor. En nu komen we bij de bijna krankzinnigen. De mens, die zich niets aantrekt van alles wat men leert en wat men zegt. We kunnen er velen vinden. Denk eens aan Albert Einstein bv. Of als u een ander wilt; denk eens aan de Curies. Aan Thomas Alva Edison. Allemaal mensen, die eigenaardig werden genoemd, om niet te zeggen halfgek. Vooral in het begin. Totdat ze resultaten hadden. Toen noemde men hen geniaal. Maar zij hadden met de krankzinnigen tenminste een ding gemeen; dat ze weigerden de beperkingen te erkennen van een wereld rond hen, die hen belette zichzelf te zijn en waar te maken, wat zij in zichzelf als juist en noodzakelijk voelden. Deze mensen wisten hun verdeeldheid en hun gespletenheid tenminste in een taakvervulling te overwinnen. Er zijn mensen geweest, die dit in hun gehele leven hebben overwonnen. (Maar dat zijn weinigen.) De overwinning van die verdeeldheid brengt je dus voor de innerlijke wereld met de totale kracht van de persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid moet één zijn met het heelal, dat hij in zich erkent. Want hij is zelf de bron ervan. Een God, die zijn schepping niet leefheeft, kan die schepping niet instandhouden. Een mens, die zijn innerlijk wezen niet volledig aanvaardt en liefheeft, niet alleen als ego, maar als cosmos is niet in staat die wereld werkelijk te doen leven. Daar is een enorme wereldliefde voor nodig. Een wereldliefde, die in de eerste plaats de innerlijke wereld betreft, maar die ongetwijfeld ook weerspiegeld wordt naar buiten toe. En dan heb je ook nog nodig een zekere mate van zelfkennis. Die zelfkennis behoeft zeker niet te gaan van begin tot einde. Iemand die alle incarnaties kan opsommen, die hij heeft doorgemaakt, weet waarschijnlijk nog minder over zichzelf dan een mens, die één ogenblik deze innerlijke cosmos hoeft beleefd. Het is in die cosmos, dat het ego als een creatieve godheid optreedt en spreekt tot zijn schepselen ook tot de mens, die in feite die cosmos is. Je spreekt tot jezelve. wanneer God tot je spreekt, dan ben je het zelf. Dan is het het ego, dat spreekt tot het onbegrijpend ik-je, dat zich alleen nog beperkt kan beleven. Wanneer God Zijn licht openbaart, dan is het het innerlijk ego (of superego zo u wilt), dat dit licht erkent, creëert, herschept in de eigen cosmos en projecteert. De hele magie, de hele esoterie leiden terug tot dit punt; het punt van de innerlijke cosmos. En in die innerlijke cosmos geldt; Al datgene, wat ik werkelijk en met geheel mijn wezen als juist ervaar, maak ik waar. Al datgene, wat ik in deze cosmos ten bate van die cosmos wil, is op het ogenblik dat ik wil, vervuld. EMK 1966 - 1967
33
Orde der Verdraagzamen Al datgene, wat ik erken in deze innerlijke cosmos, is op het ogenblik van de erkenning een volledige waarheid, die voor mij geldt waar ik ook ten, hoe ik ook ben. En nu kunt u begrijpen, waarom een magiër. zoveel vreemde dingen kan doen. Waarom een esotericus zoveel vreemde dingen in zichzelf beleeft. Misschien begrijpt u zelfs, waarom de ontmoeting met het ik zoals dit in bepaalde esoterische kringen de gewoonte is in de eerste plaats er een is van angst dan van aanvaarding en uiteindelijk van verrukking. Want je bent een totaliteit. Licht en duister, goed en kwaad, eeuwigheid en vergankelijkheid, ze zijn alle in uw eigen wezen bevat. Gebruik te maken daarvan, dat is eigenlijk de belangrijkste taak, die je hebt als mens. Te leren hoe je wat ín je leeft naar buiten toe concreet waar kunt beleven. Let wel, een ander zal het misschien niet precies zo beleven als u. Hij zal het anders zien en anders ondergaan. Maar dat is niet belangrijk. Belangrijk is het, dat het uit úw wezen wáár wordt. En belangrijk is het, dat de uitdrukking van uw innerlijke waarheid niet beperkt wordt door usances of gebruiken of iets anders. Dat zij primair staat. Eerst de uiting van mijn wezen. En waar die uiting er eenmaal is, zoveel mogelijk de aanpassing ervan aan mijn wereld. Ik kan vandaag zoals u begrijpt geen al te lange les geven en ik wil het dan ook hierbij laten. De volgende maal gaan we misschien op de oude materie nog eens wat verder. Ik wil u nu nog iets vertellen over deze gastsprekers. De eerste kent u allemaal. Hij heeft kort geleden een contact met deze wereld gehad. En hij heeft op zijn manier en voor deze groep in het bijzonder nog wel een boodschap, naar hij meent. Wij achten het een grote eer en een groot genoegen, dat deze lichtende entiteit met ons wil zijn. Na de pauze krijgt u te maken met een tweede spreker, van een - laten we zeggen - wat Levantijnse origine. En hij zal een toelichting geven voor zover dit mogelijk is op de juiste evenwichten en verhoudingen in het leven. Ik heb naar ik hoop door mijn inleidende les enige duidelijkheid geschapen ten aanzien van hetgeen deze spreker gaat brengen. Maar nu allereerst uw aandacht voor de spreker van de Orde, die bij u als ik me niet vergis nog steeds bekend staat als de pastoor. o-o-o-o-o-o-o Ja, ik had kort geleden nogal wat te doen op aarde en ik vilde van de gelegenheid gebruik maken om nog eens even voorbij te komen. Dat is een oude pastoorsgewoonte. Als je naar de post gaat, loop meteen eens binnen bij een van je parochianen voor een zegenend woord en een kopje koffie. Nu is de koffie mij helaas langzaam maar zeker ontgroeid maar het zegenend woord hoop ik ook vandaag nog wel te hebben. Weet u, wij vieren nu op het ogenblik de Adwent. Adwent is de herdenking van de tijd vóór de komst van Jezus op aarde. Dat doen we heel vroom met Adwentskransen en met Kerstkransen en met kaarsen en al wat erbij hoort. Maar in feite is de gedachte aan Adwent iets, wat je ook van binnen zou moeten weten, zou moeten kennen. Ik heb in mijn tijd zo weleens van die ogenblikken gehad van verwachting. Dan zat ik zo in mijn tuintje met de bloesempjes en de bijtjes, weet u wel, en misschien het glaasje wijn. En dan, op een gegeven ogenblik was het zo stil, dat ik dacht; Hé, nu moet er toch wat gebeuren, Nu moet er een wonder gebeuren. En als het dan niet kwam, dan was ik ergens van binnen een tikkeltje teleurgesteld. Kijk, dat is nu eigenlijk Adwent. We vachten op het wonder. O, u ook. Als u niet ergens hoopte op het wonder, zou u niet hier zitten. En elke keer denk je dan; Ja, nu zal het gaan gebeuren. En dan gebeurt het weer niet. Nou moet je maar zo denken; Het Joodse volk, Israël, heeft duizend jaren gewacht. En elke keer heeft het gedacht; Nou komt ie. En dan kwam hij weer niet. En toch is de Messias gekomen. Maar het gekke is, dat toen hij kwam, ze eraan voorbij hebben gekeken. Want ze verwachtten ten koning, een vorst, die de oude macht van Salomo veer zou opbouwen, die de tempel zou maken tot het middelpunt van de wereld. En in plaats daarvan kregen ze een jong opstandig Joodje, dat een hele hoop dingen zei, die voor de goegemeente vooral voor de welgestelde goegemeente allesbehalve aangenaam waren. 34
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Kijk, dat is een zeer punt natuurlijk. Wij wachten op het wonder. En ik heb later pas begrepen, dat het wonder vaak gebeurde, maar dat ik er niet op heb gelet. Ik verwachtte een engel Gods, die zou komen. En er kwam misschien alleen maar een roodborstje in de boom zitten. Maar als ik begrepen had, dat die vogel dat toegevoegde harmonische element was in die tuin van mij, dan had ik een ogenblik het paradijs, de volmaaktheid gezien. Maar ik zat te wachten of er misschien de een of andere heilige met een boodschap zou komen. Ja, die kwam niet, die had geen tijd, En zo gaat het nu met u ook. U zit hier bij elkaar. U verwacht een gastspreker. (Ja, ze hebben mij ook zo aangekondigd. Ik vind het niet eerlijk ik ben ook van de familie.) Maar van een gastspreker verwacht u nu de openbaring. Maar kan die openbaring er wel zijn? Het ligt niet in het totaal nieuwe, of in het geheel andere. Het ligt in de logische ontwikkeling. Het wonder van de geboorte van Christus in jezelf, het wonder waarop je wacht, dat is vaak een heel kleine toevoeging aan dat, wat al is. En dat wou ik nu juist vandaag nog even zeggen. Per slot van rekening, als je de tijd ervoor hebt, dan moet je ze gebruiken, heb ik altijd geleerd. De mensen kijken aan het wonder voorbij. Het wonder is niet wat ik u vertel. Het wonder is, dat ik er ben, en dat u mij beleeft ongeacht de omstandigheden, die zo heel eigenaardig zijn als een mens. Dat is het wonder. Maar dat begrijpt u niet dat is te klein volgens uw gedachten. Als ik hier een wolk van licht laat schijnen, dan zegt u; O, wat is het mooi. Maar als ik u het gevoel geef, voor een ogenblik u even laat delen in de goddelijke liefde die alles omvat, als ik even zeg; Jullie horen erbij begrijp dat nou, dan doe ik een veel groter wonder. Want de verbondenheid, die je in jezelf voelt, brengt je meer in contact met God dan alle lichtwolken en bazuinengeltjes. O, ik weet het wel, de mensen denken er meestal anders over. Zij willen een bewijs. Zij willen loon naar werken. En krijgen ze loon, dan zeggen ze; Is dat alles? Omdat ze niet begrijpen hoe kostbaar het is. Het is net als met een kind, dat je een diamant geeft. Dat zegt; Hé, is dat alles? Ik had een ons toffees willen hebben of babbelaars. Zo gaat het u vaak ook. Zelfs als ik hier zo rondkijk, dan zie ik er oude vrienden bij, die meer hebben gekregen, dan ze redelijk hadden kunnen verwachten. En ze zijn er toch niet helemaal tevreden mee, Ze hadden wat anders willen hebben. Kijk, dat is het beroerde. Voor ons is het hele leven Adwent, verwachting, verwachting. En dan bouwen we ons een droom op, waarbij we onszelf etaleren als een soort supergodheid, of een volgeling van God op de eerste trede achter de troon. Zo zal het zijn en anders niet. En wat nog erger is; wanneer we het niet krijgen, proberen we het soms te forceren. Dan gaan we net als Judas zeggen; Als ik hem verraad, dan zal hij wel tonen wie hij is. En zo verraden we onszelf en de gaven, die we krijgen. Het loopt tegen Kerstmis. Dat Kerstmis op zichzelf, och, het is een mooi feest. En vooral de nachtmis is altijd goed voor de collecte en het plaatsgeld. Maar het werkelijke Kerstfeest, dat is eigenlijk innerlijk. Dat krijg je niet met al die uitwendige middelen zonder meer. Nee, het Kerstmis, dat wij verwachten in die Adwentstijd, is eigenlijk de herhaling van een oud wonder. Het waar worden van het verhaal, dat je gehoord hebt. Maar dat kan niet. Jezus kan niet twee keer in een kribbetje geboren worden. Wie weet komt hij de volgende keer op de wereld met een ruimteschip. Of misschien komt hij wel als een engel. Of als een vreemde gedaante, die zweeft in de volken. Je kunt niet zeggen hoe hij terugkomt en wat hij is. Misschien is hij wel een hond of een katje. Wie zal het zeggen? Wie weet hoe het wonder zich aandient? We veten alleen één ding zeker het vonder herhaalt zich niet. En daarom moeten we zo verduveld oppassen. Als ik had begrepen wat dat ons roodborstje betekende, geloof me, lieve mensen, geloof me, dan was ik nu veel verder geweest. Ik zag het niet. En dat is hetgeen ik u nu vandaag op het hart wilde drukken; Let eens een beetje op de kleine dingen. Het leven is een wonderlijke grote machinerie. En wij denken, dat om daaraan wat te doen een nog veel grotere machinerie nodig is. Maar een korreltje zand kan genoeg zijn om de EMK 1966 - 1967
35
Orde der Verdraagzamen zaak stop te zetten. En een tikje, een heel onbelangrijk tikje, kan de werking van het mechanisme veranderen, Dat heb ik nog geleerd bij de linnenwevers. En ik kan u zeggen; Zo is het in het leven altijd. Kleine, onopvallende dingen, kleine onbelangrijke gebeurtenissen, waarvan je niet eens kunt zeggen dat is nou God, veranderen de hele teneur van je leven, de hele tendens. Die veranderen je hele benadering van het leven. Dat zijn de wonderen. En als je die als zodanig begrijpt, dan heeft het leven zin. Want dan is er niet buiten je iets redeloos, een noodlot dat je regeert. Dan roei je niet machteloos tegen de stroom op. Dan weet je waarom. Voor onze innerlijke harmonie is het niet zo belangrijk - als ik vroeger wel eens gezegd heb om alles klakkeloos te aanvaarden. Klakkeloze aanvaarding is nutteloos. Maar erkenning van God, van alle krachten die namens God werken, juist in die kleine, onbetekenende dingetjes ook al gaat het dan niet precies zoals je het hebben wilt, dat weten, dat is de harmonie erkennen, die er bestaat tussen jou en het hogere. Dat is de Christus erkennen, die in jouw leven herboren wordt. En dat is de gemeenschap erkennen met die wereld rond je, waarin die God als een schijnbaar onbelangrijk stof je alle werken van de mensen regeert. Dat is nou een Adwentspreek. Dat had ik vroeger niet moeten wagen, om het zo te doen, hoor, Nee, nee, dan had ik direct een tikje op mijn vingers gehad van de deken, misschien zelfs van de diocees. De werkelijkheid, die ik probeerde u duidelijk te maken, is een werkelijkheid, die u zelf moet zoeken. En laat ik u dan nog een keer aan het kerstverhaal herinneren. De langverwachte Messias, de vorst der wereld, de hersteller van Gods, wet en gezag op aarde, zoals men dat zag..... was een huilende kleine baby in een voerbak, in een als stal gebruikte grot, bij een betrekkelijk onbelangrijk plaatsje. En er was een jonge vrouw en er was een jonge man, verloofden, samen daarbij. En nou ja, die telden eigenlijk ook niet mee, want dat was maar de bourgoisie. Jezus was onbelangrijk. De verhalen maken hem belangrijk, met de Wijzen uit het Oosten en de kindermoord van Herodes. Maar toen Jezus geboren werd, toen waren de enigen, die er direct wat van vermoedden, de herders. Mensen, te stom om voor de duvel te dansen, alleen nog maar goed om op schapen te letten, die hadden het door. En alle anderen hebben het nooit geloofd. Ze hebben gezegd; Dat kind Jezus is verstandig. Een veelbelovende knaap, zeiden ze in de tempel op zijn 12-jarige leeftijd. Maar ze hebben niet gezegd; Daar staat de Messias. En toen Johannes de Doper Jezus doopte en eigenlijk zei, dat deze de Messias was, toen riepen de mensen wel hoera! Maar ze dachten niet nu komt hij ons vrijmaken. Ze zeiden alleens Gunst, dat is een nog veel interessanter prediker! Toen Jezus aan het kruis stierf en zo zijn eigenlijke troon besteeg, omdat hij zijn eigen leven op die wijze afrondde en voleindde, toen hebben ze niet gezegd; Daar hangt Gods apenbaring. Daar begint de nieuwe tijd; Toen hebben ze alleen gezegd; Het is afgelopen. Wat moeten we nou beginnen. Denk niet dat het iets bijzonders is, de mensen vergeten. Ze vergeten de werkelijkheid te zien. Als Jezus een dode opwekt, is Hij een groot genezer. Maar Messias is hij pas voor de Joden, wanneer Hij eenmaal koning is geworden in Jerusalem. Voor ons is het wonder heel vaak dat eigenaardige toeval, waardoor toch nog precies op tijd de zaak geregeld wordt. Dat is die gebeurtenis, die eigenlijk een beetje buiten de norm ligt en die toch ons leven anders maakt. En dan gaan we over tot de orde van de dag. En dat moeten we niet doen. We moeten begrijpen; Hier is een wonder gebeurd. En als we het wonder dan beseffen, dan begrijpen we die werking van God in ons. Dan weten we, dat dit een andere betekenis heeft dan wij misschien gedacht hebben maar dat we juist hierdoor anders zijn, anders worden, meer kunnen, meer bereiken zullen. En kunnen we harmonisch zijn. En als we in harmonie zijn met God, Christus in ons hart. Ja, nu zult u wel zeggen; Daar heeft hij de tijd weer zitten verknoeien met zijn preken. Maar dit moest me werkelijk van het hart. Want dit is een tijd van vele wonderen. En ik zie de 36
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
mensen er stekeblind en oost-indisch doof aan voorbijrazen. En dat vind ik zó jammer. In dagen, waarin God dagelijks spreekt tot de mensen, zien ze Hem niet en horen ze Hem niet. Daarom wou ik zeggen; Mensen, let wat op die kleine dingen, die kleine aanwijzingen. En je zult ontdekken, dat je leeft in een wereld van wonderen. En dan kun je God aanvaarden. Dan kun je ín jezelf een zijn met God. Nu, dat is alles is? En die oude gewoonte, die geldt nog steeds een beetje voor me. (het teken van zegening wordt gemaakt. Dat betekent eigenlijk niets anders dan; Wees gezegend in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Laat de totaliteit Gods je zegenen, je steunen en dragen en je zo helpen om waar te maken je eigen wonder van bewustwording en innerlijke hergeboorte. o-o-o-o-o-o-o Ik mag dan even de zaak een klein beetje voorbereiden. Zoals u weet hebben we deze keer een Nestoriaanse gastspreker, uit het verre verleden overigons. En zijn onderwerp zal zijn; geestelijke kracht, geestelijke werkingen. De wijze, waarop hij dit alles behandelt, zal u misschien hier en daar wat vreemd voorkomen, of schoon vaak die problemen wel te omzeilen zijn, omdat gebruik wordt gemaakt van beelden, die in de hersens van het medium aanwezig zijn. Ik hoop, dat u dus niet in de eerste plaats wilt zien naar de formuleringen, maar dat u even wilt letten op de sfeer. Dat is in de eerste plaats belangrijk. En in de tweede plaats; op de eigenlijke intentie van hetgeen gezegd wordt. Probeer ook niet het verder uit te leggen. U ondergaat het. Iedereen zal het op zijn eigen manier ondergaan, daar ben ik zeker van. leder zal er zijn eigen conclusies uit trekken. Doet u dat rustig. Het is geen kwestie voor debat; het is een kwestie voor aanvoelen. En dan geef ik nu het woord over aan onze gastspreker. o-o-o-o-o-o-o De kern van alle innerlijke bewustwording is de erkenning van God, zoals Hij werkt in ons wezen. Maar om dit tot stand te brengen zullen wij eerst onszelf moeten overgeven aan de Godheid. Leven betekent; existeren in het Goddelijke. Alles wat het leven omvat is een uitdrukking van de goddelijke existentie op een voor ons aanvaardbaar of beleefbaar vlak. Er is niets in het leven, wat niet deel is van het goddelijk bestaan en daardoor deel van het levende, dat als één totaliteit de uitdrukking is van de goddelijke scheppingswil. Wie zoekt naar de innerlijke krachten en de innerlijke waarheden, kan deze slechts vinden in de totaliteit en nimmer in zichzélve. Hij, die zegt ik ben, gaat ten onder. Hij, die erkent; in mij is het Zijn, leeft in het geheel. In jezelf draag je de hemel en de hel, draag je de kwellingen van de oneindigheid en de vreugden van het tijdloze. Om dit alles te beseffen moeton we allereerst zoeken naar het bewijs in onszelf. Een bewijs vinden is moeilijk. Want waar is God? Als ik in mijzelve zoek naar God, ontmoet ik achter alle werelden, die in mij bestaan, alleen een leegte. Als ik zoek naar eeuwigheid, vind ik in mijzelf alleen het vervlieden van de tijd, die met momenten wegvalt als het zand in een zandloper. Ik kan de dingen niet vinden. En het bewijs kan dan ook nooit voortkomen uit datgene wat ik ontdek uit datgene wat ik zelf gevonden heb. Eerder is het een ontwaken. Ontwaken als een kind, dat in zijn slaap naar een andere omgeving is gebracht. En als je de ogen opslaat, langzaam deel voor deel absorberend van wat er rond je is, tot de erkenning komt dit is een nieuwe wereld en er vreugdig en zonder voorbehoud deel van uitmaakt. Men heeft vaak gezegd, dat God vele dingen voor de mens verboden heeft. Men heeft gezegd, dat de Boom van Kennis verboden was voor Adam. Maar ik vraag mij af, waarom die boom er dan geweest is. Het verbod moet een doel gehad hebben. Zonder dat zou het er niet hebben bestaan. EMK 1966 - 1967
37
Orde der Verdraagzamen Het is aardig om te spreken over de slang, de verleider. En over het duivelse. Maar zelfs dit kan alleen bestaan hebben en macht gehad hebben, als het in de totale schepping zin had. Ik stel dan ook, dat het Gods bedoeling was, dat de mens zou eten van de verboden vrucht. Ik stel, dat het noodzakelijk was, dat de mens dit zou doen. Niet op Gods bevel, of zonder te beseffen wat hij deed, maar uit eigen wil of zwakte tegen de goddelijke wil zoals hij die kende in. Het is de eigen wil van de mens, die een rol speelt. Het lijkt, dat veel verboden is in de wereld. Maar het is alleen verboden voor de zwakke, voor hen die niet rijp zijn, die niet waardig zijn. Degenen, die de verboden vruchten plukken, betalen een hoge prijs, inderdaad maar een prijs, die het verworvene nog niet slechts ten dele kan vergoeden. Want zíet, Adam was een schepsel Gods, zo vertelt men ons. Onschuldig als de engelen, wandelend met God maar alleen bestaande krachtens het Goddelijke, niet waarlijk erkennende Gods hoogheid of eigen waarde. Adam at van de boom. En hij erkende wie hij was. Hij erkende wat God was. En het was deze erkenning, die hem er toe bracht om te werken, te verdienen in het zweet zijns aanschijns. Zo, zó, zijn wij gesteld in het leven. Niet de eeuwige tegenstanders van de slang, maar de overwinnaars van ons eigen onvermogen. De kennis, die wij zoeken, is niet de kennis der geleerden of der boeken, zoals de vrucht geen geleerdheid bracht maar besef. Beséffen moeten wij. En dit beseffen komt voort uit het ons bevrijden van onze gebondenheden. Wanneer je gelooft en getrouvelijk doet wat de priester zegt, dan ben je een schaap, en als schaap misschien waardevol, maar nimmer meer dan dat. Jezus hoedde de kudde volgens zijn gelijkenissen als een goede herder. Maar van zijn leerlingen maakte hij vissers van mensen. Wij kunnen natuurlijk als een blatende kudde ons overgeven aan de hoede van hen, die over ons gesteld zijn. Maar dan zullen wij niet zelf vinden. God heeft ons niet bestemd tot slaven, maar tot gezellen. Wanneer je in de innerlijke weg, in de esoterie, zoekt naar God, dan kun je gaan daar, waar men je gezegd heeft te gaan en je wordt niet werkelijk wijzer. Je verstikt in de veelheid van je kennis, maar je komt niet nader tot God. Maar je kunt ook de moed hebben om het onbekende te betreden de grenzen te doorbreken, die men je heeft gesteld of die grenzen nu kerk heten, of leerstelling of menselijke wijsheid of feitenmateriaal. Je kunt verdergaan in het onbekende land, dat ligt buiten de grenzen, die men zich pleegt te stellen. En het is buiten deze grenzen, dat je de nieuwe waarheid vindt. Je verlaat iets, wat een paradijs leek, maar je wint íets. Je wint je eigen waardigheid. Adam was geen mens, zolang hij in het paradijs was. Adam werd pas mens, toen hij uit het paradijs verdreven. De Christenen worden eerst waarlijk deel van de Christus op het ogenblik, dat zij hun schaapachtig volgen van de leider en hun dwaze dooltochten opgeven. En daarvoor in de plaats zelf de verantwoordelijkheid aanvaarden niet slechts voor het eigen bestaan maar ook voor anderen. Wanneer de schapen tot herders worden, zo worden de schapen tot mensen. En waar de schapen waarlijk tot mensen worden, worden zij waarlijk en eeuwig de gezellen van God. Het klinkt moeilijk, dit alles. En toch.... kan er een wijsheid zijn, die oneindig en onverbrekelijk is? Men roept tot u Jezus was God, Jezus was mens. Ik zeg u; Wat maakt het u uit wat hij was? Wat hij betekent, dat is een leidsnoer. Geen beperking van het leven, maar een nieuwe inhoud aan het leven. Jezus is niet de begrenzing van het bestaan binnen de goddelijke wil. Hij is het paspoort naar nieuwe, onbetreden werelden. Men zegt u; De kruisdood van Jezus is de verlossing door het bloed. Dat kan zijn voor velen. Maar ik zeg u; Hij was index, Hij was niet een verlossing van de zonde, hij was een verlossing van de dood. Niet zijn kruisiging maar zijn herrijzenis is het waarlijk belangrijke.
38
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Er is geen dood, Dat, dat mijne vrienden, is de kern van de esoterische waarheid. Er zijn geen grenzen. Er ligt rond je een oneindige wereld, een oneindige reeks van nieuwe belevingen en erkenningen, een oneindige reeks van nieuwe ontmoetingen met God in vele gedaanten. Zolang je blijft bij het gewende en het oude, kom je niet verder. Zo... breek de grenzen! Er zijn mensen, die menen dat je God kunt begrijpen. Dit zijn dwazen. Een God, die je begrijpen kunt, is meer mens dan degeen, die hem begrijpt... en minder machtig, Er zijn mensen, die zeggen dat het geheime woord kunt ontsluieren en ontsleutelen in jezelf, En zij vergeten, dat het maar één woord is uit een onbegrepen taal. Er zijn mensen, die zeggen dat het sterven en herboren worden de sleutel is van bewustwording. Maar ik zeg u, dat het leven de sleutel is van de bewustwording. Het leven, dat meer is dan u beseft,, een leven, dat geen einde kent, Misschien spreek ik te veel in de termen van een geloof. Laat mij dan trachten om buiten deze termen om de waarheid te zeggen. Zolang je als mens gebonden bent aan gewoonten - ook wanneer dit een gewoonte van denken, van bidden is - ben je als een dier, dat door zijn instincten gedreven wordt. Zodra je de gewoonte kunt doorbreken naar believen, ben je meester van jezelf. Eerst wanneer je meester bent van jezelf, kun je begrijpen wat het leven betekent. Leven betekent ook; verantwoordelijkheid dragen voor anderen. Leven betekent; zien wat er in anderen bestaat, zien wat er uit hen tevoorschijn komt. Dit alles is het begin, niet het einde. Eerst de mens, die vrij is in zichzelf, die de gewoonte aantrekt of aflegt als een gewaad, kan gaan werken met de realiteit, die in hem zelve leeft. Wanneer je de beelden, die je geschapen hebt in jezelf, terzijde kunt schuiven als een voorhang, dat voor het heilige van de innerlijke tempel hangt, kun je treden voor de ark, waar God is. Achter de sluier leeft de waarheid. De waarheid is moeilijk te dragen, maar je kunt je aan de waarheid gewennen, keer na keer haar ziende, keer na keer worstelende met haar. Je moet onbevreesd zijn Denk niet, dat de gewoonte alleen belangrijk is in uw denken. Wanneer ge leeft naar gewoonten, dan zult ge misschien dierlijk gezonder leven, maar ge zult ongetwijfeld onbewust leven. Wanneer ge eet, omdat de klok dicteert dat ge honger moet hebben, zijt ge een dwaas. En menigeen beseft dat in deze dagen. Wanneer ge leeft op een bepaalde wijze, omdat dat nu eenmaal zó is, omdat uw voorouders het hebben gedaan, zijt ge een dwaas. Want hoe kun je vrij zijn, wanneer je niet zelf uitmaakt of je conventioneel of onconventioneel zult handelen? Hoe kun je vrij zijn, wanneer je door de lichamelijkheden wordt gedicteerd? Hoe kun je het onbekende aanvaarden, wanneer je niet eenmaal het avontuur aandurft je te bevrijden van de vaste regels? God is gelijktijdig de volmaakte vorm en de absolute chaos. In den beginne was het Woord. En het is nog steeds diezelfde klank, die is, waarin de werkelijkheid van eigen wezen gevonden wordt. Niet in de ander en de echo van de ander maar in die ontzettende klank, die in de leegte van je eigen wezen soms opklinkt. Daar ligt het geheim. Niet in wat de wereld u doet, wat gij voor de wereld doet. En de wijze, waarop ge in dit alles dezelfde verborgen klank beseft, bepaalt of ge bewust zult zijn of niet. Bidden is goed. Maar hij, die bidt, erkent niet slechts dat hij de mindere is van God. Hij zegt ook tot God; Ik wil niet leven, doet Gij het voor mij. Wie zo bidt is een dwaas Je kunt de verantwoordelijkheid van je bestaan niet afschuiven op anderen, zelfs niet op God Je bent zélf. En door je zelf te zijn en gelijktijdig God als de je omvattende, de almachtige Kracht te erkennen, kom je tot de ware beleving van God en het bestaan zelf. Er zijn door mensen vele formules gevonden, waarmee zij trachten duidelijk te maken hoe je moet leven. Laat mij u zeggen, dat niemand weet hoe gij moet leven. De deugd van heden is de zonde van morgen. En het bewustzijn van heden is de domheid van morgen. De geleerde ontdekking, de triomf van het redelijk en wetenschappelijk denken van vandaag, is het EMK 1966 - 1967
39
Orde der Verdraagzamen bijgeloof van een volgende eeuw. Vergeet dat nooit. Deze dingen zijn geen vaste waarden. Maar gíj zijt een vaste waarde. En gij leeft. Gij leeft door de tijden heen. In vele vormen en gestalten bestaat ge. Zolang ge geketend blijft aan uzelf, aan uw wereld en niet durft uitgaan in het onbekende en het nieuwe, zult ge blijven wat ge geweest zijt. Tot er misschien een einde der tijden komt. Schijnbaar eeuwig en onveranderlijk is de kringloop. Maar wie Waarlijk bewust streeft, wie steeds weer zoekt in zich iets van het nieuwe, van het niet-tot-het-ik-reeds-behorende of in de wereld erkende te vinden, hij komt steeds een schrede dichter bij de totale werkelijkheid. Voor hem wordt het een gaan langs een spiraal van levens, die en vaak sneller dan men vermoedt uitmondt in de Bron van alle krachten. Daar, waar de zeven Zonen samen zijn en vormen het totale Licht, daar hoort de mensenziel thuis. Daar is hij waarlijk zich zelve. En daar is hij mét de Zonen Gods gezel Gods; ook kracht Gods. Hoog is onze eindbestemming, maar wanneer wij zoeken haar te vinden langs onze wegen, wanneer wij zoeken haar te vinden binnen de beperkingen die bestaan, zo ontzeggen wij onszelf datgene, wat ons is toegekend als ons recht, wat ons is gegeven als een taak en een bereikingsmogelijkheid Laat ons niet versagen, wanneer wij geconfronteerd warden met Gods toorn en liefde gelijktijdig. Want waarlijk, toen Adam at van de boom, vervulde hij Gods wil door zich te onttrekken aan een onsterfelijkheid, die gelijktijdig een statisch bestaan betekende. Hij werd mens en vond in het menszijn de sleutel om tot bewust, waarlijk beseffend gezel te worden van zijn Schepper. Wij zullen onze zielen zien versmelten tot er slechts één mens is, die staat naast één God, en tot Deze zeggende niet meer Vader, maar;Zie, Heer, hier is Uw wezen, opgaat in het Oneindige. Dat is de hemel in zijn uiteindelijke vervulling. Dat is de mens in zijn uiteindelijke bestemming. Dit is voor mij de kern van al, wat men esoterie noemt. En voorwaar, ik heb kennis gemaakt met de riten van velen. Ik heb de altaren gezien en de Profeet. Ik heb de strijd gezien tussen hen, die zich rechtgelovig noemen. En nergens heb ik waarheid gevonden dan in dit ene; In de veelheid van levens vervul ik mijn bestemming. En, vrijelijk uitgaande buiten de grenzen, die mij gesteld schijnen, groei ik, totdat ik in staat ben mijn Schepper te aanvaarden en te zien. Men verzocht mij u iets te zeggen over esoterie. Welaan dan, dit is míjn esoterie. Ik zeg niet, dat dit de enige weg is, of dat dit de enig juiste waarheid is. Maar wel zeg ik u, dat ik weinig andere wegen, ken, die waarlijk tot het doel voeren, dat men zich stelt; De Eeuwige erkennen. Want wie slechts gaat tot de grenzen, die hem gesteld zijn, hij zal nimmer zo ver gaan als zijn vermogen reikt. En wie tekort schiet tegenover zichzelve, schiet zekerlijk tekort tegenover de taak, die zijn leven is en de God, Die hem geschapen heeft. Nummer 5 Esoterisch Magische Kring 10 januari 1967 Wij zullen deze avond allereerst een pauzeren, waarna u een andere spreker voor u een bijzondere gastspreker te datgene, dat door een van de leden van
korte les hebben. Daarna krijgt u gelegenheid tot te beluisteren krijgt. Wij zijn er helaas niet in geslaagd vinden. Maar ik ben er toch van overtuigd dat ook de Orde wordt gebracht, voor u interessant zal zijn.
Wij zijn met onze lessen gekomen aan het punt, waarbij de mens zijn innerlijke cosmos confronteert met de cosmos buiten hem. Daar vinden wij de grote moeilijkheid van de identificatie. Onze innerlijke wereld wordt bepaald door onze voorstellingen. Datgene, wat wij in onszelf creëren, is het product van hetgeen wij in onszelf weten, kennen en vermoeden. De wereld buiten ons, de cosmos buiten ons, beantwoordt daar zeker in het begin niet volledig 40
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
aan. Er zijn echter enkele compenserende waarden, want wij behoren tot de totale cosmos. Misschien kunnen wij het eenvoudig zo uitdrukken Wanneer wij de eeuwigheid voorstellen als een bol, is de mens een segment daarvan, en zijn stoffelijk bestaan is een punt op de buitenlijn van dit segment. Hij bevat dus in zichzelf de totale realiteit, voor zover die voor zijn persoonlijkheid kenbaar en mogelijk is. Naarmate wij dus dieper doordringen tot de werkelijkheid van ons eigen wezen, dringen wij ook meer door tot de totaliteit van de mogelijkheden, die voor dit wezen bestaan. De aanvulling van ons denken, die op deze wijze tot stand komt, is vooral in het begin incidenteel en zelfs irrationeel. Wij zullen dit als mens meestal verwerpen, daar wij gewend zijn met een zekere rationaliteit, aangepast aan onze beschaving, onze cultuur, ons geloof, het geheel van het Zijn te benaderen. Maar wanneer wij doordringen in het innerlijk ik, dan komen er allerhand facetten tot ons, die wij eigenlijk niet kennen. Zij kunnen behoren tot ons verleden, tot de toekomst, zij kunnen niet-gerealiseerde mogelijkheden van ons eigen bestaan omvatten. Alle persoonlijkheden, alle krachten, alle wezens, die wij daarin ontmoeten, zijn - ik zou haast zeggen - uit de aard der zaak de relaties, die tussen het ik en het verdere in de schepping bestaan. Elementen als tijd en duur spelen voor ons daarbij geen rol. En juist hierdoor wordt het voor ons zeer moeilijk een menselijk redelijk concept te vormen, waarin toch die totale innerlijke ervaring kan worden weergegeven. Van een esoterische lering moet je echter aannemen, dat ze ook uitgaat van de mens. Het is misschien gemakkelijker om te spreken over al die dingen, die de mens niet eigen zijn en die in feite zich aan zijn persoonlijke bewustwordingsmogelijkheden en vooral aan zijn redelijke vermogens onttrekken. Maar de mens is nu eenmaal beperkt. En wanneer wij dus in het innerlijk proces de erkenning, hebben gevonden, dat wat wij ín onszelf creëren buiten ons (voor onszelf, dus niet voor anderen) tot aanzijn komt, dan hebben wij voor het eerst geleerd, dat het wereldbeeld een variabele factor is. Datgene, wat wij vanuit ons wezen in het wereldbeeld a.h.w. injecteren of inleggen, wordt onze werkelijkheid. En hiermede is dus voor ons de mogelijkheid geschapen ons gehele leven en ook ons gehele bewustzijn steeds meer te richten op het Goddelijke, zonder daarbij de feiten uit het oog te verliezen. In vele gevallen lijken godsdienst, esoterie e.d. niet veel meer dan een soort bestaansrationalisatie. Wij moeten nu eenmaal het feit verklaren, dat wij de eindigheid van ons bestaan niet kunnen aanvaarden. Wij moeten de zin en de superioriteit van ons wezen verklaren en hebben daarvoor een creërende godheid nodig. Zodat redelijk gezien alweer deze dingen eigenlijk ergens dubieus gaan worden, vraagwaardig. Wanneer ik in mijzelf ga zoeken naar God, zo zeg je dan, zoek ik dan eigenlijk niet naar de bevestiging van mijn eigen wezen, de belangrijkheid van mijn bestaan? Maar dit is menselijk. En ik kan als mens toch niet leven zonder een bepaalde vorm van geloof. Al is het maar het geloof, dat ik geen enkele medemens kan vertrouwen, of dat een bepaalde maatschappelijke vorm voor alle mensen uiteindelijk heil zal brengen. Omdat ik een geloof nodig heb en zonder enige vorm van geloof toch niet kan bestaan, kan ik dus ook aannemen, dat God zich aan mij openbaart in alle dingen. Dat is niet volkomen reëel. Wanneer een kikker op een blad zit te kwaken en ik zeg; dat is God, dan is dat kolder. Maar wanneer ik besef, dat daarin een deel van die goddelijke kracht is, dan zal in mij (een transformatieproces dus eigenlijk d.m.v. besef, gedachten en emotie) in die kikker God kenbaar worden. En dat kan ik doen met een boom, dat kan ik doen met een wolk, dat kan ik doen met een mens, dat kan ik met elk verschijnsel doen, dat voor mij kenbaar is. Wanneer ik God rond mij zie, dan werkt dit t.a.v. mijn wezen, zoals ik dit ken, als een soort zoeklicht. Ik sta ineens in het voetlicht. Aan alle kanten dringt licht tot mij door. De normale zelfverhulling en zelfbegoocheling, die de mens eigen is, maakt plaats voor de noodzaak het ik te reduceren tot datgene, wat werkelijk en voortdurend te handhaven is. Anders is een contact met die Godheid niet meer reëel mogelijk. Dan heb ik niet alleen maar een Godheid, dan heb ik absoluut een duivel, een demon nodig. Dan kan ik niet alleen in alle dingen leven of licht zoeken dan moet ik in die dingen ook dood en duisternis zoeken. Want dood en duisternis zijn EMK 1966 - 1967
41
Orde der Verdraagzamen ook innerlijk de elementen, die ik nodig heb om voor mijzelf a.h.w. mijzelf te bemantelen, mijzelf te verhullen, te vermommen. En daardoor kun je als weer en van de regels in het esoterisch proces zeggen; De godserkenning in alle dingen rond mij is een willekeurig en misschien onjuist proces. Het heeft echter tengevolge, dat door mijn beleving van die God mijn voorstelling van die God, het beeld dat ik mij van het ik maak, steeds duidelijker, steeds concreter wordt. Zelfkennis is het resultaat. Dan volgt als tweede regel; Naarmate mijn ogenblikkelijk ik in zijn werkelijke betekenis en mogelijkheden mij duidelijker en concreter bekend wordt, zal ik mede erkennen, dat daarmede aan de ikheid zowel in haar potentie als haar behoefte niet is voldaan. Ik kom tot een erkenning van een verlenging van het ik, die in deze tijd in deze vorm niet aanwezig is. Er ontstaat een besef van de verdere persoonlijkheid. Dit besef van de verdere persoonlijkheid is in het begin ook projectie. Maar omdat het voortdurend in harmonie moet blijven met het beeld van God in alle dingen, zal het vanzelf gedefinieerd blijven tot datgene, wat ik werkelijk erken als het mijne. En zo ontstaat dus een eeuwigheidserkenning van het ego, maar nog steeds van buitenaf begrenzend. De begrenzende erkenning van het ego heeft dus niets te maken met de scheppende werking, die daarin plaatsvindt. Ik kan daarin nog steeds mijn particuliere cosmos opbouwen. Al hetgeen ik besef, reproduceer ik er a.h.w. in. Maar ik heb nu door het erkennen van de begrenzing de noodzaak gekregen om alles in een juiste relatie te stellen. Ik kan niet meer God in alle dingen zonder meer erkennen. Ik kan God in de dingen alleen erkennen wanneer er een verband bestaat. Ik kan mijzelf met al mijn eigenschappen en mogelijkheden beseffen, maar ik kan dit niet meer doen zonder dat er een verband tussen deze dingen bestaat. Je leert de samenhang van je persoonlijkheid kennen. En misschien is het wel heel wat belangrijker de samenhang van je persoonlijkheid te kennen, dan ingewijd te worden of zo. Want wie de samenhang van het ego kent, leert de tijdloze elementen, die in het ik aanwezig zijn, hanteren en gebruiken binnen de tijdgebonden uiting, die de ogenblikkelijke ik-vorm vertegenwoordigt. Een derde punt, dat uit dit alles voortvloeit, is wel dit; Naarmate ik in mijzelf de juiste samenhangen en relaties beter erken, zal ik mij niet alleen meer bewust zijn van hetgeen zich in mijn wereld voor mij afspeelt. Maar ik zal ook juister beseffen welke mogelijkheden daarin voor mij bestaan en welke waarde een gebruik van die mogelijkheden voor mij heeft. Ik krijg de wijsheid, waardoor ik juíst kan ingrijpen en mij - waar ik toch geen resultaat kan boeken of een resultaat voor mij verkeerd zou zijn - van een ingrijpen onthoud, zelfs wanneer de situatie voor mij niet zo aangenaam is. Wij krijgen een optimale mogelijkheid tot actie. Wij krijgen innerlijk een optimale mogelijkheid tot juiste erkenning der situatie. En daarmede innerlijk een juister omschrijving van hetgeen voor het ik wordt gevoeld als het doel van het leven. Deze punten (en dat moet u heel goed begrijpen!) hoe nuchter en hoe logisch zij ook mogen klinken hangen ergens te zweven. Zoals alles, wat met de geest samenhangt voor de mens, ergens hangt te zweven. Het is niet redelijk bewijsbaar. Maar wel is bewijsbaar, dat je langs deze weg kunt komen tot een maximale prestatie, tot een groter innerlijke vrede, een grotere veerkracht, een groter geluk. En ik geloof dat alleen al het feit, dat langs de esoterische (dus innerlijke) weg een groter begrip voor en een juister gedrag tegenover de uiterlijke omstandigheden bereikbaar is, dat dit feit aantoont, dat het waardevol is. Wij zijn geneigd ófwel de meer abstracts waarden, die in de innerlijke wereld zo’n grote rol spelen, geheel te verwerpen en te ontkennen, danwel ze a priori en volledig als bestaand aan te nemen. Ik geloof dat geen van beide benaderingen juist is. Wil ik een juiste benadering vinden van het onverklaarbare in mijzelf, dan zal ik moeten proberen elke benadering, die voor mij niet nuttig, niet effectief is, te kennen en terzijde te stellen.
42
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Dat is niets nieuws. In de oude esoterie gebruikt men een slot met zeer vele bruggen en zeer vele poorten. Maar slechts één ervan voert naar de werkelijke binnenplaats, naar het kasteel zelf. Op een soortgelijke wijze kunnen wij heel vaak een projectie krijgen, wanneer wij proberen op een bepaalde wijze ons innerlijk en onze innerlijke kracht aan onszelf te bewijzen. Dat betekent niet, dat er geen benadering is. Het houdt slechts in, dat deze benadering althans voor ons onjuist is. En daarmede kom je terug naar iets, wat eigenlijk veel meer praktijk is dan men denkt. Want esoterie is ook praktisch. Zij blijft niet alleen staan bij de vage theorieën en de hoge filosofieën. Zij is een directe verandering van de mens in zijn milieu en daardoor ook een wijziging van zijn reactie op het milieu en zijn betekenis binnen dat milieu, volgens de huidige maatstaven. Je kunt niet innerlijk veranderen en uiterlijk gelijk blijven. Je kunt niet innerlijk iets beseffen zonder het op de proef te stellen en het ook daadwerkelijk als juist te bewijzen. En juist hierdoor zal esoterie bepaalde gevaren in zich kunnen bergen. Een van de grootste gevaren, die de esotericus ontmoet, is wel de verwerping der dingen. Al datgene, wat ons niet aanspreekt, wat voor ons niet onmiddellijk lichtend, zuiver, aanvaardbaar wordt, plegen wij af te doen als behorende tot het duister. Dit is niet alleen een selectieproces, het is een eliminatieproces. Want wanneer wij op deze manier beginnen onze innerlijke werkelijkheid te benaderen, dan zullen wij niet alleen een aantal dingen moeten afwijzen, wij zullen voortdurend meer afwijzen. En dan blijft alleen het bestaan over. Dat is op zekere manier een bereiking. Wij hebben dan God bereikt door al het andere te elimineren. Maar wij hebben gelijktijdig elke mogelijkheid en elk besef van ons eigen wezen evenzeer teniet gedaan. En dat is niet de bedoeling. Daarom zal een esoterische benadering nooit kunnen uitgaan van een verwerping. Ze zal moeten uitgaan van een aanvaarding van alle dingen. Ze moet beseffen, dat al wat bestaat een eigen zin en een eigen betekenis heeft. En ze mag voor zichzelf dan wel de waardering voor het ik vaststellen maar ze mag zelfs die waardering niet als blijvend en onveranderlijk voor zich noteren. Dat klinkt moeilijk. Maar u moet begrijpen dat een mens zelfs een mens, zoals die op aarde leeft eigenlijk ‘n samenstelsel is. Er is niet één persoonlijkheid. Er is zelfs niet één geloof. Er is niet één Godsbegrip. Er is in u een conglomeraat van Godsbegrippen. Er is in u een veelheid van persoonlijkheden, al dan niet onmiddellijk kenbaar. Er zijn in u vele eigenschappen onderdrukt. Andere eigenschappen zijn veel meer geprononceerd, dan hun werkelijke waarde in de persoonlijkheid eigenlijk aanvaardbaar zou maken. U bent naar buiten toe en zoals u leeft niet waarlijk uzelf. En dat is alleen materieel. Dan komt daarbij uw geestelijk bestaan. In dat geestelijk bestaan spelen natuurlijk incarnaties een rol, maar ook sferen en werelden. Er zijn contacten met wezens, die u op aarde nooit gezien hebt en die u als mens nooit zou kunnen herkennen en die toch voor u evenzeer belangrijk zijn als uw vader of uw moeder, uw broeder of uw zuster. Er zijn lichtwezens en er zijn duistere krachten. U kent misschien krachten uit de hemel, maar u kent ze zeker ook uit de sferen, die u hel pleegt te noemen. U bent een mengelmoes En wanneer wij in dat mengelmoes dan beginnen te verwerpen, dan weet je niet meer wat er overblijft. Er zijn natuurlijk wel methoden, waardoor je naar buiten toe en prettig resultaat krijgt. Net als in bepaalde vormen van geestesziekteverzorging, waarbij men om de patiënt rustig te krijgen prefrontale lobotomie toepast dus een deel van de hersenen uitschakelt. Het resultaat is, dat een aantal waarden in de persoonlijkheid wegvallen. En dat die persoonlijkheid misschien meer aanvaardbaar en zelfs meer dociel wordt, en dat hij gelijktijdig onverantwoordelijker en onevenwichtiger wordt. EMK 1966 - 1967
43
Orde der Verdraagzamen Onze esoterie is de groei naar een innerlijke, een evenwichtige persoonlijkheid. Wij kunnen geen innerlijke cosmos hebben, die niet evenwichtig is. Dan explodeert ze. Wij kunnen geen onevenwichtige Godheid in onszelf erkennen. En dergelijke Godheid zou ons en onze wereld vernietigen. Wij moeten evenwichtig groeien. En omdat wij deze evenwichtigheid van node hebben, hebben wij de erkenning van alle dingen van node. Juist omdat veel van onszelf, dat wij níet erkennen, aanwezig is in datgene, wat wij dan nog niet begrijpen of wat wij eigenlijk niet kunnen aanvaarden. Niet voor niets wordt wel eens gezegd, dat de mensen die zonden bij anderen het sterkst veroordelen, die zij ín zichzelf door hun begeerte het sterkste vrezen. Zo is het met u. U kent uzelf niet. Wanneer u veroordeelt, veroordeelt u uzelf. Wanneer u ontkent, ontkent u uzelf. Wanneer u elimineert, dan elimineert u delen van uzelf. Wat blijft er dan over? Je moet jezelf kennen als een volledig wezen. En dat kun je alleen maar in een volledige aanvaarding. Let wel, die volledige aanvaarding betekent niet, dat u elk criterium voor uzelf terzijde behoeft te stellen. Het betekent alleen, dat u in alles de goddelijke waarde probeert te beseffen en te zien. Want wanneer ik in licht en duister God vind, dan kan ík pas het licht en het duister vinden, dat nodig is om mijn eigen cosmos te scheppen. Wanneer ik goden en demonen gelijkelijk kan aanvaarden en daarin God en Zijn scheppende werking zien, dan kan ik eerst in mijzelf het geestelijk evenwicht scheppen, dat noodzakelijk is om uit mijn creatie in mijzelf een beeld te maken van datgene, wat buíten mij staat. Met dit alles lijkt het misschien, of esoterie onbereikbaar is. Neen, ze is zeker niet onbereikbaar. En ze is zelfs niet moeilijk. Wat moeilijk is, dat is het concept dat ermee verbonden is; het begrip van niet verwerpen. Het begrip van algemene aanvaarding. Het begrip ook van algemene en niet-selectieve herschepping in jezelf. Dat zijn de dingen, waar de mens geen raad mee weet. Maar de esoterie is eenvoudig genoeg. Ik denk. Ik droom. In mijn gedachten, in mijn droom spreken niet de krachten, die mij stimuleren tot de droom of de gedachte. Daarin spreek ik zelf. Wanneer ik mijzelve zie een acteur misschien in het gewaad van duizend dromen, een spreker, vermomd achter de gedachten van duizend denkers dan leer ik toch mijn eigenschappen kennen. Er is altijd weer het repeterende, het zich herhalende, dat overal in speelt. Dat altijd terugkeert. Dat persoonlijk accent. Ik moet leren niet te letten op de rol die wordt gespeeld, maar a.h.w. op het manierisme, op de eigen gestalte van de acteur. Ik moet niet letten op de filosofie, die wordt gebracht, ik moet letten op de spreker, op het timbre van zijn stem, op de gewoonte van intonatie. En dat is eenvoudiger dan u denkt. Wanneer u luistert naar een radio, of wanneer u misschien tussen een menigte mensen bent zelfs, dan hoort u een stem. En dan verstaat u niet wat er gezegd wordt, maar u zegt onmiddellijk, dat is die. En u ziet het beeld erbij. Zo, op diezelfde manier, moet u uzelf leren erkennen. U moet leren uit al deze gedachten die u omringen, uit al deze rollen die u speelt voor uzelf en de wereld, het element te vinden, waardoor u op een gegeven moment zeg; Hé, dat ben ik. Eenvoudig genoeg. Je zou het in regels kunnen gieten. Misschien dat het dan gemakkelijker is. U bent tegenover de wereld en tegenover uzelf nimmer waarlijk uzelf. U speelt voortdurend een rol. U herhaalt voortdurend elementen, gedachten, die u niet toebehoren en u niet eigen zijn. Erken hetgeen, dat daarin steeds weer gelijk blijft, en ge hebt het eerste punt van contact met uw werkelijk ik gevonden. Je hebt een streven. De wijze, waarop je streeft, is in vele gevallen compensatie voor iets anders. Let daarom niet op de wijze, waarop je streeft, op wat je doet en zelfs op wat je wilt doen maar op de achtergrond daarvan. Is het misschien een zoeken naar communicatie, naar verbinding? Is het misschien een zoeken naar erkenning? Is het misschien alleen een zoeken naar zelfbevestiging? Probeer dít te erkennen in uw leven. Het is de motiverende kracht van uw ego. Dit is hetgeen al, wat onder punt 1 wordt genoemd, redigeert. Wat gelooft u? Hoe gelooft u? Bedenk dat de God, waarin u gelooft, nimmer de ware God is. Het is altijd uw projectie van uzelf in een godheid. Het is uw zelfrechtvaardiging. Het is de Deus ex machina, die moet ingrijpen waar u tekortschiet. Maar in welke God gelooft u? Tot 44
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
welke God roept u, wanneer er geen andere wegen meer openstaan? Dat is het deel van uw wezen, waarin zonder dat u dit misschien bewust beseft de grootste krachten zijn gelegen. Zoek uw kracht in die richting. Wanneer u streeft, probeer juist dat element, dat u in die God verwacht en verlangt (of dat nu genade is of rechtvaardigheid of wat anders) te stimuleren. U zult ontdekken, dat u alleen met deze drie punten uzelf waar hebt gemaakt. En dat u alleen hiermede het werktuig hebt om een esoterisch streven waarlijk te beginnen. Want wanneer het streven naar buiten toe, wanneer de erkenning in jezelf eenmaal maar een paar basispunten heeft, een steunpunt in een werkelijkheid die verdergaat dan de menselijke illusie, dan kunnen we de eeuwigheid bereiken. En vandaaruit gaat alles vanzelf. Het is als het bouwen van een muur. Het uitzetten van het eerste trace is moeilijk. Het is moeilijk misschien om eerst te zorgen, dat je ergens een loodlijn kunt hangen, zodat de muur recht blijft. Maar dan is het voegen van steen na steen op den duur een routine. En zo is het met het innerlijk leven, zo is het met de esoterie eveneens. De innerlijke wereld bouw je door steen op steen te voegen Geloof dat. Die innerlijke wereld bouw je, totdat je in jezelf dezelfde machten erkent en bezit, die in de buitenwereld bestaan. Tot in jezelf een God is, die je buiten je voortdurend ontmoet. Tot er niet meer de vraag is; Spreek ik nu tot mijzelf? Of is het God, die spreekt tot mij? Maar de zekerheid er is; Hier spreek ik tot mijzelf. Maar tot mijzelf sprekende, openbaar ik mijzelve God. Dat is de kern van esoterisch streven. Ik geloof, dat ik met deze les eigenlijk zou kunnen besluiten. Maar ik wil er nog iets aan toevoegen. Een soort appendix, die dan desnoods ook verwijderd mag worden, als hij lastig of pijnlijk zou zijn. En dat is deze; Zoekt u de esoterie eigenlijk niet en zelfs deze esoterische kring omdat ze prestige geeft? Omdat ze hoog is? Denk er eens over na. Als u alleen het hoge zoekt, zult u nooit iets bereiken. Om het hoge te bereiken moet je met het lage beginnen. Om God te bereiken moet je beginnen bij de materie en nog lager. Dit is geen verwijt. Ik vind het prettig, dat u hier bent. En ik hoop, dat al hetgeen ik zeg voor u enige betekenis heeft. Maar denk er eens over na. Is het nu een prestigekwestie? Is misschien een groot gedeelte van uw esoterisch streven een prestigekwestie? Is uw magisch zoeken een ontvluchting van uw angst voor eigen onvermogen? Laten we dan alstublieft terugkeren tot de beginselen. De basis van alles, wat je kunt bereiken en wat je kunt doen en dat is onmetelijk veel ligt allereerst in wat je bent. Niet in wat je zou willen zijn. De basis van de cosmos, die je opbouwt in jezelf, is nooit een droom, maar het is de steeds sterker wordende realisatie van de feiten. Onttrek u niet aan de feiten, vrienden. Ook niet aan de feiten omtrent uzelf. En wanneer u tot de conclusie komt, dat u misschien te veel prestige zoekt en te weinig werkelijkheid, vraag u dan af; waarom? vraag u af waarom dan leert u iets. Alleen als je jezelf leert kennen zoals je bent, met de motieven die je nu hebt, dan kun je in jezelf een waarheid opbouwen, die waarlijk de openbaring Gods is. o-o-o-o-o-o-o-o Bij gebrek aan hoge gasten is het mijn taak vandaag met u wat te spreken over zaken van esoterie en magie; kortom die zaken van de geest, die zich aan het normale leven plegen te onttrekken. Er zijn enkele begrippen, die men in het leven voortdurend hanteert zonder ze in feite ooit te kennen. Eén daarvan is vrede. Vrede is niet zoals de mens denkt een toestand van stilte of stilstaan. Het is een toestand van evenwicht. Het evenwicht in de cosmos wordt voortdurend bewaard. En er is geen ogenblik, waarop wij kunnen zeggen, dat er ergens in de cosmos een absolute onevenwichtigheid heerst. Wanneer het geweld op het ene punt toeneemt, zal op een ander punt de rust toenemen. Wanneer hier de armoede toeneemt, vormen zich ergens anders de rijkdommen. En zo zal het altijd blijven.
EMK 1966 - 1967
45
Orde der Verdraagzamen Voor ons is dit principe misschien ook geestelijk wel belangrijk. Wij zoeken in het leven altijd weer voor onszelf de vrede te vinden. Ofwel het geluk een meer positieve uitdrukking, die in feite ongeveer hetzelfde inhoudt. Maar wat is eigenlijk het vinden van vrede of het vinden van geluk? Dat is het stellen van compenserende waarden. Je kunt heel veel dingen compenseren. Het is uiteraard duidelijk, dat je heel veel kunt doen, waardoor het leven wat anders wordt. De moeilijkheid is, dat de mens meestal handelt voor morgen en dan handelt op grond van hetgeen hij gisteren heeft ervaren. En daarmede heeft hij de vrede onmogelijk gemaakt. De vrede is a.h.w. een toestand, die alleen vandaag gewonnen kan worden mot de waarden van vandaag. Het evenwicht moet vanuit een menselijk standpunt elke dag opnieuw gewonnen worden. Het is niet een blijvend bezit, het is ook geen toestand waar wij heen leven. Het is iets, wat wij voor een ogenblik waar maken. En dat is dus in feite eerder een magisch principe dan een zuiver esoterisch. Wil ik nu met die vrede werken, dan kan ik een paar simpele regels gaan gebruiken. Ik ben vandaag niet degeen, die ik gisteren was. De wereld is vandaag niet gelijk aan de wereld van gisteren. Wanneer ik mijzelf vandaag besef zoals ik vandaag ben en ik handel volgens datgene, wat ik vandaag ben, zo zal ik de vrede van vandaag bereiken. Heb ik vandaag vrede gevonden, dan zal ik misschien daaruit morgen de kracht vinden om de vrede van morgen te winnen. Maar ik zal ze steeds opnieuw moeten winnen. Daarbij zit dus die eeuwige wet van compensatie die eeuwige wet van het doen samenwerken der krachten. En als je voor jezelf eenmaal een kracht hebt, dan ben je meestal geneigd om die als de enige of als de enig juiste te zien. De doorsneemens houdt er niet van om een tegenwaarde te scheppen tegen zichzelf. Wil je met magie werken, dan doe je dit wel. Wanneer je bv. een demon oproept, dan doe je dit door een godsnaam te gebruiken. Je begint dus a.h.w. met God te stellen en door de kracht van God komt de demon tot uiting. Maar het is ook omgekeerd waar. Wanneer ik dus een engel oproep, een kracht Gods, dan zal ik in mijn oproeping wel degelijk ook bepaalde demonische krachten noemen. Want ik heb het duister nodig om het licht in verschijning te doen treden zoals ik het licht nodig heb om het duister in verschijning te doen treden. Wanneer ik het goede tot stand wil brengen, moet ik het kwade erkennen. Zodra ik het kwade ontken, kan ik het goede niet tot stand brengen. En wil ik het kwade doen, dan moet ik eerst weten wat het goede is. Want zonder dat het goede er is kan het kwade niet tot stand komen. Dat zijn eigenaardige situaties. Maar misschien kunnen wij dan zeggen; Alle dingen zijn alleen uitdrukbaar in tegendelen. Zonder besef van tegendelen en hantering van tegendelen is geen doel bewust bereikbaar. En dan ga je vanzelf een stap verder. En dan zeg je; Waar kom ik met mijn magisch denken, wanneer ik alleen vandaag leef? Want menselijk gezien is dat onmogelijk. De mens moet zorgen voor morgen en hij moet afrekenen met gisteren. Maar wat gisteren was, dat heeft zich geconsolideerd, dat is deel geworden van vandaag. Niet zoals het gisteren bestond, maar zoals het vandaag is. En de zorg voor morgen, die ik vandaag, op mij neem, is in feite niet datgene, wat morgen nodig of noodzakelijk is het is hetgeen vandaag mogelijk is. Als ik daarvan uitga, kan ik dus komen tot het idee van het heden, van het nu. In dit nu handelen is een van de voornaamste dingen in de magie en zelfs in de esoterie. We stellen daarom; Elke actie moet bepaald worden door het ogenblik, waarop de actie begint en mogelijk is. Elk ontwerpen van een actie voor een later moment betekent, dat de actie onjuist is of ten dele onjuist zal zijn. 46
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Elk vooruitlopen op het besef van de toestand houdt eveneens in, dat de actie ondoelmatig is. Dan ben je alweer een stap verder, want dan weet je tenminste; ik moet nu handelen, ik moet handelen binnen het kader van tegenstelling,, en ik moet binnen het kader van de tegenstellingen reageren op de mogelijkheden en de toestanden van het ogenblik. En dan moet je natuurlijk nog veel verdergaan. Want wanneer ik mijzelf dus bind onverschillig waaraan dan zal die binding voor mijzelf een beperking betekenen van mijn vrijheid van handelen, mijn vrijheid van bestaan en mijn mogelijkheden. Die binding zal hier en daar noodzakelijk zijn, dat geef ik direct toe. En een menselijk leven zonder binding, is niet denkbaar. Maar wanneer ik nu als mens een binding aanvaard, dan mag dit alleen een binding zijn, die mijn wezen bevestigt. En daaruit volgt In het leven kan ik alleen die bindingen aanvaarden, die op dit ogenblik en volgens mijn huidig besef mijn wezen, zoals ik dit thans erken, bevestigen en de uitdrukking vormen van mijn wezen en streven, zoals dit volgens mijn huidig bewustzijn nu in mij bestaat. Men is vaak geneigd te zeggen; Ik gooi alle dingen overboord en ik handel maar zoals het uitkomt. Dat is natuurlijk onjuist. Handelen zoals het uitkomt wil zeggen, dat de omstandigheden op je afkomen zonder dat ze beseft worden. D.w.z. een spontane, een instinctieve reactie. En die wordt bepaald door gewoontepatronen, door instincten. Je bent geen meester meer, ook niet over jezelf. Aan de andere kant is de planning op lange termijn eveneens onmogelijk. We kunnen het wel doen, maar het loopt toch altijd anders. We krijgen toch niet wat we hebben willen. En het resultaat is, dat de verwarring steeds groter wordt. We moeten dus steeds proberen het heden te beseffen. En besef en actie moeten zoveel mogelijk samengaan. En als u dat nu door hebt, dan zijn we op het punt gekomen, waarop we wat kunnen gaan doordringen in de echte materie van de magie. Voorbereidingen zijn niet identiek met actie of streven. Datgene, wat ik nu produceer en dat op dit moment past bij hetgeen er nu bestaat, is magisch, omdat het de totaliteit van mijn wezen en wil oplegt aan al het Zijnde en daarmede mijzelf plus mijn wil en mijn wezen verwezenlijkt in het Zijnde. Wanneer ik een naam zoek (ik wil bv. een klankexperiment maken, ik wil dus een klank uitzoeken), dan moet ik dus weten wat voor sfeer er is wat voor mensen zijn er wat is de gedachtengang op dit moment wat wil men op dit moment waarmee kan ik dus werken. Ik kan hier met grote plechtigheid roepen Alpha et Omega... en het haalt geen steek uit. En ik kan misschien Adonai ... en het werkt. Waarom? Omdat die Godsnaam op dit moment de weergave is van onze benadering als totaliteit van de Godheid. (Dit is maar een voorbeeld). Wil ik die goddelijke kracht werkzaam maken, dan zal ik die Godheid moeten realiseren. En dat kan ik niet doen in uw bewustzijn, Ik kan niet zeggen; Mensen, laten we nu allemaal gelijk hetzelfde denken. Dat gaat niet. Maar ik kan wel zeggen; Er is een grondtrilling, een fibratie bv., die werkt en dan kunnen we ook nog zeggen;voor dit of dat chakram) en die door haar trilling voor alle mensen een praktisch gelijke waarde heeft. Wanneer hun instelling gelijk is ook wanneer hun besef van het Goddelijke niet gelijk is, maar wanneer hun geestelijke instelling gelijk is zal het hanteren van die klank een gelijksoortige inwerking vanuit het Goddelijke betekenen. En dan kun je nog een stap verdergaan, want je hebt nu alleen nog maar een klank. Dan kun je zeggen; Ik heb een symbool. Dat symbool heeft voor alle mensen ongeveer gelijke betekenis. Er zijn vele symbolen, die a.h.w. in het ras zijn ingeboren. Zelfs de apen hebben een bepaalde symboliek. Er bestaan dus bepaalde associaties. Die bestaan soms per ras, soms per land, maar heel vaak ook ergens voor alle mensen. Wanneer ik dus een symbool gebruik, dan geef ik iets weer wat in alle mensen leeft. Ze behoeven daaraan niet te denken, ze behoeven zich niet te realiseren wat het precies inhoudt of betekent. Wanneer het symbool gebruikt wordt op het moment, dat er voldoende EMK 1966 - 1967
47
Orde der Verdraagzamen afstemming aanwezig is, zal de werking van het symbool onmiddellijk kenbaar worden. En dat is nu eigenlijk magie. De meeste mensen denken, dat de magiër iemand is, die de wereld domineert. Maar dat is eigenlijk niet waar. De magiër is, iemand, die in staat is op het moment nu de wereld aan te voelen, zeer snel te beslissen wat de mogelijkheden zijn en onmiddellijk daarop a.h.w. zijn spreuk of zijn symbool of zijn werk of zijn geestelijke uitstraling zodanig te werpen, dat een algemene reactie wordt bereikt. Een punt, waarmee heel veel mensen misschien nog wel eens moeilijkheden zullen hebben. Ze zeggen dan; Ja, maar als ik het nu niet wil. Maar uw willen heeft er eigenlijk niets mee te maken. Uw willen is een bewust gericht zijn. Wat de magiër doet is een beroep doen op uw onderbewustzijn. Ja, eigenlijk op uw geestelijk bewustzijn. Op datgene, wat u met de mensen gemeen hebt. Wat alle mensen ongeveer gemeen hebben. Door daarop te werken op een ogenblik, dat u dus niet direct in tegenstelling, in verweer bent tegen deze krachten, kan hij bereiken wat hij wil. Je kunt dan zeggen, dat dit misschien driekwart suggestie is. Dat is eigenlijk wel waar. Een groot gedeelte van wat men magie noemt heeft met suggestie te maken. Maar het is niet alleen suggestie. U kunt ook zeggen dat magie is; het gebruiken van de geestelijke krachten in anderen. Dat is voor een groot gedeelte waar. Want wanneer ik magisch wil werken, heb ik niet genoeg aan wat er in mijzelf is. Ik moet ergens een klankbodem hebben. Het is als bij de snaar van een viool. Er moet een klankboden onder zitten, wil er een goede toon uitkomen. Zo is het ook met de magiër. Hij heeft iets nodig, waartegen hij zich a.h.w. kan afzetten. En of dat nu een deel van de geestenwereld is of een deel van de menselijke wereld is van minder belang. Er moet een eenheid zijn, waardoor zijn werking a.h.w. versterkt wordt. kenbaar wordt. En nu ik dit heb gezegd, kom ik weer tot een paar eenvoudige conclusies; Alle magisch werken is gebaseerd op een erkennen van. een bepaalde harmonie of eenheid en de onmiddellijk juiste reactie daarop. De werking van alle magie is gebaseerd op de eenheid, die bewust of onderbewust bestaat tussen de magiër en al hetgeen waarin of waarmee of waarop hij werkt. Al hetgeen de magiër in feite doet is latente krachten werkzaam maken. Dat is belangrijk. Dat laatste moet u goed onthouden. Ik heb het u niet expliciet gezegd, dat het zo is, maar het zit erin. Wanneer ik een Godsnaam uitroep en u voelt iets in uzelf, dan ligt dat niet aan die Godsnaam, dan ligt dat aan u. Wanneer ik een gebaar maak en dat gebaar straalt kracht uit voor u, dan ligt dat niet alleen aan dat gebaar, het ligt aan u, het is UW reactie. Uw antwoord maakt eigenlijk pas de magie. En wanneer wij dus bezig zijn met de esoterie en de magie, die twee kanten zijn van dezelfde medaille, dan vergeten wij maar al te vaak, dat het hier dus niet alleen maar gaat om wat wij zijn en wat wij doen, maar dat het ook gaat om het antwoord dat wij krijgen. Er moet nog iets meer zijn dan wijzelf. Een esotericus, die zichzelf volledig kent, maar in die zelfkennis geen contact krijgt met een God buiten zich, die gaat aan zichzelf te gronde. Hij heeft dus iets nodig, dat meevibreert met hem, dat hem duidelijk maakt je bent niet alleen. Er is een antwoord nodig. De magiër, die alleen voor zichzelf een bepaalde magie bedrijft, is een waanzinnige. Want niemand gelooft aan hem. Er is geen resultaat. Hij staat hulpeloos in de wereld rond hem. Maar zodra hij een echo heeft gevonden in die wereld, zodra die wereld hem gelooft, geeft die wereld het antwoord. En daarom moet hij een beroep doen op wat in die wereld leeft. Zoals de esotericus in feite een beroep moet doen op datgene, wat in God bestaat. En nu zijn wij weer heel dicht bij het beginpunt. Want ik heb gezegd; Vrede is een evenwicht, dat elke dag opnieuw gevonden moet worden. Dan kan ik ook zeggen; Esoterisch bewustzijn is 48
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
het evenwicht tussen mijn innerlijk besef en de voor mij kenbare waarden van God. Iets wat elke dag opnieuw gevonden moet worden. En dan kan ik zeggen; Magie is het ogenblikkelijk tot stand brengen van het evenwicht tussen mijn wil, begeren en vermogen in mij en datgene, wat buiten mij bestaat en kenbaar is. Het is weer een evenwichtskwestie. Dit geldt ook voor de psychologie. Psychologie is in feite ook een erkennen van hetgeen er in een ander leeft. Het moet dus in jezelf bestaan, want daardoor erken je het in de ander. Je maakt het tot een werking in jezelf daardoor ontstaat een werking in de ander, en het resultaat van die werking komt dan in de realiteit te staan tussen u beiden. Wanneer wij nu bezig zijn met magie of met esoterie, dan is het in feite het tot stand brengen van een kenbaar resultaat tussen ons en het andere. Het is het resultaat weer het om gaat. En dat vergeet men maar al te gauw. Je denkt altijd, dat het om jezelf gaat. In de esoterie gaat het om mij. Neen, het gaat niet om mij. Het gaat om de vrede tussen God en mijzelf en daardoor de openbaring van Gods volmaaktheid. En als ik aan magie doe, is het niet alleen de macht om even een kracht weg te werpen. Het is eenvoudig dat ik daar bv. een tekort erken of een teveel, onverschillig wat, en dat ik een resonantie tot stand breng tussen ons beiden. En wat tussen ons beiden ontstaat is een erkenning. Wanneer u dat in de gaten houdt (dat er tussen die twee factoren een erkenning ontstaat), dan kunt u met esoterie en magie alle kanten uit. Niet alleen dat u kunt zeggen; We kunnen nu alle boeken gaan lezen en begrijpen wat ermee bedoeld wordt Eliphas Levi bv. of Albertus Magnus of iets dergelijks. Maar ook dat u kunt gaan zeggen; Ik begrijp nu voor mezelf wat ik ermee moet doen. Ook wanneer ik bid bv., een heel eenvoudig iets, wat overigens ook een methode is om een zekere sentimentswaarde te wekken. Die sentimentswaarde heeft vaak een heel hoge betekenis. Daardoor kan dus iets concreets worden gemanifesteerd. Er kan ook een concrete verandering plaatsvinden door dat gebed. Niet omdat dit gebed op zichzelf zo belangrijk is, maar omdat het a.h.w. in ons een bepaald iets wekt, een uitwisseling wekt. Het is dan heel erg belangrijk hoe ik het doe. Wanneer ik zeg Almachtige God, wij zijn hier tezamen in Uw naam..., dan zegt u; Ach, daar begint hij alweer. Of u denkt; Nou, ik ben benieuwd wat dat worden zal. Maar wanneer ik dat probeer te dragen, dan zet ik er mijn wezen achter met een zekere bekwaamheid (noem het een voordracht). Maar die bekwaamheid kan ik alleen wekken, wanneer ik een innerlijke eenheid bereik tussen hetgeen ik zeg en hetgeen ik naar voren breng. Mijn gedachten en mijn woorden moeten versmelten. En dan blijkt, dat het gebed indruk maakt zelfs vaak op mensen die niet vroom zijn. Wanneer u begrijpt waar het hier om gaat, dan ziet u dus, dat wanneer ik bid op de verkeerde manier (een gebed dat eerlijk is gemeend en dat ook in u leeft, maar ik zeg het op de verkeerde manier), dan krijg ik i.p.v. het begeerde resultaat (een soort gezamenlijk Godsbeleven en daarmede een zekere kracht of een zekere vitaliteit) alleen maar voor mezelf een gevoel van eenzaamheid en teleurstelling. Mijn vrede wordt verbroken, wordt onmogelijk gemaakt. En bij u is er het ressentiment, waardoor u de God, die u eigenlijk wel begeert en die u van node hebt, niet kunt vinden. En bovendien bent u nog nijdig op mij ook. Als u dat in de gaten houdt het zijn doodgewone dagelijkse dingen dan gaat u ook leren, hoe u eigenlijk kunt werken met de magische apparatuur. Die magische apparatuur is op zichzelf ook een heel eigenaardig iets. Je kunt in de magie alles scheiden in het zg. mannelijk element en het zg. vrouwelijk element. We hebben de toverstaf (de magische roede), we hebben het magisch zwaard, we hebben de magische dolk. Maar daarbij behoren de kist met foedraal voor de magische roede, de schede voor het zwaard en de zijden bergdoek voor de dolk. Dat is dus eigenlijk manvrouwelijk. En nu blijkt dat in dit geval het mannelijke het actieve is en het vrouwelijke het bewarende. EMK 1966 - 1967
49
Orde der Verdraagzamen Maar begin ik nu met de magische spreuken bv., of met de magische diagrammen, dan is het omgekeerd. De lijn is het rustend element, de rechte lijn dus. Wat werkzaam is, is de magische cirkel. Wat van betekenis is, is de open klank, de a, de o, de oe. Dat zijn vrouwelijke klanken, zoals men zegt. En wat ik nu doe met die magie, is een manvrouwelijk evenwicht stellen. Dit heeft niets met sexuologie te maken. Ik kan net zo goed zeggen positief en negatief. Maar dan begrijpt u er nog minder van, omdat ze niet positief en negatief zijn. Ze hebben alleen eigen eigenschappen. Ik schep een waarde. Wanneer ik mijn magische staf hanteer, heb ik een spreuk nodig. Maar die spreuk zal dan open klanken moeten bevatten. Zonder die open klanken kan die magische staf niet werken. Kennelijk is zelfs in de magische apparatuur dat element van evenwicht in feite een soort vrede noodzakelijk. Het magisch zwaard is machtig, ongetwijfeld. Maar ik kan met het magische zwaard pas werkelijk iets bereiken, wanneer ik naast of rond mij weet de veiligheid van de magische cirkel. De actieve waarde in de magische cirkel is weer het diagram meestal een ster, een driehoek, een pentagram of iets dergelijks. Dus de lijn binnen de cirkel geeft het actief element. De begrenzing is nodig. En pas wanneer ik de begrenzing hanteer, kan de actie zin hebben. Zo is het in de magie. En dat moet je dan overdragen op de praktijk. Het heeft geen zin een actie te beginnen of een daad te stellen, tenzij ik gelijktijdig weet hoe zij begrensd is. Of hoe zij begrensd kan worden. Of om het nog eenvoudiger te zeggen; Het heeft geen zin op een fiets te gaan zitten en er op los te trappen, wanneer je geen rem hebt. Daar komt het eigenlijk op neer. Willen wij in het leven iets beheersen (of het onszelf is, of het de kracht van de geestelijke werelden is, of desnoods alleen maar het materiele), dan hebben we twee dingen nodig; de beweging, maar ook het vermogen die beweging te stuiten. We hebben evenwichtnodig. We moeten een zodanig vermogen hebben, dat er vrede kan zijn. Dus zonder stilstand maar zo, dat er geen botsingen komen. Dat alle beweging harmonisch blijft. En daaruit kunnen we dus leren; Het totaal van alle magische en esoterische werking is gebaseerd op het gelijktijdig aanwezig zijn van een remmend en een activerend vermogen, die t.o.v. elkander zo zijn afgewogen, dat de actie en eventuele stilstand t.o.v. elkaar te allen tijde beheerst en geplaatst kunnen worden. Nu gaan we nog een stap verder. Ik heb het daarnet gehad over tijd. Ik heb gezegd; ik moet in het moment nú handelen. Dat is natuurlijk onmogelijk. Wanneer ik nu besef, is mijn handelen alweer later. Er zit dus een tijd tussen. Maar tijd is niet uitdrukbaar voor de mens (magisch of esoterisch) in menselijke tijdseenheden, maar in afgeronde concepten. Wat u een periode noemt (een periode, waarin dus verschillende momenten samenvallen tot een afgerond geheel), is in feite een persoonlijk tijdsconcept. Laat ik een voorbeeld geven. Ik heb een slingerklok. Dan is de tijd niet de slag van de slinger... tik, maar zijn hele slag... tiktok. En dat is een periode. Bij mij is een periode dus nooit alleen een erkenning, ze is altijd een erkenning plus een reactie. Esoterisch gezien is een periode (dus een tijdseenheid) voor mij nimmer alleen maar een innerlijke beleving, maar het is de innerlijke beleving plus de consolidering ervan. En da kom ik tot het laatste punt van mijn betoog. Wanneer je leeft, zijn er heel wat verschillende tijden, die door elkaar lopen. U heeft misschien 40 jaar geleden een impuls gekregen, maar u hebt op die impuls nog niet gereageerd. Dat is een moment. En u hebt gisteren iets gedaan en dat gaat u vandaag afmaken. Dat is ook een moment. Op die manier kunt u zich misschien voorstellen, dat in een gewoon menselijk leven een groot aantal verschillende tijden naast elkaar staan. En elk van hen is geestelijk gezien gelijkwaardig. Dan kunnen we dus voor de esoterie stellen; Het belangrijke is, dat we elk moment afsluiten op een evenwichtige wijze. Het is niet belangrijk in welke menselijke tijdsduur dit geschieden zal. Wel is het belangrijk, dat wij altijd tot een evenwichtige oplossing komen. Het is dus 50
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
helemaal niet belangrijk of ik 50 jaar over iets doe of 3 minuten maar het is wel belangrijk, dat ik het besef als een geheel. Op het ogenblik dat ik weiger het probleem plus mijn oplossing als een afzonderlijk geheel te zien (en dat is nu het belangrijke), zal, mijn tijdsconcept, mijn belevingsconcept in feite door elkaar gaan lopen. Ik zal dus dit onafgewerkte element hinderend laten optreden voor het afwerken van andere tijdsmomenten in mijzelf. Iets wat 40 jaar loopduur heeft, kan misschien 20 jaar alle andere afsluitingen van een beleving van een tijdsmoment ophouden. En daarom geldt dus; Laat het verleden u nimmer hinderen. Handel het verleden af, wanneer dit op het moment goed, mogelijk en noodzakelijk is. Spreek niet over de verplichtingen, die het verleden in het heden meebrengt, tenzij de verplichting een onmiddellijke afsluiting van een actie of concept uit het verleden inhoudt. Betrek nimmer een bepaald concept op het totaal van uw leven, weet de waarden gescheiden te houden. Door ze gescheiden te houden krijgt u het vermogen in uzelf steeds meer evenwichtige elementen te scheppen, die in zich een besef geven, waaruit een grotere vrede bij elke toekomstige actie en reactie gewonnen kan worden. Elke afgesloten ervaring, die in zichzelf evenwichtig is, betekent dat wij juister kunnen reageren in een volgende ervaring, zodat de afsluiting daarvan voorspoediger, vollediger en sneller plaats kan vinden. Ons proces van bewustwording versnelt zich dus. En in de magie is het al precies gelijk. Ik kan 10 bezweringen naast elkaar zetten. Dat is helemaal niet belangrijk. En ik ken 10 heksenrecepten gelijktijdig brouwen. En ik kan 20 alchemistische oplossingen gelijktijdig uitrekenen, door nu eens aan de een te werken en dan eens aan de ander...mits ik er rekening mee houd dat elke keer, dat mijn aandacht gevestigd wordt op een bepaalde bezwering, berekening of bepaald recept of wat dan ook, dat ik dan eerst daarop reageer. En als je dat nu weer wilt vertalen in een magische terminologie, dan heet dit; Elke magische actie, die begonnen is, kan willekeurig worden volvoerd over een willekeurig lange tijd, mits elke inspiratie met de actie samenhangende onmiddellijk gerealiseerd wordt in een actie. En esoterisch zeggen we; Elk punt uit het verleden is voor ons belangrijk op het ogenblik, dat wij het kunnen afsluiten, dat we er iets tegenover kunnen stellen. Op het ogenblik dat wij dit beseffen krijgt dit moment de voorrang. De voorrang in het leven heeft dus steeds dit moment, we zeg maar inspiratief ons toe getrokken voelen en waarin we niet allereerst een actie beginnen, maar waarin we een geheel, dat dus reeds ten dele bestaat, afsluiten. Het afsluiten op evenwichtige wijze van hetgeen in ons bestaat, het volbrengen van hetgeen begonnen is op een evenwichtige wijze, krachtens de inspiratie, krachtens de impuls die in ons bestaat, is de weg naar vrede, is de weg naar evenwicht en is daarmede ook de absolute bereiking in magisch en esoterisch opzicht. Sluiting Op het ogenblik dat het denken, zichzelf overtreffend, wordt tot een vraag zonder oplossing, wordt het denken gestaakt. En uit de gedachte wordt een besef geboren, dat de gedachte oplost in haar elementen en samenvoegt tot een nieuw denkbeeld. Indien wij God in onszelf willen beseffen, dan kunnen wij vechten met die God en zoeken naar die God, maar eerst op het ogenblik, dat onze absolute frustratie daarin ons doet stilstaan en alle elementen oplost in zichzelf, hervoegt zich al hetgeen wij waren, erkenden en bereikten in ons samen tot een nieuw voor ons aanvaarbaar beeld. Wij leven in een voortdurende herschepping. Wij herscheppen voortdurend onszelf door al datgene, wat in ons is en in onze wereld en in ons wereldbesef voor ons bestaat, samen te voegen op 1000 nieuwe wijzen, zoals in een kaleidoscoop, steeds weer herscheppend voor
EMK 1966 - 1967
51
Orde der Verdraagzamen onszelf het element volmaaktheid, dat wij nog niet kunnen bereiken maar dat wij in onszelf vermoeden. Wanneer wij die volmaaktheid willen vasthouden, dan is er de waan, die ons vervreemdt van al hetgeen, dat in ons leeft en alle werkelijkheid, die er in ons bestaat. Maar indien wij beseffen, dat elke volmaaktheid die bereikt is op dat moment reeds voorbij is, dan wordt het voortdurend bereiken van de volmaaktheid en niet de volmaaktheid zelve ons doel. Dan is het voortdurende streven in zichzelf een beloning en niet de voleinding van het streven. Dan is niet het vinden van God en het leven in God ons loon, maar het voortdurend ontdekken van God. Dan vinden wij dat leven is; de voortdurende hernieuwing. En de voortdurende hernieuwing is de enige werkelijkheid. Laat ons in ons leven, in ons streven en ons denken zo ver gaan, dat wij niet zoeken naar de consolidatie van wat wij hebben, maar naar de voortdurende hernieuwing van hetgeen wij reeds bereikten. Een voortdurend nieuw maken en nieuw ontdekken. Want door het voortdurend nieuw te maken en levend te maken vinden wij het geluk, vinden wij het paradijs, vinden wij de werkelijkheid, die ons anders steeds ontgaat. Omdat wij in onze zucht te behouden wat bereikt werd, het ons onmogelijk maken te bereiken wat mogelijk is. Nummer 6. Esoterisch Magische kring 14 februari 1967 We krijgen vanavond allereerst een les. Na de pauze is er een gastspreker, die het een en ander vertellen zal over de relatie met God. Iets, wat naar ik meen wel in het kader van deze groep past. Wat mijn les voor vandaag betreft zou ik graag eens nader ingaan op illusie, obsessie, suggestie en alle waarden, die daarmee in verband kunnen staan, voor zover dit het geestelijk belang betreft. De eerste punten zijn geloof ik duidelijk genoeg en de meesten van u wel bekend. Ik zal ze dus alleen kort formuleren; De wereld is een werkelijkheid. Deze werkelijkheid wordt door de mens zo persoonlijk geïnterpreteerd, dat zijn waarneming van die wereld grotendeels illusie is. De belangrijkheid van de werkelijke feiten wordt door de mens niet bepaald door hun oorzaak en gevolgwerking, maar door zijn eigen interpretatie daarvan. Zo men in staat is de interpretatie van de feiten bij de mens te veranderen (suggestie), zal ook een verandering van gedrag en van geestelijk beleven het gevolg daarvan zijn. Op het ogenblik dat voor de mens in zijn denken (en dus zijn interpretatie van de feiten) een enkel punt voortdurend en herhaald naar voren treedt, ontstaat een obsessie, waarbij het totaal van de werkelijkheid vanuit dit ene standpunt wordt geïnterpreteerd en het gehele leven daardoor onevenwichtiger overigens meestal vanuit dit punt alleen bestaat. Dit zijn punten, waarvan ik aanneem dat u ze kent. En we kunnen nu proberen om vandaaruit iets voor de meer geestelijke waarden te distilleren. Dat wij in een wereld van illusie leven, van een zekere waan, behoeven we niet te ontkennen. Dat deze waan voor ons bestaan eigenlijk onontbeerlijk is, mogen we ook niet ontkennen. Een mens, die alleen met de feiten leeft, is gevoelsarm. Hij kent weinig werkelijke emoties. En zijn relatie tot de mens, tot zichzelf en tot God is over het algemeen zo fractueel, dat daar geen mogelijkheid meer tot beleving van het Hogere en dus ook tot het opdoen van bewustwording aan verbonden is. Willen wij nu komen tot een verhoogde bewustwording, dan zullen wij ons dus niet alleen op de feiten mogen baseren. Integendeel, wij zullen ons in de eerste plaats op onze interpretatie van de feiten, onze maya of waan gaan baseren. Zodra we de feiten hierbij uitschakelen, ontstaat een vertekening, die ons vervreemdt van de werkelijkheid. En dat betekent, dat al hetgeen wij innerlijk doormaken zozeer strijdig is met onze beleving, dat wij geen synthese meer kunnen vinden van de innerlijke wereld en de wereld buiten ons. 52
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wanneer wij echter in onze waan, in onze illusie, ons laten leiden door de correctie, die de feiten ons voortdurend geven op ons voorstellingsleven, dan kunnen wij een synthese bereiken van onze innerlijke wereld en de wereld rond ons. In deze synthese bestaat voor ons de mogelijkheid tot rijke emotionele belevingen. Wij kunnen dus gevoelswaarden kennen, waardoor het geheel van de feiten rijker wordt, dan het op zich bezien ooit zou kunnen zijn. Wij ontdekken door de gevoelsbeleving en de gevoelswaarde ook nieuwe mogelijkheden in het leven, in de personen rond ons en in de wereld. Het zal u duidelijk zijn, dat wij deze waan of illusiewereld niet alleen nodig hebben, omdat ze ons een zekere evenwichtigheid geeft, maar dat wij ook moeten leren haar te gebruiken. Wanneer wij nu die innerlijke wereld willen gebruiken, dan hebben wij daar meestal een doel mee. Dat doel kan illusie zijn. Het is dus niet zeker te zeggen, dat de man die esoterisch streeft daarmee een onmiddellijke werkelijkheid nastreeft. Die werkelijkheid kan wel deel zijn van zijn eigen illusoire wereld voor hem een persoonlijke realiteit maar iets, wat niet met de werkelijkheid daarbuiten in verbinding staat. Maar door dit richten zal hij zijn beleving van de werkelijkheid (van de feiten dus) een bepaalde kleur geven, een bepaalde tint. En dit is een belangrijk punt. Wanneer ik in mijn gedachtenleven aan het geheel van het gebeuren een zekere richting en daarmee van mij uit een zekere interpretatie geef, gaan die feiten voor mij anders spreken. Zij maken het mij mogelijk - zonder van die werkelijkheid los te geraken - mijn innerlijke voorstellingen en waarden te toetsen. De stofwereld maakt het mogelijk om de innerlijk beleefde geestelijke werelden, zelfs de allerhoogste, op hun werkelijkheidsbetekenis en werkelijkheidswaarde te toetsen. En verder vast te stellen op welke wijze het eigen streven gewijzigd moet worden, om een synthese tussen de werkelijkheid buiten het ik en de innerlijk beleefde hogere sfeer waar te maken. Het proces, waarmee wij deze gerichtheid tot stand kunnen brengen, kan men autosuggestie of zelfs auto-hypnose noemen. Hierdoor schakelen wij nl. een deel van ons eigen kritisch vermogen uit. En wanneer we dat selectief doen (dus niet maar op de bonnefooi maar werkelijk met een bepaald doel voor ogen), dan zullen wij op die manier veel van de hinderpalen en belemmeringen, die het normale leven ons anders in de weg legt, kunnen overschrijden. Wat eens een onoverkomelijke hinderpaal was voor een geestelijk beleven, wordt nu opeens een doodgewoon iets, wat je dus aan kunt. Op deze wijze kan zelfsuggestie (en autohypnose in bepaalde gevallen ook) ertoe bijdragen, dat men evenwichtiger leeft en gelijktijdig binnen het evenwichtig bestaan zelfs in de stof komt tot een geestelijke beleving, die de geestelijke werkelijkheid benadert en soms zelfs raakt. Nu komen wij tot een volgend punt; De wereld rond mij bestaat (wanneer ik een mens ben) niet alleen maar uit dode dingen, of uit wezens die door een noodlot bewogen worden. Rond mij zijn mensen, die ook hum eigen interpretatie hebben van de feiten, hun eigen visie op de mogelijkheden. Nu kan ik de feiten niet veranderen. Ik kan slechts in de ontwikkeling van de feiten zelf een rol spelen. Maar dat is alles. Ik kan ze niet veranderen. Wanneer ik nu een suggestie gebruik tegenover mijn medemensen, dan kan ik hen ertoe bewegen om volgens mijn wens of volgens mijn gevoelen van juistheid de wereld te interpreteren. En dit betekent, dat hun gevoelsreactie (onthoudt u dit goed; gevoelsreactie) en daarmee slechts in beperkte mate ook hun daadstelling, beïnvloed wordt. Suggestie is een van de factoren, die ik kan gebruiken om een gelijkgerichtheid met mijn omgeving te verkrijgen en om een gezamenlijke, een gemeenschappelijk beleefbare wereldwaarde te creëren. Nu is een suggestie niet voor iedereen even belangrijk. En niet iedereen zal een suggestie even gemakkelijk aanvaarden. Het scheppen van een suggestief beeld, dat bv. een heel volk of een grote gemeenschap zou omvamen, is dan ook betrekkelijk moeilijk, omdat hierbij de factor beheersing absoluut wegvalt, wanneer men al slaagt. Maar in het contact met enkele mensen of met een enkeling kan ik dit wel gebruiken. Op grond daarvan stel ik; Het gebruik van suggestieve waarden kan van het grootste belang zijn voor het doen ontstaan van een harmonie, die zonder de mens geheel uit zijn materiele werkelijkheid weg te rukken EMK 1966 - 1967
53
Orde der Verdraagzamen gelijktijdig een geestelijk en interpretatief eenzijn van de mensen of van de gemeenschap mogelijk maakt. Een tijdelijke normalisatie of zelfs een standaardisatie van de beleving en de reactie is door suggestie mogelijk. Zodra ik echter een suggestie te lang ga volhouden, gebeurt er iets anders. Door deze suggestie heb ik zoals al duidelijk is gemaakt een deel van het kritisch vermogen tijdelijk verlamd of uitgeschakeld. Wanneer een bepaalde suggestie te lang wordt gehandhaafd, zal dit kritisch vermogen in de mens niet meer als deel van het bewustzijn ontwaken. Het blijft weliswaar een onderbewuste factor, maar zal als zodanig nooit de rationele, de bewuste handelingen van de mens mee beïnvloeden. Een dergelijke mens kan op den duur geobsedeerd worden door het oorspronkelijk suggestieve beeld. En dit betekent, dat hij niet meer kan reageren op de feiten. De mogelijkheid tot correctie is weggevallen. En daar hij nu niet meer zich kan aanpassen aan de feiten, zal hij als gevolg van deze onevenwichtigheid proberen te compenseren door een wereld te scheppen, waarin de suggestief ingelegde waarde blijvend haar betekenis behoudt. Dit betekent dus een stasis, een toestand van rust a.h.w., ten opzichte van de geestelijke ontwikkeling. Conclusie; Wij kunnen nimmer een suggestie voortzetten gedurende een zo lange tijd, dat hierdoor de eigen kritische vermogens van de mens werkelijk verlamd worden of onze eigen kritische vermogens verlamd worden. Daar wij dan komen tot een wereld, die zo onwerkelijk wordt, dat daarin geen plaats meer is voor een geestelijk ontwikkeling en dat alle materiele of geestelijke actie daarin eveneens gebaseerd is op volkomen valse premissen. Dan zult u begrijpen, dat wij in de esoterie en ook in de magie voorzichtig moeten zijn met hetgeen wij doen. 1. Wij mogen natuurlijk vanuit onszelf de wereld zien en interpreteren, zolang de feiten daarbij niet ontkend worden. 2. Wij mogen rustig allerhand emoties ondergaan, die ontleend worden aan de feiten, maar in wezen ontstaan door onze interpretatie daarvan. Dat kan alleen maar bijdragen tot onze geestelijke bewustwording en stelt ons heel vaak in staat met andere werelden, met andere bewustzijnswaarden in contact te treden. Maar wij moeten er voor waken, dat wij niet te eenzijdig een bepaald contact of een bepaalde suggestie onszelf opleggen. Zodra dit gebeurt, verliezen wij het vermogen om bewust te reageren op de werkelijkheid en zullen wij de goddelijke waarde, die in de werkelijkheid is uitgedrukt, dus ook innerlijk niet meer erkennen. Wat obsessie betreft zal het u duidelijk zijn, dat wij heel vaak mensen ontdekken, die op de een of andere wijze geobsedeerd worden. En het is vaak heel eenvoudig om dit toe te schrijven aan de geest of aan de maatschappij zonder meer. Maar er moet wil er een obsessie kunnen bestaan, en dat moogt u niet vergeten in het ik de wil zijn om de obsederende waarde te accepteren. Ook wanneer er uiterlijk tegen de obsessie een verzet is, is er innerlijk een gehechtheid eraan het is een bevredigingswaarde geworden. Het is een compensatie geworden voor datgene, wat men aan contact met de realiteit mist. Zodra je nu iemand ontdekt, die geobsedeerd wordt onverschillig waardoor zul je met suggestie zonder meer weinig uit kunnen halen. De zaak is vastgelopen. Maar wanneer ik die mens aan een plotselinge en voor hem onverwachte verandering van waarden onderwerp (en nu denk ik hier niet aan een zg. shockkuur, maar ik denk eerder aan een confrontatie met totaal onverwachte omstandigheden, aan een confrontatie met totaal nieuwe geestelijke waarden), dan bestaat de mogelijkheid om die gedachtengang tijdelijk te onderbreken. Het uit obsessie geschapen beeld wankelt. Op het ogenblik dat het wankelt kunnen wij daarin dus weer suggestief iets projecteren van onszelf. Dat kan een woordsuggestie zijn, een daadsuggestie maar een van de belangrijkste waarden daarbij is de geestelijke suggestie. Wij kunnen onszelf dus instellen (autosuggestief soms) op een bepaald geestelijk niveau, op een bepaalde wijze van reageren, van leven, van denken. Zodra wij dit als een gevoel in onszelf krijgen, stralen wij dit uit. De door het onderbreken van de obsederende werking een ogenblik geschokte persoonlijkheid zal geneigd zijn stabiliteit te zoeken en daarvoor de door ons uitgestraalde kracht aanvaarden. Dat heeft materieel dat geef ik graag toe soms nevenverschijnselen, die minder aangenaam 54
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
zijn. Wij zien dan iets ontstaan, wat doet denken aan een moederbinding, of een vaderbinding bv. Maar die kunnen we altijd wel weer oplossen. Het belangrijke is, dat wij eerst deze mens doordringen van een andere sfeer. Dat er beweging komt. Want zowel voor onszelf als voor anderen geldt, zo lang er verandering en beweging is, is er bewustwording. Zo lang er bewustwording plus actie is, is er vermogen. Zo lang er vermogen is, bestaat de mogelijkheid om geestelijke zowel als stoffelijke krachten gericht volgens onze eigen wil op mensen, dieren, onszelf, de wereld te projecteren. En daaruit kom ik dan weer tot een reeks andere conclusies (ik hoop, dat het voorgaande voldoende duidelijk was), die vooral betrekking hebben op het contact mens-geest. De geest is een persoonlijkheid, levend in een wereld van voortdurend variabele constanten (dus voortdurend wisselende waarden), welke alleen door zijn innerlijk (we zouden zeggen zijn esoterisch) zich richten op het hogere plus zijn bereikte emotionele balans (wij zeggen in dat geval dan bewustwording) t.a.v. de omwereld contacten krijgt en een zekere stabiliteit verwerft. (Dit is een moeilijke formulering, maar toch m.i. de beste.) Op het ogenblik dat een mens op aarde zich richt op die persoonlijkheid, wordt het moeilijk. Want wat gebeurt er? De mens op aarde, die eenzijdig zijn gedachten richt op zo’n persoon hetzij met berouw of met iets anders, met verlangen of gevoelens van tekort of ontbreken werkt op die geest suggestief. D.w.z. dat zijn eigen wereldbeleving eenzijdig wordt bepaald. Dt kan voor die geest voeren tot obsessie, waarbij die geest dn gebonden blijft in wat wij noemen Schaduwland of zelfs een duistere wereld. Er is nog een tweede mogelijkheid en die is nog veel moeilijker. Een mens kan vanuit zichzelf zouden hier eigenlijk ook al van een soort obsessie mogen spreken volgens mij - een gedachtenbeeld projecteren en opbouwen, dat bv. de representant is van een geliefde overgegane, van een bepaalde geest, meester, geleide, etc. Dit beeld is irreëel. Het wordt bezield door de mens zelf, en het is zo lang het bewust wordt opgebouwd zelfs zeer bruikbaar. Maar wanneer je dit niet beseft, dan gaat dit beeld dus met uw interpretatie van de persoon, de meester, de overgegane, etc. niet alleen ageren naar u toe maar ook van u af. Dus in de sfeer. Het zal zich daarbij niet richten op de persoonlijkheid, die het voorstelt, maar op de werkelijke persoonlijkheid die het sterkst beantwoordt aan de in de schijngestalte gelegde waarden of eisen. Er kan een bezieling ontstaan, waarbij u bv. meent contact te hebben met uw overgegane man, met uw geestelijke geleider of meester, terwijl in feite een totaal andere entiteit dus via deze persoonlijkheid probeert u suggestief te beïnvloeden. Het resultaat daarvan is dan ook meestal fataal. Want een dergelijke, door u opgebouwde en door een ander bezielde schil of schijngestalte zal voor uzelf een obsederende werking hebben. U kunt zich er niet van vrij maken. Bovendien zal die gestalte zich niet beperken tot een entiteit of persoonlijkheid. Er kunnen zeer velen zich via deze gestalte gaan uiten. Wanneer wij horen dat een duivel in het Evangelie zichzelf legio noemt, zo kunnen wij ons voorstellen, dat dit een aantal entiteiten zijn, die via een persoonlijk opgebouwde schijngestalte van de krankzinnige hem volledig beheersen. U zult begrijpen dat wij dit niet wensen. Wij willen noch op aarde noch in de sferen iemand belemmeren in zijn eigen bewustwording. En daarom zullen wij bepaalde regels in acht moeten nemen, wanneer wij contact opnemen met de geest, wanneer wij contact opnemen ook met mensen via suggestieve werkingen, gedachtenprojecties, uittredingen e.d. Deze regels luiden als volgt; U kunt elk gedachtenbeeld opbouwen dat u wilt, mits u er zich voortdurend van bewust blijft, dat u het op elk ogenblik kunt vernietigen. U kunt deze gedaante of gestalte gebruiken voor datgene, wat u innerlijk als juist erkent en daarmede ook op anderen richten. Maar op het ogenblik, dat u aan de gestalte zelfstandigheid gaat toekennen, onttrekt zij zich aan uw bewuste beheersing en wordt zij de uitdrukking van het totaal van de in u levende waarden en gedachten ook de onderbewuste. Er is dan een groot gevaar, dat u door de geschapen gestalte beheerst wordt. Realiseer u altijd dat elke gedachtenvorm, die u zelf opbouwt, door u zelf vernietigd kan worden. En oefen u er zelfs in dergelijke gedachtenbeelden, die bij u regelmatig weerkeren, te ontleden in onderdelen en a.h.w. tot destructie te brengen.
EMK 1966 - 1967
55
Orde der Verdraagzamen Voor elk contact met hogere waarden heeft de mens zowel in magisch als esoterisch streven een voertuig nodig, dat deze hogere krachten kan ontvangen. Dit voertuig wordt geschapen door het elimineren van alle met de gezochte kracht niet overeenstemmende voorstellingen, beelden, verlangens en waarden van het menselijk bestaan. Suggestie of zelfsuggestie is daarvoor dus noodzakelijk, Het resterende is een projectie, die volledig harmonisch kan zijn zowel met innerlijke hogere sferen en waarden (dus eigen hogere voertuigen) als met entiteiten, geesten, demonen, engelen, die buiten het ik bestaan. Het is zeer belangrijk, dat u nimmer een dergelijk voertuig opbouwt zonder het ook weer te vernietigen. Na elke esoterische oefening, na elke magische bezwering moet hetzij door het gebruik van een ontslagformule, of een bewuste terugkeer tot het materiele bv. het geschapene ongedaan worden gemaakt. Blijft het bestaan, dan veroorzaakt het nl. een vervreemding van de werkelijkheid en brengt het u binnen de beheersing zo het op geesten, demonen of engelen is gericht van andere entiteiten, waardoor zowel uw eigen bewustwordingsmogelijkheid als beheersingsmogelijkheid teniet wordt gedaan. Wanneer bepaalde beelden bij u regelmatig rijzen dit kunnen zijn dromen, maar ook denkwijzen, bepaalde voorstellingen is het belangrijk deze voor uzelf te beseffen en na te gaan. Tracht in uzelf oorzaken of beweegredenen daarvoor te vinden. Door alles te elimineren wat vanuit uzelf stamt, houdt u over het algemeen een enkele, maar dan ook wel bepaalde gedachte of tendens over. Beschouw deze vanuit uzelf, trek er een conclusie uit en reageer erop. Op deze wijze voorkomt u, dat u geobsedeerd wordt daar denkbeelden, die niet verwezenlijkt worden en steeds terugkeren, op den duur de gehele interpretatie van zowel geestelijke als stoffelijke waarden in beslag gaan nemen en zo een synthese tussen innerlijke werkelijkheid en feitelijke werkelijkheid a.h.w. vernietigen. Dan wil ik trachten aan het eind van deze les nog enkele kleine conclusies toe te voegen; U moet weten wat u wilt. Het geeft niet wat u wilt, wanneer u het maar nauwkeurig kunt omschrijven. Zodra u datgcne, wat u werkelijk wilt of verlangt volgens uw eigen opvatting hebt omschreven, dient u na te gaan welke mogelijkheden tot verwezenlijking daarbij aanwezig zijn. Indien u deze mogelijkheden naar beste weten hebt opgesomd, ga na welke van die mogelijkheden u wel of niet wilt gebruiken, met omschrijving van redenen. Kies dan de voor u meest aanvaardbare reactie en maak deze tot werkelijkheid. Druk haar uit, al is het maar in een tekening, in een beeldhouwwerkje, in een daad, in eenvoudig misschien het uiten in woorden. Door deze uiting wordt elke obsederende werking beperkt en bij een bewust gebruik op deze wijze verbroken. In uw leven wordt u vaak beheerst door materiele waarden of voorstellingen, die weliswaar geestelijk worden geïnterpreteerd, maar die het daarom nog helemaal niet zijn. Wij kennen bepaalde vrome belevingen, die in feite kunnen worden terug geleid tot een onderdrukte sexualiteit. In kloosters is dit vaak voorgekomen. Laten wij a.u.b. proberen om alle belevingen, die wij innerlijk menen te hebben, aan de werkelijkheid te toetsen. Probeer steeds íets, een enkel gegeven, een enkele impressie te vinden, die u aan de feiten a.h.w. kunt vergelijken op waarde, op betekenis. U voorkomt op deze wijze, dat u bepaalde zg. gesublimeerde waarden op een verkeerde manier gebruikt en daardoor niet uw eigen mogelijkheden en vermogens vergroot, maar in feite u afsluit voor uw werkelijke mogelijkheden, voor uw werkelijke ontwikkelingen. Het is belangrijk dat u zich realiseert dat, en dat is alleen in deze betekenis van kracht onthoudt u dit dus goed; er geen licht of duister, geen goed of kwaad bestaat. Er bestaan alleen de in mij levende voorstellingen en noodzaken en de buiten mij liggende mogelijkheden. Het is belangrijk, dat u deze voortdurend en zo juist mogelijk in overeenstemming brengt. Waar een onmogelijkheid bestaat, dient te worden gezocht naar een vervangende waarde. Op deze wijze komt u tot een reactie in de werkelijkheid, die ongetwijfeld toch weer mede beperkt en geleid door de gemeenschap, waarin u leeft voor uzelf een concreet leven in de wereld mogelijk maakt. Alle esoterie en daarmee ook alle magie is gebaseerd op het bereiken van een evenwicht in het ik op een bepaald vlak. Vanuit dit bepaalde vlak kan dan weer een onevenwichtigheid ontstaan. Misschien is het ‘t eenvoudigste om dit uit te drukken in een bekende lijn. Wanneer ik het hoogtepunt bereik van kennis, dan zal ik zoeken naar wijsheid. Dit betekent tijdelijk een schijnbare deterioratie van mijn kennis, want ik verwerp er een deel van en kom tot wijsheid. 56
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Mijn wijsheid brengt mij er toe mijn kennis opnieuw te toetsen en dus uit te breiden, en ik kom tot een vergroting van kennis. Uit die vergroting van kennis ontstaat opnieuw de behoefte aan begrip en ik kom weer tot wijsheid. Het is belangrijk, dat u zowel in de esoterie als in de magie begrijpt, dat bij elk bereikt hoogtepunt het gevolg een schijnbare deterioratie van deze waarden inhoudt, met een gelijktijdige versterking van andere waarden. Iemand, die alleen aan esoterie doet, bereikt heel weinig. Maar iemand, die innerlijk tot een bepaalde beleving en bereiking komt en schijnbaar deze tijdelijk verlatende komt tot een praktijk, bereikt in de praktijk de nieuwe ervaring, waardoor het geestelijke bewustzijn uitgebreid kan worden. Deze wijze van leven, dit bereiken van een punt van evenwicht en van daaruit overschakelen naar een ander punt, zal alle innerlijke, uiterlijke en magische bereikingen bepalen. Wanneer u magisch een bepaald doel bereiken wilt, dan zult u een geestelijke spanning opbouwen. Wanneer die spanning aanwezig is, dan zult u schijnbaar strijdig met uw streven tot op dit moment overgaan tot een actie, waarmee u de materiele waarden, de toepassing, tot uiting brengt. Het resultaat is de geestelijke waarde, uitgedrukt in de praktijk. Uw praktische beleving betekent echter een vergroting van uw begrip voor de juiste wijze van streven. U komt dus vanzelf tot een juistere gerichtheid bij een volgend streven op gelijk of gelijksoortig vlak. In de esoterie betekent het, dat het bereiken van een innerlijk punt van Godskennis vergt, dat men van daaruit afdaalt tot het menszijn dat men zijn begrip van de Godheid omzet in de menselijke actie, harmonisch met de Godheid, om van daaruit te komen tot een hernieuwde definitie van de Godheid. Denk niet dat u op één plateau kunt bouwen. Wat u dan bouwt, is een toren van Babel, die nimmer voltooid wordt zoals sommige dromen en wensdromen op een bepaald punt stil blijven staan en niet verder ontwikkeld kunnen worden. Wanneer wij echter werken met twee polen, dan mijne vrienden, is bereiking voortdurend mogelijk, is hogere bewustwording zowel als vergroting van geestelijke kracht het normale gevolg van de wijze van streven. Ik ben mij ervan bewust in dit betoog enkele waarden en punten te hebben aangestipt, die ook elders besproken zijn. Aanvullingen daarvan kunt u o.m. vinden in bepaalde cursussen. Indien u echter uitgaande van hetgeen ik u nu gezegd heb uw eigen innerlijk leven probeert na te gaan en te richten, zo zal deze les er zeker toe bijdragen, dat u zowel juister, eerlijker en beter contact krijgt met de waarden in de geest, alsook in het leven de waarheid van uw hoger ik juister tot uitdrukking brengt. o-o-o-o-o-o-o Vanavond moet ik als gast hier iets vertellen over mijn versie van het contact tussen de mens en God. Dat is altijd erg moeilijk, want je weet eigenlijk niet, wat God voor de mens is. Er zijn veel mensen, die denken dat ze God kennen. Maar in feite kijken ze alleen maar in de spiegel zonder zichzelf te herkennen. Ik geloof, dat je het best kunt beginnen met te zeggen; God is de totaliteit. God is het leven. God is alles wat er bestaat. God ben je zelf ook een klein stukje. En om die God te kennen, zou je alles moeten kunnen zien zoals het is, alles moeten kunnen beschouwen in zijn samenhang. Je zou moeten weten waarom de sterren lopen zoals ze lopen. Je zou moeten weten waarom de mensen leven zoals ze leven. Dat kun je niet. En daarom lijkt het mij verstandig om te zeggen; Ach, God is iets, waarvan je geen beeld kunt maken. God is alleen iets, wat je beleeft. En die beleving van God moet een bevestiging zijn. Als een mens zich beklaagt over zijn leven, dan zegt hij naar mijn idee, dat God het niet goed gedaan heeft. En dat lijkt mij voor de mens onverstandig en tegenover God op z’n minst genomen onrechtvaardig en oneerbiedig. Want we kennen Hem niet. Dus de benadering van God moet in de eerste plaats er een zijn van erkenning. Niet zonder meer een klakkeloos aannemen wat er allemaal is, maar een proberen om in alles een zekere vreugde te vinden. Om in het leven altijd weer een lach te vinden, een lied. Om a.h.w. er een ogenblik de vreugde in te vinden van een dans vóór de ark, zoals David gedanst heeft. De vreugde van het verbonden zijn met God. EMK 1966 - 1967
57
Orde der Verdraagzamen Dat is heel erg moeilijk. De mens is en blijft een mens. En als hij naar God streeft, dan doet hij het over het algemeen, omdat hij iets van God verwacht. Maar ik durf nooit zeker te zeggen dat wij van God wat te verwachten hebben. We praten over een hemel. Maar wat is die hemel? Is dat nu een natuurlijk deel van ons bestaan? Of is het nu werkelijk een beloning? We praten over een hel. Zal God een hel maken? Of maken wij hem zelf? Voor mij is het de mens zelf, die zijn hemel en zijn hel maakt. En ik geloof, dat in de relatie met God de kwestie van beloning eigenlijk geen rol speelt. Je krijgt het toch wel. Maar de vraag is; Hoe beleef je God? En hoe beleef je God in alles, wat Hij geschapen heeft, in alles wat Hij is? Wanneer je overal alleen de bittere dingen ziet, dan beleef je God als de een of andere gruwelijke afgod. Dan maak je er een soort Belzebub van. En toch is het diezelfde God. En als je probeert overal de kracht van die God in te voelen, dan ben je sterk door diezelfde God. Het geloof? Ach, het geloof is heel vaak alleen maar een formulering van wat er misschien zou kunnen zijn, en een opsommen van de wetten, waaraan je als mens moet gehoorzamen. Natuurlijk zullen er wel wetten zijn. Maar wie zal zeggen of God ze geschapen heeft? Het is ook niet belangrijk. De wet komt uit onszelf voort. Wanneer wij leven naar de wet, dan doen wij dat niet omdat God ons anders zal straffen. Dan doen we dat omdat we voelen, dat de wet voor ons de juiste manier van leven is. Omdat we zo voor onszelf het gevoel hebben, dat die God in ons, dat leven in ons, betekenis heeft. Het is het zoeken naar de positiviteit, waardoor we een wet kunnen aanvaarden. Zoals het diezelfde tocht naar het positieve bestaan is, waardoor we misschien wetten kunnen verwerpen..... wetten van mensen, of wetten die naar men zegt van God zijn. We hebben de vreugde nodig. Niet de vreugde van; Kom jongens, wat hebben we een plezier onder elkaar, het hele leven is een glimlach. Maar de vreugde, die in alle dingen, in het meest harde ergens toch nog een element van licht weet te vinden. De relatie tussen mens en God is voor mij vaag. Het is iets ondefinieerbaars. Je kunt het soms in jezelf voelen. Maar meer dan dat kun je er niet mee doen. Maar het beleven van God, dat we dan zo preken aan alle kanten, die tocht eigenlijk die we maken door het leven om God te vinden, dat lijkt mij eigenlijk het zoeken naar het licht in onszelf. Niet dat wij een licht zijn allesbehalve. En als we licht hebben, dan staat het onder de korenmaat. Of we lenen het uit aan een ander om er mee te pronken. Maar dat beetje licht, dat beetje vreugde dat we hebben, dat is de bevestiging van ons eigen leven. Een leven, waarin wij eigenlijk niets hebben. Wij denken dat we het hebben, maar we zijn het alweer kwijt voor we het gekregen hebben. Wij denken, dat we de dingen veroveren, maar in feite veroveren de dingen ons en de veroveraar is slaaf van zijn verovering, voordat hij klaar is met zijn zegepraal. Neen, het licht waar wij naar zoeken is de zin van ons bestaan. Geen zin, die ergens vast ligt in de eeuwigheid, of die beloond wordt met een speciaal plekje. Maar een licht, dat vandaag zin heeft. Iets, waardoor je zeggen kunt; Met mijn leven beteken ik wat. Ik besef, dat mijn bestaan zin heeft. Ik besef, dat ik voor de wereld, voor het andere dat er rond mij is, niet alleen maar een stuk ballast ben. Misschien een rare verklaring, wanneer je filosofeert over de relatie tussen mens en God. Maar is eigenlijk ons hele bestaan, onze hele behoefte, niet; te komen op een punt, waar we weten dat we ergens niet overbodig zijn? Dat we betekenis hebben? En hoe kun je betekenis hebben in dingen, die voortdurend voorbijgaan? Betekenis kun je alleen van binnen hebben. Dat is dat beetje licht voor jezelf. Maar het is vooral ook het licht, dat je met een ander deelt. Het kan een woord van wijsheid zijn. Het kan een beetje goedigheid zijn, waarmee je de een of andere schlemiel helpt. Het kan de vrede zijn, die je een ander toewenst of geeft. Het is a.h.w. het vrije bordje en de vrije beker op de Sabbathtafel, dat er staat wanneer de profeet 58
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
komt. Maar waarbij wij weten, dat de profeet kan leven in elke mens, in elke voorbijganger, die binnen komt. Maar ja, dat weet u misschien niet zo. Maar in je hele leven moet je eigenlijk altijd proberen, wanneer je God wilt vinden, om iets te kennen van de vreugde er staat nog een bord klaar, er staat nog een beker klaar er is altijd nog iets voor degeen, die het nodig heeft. Dat noemen de Christenen misschien naastenliefde. Maar ik weet niet, of het nu werkelijk wel naastenliefde is. Naastenliefde is een mooi woord geworden,, een woord, waarin ze zo nu en dan God vermoorden, als je het mij vraagt. Maar voor jezelf is het belangrijk, dat je altijd klaar staat om iemand op te vangen. De vreugde, dat je iets zou kunnen doen, wanneer het nodig is. Dat je altijd een beetje reserve hebt, waardoor je in het leven meer betekent dan alleen maar een wezen, dat zijn wegen gaat. En ja, dan kom je tot de grote vraag; Wat is eigenlijk dan God? De Baalsjem heeft het een keer gezegd; God, dat is de gast, die aanklopt op het onverwachte ogenblik, God, dat is de engel, die ons beschermt. En het is de lastpost, die ons dwingt om onszelf te bedwingen. Hij heeft het gezegd in mooie gelijkenissen en hele verhalen. Maar het komt eigenlijk toch wel hierop neer; Het is de reserve, die je hebt. De reserve een levensmoed, de reserve aan levenskracht. Als je God wilt ontmoeten, wanneer je het gevoel wilt hebben dat je geheiligd bent, dan is het een kwestie van meer hebben aan weerstand, aan licht, aan vreugde tegen de verdrukking in, dan eigenlijk redelijk is. Altijd net iets meer zijn. Het altijd bereid zijn om iets meer te doen, iets meer te leren, iets meer te weten. Die bereidheid, die vult ons met God. Men vertelt wel van een bekende kabbalist, dat hij langs de weg loopt en dat rond hem de grauwe legioenen marcheren van de doden. En dat hij ze herkent en dat hij er een van helpt. En dat hij ineens een gezel op de weg heeft. Nu wordt dat verteld als het bevrijden van een geest, die gevangen is. Het a.h.w. bereid maken van iemand, die niet sterven kon en niet leven kon, om uit het leven tot de dood te komen. Maar ik denk, dat het eigenlijk meer is. Het is God. Rondom ons in de wereld en in de sferen zijn er allerhand ongeziene dingen. Het zijn de noden van de mensen, het is de ellende, die je niet ziet het is de behoefte, die achter de behoeftigheid schuil gaat. En wanneer wij er doorheen lopen en we zien het niet, dan lopen wij aan God voorbij. Maar wanneer we ons niet beklagen over de modder, waar we doorheen moeten lopen, maar ons er over verheugen, dat wij - lopende door die modder misschien - iemand een handje kunnen geven die het moeilijker heeft, dan als die ander voor ons, geloof ik, de ontmoeting met God. Dat geldt overal. Als u hier op aarde zit en u helpt een arme geest om uit een beetje donker naar een beetje licht te komen, dan ontmoet u niet alleen de geest, wanneer u het goed begrijpt dan ontmoet u God. Wanneer de een of andere mens in de dalles zit en je helpt hem en je helpt hem omdat hij mens is, niet omdat je zelf wat wilt doen, maar omdat hij er is dan ontmoet je God. De relatie tussen mens en God is eigenlijk volgens mij zo eenvoudig. Het is eenvoudig de band, die ons allemaal bindt. Niet alleen mens en mens, maar een mens met de dingen, een mens met de dieren, een mens met de zon en met de sterren en de maan. Wanneer je tegen de zon zegt; Wat schijn je lekker en je bent er blij over, ook al moet je dadelijk weer naar binnen toe in de schaduw om te werken, dan heb je even God ontmoet. En wanneer je begrijpt, hoe je dat allemaal samensluit, hoe dat licht in jezelf er is alleen al door de erkenning van het andere, door het geven van jezelf aan de ander (en dan bedoel ik heus niet dat geven in de meest letterlijke zin daar zijn sommige mensen veel te royaal mee maar ik bedoel juist het geven van dat beetje aandacht, dat de mensen noemen; een offertje, maar dan een offertje zonder een lang gezicht doodgewoon ik kan iets doen het is voor mij niet prettig, maar het feit, dat ik het doen kan is een vreugde... dat is God. EMK 1966 - 1967
59
Orde der Verdraagzamen Die vreugde, die dan in je ontstaat, dat gevoel van ondanks alle zorgen hogerop gaan, ergens verbonden zijn met het Onbekende, dat is ons contact met de eeuwigheid. We zijn te klein om te begrijpen wat God is. We zijn ook veel te klein om te weten wat het heelal is. En welke mens kent zijn eigen wereld? Maar de verbondenheid kan in de plaats komen van het kennen. Zoals je in een optocht mee kan lopen en je er deel van kan voelen, zonder precies te weten wie er allemaal meelopen. Zoals je samen met heel veel andere mensen op een warme dag aan een bron kant drinken en met hen blij zijn dat het water koel is, zonder dat je weet wie die anderen zijn en hoe ze aan hun dorst zijn gekomen. De een heeft het van zijn kater, de ander van de bonen en de zoute vis en de derde van de wandeling. Maar dat interesseert je toch niet? Het gaat er om wat je samen hebt. Er was eens een heel goede man. Hij was zo goed, dat hij altijd en overal voor iedereen klaar stond. Hij had maar een behoefte dat men zou zeggen; Kijk, daar gaat die goede man. En omdat hij die behoefte had en niet blij was, wanneer ze hem niet erkenden, vond hij minder van God dan normaal is. Wanneer hij blij was, vond hij God ook in de erkenning van anderen. Maar wie erkent je goede daden? Dat doen ze in je gezicht en achter je rug roddelen ze. Maar als die man nu blij was geweest, alleen maar omdat hij goed kon zijn zonder meer, dan had hij God altijd bij zich gehad. En dat is nu mijn hele filosofie. Ik ben misschien geen mooie gastspreker voor jullie. Het moet meestal plechtig gaan. God moet je maken tot iets bijzonders, met gezangen, met heel veel praten, tegen God. Maar ach, ik kan wel tegen God praten, maar in feite praat ik tegen mijn eigen sores, mijn eigen zorgen, mijn eigen ellende. Daarom lijkt het mij eigenlijk heel eenvoudig, wat ik vanavond gezegd het. En misschien hebt u er íets aan. Op het ogenblik dat je blij bent dat je leeft ondanks alles beleef je God. En hoe meer je blij kunt zijn omdat je leeft, hoe meer je God beseft. En de vreugde van het bestaan is de kracht van God, die in je werkt. En de mens, die absolute blijheid kent zonder voorwaarden te stellen aan het leven, is de wonderdoener. Hij is de miraculeuze rabbi, die niet alleen leraart, maar die het onmogelijke mogelijk maakt. Wij zijn misschien geen van allen wonderdoende rabbis en misschien hebben ze wel nooit bestaan. Maar ja, wat maakt dat uit? Wat kan het je schelen? Neen, de blijdschap die kracht is, de blijdschap die je meer maakt dan een mens, de blijdschap die de wereld meer maakt dan een gebeurtenis, waarin je gevangen bent, de blijdschap die je doet delen in iets, wat je niet meer omschrijven kunt, dat is het contact van de mens met zijn God. Dat is alles, wat ik eigenlijk daarover zeggen moet en zeggen mag. Misschien had u gedacht, dat ik raadselen zou onthullen. Maar mensen, als je alle raadselen onthuld hebt, dan blijft er alleen nog maar verveling. Misschien hadden jullie gedacht, dat ik veel mooie woorden zou gebruiken. Maar mooie woorden gebruik je meestal om de leegheid van je gedachten te verbergen. En misschien hadden jullie wel gedacht, dat ik wat bijzonders zou brengen. Maar ik heb niets bijzonders en ik ben niets bijzonders. Ik ben alleen maar blij. Ik besta. Ik ben dood gegaan en ik besta. Ikc heb heel veel ellende gehad en ik heb heel veel mismazzels meegemaakt in mijn leven... en daarna. Maar ik besta en het leven is er. En ik kan nog steeds wat betekenen, al is het alleen maar met zo’n praatje tegenover jullie. Ik kan het licht in mijzelf voelen. Een klein vlammetje misschien in de oneindigheid, maar het is míjn contact met God. En dat is alles, wat ik jullie geven kan, wat ik ben. Neem het, zoals het je gegeven wordt. Niet met plechtigheid en niet met sentimentaliteit, want daar heb je geen pest aan. Neem het gewoon als dit ene begrip; Blij zijn ondanks alles is contact met God. Het licht van de blijdschap in jezelf wordt tot de kracht van God, die door jou werkt. En laat dan de rest maar kletsen. Want als je in jezelf dat ene hebt, wie doet je dan wat, nietwaar? En dat, vrienden, is nu het hele verhaal. Ik had het veel langer kunnen maken. Ik had kunnen goochelen met mooie krachten en mooi licht. Maar zal ik gek zijn? Zal ik licht produceren voor jullie als een vuurwerk waar je naar kijkt, om alleen later te zeggen; hé, kon ik dat maar. Je kunt het zelf. Je hebt licht in jezelf. Je kunt blij zijn ondanks alles. Nou, wat let je? Doe het dan maar. 60
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
En als we dan ín dat licht, waarin we onszelf vinden, elkaar soms herkennen, dan zoggen we alleen maar; Met al z’n dalles, met al z’n sores is het een vreugde te leven. En God leeft in ons. En nu allemaal een heel gezellige, een heel prettige en heel vreugdige avond met elkaar. En... steek van binnen een lichtje op, dan gaat het je veel beter. Tot wij elkaar weer eens ontmoeten. Sjalom. Nummer 7 Esoterisch Magische kring 14 maart 1967
PARADOXEN DER MAGIE
Wanneer je eenmaal doorgedrongen bent in het gedachtenleven en de psychologie van de mens, dan word je tevens geconfronteerd met eigenaardige afwijkingen van de realiteit. Ik wil proberen die dingen kort en bondig te stellen en wil dat daarom althans voorlopig puntsgewijze doen. De voorstelling van de werkelijkheid, die men in zich draagt, is gebaseerd op de referentiewaarden, die reeds in het bewustzijn aanwezig zijn. Als zodanig is het waarnemingsbeeld altijd verschillend van het werkelijkheidsbeeld. De begrenzingen, die de mens zichzelf door zijn denken en eventueel emotionele bindingen oplegt, zijn bepalend voor zijn vermogen in de buitenwereld te reageren. Elke opvatting, die de mens koestert omtrent zichzelve, is bepalend voor elke reactie, die in hemzelve plaatsvindt en medebepalend voor elke relatie, die hij kent met de buitenwereld. Het feit, dat het totaal van alle geestelijke belevingen en waarden in materiele denkbeelden zal moeten plaatsvinden, betekent dat geen enkele geestelijke waarde volledig en juist zal worden herinnerd of redelijk zal kunnen worden weergegeven. Met deze 4 basispunten staan we dus voor de normale werkelijkheidsvervreemding, die elke mens eigen is. Wanneer wij nu te maken krijgen met hetgeen men magie noemt, worden wij geconfronteerd met het accepteren van een totaal differente realiteit. In deze realiteit spelen goden en demonen een rol, die mogelijkerwijze niet eens in een goddelijke werkelijkheid zou kunnen bestaan. Maar voor de mens is op dat moment de voorstelling realiteit. En hier ontstaat dus de zeer bekende binding van de mens met het bovennatuurlijke. Zodra de mens zich bewust van eigen tekorten aan kracht, vermogen, inzicht of capaciteit op enigerlei terrein zich een God vormt, zal hij zich een God vormen, die de compensatie vormt voor het geheel, wat hij in zichzelf als niet-bestaand of ontbrekend beschouwt. Elk zich wenden tot de Godheid met een volledig vertrouwen en geloof impliceert, dat alle remmingen in het eigen wezen wegvallen, voorzover zij het doel van de bede (de Godsaanvaarding) betreffen. In de magie zien wij dan ook, dat wij zeer veel te maken heb ben met persoonlijke dienaren en persoonlijke geesten. In de heksenoverlevering krijgen wij te maken met de zg. familiaris, een dienende geest die naar men zei meestal in dierlijke gestalte aanwezig was. Een meerkat (dus aap), een kat e.d. Deze familiaris behoeft niet reëel te zijn. Maar hij is in het heksengeloof en zelfs in het natuurgeloof van groot belang, omdat hij overal compenseert, waar het ik tekortkomingen veronderstelt. Het is zeer belangrijk, dat wij hier de nadruk op leggen. Want de paradox van de magie is enerzijds het ónvermogen van de magiër om zijn eigen bestrevingen zelf waar te maken en EMK 1966 - 1967
61
Orde der Verdraagzamen anderzijds het gezag, waarmee hij geesten gebiedt om die taak te volbrengen. Hier ligt ergens een discrepantie, dat zult u begrijpen. Deze discrepantie is naar ik meen in de eerste plaats mentaal. De magiër neemt aan, dat hij zelf iemand niet op af stand kan genezen, ter dood brengen, waarnemen, etc., en neemt aan, dat hij via een bepaalde geest of familiaris dit wel zal kunnen, Hierdoor ontvangt hij dus voor zich een innerlijke zekerheid, die de beperkingen van zijn eigen wezen opheft. En dit is een heel interessant stukje. Wanneer ik nl. in mijzelf een zekerheid doe ontstaan, ontleen ik aan die zekerheid een vergroting van vermogen, handelingsvrijheid en handelingszekerheid, waardoor ik mijn doel bijna altijd zal kunnen waarmaken, zolang het nog ligt binnen het rijk der mogelijkheden, voorzover die voor de mens bestaan. En dan niet in het menselijk voorstellingsvermogen maar in de menselijke realiteit, De mens zelf kan nl. niet worden beschouwd als een wezen, dat alleen maar gebonden is aan de materiele realiteit. De denkwereld van de mens en ook zijn denken gaan verder dan de werkelijkheid. Op het ogenblik dat u abstract begint te denken en u daarmede dus punten voorstelt, die in de werkelijkheid niet waarneembaar zijn, kunt u daardoor conclusies trekken omtrent de werkelijkheid, die wel waarneembaar zijn. Dat wil dus zeggen, dat u een brug hebt gebouwd tussen uw ogenblikkelijke mogelijkheden en uw feitelijke mogelijkheden. Magie is ergens met al zijn wat flagrant realisme in vele facetten een overbruggen (zoals ook de abstractie doet) van al datgene, wat ligt tussen het m.i. mogelijke (volgens mij mogelijke) en het werkelijk mogelijke, Als zodanig is de magie, niet alleen een vlucht voor de werkelijkheid (de werkelijkheid o.m. van eigen wezen), maar ze is gelijktijdig een benadering van de bulten het ik bestaande werkelijkheid. Ook dit is een paradox, dat je tot de werkelijkheid kunt komen door ervoor weg te vluchten. Toch blijkt het in de magie waar. Wat is het belangrijkste punt hierbij? Ik moet uitgaan van mijzelf, mijn eigen wereldinterpretatie. Dit zijn de bouwstenen, waar ik mijn denkbeelden alleen mee kan opbouwen. Al datgene, wat buiten mij bestaat al is het nog zo juist, zo redelijk en zó geleerd en dat ik innerlijk niet verwerken of aanvaarden kan, is voor mij waardeloos. Maar datgene, waar ik werkelijk in geloof hoe onredelijk, hoe onwerkelijk ook kan door mij gebruikt worden om een systeem op te bouwen. Want magie is systeem, Dit systeem stelt mij in staat om buiten de werkelijkheid omgaande te komen tot conclusies en tot handelwijzen, waarbij ik niet uitgaande van een zg. realiteit maar alleen vanuit mijn eigen denken de buitenwereld benader. Het magisch resultaat is het ingrijpen van een niet met de realiteit strokende geest op de menselijke realiteit. Nu moeten wij gaan zien wat in die magie dus een rol speelt. En dan treffen we allereerst aan een sterke neiging om net natuurlijk element en de voor de mens natuurlijke actie tot basis te maken. Wij vinden in de magie zeer vele gebruiken, die zich op vruchtbaarheid baseren. Daarnaast zien wij zeer veel gebruiken, die direct of indirect met voeding te maken hebben, tot zelfs de brandoffers van voeding. En ten laatste zien wij elementen, waarbij levenskracht of leven een rol spelen. (Denk hierbij bv. aan bloedoffers.) Wat gebeurt er? Ik begin met een voor mij normale actie of toestand. Ik onttrek deze aan de beperkingen en bepalingen van mijn eigen wereld. Ik vervreemd haar dus van mijn normaal bestaan. Dit is noodzakelijk. Zodra ik deze vervreemding volbracht heb, wordt de betekenis van de handeling, van het offer, etc. voor mij de uitdrukking van mijn denken. M.a.w. mijn actie bevestigt voor mij een stelling, die of ze nu juist is of niet in mij bestaat. Door deze volledige eenheid met het gestelde maak ik voor mijzelf emotioneel en zelfs voor een groot deel ook lichamelijk het gestelde waar. Het is duidelijk, dat mijn reactie op de werkelijkheid en mijn invloed op de werkelijkheid dan veranderen zal op dezelfde wijze, waarop ik mijn innerlijke relatie tot die wereld veranderd heb. Er zijn in de magie heel veel eigenaardige overleveringen. Bv. die van de magiër, die een bezwering doet en in het pentakel een lijntje niet doet sluiten. Het gevolg is, dat hij door de opgeroepen geest wordt verteerd, gewurgd, verbrand of iets dergelijks. Iemand, die de macht heeft een geest te dwingen tot verschijnen, zou redelijkerwijs dus ook de macht moeten hebben zich daartegen te beschermen. Waar ligt hier het hiaat? 62
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Doodgewoon in het feit, dat de mens zich zijn verhouding tot die geesten, tot die demonen (al dan niet schillen zijnde uit een astrale sfeer) niet anders kan voorstellen dan een van dwang en vrees. De magiër (vooral de zwartmagiër) benadert al hetgeen hij optoept en waarmee hij werkt als een dierentemmer gevaarlijke dieren in de kooi. Hij is voortdurend onzeker, hij heeft geen vertrouwen. Door het gemis aan vertrouwen ontlaadt hij het totaal van zijn voorstellingsvermogen (en daarbij dus in hemzelf tot gelding komende krachten) op zichzelf, zodra hij het hiaat ontdekt. Het is niet het ontbreken van het lijntje, dat dodelijk is. Het is de erkenning, dat de bezwering onvolledig is. Het is het gevoel van onmacht tegenover de opgeroepen geest, waardoor de verschijnselen ontstaan. En dan behoeven deze verschijnselen niet eens door een reële geestelijke macht tot stand gebracht te worden. Zij worden eenvoudig tot stand gebracht door het gelóóf eraan. Iemand, die absoluut overtuigd is, dat hij gewurgd wordt, krijgt een constructie waardoor de ademhaling beperkt wordt. En in zijn wanhopige worsteling daartegen zal hij zeer waarschijnlijk een dood sterven met alle tekenen van verstikking. Wanneer hij daarbij meent aangeraakt te worden door vingers bv., is het zelfs niet denkbeeldig dat bloeduitstortingen ontstaan op de plaatsen, waar hij door suggestie die druk meent te onderkennen. U vraagt zich misschien af, waarom ik en zeker in een bijeenkomst als deze juist dergelijke minder aangename aspecten van de magie naar voren haal. Het wordt u misschien duidelijker, wanneer ik wederom enkele punten achtereenvolgens opsom. Het totaal van het magisch werken is gebaseerd op het tot stand brengen van een geestelijke en lichamelijke verandering in het eigen ik, waardoor de eigen actie en reactiemogelijkheid t.o.v. de omgeving tijdelijk of soms blijvend gewijzigd wordt. Al datgene, wat ik in een volledige aanvaarding stel, zal mijn gehele wezen beheersen, omdat mijn psyche niet in staat is een onderscheid te maken tussen het gestelde en een werkelijkheid. Dientengevolge zal elke magisch gestelde werkelijkheid zich als zodanig voor de magiër volledig openbaren en uiten. Dit met alle gevolgen vandien. Daar de magiër niet-zintuiglijk kenbare relaties veronderstelt tussen zich en een deel van de werkelijkheid, brengt hij deze feitelijk tot stand. Deze relatie (ook wanneer zij gesteld wordt via het beeld van een geest, een entiteit, een demon, enz.) is altijd in de eerste plaats een persoonlijke binding. Daar, waar geen persoonlijk verband bestaat of geprojecteerd kan worden, zal geen mogelijkheid tot magisch resultaat aanwezig zijn. En nu wordt het u misschien ook duidelijker, dat eigenlijk ons eigen innerlijk en ons eigen denken voor een zeer groot deel bepalend zijn voor al datgene, wat occultisme en magie heet. Maar wij moeten nog verder gaan. Wanneer ik te maken heb met een andere wereld (en die zijn er sferen), dan zal mijn contact met die andere wereld niet bepaald worden - laten we dat goed begrijpen - door mijn hoogste geestelijke bereiking. Zij wordt bepaald door mijn voorstellingsvermogen en daarbij door de wijze, waarop ik mijzelf als deel van die andere wereld kan projecteren. Men denkt heel vaak, dat je esoterisch omhoog stijgt alleen maar door de wil tot stijgen. Maar dat is niet waar. Je stijgt innerlijk omhoog, omdat je een begripswereld vormt in jezelf ten dele een emotionele, ten dele een rationele waardoor je in staat bent steeds grotere delen van de onzienlijke wereld tijdelijk als werkelijkheid te accepteren. Op het moment, dat die mogelijkheid niet meer bestaat, is er ook geen bereiking meer. Uitbreiding dus van in feite innerlijke perceptie, innerlijke waarneming, de mogelijkheid tot een wisselwerking tussen het ik en de niet-zichtbare invloeden en werkingen op de wereld. Dat betekent dat het ik, zodra het in staat is zich te stellen als deel van een geestelijke werkelijkheid, zich een voorstelling maakt die althans deels harmonisch zal zijn met de wereld van de geest, waarin men denkt te zijn. De uitdrukking, die men eraan geeft, is altijd beperkt door het eigen denken. Maar elke kracht, die daarin aanvaard wordt en gesteld wordt, kan vanuit die wereld gehanteerd worden. Niet omdat zij in die wereld noodzakelijkerwijze alleen zo bestaat, maar omdat zij (en dat is belangrijk) door het ik kan worden aanvaard. En dan vanuit het ik kan worden geprojecteerd. Hier ligt een derde paradox in de magie. Aan de ene kant is het allemaal mijn persoonlijk werk en mijn persoonlijke invloed, terwijl ik gelijktijdig toch beschikken kan over de krachten van EMK 1966 - 1967
63
Orde der Verdraagzamen een andere wereld en zo in schijn of in wezen meer zijn dan mijn eigen persoonlijkheid denkbaar maakt. Maar daarbij vergeet men dan het volgende; Door mij een denkwereld, een voorstelling op te bouwen van een andere wereld, die concreet bestaat, treed ik in die wereld binnen. Door het binnentreden in die wereld zullen voor mij alle wetten van die wereld volledig gelden, voor zover zij niet één zijn met mijn voorstelling daarvan. Het resultaat is, dat elke kracht en krachtsverhouding en werkingsmogelijkheid, die in de aanvaarde wereld bestaan, niet vanuit die wereld mij gegeven worden, maar door mijn eenwording met die wereld ín mij bestaan. Dit heeft esoterisch enkele consequenties, die ik ook graag wil toelichten. Wanneer ik één ben met een wereld, die dus niet behoort tot de stoffelijke werkelijkheid, dan zal ik in die wereld ook begrippen ontmoeten. En de begrippen van die wereld zullen niet stroken met de begrippen van de stoffelijke werkelijkheid. Of om het eenvoudiger te zeggen; de logica van een geestelijke wereld is niet gelijk aan de logica van de materiele wereld. Gezien mijn denken zal ik de logica van een andere wereld alleen kunnen gebruiken als mens, zolang er enige parallel is. Zij mogen niet te veel divergeren. Maar kan ik die logica van de andere wereld gebruiken, dan kan ik deze doen inwerken op het geheel van mijn persoonlijkheid. Want ik kan mijn emoties en mijn denken daardoor beïnvloeden. En dan komen weer die eerste regels naar voren; Hierdoor breng ik ín mijzelf een omzetting tot stand. Ik verander iets in mijn persoonlijkheid, (in mijn uitstraling eventueel, in mijn lichamelijke evenwichten zelfs) waarin ik dus volgens eigen kennen, eveneens besta. De moeilijkheid bij dit alles is altijd weer het niet-controleerbaar zijn van de magie. We menen hetzelfde doel te bereiken, terwijl honderden verschillende riten worden uitgevoerd. Maar dat komt, omdat de mens wel een innerlijke toestand moet bereiken, maar die toestand niet reëel, niet concreet kan afmeten. Er is geen vaste norm. De norm is de persoonlijkheid van de mens en diens eigen reacties. Waar de ene mens misschien in askese een weg vindt, zal een ander die in orgiastische uitingen vinden. Waar de een door meditatie iets bereikt, kan de ander alleen door magische actie iets waar maken. Dat is dus niet een kwestie van die andere wereld of van de kracht, die gehanteerd wordt het is een kwestie van de mens zelf. Voor u allen met uw eigen reactie op wat wij zeggen, wat wij doen, is het misschien verwonderlijk, dat de ene maal voor iedereen een beleving mogelijk is, terwijl een andere keer maar een enkeling zich gegrepen voelt. Denkt u dan eens even na over hetgeen ik hier gezegd neb. De ene maal is het mogelijk voor u allen om voor een deel langs de weg, die gegaan wordt, de kracht of de wereld althans te voelen of te erkennen, die de eigen realiteit van een spreker vormt. Op het ogenblik dat u die weg niet kunt volgen, is het voor u ook niet mogelijk om deze bovenzinnelijke wereld zelfs maar als een. gevoel in uzelf te erkennen. Het opbouwen van spanningen, het werken met innerlijke kracht, het werken met de stem en het geluid, het zijn alle methoden, die in wezen suggestief zijn. Ik kan u niet werkelijk door een magisch stemgeluid tot een ander mens maken. Maar ik kan de suggestie scheppen, waardoor u tijdelijk van de werkelijkheid wordt afgesneden. Ik kan voor u een suggestie bouwen van een bepaalde sfeer of een aanwezigheid. En of die er dan wel is of niet is, doet niet terzake. Terzake doet, dat voor u dit op het moment aanvaardbaar is en dat u daar ook persoonlijk zelf en innerlijk een contact bereikt met íets, dat wel reëel bestaat. We hebben een vorige maal al veel gezegd over suggestie. Misschien is het goed er nogmaals op te wijzen, dat de suggestie in zichzelf geen werkelijkheid bevat. De suggestie is de sleutel tót een werkelijkheidsbeleving, die altijd ligt ín de persoon, die gesuggereerd wordt. De suggestor hanteert altijd alleen de sleutel tot een andere werkelijkheidsbeleving. De werkelijkheidsbeleving vloeit voort uít de maatstaven en waarden van de gesuggereerde persoonlijkheid. Nu zult u ook gaan begrijpen, waarom wij in dit werken met esoterische waarden, in het werken met magische krachten en begrippen, zo heel vaak voor een muur staan, die wij niet kunnen doorbreken. Om de grens te kunnen doorbreken, die ligt tussen mijn wereld en de uwe bv, moeten wij beiden een gemeenschappelijke waarde ontdekken, een gemeenschappelijk gevoel, een gemeenschappelijke beleving, een gemeenschappelijke suggestie. Wanneer deze voor óns beiden gelijkelijk werkt en onze denkwerelden daar eigenlijk synchroon gaan lopen (gelijk zijn ze niet, maar ze zijn dan vergelijkbaar en ten dele gelijkwaardig), ontstaat de 64
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
binding, waardoor mijn sfeer zich in de uwe kan uiten en omgekeerd uw wereld kenbaar en beleefbaar wordt met zekere beperkingen voor mijn wereld. Ik besef heel wel, dat de meesten van u niet geneigd zullen zijn aan praktische magie te doen. En dat is ook helemaal niet nodig. Maar wanneer u aan esoterie doet, dan zult u met die esoterie altijd weer op het verkeerde paard wedden, tenzij u daar toch iets van het magisch besef t.a.v. uw eigen belevingen in meebrengt. Het is een paradox, dat je door te denken de werkelijkheid kunt veranderen en gelijktijdig door de tegenstand van de werkelijkheid, die je verandert, in jezelf wijzer wordt. Want hoe kun je iets veranderen en gelijktijdig toch die verandering als een lering zien, wanneer je eigen denken hier superieur is. Maar ook dit is begrijpelijk. Zolang u uitgaat alleen van uw eigen standpunt, dan kunt u voor uzelf een waanwereld creëren, die ten dele voor anderen geldt. Maar wat u niet kunt doen, dat is dus meten in hoeverre er andere mogelijkheden zijn. Een waanzinnige kan in zijn eigen wereld leven, in die eigen wereld desnoods volledig gelukkig zijn. Hij kan in die wereld over krachten en machten beschikken, die voor anderen niet reëel zijn maar de vermogens die hij bezit komen alleen tot uiting op het ogenblik, dat hij in conflict komt met de wereld. Waarom is een krankzinnige tien maal zo sterk als een normaal mens onder omstandigheden? Alleen maar omdat hij krachtreserves kan aanboren? Of is het misschien, omdat hij gelóóft in zijn eigen kracht. En wanneer die krachtmeting komt, dan verandert zij iets. Ze brengt frustraties tot stand, zij brengt daarnaast een variatie tot stand in de denkwereld. De denkwereld wordt aangepast aan de materieel ervaren frustratie. Wanneer ik magisch denk of esoterisch denk en ik ga alleen maar in mijn eigen wereld op, dan heb ik niet de mogelijkheid die wereld aan te passen. En wat ik van node heb - zeker als mens - is de versmelting van de materiele en de geestelijke werkelijkheden. Wanneer ik een verschil blijf maken tussen wat er in de geest bestaat en wat er in de stof bestaat, zal ik nimmer iets bereiken. Ik zal altijd weer vanuit mijn geestelijke beleving terugvallen tot een werkelijkheid, waarin die beleving alleen maar een sprookje is, iets waaraan ik misschien terugdenk, maar waaruit ik niets kan putten op dat moment. Wanneer ik mijn geestelijke, innerlijke wereld kan toetsen aan de werkelijkheid door haar op de proef te stellen desnoods, door het conflict uit te vechten, dan zal ik steeds meer mijn geestelijke wereld en mijn materiele wereld één maken. Er ontstaat een denken (want het is uit gedachten opgebouwd, ook dit), waarin beide werelden grotendeels aan gelijke waarden, wetten en normen onderhevig zijn. En dan wordt mijn kracht uit de geestelijke wereld kenbaar in de materiele en dan kan elke materiele ervaring en kracht worden omgezet in waarden van de geestelijke wereld. Misschien vindt u dit wat onsamenhangend. Ik kan het mij voorstellen. Maar je moet kunnen associëren. Uw gehele denkproces is associatief. Veel van hetgeen u redelijk noemt en wat algemeen als redelijk wordt aanvaard, is niet gebaseerd op de redelijkheid van feiten, maar op het in de meeste mensen gelijkelijk bestaan van dezelfde associatiewaarden. Associëren is het samenvoegen van verschillende denksporen en denkterreinen. U weet het allemaal. In de hersenen is een bepaalde reeks indrukken, gebaseerd misschien op de doorlaatbaarheid van wat grote eiwitcellen. Wanneer er één is - in zich volledig - waar een tweede parallel mee loopt (dus gelijkwaardig mee ís), dan zal het tweede denkbeeld rijzen bij het eerste. Er ontstaat een vergelijkingswaarde. Dit vergelijken van bepaalde, in zich afgeronde denksporen (een methode, die u eigenlijk combineren en deduceren kunt noemen) is uw eigen proces tot erkenning. Wanneer u mij hier waarneemt, neemt u míj niet waar. Wat u waarneemt is uw voorstelling van wat de geest is, kan, geweest is. En u hoort niet alleen wat ik zeg; maar u hoort al hetgeen in het verleden gezegd is en parallel loopt met hetgeen ik nu zeg, ook wanneer het in waarden verschilt. Het resultaat is, dat u komt tot een eigen interpretatie. En het vreemde is, dat wanneer die interpretatie niet alleen de waarden van de geest maar ook uw eigen levenswaarden, uw persoonlijke ervaringen, uw emoties, uw moeilijkheden, alles omvat, er EMK 1966 - 1967
65
Orde der Verdraagzamen een voor u persoonlijke wijsheid tot stand komt. Die persoonlijk bruikbare wijsheid is dus a.h.w. een sprong van mijn woorden tot uw reactie. Zoals u reageert op mijn woorden, moet u op het leven reageren. U associeert, zeker. Maar de associatie moet uit de nuchtere feiten, uit de nuchtere werkelijkheid, steeds brengen de persoonlijke interpretatie, die bruikbaarheid inhoudt. Als je het geheel van de magie ziet, dan vraag je je wel eens af, waarom de mensen het zichzelf zo buitengewoon moeilijk hebben gemaakt. Nu heb ik het niet alleen over al die eigenaardige recepten, waarin wordt gesproken over vingerhoedskruid, geplukt op St. Jansdag met afnemende maan, het koord van een gehangene, veroordeeld wegens kindermoord en dergelijke dingen. Ik denk alleen maar aan de moeilijkheden, die men zichzelf oplegt door bv. nauwkeurige oriëntatie op het oosten of het noorden te eisen. De moeilijkheden, die men zichzelf oplegt door een bepaalde instelling te vergen, bepaalde kleding misschien. Kortom, de moeilijkheden die men opstapelt, voor men aan een magische taak begint. Waarom doet men dat? Door het opstapelen van de moeilijkheden wordt niet alleen maar het ik geconcentreerd (omdat men zich met de gehele persoonlijkheid en al zijn streven moet inzetten), maar men gaat ook associëren. En in die associatie - en dat is nu het typische - komt dus binnen het kader van al die moeilijke magische voorwaarden, die rituelen, die onuitsprekelijke woorden en wat erbij hoort, dat persoonlijke element, dat de werkzame factor is. Het is de persoonlijke associatie, die de feitelijke reactie bepaalt en daarmee de vermogens, waarover men tijdelijk of voorgoed beschikt, Nu wilt u graag in contact komen met hogere krachten. U wilt beter zien. U wilt helderhorend zijn. U wilt de toekomst kennen. U wilt de krachten van de geest kunnen ontladen op de mens om hem te genezen, te troosten, of wat dan ook. Maar dat kunt u alleen, wanneer er een associatiemogelijkheid is. En uw relatie met die mensheid, met die wereld en haar problemen, is gelijktijdig de uitdrukking voor uw associatie met God. En dit is dan het laatste punt, dat ik in deze les met u wil bespreken. Of je het weet of niet, beseft of niet, de wereld in zijn totaliteit met alle ongeziene en veronderstelde waarden en alle zichtbare waarden is de representant van God. Door de eigen verhouding tot de wereld vast te leggen, legt de mens associatief gelijktijdig zijn verhouding tot God vast. Zijn innerlijk proces als een weg naar God kan alleen waar gemaakt worden, wanneer hij zijn dienstbaarheid aan die God of zijn verwantschap met die God uitdrukt in zijn eigen wereld. En zo blijkt weer dat voor esoterie en magie een wet geldt; Innerlijke en uiterlijke wereld moeten parallellen vertonen. De eigen denkwereld is bepalend voor de oriëntatie, niet voor het proces. Datgene, wat in eigen denkwereld ontstaat en in de werkelijkheid wordt getoetst, is niet alleen een erkenning van die werkelijkheid en van het eigen ik, maar daarnaast van de Godheid, Die achter alles schuilgaat. Door elke erkenning van God worden de oneindige waarden, die de mens toch vermoedt en kent, binnen hemzelve voor een ogenblik geuit. Hij kan hierdoor zowel in de geestelijke als in de materiele wereld veel meer volbrengen, dan hij ziet als zijn eigen mogelijkheid. Want de goddelijke wet is de alomvattende en aloverheersende kracht, die in alle opzichten herscheppend en dominerend kan optreden. Als zodanig kan de esotericus in zichzelf herscheppend optreden t.a.v. zichzelf en vanuit zichzelf t.a.v. de wereld, voor zover hij die ziet en beleeft. Als zodanig kan de magiër uit de Godserkenning - zelfs wanneer die negatief wordt uitgedrukt in een duivelserkenning - de kracht putten, waardoor hij zijn stoffelijke wereld domineert en aanpast aan de wens van zijn beleven. De paradoxen zijn schijnbaar, wanneer wij begrijpen hoe de innerlijke wereld van de mens geschapen is. Elk van u heeft een eigen weg, een eigen wereld, een eigen reeks van mogelijkheden. Maar elk van u zal in zich eerst een weg moeten vinden om de schijn van beperking te overspringen, zowel wat denken betreft als wat daadmogelijkheid betreft of uiting van krachten, om het 66
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
totaal van zijn eigen innerlijke vermogens te kunnen gebruiken en om de in hem ingeschapen wetten van andere dan de zichtbare werelden te doen gelden voor zichzelf en via zichzelf voor het andere. o-o-o-o-o-o-o Ik mag voor u de gastspreker inleiden en ik wil graag enkele dingen over hem vertellen. U krijgt bijna zeker variaties te horen over het begrip naastenliefde, en dat wel in verband met bijzondere omstandigheden. Zoals u weet is er de laatste tijd nog al erg veel te doen geweest om aardgebonden geesten een klein beetje vrij te maken. En daarbij zijn wij dus geconfronteerd geworden met bv. Joden uit concentratiekampen, soldaten van vechtende partijen, mensen die op de een of andere manier door haat aan de wereld gebonden werden. In een tijd, waarin zoveel spanningen zijn als op het ogenblik, is het optreden van dergelijke groepen natuurlijk niet wenselijk en moet je alles doen om hen zo snel mogelijk meer bewust te maken. Dat kan vaak gebeuren door de geest en door mensen, die samenwerken met de geest. Maar één belangrijk ding wordt daarbij vaak over het hoofd gezien. En dat is wel, dat je door gedachten en vooral door gelijkgerichte gedachten een dergelijke groep, die nog door haat of door vijandschap bezield wordt, aan de wereld kunt bínden. De gastspreker, die wij vanavond hebben, is iemand die zich daarmee al lang bezighoudt vanuit de geest ook vanuit de hogere sferen zelfs en die juist in de komende tijd en ook in deze periode al zich zeer ernstig met dit probleem aan het bezighouden is, naast de vele andere problemen, die hij kent. En misschien is het wel een klein beetje gemeen om het zo te zeggen; maar hij wil als gastspreker optreden, wanneer hij juist dit punt a.h.w. naar voren mag brengen. Het is een soort oratio pro domo dus. Hijzelf is ongeveer twee millennia geleden overgegaan. Hij heeft zeer veel geestelijk werk gedaan, ook in de laatste tijd. En zijn grootste ellende is misschien wel het feit, dat zijn figuur, zijn wezen (dat overigens niet de grondfiguur is van een van de godsdiensten, zoals u misschien zou denken), voor een groot gedeelte verkeerd is geïnterpreteerd. Men heeft hem dus vaak gezien als de magiër of als de grote ingewijde, maar men heeft hem kennelijk niet voldoende begrepen als de entiteit, die probeert een brug te slaan tussen alle geloof, tussen alle mensen, tussen alle denken. Ja, ik moet gaan eindigen. We hebben op het ogenblik contact. Ik wil er alleen nog dit aan toevoegen; Wanneer u deze figuur hoort, moet u proberen u ook eens te realiseren, dat hij vanuit een christelijk standpunt gezien uit het heidendom stamt. Dat zijn achtergrond eerder een Grieks-Romeins filosofische is dan een christelijke. Misschien dat u dan nog meer getroffen zult worden door de wijze, waarop hij de problemen van de naaste, van de wereld a.h.w., beziet. Vrede en Licht Leven wil zeggen leven erkennen. Een mens, die leeft zonder gebonden te zijn met al het levende, leeft niet werkelijk. Al datgene wat wij zien, waarmee wij in contact komen, al datgeen wat ons beroert, is voor ons; het leven. Je kunt het leven waar maken in de verschrikkingen van hen, die haat en lijden zaaien. Men kan zijn als de onvolledigen en angstigen, die slechts vernietigen. Maar vernietigen wil zeggen ook je eigen leven, je levenskracht vernietigen. Al het negatieve in de wereld op elk terrein is een afwijzen van het leven. In de kracht van de eeuwigheid zijn wij verbonden. Banden, die wij niet volledig kunnen kennen misschien. En door diezelfde kracht zijn wij gebonden met alles, wat op ons wezen gelijkt. Een mens kan de broeder zijn van een mens. Maar kan hij ook de broeder zijn van een vogel? Hij kan de vogel niet begrijpen en de vogel de mens niet. En daarom zijn die twee gescheiden tot het ogenblik, dat zij elkander begrijpen. Maar een mens die leeft kan een mens begrijpen. En door het begrip, dat zij voor elkander hebben, zijn zij gebonden. EMK 1966 - 1967
67
Orde der Verdraagzamen In het Christendom spreekt men veel over de naaste en over de naastenliefde. Maar wat is dan uw naaste? Is de naaste niet degeen, die gij begrijpen kunt? Een mens, die je niet kent en niet begrijpt, gaat aan je voorbij als een schim, zoals een wolkje langs de hemel jaagt, zonder je te beroeren. Maar op het ogenblik, dat je een mens erkent, is hij je naaste. En dit naaste-zijn is niet beperkt alleen maar tot een gedachte of tot een enkele daad. Daar, waar een wederkerige erkenning is, daar is een band, die ver over alle levens heen gaat. Die strekt tot dat punt, waarin de horizon bereikt wordt, waarin de zeeën van leven en de koepel van de hemel versmelten tot één. Ik heb ervaren, dat de binding van mens en mens vaak een binding is, waarbij men niet wil begrijpen. Want daar, waar de positieve krachten zijn, daar waar een mogelijkheid is tot begrip, tot samenwerking, tot contact, daar gaat men verder, daar acht men het te moeilijk, de taak te zwaar. Maar daar, waar dingen negatief zijn, daar waar hartstochten laaien, daar waar de haat als een vuur brandt, daar waar men breken kan en veroordelen, daar zijn de mensen wel elkanders naasten. Als u denkt en u veroordeelt, dan veroordeelt u niet alleen. Want mét u veroordelen velen. En veroordelen is zo gemakkelijk. Het is zo gemakkelijk om mensen te doden. En het is zo moeilijk om je eigen leven te delen met de dode, opdat hij leven moge. Alle gedachten, die verwerpen en die veroordelen, vormen een verkeerde soort van binding. U vreest, u haat en u veroordeelt op uw wereld. En alle geest, die vreest en haat en veroordeelt, voelt zich één met u en gebonden met u. Uw gedachten worden weerkaatst in de sferen. En dat, wat leeft als een brandend vuur van haat en verachting of als een duisternis van onbesef in die andere wereld, weerspiegelt zich in u. Is dat dan al, wat het begrip naaste en naastenliefde kan inhouden? Er is een mens. Die mens ziet het licht. En dan moet hij erkennen, dat er voor een ander duister bestaat en het licht delen. Een mens heeft rijkdom en hij erkent armoede. En hij moet zijn rijkdom delen. Een mens heeft begrip en hij ontmoet onbesef. En hij moet het onbesef begrijpen en zijn kennis met het onbesef delen. Dit is een eeuwige wet. Er zijn geen mogelijkheden om onderscheid te maken tussen rassen of werelden of sferen. Allen zijn gelijk. Eén en dezelfde Kracht brengt ons voort. Eén en dezelfde wet stuwt ons bewustzijn. Wanneer je denkt in liefde aan een vijand, dan zal al wat vijandschap kent minder vijandig worden. Wanneer je aan hen, die onrecht doen, denkt met begrip, dan schep je niet alleen maar begrip voor het onrecht, maar ook voor de verbetering ervan. Vernietigen is gemakkelijk. Wat men de wereld van duister noemt, de verstening en de bestraffing van Hades, dat is gemakkelijk te bereiken. Want daarvoor behoeft de mens slechts zichzelf te stellen bóven het andere. Maar om jezelf gelijk te stellen met het andere, dat is moeilijk. En toch, hoe kan iemand ingewijde zijn, wanneer hij niet door zijn inwijding juist in zijn begrip de naaste ontdekt in alle leven en die naaste dient. Het is niet belangrijk dat je de tijd doet stilstaan, of dat je je wezen door de ruimte werpt van plaats tot plaats. Dat is kinderspel. Maar als je voor een rechter staat, die rechter begrijpen. En hem niet slechts vergeven, maar trachten om ín het begrip iets van je wijsheid aan de rechter te geven. Dat is naastenliefde. En zie nu naar uw wereld. Verdeeld, niet in twee maar in wel twintig kampen. Men veroordeelt elkander, men haat en men vreest elkander. En men haat en vreest en bindt de geest, die gehaat heeft en gevreesd heeft vóór zij geest werd. Men wordt gedreven door het onbehagen van ongetelde persoonlijkheden. Is er spanning in de lucht? Lijkt het of een geesten jacht voorbijtrekt zo nu en dan? Gij hebt haar geroepen gij hebt haar veroorzaakt. Gij bindt de geest, niet de geest u. Een naaste is ieder, die je begrijpen kunt en niet alleen die je begrijpen wilt. Elk leven dat met uw leven in contact komt moet beseft worden en aanvaard. De verwerping, die de mens heeft geschapen uit de beste leringen, is de rechtvaardiging geworden van zijn eigen dwaasheid. Zelfs in het Christendom staat geschreven, dat zij die het zwaard trekken door het zwaard vergaan. Maar heeft men daarom de zwaarden tot ploegscharen omgesmeed? En toch is dat de enige mogelijkheid. 68
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Waar geweld is, moet je het geweld begrijpen. Het trachten te dempen misschien. Trachten het duidelijker te zien als een streven naar leven, evenzeer als uw eigen begrip een streven naar leven is. Inwijding zoeken is gemakkelijk. Het is zo eenvoudig om torenhoog boven de mensen te staan, eenzaam op de berg der bereiking en dan neer te schouwen. En het is zo eenvoudig om dan als een weldoener of weldoenster van de mensheid af te dalen. Maar dan ben je alleen, dan heb je geen naaste. Maar te beseffen hoe in de stemmen van de sterren de oneindigheid kan spreken, te weten hoe je kunt staan daar, waar mensenvoeten nooit getreden zijn, hoe je binnen kunt gaan door de poorten tot in de meeste werelden van licht... en dan méns te zijn, dat is waarlijk inwijding. Elkander dienen is niet alleen een zaak van beantwoorden aan de eísen, die men stelt. O neen. Want om de ander te kunnen dienen moet je ook jezelf zijn. Maar als je jezelf dan bent, als je leeft zoals je meent te moeten leven, je uit zoals je voelt je te moeten uiten, dan te denken aan die naaste. En dan te trachten die naaste niet mee te sleuren volgens jouw wil, maar om hem te zien als een gelijke waarde. En om daarbij bitterheid en alle gevoelens van onvrede en teleurstelling terzijde te werpen en daarvoor in de plaats te zetten dat ene, de erkenning in al het andere, in de ander, van wat in jezelf leeft. Een wijsgeer ging, rond met een lamp om mensen te zoeken. En men noemt hem een filosoof. Maar ik zeg u; hij was een dwaas. Want wie mensen zoekt is blind voor de mensheid. Hij stelt zijn eigen eisen aan de mens. Hij legt ze op. En in zijn zoeken zelf openbaart hij zijn zelfverheffing. De ware wijze behoeft de mens niet te zoeken. Hij vindt de mens overal. Hij vindt die mens ook, wanneer die geen stoffelijke vorm meer heeft. Hij vindt die mens, omdat hij mens is. Omdat in hem diezelfde behoefte tot leven klopt, die in jezelf klopt. Omdat in zijn denken dezelfde noodzaak tot aanvaarding bestaat en dezelfde angst misschien voor de verloochening van iets, wat je nu nog ego, ik, noemt, of misschien plicht of eer of taak. Dat te beseffen zelfs in de laagste mens, dat is inwijding. En uw wereld verwerpt. Zij verwerpt op grond van denkwijzen. Zij verwerpt op grond van huidskleur, van geloof. Zij verwerpt op grond van nationaliteiten. Zij verwerpt, omdat een ander afwijkende regels kent van gedrag en van moraal. Uw wereld kweekt haat. Uw wereld kweekt een haat, die uitgrijpt. Uitgrijpt naar allen, die zichzelf nog niet gevonden hebben in de sferen. Die uitgrijpt zelfs tot werelden, waarin eigenlijk reeds licht zou moeten heersen. En die terugdwingt hen, die nog niet geleerd hebben alleen te dienen. Hen terugbrengt en bindt als groepen, als strijdende groepen, die anderen niet willen erkennen. God is de totaliteit. Leven is de totaliteit. Hoe kunt u iets uitzonderen, iets afwijzen? Wanneer u - zoals men mij zegt - zoekt naar esoterische bewustwording, begrijp dan, dat u eerst de ander moet aanvaarden, eerst de ander moet begrijpen. Dat u zich moet buigen voor wat er in de ander leeft. Pas wanneer je dat geleerd hebt, vind je toegang tot de waarheid, die in je bestaat. Want de waarheid is de absolute verbóndenheid van alle dingen, niet de verdeeldheid, Men heeft de wereld verdeeld in licht en duister. Maar wie is licht en wie is duister? Wat is licht en wat is duister? Is de grote Pan misschien de demon, die door het licht moet worden geslagen? Of is misschien Pan het leven van de natuur, in contrast met de duisternis van een de natuur ontkennende Jahve? Wie zal het zeggen? Wie kan hier beslissen? Of is misschien dezelfde kracht, die Jahve heet en die toornend hoog regeert over de mensen. Pan die door de bossen gaat en bloei brengt? Zijn zij misschien één en dezelfde? Is misschien datgene, wat u zo veroordeelt, hetzelfde als datgene, wat u toejuicht? Wie de vrijheid wil vinden van de geest, wie de vrijheid wil vinden van het licht, het werkelijke licht (dat is erkenning en openbaring), wie de naaste wil vinden in de mens en niet alleen maar conflicten, zal zijn verdeling in waarden moeten staken. Ik wandelde eens aan het strand van de zee. En ik zag de zee versmelten met het land en het land met de zee. Er was een grens voor mij, maar geen werkelijke grens. het licht speelde op de zee en deed de steentjes van het zand blinken. EMK 1966 - 1967
69
Orde der Verdraagzamen Toen, ging ik in een grot, waar het koel was en duister. Maar in mij bleef het beeld van de zee, de warmte van de zon, de schittering van het land. En in mijzelve huwde ik deze gedachten en ik maakte hen tot één begrip; leven. En dat leven, dat spreekt uit de rotsen, zelfs nu nog. Het leven is eeuwig. En waar een geest in de verdeeldheid zijn weg niet vindt, is zelfs voor de aardgebondenen dit stuk rots nog vaak een teken, dat zegt; alle dingen zijn één. De lucht en het water en het land, de gloed van de zon, de mens die zoekt, de mens die geboren wordt, de mens die sterft, ze zijn een en hetzelfde, ze zijn leven. Kunt gij dan niet deze erkenning geven aan uw naaste? Kunt gij dan niet erkennen, dat er geen werkelijk verschil bestaat? Dat goed en kwaad een spel is, dat ge met uzelve speelt misschien? En dat vijandschap alleen maar de dwaze, de domme verkrachting is van wat de liefde sou kunnen zijn?,. Kunt ge beseffen, dat ge niet moogt oordelen en niet moogt haten, naar dat ge slechts licht moogt zijn? Niet een licht, dat staat tegenover de duisternis, maar de onthulling van de eenheid van alle dingen? Dat is het, wat ik u wilde brengen op deze dag. Een gedachte. Want ik ken uw leven. En ik zie de verwarringen, die u elke dag opnieuw bespringen. Ik weet hoezeer uw eigen belangen en wat ge misschien ziet als geestelijke noodzaak of mogelijkheid met elkaar in strijd zijn. Ik ben niet blind. Ik zie u en uw leven. Maar ik weet, dat er in dat leven altijd weer dingen zijn, die belangrijker, veel belangrijker zijn dan de bijkomstigheden. Ik weet dat er krachten zijn in u, die veel sterker zijn dan alle zwakheden, waarop ge u misschien beroept of waarover ge uzelf beklaagt. Gij zijt mensen, maar gij zijt ook naasten. Niet alleen van de mensen, met wie ge werkelijk contact vindt, die met u spreken en die ge erkent. Maar ook van al die geest, die denkt volgens uw gedachten. Breng daarin het licht van de waarheid. Ik heb eens tot mijn leerlingen gezegd; Besef dat alle leven een spel is. En dat achter de verschijnselen de ware acteur staat, achter het masker de persoonlijkheid, die ge niet herkent. Deze persoonlijkheid is de Godheid, Die in ons vele rollen speelt. Erken de mens achter het masker, erken de God achter de acteur. En ge zult beseffen, hoe alles ruimte en tijd, mensheid en geest, hemelwerelden en onderwereld versmelten en één en dezelfde waarheid zijn. En dat wil ik tot u zeggen. Ik vraag u niet uzelf te veranderen, Ik vraag u alleen maar om te erkennen, dat gij juist wanneer ge meer beseft dan een ander daardoor diens mindere moet zijn. Te beseffen dat juist gij, die naar uw idee offers moet brengen, juist omdat gij ze kunt brengen, sterker, veel sterker zijt dan degeen, die ze niet brengt. Wees u bewust van uw kracht. Wees u bewust van de waarheid van de Ene, Die achter alle dingen staat. Draag die waarheid met u. En bevrijd zo velen, die gij gebonden hebt door uw oordeel en veroordeel, degenen die gebonden zijn in de geest. Velen ook, die onbewust worden opgezweept in de materie door een niet gerealiseerde harmonie met uw denken. Leef voor uw naaste en leer zo zelve waarlijk leven. Dat is alles, wat ik eigenlijk zeggen moet. Eens heb ik geleefd onder mensen. En ik heb ontdekt, hoe vaak ik mens geweest ben, voor dat ik waarlijk als mens kon leven. Gij zijt mensen. En ge zult eens ontdekken, dat ge niet alleen mens kunt zijn, maar dat ge waarlijk als mens kunt leven. Dat is een zekerheid. Maar die zekerheid betekent nog niet, dat het vandaag geen tijd is om te erkennen wat de zin is van het bestaan. Een kind leert lopen met vallen. Een mens leert de naaste kennen en dienen door steeds weer te struikelen. Maar lopen is noodzakelijk. Beseffen wat een naaste is, is noodzakelijk. Realiseer die noodzaak. Realiseer u, dat ik niet uw meester ben maar uw dienaar. En dat wij gezamenlijk de mensheid moeten dienen. En vooral ook de velen, die door het wanbegrip en de verdeeldheid gebónden zijn aan de strijdigheden van een wereld, waartoe ze niet meer werkelijk behoren op dit moment. Als ge dat wilt doen, dan kan ik u waarlijk toewensen zelfs wanneer ge alleen maar poogt het te doen; Het Licht, dat alle dingen een maakt. 70
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
En dan kan ik u toewensen; De Ware Vrede. Die niet is de rust zonder beweging, maar de voortdurende erkenning van de eeuwige waarde in alle dingen, waardoor de tegenstelling verdwijnt en in de eenheid het doel kenbaar wordt. Ik laat u het zegel van mijn gedachten. Moge ze u bevrijden van veel, wat ge nu nog ziet als deel van uzelve. God zij met u. De waarheid worde uw deel. Nummer 8. Esoterisch Magische Kring 11 april 1967 De indeling van de avond is als gebruikelijk het eerste deel lering, het tweede deel een gastspreker. Ik zou na alles, wat wij op enigszins psychologisch terrein besproken hebben, vandaag met u willen filosoferen. Want wij komen ergens aan de grens van het menselijk denken, aan de grens van de menselijke mogelijkheid tot omschrijving en techniek. Wanneer ik de mens bezie en de menselijke wereld, dan stel ik allereerst; De mens, levend krachtens zijn zintuigen, ziet een zo beperkt deel van de werkelijkheid, zelfs van die materieel rond hem bestaat, dat al hetgeen hij als zekerheid stelt, het enige is dat met zekerheid niet waar zal zijn. Dat is een beetje een filosofie ad absurdum. Maar laat ons proberen met ons denken iets verder op deze mogelijkheid in te gaan. Ik wil esoterisch bewust worden. Maar mijn esoterie is opgebouwd op mijn menselijk denken. Ik moet voor mijzelf het innerlijk proces rationaliseren. Op het ogenblik dat ik de ratio kwijt ben, is er voor mij nog alleen de emotie, eventueel zich kristalliserend in het geloof. Er is dan voor mij geen gevoel meer van een zelfwerkzaamheid. En juist in de esoterie is het gevoel van zelf innerlijk werkzaam zijn van buitengewoon groot belang. Ik zal dus moeten werken met middelen, die de werkelijkheid niet omschrijven. Doe ik dit, dan kom ik al heel snel tot wat wij de droomwereld of fantasiewereld kunnen noemen. Ik ga mij dingen voorstellen, die absoluut onlogisch en onredelijk zijn. Ik pretendeer, dat ik die dingen begrijp. Zodra ik terugkeer uit mijn meditatie tot de werkelijkheid, zijn zij voor mij onzinnige geworden. Ik kan natuurlijk proberen het leven te omschrijven bv. in de taal der mathematica. Ze geeft mij veel abstracte mogelijkheden. Maar ook hier komt er een ogenblik, dat ik niet verder kan. Ik kan misschien nog een uitslag maken van een 4-dimensionale wereld. Maar als er 5 of 6 zijn, dan is er geen uitdrukkingsmogelijkheid denkbaar. Eenvoudigweg omdat de mens niet over de middelen beschikt om alle daarvoor noodzakelijke berekeningen zo te maken, dat hij het eindresultaat begrijpt. Ik stel dus, dat de mens met zijn zoeken naar de taal, met zijn zoeken naar de verklaring, altijd vast zal lopen op het onbekende. En ik stel verder, dat het onbekende niet alleen maar is datgene, wat buíten de wereld ligt, maar dat het onbekende datgene is, dat ligt in de hiaten van de door ons waargenomen werkelijkheid. En dan is het misschien gemakkelijk om nog een stap verder te gaan; Alles wat ik droom, alles wat ik denk, alles wat ik mij voorstel, is uiteindelijk waar. Er bestaat geen feitelijke onwaarheid. Er bestaat slechts een beperkte definitie, die zo algemeen geldend wordt geacht, dat zij door haar algemeen geldend zijn een onwaarheid wordt. En dan zitten wij midden in de wereld van de verwarring. De mens heeft contact met de geest. Is die geest een werkelijkheid? Neen. Zij is geen menselijke werkelijkheid. Zij is in feite een fantasieproduct, dat door de mens aanvaard kan worden, wanneer hij de rede wil uitschakelen. Anders gezegd; Spiritisme, elk geloof, elk godsgeloof zelfs, is in feite emotie, geen rede. Geef ik dit toe, dan moet ik ook aannemen, dat al hetgeen de geest zegt - zelfs wanneer het tegenstrijdig is - waar kan zijn. Want de tegenstrijdigheden, die ik voor mijzelf daarin zoek en vind (in mijn beperkte rede), behoeven geen tegenstrijdigheden te zijn in een groter geheel. EMK 1966 - 1967
71
Orde der Verdraagzamen Datgene wat ik toeschrijf aan God en aan duivel kan ergens volledig waar bestaan. Maar de tegenstelling, die ik daar projecteer, is niet erg waarschijnlijk. Want zij is voor mij redelijk. Zij stelt een evenwicht. Een evenwicht, dat voor mij noodzakelijk is als mens, als geest. Maar wanneer ik verder ga dan dit, dan word ik toch geconfronteerd met de eenheid van het leven. We kunnen zeggen, dat het leven een voortdurende vloed is, een voortdurende stroming. En wij kunnen ons daarbij zowel op de oude Grieken, op de filosofen, als op denkers als Marx en zelfs Jung beroepen. Ook zij constateren ergens de voortdurende beweging. Maar waar een voortdurende beweging is, is geen tegenstelling. Daar is misschien een voorwaarts en een terug denkbaar, maar geen licht of duister. En indien de beweging in zichzelf besloten is, zelfs in feite geen toekomst en verleden. Want wat ons verleden is, is toekomst en wat ons toekomst schijnt, is reeds verleden. U denkt misschien, dat ik een spel met u speel. Niets is minder waar. Maar wanneer wij zien naar de mensheid, zoals zij bv. ik noem nu maar iets het paradijs ziet, dan valt ons op, dat dat paradijs door heel veel mensen ongeveer gelijk wordt gezien. En dat de paradijsvoorstellingen van ver uit elkaar gelegen volkeren, ook in tijden dat ze - voor zover wij kunnen nagaan geen contact met elkaar hadden, toch grote gelijkenis vertonen. Dan kunnen wij gaan stellen, dat dit een innerlijke zaak is, een kwestie van de mens zelf, het algemeen bewustzijn van de mens. Maar waarom zouden we? We zouden ook kunnen stellen het is een werkelijkheid. Het is een van de dingen, dat ligt in de hiaten tussen het menselijk redelijk bewustzijn. O, ik weet wel, er zijn stellingen opgebouwd, dat de priesters tot dergelijke ongeveer gelijkwaardige verklaringen kwamen, zelfs nog t.a.v. de slang en al wat erbij hoort, om de doodeenvoudige reden, dat zij allemaal ongeveer dezelfde middelen gebruikten om zichzelf in een trance, in een toestand van ontruktheid te brengen. Maar of dat nu waar is of niet, behoeft daarom het paradijs minder waar te zijn? En wanneer wij naar de andere kant kijken en wij zien naar een projectie van de hel (denk eens aan de hel van Dante b.v), dan kunnen wij wel zeggen, dat die dingen natuurlijk niet zo bestaan. Maar is het niet mogelijk, dat ergens die wereld wel bestaat? Is het niet mogelijk, dat ál die werelden bestaan? En dat de mens om Dante’s taal te gebruiken. afdaalt tot in de onderwereld, gelijktijdig geketend is in koude, duister, of laaiend vuur, geketend staat in de opgang van de louteringsberg en juichend zijn Beatrijs ontmoet op de sterbloem bezaaide weide, die voor de oneindigheid van het Eeuwige ligt? Moeten wij alles wel zozeer zien in fasen zoals de mens doet? Wanneer ik deze vraag stel, dan doe ik dit niet alleen maar, omdat het leuk is om er eens over te praten, dat begrijpt u wel. Maar iemand, die ernstig streeft naar waarheid, die ernstig de innerlijke betekenis van de dingen zoekt te vinden, die zal m.i. ook de moed moeten kunnen opbrengen om de onvolkomenheid van zijn eigen denksysteem, zijn uitdrukkingsmethoden, te bezien. En wanneer ik dan ontdek, dat die mens emotioneel steeds weer uiteenvalt in twee delen (a.h.w.het goede ik en daaronder de duistere, demonische schaduw), dan zeg ik die twee zijn één. Ze zijn niet van elkaar te scheiden. Het verwerpelijke en het goede zijn één. God en de duivel zijn één. Mijn angstdromen, die irreëel zijn en mijn praktisch leven, dat werkelijkheid is, zijn een éénheid. Zoals mijn materieel bestaan en mijn geestelijk streven een eenheid zijn. Ik kan mij nooit verlaten op een van deze factoren. De mens speelt graag met de weegschaal. Hij stelt zich het leven voor als iets, dat tenslotte door een eeuwige Schatter gewogen wordt de ziel tegen de veer van Maät, de veer der genade. Maar is dat wel reëel? Kun je het leven wegen? Men stelt zich het leven voor als iets, waarbij je tot God komt. En Die zit dan daar als een soort overjarige goddelijke veehoeder de schapen de ene en de bokken de andere kant uit te drijven. Maar kan dat wel werkelijk zijn? Kan die scheiding, die in de mens kennelijk bestaat, realiteit zijn? Wanneer wij dat nl. aannemen, dan moeten wij aannemen, dat je geestelijk de ene kant kunt uitgaan en materieel de andere. Dan moeten wij aannemen, dat er een splitsing bestaat
72
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
tussen de feitelijke werkelijkheid, waarin je leeft en de droomwereld, waarin je misschien dank zij je streven en zoeken en denken vertoeft. Ik ontken dit. Ik zeg; Deze dingen zijn een eenheid. Een eenheid, die kan worden ingepast in dezelfde werkelijkheid. Een eenheid, die onverbrekelijk is. Dat je die eenheid niet kunt beseffen, is begrijpelijk. Maar al, wat in die eenheid denkbaar en uitdrukbaar is, moet werkelijkheid zijn. Niet alleen maar ergens (ergens in een andere dimensie), maar in je eigen wezen, in je eigen bestaan en in alles, wat rond je is. Hoevelen van u hebben niet de eigenaardigheid ervaren, dat zij door dingen intens te wensen het naar zich toe hebben getrokken, of misschien ook het zichzelf juist onmogelijk hebben gemaakt. Hoevelen hebben niet ontdekt, dat concentratie i.p.v. een vereenvoudiging van de arbeid een verzwaring betekent. En hoevelen hebben niet gevonden, dat een meditatie of een concentratie inspiratief werkt en moeilijkheden kan oplossen, die helemaal niet meer met het probleem, dat je je stelde, verbonden schijnen te zijn. Waar komen die tegenstrijdigheden vandaan? En dat zijn praktische dingen in uzelf. Hoe komt het dat u de ene maal opstijgt tot in een lichtende gouden golf en dat u God ervaart en dat u het volgende ogenblik alleen en eenzaam achterblijft, ergens onder een stolp van duisternis en mismoedigheid... met dezelfde procedure? Het is gemakkelijk om te zeggen, dat de procedure fout is. Maar zou het niet eenvoudiger zijn om te zeggen, dat dat licht en die duisternis precies hetzelfde zijn? Dat wij selectief ervaren? Dat wij vanuit de werkelijkheid datgene voor onszelf concretiseren, wat binnen ons begrip valt? En dat wij daarbij onze emoties een rol laten spelen, welke de interpretatie van die werkelijkheid en de daarin niet direct kenbare factoren voor ons bepaalt? Het zijn dat geef ik graag toe problemen. Maar als u de problematiek op een simpele wijze wilt formuleren, dan zegt u dus; Alles is waar, maar nimmer mijn interpretatie ervan. Dan bent u al een heel stuk verder. Dan zegt u in de tweede plaats; Alles is mogelijk behalve datgeen, wat ik een zekerheid acht. En dan zegt u in de derde plaats; Om mijzelf te verwezenlijken moet ik goed en kwaad in mijzelf versmelten, tot ik daarin geen onderscheid meer ken en vanuit mijzelf de wereld ervaar als een eenheid. Is aan die drie voorwaarden tegemoet gekomen, dan blijft de hiaat in het waarnemen, in het erkennen, in het denken natuurlijk bestaan. Maar door de tegenstelling op te heffen kunnen wij al datgene, wat niet direct het bewustzijn benadert, toch in ons opnemen. Kunnen wij zonder direct te spreken over inspiratie en geestelijke leiding of een andere verklaring uit de totaliteit rond ons het geheel van ons leven beseffen en zelfs in ons beperkt vermogen tot uitdrukking en erkenning de totaliteit steeds weergeven. Mijn eerste punt is; Alle tegenstellingen die wij zien, materiele en morele, godsdienstige en esoterische, zijn kunstmatig. En nu moeten wij naar een tweede punt toe. Want al die stellingen zijn aardig, maar je kunt ze als mens niet verwerken en niet aanvaarden. Nu ga ik zeggen; Het is denkbaar, dat de mens een geheel is, waarin dit moment tijd a.h.w. maar een ogenblik optreedt. Denkt u maar eens aan het beeld, dat u lang geleden werd gegeven; De mens is een rail, die in een gebogen baan het geheel van het Zijn omschrijft. Elke doorsnede daarvan op zichzelf is - mits als zodanig erkend - een moment in tijd. Elk klein stuk ervan is een afzonderlijk leven. Wanneer ik de totaliteit ben en gelijktijdig een deel besef, dan wordt de zin van mijn bestaan nooit bepaald door wat ik nu ben en wat ik nu doe. Zij wordt bepaald door datgene, wat ik wezenlijk ben. Het heeft dus geen zin om in de wereld buiten mij te trachten alle dingen tot stand te brengen En het heeft ook geen zin om in mijzelf op te klimmen tot de hoogste graden, wanneer ik gelijktijdig verwerp, dat dit slechts een deel is van het geheel. Krijg ik echter gevoel voor de tijdloosheid van mijn eigen wezen (en dat kan nooit meer dan een gevoel zijn), dan zal ik zelf zonder te spreken over voorgaande of volgende levens en over verschillende bestaanstoestanden in sferen een richting in mijzelf ervaren.
EMK 1966 - 1967
73
Orde der Verdraagzamen Een mens, die zich begrensd en tijdloos acht, heeft een van de grootste problemen, die denkbaar zijn. Hij moet nl. een verklaring vinden voor zijn leven en hij moet daaraan een inhoud geven. Wanneer hij teruggrijpt op zijn innerlijke persoonlijkheid (en dat zijn dan die vage gevoelens, waar de rede vaak geen raad mee weet), dan beseft hij ergens iets tijdsloos. Wanneer de mens dit wil gaan uitdrukken in het heden om het a.h.w. nadrukkelijk waar te maken, dan doet hij het eenzijdig. Het resultaat is een vergroting van innerlijke onvrede. Hij laat zich haasten en jagen misschien, omdat hij bang is dat hij niet klaar zal komen met zijn taak, zonder te beseffen dat die taak alleen maar de weergave is van de werkelijkheid, waarin hij leeft. Een groot gedeelte van de weerstanden, die wij vooral psychisch maar zeker ook fysiek ervaren, komen eenvoudig voort uit het gebrek aan begrip voor deze continuïteit van ons bestaan. De hartstocht, de gedrevenheid, waarmee wij iets trachten te voltooien, is maar al te vaak de uitdrukking, van een denkbeeld, dat wij geen tijd genoeg zullen hebben. Wanneer je probeert te werken in de buitenwereld, kan dat waar zijn. Maar kun je in die buitenwereld iets feitelijks doen? Een grote vraag. Het is wel zeker, dat je in jezelf iets kunt doen. Een mens, die zichzelve waar kan maken, ontkomt daarbij niet aan de innerlijke spanningen, de problemen, waarover wij gesproken hebben, de invloeden van desnoods zelfs prenatale perioden. Maar hij vindt een balans, omdat deze invloeden in het geheel van zijn bestaan hun belangrijkheid verliezen. De angst van vandaag wordt met meer of minders wanneer ik haar onbelangrijkheid besef. Ze blijft bestaan. Maar het gevaar, het risico, dat wij daarin als bepalend zien voor de angstreactie, valt weg. Het zal u bekend zijn, dat veel mensen er plezier in hebben om zich bv. op een kermis of iets dergelijks via spookbanen en schijnbaar levensgevaarlijke attracties in een toestand van opwinding en angst te laten brengen, omdat ze weten dat het niet echt is. En hun angst, die wel degelijk bestaat, gaat dan onmiddellijk over in een soort van vreugde, in een soort roes zelfs, omdat zij in dit geheel dan een soort zelfuitdrukking, een soort zelfbevestiging vinden. De mens met zijn angsten kan ditzelfde ervaren, zodra hij dus de niet-tijdgebonden waarde van het ik gaat beseffen. Dan is alle beleven, alle risico, alle angst, alleen maar iets, waardoor je jezelf nog eens nadrukkelijk bewijst wat je bent. Dan is het ook niet meer noodzakelijk om jezelf in persoonlijkheden uiteen te doen vallen. Dan is het niet noodzakelijk om delen van je denken angstvallig voor jezelf weg te sluiten. Esoterie is jezelf kennen. Maar dat betekent jezelf kennen in waarheid en niet alleen maar volgens de illusie van deze tijd. Elke zelfontleding is een illusie van deze tijd. De gevoelsmatige zelferkenning is in feite de juiste, de ware. Alleen, we weten er geen weg mee. En zo kom ik dan tot het esoterisch en magisch denken, waarbij ik door te begrijpen, dat de tijdelijkheid van alle omstandigheden mijn werkelijk wezen niet kan aantasten de werkelijke angst en de werkelijke verlatenheid, het gevoel van strijdigheid met het leven, kwijt raak. En dat ik daarvoor in de plaats de tijdelijke impuls krijg, die mij weliswaar verrijkt, die mijn levensuitdrukking, mijn levensmoed vergroten kan, maar waarin ik niet meer vind de ondragelijke last en daarmede het ontkennen van het bestaan. En dat is in de magie precies eender. In de magie is het natuurlijk ook wel weer het woord “onmogelijk”, waaraan we ons steeds weer zullen stoten. Maar is het niet evenzeer de angst voor het waar worden van het magische? Zelfs degenen, die geesten oproepen om ze uit te zenden en taken te verrichten, zijn ergens bang. Bang dat hun eigen wezen, hun eigen vrijheid aangetast zal worden op dezelfde wijze. Wanneer ze maar eens konden beseffen, dat die aantasting en voor anderen en voor henzelven nimmer feitelijk kan zijn, dan zouden ze ook daarin een grotere zekerheid krijgen in hun verkeer met andere krachten. Ze zouden eenvoudiger de wetten van de magie kunnen aanvaarden en gelijktijdig de beperktheid en de feitelijke onwezenlijkheid van veel daarvan inzien. Ik zeg u, de filosofie is een poging om te denken. Denken is altijd beperkt, zodra het wordt uitgedrukt. Dus ook mijn betoog. Ook ik ontmoet hiaten, die ik niet kan overbruggen. Waar misschien een sentiment bij u rijst, waarmee u zelf nog geen raad weet en waarbij voor mij
74
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen het onvermogen bestaat gedachtensprong maak.
Esoterische Kring om
precies
duidelijk
te
maken,
waarom
ik
een
bepaalde
Maar juist wat tússen de begrippen ligt, is de waarheid. Juist wat áchter de werkelijkheid schuilt die wij kennen, is een onveranderlijke realiteit. En het is de achtergrond van alle dingen, waarmee wij te maken hebben. De communicatie tussen mens en God is niet rationeel uit te drukken. Maar ze is ook niet rationeel te beleven of weer te geven. Ze is zelfs niet meer als een zuiver gevoel weer te geven. Ze is een energie, een kracht die in je werkt. Die ook in je werkt, zonder dat je begrijpt waarom of hoe. De natuurlijke reactie van de wijze op het leven is een voortdurende verwondering. Omdat hij beseft hoe beperkt zijn begrip wordt. Omdat hij in alle schijnbaar flagrant kenbare details toch weer dat onbekende ontmoet, dat niet kenbaar is en dat toch de geaardheid der dingen bepaalt. Leven, mijne vrienden, is niet alleen maar het bestaan of handelen. Het is zelfs niet; hoe belangrijk het ook moge mijn jezelf waarmaken. Het is vooral achter de totaliteit van je redelijk bestaan het onkenbare aanvaarden. De mens die het onkenbare (dat, wat ligt in de hiaat van eigen besefsmogelijkheid) verwerpt, verwerpt in feite de realiteit. En van hieruit kom ik tot het derde en laatste deel van mijn betoog. Wanneer ik uitga van de rede, dan is het niet eens meer aanvaardbaar te maken, dat de mens een wezen is. Want ik kan aantonen, dat elke cel in het lichaam toch nog weer zijn eigen impulsen heeft. Ik kan dan spreken van de mens als het gemeenschappelijk bewustzijn van een kolonie van different geaarde, maar onderling sterk georganiseerde kleinere entiteiten. Wanneer ik van beneden af naar boven wil gaan, kom ik er nooit. Maar wanneer ik van bovenaf naar beneden ga, ontmoet ik een andere moeilijkheid. Dan moet ik zeggen; Deze cosmos is een geheel. Al de verschillen, die ik erin zie, zijn alleen maar mijn waarneming van een totaliteit. Een ster met zijn planeten is niet een reeks van wezens, maar het is één wezen. En de verschillen, die ik waarneem, zijn slechts mijn waarneming van facetten. En de wereld rond mij is niet opgebouwd uit allerhand verschillende dingen, ze is één geheel, één organisme. Mijn benadering ervan door mijzelve kan dit feit niet ongedaan maken. Zoals de mensheid in haar geheel een organisme is. Dat brengt natuurlijk de belangrijkheid van de mens wel een klein beetje terug tot bijna nil. Hij is ergens een van de vele uitingsfasen van een grote eenheid. Maar nemen wij die eenheid aan, dan wordt duidelijk waarom alles ongeacht ons reageren volgens vaste banen en normen kan verlopen. Hoe onze persoonlijke vrijheid geen werkelijk verschil kan maken in de totaliteit. Denk aan een mens, die in een stad is. Of hij nu de ene weg loopt of de andere, dat maakt niets uit in het beeld van de stad. Of hij woont in het ene huis of in het andere maakt geen werkelijk verschil. De stad is een organisme. Die stad verandert, die stad leeft wel degelijk, maar alleen krachtens de totaliteit. D.w.z de mensen, de verschillende apparaturen, noodzaken en mogelijkheden, die tezamen van die stad een organisme maken. Wanneer je vanuit die eenheid durft denken, dan kun je zeggen; Wat ik doe en laat is voor het geheel nimmer belangrijk. En misschien dat dit ook ergens rust kan geven. Want menigeen is er op uit om de wereld te verbeteren en hij kan het niet. Maar ik kan wel voor mijzelf ín het organisme en krachtens de regels en de wetten van het organisme mijn eigen beleven, mijn eigen plaats vaststellen. Of ik mij daarbij bewust ben van de totale stad of van veel onbewust blijf (wie van u weet, wanneer hij door een straat gaat, wat er zich achter de gevels afspeelt?), is ook van geen belang. Wanneer ik mijzelf kan aanvaarden als déél van een totaliteit, dan valt het mij ook gemakkelijker mijn eigen onbegrensdheid te aanvaarden; het feit, dat ik ergens anders ben in mijn betekenis, dan ik zelf veronderstel. En dan kan ik er ook gemakkelijker toe komen om in het laven de juiste weg te kiezen. Niet de weg van de minste weerstand bv., want daarmede zal ik zelf geen vrede hebben. Maar de weg, waardoor ik in mijzelf de gedachte aan een tegenstelling (in mijzelf of in de wereld) kan wegvagen. Een wereld, waarin geen goed of kwaad is. Waarin laten we het vroom zeggen God is... en verder niets. Een wereld, waarin alle dingen voor mij betekenis hebben, zonder dat die betekenis, die er voor mij bestaat, de totaliteit behoeft te veranderen of te beïnvloeden. Dan kan mijn besef op den EMK 1966 - 1967
75
Orde der Verdraagzamen duur de stad of de wereld, het zonnestelsel, desnoods de cosmos omvatten, zonder dat mijn betekenis daarin ook maar iets gewijzigd wordt. En dan kan mijn harmonie innerlijk of naar buiten toe aan de totaliteit niets veranderen, maar voor mijzelf het totale bestaan veranderen. Esoterie is het besef van de eenheid met deze totaliteit. Het begrip, dat je ergens deel bent van een functionerend geheel, dat in zichzelf een persoonlijkheid is. In de magie is het de erkenning van de wederkerige effecten, die mogelijk zijn, zonder dat het werkelijk verloop der dingen daardoor ook maar iets verandert. Het neemt veel aansprakelijkheid van je weg. En aan de andere kant brengt het je sterker tot een persoonlijke benadering van de cosmos, van je God en van jezelf. Het besef van eigen onvolkomenheid daarbij helpt om het onbegrijpelijke te aanvaarden. De aanvaarding van het onbegrijpelijke en het onredelijke behoeft dan niet uit te sluiten, dat wij volgens ons wezen redelijk reageren. Er is geen compromis meer tussen wat wij zien als God en onszelf. Er is geen compromis meer nodig tussen onszelf en de wereld of de cosmos, tussen de eeuwigheid en de geest en ons eigen bestaan misschien. Wij zijn deel van dit alles. En wat wij zijn volgens onze eigen rede, ons eigen besef, is zolang wij de tegenstellingen in onszelf buiten de deur kunnen houden niets anders dan de beleving van de totaliteit binnen de beperking van ons eigen besef en denken. Ik zou graag willen dat u dit alles eens zoudt willen overdenken. Het is allemaal betrekkelijk eenvoudig gesteld. Er zijn veel meer consequenties aan verbonden, dan u nu misschien kunt overzien. Maar door het te overdenken vindt u misschien de sleutel tot uw eigen leven en uw eigen persoonlijkheid. En wat meer is; u vindt misschien de mogelijkheid om die esoterische bereiking, die maar steeds onmogelijk lijkt, waar te maken. U zult de mogelijkheid erin vinden uw eigen leven te accepteren en desnoods te veranderen, zonder daardoor ooit een gevoel van schuld of verhevenheid te verkrijgen. En u zult daarnaast leren geloof ik - en dat is wel zeer belangrijk - om het onbekende dat in uzelf bestaat als vermogen, als kracht, als weten en in velerlei andere vormen, normaal te aanvaarden als deel van je eigen zijn. Zodra je je eigen totaliteit kunt aanvaarden, ben je a.h.w. in staat de totaliteit te beleven. En uit het beleven van die totaliteit komt m.i. op den duur ook het bewustzijn het geheel zonder hiaten, zonder vertekening en begoocheling te kennen en daarbij zichzelf te blijven zonder ooit het geheel. te verlaten. Dit is mijn bijdrage voor vandaag. o-o-o-o-o-o-o De gastspreker van hedenavond zal u ongetwijfeld met meer gevoelsargumenten confronteren dan met redelijke argumenten. Mag ik daarom reeds nu stellen, dat het emotioneel argument even waardevol en belangrijk is als het redelijk argument, wanneer wij het aanvaarden niet als een uiterlijke, maar als een innerlijke waarde het zien. Want dan alleen kan het een aanvulling zijn van ons besef van onszelf en ons contact met het Al. Men heeft mij gevraagd om met u te spreken. En dat is altijd enigszins moeilijk voor mij. Wanneer je denkt aan je eigen wereld, dan kun je heel veel dingen zien, die de moeite waard zijn om te zeggen. Maar dan blijkt, dat je het niet zeggen kunt. Wanneer ik u spreek van een veelheid van azuren kleuren, waarin witte vanen uitwaaieren, waarin pauwenveren van tere kleuren afsteken tegen een onbegrepen eindigheid, dan zeg ik u niets. Dan geef ik u een beeld. En wanneer ik dat moet vertalen, dan blijft er zo weinig over wat redelijk is. Want in de mensheid ligt op dit moment een uiterlijk weten, een wetenschap. Innerlijk is de mens echter weinig gegroeid. En het is die tegenstelling, die bij ons voortdurend die indruk geef van azuur in vele tinten; wéten en het zoeken naar weten een onbevredigdheid met eigen bestaan, waartegen dan als een fel banier ergens een geloof of een ideaal uitwappert, dat niet zinvol is. En dat eigenlijk het weten verstoort en niet helpt en toch de enige mogelijkheid schijnt om last wezen mens te laten spreken in de oneindigheid, die het in zich draagt. Er zijn de vele en vaak wonderlijke gevoelens van de mens, die zich ranken om zijn persoonlijkheid als de kleine, wat pluizige vanen van een pauwenveer en die langzaam samenstreven tot een kleurig patroon, dat de mandala van het ik zou kunnen heten. En ook
76
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
dat staat tegen diezelfde achtergrond van een azuur, dat ergens een eindigheid in zich draagt, zonder dat je kunt zeggen; hier is een grens of; hier is een beperking. Wanneer ik naar uw wereld zie, dan zijn er twee dingen, die mij bovenal treffen. Vergeef mij, wanneer ik ook deze in kleuren weergeef, om althans enigszins de referentiewaarden van mijn eigen bestaan tot uitdrukking te brengen. De wereld is als een roestbruine wolk, waarin vaak oranje tongen omhoogvlammen, als explosies onder een te dichte atmosfeer. En daaruit trillen dan zo nu en dan stralen van licht, als zoekbundels die per ongeluk een gat hebben gevonden in een te zware roestbruine bewolking. Hoe moet ik u dit vertalen? Roestbruin, geoxideerd, verbrand. De verbrande hartstochtelijkheid van de wereld misschien. De onvermogende poging om zelf te zijn, waarin dan een ogenblik de werkelijke hartstocht tot uiting komt en het gehele brouwwerk van leven en denken schijnt te vernietigen. En dan de gedachte, die probeert om verder te zien dan alleen maar de uiterlijkheden en soms voor een enkel ogenblik dáár al dat ikbesef en al deze gebondenheid aan eigen beperkingen de oneindigheid bereikt, en daarin maar al te vaak verbleekt tot een schim, die geen antwoord krijgt. Wanneer je die wereld ziet, dan lijkt het haast of zij zichzelf verstikt. Maar hoe kan een wereld zichzelf waarlijk verstikken, zolang er een levende geest is? Het is een voortdurende vibratie. Wanneer ik kijk naar de waarden uit de geest, dan zie ik hoe voortdurend het licht van geel of goud, hoe voortdurend een helderrood, ja hoe een mystiek violet gezamenlijk trachten in die atmosfeer gaten te slaan. En ik zie dat de wereld antwoordt. Soms lijkt het, alsof er ergens spiegelvijvers liggen te wachten op het ogenblik, dat er van buitenaf zo’n straal komt en op die beroering kan antwoorden. Spreken tot de wereld en duidelijk maken wat ze is, is moeilijk. In de beelden van mijn eigen wereld uitgedrukt lijkt het u hopeloos, omdat u niet begrijpt hoe juist in dit alles toch, ook de verandering, het proces van vertering en vernieuwing aanwezig is. De phoenix is misschien het beeld voor de mensheid van vandaag. Een vogel, die te oud geworden in zichzelve zich neerstort in een laaiend vuur, om verjongd op te stijgen en zijn vlucht te vervolgen. De mensheid van heden lijkt te verbranden aan zichzelf, maar in feite vernieuwt zij zichzelf. De waarheden uit het verleden schijnen te sterven, maar in feite verbranden zij de onzuiverheid en herrijzen zij in een grotere klaarheid dan ooit tevoren. Het is zo gemakkelijk om kritiek uit te oefenen op uw wereld. Dat kan in menselijke taal gebeuren en dat kan met een zweep van woorden de mens ingegeseld worden. Maar de werkelijkheid, zoals ik die zie en beleef, is uitermate moeilijk weer te geven. Ik zie mensen, die in dwaasheid en in hartstocht zichzelf reinigen voor een nieuw leven. Ik zie mensen, die menen een fout te begaan en juist door die fout een nieuwe kracht scheppen. Ik zie mensen, die schijnbaar duisternis brengen, maar die in feite niets anders doen dan de vlammen doven, zodat de brand, die met haar rook de zon verduistert, ophoudt te bestaan. De wereld vernieuwt zich. En de kracht van die wereld is zo primitief, zo primair, zo overweldigend, zo dodelijk en zo vitaal tegelijk, dat er geen woorden te vinden zijn om de essentie van dit bestaan hele maal weer te geven. U zit hier samen. En elk van u schemert wat in eigen kleur. leder drukt iets uit van zijn eigen nuances van zijn. Als ik al die nuances bij elkaar wat en ik zie de vlam van onvrede maar ook gelijktijdig het zoeken naar een bevestiging, als ik zie de angst die toch noodzakelijk is, omdat alleen daaruit de aanvaarding kan komen wanneer ik zie het gevoel van onnut zijn en leeg zijn, waaruit die geestelijke nieuwe kracht voortkomt, die sterker het leven draagt en het bewustzijn van de mensheid dan alle vernieuwing van leven en jeugd tezamen dan kan ik geen negatief oordeel spreken. Ik kan alleen zeggen; De wereld kent zichzelf niet. De wereld beseft niet in wat voor fase ze verkeert. En de mensheid, in een al te grandioos optimisme of in een afgrond van diep pessimisme, weet niet hoezeer zij langs natuurlijke wegen voor zich het contact met het Hogere aan het herbouwen is, juister en beter dan tevoren. EMK 1966 - 1967
77
Orde der Verdraagzamen Het is moeilijk de beperking weer te geven. Laat ons bv. spreken over naastenliefde. Mensen spreken veel over naastenliefde. Ze doen ook veel voor de naasten, zoals ze denken. Maar zijn ze niet allemaal meer en meer geïsoleerd in een eigen hopeloosheid? Is de naastenliefde wel een concrete erkenning van de naasten? Is ze niet eerder een theorie, die dient ter stilling van eigen gevoelens van onlust e!n omwenteling? En men spreekt van recht. Van de rechtvaardigheid. En zijn die dingen eigenlijk niet meer de uitdrukking van je eigen macht, je zelfbevestiging en gelijktijdig je isolement van de anderen dan een werkelijk erkennen van verhoudingen? Het is moeilijk om het te zeggen zoals het is. De mens spreekt van vrijheid. En of hij nu zoekt naar vrijheid in gebondenheid of naar een absolute losbandigheid, in zijn vrijheid bereikt hij niet wat hij wil, omdat vrijheid niet is; eenvoudig zonder banden zijn, maar een bewust en voortdurend zelfstandig kiezen van datgene, wat in leven en cosmos je beroert. Het is zo moeilijk zelfs zoals wij hier bij elkaar zitten een heel klein brokdeel van die toch o zo talrijke mensheid van vandaag om een oordeel te spreken. Wanneer er achter dat alles, achter dat isolement, achter deze hopeloze formaliteit en het formalisme niet een licht brandde, voorwaar, ik zou mij niet geroepen voelen voor wie dan ook tot u te spreken, Maar achter al die verwachtingen en die gedachten en die dromen, achter uw mislukte avonturen en uw gefnuikte verwachtingen, daar brandt ergens iets anders; een licht. Daar is iets, wat meer is dan materiele vitaliteit. Daar is een vibratie, die antwoord geeft op een oneindigheid, ook al is daarvoor geen enkele vorm denkbaar. Achter uw schijnbare machteloosheid siddert reeds nu de ongebonden, de onschatbare, onovertrefbare kracht van de reactie, van wat men het Goddelijke noemt. (Het zijn allemaal namen.) U zit hier en u beklaagt u over uw leven en over uw medemensen, zoals alle mensen dat doen. U twist waarschijnlijk met uw medemensen, zoals alle mensen dat doen. En u voelt zich overspoeld door een maatschappij en een reeks van gebeurtenissen, die u eigenlijk niet meester kunt, zoals alle mensen. Dat is het roestbruin, dat als een wolkendek hangt tussen u en de hemel. Maar gelijktijdig weet u, dat er iets anders is. U kunt het niet zeggen en u kunt het niet weergeven. U kunt er geen kracht voor vinden, die nog te benoemen is. Met geen invocatie en incantatie, met geen gebed en geen concentratie kunt u de naam vinden. En toch is het er. Dat is de moeilijkheid van hetgeen wij met elkaar bespreken vanavond. De moeilijkheid voor mij om u duidelijk te maken wat ik zie. De moeilijkheid voor u om te begrijpen hoe vitaal het is, wat ik u zeggen wil. Misschien mag ik het zó zeggen; Het leven van een mens van vandaag is als een vlakte. Een eindeloze vlakte. Een wildernis. En ze is droog. Maar wanneer iemand komt, die er een paar voren in trekt en ze bevloeit, dan is het een akker van ongekende vruchtbaarheid. De mogelijkheden als mensheid, als totaal en zelfs als persoonlijkheid, zijn niet afhankelijk van het uiterlijk van vandaag. De kracht, die u kent in de geest en in de stof, is niet afhankelijk van de schijn van vandaag. Want een groot gedeelte daarvan is illusie. Het is laten we zeggen een vormend spel dat u met uzelf speelt. Een kaleidoscoop, waardoor u kijkt naar het licht, omdat u het werkelijke licht niet kunt verdragen. Een voortdurende vernieuwing van patronen, die tenslotte niets zijn dan de rangschikking van dezelfde denkbeelden wanneer je naar God kijkt,. Maar er is kracht. En dat klinkt eigenaardig. Want als u kijkt naar de wereld van vandaag, dan gelooft u eerder aan een wereldvernietigende brand dan aan een herboren worden van de mensheid. Maar ik zeg u; Die mensheid wordt herboren, vandaag aan de dag. Ze wordt niet alleen herboren in de jeugd ze wordt net zo goed herboren in de ouderen. Ze wordt herboren uit de pijn en de frustratie en uit het onvermogen. Ze wordt herboren uit de noodzaak terug te vallen op de essentie van je eigen wezen. En soms kun je dat niet harden. Dan ontstaat er een oorlog. Dan ontstaat er een ruzie. Of een mens is zo wanhopig, dat hij zichzelf het leven zou willen ontnemen. Maar die dingen zijn maar incidenteel. Ze hebben geen werkelijke betekenis voor wat er gebeurt. Als ik met u spreken wil over wat voor mij de werkelijkheid is en dat probeer ik toch dan kan ik alleen maar zeggen; In deze wereld is op het ogenblik het onzuivere bezig zichzelf te verteren. Het is een langzame en smeulende brand. En misschien zal hij hier en daar aanwakkeren en zullen er wat vlammen zijn. Maar wat overblijft is vruchtbaarheid. Dat is de mogelijkheid om 78
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
nieuw te denken, nieuw te leven, om geestelijk en materieel a.h.w. de vorm te geven van een rijp, een wetend, een volwassen bestaan in de cosmos. Wat u ziet is de ziekte, die u aantast. Wat u ziet als het ondraaglijke probleem, waarmee u worstelt, of de verlatenheid en de teleurstelling tegenover de wereld, dat is alleen maar vernietigend, wanneer u in een absoluut verzet uw eigen krachten er tegenin gooit. Ik wil u geen aanvaarding en gelatenheid prediken, want die liggen de mens niet. Maar het besef, dat uit al deze dingen voortkomt wat goed is, dat die ziekte van vandaag de vervulling is van dromen van vele jaren - al uit ze zich nog niet - zo dat dit gevoel van tekortschieten in de wereld en niet bereiken wat je wil de eerste stap is op een weg, waarop je waarlijk bereikt en waarlijk jezelf bent, hoe kan ik u dit duidelijk maken? U hoort mij en u vindt het mooi en u gelooft mij niet. Want ik kan het u niet laten zien. Ik kan u niet laten zien hoe dit spel van zichzelfverterend, tijdelijk, illusoir bestaan de werkelijkheid opnieuw kenbaar maakt. Ik kan u niet laten zien hoe uit die vele flitsen van haast modderig licht ergens de nieuwe kracht ontstaat van een nieuw weten. Ik kan u niet duidelijk maken hoe die vele tinten azuur tezamen voor mij betekenen, dat in deze wereld eindelijk een volwassen denken ontstaat. Een denken, waarin de innerlijke mens en de uiterlijke mens één worden. Een denken, waarin geen verschil meer bestaat tussen je innerlijke wereld in je verhouding tot God en de cosmos en je wereld en je verkeren met de buitenwereld. Ik kan het u niet duidelijk maken, want ik zeg het met woorden. En er valt zoveel weg en er is zoveel, wat je niet zeggen kunt. Het is voor u altijd heel erg prettig, wanneer wij zeggen; Wij hebben u lief. Wij zijn met u. Wij staan achter u. En in zekere zin is dat waar. Maar het vreemde is, dat wat wij vanuit onze sferen liefhebben in u, niet dat is wat u nu bent. Het is dat, wat u aan het worden bent. Wij zien in de hatelijke rups van vandaag de stralende vlinder van morgen. Wij zien in de modderige mesthoop het leven voor een oogst van bloemen. En dat hebben wij lief. Wij zijn met u, wij staan achter u, we helpen u, ja, natuurlijk. Maar wij helpen u heus niet, omdat wij zo’n medelijden met u hebben. Denk dat a.u.b. niet. Natuurlijk, wij voelen met u mee en wij willen u helpen. Wij zullen menig probleem voor u oplossen, wanneer wij het kunnen en wanneer het zo te pas komt. Maar het gaat er ons niet om dat probleem op te lossen, al denkt u dat. Het gaat er ons om het u gemakkelijker te maken om u te helpen uw bloei te bereiken, uw werkelijke rijpheid. Vergelijk die hulp eerder met die van een tuinman, die op dorre dagen water geeft, eer de zon te fel brandt, opdat de plant kan blijven leven en haar grootste pracht kan bereiken. En dit zijn ook maar beelden en nog wel onvolledig. Want geen tuinman kan zo opgaan in de perfectie, die zich ontwikkelt, als wij kunnen opgaan in datgene, wat wij geestelijk op die wereld zien ontstaan aan mogelijkheden. Geen enkel wezen op aarde, zelfs dat inzicht heeft in de wereld van de geest, in de problemen van dolende geesten, in de problemen van de aardgebondenen en van het duister, van de demonenwereld desnoods, heeft er enig begrip van, waarom wij die dingen proberen tegen te houden. Niet omdat ze verworpen zijn of terzijde moeten worden geschoven maar alleen omdat ze op dit moment niet goed zijn. Er zijn planten, die in de schaduw het beste groeien. Er zijn menselijke mogelijkheden en geestelijke ontwikkelingen, die het best in lijden, die het best in strijd en ellende tot uiting komen. En er zijn tijden, dat alle zon nodig is om de oogst te rijpen. Ik geloof, dat die tijd langzaam gaat komen. Nu nog verteert rond u de wereld zichzelf. Nu nog is de wereld in haar onvermogen om zichzelf te beseffen, om in zichzelf een zekere beheersing en meesterschap te vinden, het slachtoffer van iets, dat aan haar vreet als een brand. Maar er blijft zoveel over, wat waardevol is. Natuurlijk, in het begin zal het nog gebonden zijn. Het geestelijk goud zal gebonden zijn met het kwikzilver van de materiele ontwikkeling. Maar er zal een ogenblik komen, dat het juiste element, het goud van het kwik weer scheidt. Maar er zal nooit een ogenblik komen, dat het amalgaam veroordeeld wordt, omdat alleen de waarden op zich belangrijk zijn. Wat kan ik u vertellen van de eeuwige spiralen, die in hun kleurige weg wisselend en vlammend a.h.w. het grondplan zijn van leven en van ontwikkeling? Wat kan ik u vertellen van EMK 1966 - 1967
79
Orde der Verdraagzamen uw persoonlijke spiraal, die evenzeer zich bij u toont en ontwikkelt? Hoe kan ik het u duidelijk maken? U ziet ze niet. En al zoudt u ze zien, u zoudt het niet weten u zoudt het ontleden in kleuren en kwartieren en u zoudt het niet zien als een totaliteit. Maar die dingen zijn er en wij zien ze. Ik zie de groei, die over de frustratie van vandaag heen komt naar de vervulling van morgen. Ik zie de mens, die in zijn beperkingen van vandaag toch reeds de middelen vindt om de vervulling waar te maken, die noodzakelijk is voor u. Ik geloof in uw mensheid. Ik geloof in uw wereld. Ik geloof in de juistheid van alles, wat zich op dit moment afspeelt. En ik acht de rol, die ik en ook anderen daarin spelen maar laat mij hier voornamelijk voor mijzelve spreken onvermijdelijk. Wanneer ik uw wereld zie, kan ik niet anders. Ik ben gebiologeerd door de schoonheid, die zich ontwikkelt. En ik ben bereid om daarvoor de dreigende hatelijkheid van vandaag, de misvorming, op de koop toe te nemen. Het is aardig om te zeggen, dat er een Christus is, die in u allen leeft. Maar er is meer dan dat. Het is niet alleen maar een naam, die in u leeft, of een enkel begrip. Het is a.h.w. de oneindigheid, het plan van de cosmos, dat zich voortdurend in uzelf herhaalt en weerspiegelt. En wanneer u het begrijpt, dan bent u zoveel meer dan uw wereld alleen, dat er geen woorden voor zijn. Misschien hebt u wel eens geprobeerd te omschrijven, wat een bepaalde melodie u doet. Een concert weer te geven in woorden. En u zult gezien hebben, hoe moeilijk het is. Hoe u stil blijft staan bij persoonlijke ervaringen, persoonlijke uitdrukkingen. Maar misschien kunt u toch een ander iets van de grootsheid duidelijk maken. Dat zou ik vandaag willen doen. Niet die kleine problemen waarmee u worstelt, maar de totaliteit waarin u leeft bezit een schoonheid, die zonder gelijke is. En uzelf bent deel van die schoonheid. leder van u een accent in een oneindige melodie, die gespeeld wordt en die uiteindelijk zich herhaalt. Een melodie, die een ieder verrukt, die haar horen kan. Ik ben begonnen mij te beklagen over de jammerlijkheid van het woord, het onvermogen dat er is tot mededelen. Maar dit kan ik u wel zeggen; Uw wereld met al haar problemen, met haar oorlog, met haar dreiging, met haar ondergang, met haar demonie misschien en het onderaardse vuur, dat overal gloeit, met haar uitbarstingen, ze is voor mij als een storm, die een lente belooft. Zij is de verrukking van een vernieuwing, die nu zeker wordt. Haast gelaten onderga ik, wat zich op uw wereld afspeelt. En even gelaten herhaal ik dezelfde taak, keer op keer, wetende dat de storm uitgewoed zijnde ineens de bloesem zal komen. En ik geloof, dat het ogenblik voor menselijke bloei zo dichtbij is. Nu reeds zie ik steeds meer geesten uit deze wereld van u tot ons komen, die niet alleen maar het duistere en verwrongene dragen. Heeft niet een van de grootsten onder u eens gezegd; Indien gij niet zijt als de kinderen, voorwaar, ge zult niet ingaan. Ik zie u terugvallen tot kinderlijkheid. Ik zie u terugvallen schijnbaar tot onnadenkendheid en onbelangrijkheid. Maar ik zie u ook herleven in een nieuwe vitaliteit. Ik zie uit de schijn van decadentie een nieuw leven ontstaan. Ik vind in de schijn van ondergang nieuwe vermogens. Hoe lang zal het nog duren, voor deze roestbruine wolkenkorst, die rond uw wereld hangt als een mengsel van onbegrepen gedachten, van voortdurend zichzelf verterende menselijke problemen, wordt tot de trillende en levende vitaliteit van een goud? Ik geloof niet, dat het zo lang zal zijn. Hoe lang nog zullen de duistere schimmen rondtrekken rond uw wereld, herhalende het verleden, onvrij om de werkelijkheid te aanvaarden? Ik heb het zien slinken. Ik heb die deken van zwart, die geestelijk rond uw wereld hing, nog geen 70 jaar geleden weg zien gaan, tot er tenslotte slechts overblijft hier en daar een enkele krinkellijn, of er in de plaats van het rookachtig wolkendek nu nog hier en daar een vuur even nasmeult. Ik heb uw wereld zien groeien via geweld, via zoeken en denken, via idealen en teleurstelling. En ik zie haar in deze tijd groeien naar een oplossing, naar een nieuw, een vitaal bestaan. Niet naar een andere wereld of een betere wereld, maar naar een begrepen wereld. Het heeft weinig zin daarbij te spreken van God en van alle krachten van licht. Want een aanroeping van die dingen beroert u misschien wel, maar ze zegt u niets. Maar ik zeg u; Kijk naar uw wereld en kijk rond u. En zie hoe in het schijnbaar zichzelf verteren van de mensen steeds weer edele elementen naar voren komen. Hoe steeds weer op het onverwachte ogenblik tegenover alle egoisme ergens een vernieuwing staat van zelfvergetelheid. Zie hoe 80
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
tegenover alle problemen van ondergang steeds weer het licht staat van een geestelijk besef. Dan zult u misschien weten, wat ik u wil zeggen. Indien u in uzelf zoekt op te gaan tot God, dan zult ook u door die wolkenmassa moeten heenbreken. Ook u zult dit negativisme, deze ellendige, zichzelf verterende problematiek, dit zichzelf verterend willen weten en niet kunnen weten, doorbreken. En zelfs dan zult u in de azuren oneindigheid niet het antwoord krijgen, dat u op dit moment verlangt. Maar u zult een antwoord krijgen. En het antwoord zal heel wat duidelijker zijn dan u verwacht, al is het anders. Wat ik u op deze dag wil zeggen is dit; Zoals ik uw wereld zie, is zij in haar schijn van redelijkheid geworden tot het magisch instrument, dat uit lood goud maakt. Ze is geworden in haar schijnbare doodheid tot de materie, die tot een wonderdadig leven komt. Ze is in haar dreiging van dood geworden tot het proces, waaruit het elixer des levens geboren wordt. Geloof in uw wereld. Ik weet dat zij het waard is. Geloof in uzelf, ondanks alles. Want ik weet, dat u de kans, de mogelijkheid hebt, ja, meer dat u met zekerheid het licht zult bereiken, dat waarlijk belangrijk is. En ik zeg tegen u; Maak de kleine dingen niet zo belangrijk. Trek u daar nu eens niets van aan. Zoek dat kleine beetje positivisme bij elkaar, dat er in u leeft dat kleine beetje geloof, dat kleine beetje liefde, dat meer is dan eisen en willen, maar dat is begrip. En gebruik deze sleutel op uw onbegrijpelijke wereld en alle krachten van de geest, die u omringen. En u zult waarlijk de magische sleutel hebben van de eeuwige transformatie, die zich thans aan uw planeet zo kenbaar voltrekt. En u zult daarmede ook de kracht leren beheersen, die in u schuilt, maar die u nu nog niet kunt maken tot de uiting van uw ware wezen. Leer in uw wereld te beseffen, hoe de reinigende vuren van de tijd verjongen wat mens is, terug doen keren de prilheid van een paradijs, maar dan met de wijsheid van de engelen. En bovenal, begrijp dat in al, wat ik u gezegd heb, zo buitengewoon veel ongezegd moet blijven. Er is eenvoudig geen referentie, er is geen mogelijkheid. Ik heb geprobeerd u te zeggen, dat het goed is, wat er gebeurt. Ik heb geprobeerd u te zeggen, dat u ondanks al uw problemen, uw moeilijkheden en uw vermoeidheid en al wat er verder bij hoort, uw zoeken naar iets anders dat hetgeen zich afspeelt goed is. Ik probeer u te zeggen, dat geestelijk en uiteindelijk materieel een schoonheid gaat opbloeien, die u in uw stoutste dromen niet durft zien of verwachten. Dat uit de kleine teleurstellingen van vandaag de lichtende wereld van morgen gebouwd wordt. Ik weet niet, of ik het duidelijk heb kunnen maken. Maar nogmaals; uw leven heeft zin, uw problemen hebben zin. U kunt, wanneer u het positieve erin begrijpt, daarmee meer en meer zijn in werkelijkheid. U kunt doordringen reeds nu tot die achtergronden van weten, die in mijn wereld zo belangrijk zijn, wanneer wij uw wereld bezien. En u kunt reeds nu de vervullingen vinden van een komende tijd, wanneer u de kracht in uzelf realiseert, die er al is. U bent niet machteloos. U bent geen slaven. En u bent geen dwazen in uw spel. U bent de geboorte van de toekomst. En daarmee de geboorte van nieuwe schoonheid, die geest en kracht van het Al verheugen zal. En daarbij wil ik het laten. Misschien dat mijn woorden niet voldoende uithalen. Misschien dat u iets begrijpt van hetgeen ik áchter de woorden wil zeggen. In ieder geval hoop ik voor u, dat u door de wolken heen desnoods voelend wat er achter de wolken is licht zult ervaren. En dat dat licht voor u zal inhouden; de rechtvaardiging van vandaag en van wat geweest is. God zij met u. In ‘t openbloeien wordt volbracht de taak, de lotus eens gesteld. En ook de mens, die zich ontvouwt en lichtend schoon het Al verhelt met nieuwer en met schoner weten, EMK 1966 - 1967
81
Orde der Verdraagzamen met meer begrijpen, God aanschouwen, vervult zijn taak. Hij helpt een nieuwe wereld bouwen, die was in de beslotenis het Rijk van God, door onbesef de mensheid afgesneden. Nu komt er licht, de duisternisse zwicht en wat geleden werd, dat wordt vergeten in nieuwe dag, in ‘t goddelijk licht, dat liefde en verlossing wordt geheten.
Nummer 9 Esoterisch Magische Kring 9 mei 1967 We hebben vanavond weer de gewone indeling; allereerst een les mijnerzijds, daarna een gastspreker, waarvan ik zelf nog niet weet wie dat deze keer zou kunnen zijn. Wij zitten op het ogenblik een beetje in de richting van de Wesacbijeenkomst en dat maakt zich allerwege natuurlijk merkbaar. Wanneer wij nadenken over al deze dingen (Wesacbijeenkomst, Witte Broederschap, Geestelijke Leiding en al die dingen meer), dan is het misschien wel eens goed de nadruk te leggen op een eigenaardigheid, die elke mens heeft. Elke mens heeft íets, wat hij zijn geweten pleegt te noemen, of zijn intuïtie. Wij weet niet precies waar het vandaan komt. Het is niet altijd te verklaren vanuit het onderbewustzijn en vaak ook niet vanuit de opvoeding. Willen wij begrijpen wat er zich in ons afspeelt, dan kunnen wij naar rationalisaties grijpen zoals bv. wij hebben een geleidegeest. Maar de zaak moet nog ingewikkelder zijn dan dit en misschien gelijktijdig eenvoudiger. Wij kunnen ons voorstellen, dat bepaalde wezens in symbiose leven. D.w.z. dat zij voor elkaars levensfuncties noodzakelijk zijn. Er is bv. een vissoort, die een soort algea in het darmkanaal heeft. En daar zien wij de eigenaardigheid, dat de algea zorgt voor de mogelijkheid van de voedselvertering door een afscheiding. Terwijl omgekeerd de vis door zijn omzetting het levensklimaat schept, waarin weer die algea kan leven. Wij zien elders bv. bij de gewone heide in de wortel een soort gast, die het mogelijk maakt, dat deze heide op een zodanig armetierige en kale grond groeit, dat bijna geen enkel gewas daar houvast kan krijgen. Symbiose is dus eigenlijk een vorm van samenwerking, samenleving, waarbij beide partners voor elkaars welzijn bijna onontbeerlijk zijn. Wanneer wij spreken over het gewone principe van de geleidegeest, dan denken we toch in de eerste plaats aan een persoonlijkheid. Er mogen banden zijn, maar er bestaat een afzonderlijk bestaan voor de mens en voor de geleidegeest. De geleidegeest kan dan ook tijdens een leven vele malen wisselen, dat kan een ander worden. Weer dat eigenaardige, dat wij in ons hebben (een soort bestemming, een noodlot geef het maar een naam), dat blijft eigenlijk vanaf de eerste jeugdjaren tot aan het overlijden van de mens actief en hetzelfde. Wanneer wij dit willen verklaren op grond van persoonlijkheden, lopen wij vast. Maar wanneer wij het gaan beschouwen als een deel van de cosmos, dat eigenlijk abstract is vanuit menselijk standpunt, dan wordt het begrijpelijker. Er zijn heel veel dingen, die de mens als buiten hem liggende waarden beschouwt en die toch eigenlijk waarden zijn, die uit zijn eigen denken voortkomen. Wij weten bv. dat het menselijk denken de tijdsfactor voor de mens maar ook voor zijn lichaam kan beïnvloeden. Stel nu eens dat er ergens in de cosmos een veld is (doodgewoon een veld, een kracht) en dat die mens op die kracht georiënteerd is. Noem deze kracht mijnentwege de toevoer van geestelijke energie. Noem hem iemand, die het mogelijk maakt Oddkracht op te nemen. Het is 82
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
een energie, die wij niet als een persoonlijkheid in de menselijke zin van het woord kunnen beschouwen. Maar het is wel een kracht die verbonden is veel sterker dan dit voor de geest mogelijk is met de totaliteit. Dan zal deze kracht ons dus a.h.w. corrigeren, wanneer wij binnen het kader van die totaliteit onjuist reageren. Het kan nooit een bestemmende invloed zijn, want er is sprake van symbiose. En een kracht, die als een symbioot optreedt, kan alleen meeleven met ons, zoals wij tot op zekere hoogte alleen met die kracht kunnen meeleven. Er zijn ogenblikken dat die kracht ons regeert. Dan kunnen wij niet anders reageren en wij zullen vaak daarbij tegen alle menselijke instincten en heel vaak ook tegen onze eigen geestelijke concepten in kunnen handelen. Eveneens hebben wij - en dat komt veel meer voor - opwellingen in onszelf, die a.h.w, een kritiek geven op hetgeen er aanwezig is en vaak als een soort stem (het is maar een vergelijkende term) een aanduiding geeft t.a.v. de toekomst, een verwachting. Ik wilde nu beginnen met het volgende te stellen; Naast datgene, wat wij God noemen, is er een functie van God. Deze functie maakt zich merkbaar als een kracht, welke o.m. de verbinding tussen geest en stof mogelijk maakt en daarnaast ook in de stof (buiten de geest en haar bewustzijn om) het goddelijke plan tot uitdrukking brengt. Deze factor wordt natuurlijk niet bepaald door de menselijke visie. Maar de menselijke visie als geheel past binnen het goddelijke scheppingsplan. De wijze, waarop de menselijke ontwikkeling binnen het scheppingsplan valt, zal door deze kracht worden uitgedrukt. Dan hebben wij wanneer wij innerlijk willen streven te maken met een intuïtie, die tegen de rede, tegen de filosofie, maar ook vaak tegen onze eigen ontwikkeling schijnt in te druisen. Deze echter is een aanduiding van de voor ons meest juiste weg. Het is te eenvoudig, wanneer wij de mens enerzijds reduceren tot een aantal instincten, aan de andere kant er een hogere geest in zetten en zeggen; zo loopt de zaak. Wanneer je in jezelf gaat zoeken, dan ontdek je steeds weer dit stemmetje. Wanneer je innerlijk de meest logische, de meest juiste, de meest mystiek ervaarbare elementen afhandelt, dan is er iets, dat zegt; stop. Of dat zegt; een andere kant uit. Dit zou ik willen beschouwen als een van de uitingen van deze symbiose met een cosmische kracht. Anderzijds komen wij soms tot prestaties, die ver te boven gaan aan alles, wat wij voor onszelf mogelijk achten. Ik kan u voorbeelden te over geven. Er zijn overprestaties op zuiver lichamelijk terrein onder invloed van bv. een ideële prikkel. Iets wat dus niet eens reëel is voor de mens, maar een denkbeeld. Wij zien dat paniek eveneens lichamelijke overprestaties tot stand brengt. Maar eveneens ontdekken wij mensen, bij wie juist de moeilijke situatie schijnbaar een onmiddellijke versnelling van denkvermogen te zien geeft. En wij weten, dat er mensen zijn die, wanneer zij zich niet normaal kunnen afreageren, daarvoor in de plaats bepaalde zg. occulte of paranormale fenomenen produceren. U kent allemaal die onder de naam van Poltergeistverschijnselen bekende gooi- en smijtpartijen, waarbij heel vaak blijkt, dat deze een uiting zijn van iemand, die innerlijk in oproer is en die daarvoor een uitweg zoekt. Nu stel ik; Op het ogenblik dat ik met mijzelf geen raad weet, maar wel een groot vertrouwen in mezelf koester, geloof ik ook (bewust of onbewust) in deze kracht, waarmee ik in een eenheid leef. Door deze kracht wordt het mij mogelijk eigenschappen te realiseren, die ik normalerwijze en naar mijn beste weten niet bezit. Er komt een totale reeks van overprestaties voort uit dit veld, dat wij misschien kunnen noemen; de goddelijke Levenskracht. Wanneer naar binnen als naar buiten toe deze werking bestaat, dan moeten wij als mens of als geest t.a.v. die kracht ook betekenis hebben. Want symbiose houdt in; een wederkerigheid van werking en beïnvloeding. Wanneer de mens niets terug zou kunnen geven, dan zou hij eenvoudig een parasiet zijn. Hij is dit kennelijk niet; hij geeft ook krachten. En nu blijkt dat de mens, naarmate hij meer bewust deze kracht (dit goddelijk lot of deze richting of hoe u het noemen wilt) vanuit het Goddelijke in zichzelf beleeft en aanvaardt, ook komt tot een zuiverder vormgeving, een zuiverder vormuitdrukking van die kracht. Stelt u zich een kracht voor (of een wezen mijnentwege), dat geen eigen vorm heeft. Het kan niet voor zich onmiddellijk werktuiglijk optreden. Wanneer echter iemand tijdelijk een vorm schept, kan die kracht ín deze vorm en zolang die vorm bestaat wel onmiddellijk en actief optreden. God althans dit deel van de goddelijke kracht kan door de mens tijdelijk a.h.w. van EMK 1966 - 1967
83
Orde der Verdraagzamen een vorm voorzien worden. Deze vorm zal altijd moeten beantwoorden aan de eisen, die het veld (het Goddelijke) in Zichzelve stelt. Eerst dan zal ook die vormgeving concreet plaatsvinden en ontstaan beïnvloedingen, die ver te boven gaan aan de kenbare oorzaak. Conclusies; 1. Indien wij vertrouwen hebben in onszelf, in onze bestemming (iets anders dan geloof, maar werkelijk vertrouwen) en wij zijn bereid om te handelen aan de hand van wat wij onze inspiratie of ingeving plegen te noemen, wij zijn bereid om dat, wat wij geweten noemen (ook al weten wij, dat dit deels uit de opvoeding voortkomt) te stellen boven al het andere, dan zullen wij vanuit onszelf een zo gunstig mogelijke relatie scheppen met deze oneindige symbioot van ons. Wij zullen daaruit dan kracht putten. Wij zullen daarin begrip vinden. 2. Een dergelijk veld of een dergelijke kracht zal niet zijn afgestemd op de mens. Het zal zijn afgestemd op leven en bewustzijn. D.w.z. dat een eenvoudige paalworm net zo goed een symbiose heeft met dit veld als de hoogste geest. Er is geen onderscheid kenbaar. Alle leven wordt beïnvloed. Omdat voor onszelf dit veld altijd de vorm aanneemt van iets, dat ons helpt of raad geeft, kunnen we zeggen; In zekere zin staat geen enkele mens volledig alleen. 3. Overal, waar ik zelf kennelijk en volledig tekort zou schieten, kan dit afgaan op niet mijn verlangens, maar wederom op mijn geweten en deze corrigerende impulsen, mij helpen om alsnog te bereiken. Het woord onmogelijk valt weg, zodra wij een voortdurend beroep kunnen doen op deze kracht. Ik hoop, dat deze drie constateringen voor u aanvaardbaar zullen zijn en dat u ze zult willen overwegen. Want wij zitten met een grote moeilijkheid. Zoals wij in enkele eerder gegeven lessen hebben getracht duidelijk te maken, is een mens een zeer complex wezen is er van mens tot mens een bewust en onbewust wederkerig beïnvloedend bestaan er allerhand waarden als obsessies, manische verschijnselen, die dus het gedrag van de mens toch wel in hoge mate bepalen. U moet echter wel begrijpen, dat deze afwijkingen van de norm over het algemeen gebaseerd zijn op afwijkingen van eigen levensnorm. Anders gezegd; Een obsessie zelfs indien zij onmiddellijk door een geest zou worden veroorzaakt kan alleen ontstaan, wanneer er in de geobsedeerde een onevenwichtigheid is. Een manie is een uitdrukking van onevenwichtigheid. Wanneer in de mens een evenwichtigheid aanwezig is, zal een manisch verschijnsel niet optreden. Wanneer een mens evenwichtig is, kan hij alleen in zijn evenwichtigheid en dus in zijn juiste functie te midden van het leven worden beïnvloed door zijn omgeving. Omgekeerd zal hij zelf alleen in juiste zin zijn omgeving kunnen beïnvloeden. Wanneer wij de mens dus in zijn grote complexiteit willen bezien, zijn wij geneigd om te zeggen; deze veronderstelde symbiose met een cosmische veld, met een abstracte waarde, is eigenlijk maar een doekje voor het bloeden. Toch is dat niet zo. Want wij zien, dat mensen inderdaad magische resultaten bereiken niet alleen door hun kennis, maar eenvoudig door hun inspiratie. Wij zien, dat mensen innerlijk grote waarden bereiken, niet omdat zij deze logisch kunnen benaderen, maar omdat zij ze eenvoudig aanvoelen. Wij kunnen er ons vanaf maken met mystiek. Maar de realisatie, de gerichtheid, die dan het einddoel zou moeten zijn van een lange ontwikkeling, is opeens aanwezig. En dat kun je niet wegvagen. Waarom zeg ik; Er is voor ons een kracht, die met ons samenwerkt. Maar zou dit een kracht zijn? Want u weet zelf wel, dat u heel vaak geconfronteerd wordt met hetgeen u dan goed en kwaad noemt. Dat sommige impulsen volgens uw eigen idee ten goede zijn en andere ten kwade. Wat men daarbij natuurlijk vergeet, is dat de mens zichzelf als arbiter stelt. En hij ís niet de rechter, de beoordelaar van hetgeen cosmisch juist is. Maar toch splitsen wij als mens dit vaak in twee delen. Wij denken bv. aan de voortdurende tegenstelling tussen de witte draak en de rode draak, Wij denken aan het principe van Yan en Yin, die elkaar wel aanvullen, maar die ergens toch strijdig zijn. De strijdigheid ligt in onszelf. Maar wij moeten ook, wanneer het om dit geweten gaat, wanneer het gaat om die intuïtie, de verdeling. ergens handhaven. Anders kunnen wij onze eigen maatstaven, die ons leven bepalen, niet meer als juist zien. Daarom zeg ik nu; Elke intuïtieve waarde, die spontaan optreedt en niet slechts een uitdrukking is van eigen begeren (een heel belangrijk punt!), kan geacht worden een uitdrukking te zijn van een 84
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
samenwerking met een andere kracht of een ander leven. De samenwerking met deze kracht wordt altijd uitgedrukt als een impuls en nimmer als een bevel. Door voor onszelf te selecteren ontkomen wij aan een absoluut geleid worden in het leven, maar zullen wij anderzijds in staat zijn meer te bereiken dan zonder die leiding mogelijk is. Nu weet ik wel, dat dit voor u allen een beetje moeilijk te verwerken is. Maar ik ga nog een stap verder. Ik stelde in het begin, dat bepaalde heideplanten in zich een soort schimmel hebben in de wortels, waardoor zij meer voedsel kunnen puren uit de schrale bodem dan anders mogelijk zou zijn. De mens draagt in zijn vertakkingen t.a.v. het leven eveneens vreemde kracht of vreemd wezen, waardoor het hem mogelijk is meer te putten uit het bestaan dan normalerwijze mogelijk is. Ik stel; De bereiking van eigen bewustzijn alleen aan de hand van menselijke feiten en menselijk leven is klein en de mogelijkheid tot absolute bereiking daarbij is zeer beperkt. Uit hetzelfde leven en dezelfde feiten kunnen echter grote krachten en een groot bewustzijn gewonnen worden, wanneer een andere kracht met ons samenwerkt en ons leert meer te bevatten van de mogelijkheden, die in onze ervaringen besloten liggen. Ik hoop, dat het niet te droog is of te verwarrend, want de stelling, die ik u hier verkondig, is misschien in vele opzichten wat revolutionair. Zij veronderstelt een andere kracht. Daar ik deze kracht reeds als een abstracte heb omschreven (althans vanuit menselijk standpunt), is het niet erg goed mogelijk ze te beschrijven. Maar u kunt zich misschien denken, dat leven op zichzelf kan worden uitgedrukt als een stroom van kracht. Die kracht is in alle levensverschijnselen. Het omzettingsproces uit de zon bv. is een verschijnsel van deze levenskracht. Maar ook het eencellig dier is een verschijnsel van deze kracht. De mogelijkheid om deze kracht nu als een vloed, als een ontwikkeling te laten optreden, ligt m.i. binnen een deel, een facet van de goddelijke werkelijkheid. Dit facet is dus het veld, waarover ik spreek. Ik heb dit behandeld als een symbioot, omdat ik zeg, dat het Goddelijke de werkelijkheid van de totale schepping evenzeer moet bevatten, als wij de levenskracht van de totale schepping nodig hebben om onze gedeeltelijke ervaring van de schepping mogelijk te maken. Deze goddelijke kracht is een kringloop. Er is niet slechts een Panta Rei, een voortdurende wisseling van vorm van diezelfde kracht, maar er is bovendien een noodzaak tot voortdurende beweging, tot voortdurende actie. Zodra deze kracht tot stilstand komt, daarin geen beweging, geen verandering meer optreedt, is er geen leven althans geen geestelijk bezield leven meer mogelijk. De kracht in zich tracht te conformeren aan de rest van de goddelijke of algemene, de tijdloze werkelijkheid. En dat is begrijpelijk, zij is daar een deel van. En zolang zij zich kan conformeren als verschijnsel aan de vibratie van de goddelijke werkelijkheid, heeft zij een vast tempo en een vaste mogelijkheid. Nu is de bewustwording van het leven te vergelijken met een steen in de stroom. De stroom zal voortdurend trachten die steen te verplaatsen. Zij zal daaromheen gaan kolken, dus een groter dan normale krachts- en wrijvingsafgifte geven. Zij zal daarnaast trachten de steen weg te slijpen; erosie. Wanneer wij dit bezien en wij denken nu aan die levenskracht als een dergelijke stroom, dan kunnen wij misschien begrijpen, dat die kracht alles, wat tegengericht is aan de harmonie met de tijdloze totaliteit, beschouwt als iets wat verplaatst moet worden. Wanneer wij ons bewust zijn van die druk, dan kunnen wij op twee wijzen reageren. Wij kunnen ze weerstaan, maar dan zullen wij toch te eniger tijd verplaatst worden of weggeruimd. Wij kunnen ook begrijpen wat die kracht van ons wil en dus gaan optreden als een met die kracht harmonisch element. De kracht heeft onze medewerking van node om haar eigen harmonisch geheel te handhaven. Wij hebben de pressie van deze stroom nodig, om niet alleen te leven maar om daarnaast de harmonie te vinden met de totaliteit, die in het leven ons einddoel is. En nu kunnen wij daaruit weer enkele conclusies trekken; a. De invloed, die uitgaat van deze voor ons abstracte cosmische veldwerking of kracht, zal nimmer gebaseerd zijn op de menselijke waarde. Zij is alleen gebaseerd op een cosmische harmonie, dus op een totale evenwichtigheid.
EMK 1966 - 1967
85
Orde der Verdraagzamen b. Wanneer de kracht ons beroert, kunnen wij trachten te weerstaan wij kunnen trachten mee te gaan. Wij kunnen ook trachten de kracht, die op ons wordt uitgeoefend, op enigerlei wijze een andere inhoud of betekenis te geven. Denkt u maar weer aan het kolken van het water. c. Ik stel; Naarmate wij beter begrijpen welke kracht er op ons wordt uitgeoefend, is het voor ons ook eenvoudiger om eraan toe te geven, wanneer dit volgens ons eigen begrip juist is en zullen wij wanneer wij de noodzaak daartoe erkennen de levenskracht en alle daarin optredende verschijnselen tijdelijk anders kunnen formeren. Een afwijking dus van de normale gang van zaken. Nu staat u dus wanneer u dit alles aanneemt in de volgende positie; U hebt uw eigen leven te leven. In dit eigen leven spelen uw biologische instincten, uw geestelijke achtergronden, datgene wat u karma noemt (ook wel verzameld geestelijk bewustzijn) een grote rol. U bent in de eerste plaats uzelf. In de tweede plaats bent u deel van de wereld, van het leven. Uw relatie met dat leven is niet beperkt tot de relatie met de mensheid, maar is een relatie met alle levensverschijnselen, die op u kunnen inwerken en waarop u op uw beurt weer inwerkt, zij het direct of indirect. In de derde plaats heeft u buiten dit bewustzijn en die inwerking in u de neiging om uw eigen verhouding tot het geheel voor het geheel zo juist mogelijk uit te drukken. Dat kan eigenaardige consequenties hebben. U stelt zich misschien het schaapje of het dartele lammetje voor als een van de meest geliefde beelden voor een menselijke ziel in ontwikkeling; Onschuld, liefde. Maar het kan zijn dat de wereld, waarin u leeft, behoefte heeft aan een dictator aan een prooiverslindend wezen. Wanneer een leeuw nodig is in de wereld, dan hebben we niets aan een lammetje. En wanneer er lammeren nodig zijn, hebben we niets aan een leeuw. De kracht, die op je inwerkt, probeert zover het mogelijk is bepaalde eigenschappen in je wezen naar voren te schuiven. Ze probeert je ertoe te brengen je relaties met de omgeving op een voor het geheel gunstige basis te brengen. Dan is uw geweten en uw inspiratie en hoe u het verder noemen wilt niet alleen maar een kwestie van een persoonlijk noodlot. Het is een oriëntatie op een totaal gebeuren. En nu ga ik nog een stapje verder en dan hebben we de meeste stappen achter ons voor vandaag, Dat is nl. dit; Wanneer er een goddelijk scheppingsplan is, een tijdloos bestaan waarin alle tijdswaarden en alle zijnswaarden gelijktijdig omvat zijn, dan kan het niet anders of dit heeft een vaste vorm t.a.v. alles, wat in tijd en in ontwikkeling bestaat. Het geheel van de mensheid en de historie is vastgelegd. Wat niet is vastgelegd is de verdeling van het leven daarin. Wanneer wij ons voelen aangespoord om in een bepaalde richting te ageren, dan doen wij dit niet alleen, omdat wij het zelf op dit moment zo gevoelen. Wij reageren tevens zo, omdat dit voor het geheel het beste, het meest noodzakelijke is. Het is dus esoterisch en magisch denkbaar dat iemand, die schijnbaar ten kwade keert, het beste is wat er geschieden kan voor de mensheid. Het is denkbaar dat datgene, wat buitengewoon goed lijkt en edel, ten nadele van de gehele mensheid strekt. Waarden als goed of edel of slecht zijn dus alleen persoonlijk hanteerbaar, maar kunnen nooit de betekenis van het geheel vastleggen. Dientengevolge zullen wij voor onszelf, omdat wij mens en geest zijn, goed en kwaad moeten proberen vast te leggen... voor onszelf. Wij doen dit over het algemeen door bepaalde gestalten op te bouwen, waarop wij ons beroepen ook bepaalde gestalten op te bouwen, die wij vrezen. Wij zitten vaak tussen God de Vader, waarbij de Vader erg belangrijk is (een vaderimago eigenlijk), de geborgenheid van het daadloze (de moederimago),, en daarachter de duivel of de angstverschijning, de boeman die wij dan de duivel noemen. Deze drie invloeden bepalen dus voor ons de wereldwaardering. Of ze juist zijn of niet doet niet terzake. Om onszelf te kunnen blijven (want een zelferkenning en een zelfvertrouwen is noodzakelijk) zullen wij datgene, wat wij verafschuwen, moeten blijven verafschuwen. We kunnen misschien langzaam een deel van het verafschuwde naar het aanvaarde overhevelen, maar dat is ook alles. Wij kunnen niet ingaan tegen datgene, wat wij juist achten, omdat dit een zelfvernietiging zou inhouden. 86
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Impulsen, die tot ons komen en ons zouden willen richten tegen onze eigen geaardheid en ons eigen werkelijk wezen in, zouden ons zo kort als werktuig kunnen gebruiken, dat daaruit voor het geheel weinig goed voortkomt en voor onszelf ongetwijfeld grote bezwaren en schade. Wij moeten dus uitgaan van goed. De stemmen, die wij beschouwen als kwaad, mogen wij negeren, mits wij begrijpen, dat hetgeen waarop zij aansturen wel een noodzakelijkheid kan zijn voor de totaliteit. Wij hebben alle recht om dan te trachten op een volgens ons goede wijze op hetzelfde aan te sturen. Wij zullen daarnaast elementen hebben, die wij als juist, als goed of zelfs als volkomen natuurlijk ervaren in onszelf en die toch voor de wereld niet geheel aanvaardbaar zijn. Deze elementen zullen wij allereerst in onszelf moeten verwerken. Wij zullen deze beschouwen niet alleen als een invloed, die ergens goed voor is, maar eveneens als een bron van kracht. Indien wij nl, voldoende kracht weten te putten, kunnen wij in ons leven en denken, in onze benadering van de omgeving zowel als in onze pogingen om in onszelf het Goddelijke te vinden, komen tot een prestatie, die ver boven onze normale ligt. Wij moeten een dergelijke prestatie nimmer bij voortduring zoeken. Zij is de sprong, waardoor het ons mogelijk is menige, schijnbaar onoverkomelijke kloof of ravijn in denken, in leven, in ervaren te overbruggen. Gebruik de overprestatie zowel naar buiten toe als ook in het innerlijke proces met mate. Maar gebruik ze met een vol vertrouwen op uzelf en met het vaste weten, dat hetgeen u op dat moment probeert te bereiken ook voor de totaliteit belangrijk is. Nog een laatste punt, eigenlijk een verklaring. U hoort heel vaak spreken over noodlot, over fatum e.d. Men spreekt vaak over een bestemming. (Denk aan Shaw, a man of destination.) Hier is het geloof aan een soort leidster. De mens, die zegt dat hij vertrouwen heeft in het leven en fatalistisch gaat zitten, heeft geen vertrouwen in het leven. Het leven is een samenwerking, met het lot in een samenwerking met de levende kracht rond ons. Zodra wij hetzij in zelfvertrouwen, hetzij in persoonlijk pogen en streven, of in geloof aan onze mogelijkheden tekort schieten, falen wij. Wanneer wij echter uitgaan van het standpunt, dat wij onze leidster volgen door te vervullen wat zij ons schijnt te beloven, dan zullen wij ongeacht hoe ons eigen leven of lot verloopt voor de gemeenschap een enorme invloed vormen ten goede en zullen wij, een grotere harmonie met een deel van de goddelijke werkelijkheid. en goddelijke kracht niet slechts voor ons, maar vaak voor veel komende geslachten tot stand brengen. Eindconclusie; Het leven van de mens heeft niet alleen betekenis door zijn persoonlijke bewustwording van God of zijn persoonlijk ervaren en doen. Het heeft tevens belang door de invloed, die hij vormt in de totaliteit van de mensheid en de wijze, waarop hij deze doet beantwoorden aan wat wij een goddelijk scheppingsplan of desnoods de uiteindelijke bestemming van alle leven kunnen noemen. Onze bijdrage aan dit bestaan is belangrijker dan onze ogenblikkelijke, persoonlijke ontwikkeling of bereiking. Indien iemand hierop commentaar heeft of iets te wagen heeft, wil ik daarop ingaan, bij wijze van uitzondering. Heeft dit iets te maken met beschermgoden? Neen. Dat heeft daarmee niets te maken. Ik heb dan ook in het begin van mijn betoog gezegd; U moet dit los denken van alle gestalten. Natuurlijk heeft het menselijk geloof heel vaak geprobeerd voor die invloed, die ergens wel erkend wordt, een vorm te vinden. Maar deze vorm in haar beperking heeft weer niets te maken met de werkelijkheid. De god zou een directe persoonlijke invloed zijn. In feite is het een wisselwerking tussen uw leven en de totaliteit van de levenskracht of deze abstracte veldwaarde. En dat is heel iets anders. Ik wil er dan verder nog op wijzen, dat wij vanuit die kracht dus nooit een inwerking op onszelf kunnen verwachten, wanneer wij niet eerst zelf inwerken op die kracht. Er is een wederkerigheid noodzakelijk voor het resultaat. De kracht kan voor ons niets tot stand brengen zonder dat wij met die kracht werken. Omgekeerd kunnen wij niets blijvend tot stand brengen, tenzij wij mede van die kracht uitgaan. Ik heb juist het begrip symbiose gekozen, omdat het van een wederkerige noodzaak voor het levensproces spreekt en - naar ik meen - dit tussen deze cosmische kracht, die ik vanavond met u heb aangeroerd, en het menselijk leven en het geestelijk leven inderdaad bestaat. Het een kan a.h.w. niet zijn zonder het ander. En het is heel moeilijk uit te maken, waar het één begint en waar het ander ophoudt. EMK 1966 - 1967
87
Orde der Verdraagzamen Als we aan die kracht een vorm trachten te geven, moet die vorm dan altijd op het algemeen gericht zijn? Of mag die ook op enkele wezens gericht zijn? Ik heb niet gezegd, dat men aan die kracht een vorm zou kunnen geven. Ik heb juist gezegd deze kracht is vormloos. Maar het menselijk denken wil daaraan een vorm geven. En dat is iets anders. Wanneer het menselijk denken aan die kracht een vorm geeft, dan is die vorm in zichzelf onvolledig en als zodanig ergens een samenstel van verbeelding, waarden uit het eigen onderbewustzijn en bepaalde geestelijke waarden. Die kan dus altijd ook op het ik gericht zijn, mits die gerichtheid op het ik een dienstbaarheid voor het algemeen ten gevolge heeft. Is die kracht gecentraliseerd in wat sommige mensen het Hoger Ik of het Superego noemen? Neen. we zouden eerder kunnen zeggen, dat het Superego in zijn volledigste vorm (in zijn tijdloze vorm dus) deel is van hetgeen wordt uitgedrukt door dit facet van het Goddelijke, door dit krachtveld. Het is dus een van de vloeiende factoren van de bewegende krachtlijnen in het geheel. De mens als zodanig neemt toch via zijn eigen Superego a.h.w. contact op met deze kracht? Neen, hij maakt er deel van uit. Maar hij zou via zijn lager ego er contact mee moeten maken op een bewuste wijze. En dat kan alleen gebeuren door de aanvaarding ervan. Dus dat brengt dan de verlichting voort? Verlichting is een term. Ik zou deze term hier niet willen gebruiken, omdat het hier niet gaat om bewustwording in de persoonlijke zin, maar omdat ons hele betoog is gebouwd op de betekenis voor de harmonische uitdrukking en ontwikkeling van de totaliteit, óngeacht de persoonlijke ontwikkeling of ervaring in die totaliteit. Ik mag aannemen, dat hiermede de meest dringende vragen wel gevocaliseerd zijn. Ik zou het op prijs stellen, wanneer u deze les zoudt willen overwegen. De volgende spreker is een van onze Orde. Ik neem aan, dat hij u zal trachten voor te lichten over datgene, wat op dit moment van groot belang is. Misschien wel over datgene, wat in de komende WECAC-bijeenkomst een zeer grote rol speelt. o-o-o-o-o-o-o Bij de mens valt het op, dat hij minder geneigd is zich dood te vechten voor een feitelijke noodzaak dan voor een idee. Het is eigenaardig, dat hij zijn eigen gemak en leven wel wil offeren voor een idee, maar niet voor een feitelijke noodzaak. Maar zodra de mens aan een idee te veel gaat offeren, komt hij in een toestand te verkeren, waarbij hij de werkelijkheid van zijn eigen wereld, zijn menszijn en zijn behoeften niet meer voldoende beseft. Wij hebben in het verleden getracht om de te grote spanningen, die tot geweld zouden leiden, te keren voor dit jaar. En al datgene, wat wij in de afgelopen tijd hebben gedaan, heeft naar ik meen te mogen veronderstellen zeker een goede en gunstige invloed gehad. Wanneer je de mensen nu echter te ver door laat slaan in hun poging anders te zijn en anders te denken, ontstaat een zó grote verwarring, dat gezien de gevaarlijke wapens die er zijn, de vele spanningen tussen groepen die bestaan een grote oorlog onvermijdelijk zou worden. Wij kunnen op dit moment misschien de religie in zeer korte tijd hervormen. En dat zou in vele opzichten noodzakelijk en goed zijn. Maar doen wij dit in een snel tempo, dan krijgen wij een groot aantal mensen, die als reactie daarop volkomen a-religieus worden en daarbij dus elke hogere waarde in eigen leven en als bestaansaanvaarding ook gaan ontkennen. Het is een moeizaam zoeken naar het juiste evenwicht, waarbij voor bijna elke groepering een apart geestelijk element moet worden ingevoegd, moet worden gezocht. Uiteraard moeten wij eerst wachten tot de grote krachtuitstorting is geweest en tot wij in staat zijn na te gaan wat de krachten zijn, die ons in het komende jaar ter beschikking staan. Wat onze werkmogelijkheden zijn, en ook in hoeverre onze visie op het totale gebeuren op dit moment juist is. Maar toch probeer je altijd weer om de zaak voor te bereiden. Om een juist antwoord te krijgen, zelfs uit een uitstorting van goddelijk Licht, is het noodzakelijk dat je een juiste vraag formuleert. Wij gaan daarbij ongeveer te werk als volgt; Wij bezien de problemen van deze wereld en wij formuleren daarover laten wij zeggen 70 & 80 88
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
volgens ons zeer belangrijke vragen. Op ongeveer 20 kunnen wij geen antwoord krijgen, d.w.z. onze visie is verkeerd. Op ongeveer 30 krijgen wij een ontkennend antwoord. d.w.z. ons streven is hier niet in overeenstemming met de werkelijke bewustwordingsnoodzaak van de mensheid. Op de andere krijgen wij een bevestigend antwoord, en hierin verdiepen wij ons in de eerste plaats. Dit nl, geeft ons de mogelijkheid om positief en handelend op te treden en gebruik te maken van de ervaring, van de kennis die wij in het verleden hebben opgedaan. Nu zijn wij dus aan het formuleren van deze vragen op het ogenblik bezig. Dat is een kwestie van geestelijke contacten, die gezien de vele verschillende mensen in de stof, die daarbij geraadpleegd moeten worden, de vele geestelijke elementen die t.o.v. elkaar moeten worden afgewogen wel een paar weken duurt. Ik wil u een voorbeeld geven van een enkele vraag, die op het ogenblik geformuleerd is. Ik weet niet of deze juist is of niet. Dat moeten wij afwachten. Wij hebben gezegd; Is het belangrijk om in het komende jaar met bijzondere nadruk een herziening van de mores (van de zedelijkheid dus en bepaalde delen van moraal) teweeg te brengen vooral in Zuid-Azie en daarnaast ook in bepaalde delen van Europa. Wij menen nl., dat dit noodzakelijk is. Wanneer nu het antwoord negatief is, dan zullen wij ons van elk ingrijpen op dit terrein moeten onthouden. Wanneer het antwoord ontkennend luidt, dan betekent dit dat wij zelfs het bestaande tijdelijk moeten steunen waar wij kunnen. Is het antwoord echter bevestigend, dan is de vraag; welke krachten hebben wij ter beschikking, wat is de tendens van het jaar dat komen gaat wat zijn de ontwikkelingen die op dit moment wenselijk zijn. En dat zou o.m. betekenen als het antwoord bevestigend is dat wij bv. in India en Pakistan een aanval zouden moeten doen op de gevestigde belangen, op de heersende kasten. Er zou dus een zekere revolutie noodzakelijk zijn. Het zou betekenen, dat wij op een soortgelijke wijze een aantasting van gezag tot stand zouden moeten brengen in bepaalde delen van Europa. En daarbij en dat is heel belangrijk!, zouden wij er ook nog rekening mee moeten houden, dat die geschillen zo worden veroorzaakt, dat zij niet of bijna niet om te zetten zijn in een verweer tegen een vijand van buiten. Ik geef u dit ene voorbeeld om duidelijk te maken, waarom andere gastsprekers op dit moment zo moeilijk te krijgen zijn. Want zoals ik u reeds zeide, er zijn ongeveer 80 vragen te formuleren. En die 80 vragen hebben te maken met geestelijke inhouden, geestelijke ontwikkelingen, maar ook met zuiver materiele ontwikkelingen en zelfs met bepaalde zuiver wetenschappelijke ontwikkelingen, die of bevorderd of afgeremd moeten worden. Indien u vanuit dit gezichtspunt, dat ik u probeer te geven op die Grote Raad, nu uw eigen leven en denken beziet, dan zult u in de eerste plaats moeten constateren, dat wat u denkt en wat u doet dus voor uzelf belangrijk is, maar dat een algemene tendens nooit bepaald kan worden met respect voor de eenling. Zonder te spreken van een tirannie (want dat is de Witte Broederschap zeker niet) moet toch de mens op zich zoals hij leeft en denkt terzijde geschoven worden. Men moet altijd een keuze doen. Een keuze tussen de gemeenschap en de eenling. Eenlingen kunnen soms zeer belangrijk zijn. Zij hebben voor de mensheid als geheel soms een beslissende betekenis. Maar over het algemeen is de massa, de menigte, belangrijker. Zij is nl. het behoud van de mogelijkheid tot werken en leven. En deze is vaak veel belangrijker dan het op zichzelf onbelangrijke werken en leven van een eenling in volkomen harmonie, vrijheid en vrede. Vrede op zichzelf is ook een van de problemen, waarmee wij altijd geconfronteerd worden. Wij zouden graag ieder op aarde vrede geven. Maar vrede geven kun je alleen, wanneer de mens in zichzelf vrede en evenwicht vindt. Zolang in de mens een zekere ferociteit aanwezig is (en die is er bij de meesten), moet daarvoor een uitweg worden geschapen, ook wanneer dat oorlog en geweld betekent. Wanneer in de mens bepaalde instincten een overheersende rol spelen, dan is het misschien niet prettig dat deze tot uiting komen. Maar het is beter dat ze geuit worden, dan dat ze onderdrukt worden en daardoor een veel groter conflict veroorzaken. Ook zeer belangrijk in al deze overwegingen is altijd weer de vraag in hoeverre men bij een aantal personen een inwijding tot stand kan brengen. Inwijding wordt door heel veel mensen beschouwd als iets zuiver geestelijks, als een opeens weten bv. Maar weinigen beseffen, dat inwijding een verandering is van visie. Een inwijding kan bv. ten gevolge hebben, dat men zich EMK 1966 - 1967
89
Orde der Verdraagzamen t.a.v. de mensen anders gaat oriënteren en ook vaak t.a.v. geestelijke waarden. Iemand kan juist doordat hij een inwijding ondergaat - al omschrijft hij deze misschien niet zo - zijn eigen leefgewoonten veranderen. Hij kan zijn oude geestelijke richting al was dat een heel belangrijke geestelijke school terzijde zetten. Hij gaat anders leven. En in dit anders leven moet een ander bewustzijn ontstaan. Wij hebben natuurlijk allen onze eigen filosofie t.a.v. deze inwijdingen. Dat is logisch. Een ieder moet op grond van de feiten zich een bouwwerk oprichten van gedachten. Maar is zo’n bouwwerk juist? Alleen wanneer voldoende mensen op aarde op dit moment er harmonisch mee kunnen zijn. Een mens, die onbevredigd is op welk terrein ook kan alleen passen in een filosofie, die vrede geeft en dus ook bevrediging. Iemand, die onder grote spanning verkeert, kan nimmer harmonisch zijn met een inwijding of een filosofie, die die spanningen nog verder vergroot. Je moet dus proberen uit de vele filosofische benaderingen diegenen te kiezen, die voor het grootst aantal mensen aanvaardbaar zijnen daarbij een zo groot mogelijk aantal wat wij noemen inwijdingen (dus vergrotingen van geestelijke contacten en mogelijkheden) tot stand te brengen. Ook dit is een van de punten, waarover vaak en lang wordt gedelibereerd. U moet zich dit niet voorstellen als een Tweede Kamervergadering. Het is eerder het samen zoeken uit vele splinters naar een patroon, dat past bij de uitstraling van het goddelijk Licht van dit jaar. Het is ook geen kwestie van; mijn filosofie is zo goed, dus moet ik de inwijdingen onder mij hebben. Het is eenvoudig waar past de inwijding op dit moment het beste. Maar daar een ieder graag zoveel mogelijk wil bijdragen, zoekt een ieder toch wel een zo groot mogelijk aandeel te krijgen juist in het geestelijke werk. Het is niet altijd prettig te ontdekken, dat je eigen groep op dit moment alleen maar geschikt is een beetje de kwade sfeer hier en daar weg te nemen. Je zou meer positieve dingen willen doen. Het is niet prettig de vloer te vegen, wanneer je een groot beeldhouwwerk zou willen maken. En hierin komt dus ook weer de menselijke achtergrond van de geest (zelfs van de hogere geest) vaak kenbaar naar voren. Wanneer ik u dit inzicht geef, dan doe ik dit in de hoop dat u zult leren, dat de hoge geest niet hoger is dan u. Ze heeft haar eigen vermogens vergroot, haar wijze van levenserkenning, en doelstelling in het leven is misschien een andere. Maar wij zijn en blijven nog zeer lang allen individuen. Wij kunnen eenvoudig niet zonder meer opgaan in anderen. Het blijft altijd een compromis, een geven en nemen a.h.w. Een samenwerking is altijd het product van een toegeven allerzijds. Zonder dit is het niet mogelijk. En wanneer u dat in uw eigen leven gaat verwerken, dan zult u ontdekken dat ook u met uw eigen denkbeelden, met uw geestelijke belangstelling, en heel vaak ook met uw stoffelijke problemen ergens zult moeten schipperen. Het doet nooit prettig aan, want schipperen, een compromis treffen, wordt heel vaak beschouwd als een soort verraad aan jezelf. Maar wanneer wij in die Witte Broederschap zoeken naar datgene, wat wij kunnen bijdragen aan een totaliteit, daarbij onszelf achterstellend ergens, dan kunt ook u op aarde dit ongetwijfeld doen. Het gaat er niet om dat wat u goed vindt volbracht wordt. Het gaat erom, dat t.a.v. een gemeenschappelijk belang u datgene van uw eigen kunde, van uw wezen, uw persoonlijkheid, uw manier van beleven inzet, wat voor dat geheel een betere invloed geeft. Het gehele leven is een mozaïek, dat wij opbouwen door steeds weer andere facetten van ons wezen in het geheel in te passen. Elk jaar, ja, eigenlijk elke maanmaand, elke 28 dagen, verandert er wel iets. En wij moeten steeds mee veranderen. Niet een zinloos je aanpassen, maar een bezien van de noodzaak. De noodzaak om geestelijk te leven, om te werken. De noodzaak om te komen tot een onderling begrip misschien. De noodzaak om een bepaald werk in stand te houden of om een vernieuwing ergens te realiseren. Dan gaat het er niet om; wie ben ik? Maar het gaat erom, wat ik op dit moment vanuit mijn wezen geven kan, zodat dit waar wordt. Het klinkt een beetje verwaand, wanneer ik zeg, dat in de Broederschap en de Raad van de Broederschap het uiteindelijk doel God is, maar dan God, kenbaar geworden ook in de mens. Toch moet je een doel omschrijven. En waar wij zoeken naar de eeuwigheid in het tijdelijke, waar wij trachten de eeuwige harmonie waar te maken zelfs in de beperkingen van een menselijk leven, van een enkel jaar in de menselijke historie, een enkele wenteling van uw planeet rond de zon, daar moeten wij toch een beeld hebben, dat voor ons boven alle dingen staat. 90
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wat wilt u doen met uw leven? Ik geloof dat dit de eerste vraag is die gesteld wordt, of je nu hoort bij de Witte Broederschap of dat je alleen maar op aarde leeft. Niet; wat wilt u hebben? Of wat wilt u zijn? Maar wat wilt u DOEN met uw leven? Uw leven moet een gerichtheid, een bestemming hebben. Die gerichtheid en die bestemming moet je voor jezelf bepalen. Je moet zoeken in de wereld iets te vinden, wat past bij jouw denken, bij je streven, bij je behoeften, bij je beleven. En dan moet je daarin steeds weer die delen van je persoonlijkheid geven, van je kracht, van je streven, van je kunde, waardoor dit geheel in stand kan blijven. Dat betekent heel vaak, dat je terug moet treden op een ogenblik dat je eigenlijk graag naar voren zoudt willen treden. Het houdt vaak in, dat je een lagere, minder prettige taak moet aanvaarden, en soms ook een verantwoordelijkheid, die je bijna te zwaar is. Het betekent altijd weer, dat je binnen dit erkende doel vanuit jezelf initiatief neemt. U denkt misschien, dat wanneer eenmaal boven het zg. altaar de kracht neer straalt in de Wesac-vallei alle problemen zijn opgelost dat een ieder zijn plaats weet. Maar dat is niet waar. Wij weten alleen daardoor beter, wat wij zijn. We beseffen juister, wat wij zouden willen. En wij zien in elkaar de mogelijkheid om die dingen waar te maken. De taak van de Orde zal in het komende jaar misschien een heel andere zijn binnen de Broederschap dan tot nu toe. Er is een tijd geweest, dat wij a.h.w speciaal een uitlaatklep waren voor bepaalde, zeer belangrijke leringen en openbaringen. We hebben het daarna moeten doen met een aantal beperkingen. Misschien zal dit een volgend jaar anders zijn. Niemand kan precies zeggen hoe. Maar één ding is zeker; Wij, die ons de Orde der Verdraagzamen noemen (ook al weer een groep, die gezamenlijk ongeacht verschillen van persoonlijkheid en mening komen tot iets, wat zij de moeite waard achten en waar zij alles voor willen doen), wij zullen onze positie moeten bepalen... niet aan de hand van wat wij willen zijn, maar aan de hand van wat wij binnen het geheel kunnen betekenen. En dat is misschien de meest belangrijke lering, die ik u vanavond kan geven. Het lijkt niet erg diepgaand misschien het lijkt niet erg hoogstaand. Maar het is de basis van alle geestelijke ontwikkeling, van alle werkelijke mystieke beleving, die zin heeft. Het is de basis van alle werk, van het meest eenvoudige en materialistische af tot het hoogste toe. En toch zijn er altijd een paar regels, waarmee je rekening kunt houden; Kies uw taak volgens uw juiste besef en uw kunnen. En kies die taak zo, dat u daarin zoveel mogelijk vreugde kunt scheppen. Iemand, die een taak a.h.w. tegen zijn wil probeert te vervullen, zal het nooit voldoende goed doen. Zoek een methode, waardoor je er zelf vreugde in kunt vinden. Probeer nimmer een taak te vervullen, die ver boven je krachten gaat. Hierdoor zul je op den duur falen, tekort schieten t.a.v. anderen. Kies liever een nederiger en beperkter taak, die je wel kunt volvoeren. En ten laatste geldt altijd weer voor ons; vraag je niet af wat je zou willen doen, maar wat je kunt doen. Nu. Zelf. Beroep je nooit op anderen. Beroep je in de eerste plaats op je eigen besef, op je eigen vermogen en je eigen bewustzijn. Pas wanneer je op deze wijze inspeelt in de totaliteit van leven, geestelijk en materieel, eerst wanneer je op die manier bewust aandeel neemt in de gemeenschap, in het gezamenlijk bereiken en streven, kun je misschien een beroep doen op andere krachten. Voor jezelf kun je altijd wel een beroep doen op hogere kracht. Maar dat faalt heel vaak, omdat je zelf niet weet wat je feitelijk bent en wilt. In de gemeenschap kun je de hogere kracht vinden, wanneer je je eerst beperkt tot je eigen mogelijkheden. Wanneer je taak is gebaseerd op jezelf, vind je de kracht haar te vervullen. Wanneer je met je taak verder grijpt dan je in feite kunt gaan, speculerende op de andere kracht, die je zal aanvullen, dan blijkt vaak dat je niet meer de reserve hebt om die kracht te ontvangen, om er mee te werken. Dus, vrienden, wanneer de Witte Broederschap deze regels in acht neemt, wanneer wij ook binnen de Orde deze regels aanvaarden, wanneer wij allen in de geest (ook degenen onder EMK 1966 - 1967
91
Orde der Verdraagzamen ons, die zeer hoog in aanzien staan op aarde) trachten steeds onszelf op deze wijze dienstbaar te maken in de gemeenschap, dan kunt ook u op aarde dit doen. Dien de wereld naar uw beste vermogens. Niet door uzelf te etaleren in die wereld, maar door datgene wat ge weet in uzelf, dat mogelijk is en dat bestaat, juist daar te geven waar het bruikbaar is. Geef nimmer méér dan de wereld nodig heeft. Tracht niet de gemeenschap meer te geven dan ze vraagt. Dit roept alleen problemen op. Vervul uw beste functie volgens beste vermogen, en binnen de gemeenschap de taak, het ideaal, dat u gevonden hebt. Besef daarbij ten laatste, dat een denkbeeld alleen waarde heeft, wanneer het in contact blijft met uw eigen realiteit. Elk denkbeeld, dat zich daaraan totaal onttrekt, maakt het u onmogelijk om daarbinnen vruchtbaar te werken. Wanneer de Wesak-bijeenkomst is geweest, zullen wij zeer zeker trachten u voor te lichten over datgene, wat van belang is. Misschien zullen wij ook een beroep op u moeten doen. Ik weet dit nog niet zeker. Hoe het echter ook zij, wat ik u vandaag heb gezegd, geldt zeker voor het komende jaar voor ons allen. Het geldt voor u in uw eigen leven, zoals u bent. Wie weet te geven wat van node is niet meer en ook niet minder vanuit zijn eigen wezen, wie zich beperkt door te geven wat werkelijk van node is, door te uiten vanuit zichzelf wat voor hem en anderen waarlijk nodig of nuttig is, die bereikt in zich, vóór zich, in de gemeenschap en voor de gemeenschap het beste. En zo iemand kan volgens mij zeggen; Ook wij trachten waar te maken de eeuwige God, kenbaar in de tijdelijkheid van een menselijk bestaan. Wij trachten het tijdloze te comprimeren in een volmaakte openbaring in het heden. Wij zoeken de verplichtingen, waar de mensen altijd mee spelen, te herleiden tot de deelname aan de oneindigheid. Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt, dat ik u deze les geef. Nogmaals, ik ben hier enigszins malgre moi ik ben hier enigszins als uitvlucht of noodhulp, omdat anderen op dit moment moeilijk te bereiken waren. Wat ik u gezegd heb is volledig in overeenstemming met de feiten, zoals ze bestaan binnen de Witte Broederschap. Wat ik getracht heb u te leren is volledig in overeenstemming met de goddelijke wetten. Het is ook volledig in overeenstemming met uw eigen zijn, uw eigen vermogen tot geluk, uw eigen vermogen om een werkelijke rol te spelen in alle bestaan. Ik hoop dan ook, dat u uit dit alles voor uzelf toch enige consequenties zult willen trekken, en zo u dit doet u daarbij baseert op het werkelijke belang van de gemeenschap, zoals u die ziet en op uw eigen reëel besefte mogelijkheden en vermogens. Ik hoop, dat u wetend of onwetend deel zult mogen hebben aan de uitstorting van Licht, die wij verwachten. En dat u daarin - evenals wij - helderder uw eigen mogelijkheden maar ook uw taak zult mogen beseffen. Nummer 10 Esoterisch Magische Kring 13 juni 1967 In de mens bestaat wat men noemt de wil. Om de wil te omschrijven kun je slechts zeggen; zij is een uitdrukking van begeren. Wanneer wij te maken krijgen met het gebruik van gedachtekracht, dan speelt de wil hierbij een eerste rol. Wanneer wij ons bezighouden met esoterische bestrevingen, dan is het eveneens onze wil, die daarbij wel het belangrijkste aandeel heeft in onze bereikingen. Dat klinkt misschien een tikje overdreven, zeker in een esoterisch magische school. Maar de wil is dus het begeren. Begeren is mogelijk op twee wijzen; wij hebben vaag een behoefte aan iets lekkers, wij hebben een uitdrukkelijk verlangen naar een nauw omschreven iets, desnoods het bekende stukje kaas uit het vuistje. Het verschil tussen deze beide is wel, dat wij in het eerste geval zelf niet precies weten, wat wij eigenlijk willen. Er is een begeren, maar dat is niet gericht. In het tweede geval is het begeren omschreven. Het is nadrukkelijk gericht en drijft ons dus ook gemakkelijker tot het zoeken naar een weg voor een bevredigende oplossing. Ik hoop, dat u in 92
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
de verdere les dit niet uit het oog zult verliezen. Het is niet alleen voldoende om te omschrijven. Wij moeten in de omschrijving een begeren leggen. Wanneer ik in mijzelf naar het Goddelijke hunker, dan is dat mooi maar niet omschreven. Het zal u duidelijk zijn, dat ik dan ook geen direct resultaat bereik. De hunkering is er wel, maar waarop zal ik mij concentreren? Welke contacten zal ik bereiken? Welke innerlijke afstemming is noodzakelijk? Ik weet het niet. Ik blijf bij de vaagheid. Om die vaagheid enigszins te verdrijven grijpt men dan heel vaak naar de wat ingewikkelde structuur van bepaalde leringen. Maar.. kunnen structuren, die mij misschien wel iets zeggen maar mij geen persoonlijk begeren en dientengevolge geen nauw omschreven willen verschaffen, mij wel helpen om iets te bereiken? Eerst moet mijn begrip er zijn, het doel waarnaar ik streef. Magisch gezien is er al precies hetzelfde. Ik kan in het vage begeren iets goeds te doen voor een mens.... het zal mij niet helpen. Ik kan begeren voor een mens een bepaald iets tot stand te brengen. (Of dit nu het genezen van een mens is, het scheppen van enig geluk, het scheppen misschien ook van een nieuwe levensaanvaarding, dat doet niet terzake.) Ik moet weten wat ik wil. En wat blijkt dan? De gehele magische procedure met al haar bezweringen en haar symboliek is uiteindelijk slechts mijn methode om het innerlijk gewetene juister te formuleren, om mijzelf daarop juister af te stemmen. In deze dagen, waarin de verwarringen de wereld doortrekken, klinkt in velen haast onbemerkt een kleine stem. Het is of iemand fluistert; Hora est, het is het uur. De een vertaalt het als; In het oosten is de slag van Armageddon begonnen. Een ander vertaalt het als; Het einde van de wereld is nabij. Of; Het Godsrijk gaat komen. Maar in feite zijn dit allemaal vage begrippen, legenden waaraan wij geen voldoende achtergrond kunnen geven. Je kunt niet begeren naar een slag, die de laatste slag tussen licht en duister moet zijn, tenzij je weet wat het betekenen gaat, Je kunt niet verlangen naar een Godsrijk, zolang je dat Godsrijk alleen in menselijke termen kunt uitdrukken. En je kunt het einde van de wereld niet verwachten, omdat je je dit eenvoudig niet kunt voorstellen. Deze dingen liggen te ver van de werkelijkheid. En een van de grote bezwaren, die je in deze dagen ziet bij vele mensen of zij nu geestelijk streven of op een ander terrein trachten iets te bereiken is wel, dat zij te ver weg staan van de werkelijkheid. Zij kunnen niet waarlijk hun wil, hun geïntegreerde persoonlijkheid, richten op een doel. Ik heb daar zo verschillende meningen over. En ik heb ook zo hier en daar wat gegevens nagezocht uit leringen van anderen (hogeren dan ik). Ik wil trachten u die hier voor te leggen. En u begrijpt reeds uit mijn inleiding, dat ik daar een bepaald systeem in tracht te brengen. Dat ik probeer dit alles saam te vatten tot iets, wat niet alleen een esoterische les is. Esoterische lessen zijn er genoeg. Ik zoek het saam te vatten tot een systeem, dat ook een zekere praktische waarde heeft. En dan begin ik met te stellen (en dit komt dus van mijzelf); Alle willen is begeren. Werkelijk en omschreven begeren kun je slechts datgene, wat je kent of waarvan je een voorstelling hebt. Het is noodzakelijk, dat men een beeld heeft van het geen men bereiken wil. De omstandigheden en mogelijkheden kunnen zich elk moment wijzigen. Mijn doel moet zodanig scherp omschreven zijn, dat elke wijziging voor mij een mogelijkheid betekent mij opnieuw te oriënteren. Dat ik dus elke keer vanuit nieuwe omstandigheden wederom hetzelfde kan nastreven en bereiken. Vele mensen verlangen de dingen eigenlijk onbewust. Zij hebben weliswaar een omschreven verlangen, maar weten dit niet voor zichzelf aanvaardbaar te maken, te formuleren, uit te drukken. Dientengevolge zijn hun handelingen en ook vaak hun uiterlijke bestrevingen, hun geestelijke bestrevingen in strijd met datgene, wat ze werkelijk willen. Ik meen daarom, dat het noodzakelijk is voor de mens rekening te houden met de wijsheid, die vele ouderen sinds lange tijd op deze wereld hebben geopenbaard. En ik zal zo vrij zijn deze aan te vullen met lessen, zo mogelijk van dezelfde leraar in zijn geestelijke status, zoals die op het ogenblik bestaat.
EMK 1966 - 1967
93
Orde der Verdraagzamen A. Het is goed alle dingen te ontzeggen buiten het ene, dat belangrijk is; Wie alle dingen ontzegt, zal hetgeen hij begeert bereiken. Wie alle dingen wenst, faalt steeds in de bereiking. En deze leraar geeft op deze les nu (dat is ongeveer een 2100 jaar later) nog het volgende commentaar; Ontzeggen wil niet betekenen afwijzen. Het betekent, dat men de onbelangrijke dingen neemt zoals zij komen, zonder zich daaraan te binden. Doch dat men het belangrijke nastreeft, ongeacht wat daardoor in andere omstandigheden zou kunnen gebeuren of ontstaan. Deze leraar gaat dus uit van het standpunt; Wat je doet is eigenlijk niet zo belangrijk, zolang je je daarmee niet verbonden voelt. Zolang je je daarop niet vastlegt. Het komt erop neer, dat hij stelt; Gewoonte is uit den boze. Vrijheid van denken en handelen houdt niet in, dat je daarom niets zult doen en niets zult beleven, niets zult bezitten. Het betekent echter, dat deze dingen je niet kunnen belemmeren, wanneer iets van werkelijk belang voor je wordt, Ik geloof, dat menigeen zich dat in de oren moet knopen. Want vele plannen worden gemaakt, die niet volvoerd kunnen worden, omdat er consequenties zijn. Vele bestrevingen lopen ergens vast, omdat men eenvoudig geen begrip kan vinden voor de mogelijkheden van vandaag, geen begrip kan vinden voor de wereld rond zich. Slechts als je dit begrip hebt voor die wereld ener toch niet aan gebonden bent, zul je kunnen bereiken wat je wilt. Een andere leraar zegt ons; B. Naarmate ik een doel zuiverder en vollediger erken en daarin voor mijzelve vollediger opga, zal ik dit voor mijzelve voortdurend naderbij brengen. En alle omstandigheden rond mij zullen mij helpen om mijn doel te bereiken. Ook hier ben ik in staat geweest - zij het door een van zijn leerlingen - aanvullend commentaar te krijgen. Dit commentaar luidde; Wanneer u gelooft aan God of aan de geest en u hebt een bepaald doel, dat u altijd en voortdurend op de voorgrond van uw gedachten stelt, dan gaat God, dan gaat die geest, met u. Zolang u dus in een aanvaarding van bepaalde krachten een doel nastreeft, krijgt u uit de omgeving de middelen om het nagestreefde ook waar te maken. Hij voegde daaraan echter toe; De middelen worden u gegeven, niet de bereiking. Zo u de middelen gegeven worden, gebruik ze naar uw beste kunnen. Dan zult ge steeds vorderen. Het is duidelijk. Wanneer ik wil, is dat heel aardig. Wanneer ik daarnaast een geloof heb, dan krijg ik hulp. Maar die hulp bestaat niet uit de bereiking. Zij bestaat uit de middelen om verder te bereiken. Ik heb daarvoor een nog al agnostisch schrijver opgezocht, die hierover tijdens zijn leven eigen meningen had. En deze zeide; C. Wanneer de vrouw haar naaktheid bekleedt, zo wordt zij een geheim, dat de begeerte prikkelt. De mens begeert niet datgene, wat hij kent, maar datgene wat hij niet kent. En daardoor zal hij steeds weer falen. Ik ben naar hem toegegaan (hij leeft op het ogenblik ook in een van de meer lichtende sferen) en ik heb gevraagd; Heeft u daarop nog verder iets te zeggen? Zijn antwoord was dit; Eens heb ik dit gezegd om duidelijk te maken, dat veel van wat godsdienst is en wat andere dingen van geloof zijns niet veel meer betekenen dan de kleding, waarmee men een volkomen natuurlijk iets ( het natuurlijke bestaan) een geheimzinnigheid en daarmee en bijzondere belangrijkheid en begeerlijkheid wil geven. Ik ben het daarmede niet meer eens. Datgene, wat ik geleerd heb, brengt mij ertoe nu als volgt te stellen. Wanneer wij een doel of een waarheid erkennen, is het niet goed ze te verhullen. Weliswaar zullen wij door haar geheimzinnig te maken en bijzondere betekenissen toe te kennen haar aantrekkelijker maken, maar wij maken haar gelijktijdig onbereikbaar. Zie de dingen ook de belangrijke dingen, die u wilt bereiken niet in een idealistisch licht. Tracht ze niet uzelf voor te spiegelen als een goddelijke taak of iets dergelijks. Tracht ze te zien zoals ze zijn. Dan immers weet u ook wat u kunt doen om ze te bereiken. Dan streeft u ernaar die dingen waar te 94
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
maken. En wie streeft, krijgt de middelen om voortdurend dichter te komen bij datgene, wat hij zich als doel gesteld heeft. Deze drie voorgaande citaten hebben één ding gemeen; Zij stellen de wil wel als belangrijk, maar ze zeggen; Het is heel belangrijk dat wij ons ontdoen van de bijkomstigheden. Bijkomstigheden, tradities, zijn de belemmering tot de bereiking, niet het hulpmiddel. U zult begrijpen, dat ik daarnaast ook nog andere meningen heb willen vragen. En ik ben gegaan naar een van de grootste Meesters, die wij kennen. Ik vroeg hem; Heer, wat meent gij dat noodzakelijk is om een doel te bereiken? Zijn antwoord was heel eenvoudig, maar wel bijzonder diepzinnig; Om een doel te bereiken is het noodzakelijk het zozeer te aanvaarden en lief te hebben, dat het meer jezelf is dan al het andere. Ik vond dit erg mooi, maar ik heb uit de aard der zaak gevraagd; Kunt u mij dit praktischer omschrijven? Toen gaf hij mij dit antwoord; Je zoekt de dingen altijd daar, waar ze niet zijn. In jezelf ligt het totaal van je mogelijkheden. Daarin ligt elk doel, dat je ooit bereiken kunt. Kies dus datgene uit jezelf, wat je op dit moment belangrijk vindt. En maak dit waar. Leef dit zo sterk, dat alle andere delen van je persoonlijkheid daarbij a.h,w. tijdelijk insluimeren. Wie zijn gehele kracht richt op het bereiken van de Vader, het erkennen van het Koninkrijk, het genezen van een mens, het opwekken van een dode of het zien van de toekomst, hij bereikt omdat het andere is weggevallen. Nu zijn er meer Meesters. En u zult begrijpen dat het voor mij juist omdat ik zoek naar een praktische toepassing, een mogelijkheid om werkelijk iets te doen dus ook een zaak is geweest om die anderen aan te spreken, die elk op hun eigen wijze toch een zeer groot gedeelte van de mensheid een bepaalde religie hebben nagelaten. Ik sprak dan tot de tweede; Heer, kunt u mij zeggen hoe ik met de wil het best kan bereiken? En hij zeide tot mij; Om het gewenste te bereiken zijn drie dingen noodzakelijk; De erkenning van het doel als waardevol boven alle dingen. Een zodanige onthechtheid, dat het doel zelve haast onbelangrijk schijnt en het zijn dit slechts gebruikt als richtsnoer voor eigen contact met de eeuwigheid. Zolang gij uw doel meer mint dan het bestaan, zult ge het niet bereiken. Min uw bestaan en uw doel gelijkelijk. En uw bestaan vervult zich in de bereiking. En de bereiking is de rust in uw bestaan. Hijzelf was niet bereid daarop een verder commentaar te geven. Ik heb een van zijn meer bekende volgelingen ook een bekend leraar gezocht. En ik heb hem gevraagd; Wat denkt u daar nu van? Kunt u me dat praktisch vertalen? Zijn antwoord luidde; Als je iets wilt boven al het andere en je vergeet daarbij, dat je zelf het middel bent om dit andere waar te maken, bevind je je in een vage wereld, waarin feitelijk niets gebeurt. Wanneer je beseft, dat geen enkel doel door je bereikt kan worden, als je niet eerst zelf leeft en bestaat, dan kom je dichter bij de werkelijkheid. Je eigen leven, datgene wat je bent, moet a.h.w. zichzelf waarmaken en vervullen in het doel. Beide zijn gelijkelijk van belang. Een mens, die zijn bestaan terzijde stelt alleen voor het doel, zal het niet bereiken, omdat hij zichzelf tenslotte niet kan wegcijferen. Degeen, die zichzelve zo belangrijk acht, dat hij het doel zo nu en dan daarvoor uit het oog verliest, zal zozeer aan zichzelf gebonden zijn, dat hij eveneens zijn doel niet bereikt. Maar een mens, die weet dat zijn bestaan en het doel dat hij zich stelt eigenlijk elkaar aanvullen en een eenheid moeten vormen, zal in zijn bestaan zijn doel zien. En in zijn doel zal hij dus ook de uitdrukking zien van zijn bestaan. Hij maakt zijn leven intenser door wat hij bereikt. Maar door, zijn intenser leven bereikt hij juist. Ik ben toen naar de derde gegaan, die ofschoon m.i. ook een van de grootste leraren toch wel wat strijdlustiger en strijdvaardiger is dan de beide anderen. Ik heb hem gevraagd; Heer, wat is uw visie t.a.v. wil en bereiken? Hij gaf mij dit antwoord; EMK 1966 - 1967
95
Orde der Verdraagzamen Willen is strijden. Wie echter alleen strijdt tegen de dingen buiten zich, wordt door zichzelf verslagen. Bestrijd dus eerst al datgene in jezelf, wat niet past bij je doel. Wanneer je jezelf hebt gemaakt tot het perfecte zwaard, is het doel bereikt. Want alles, waartoe je jezelf maakt in perfectie, is deel van het plan van de Eeuwige en wordt waar, zodra de perfectie bereikt wordt. Heel mooi. Maar kunt u mij commentaar geven, praktisch commentaar? En ik moet zeggen, hij was inderdaad praktisch Hij zei; Het is niet zo belangrijk om een doel waar te maken. Het is belangrijk eerst te beschikken over de middelen om het doel waar te maken. Wanneer je iets wilt, dan moet je niet beginnen met alleen het doel te willen. Je moet eerst voor jezelf de mógelijkheid scheppen om dat, wat je wenst, waar te maken. Wie weigert om eerst zichzelf te veranderen, zal de verandering, die hij zijn doel noemt, nooit bereiken. Wie echter werkt met, in en vanuit zichzelve, maakt zichzelf tot een zo perfect instrument, dat het doel onvermijdelijk wordt. Ook daaruit heb ik geprobeerd op mijn eenvoudige wijze (ik behoor tenslotte niet tot deze hoge kringen) een paar praktische punten te trekken. En ik geloof, dat we dit in de termen van vandaag het best zó kunnen vertalen; Wanneer u op aarde leeft, dan moet u in de eerste plaats léven. En daarin is dus niet alleen het bestaan, het ademhalen en dergelijke begrepen, maar wel degelijk ook de bezigheden van de geest en van de stof. Wanneer je voortdurend met deze beide actief bent, dan kun je een doel zien. Maar doordat je alles wat je doet dan mede op dit doel richt, maak je het gemakkelijk bereikbaar. Wie een doel bereiken wil, moet beginnen vanuit, in en door zichzelve al datgene waar te maken, wat eventueel nodig is voor de bereiking van het doel, of wat het doel zou kunnen helpen bevorderen. Eenvoudig gezegd; Wanneer je iets wilt, begin te werken begin te denken en zorg ervoor dat je in de eerste plaats een mens bent en blijft. Want daaraan kun je niet ontkomen. Wie als mens denkt, werkt, leeft, streeft en zich een doel voor ogen stelt, kan het waarmaken. Dan komt daar verder bij, dat dus de betekenis van het doel hier nog wel eens wat verschoven wordt. De een ziet het doel als iets, wat in jezelf is. De tweede meent, dat je jezelf tot zekere mate onafhankelijk moet maken. Je moet het doel eigenlijk ook aanvaarden zonder het nu werkelijk als de uiteindelijke bereiking te zien. En de derde zegt; Maak jezelf in orde. Maak jezelf tot het werktuig. Het doel komt vanzelf. Daaruit trek ik dan de volgende praktische conclusies; a. Het doel, dat je je stelt, maak je niet waar door het ten koste van alles na te streven, maar door eerst te erkennen, wat er van dit doel in jezelf bestaat. Waarom is het je doel? Een eerlijk antwoord daarop schijnt van groot belang te zijn. b. Is het belangrijk dat het doel bereikt wordt? Het is belangrijk dat u ernaar streeft. De bereiking in zichzelf kunt u niet beheersen het streven wel. c. Wanneer u uzelf maakt tot de perfecte weergave a.h.w, van hetgeen u bereiken wilt, hebt u uit het totaal van de door de Schepper gegeven mogelijkheden iets waar gemaakt, dat eeuwig en onveranderlijk is. Dit eeuwige en onveranderlijke doel is dan door u bereikt en kan door niets en niemand teniet gedaan worden. Misschien is dat heel goed voor degenen, die op het ogenblik zo vaak allerhand emoties hebben en die zich daarbij afvragen wat de zin ervan is. De zin is heel eenvoudig; Wanneer u iets weet, wat u werkelijk wilt bereiken (niet iets wat u ontvluchten wilt, maar wat u bereiken wilt), dan kunt u alles wat u doet daarmee in verband brengen. Door dit te doen, verandert u uzelf. Door uzelf te veranderen, maakt u zelfs het onmogelijke mogelijk. Ik heb natuurlijk met meer entiteiten gesproken en tenslotte met drie, die m.i. vooral esoterisch en religieus erg belangrijk waren. Eén van hen was daarbij ook een tamelijk laat maar zeer bekend magiër. De vraag, die ik hun voorlegde, was in alle gevallen gelijk; Hoe kan door de wil een doel praktisch bereikt worden? De eerste antwoordde mij; Indien ik geloof in God, zal ik daarin de kracht vinden, waardoor ik mijn doel waarmaak.
96
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
De tweede zei mij; Wanneer ik een doel ken en mijzelve daarop afstem, trek ik al datgene tot mij, wat tot de verwezenlijking van het doel bijdraagt. Hoe meer ik zelf harmonisch ben met mijn doel, hoe zekerder het zich rond mij als bereiking opbouwt. De derde gaf mij ten antwoord; Indien ik wil, zal ik slechts een deel van de schepping waarmaken. Daarom acht ik willen alleen goed, wanneer ik het erken als deel van Gods wil. Maar zo ik dit erken, zal ik door mijn gebeden, door mijn denken, door mijn contact met God, met de gehele natuur zozeer verbonden zijn, dat zij mij niets kan weigeren dat tot mijn doel bijdraagt. Wederom drie visies, drie antwoorden op een vraag. Daaruit praktische conclusies te trekken is voor mij wat moeilijker dan in de voorgaande gevallen. Je moet hier proberen zeer concreet te zijn. En van de algemeenheden, die zo heerlijk passen bij al het voorgaande, te komen tot feiten. Ik geloof dat ik het als volgt kan formuleren Wanneer je een doel nastreeft, moet je zeker zijn van jezelf. Indien je deze zekerheid kunt baseren op God en op de geest, zoveel te beter. Alleen wanneer je uit jezelf op deze wijze voortdurend meer kracht kunt putten, dan schijnbaar reëel mogelijk is, zul je ook steeds meer kunnen waarmaken. Verder; Wanneer ik aan iets denk, stem ik mijzelf op iets af. Ik zal niet alleen datgeen waarop ik mij afstem waarmaken, maar alle begeleidingsverschijnselen die daaraan verbonden zijn. Door mij af te stemmen op een bereiking, veroorzaak ik een keten van oorzaak en gevolg. Indien ik in de oorzaak-en-gevolg-werking vrede en kracht vind, maak ik mijn doel daarmee waar. Ten laatste; Er is niets in de gehele natuur en in de gehele schepping, dat mijn bestreven en willen ontkennen kan, zodra ik dit baseer op een gevoel van verbondenheid met God of met het hogere. (Dit werd gesteld). Dan volgt hieruit; Wanneer ik een voldoende zelfvertrouwen uitstraal, zal ik al datgene rond mij dwingen juist die aspecten te tonen, die de verwezenlijking van mijn doel vervullen of bevorderen. Alles in de dode materie, in de levende elementen, in de geest, zal bijdragen tot de verwezenlijking van mijn doel, wanneer ik zeker ben van mijzelf en mij kan en durf beroepen op het hoogste. Dat zijn dan de commentaren, die ik heb op wat u zoudt kunnen noemen mijn interviews. Misschien vindt u, dat ik een beetje tekeer ben gegaan als een modern reporter voor radio of televisie. Ik heb echter getracht een beeld te vormen, dat niet alleen psychologisch verantwoord is, maar een beeld te vormen, dat de esoterische en magische werkelijkheid uitdrukt in de termen van de hedendaagse mens. Ik heb u de conclusies voorgelegd, die ik getrokken heb uit de geciteerde uitspraken. Ik ga nu weer over tot het weergeven van mijn eigen mening alleen en daarmee ook de omschrijving van hetgeen ik in deze les voor u het belangrijke acht. In de eerste plaats moet u begrijpen, dat kennis alleen nimmer voldoende is. Kennis kan u helpen om iets te omschrijven, te definiëren. Hoe beter u kunt definiëren wat u wilt, hoe gemakkelijker u bereiken kunt, dat is waar. Maar het is belangrijker het doel in uzelf te kunnen zien en u er een beeld van op te bouwen, dan het goed te kunnen omschrijven. Tracht van alles, wat u bereiken wilt geestelijk, magisch, menselijk u een zo duidelijk mogelijke voorstelling te maken. Tracht verder u af te vragen, wat er in uw gedrag, in uw kennis, in uw mogelijkheden, in uw benadering van het leven, ontbreekt om dit doel voor u waar te maken. Vul het ontbrekende aan zo goed als u kunt. In de tweede plaats; Onthoud dat ontzegging en gebrek lijden weinig uithalen, wanneer we ze nog bemerken. En wanneer we ze niet meer bemerken, is er geen sprake van ontzegging en gebrek. Wanneer bepaalde aspecten uit ons leven wegvallen, is dit goed. Maar wij moeten niet proberen ons van de dingen eenvoudig zonder meer te distantiëren. Wij moeten weten wat wij willen. Het doel kennende en omschrijvende streven we ernaar. Alles wat er niet mee in verband staat geven wij uit de aard der zaak steeds minder nadruk. Al hetgeen er wel mee in verband staat zal voor ons op den duur met uitsluiting van het andere een beleving worden. Deze beleving is het belangrijkste. In de derde plaats moogt u nooit vergeten, dat ofschoon u leeft in de stof, de geest een zeer belangrijke rol speelt. Wanneer over het omschrevene, het gekende doel wordt gesproken, EMK 1966 - 1967
97
Orde der Verdraagzamen wordt er ook gesproken over een centraal punt (dat meestal in de astrale sfeer is gelegen), waarin de krachten kunnen worden geprojecteerd, waaruit ze kunnen worden vergaard. Een mens, die zijn krachten voortdurend in een dergelijk reservoir stort, zal daaruit op het ogenblik dat het nodig is bovenmenselijke kracht kunnen puren. Wanneer daarbij bovendien een verbinding is gemaakt met hogere sferen, zal de kracht ook praktisch onuitputtelijk zijn. Alle dingen zijn mogelijk maar u moet eerst bereid zijn de mogelijkheid te aanvaarden; en verder bereid zijn om die mogelijkheid u voor te stellen. En dan een punt, dat voor sommigen van u ook belangrijk is; Vergeet niet, dat we altijd in dubio komen te staan, wanneer we een doel nastreven. Is het nu goed of is het kwaad? Had ik het misschien beter anders kunnen doen? Dit is altijd foutief. “Had ik” betekent terugvallen. Het verleden actief maken, daar hebben we geen behoefte aan. Wanneer ik alles doe, op het ogenblik dat ik het doe, met een goede intentie en naar mijn beste weten, dan zal hierdoor voor mijn gehele wezen bereikt worden een steeds grotere afstemming op hetgeen ik bereiken wil. En wanneer ik u nog een raad mag geven; “vergeet een ding niet”; Harmonie, een zo groot mogelijke harmonie, speelt een zeer belangrijke rol. De mens is een gemeenschapswezen. De geest kan haast niet in eenzaamheid bestaan zonder te vervallen. Werk zover u kunt altijd harmonisch samen met anderen. Erken welke doeleinden en bestrevingen voor u gemeenschappelijk aanvaardbaar en belangrijk zijn. Bouw uit dit gezamenlijk streven de gewoonte, die u helpen kan uw eigen streven nog juister en gemakkelijker waar te maken. Wanneer ge elkander helpt, Helpt God u allen. Wanneer ge alleen uzelve helpt, zult ge op uw eigen kracht moeten betrouwen. Wanneer ge innerlijk waarheid zoekt en ge zijt niet bereid die met anderen te delen, kunt u gaan tot de grenzen van uw mentale vermogen. Wanneer u bereid bent uw innerlijke erkenning en beleving a.h.w. te delen met een ieder, zult u het totaal van uw werkelijk ik en uw aandeel in het totale menszijn als uiterste grens zien van uw bereiking. U zult veel meer kunnen bereiken. En ten laatste en tevens als slot van deze les; Vergeet nooit dat de dingen niet belangrijk zijn omdat anderen ze zo noemen. Hun belangrijkheid wordt uit uzelf geboren. Of het voor anderen het grootste of het onbelangrijkste ter wereld is, doet niet terzake. Wat een ander triviaal noemt, kan voor u het meest importante zijn. Gij zijt de beoordeler van belangrijkheid, ook in een groepssamenwerking. Gij zijt zelf degene, die het doel stelt. De verwantschap en harmonie met anderen zal u in staat stellen in uw gehele wijze van leven en denken gemakkelijker en eenvoudiger ook voor uzelf het onbelangrijke en het belangrijke als middel te gebruiken om uzelf op uw doel te richten. Gerichtheid is bereiken. Ongericht zijn is falen, zelfs wanneer men de schoonste beelden zich als doel stelt. o-o-o-o-o-o-o De kern van het menselijk bestaan is het verlangen. Waar het verlangen is verdwenen, is de zin van het menselijk bestaan verloren gegaan. Wanneer je als mens zoekt naar de betekenis van het bestaan, dan word je geconfronteerd met het onbegrijpelijke en het oneindige. Het onbegrijpelijke is een vreemde buitenwereld, die ligt om de beslotenheid van het stoffelijk ei, waarin je leeft. Over die wereld droom je. Van die wereld maak je je beelden. Maar je verlangen? je verwachten, je hopen, ligt binnen je eigen wereld. Toch komen er altijd weer kleine fragmenten van buiten tot je. Wanneer je alleen bent, ontstaan soms ineens vreemde dromen en ingevingen. Wanneer je eenzaam bent voor lange tijd, dan is het of de werkelijkheid van de materie wegvalt en daarvoor in de plaats kont de aanwezigheid van vreemde en ongekende wezens. Dan lijkt het of je treedt in een wereld, waarin goden en demonen wandelen en waar boven als een eeuwige zon de Godheid staat, Die Zijn licht en Zijn kracht geeft in alle leven. Wat je als mens kunt zijn en kunt doen en kunt begeren, het is alles de vertolking van de gedachtenflarden, die je van buitenaf bereiken. Ik ben mens geweest en ik weet dit alles. En ik heb zoals velen van u stil gezeten, schouwend in de bron van bespiegeling, zoekend naar de verborgen juwelen van wijsheid. En ik heb lange tijd gedacht, dat ik het was, die al bespiegelend in de bron beelden van een vreemde werkelijkheid opriep. Ik heb niet beseft, dat het de gedachten waren van anderen. Dat het de beelden waren van een andere wereld buiten 98
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
de mijne, die mij aarzelend bereikten en door mijn staren vorm kregen op het vlak van de spiegel. Wanneer je op aarde denkt en leeft en streeft, dan moet je dit allereerst begrijpen; Buiten je ligt een wereld, waaruit voortdurend flarden van woorden en gedachten je bereiken en doordringen. Wat je werkelijk hoopt en wat je werkelijk verlangt is altijd gemengd met dit onbekende. Al wat je doet in je leven is slechts een weerkaatsing van wat je reeds in je geborgenheid nog binnen de stoffelijke bespiegeling, de stoffelijke wereld met haar scherm van illusies, van de waarheid ervaart. En daarom is het goed de menselijke waarde en de menselijke daad niet zo suprême te stellen als de mens vaak doet. Belangrijk is niet wat er gebeurt. Wat er gebeurt heeft plaats binnen de beperking, van een kleine microcosmos, die zo dadelijk voor u toch opgelost is in de totaal grote en vreemde wereld van de geestelijke bevrijding, van het losbreken uit de schil van de materie. De daad is niet zo belangrijk. Belangrijk is het motief. Belangrijk is niet de kwestie van goed en kwaad. Zelfs de vraag of het wel of niet bestaat, is niet belangrijk. Belangrijk is of je iets van die wereld daarbuiten reeds nu leert begrijpen. Hoe rijker je bent in de ervaringen van de materie en hoe meer je eraan gebonden bent, hoe moeilijker het is die smalle weg te volgen, welke voert tot de andere wereld, tot het andere. Overpeinzing en bespiegeling zijn mooi. Maar waar brengen ze je? Die andere wereld kun je hier niet waarmaken. De beelden, die je ziet, blijven droombeelden. En je vage verlangens en verwachtingen, gebaseerd op die beelden, blijven in de materie vage verlangens en verwachtingen. Er zijn slechts enkele schakels, die de wereld van de mens in zijn stoffelijke beslotenheid binden met die oneindig veel grotere wereld daarbuiten. Er zijn de beginselen van de ware mensenliefde of naastenliefde. Het begrip van verbondenheid, dat in u bestaat, wanneer u handelt in uw eigen wereld, is niet alleen de droom, die u uit een grotere wereld opvangt. Het is ook gelijktijdig uw eigen actie reeds nu in een wereld, die u nog niet bewust betreden hebt. Er is wat je kunt noemen de barmhartigheid. Dit geven vanuit jezelf, dit begrijpen vanuit jezelf, is onbewust ergens reeds de weergave van een groter bestaan. Wie leeft op de juiste wijze, hij zal zijn hoop en zijn verwachting nooit helemaal vervuld zien. Want de bereiking wijkt voor de mens weg als de horizon voor de reiziger. Maar wat je wel bereikt is, dat je leert nu reeds te leven, te denken, te begrijpen datgene, wat zo dadelijk belangrijk is. En zeg nu niet - zoals zovelen doen - dat de wereld van de geest en het Huis Gods eigenlijk later komen. Want u bent er deel van, ook nu. Ook uw menselijke wereld is er deel van. Het paradijs, dat zovelen ergens anders zoeken, na de dood bv., kan alleen in de mens zelf bestaan. Het is zijn eigen verhouding met het leven en het levende. Niet een feitelijke toestand, die van buitenaf wordt opgelegd. En het Godsrijk is niet iets, dat op deze wereld geschapen zal worden door de een of andere God, die de aarde regeert met zijn wil. Het is de erkenning in jezelf, waardoor je dit grotere rijk begrijpt en daarin de juiste harmonie reeds vindt. Wat je doet op aarde is eigenlijk zo onbelangrijk. De schijn van belangrijkheid die het heeft en door zijn pijn en zijn lijden en door zijn vreugde en zijn genietingen is slechts de flauwe afschaduwing van een werkelijkheid, waarvan je deel bent. Wanneer je dus als mens iets wilt, wanneer je iets begeert, wanneer je iets verlangt, dan moet je dat niet zo gewichtig nemen. Het is niet zo belangrijk of die dingen waar worden of niet. Belangrijk is het dat je het zo begeert, dat je het zo wilt dat je het zó verlangt en droomt, dat het past in de grote harmonie van de wereld daarbuiten. Ik geloof niet, dat het belangrijk is de mens te leren nu reeds te leven in die wereld, die eens zijn wettig erfdeel is. Maar wel meen ik dat het belangrijk is, dat een mens de betekenis van zijn wezen, van zijn leven en denken, reeds nu gaat beseffen. Niet als iets wat later waar wordt, maar als iets wat je nu moet zijn.
EMK 1966 - 1967
99
Orde der Verdraagzamen De adel heeft zo van die spreuken als Noblesse oblige. Men zegt, dat je verplícht bent aan wat je bent, aan je geboorte, aan je stand, aan je natie, aan je geloof. Ben je dan eigenlijk niet veel meer verplicht te leven naar wat je bént? Dat is het belangrijke. Het is het belangrijke, dat je niet verloochent wat je bent. En dat je die begrippen die je bereiken, die mededelingen die ín je opwellen zonder dat je de bron kunt vinden, niet gaat beschouwen als iets, wat voor later belangrijk is, of iets wat buiten je staat. Maar dat je leert ermee te werken als iets, wat deel is van je eigen leven. U zit hier bij elkaar. En sommigen van u hebben gedoold in de woestijnen van Perzië, hebben gestaard op de trotse steden van Egypte. Zij hebben misschien gestreden op de grote muur van China. Zij hebben gewoond in langvergeten paaldorpen in de spiegelende meren bij de Alpen. Dat alles bent u geweest. En misschien zult u nog veel meer zijn. Dat heeft u gemaakt tot wat u bent. En dat, wat u geworden bent, komt voort uit de grote wereld, niet uit deze kleine wereld, waarin u vandaag leeft. Dat wat u bent met al uw gebreken en al uw deugden, met al uw mogelijkheden en al uw tekortkomingen, is gebouwd in die grote wereld buiten u. En het is alleen die grote wereld buiten u, die u soms in een enkel flard iets kan laten zien en voelen van wat uw feitelijke leven en uw feitelijke werkelijkheid is. Daarom zeg ik u, dat het niet zo belangrijk is om te bereiken. Dat het zelfs niet zo belangrijk is of je wat doet en hoe je het doet. Ik zeg dat het belangrijk is, dat je in jezelf die intentie vindt, die waar is en die waardig is. Dat je in jezelf de band vindt met het hogere, die voor jou de uitdrukking is van het werkelijke bestaan. Je kunt spreken over God zonder die God te beleven. Je kunt God beleven en dan spreek je niet over Hem, Dan spreek je over wat Hij heeft voortgebracht. Je kunt de eeuwigheid betreden. Je kunt die eeuwigheid zien en ondergaan. Je kunt haar licht doen rijzen uit jezelf. Maar kun je een medemens een enkel woord van werkelijkheid zeggen? Neen immers. Je kunt alleen maar wáár zijn in jezelf. En daarom is naastenliefde zo belangrijk. Zij is de weergave van een hogere verbondenheid, niet van iets, wat hier op aarde bestaat. Daarom is barmhartigheid zo belangrijk. Zij heeft niets te maken met wat op deze wereld geschiedt. Maar zij is een uitdrukking van die wederkerige erkenning, die noodzaak van het grotere en het werkelijke bestaan. Kinderen spelen soms dat zij volwassen zijn. Een mens die waarheid zoekt, een mens die een doel nastreeft, die iets wil bereiken, een mens die hongert naar iets, speelt dat hij volwassen is, speelt dat hij weer in de vrijheid van de geestelijke wereld is. En al het andere is onbelangrijk. Maar spelende leert hij. Leer te leven in uw beslotenheid, in uw wereld vol spiegelende illusies, die haar groot doen schijnen. Leer te leven met de fragment en van het grotere, die u bereiken. Leer NU, al spelende, waar te maken wat uw bestemming, wat uw wezen is in die grótere wereld. Dan kun je in deze wereld alle dingen doen. Dan zijn alle dingen mogelijk. Want het is de kracht van de grote wereld, die hier regeert en niet uw kracht als mens. Dan kun je geopenbaard zien wat het verborgene lijkt. Want de waarheid die hier geldt is niet de waarheid van de mensen, maar de waarheid van de grotere wereld. U verlangt en u droomt en u bereikt soms voor een kort ogenblik. Het is goed. Maar beter is het nog, wanneer u begrijpt dat al deze onvolkomen dingen de uitdrukking zijn van uw werkelijke mogelijkheden en vermogens, die eens waar zullen worden. Leef als mens met de mensen. Droom niet van een hiernamaals. Maar leef naar dat onbekende in je bekende wereld. Leef met die erkenning, met die verlangens, die verdergaan dan uw werkelijkheid In uw stoffelijke werkelijkheid. En bouw al spelende u het huis, waarin u wonen zult in die werkelijkheid. Dat is alles wat ik u te zeggen heb. Maar er is nog een broeder, die graag met u wil spreken. In zijn woorden klinken andere waarden van dezelfde werkelijkheid. Het zijn de woorden, die vandaag belangrijk zijn. Het zijn de woorden van uw tijd, van uw eigen leven, van uw eigen mogelijkheden. 100
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Ik wil daar nog bij zeggen, dat het een Meester is, die ik zeer eer. Want zo ik misschien al een hoge geest mag zijn voor sommigen van de sprekers, die u normaal benaderen, bij hem vergeleken ben ik nog een kind, dat doolt door een wereld, die het niet geheel kent. Maar hij overziet alle dingen. Alle dingen die behoren tot de mensheid. En daarom vraag ik uw aandacht en ook uw geduld voor deze geëerde gast en leider, deze meester van een der hoogste broederschappen. o-o-o-o-o-o-o-o Denken is moeilijk. Vele mensen op aarde denken niet op dit ogenblik. Ze denken niet met hun weten, met hun geweten. Zij denken niet met hun rede. Zij denken met de in hen opgewoelde gevoelens van onvolkomenheid, met hun angst de mindere te zijn. Arme mensen. Wie kan de mindere zijn? Is er een meerdere? Is er een míndere? Denk. Laat uw gedachten gaan. Laat uw gedachten uitgaan, niet naar wat meer is of minder is, wat gehaat moet worden, wat bemind moet worden. Denk. Denk aan leven. Leven is ervaren. Ervaren is handelen. Handelen is verantwoordelijk zijn. Verantwoordelijk zijn is de eeuwigheid dragen in het heden. Daarom, denk. Denk niet aan geweld. Geweld is de zinloze storm, die morgen misschien voorbij is, achterlatend wat débris en vergetelheid. Denk niet aan trots of overwinning. Want deze dingen zijn slechts als een schaduw, die verdwijnt, wanneer de zon achter een wolk ligt. Denk aan leven, Leven, bestaan. Niet een eeuwig rad dat wentelt, maar een feit dat blijft. Denk. Denk niet aan mogelijk en onmogelijk. Want waarlijk, soms gaat de man op één been sneller dan een paard. Denk aan leven. Denk aan waarde van leven, aan kracht van leven. Gedachten doordringen alle dingen. Als ik denk, dan denken de muren met mij; en de bergen en de wolken. Wanneer ik denk, dan zijn daar de opalen sferen,, en zij sidderen met mijn gedachten. Denk. En met uw gedachten siddert de wereld, weerkaatsen. de sferen, trilt het goddelijk licht zelve. Denk. Maar denk niet beperkt. Denk niet beperkt. Waarom grenzen stellen aan het denken, aan het enige, dat niet hongert, dat geen tijd kent, dat niet gemeten wordt in dagen of in afstand? Denk. De gedachte is een flits van eeuwigheid. Denk eeuwig. Ik verval misschien in oude gewoonten van spreken, van betogen. Gij zijt van een andere tijd, gij zijt van een ander deel van de wereld en ge hebt andere illusies over de grootheid van uw dagen. Maar hetzelfde geldt nog altijd. De gedachte van wat voor u het ver vergane, primitieve verleden is, klinkt vandaag in uw wereld, siddert in de sferen en tekent de stralen van het licht. En daarom zeg ik; denk. Maar wat is dan uw denken? In het verleden zou ik u hebben gezegd; Laat uw gedachten met de mijne versmelten. Nu moet ik mijn gedachten woorden geven. Denk aan een wereld, waarin de tijd geen rol speelt. Dit moment is eeuwig en zal nooit vergaan. Denk aan het lijden van de mensen op dit ogenblik. Dit lijden is eeuwig, geslagen met een scherpe beitel in de tabletten van het leven, onvergankelijk. Denk aan de vreugden van het heden. Gegrift staan zij in gouden letters op de vermiljoenen eretafel van het tijdloze. Denk. Niets van wat nu is zal ooit vergaan. Het is en blijft. En denk, wat morgen geschiedt, wat ge zegt, wat ge doet, uw gedachten, uw impulsen, al die dingen zijn onvergankelijk. Denk. Besef. Wat hier als tijd u belangrijk schijnt, is een rimpeling, die de wind spelend over het water wegjaagt. Maar wat gij zijt kan door geen wind van tijd gegrepen worden. Gij zijt. Altijd. Daarom, denk. EMK 1966 - 1967
101
Orde der Verdraagzamen Uw vreugden en uw twijfel van vandaag, zij zijn gegrift en onveranderlijk. Niets kan het u ontnemen als het goed is. Niets kan het vernietigen als ge het anders had gewild. Denk. Ge beeldhouwt onvergankelijk uw geschiedenis van zijn. Daar is geen wet belangrijk, daar is geen woord belangrijk. Maar alles belangrijk of niet is onvergankelijk. Daarom, denk. Besef. Elk moment is onveranderlijk. Het kan niet worden uitgewist, het kan niet worden verbeterd. Het is En gij zijt. Schrijf uw vreugden neer. Maar vreugden die ge nooit zult willen ontkennen. En eeuwig zijn u de vreugden. Schrijf neer de lasten die ge draagt, zolang ge ze met vreugde kunt dragen. Want uw lasten. en uw lijden, met vreugde gedragen, ze zijn een roem en een vreugde, die onvergankelijk zijn. Denk. Denk dat al de dingen die gebeuren, niet belangrijk zijn voor de mens. Besef, onveranderlijk en belangrijk is wat gij beitelt voor uzelve in de eeuwigheid. Wat gij zijt, wat gij denkt, wat gij doet, dat alleen telt. En al het andere is nietig. Wat eeuwig is, is sterk. Wat onvernietigbaar is, is onvoorstelbaar sterk. Denk dan na. al wat gij zijt en al wat gij doet is onvernietigbare kracht. Elke zucht, elke ademhaling, elk gevoel dat welt in uw leven, is onvergankelijk en heeft de kracht van het onvergankelijke. Zoek niet naar morgen, zoek niet naar gisteren, zoals de dwazen doen. Voor hen is het heden een eeuwig woord, geschreven door onvermogen. Schrijf gij bewust uw eeuwigheid. En leef vandaag. De mogelijkheid die vervliegt koert nimmer terug. Zij is onvergankelijk gew6est en weggevaagd in het niet. Besef, de gedachte die vandaag niet gevolgd wordt, is morgen waardeloos. De openbaring, die vandaag eeuwigheid is, wordt verwaarloosd slechts een vaag zelfverwijt, dat onvergankelijk is. Daarom zeg ik u; denk. Wees bewust van uw leven, bewust van de minuten, van de seconden. Niet als tijd, maar als een bijdrage aan het onvergankelijke, dat gij eens beseffend zult moeten aanvaarden. Er is geen rad dat spint van hemel naar hel. Er is geen hemel van speelse velden, waar de fluitspeler u meeneemt naar de vreugde. En er zijn geen verborgen grotten van kwelling zonder eind. Er is slechts dit; het onvergankelijke van al wat gij denkt en zijt en doet. Denk dus. Wat de wereld vandaag gebeurt, wat haar morgen geschiedt, is nietig, tenzij geboren uit een gedachte. Maar wat een mens geschiedt, wat een mens doet en denkt, dat is eeuwig verbonden. Phoenix, die rijst uit de as, steeds onvergankelijkheid van de Schepper.
weer.
Gedenkteken
van
uw
bestaan
in
de
Daarom, gij die gevangen zijt in de illusies van gisteren en morgen, denk. En leef eerst NU, vandaag. Gij, die droomt van andere werelden en sferen en krachten, schrijf vandaag uw antwoord voor de eeuwigheid. Want alle dingen gaan voorbij. Maar wat gij zijt, het beeld van uw wezen, opgebouwd uit alle verschillende vormen en gedachten en daden, met al wat gij erkent en verworpen hebt, is eeuwig. Wees dan uw eeuwigheid waardig, zelfs in een wereld van verdeeldheid. En schrijf geen gedachte en geen woord, geen daad neer in uw wezen, waarvan gij vreest, dat haar onvergankelijkheid u zou kwellen. En schrijf alle dingen neer, waarvan gij meent dit is eeuwig dit zou ik nimmer willen vergeten of prijsgeven. Wie zo leeft, kent de ware vrede. Wie zo leeft, kent de ware kracht. Wie zo bestaat, geeft voor zich en het zijnde het enige, dat belangrijk is hij geeft INHOUD aan eigen bestaan en dat van 102
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
anderen. Hij maakt eeuwig voor zich en anderen. En hij verwerpt het dromende jachten van een tijd, die geen beheerstheid en geen eigen wezen of doel kent. Dit moet uw wereld leren en beseffen. Dit is de sleutel, waarmee uw problemen waarlijk worden opgelost. Dit is het enige? dat altijd tellen zal. Dit is mijn weten. Dit is mijn denken. Ik heb u gevraagd; Denk. Denk met mij. Nu vraag ik u; Denk in uw eeuwigheid. En leef uw heden zo, dat ge de eeuwigheid daarvan altijd met vreugde kunt aanvaarden. Moge in u het bewustzijn van het eeuwige de kracht zijn, waardoor gij het heden waar maakt en verwint de onwerkelijkheid. die u bedreigt. o-o-o-o-o-o-o Ik lach, ik leef, ik ben verheugd in mij is ware levensvreugd, omdat aan het leven zijn gaven gegeven en aan mij; de taak om te leven Dus ga ik vol vreugde door ‘t leven heen, want ik weet; In t leven ben k nooit alleen met mij gaat God. En heel het bestaan breidt zich voor mij uit als een wondere laan, een allee, beplant met de bomen, die in hun bloesem en blad in de herfst en zelfs in de winter dromen. Ik zie er de droom. Maar ik leef en ik streef en ga tot het eind van de weg. Ik ga vol levensvreugd vol moed door ‘t leven, waarop ik mij steeds weer verheug, omdat ‘k weet; te leven is goed En heb ik tot aan het eind van de weg de last van mijn leven gedragen, en komt er tenslotte een eind aan mijn tijd en staakt er de wisseling der dagen, dan weet ik; Ik vind er een plaats in mijn God, in den beginne bepaald door het scheppende lot. Nu ‘k weet, dat k eens de oneindigheid van goddelijk licht en kracht zal winnen, zou k dan niet wezen blij, verheugd, zou k dan niet hebben eeuwige jeugd en steeds weer mijn weg gaan beginnen? Ik lach en ik leef, ik heb levensvreugd, want ik draag er mijn God van binnen. Nummer 11 Esoterisch Magische Kring 11 juli 1967 Wanneer u het begrip esoterisch magisch hanteert, dan hanteert u zoals u bekend zal zijn de twee keerzijden van de medaille. Alle krachten, die ik in mijzelf erken, moet ik buiten mij toetsen om in staat te zijn mij een oordeel te vormen over de juistheid van mijn interpretatie,
EMK 1966 - 1967
103
Orde der Verdraagzamen Innerlijk streven en werken heeft vaak grote voordelen. Je kunt daardoor een innerlijke rust bereiken, je kunt inzicht verkrijgen in vele dingen, en vooral - en dat is zeer belangrijk - je kunt afstand gewinnen van de gewone dagelijkse dingen, wanneer dit nodig is. Maar, vrienden, wanneer ik in mijzelf iets postuleer, dan betekent dat nog niet dat het helemaal juist is. Een groot aantal esoterische redeneringen doet mij enigszins denken aan een donut. (U weet wel, zo’n koekje met een gat erin.) Het is nl. een cirkel van beredenering, waarbij het ene argument het andere volgt, tot uit het laatste argument het eerste voortvloeit. Maar waar wij met een dergelijke argumentatie te doen hebben, blijft er altijd een gat in het midden. Dan blijft het werkelijke punt van belang onberoerd. Velen van ons hebben op aarde en zelfs ook in de sferen een zekere tegenzin om de feiten te erkennen. En ook in de esoterie zien we heel vaak, dat deze cirkelredeneringen gebruikt worden om aan de noodzaak te ontkomen voor zich het essentiële te stellen. Wanneer u in uzelf de esoterie blijft beschouwen. als iets, wat afgesloten is van de rest van de wereld, iets wat alleen uw innerlijk betreft, dan is het betrekkelijk eenvoudig dergelijke stellingen te hanteren en je er gelukkig mee te voelen. Maar vergeet niet, dat we dan niet te maken hebben met een bewustwording, maar met een aanpassing. Eerst wanneer wij een erkende theorie in onszelf, een bereikt bewustzijn in onszelf, praktisch tot uitdrukking durven brengen, kunnen wij constateren waar de essentiële waarden van het gestelde zich voor ons bevinden. Wij zullen dan heel vaak een groot deel van onze lievelingstheorie teniet zien gaan. Maar daar staat tegenover, dat in datgene wat dan waarlijk innerlijk erkend is, een grote bron van kracht schuilt. Magie is in feite niet veel anders dan het gebruiken van deze krachten. Een magiër kán die kracht in zich wekken op grond van een zekere aanvaarding. Hij onderwerpt zich a.h.w. aan een noodlot, hij neemt een reeks gestelde axioma’s en waarden zonder kritiek aan en verkrijgt daardoor de instelling, die het hem mogelijk maakt met innerlijke krachten te werken. De esotericus zal een dergelijke wijze van werken moeten verwerpen. Als je wilt werken, moet je eerst weten wat je doet en waarom. Het is in je leven en je bestaan van het grootste belang, dat je niet alleen het hoe maar ook het waarom leert kennen. Want de mens die de motieven kent, die in zijn wezen regeren, de mens die de beweegredenen, de grondwaarden erkent, waaruit buiten hem een gebeuren voortvloeit, zal daardoor ook in staat zijn op de juiste wijze zijn kracht te gebruiken en op het juiste moment. Esoterisch magisch betekent dus in feite; gebruik maken van de innerlijke erkenningen om te experimenteren in de wereld buiten je, totdat je hebt uitgevonden wat van de innerlijke erkenningen voor jou op dit moment waar is. Deze waarheid is a.h.w. je kapitaal. Daarmee ga je werken. Uit het werk groeit ervaring. Door de ervaring ontstaat een nieuwe stelling, die eveneens getoetst moet worden. Het is voor u dan ook waarschijnlijk niet zo verwonderlijk, dat ik in deze laatste les van dit seizoen de nadruk wil leggen op het magische aspect. Ik wil daarbij enkele punten herhalen, die u misschien vergeten bent. Een mens is onzeker in zijn wereld. Om deze onzekerheid te compenseren komt hij tot een geloof. Zolang dit geloof alleen een compensatie blijft, zal de mens afhankelijk blijven van zijn geloof, zonder daaruit meer kracht te putten, dan hij ook normalerwijze zelf zou kunnen opbrengen. Wanneer een mens zijn geloof op de proef stelt, verliest hij een groot gedeelte van dit geloof, maar er blijft een reeks elementen over, die voor hem hoofdzakelijk emotioneel noodzakelijk zijn. Wanneer wij deze niet beschouwen als feiten, maar eerder als rationalisaties van innerlijke harmonieën, dan wordt verklaarbaar, dat wij hierdoor kracht kunnen voortbrengen. De kracht, die wij voortbrengen, is bruikbaar in de wereld van de geest. Ze is zeer sterk werkzaam op astraal terrein. Ze geeft ons mogelijkheden op mentaal gebied. En daarenboven ook directe uitingen van levenskracht, manifestaties die vele primitieven reeds manas of mana genoemd hebben. Onze manas is niets anders dan de kracht in onszelf, die wij kunnen verwerken door ze gelijktijdig op te nemen uit het Al rond ons en In onszelf een doel te geven. Dit openstellen wordt vaak verkeerd begrepen. Men meent vaak; openstellen, dat is eenvoudig openstaan voor het Hogere en dan maar afwachten wat er gebeurt. In de magie geldt de regel, dat je niets voor niets krijgt, zoals overal. Openstellen is een bewuste poging om kracht te 104
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
beseffen. Wanneer de kracht beseft wordt (iets wat niet rationeel is maar emotioneel), dan kan door de erkenning het richten van de kracht volgen. Men zal mij tegenwerpen, dat hierbij vaak sprake is van suggestieve waarden. Maar wat is suggestie? Is dit alleen het veranderen van het mentale beeld van een ander mens? Of kan het ook zijn het veranderen van bv. de lichamelijke status van een ander mens? Is het alleen het overdragen van een idee? Of kan het ook zijn het overdragen van een inhoud aan kracht, aan vermogen of zelfs aan erkenning? Ik meen op al deze wagen met een ja voor het laatst gestelde te kunnen antwoorden. En dat impliceert, dat veel van wat op aarde als suggestie wordt beschouwd en daarmede als iets, wat eigenlijk alleen maar een waan schept, mits juist gebruikt directe, actuele en zelfs acuut kenbare waarden in zich draagt. Is het belangrijk of een kracht tot stand komt door de overdracht van een idee of door het wervelen van een generator? Zodra de kracht in verschijning treedt, moeten wij haar aanwezigheid erkennen. Wanneer u in de magie voortdurend geconfronteerd wordt met dingen, die men op aarde pleegt af te doen met suggestie, een beroep op suggestabiliteit e.d., zo hoop ik dat u dit vooral niet zult vergeten. Suggestie is een kracht. De kracht die wij uitstralen is gebonden aan ons wezen. Wij kunnen die kracht alleen werkzaam maken, voor zover er een harmonie is tussen ons en het doel van onze kracht. Dit betekent, dat onze feitelijke vermogens altijd gelimiteerd worden door het doel, dat wij ons moeten stellen. Wie hierbij alleen van zichzelf probeert uit te gaan, zal ontdekken dat hij misschien in de zwarte magie enkele resultaten boekt, maar dat hij juist in de zg. witte magie, de met lichtkracht werkende magie, niets presteert. En dat is begrijpelijk. Ik moet begrip hebben. En wanneer ik dat begrip niet kan opbrengen, dan moet ik mij een voorstelling maken van een ander, waarmee ik mij één kan voelen. Ik moet proberen hoe dan ook vanuit mijzelf te komen tot een eenheid. Niet omdat dit ééngevoelen zonder meer een krachtsoverdracht is. Maar omdat het voor mij de projectie van alles, wat in mij ligt. In de ander mogelijk maakt binnen de limiet van het erkende beeld. U zult die overdracht zeer waarschijnlijk weer hoofdzakelijk willen toepassen voor het genezen van mensen. Maar genezen van mensen is niet het voornaamste doel. De magie tracht een eenheid naar buiten toe tot stand te brengen, waar de esoterie de innerlijke eenheid tot stand tracht te brengen. Wanneer je ín jezelf tracht bewust te worden van de verschillende krachten, mogelijkheden, voertuigen en vormen, die in je schuilen en zo te komen tot datgene, wat je God noemt, dan is dat in wezen hetzelfde proces (maar innerlijk verborgen) als het magisch exoterisch streven naar een zo groot mogelijke harmonie met een zo groot mogelijk deel van de schepping. Wanneer ik in mijzelf tot het Hogere stijg, dan moet ik dit Hogere waarmaken voor mijzelf. Ik kan niet volstaan met een visioen, ik kan niet volstaan met een flard van erkenning, ik moet het een vorm geven,anders kan ik het niet in mij bewaren. Wanneer ik naar buiten toe een eenheid erken, dan moet ik ook deze vorm geven. Ik moet er een uitdrukking voor vinden. Ik moet ze a.h.w. vastleggen, omdat zij slechts zó de eenheid buiten mij fixeert en voor mij tot werkelijkheid maakt. Er is op magisch terrein uit de aard der zaak zeer veel, wat misleidend lijkt. Wij kennen uit vorige recepten schemata, tekeningen, beeldjes en weet ik wat voor symbolen nog meer. Maar deze symbolen zijn alleen maar werktuig, ze zijn niet de kracht. Je kunt met vele werktuigen dezelfde actie bereiken. Het is voor de mens dus niet zaaks om slaafs het door iemand geschapen werktuig op te bouwen en daarmee actief te zijn. Het is zaaks na te gaan welk werktuig voor hem het gemakkelijkst hanteerbaar is. Na te gaan op welke wijze je zelf iets voor je persoonlijkheid het best kunt uitdrukken in overeenstemming met je innerlijk besef. Ik geef u nu een aantal zeer eenvoudige werkregels, die bij deze magie behoren; Alle magie berust op de erkenning van een innerlijk vermogen en van een uiterlijke noodzaak. Bestaat er geen noodzaak, dan zal ik het vermogen vanuit mijzelf niet kunnen richten. Bestaat er in mij geen erkenning van een vermogen, dan zal ik mij t.a.v. de noodzaak machteloos voelen.
EMK 1966 - 1967
105
Orde der Verdraagzamen Ik moet voor mijzelf en vanuit mijzelf de methode vinden, waardoor ik een magische werking kan fixeren. Een magische werking fixeer ik door ritueel, overdrachtelijkheid van handeling, door symboliek. Maar welke? Het is volledig uw eigen zaak. De fixatie impliceert altijd gewoontevorming. Werken met magie houdt in; het scholen van jezelf, totdat je een gewoonte van aanvaarding vindt en vanuit deze gewoonte op een snelle en eenvoudige wijze zowel je innerlijk vermogen als de buiten je bestaande noodzaak kunt samenvoegen tot een door jou werkende actie. In de magie bestaan nimmer vaste regels. Maar magie is nimmer onlogisch. Wanneer u iets ervaart als onredelijk of onlogisch, is het voor u niet bruikbaar, omdat u het verwerpt. Baseer al uw magisch streven op datgene, wat voor u logisch is. Indien het enigszins mogelijk is, kies voor die werking dingen, die u aangenaam zijn, zodat u niet een aversie te overwinnen hebt. Indien u een offer brengt, zo lijkt dit vaak onaangenaam maar in vele gevallen is het brengen van een offer niets anders dan het scheppen vaneen evenwicht in jezelf. Zoals menige mens zich onbewust straft voor datgene, wat hij meent misdaan te hebben, zelfs wanneer hij dit uit zijn bewustzijn heeft verdreven. Zoek dus altijd ook hier het juiste evenwicht, zoek het aangename en het aanvaardbare. Innerlijke evenwichtigheid is belangrijk. In de magie horen wij voortdurend weer dat moed noodzakelijk is. Laat mij hier constateren, dat moed voor een esoterische bewustwordingsgang eveneens noodzakelijk is. Je moet de durf hebben om alles onder ogen te zien. Datgene, wat de meeste moed vraagt om te aanvaarden en te erkennen, is het eigen ego. Vandaar dat iemand, die bereid is zichzelf te aanvaarden zoals hij is, alle schrikgestalten die voor hem zouden kunnen bestaan kan overwinnen. Wie echter zichzelve op een bepaald punt ontvlucht, zal door schrikgestalten beheerst kunnen worden. Dan de vraag; Wat mag ik magisch doen? Het antwoord is weer zeer eenvoudig. Magisch moogt u een ieder helpen datgene, wat hij voor zichzelve zoekt, tot stand te brengen, mits u hierdoor niet bevordert dat een ander onrecht geschiedt. U moogt een ander dus helpen in alle dingen, die geen schade betekenen voor een ander, op het moment dat de werking plaats vindt. Misschien mag ik dit laatste toelichten. Wanneer u iemand helpt gezond te worden en deze zou daardoor later tot een gewelddaad komen, is de gewelddaad niet uw aansprakelijkheid. Op het moment dat u deze mens gezond maakte en niets wist van de mogelijkheid van deze gewelddadigheid, hebt u immers gehandeld naar uw beste besef. Op deze wijze kan alle kracht dus gericht worden, mits geen onrecht aan een ander wordt toegevoegd en niet iemand tegen zijn wil of wens beïnvloed wordt. Verder kunt u magie gebruiken overal, waar het gaat om de uitbreiding van uw eigen krachten of vermogens, zolang u daarmede niet slechts uzelve zoekt, maar bereid bent anderen te dienen. Dit laatste is zeer belangrijk. Want men begint vaak in goed vertrouwen iets te bereiken voor anderen om meegesleurd door het bereikte tenslotte zichzelf van de ander te distantiëren. Op dat moment keert de bereiking zich tegen uzelf. Anders gezegd; Een mens, die een macht of kracht schept om een ander te dienen maar zichzelf daarvan niet weet te distantiëren, zal de slaaf worden van die macht of kracht op het ogenblik, dat hij krachtens macht of kracht zichzelf de meerdere van een ander acht of meent gezag over anderen te mogen uitoefenen. Dit zijn punten, die alle heel eenvoudig zijn. Wanneer u even nadenkt zijn ze ook volkomen logisch. Ik stel nu verder; Alles, wat ik waarlijk kan geloven, moet waarlijk bewijsbaar zijn. Bewijs uw geloof! Alles, wat geschiedt, heeft een reden, ook wanneer ik deze niet kan overzien. Aanvaard het verschijnsel, opdat u de reden daarvan zult kunnen leren kennen. Elke kracht, die u meent níet te bezitten, ontzegt u uzelve. Ga uit van uw eigen vermogens. Benader de wereld zowel als uzelf positief. Op deze wijze kunt u - waar u meent tekort te schieten - toch bereiken, kunt u toch presteren. 106
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Wie de eenheid met alle dingen voor zijn eigen besef voldoende bereikt, kan al het andere helpen en dienen zichzelf te zijn vanuit zichzelf. Hierdoor zal hij erkennen waar hij faalt, omdat elk punt, waarop geen beantwoording volgt op de juiste wijze, aantoont dat het ik op een onjuiste wijze benaderd heeft of het anders heeft geïnterpreteerd. Trek u dan niet terug, maar herzie uw benadering. Ik weet dat er vele punten bij zijn, die u al eerder hebt gehoord. Maar deze punten zijn zowel in de esoterie als in de magie voortdurend bruikbaar. Zij zijn a.h.w., een uitdrukking van de weg, die u althans wanneer u hier niet alleen komt om te luisteren kennelijk zoudt willen volgen. Onthoud dan verder, dat globaal gezien, de wereld kan worden ingedeeld in drie fasen. De eerste is de materiele ofwel het kenbare verschijnsel. De tweede is de veroorzakende en richtende kracht, ook wel genoemd mentale waarde of mentaal verschijnsel. Dit kan ook van de geest uitgaan. De derde is de kracht van de wereld van de geest of de goddelijke wereld, waarin de scheppende kracht en de instandhoudende kracht gelegen zijn. en waaruit de stimuli kunnen ontstaan voor de richtende kracht, dus voor de mentale wereld. Hierop kan men de volgende stelling bouwen. De onzichtbare wereld moet ik aanvaarden. Ik kan haar niet volledig kennen of verklaren. Indien ik haar aanvaard en tracht daarmede harmonisch te zijn, zal voor mij ontstaan het mentale verschijnsel, dat zich uitdrukt in een begrip, een mededeling, een erkenning. Hieruit volgt voor mij de mogelijkheid een verschijnsel tot stand te brengen. Misschien begrijpt u niet op welke wijze deze inspiratieve werkingen vanuit het goddelijk Rijk en de kracht van de Grote Geest voor u plaats kan vinden. Laat mij u een voorbeeld geven Hoe vaak is het u overkomen, dat u een woord zegt of leest en het ergens anders ook opeens hoort. U meent dan, dat dit een zeer eigenaardig toeval is. Dat is niet juist. Doordat u het woord op dat moment leest, zegt of denkt, hoort u het bij een ánder, want u bent op dit begrip gespitst. Honderd andere keren wordt het gezegd en gaat het aan u voorbij. Het is dus een prikkeling van uw eigen receptiviteit. Op deze wijze nu werkt die mentale kracht. Wanneer in u de mentale werking aanwezig is, openbaart zij zich niet zonder meer als een stem of als een visioen of een ander geestelijk beeld. Zij conditioneert uw belangstelling, zodat u uit de omringende wereld selectief opneemt wat in die wereld bestaat en daarmede voor uzelf een formulering krijgt van datgene, wat u mentaal beweegt. Ditzelfde kan bestaan t.a.v. boeken, die zoals men zegt op uw weg worden gebracht. In feite is uw innerlijke, uw mentale afstemming zodanig, dat u nu belangstelling hebt voor een dergelijk werk, terwijl u anders aan soortgelijke werken voorbij zoudt gaan. Het gaat van u uit. In de magie en in de innerlijke bewustwording betekent dit; al datgene, wat u in uw omgeving verscherpt opneemt (de zg. toevalligheden, die kunnen gaan van een droom, die dan ontleed moet worden op grond van wat u gezien en gehoord hebt in de laatste tijd misschien, tot het woord dat ineens door een ander ook gezegd wordt de formulering van uw eigen gedachten, die u opeens meent te horen van een ander, etc.), al deze dingen zijn indicaties voor datgene, wat er in u mentaal aanwezig is, de beïnvloeding van de geestelijke wereld. Het betekent gelijktijdig een aanwijzing van de krachten, die in u actief zijn. Tracht dan op grond van die begrippen, die zeldzame gebeurtenissen en die toevalligheden, voor uzelf te komen tot de bepaling van een handelingsnoodzaak. Alleen wanneer u daaruit kunt komen tot een projectie in de daad, zult u met die waarden magisch kunnen werken. Er zijn in de wereld verder een groot aantal entiteiten, waarbij de laagsten (iets wat niet helemaal juist is uitgedrukt, maar die althans het gemakkelijkst door de mens gedomineerd worden) de zg. natuurgeesten zijn. Een natuurgeest, op positieve wijze benaderd, geeft de mogelijkheid tot samenwerking. Een natuurgeest, op negatieve wijze benaderd, geeft een beheersing uwerzijds, die dan echter eenzijdig is, nl. alleen op het punt, waarop het contact tot stand kwam. Wanneer u in de natuur bent, probeer u met die natuur één te voelen en de krachten. in die natuur a.h.w., te erkennen. U behoeft ze niet te zien. Dan kunt u met natuurgeesten, lucht, EMK 1966 - 1967
107
Orde der Verdraagzamen vuur, water en aardgeesten een harmonie bereiken, waardoor zij reageren op u en u in staat bent uit hen een zekere schijnbaar intuïtieve informatie te ontvangen. De natuurgeest kan een zeer belangrijk helper zijn, wanneer het gaat om de ontwikkelingen in uw omgeving, Hij kan u in staat stellen veranderingen te voorvoelen. Hij kan u ook in staat stellen gemakkelijker iets tot stand te brengen. Een eenvoudig voorbeeld; U wilt een vuur aansteken. U bent harmonisch met de natuurgeesten. Dus zal ook een eventueel in het vuur levende natuurgeest uw poging zien en u helpen. Uw vuur vlamt onmiddellijk op. U bent niet harmonisch met een dergelijke geest. Het kost u veel. U bent op één punt harmonisch met die geest. Het vuur ontstaat op uw bevel en zonder uw ingrijpen, maar moet voortdurend angstvallig bewaakt worden, daar het anders verder rond zich grijpt dan uw bedoeling is. Deze natuurgeesten zijn dus voor de mens magisch gezien hulpkrachten. Een andere vorm, die in uw eigen wereld eveneens veel voorkomt, is de aardgebonden geest. Veronderstel bij deze geest niet a priori kwaadwillendheid. Ga ervan uit, dat een aardgebonden geest veelal verward is t.a.v. zijn eigen omgeving en toestand. Heb begrip voor deze verwarring. Benader die geest positief door in de verwarring een kleine zekerheid of richtlijn te bieden. U zult ontdekken, d.at zelfs zg. kwaadaardige entiteiten hierop vaak zeer volgzaam reageren. Dan kunnen wij in de wereld de psychische krachten. Zij zijn soms vastgelegd in plaatsen. Soms zijn het astrale hullen, die door andere entiteiten in beslag zijn genomen en worden bestuurd. Deze kunnen wel kwaadwillend zijn. Hun kwaad komt u weliswaar als een positieve waarde tegemoet, doch is dit niet. Het is altijd een poging aan u iets te onttrekken, n.l. beheersing, levenskracht en erkenning van uw eigen wezen en vermogen. Indien u uw eigen wezen en vermogen en uw innerlijk geloof stelt tegenover dergelijke krachten, zullen zelfs de sterksten niet alleen u niet kunnen aanvallen, maar zij zullen op den duur u als gelijke aanvaarden. Zodra dit gebeurd is, is een uitwisseling van denkbeelden mogelijk, mits elke reactie die u geeft positief is. Uitdrijven van demonen langs deze weg is op eenvoudige wijze mogelijk. Voelt u dat u zelf tekort schiet, zoek dan zekerheid in symbolen van het Goddelijke, in datgene wat voor u heilig is. Richt u daarop en ontwerp zo voor u een weg tot harmonisch zijn met hogere krachten. Men kent verder op aarde de zg. helpende, dienende geesten, de geleidegeesten. Realiseer u dat de geesten, die een dergelijke taak verrichten, over het algemeen wel meer mogelijkheden of beter gezegd andere mogelijkheden hebben dan de mens, maar in wezen evenzeer beperkt zijn. Ga nimmer uit van hetgeen zij zeggen als een zekerheid, maar tracht hetgeen zij stellen als zekerheid in te passen in uw eigen begrip van mogelijkheid. Indien u dan een denkbeeld gevormd hebt, tracht harmonie in uzelf te wekken met het hoogste. De dan ontstane associaties zijn de voor u meest juiste. U kunt dan juister reageren dan door alleen gehoorzaamheid aan uw meester, geleidegeest e.d. mogelijk zou zijn. Ten laatste wil ik opmerken, dat alle krachten, die er in en rond u zijn, vanuit uzelf geactiveerd worden. De mens die neutraal is wordt door de wereld geregeerd. De mens die negatief is kan zich aan een deel van de wereld onttrekken, doch alleen ten koste van groot verlies aan eigen mogelijkheden. Ga dus altijd uit van de positieve benadering van het leven. U kunt meer dan u denkt. Een groot gedeelte van hetgeen u overkomt (lichamelijk, maatschappelijk en geestelijk, in onaangename zin dan), vloeit niet voort uit een noodlot of een karma, maar uit negatieve aspecten in uw eigen persoonlijkheid. Positiviteit is de meest belangrijke weg om voor uzelf een zekere onaantastbaarheid te verkrijgen. En een zekere onaantastbaarheid hebt u nodig om in staat te zijn voor anderen te werken. Daarmede heb ik eigenlijk deze korte samenvattende les wel afgesloten. Wanneer ik mij verstout toch nog enkele opmerkingen te maken, zo is dit zeer zeker ook omdat ik meen, dat deze voor u noodzakelijk zijn. Baseer u nimmer op bezit, ook niet van kracht. Het enige wat u waarlijk kunt bezitten is uzelf, wanneer u uzelf durft aanvaarden en erkennen. Die erkenning behoeft geen ontleding te zijn. Het moet een erkenning zijn van de feitelijke leefwijze en verschijningsvorm. 108
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Besef dat al hetgeen u daarbuiten meent te bezitten (of dit nu status is, geld en goed of iets anders), geen feitelijke waarde is, die tot u behoort. Ze is ten hoogste een werktuig in uw handen, Tracht daarom nooit een werktuig te handhaven, dat u niet werkelijk van node hebt. Gebruik al uw gaven en mogelijkheden, gebruik uw bezit en tracht niet het tegen anderen te verdedigen. Zolang u iets wat u bezit (of het kennis is, status of iets anders) actief gebruikt in de wereld, is het uw eigen, ook wanneer u geen officiële of juridische bezitstitel hebt. Op het ogenblik dat u het verdedigt tegen anderen, is het niet meer uw bezit, maar slechts een beperking van uw mogelijkheden. Het is misschien goed dat u ook dit beseft. U kunt veel meer wanneer u al, wat u hebt, gebruikt als een werktuig. Maak van uzelf, van uw leven een werktuig om hetgeen. u innerlijk als juist erkent tot uitvoering te brengen. Tracht daarbij niet aan anderen uw lering op te leggen, maar uw eigen erkenning te beleven. Als u dit kunt verwerken (en dat is voor de meeste mensen moeilijk), dan zult u ook begrijpen waarom ik juist dit toevoegde aaneen in zich afgesloten les. Al te vaak zijn begrippen van status, van bezit e.d. kluisters, die het een mens onmogelijk maken waarlijk iets te bereiken. U hebt veel minder nodig dan u denkt. U hebt veel meer mogelijkheden dan u denkt. Maar dat moet u dan eerst beseffen. Begin desnoods voorzichtig ook dit waar te maken. Leer hoeveel meer u kunt, hoeveel meer u hebt, hoeveel meer u bereikt, wanneer u zich minder laat binden. Dat geldt zeker in uw maatschappij. Indien u gelooft in uzelf, gelooft in uw God, dan zult u ín uzelf de beelden vinden, die uw leven inhoud geven. Wanneer u vanuit uzelf juist in die zekere ongebondenheid werkt zonder u af te vragen of een ander ook zal werken, zonder u af te vragen of dit voor de eeuwen staat of voor anderen de dwaasheid van een moment is, dan mijne vrienden, zult u geleerd hebben waarlijk esoterisch magisch te streven. En hiermede wil ik mijn aandeel aan deze bijeenkomst beëindigen. De gastspreker, die wij voor deze avond hebben aangezocht, behoort tot uw eigen christelijk filosofische kringen. Zijn denkbeelden zullen u ongetwijfeld vaak bekend voorkomen. Zijn interpretatie zal mogelijk wel eens van de uwe verschillen. Ik hoop, dat u hem alle aandacht waardig zult keuren. Dan is er een van onze broeders, die zo daartoe tijd en mogelijkheid bestaat gaarne de bijeenkomst zou willen besluiten. Dus na de gastspreker volgt nog een kort slotwoord. Ik wens u een zeer aangename en zegenrijke bijeenkomst verder toe. En ook een steeds grotere, innerlijke vreugde en een steeds grotere, uiterlijke ontspanning, opdat u in staat zult zijn steeds meer te zijn en voor anderen te betekenen. o-o-o-o-o-o-o Tot onze gastspreker komt wil ik graag nog even op enkele punten ingaan. Men vraagt zich wel eens af of het nodig is bij de esoterie en de magie zoveel psychologie te pas te brengen. Maar beiden berusten op waarden, die wij in de psychologie terugvinden. En dus is dit helemaal niet vreemd. Wanneer je verder gaat denken, dan vraag je; Waarom al die regeltjes en die lesjes, we weten het wel. Maar als u het dan zo goed weet en het niets nieuws is, waarom doet u het dan niet? Het is dus doodgewoon frappez toujours we blijven erop hameren, in de hoop dat het een keer slaagt. En dan is er die bekende vraag van het verhevene. Waarom is de geest niet meer verheven? Dat kan ik u wel vertellen. Wanneer de geest verheven is, dan luistert u en u vindt het mooi. U begrijpt het waarschijnlijk half. U vergeet het waarschijnlijk helemaal,, en wat er overblijft is alleen een ontvluchting van de aldag. Maar als je de werkelijkheid van je eigen leven en de werkelijkheid van de geest wilt samenvoegen, dan moet je uitgaan van de mens. Van de mens zoals hij hier is. De mensen die naar Scheveningen gaan die ergens naar jazz zitten te luisteren of naar wat anders, de mensen die naar de t.v. zitten te kijken het auto-ongelukje en de brandweerman, die de p. in heeft, dat hij vanavond dienst heeft. Dat zijn de dingen van vandaag. En op die dingen is de EMK 1966 - 1967
109
Orde der Verdraagzamen werkelijkheid gebouwd, ook de innerlijke, ook de esoterische. Juist door uit te gaan van het menselijke benader je het Goddelijke. Veel mensen maken een fout. Ze denken dat ze kunnen uitgaan van God en het Goddelijke, dat ze a.h.w. precies kunnen gaan zitten waar onze Lieve Heer zit, om dan neerkijkend te constateren hoe weinig de problemen eigenlijk gelden, die de mens zo belangrijk vindt. Dan is het allemaal hoog, het is mooi en verheven. Maar wees nu eens eerlijk. Als u dadelijk naar huis gaat, dan kunt u niet in Gods stoel zitten, anders bent u zé een verkeersongeval. U kunt niet van bovenaf de wereld blijven bekijken, zolang u erin leeft. En wat meer is, u bent niet in staat om na te gaan wat God eigenlijk is en wat Hij denkt en wat Hij zegt, want u weet er niets van. Wanneer u het daarover hebt en u gaat in Gods stoel zitten, u maakt het mooi en hoog en edel, dan probeert u eigenlijk uzelf tot God te maken. En dat is een van de redenen, dat men probeert terug te keren tot het normale. En dat wij in de geest ook vaak proberen om via herhaling en veelzijdige belichting van hetzelfde onderwerp te komen tot een begrip, dat menselijk is. Want of u het wilt of niet, u bent een mens op dit moment. En u heeft uw eigen menselijke zwakheden en uw menselijke deugden. En wanneer u daarmee leeft en u gaat daarvan uit, dan is het Koninkrijk Gods helemaal niet zo ver verwijderd als u wel denkt. Dan is Gods wezenlijkheid eigenlijk vlak bij. Maar... gezien van uit een menselijk standpunt. En daarmee kom je dus tot de oplossing van een van die problemen; waarom niet hoog? Wel, omdat zodra we redelijk willen zijn, alles wat we te hoog zoeken over het algemeen betekenis ofwel een eigen toren van Babel, gepaard gaande met een innerlijke spraakverwarring, waardoor we onszelf helemaal niet meer begrijpen, ofwel een ons verheven voelen boven de mensheid, waardoor we niet meer in staat zijn om deel te nemen aan onze eenheid met het Zijnde, ook de mensheid. Je kunt niet ontvluchten aan wat je bent. Je kunt alleen dat, wat je bent, zo goed mogelijk zijn. En wanneer ik dat, wat ik ben, wat ik weet te zijn, zo goed mogelijk uitdruk en zo eerlijk mogelijk, dan geef ik daarmee uiting aan iets van die hogere waarde. Want die hogere waarde leeft in mij. En door die uiting ga ik het hogere beleven, ik ga het erkennen. Het is dus duidelijk we moeten niet proberen om van bovenaf naar beneden te kijken we moeten zelfs niet te veel van beneden af naar boven kijken. We moeten trachten de kracht, die van boven komt, beneden te ontdekken. En dat zijn voor mij wel de meest belangrijke punten uit uw reacties. Er is wel over meer gepraat maar als ik zo alle gedachten samenvoeg, dan is dit wel een van de kernpunten van de zaak. Er waren natuurlijk ook mensen, die zich zaten af te vragen hoe het moest met die beperkingen. (N.a.v. een mededeling, die aan de les was vooraf gegaan en waarin werd gezegd, dat in het volgende cursusjaar om belangrijke redenen het aantal persoonlijk aanwezige cursisten moest worden beperkt. Red.) Er waren een paar mensen, die er in zichzelf nogal zorgelijk over waren. Zoiets van te laat aangemeld en iets van vergeten..... Maar dat zijn eigenlijk dingen die niet tellen. Voor u telt het nu, dat u hier persoonlijk bent. Maar is het eigenlijk niet veel belangrijker, dat u de kracht en de les die hier is begrijpt? Wanneer wij de aanwezigen moeten testen op hun begrip, dan komen we tot een gemiddeld begrip voor de mentaal gebrachte waarden van 50% en voor de emotionele waarden komen we soms tot 80%, maar heel vaak maar tot 30. Dus als u het zo bekijkt, dan wordt er hier ook bij de persoonlijke aanwezigheid toch nog wel wat gemist. Ook hier is het geloof ik een kwestie van het idee, dat we het hogere moeten hebben. U moet het hogere niet hebben. Wat we moeten hebben is datgene, wat voor óns bereikbaar is, wat ons past en waarin wij het hogere kunnen kennen. Wie meer wil zijn dan hij in wezen kan zijn of denkt te kunnen zijn, zal misschien naar buiten toe erg veel lijken, maar van binnen is hij een ongelukkig mens. Iemand, die misschien minder lijkt dan hij is, maar die daardoor aan alle eisen die het leven stelt voortdurend tegemoet kan komen, die zal voor velen misschien een quantité négligeable zijn, maar hij is gelukkig, hij kan het leven aan..
110
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
En zo is het met geestelijke waarden precies hetzelfde. Wanneer je boven je stand grijpt, dan komt er een ogenblik, dat je of tot zelfbedrog overgaat, of dat je innerlijk het gevoel krijgt van ongelukkig zijn, er geen raad mee weten. En als je probeert precies daar mee te gaan, waar je voelt, daar kan ik nog net bij, daaruit kan ik iets leren, daarmee kan ik iets begrijpen, dan zit je goed. Want dan kun je altijd net iets meer de en. Ik geloof dat het antwoord op gelukkig zijn en op bewustwording en. al die andere mooie termen eigenlijk kan worden samengevat in dat ene,, steeds iets meer zijn dan de wereld van je verwacht, steeds iets meer zijn dan je voor jezelf helemaal mogelijk acht, steeds iets meer zijn vooral, dan noodzakelijk is. Dat beetje overschot dat je produceert, dat beetje overschot aan begrip, dat gemakkelijk verdergaan, dat is juist hetgeen je de grote kracht geeft. En nu komt de gastspreker. Ik zal er niet veel over zeggen. U hebt er al een aankondiging van gehad. En daarna krijgt u onze vriend, u bekend als het pastoortje, die een slotwoord wil spreken om daarmede voor u dit jaar af te sluiten. o-o-o-o-o-o-o Wanneer ik deze avond als gast tot u spreek, voel ik mij enigszins beperkt in mijn mogelijkheden. De taal die ik spreek is niet de mijne de mensen waartoe ik spreek behoren tot een wereld, die anders is dan de mijne. Maar de kern van het leven en de krachten van het leven zijn volgens mij toch wel ongeveer gelijk gebleven. Een van de kernpunten in de oude tijd is de strijd geweest over de vraag, of Jezus de werkelijke zoon van God was of niet. Ik heb deze strijd altijd wat belachelijk gevonden. Want waarom moet je spreken over de vraag wat Jezus is, als je hem toch niet begrijpen kunt? Jezus is een boodschap. De Christos is een wijze van bestaan niet alleen maar een profeet, een zoon Gods of een wonder. In het Christendom zijn er heel veel wonderlijke ontwikkelingen geweest. Ontwikkelingen, waarover ik mij soms verbaasd heb en soms verheugd. Maar altijd weer ontbrak er iets. Men heeft het gezocht in de mystiek, men heeft het gezocht in de logica, in de wetenschappelijke geloofsverklaring, men heeft het zelfs gezocht in de historische waarden der dingen. En voor mij is er maar een waarde, die in het Christendom werkelijk belangrijk is en die ik ook voor de gehele wereld voor u zowel als voor mij belangrijk acht; Jezus leert ons dat het kleine even belangrijk is als het grote. Hij leert ons, dat het schijnbaar onvolkomene van ons wezen nog niet betekent, dat wij onaanzienlijk zijn en blijven. En dat is belangrijk. Want onze kleinheid erkennen op dit moment is slechts nederigheid. Maar ons beroepen op onze kleinheid om nu niet te handelen of om morgen niet te handelen, dat is ontvluchting van je eigen wezen. Jezus vertelt het ons in de gelijkenis van het mosterdzaadje. Klein als een stofje in de hand, maar een struik die vele malen zichzelf reproduceert, die vele zaden voortbrengt. En hij zet de gelijkenis door. Hij spreekt over de zuurdesem, die een kleine hoeveelheid zijnde het brood eetbaar maakt. Hij spreekt over het zout, dat in een zeer kleine hoeveelheid de ware smaak geeft aan de gerechten. Het kleine, het onbelangrijke, stelt Jezus op de voorgrond. Hij heeft het niet over de groten van deze wereld hij heeft het niet over de deugdzamen en rechtvaardigen. Wij horen hem nooit prediken over een man, die zo goed was. Hij spreekt van de verloren zoon, hij spreekt van de tollenaar hij spreekt van degeen, die ervaren heeft en erkend, Jezus is niet zoals men denkt een prediker van deugd. Hij is een prediker van het besef. Zoals de Christos niet de kracht is die ons bevrijdt, maar de kracht die ons helpt vrij te zijn. En dat is een groot verschil. In de totaliteit van christelijke beleving, christelijke filosofie, christelijk denken, heeft men deze punten steeds weer verwaarloosd. Men heeft het gezocht in de vaak wat extreme mystiek van een openbaring van Johannes. Men heeft het gezocht in de gestrengheid van zedeprekende regelen, zoals de geschriften van de apostelen. Men heeft het gezocht in het mirakel van de geboorte en in de onvoorstelbare lijdensweg, die culmineert in een bevrijdende herrijzenis. Maar dat zijn dingen, die Jezus aangaan. Dat zijn niet de dingen, die voor óns EMK 1966 - 1967
111
Orde der Verdraagzamen tellen. Dat zijn verschijnselen, zoals een noorderlicht, een kring om de maan of om de zon, die zichzelf maakt tot een mengsel van oranje, omgeven met veren van vele kleuren, wanneer ze achter de bergen, de heuvelen of misschien in een zee wegzinkt. Deze dingen zijn de uiterlijkheden. Om waarlijk te begrijpen wat Jezus heeft geleerd, moet men begrijpen wat Jezus in wezen de mens steeds heeft voorgehouden. Hij heeft die mens voorgehouden, dat de werkelijke liefde voor God de vervanging is van alles, wat er op aarde aan wetten, verplichtingen en rechten schijnt te bestaan. Hij heeft de mens voorgehouden, dat een zondaar die terugkeert meer vreugde baart in de hemel dan 1000 rechtvaardigen. Hij heeft niet gezegd; wees rechtvaardig, maar hij heeft wel gezegd; Wees eerlijk, Erken. Hij heeft de mensen geleerd om elkander lief te hebben. Maar die naastenliefde is dan wel heel erg in de verdrukking, gekomen, zodra de mens meende, dat Jezus hem had uitverkoren. Zodra de mens meende, dat hij aan Jezus een recht kon ontlenen. In Jezus’ taal is naastenliefde geen vraag van geloof, van status, is het geen zaak van neerbuigend een ander benaderen, het is een erkennen van gelijkheid. Als Jezus de tollenaar ziet in de vijgenboom, dan is zijn reactie niet; Arme man, ik zal u troosten. Maar eenvoudig; Kom naar beneden, want vandaag wil ik in uw huis eten. Wat een verklaring is van; Ik wil uw gastvrijheid aanvaarden. Waarmee hij de ander het recht geeft te zeggen; Heer, ik kan u niet ontvangen. Of graag. Jezus legt a.h.w. steeds weer de mogelijkheid open voor de ander. Hij begint met de gelijke te zijn. En dit gelijkzijn is het begin van al zijn naastenliefde. Dit erkennen van gelijkheid is zijn kracht tot genezen maar ook tot het uitdrijven van duivelen. Jezus maakt in zijn gelijkenissen duidelijk, dat rijkdom van geen belang is. En een enkele maal wil men daar zoals in de geschiedenis van de rijke man en Lazarus een bepaalde lering uit trekken. Men wil zeggen, dat de arme dus in de hemel zal tronen. Maar dat wordt nergens gezegd. Er wordt slechts gezegd dat hij, die in zijn rijkdom de armen niet ziet, nimmer in de hemel zal komen. Er wordt gezegd, dat rijkdom het de mens moeilijk maakt de werkelijkheid van het menszijn te kennen. En hierin ligt voor mij de boodschap, die ik u vanavond zou willen brengen. Leven op zichzelf kun je alleen, wanneer je gelooft. Het geloof is de reden van je bestaan. Een mens, die alleen moet leven voor dat, wat hij zichtbaar rond zich ziet, zal snel vermoeid zijn. God is de kern van het bestaan. En tegenover die God kunnen wij klein zijn, maar onze kleinheid doet niet terzake. Wij staan niet tegenover God als de minderen. Wij zijn niet Gods slaven. Wij zijn de kinderen. Wij kunnen de Vader evengoed aanspreken als Jezus het deed, met eenzelfde mengeling van aanvaarding van de grotere macht en de erkenning van het recht om toch als gelijke te spreken. In óns geloof, in ons denken, in ons streven, is deze erkenning van gelijkheid de eerste voorwaarde voor de benadering van een koninkrijk Gods, voor de benadering van de innerlijke waarde, die men Christos noemt. Innerlijke waarde, die dus niet ligt in omvang maar in mogelijkheden. Het is niet belangrijk. wat wij geweest zijn, het is belangrijk wat wij zijn. Het hele verleden wordt vergeten, wanneer wij de waarheid aanvaarden. Het is niet belangrijk wat wij morgen gaan doen. Het is belangrijk dat wij volgen, waar wij God erkennen. Jezus maakt de mens los... niet alleen maar van de wereld hij maakt de mens los van zichzelf. Christendom is vrijdom. Niet vrijdom van schuld of van erfzonde, maar vrijdom van de bindingen, die een mens zonder besef voor de Christos maar al te snel beschouwt als belangrijk en noodzakelijk. Vrij zijn.. Vrij zijn, ook wanneer wij openlijk misschien schuld op ons laden. Vrij zijn op een diplomatieke manier a.h.w. De overspelige vrouw wordt door Jezus niet bestraft of hard aangesproken, maar verdedigd. En tot haar heeft hij slechts een woord; Ga heen en... men vertaalt het als zondig niet meer, maar misschien heeft hij eerder wel gezegd; Ga heen en maak geen fouten meer. En dat zou heel iets anders kunnen betekenen. Wanneer Jezus te maken heeft met mensen uit Samaria, dan gaat Jezus niet uit van de tempel. En hij gaat niet eens uit van de wijze, waarop men God dient of zoekt, of wat men is 112
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
en hoe men zich gedraagt of wat de wet is. Hij gaat uit van de mens. Zijn antwoord is er een op de mens, zoals hij is. Niet uit zijn verhevenheid, maar uit zijn gelijkheid. Ik hoor zo vaak spreken over een broederschap in Christos. Maar wat is dit dan? Is dit dan een band tussen gelijkgezinden? Of is het de erkenning van gelijkheid in allen? Leven, mijne vrienden, is voor Jezus iets heel anders dan voor de meesten van degenen, die beweren dat ze zijn leer juist verkondigen. Voor Jezus geldt maar één ding; de potentie. De potentie van de, mens om te wórden. Voor Jezus geldt niet wat die mens vandaag is, maar dat wat hij als mogelijkheid in zich draagt. In de bekende gelijkenis van de zaaier vertelt Jezus, hoe uit het gestrooide zaad slechts een derde rijke vrucht draagt. En de meesten zeggen, dat dit een veroordeling is dat veel van het woord teloor moet gaan. Maar zie naar de feiten, Jezus zegt er valt op steenachtige bodem. M.a.w. een waarheid kan alleen aanvaard worden, wanneer er een juiste voedingsbodem is. En een ander deel werd opgepikt door de vogelen des hemels. Er zijn dingen, die door de omstandigheden worden weggenomen, zodat ze in jou niets kunnen betekenen. Het is geen veroordeling. Het is geen vaststelling, dat zoveel mensen verdoemd zullen worden. Het is een vaststelling, dat de dingen alleen onder de juiste omstandigheden tot rijping kunnen komen. Misschien vindt u dat ik preek. En toch is dat niet mijn bedoeling. Maar ik zeg u dit; Wanneer wij begrijpen wie en wat Jezus is, zonder te zeggen hij is de zoon van God of hij is de zoon des mensen, wanneer wij zijn boodschap begrijpen, dan begrijpen wij wat God is. Niet omdat we daardoor God kennen, maar omdat wij beseffen dat wij klein als wij zijn zullen opgroeien tot iets, wat die God wel zal kennen. En dat wij beseffen, dat onze schulden en zonden onbelangrijk zijn, maar dat alleen belangrijk is, dat wij voortdurend zoekend naar de waarheid, al moeten wij ook een tijd als de verloren zoon de draf der zwijnen eten terugkeren. De God van Jezus, de geestelijke waarde van Jezus, is zo uitermate gul. En dat is het leven ook. Maar dan moet je het niet verknoeien met je interpretaties. De verloren zoon wordt met open armen ontvangen, alleen maar omdat hij terugkeert. Wanneer wij een waarheid in onszelf erkennen en leven en wij keren daartoe terug onverschillig hoe dan zijn we welkom. Wanneer wij in ons leven in haat dreigen onder te gaan en we vinden ook weer de liefde terug voor de mens en misschien voor de Schepper, dan zijn we welkom. Dan is onze haat als niet geweest zijnde. Het verleden is steeds uitgeblust. Jezus leert ook, dat God geen menselijke maatstaven gebruikt. Maar daarmede wil hij ook de mens leren geen maatstaven van arbeid en belangrijkheid aan te leggen. Denk aan de heer van de wijngaard, die driemaal uitging om knechten te werven. En zij, die in het eerste uur waren gekomen, kregen een overeengekomen loon. En zij, die in de middag waren gekomen, kregen hetzelfde loon. En zij, die in het laatste uur waren gekomen, kregen ook hetzelfde loon. Het is niet belangrijk hoelang je werkt en wat je werkt belangrijk is, dat je God aanvaardt. En God is niet alleen maar iets, wat in de hemelen leeft of een kracht een niet-besefte kracht die in ons innerlijk bestaat. God is onze hele wereld. God is niet alleen de wereld van de geest of het begrensde rijk van werkelijkheid. God is alles. Wanneer wij ons wenden tot de wereld en haar aanvaarden, wenden wij ons tot God. Wanneer wij iets doen voor de wereld of iota in de wereld, dan doen wij dat voor God. Er is eenvoudig geen maatstaf te vinden. Er is alleen het feit; God is. En wanneer Jezus daaraan leefregels koppelt, dan doet hij dit niet uitdrukkelijk niet omdat hij daarmee de mens wil zeggen alleen zó kun je zalig worden. Maar omdat hij de mens wil zeggen ín die dingen kun je God vinden. God is niet iets, wat ik voor u kan roepen. God is de kracht, die in uzelf woont. God is er altijd. Als je God beseft, dan is Hij er. En dat, dat is hetgeen voor mij in de Christos of Christus is ondergebracht. Alomtegenwoordigheid van God, niet alleen maar op alle plaatsen als een ongeziene spion, maar als een overal aanwezige kracht, een overal aanwezige aanvaarding, ook voor ons. Niet iemand, die ons gadeslaat om ons te beoordelen, maar iemand, die met ons gaat, zodra wij Hem erkennen als een, Die met ons gaat. Een kracht, Die ons steunt, waar wij zelf niet kunnen gaan. Misschien heb ik te veel tijd doorgebracht met het denken over en het zoeken naar waarheid op uw wereld om te kunnen uitdrukken wat er in mij leeft. Maar ik zeg u dit; Waar u ten goede EMK 1966 - 1967
113
Orde der Verdraagzamen wilt, daar is God en daar is het goede. Waar u werkelijk wilt, waar u werkelijk aanvaardt, daar is God. Geen grenzen,geen moeizame tochten, maar alleen een erkenning en een aanvaarding. En in die erkenning en die aanvaarding zullen wij moeten groeien. Ons wezen is misschien maar het zaad van wat wij in de eeuwigheid zullen zijn. Een beginsel, volledig en oompleet, maar niet geuit. De openbaring ligt in ons. Wanneer wij vanuit onszelf groeien, zijn. wij de openbaring. Daarom is het goed, dat wij vanuit onszelf groeien. Het is beter dat wij groeien tegen alle erkenning in, dan dat wij alle regels, wetten en waarden. erkennen en al de ons gestelde taken vervullen en zelf niet groeien. Bewustwording is een woord, dat ik in deze hersens aantref als iets, wat vaak gebruikt wordt. Maar bewustwording bestaat niet. Je bent bewust of je bent niet bewust. Daartussen zijn vele fasen denkbaar, maar in elk daarvan geldt; Je bent bewust en voor een deel niet bewust. Bewustzijn is gebaseerd op erkenning. Erkenning gaat uit van waarneming. Wie in zijn eigen leven ziet en wie in de wereld kijkt, wie diep in zichzelf schouwt, vindt een andere God dan hem gepredikt wordt. Maar hij vindt een kracht, die wonderlijk, groot en onveranderlijk is. En hij vindt in zichzelf een vervulling van die kracht en een uitbeelding van die kracht, die noodzakelijk is. En dat, dat is dan alles, wat u verstaat onder uw bewustwording.. Alle dingen hebben stem. Wie de taal verstaat van een vogel, verstaat niet alleen zijn roepen en wat hij weergeeft. Hij verstaat hoe de vogel zijn leven weergeeft, zijn hele zijn. Hij kijkt naar de wolken, zoals zij komen, ontstaan en vergaan. Hij leest daarin niet alleen maar een reeks van schijnvormen. Hij ziet daarin de voortdurende verandering, die hemzelf beroert en gelijktijdig het wezen van het Zijn worden, zijn en verdwijnen, om weer te worden. Een voortdurende afwisseling en een voortdurende waarde. Wanneer u mij in deze betoogtrant hebt kunnen volgen, zult u misschien ook begrijpen waarom ik tot u zeg; In u rust de almacht. In U rust de eeuwige liefde. In u bestaat de eeuwige waarheid. En waarlijk, niets is u onmogelijk, zo gij erkent wat gij zijt. Wij moeten beginnen met te aanvaarden wat wij zijn. Dan moeten wij leren uit te drukken wat wij zijn. Dan moeten wij groeien tot de volledige uiting van wat in ons bestaat. En dan zijn al die termen, die men God voorbehoudt, plotseling ook ons eigen. Want er is geen verschil tussen ons en God. Wij zijn deel van God. Er is geen grens en geen scheiding. Indien u zoekt in uw esoterie, indien u streeft in uw magisch zoeken, vergeet dit dan niet. Of ge klein zijt of groot, God is in alle dingen in en met u en door u. Wanneer u ophoudt uzelf druk te maken over wat u wel en niet bent, wanneer u ophoudt het verleden belangrijk te maken, wanneer u ophoudt met grenzen te stellen aan uzelf, dan is er voor u geen grens. Dat nu is de werkelijke liefde Gods, dat wij onbegrensd zijn. Dit nu is de werkelijke leer van Jezus, dat wij onbegrensd zijn. En dit nu is de werkelijke zin van alle leven, dat de onbegrensdheid die wij zijn, zelfs in ons beperkt bestaan is uitgedrukt als de boom ín het zaad. Dat is alles wat ik u wil zeggen. De woorden om juister uit te drukken wat ik zeggen wil, ontbreken mij helaas. Maar indien u luistert in uzelve, dan zult u ook verstaan wat ik u met woorden niet kan zeggen. De werkelijkheid is God in u, die ik uitdruk op mijn wijze, die gij zijt op uw wijze. En daarom zijn alle dingen ons mogelijk en is zelfs het niet-uitbare duidelijker dan wanneer het gesproken werd. Ik maak plaats voor een van uw eigen broeders. Moge de eenheid in het werkelijke leven uw bewustzijn beroeren en uw beperktheid voor u verbreken. o-o-o-o-o-o-o Ja, ik dacht; Als ik dát nou vroeger op de preekstoel gezegd had, dan had ik vlug in de missie gezeten. Want het is eigenlijk zo moeilijk om met al die dingen te werken. Ik weet niet eens of het wel te doen ís. De mensen kunnen “ja” zeggen maar och, ik weet het van vroeger; Als ze ja zeggen, dan betekent dit, dat ze erover zullen denken om het te doen.... tenminste wanneer ze niets anders, interessanters, beters of zakelijk interessanters te doen vinden. Zo was het in mijn tijd tenminste met de kleine gemeente.
114
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
Maar weet u, ergens doet het mij toch goed. Misschien is het een oude gewoonte en u hoeft het niet met me eens te zijn maar wanneer je zo bezig bent met de wereld, nu nog, dan heb je altijd het idee; Als ze het nu maar begrepen, want het is er allemaal al. En ja, in mijn tijd heb ik wel eens geprobeerd de dingen te zeggen in gedichtjes en vaak in heel lieve gedichtjes. (Nu ja, een pastoor kan natuurlijk geen ondeugende gedichten maken.) En ik heb wel eens gedicht over de sterren als flonkerende juwelen in het fluwelen duister. Maar ik heb er ook wel eens anders over gedacht. Toen heb ik zoiets gezegd van; Stervende punten licht worden geweten door het duister. En de maan sterft aan de voorbijtrekkende wolken. In alles is niets. En hier in dit duister roep ik tot U, mijn God. En Gij antwoordt mij, omdat ik geen sterren meer heb om te zien. Ja, ik heb het nooit uitgegeven, maar dat was zo’n beetje mijn denken, weet u. Ik heb zon idee, dat wij eigenlijk pas naar God kijken, als we niets meer over hebben om naar te kijken. En dat is eigenlijk precies hetzelfde met mensenliefde. 0, ik had op mijn manier de mensen lief. Maar weet u, sinds ik die menselijk lichamelijke toestand verlaten heb, kan ik de mensen pas echt liefhebben, omdat ik ze beter begrijp. O ja, u denkt daar komt het pastoortje weer met Mensen, ik houd zoveel van je. Natuurlijk. Maar ja, dat weet u nu wel. Dus laten we proberen om het anders te doen. God is iets wat overblijft, als er niets meer is. Geluk is iets wat je pas vindt, wanneer je meent dat je alles verloren hebt. En vrede, dat is pas iets dat je vindt, wanneer je in de strijd alles ook jezelf verslagen hebt. Het is gek, dat je eigenlijk altijd eerst moet verliezen, voordat de werkelijkheid komt. Het is net als zo’n pakje, dat je met Kerstmis krijgt. O, meestal wist je al wat erin zat; een gestroopt konijn of een kip, die toch niet meer legde. Maar het was toch feestelijk om het open te maken. En wanneer wij dus eigenlijk leven en we bestaan, lieve mensen, wat anders hebben we dan eigenlijk dan het ontbladeren, het uitpakken van de essentie van je leven. En als je dan het is mij eens overkomen en dat zat zo; Ik had een goeie meid en die had een broer en die broer had een hond. En ik had een keer werkelijk mooi ingepakt in stevig papier van een van de parochianen wat gekregen; zo’n achterstukje van een varken, dat de tijdelijke wereld voor een andere had moeten verwisselen met noodkreten. Ik dacht zo bij mijzelf; Dat is een mooi stuk papier. En er zat nog een lap omheen ook. Als ik die nu eens netjes opvouw, dan zal ik de meid roepen en die kan dan zorgen, dat daar wat lekkers uitkomt. Maar ik had de deur openstaan naar de warande bij de tuin. En in de tuin was die hond. En toen ik mijn papier had opgevouwen en weggeborgen, toen had de hond het achterdeel van het varken. Ik heb nog een klein stukje van de hesp kunnen redden, maar een groot deel ervan was ik kwijtgeraakt, omdat ik eerst aan de verpakking had gedacht en toen pas aan de inhoud. U lacht erom, u vindt dat leuk. Maar eigenlijk doen we allemaal hetzelfde. Natuurlijk, ik houd van u. Maar er moet méér zijn, Dit is alleen maar verpakking. Een God is met ons in de wereld, ja, maar dat is verpakking. Het geschenk van het leven is de werkelijkheid. En dat geschenk van het bestaan zelf, dat laten we meestal ergens op de kast liggen, terwijl we alle verschijnselen van het leven zorgvuldig rangschikken en opvouwen. Wij vergeten vaak, dat het leven ons is gegeven om er iets mee te doen. En dan komt er een ander en die maakt van het grootste gedeelte van ons leven iets, iets waar we zelf niets aan hebben. We zouden veel beter kunnen zeggen; Mensen, hier is het leven. Laten we er een feesttafel van maken. Als het op is, is het op. Maar dan hebben we het gedeeld, dan is het tenminste iets voor ons allemaal. En dan komen al die nuchtere dingen wel later. Kijk, dat is nu, wat er zit achter die woordjes, dat ik van de mensen houd. Dat is wat er achter al die esoterie zit. Dat is ook de kern van alle magie. U zult het niet geloven, maar de kern van de magie is, dat je als er een hesp op tafel komt niet het papier gaat opvouwen, maar meteen de meid roept en zegt; Maak er wat van. Dat is de magie van het leven, EMK 1966 - 1967
115
Orde der Verdraagzamen Je hebt relaties met de mensen en met de geest. Die geest wil wat voor je doen. Die mensen ook wel. Geef hun de kans en blijf niet eerst eenzaam de verpakking van de feiten bestuderen, totdat het te laat is. Totdat je geen baas meer bent over een groot deel van je leven. Nu ja, ik ben al bijna weer aan het preken. Maar het is een oude fout en ik heb het meer gedaan ik ga mijzelf citeren; Als in de droefheid van de regen het grauwe van de dag vergaat, dan zie ik In de aard een levens dat door de regen opwaarts gaat. De droefheid wordt mij dan een zegen, de tranenvloed een vruchtbaar. En zelfs het sterven wordt mij ‘t groeienheid van mijn eigen eeuwigheid. Kijk, dat is nu wat ik jullie zeggen wil, Ik heb het vroeger ook al gezegd, maar toen wist ik zelf nog niet dat ik het wou zeggen. Het is eigenlijk allemaal zo eenvoudig. Het leven is niet moeilijk. Je maakt het jezelf moeilijk. Maar als je het op de keper beschouwt Wat ligt er tussen geboorte en het. ogenblik van dood? Wat ligt er anders dan een leven, dat pas de mens wordt weergegeven, als hij weer neergedaald tot d’aard. Erkent de werkelijkheid des Heren, die zich dan aan hem openbaart. Ik weet het, het is pastoorsrijmelarij. Maar denk er eens over. Het is allemaal maar een sprong, die je maakt naar de werkelijkheid. Als je begrijpt hoe uit alles iets groeit, Als je begrijpt hoe alles uiteindelijk terecht komt waar het hoort, ja, ook u. Hoe alles wat waarde heeft eigenlijk wordt opgespaard, totdat je wanneer je in staat bent het te beseffen binnentreedt in een schatkamer, waarin alle liefde en alle pogen (ja, en ook al je tranen) van misschien 1000 levens liggen. Een rijkdom, die rijker maakt dan de grootste vorsten machtiger ook dan Salomo in al zijn heerlijkheid, zoals dat heet. Ja, dan weet je eigenlijk pas wat leven is. En dat wilde ik u nu vertellen. Want je moet zo’n cursus (nu ja, cursus, dat is ook maar een naam), die moet je ergens afsluiten. En toen heb ik zo gedacht; Ach, wanneer er nu toch iemand, die ik heel goed ken, een erg opstandige theoloog (hij is zelfs een tijd in de ban geweest!), wanneer die daar nu naartoe gaat, dan kan ik wel even meegaan, want hij kan er geen eind aan maken op de juiste manier. Hij kan niet zeggen waar het om gaat. Maar misschien kan ik het. Ik zou u de zekerheid willen geven, dat niets voor niets is. Uit de dauw van de morgen en de zilveren webben van de kruisspin heeft God het wonder geweven, dat zo dadelijk verklinkt in de nachts Het leven van een dag, die volbracht eeuwigheid gaat worden. En ik, ik bid mijn beden, ik spreek mijn woord en ga mijn weg, beseffend half slechts wat mij wordt geboden. Want in de dauw klinkt mij een klokkenspel, dat spreekt van ongekende tijd. Vervluchtigen zal ik als de dauw en toch bestaan Ik ben nog doof voor wat de kruisspin zegt. Perfect heeft zij haar web uit haar instinct geweven. Zo heeft de Schepper mij het juiste meegegeven om dat te zijn, wat moet. En is de dag vergaan, gestorven in de nacht en zal zij straks herrijzen, ik zal hetzelfde zien, totdat ik in begrip van wat het Al mij zegt, mijn Schepper lof zal geven, het Zijn mijzelf zal prijzen, erkennend; God, ik dien U niet om macht, maar om hetgeen Gij mij als voorbeeld hebt gegeven, 116
EMK 1966 - 1967
© Orde der Verdraagzamen
Esoterische Kring
voor al, wat worden zal. Ik, deel van tranendal, zal dadelijk als de damp naar Uwe wereld stijgen. Alle dingen spreken. En als je ze verstaat, dan weet je het. Het leven lijkt wel zwaar, maar het gééft zo veel. En de dood lijkt misschien pijnlijk en bitter, maar ze maakt zoveel nieuwe mogelijkheden voor je open. Nu, als je dat weet, dan is je esoterie en je magie niets anders dan je steeds voorhouden hoe goed het zijn is en hoe je zelf goed moet zijn om het te beantwoorden. Als je beseft, hoe zelfs de wreedheid van het leven je bemint, leer je het leven beminnen. En als je zover bent, vrienden, dan kun je zeggen net als ik; Vrienden, ik kan niet altijd komen. Ik zou het graag, meer doen. Want werkelijk, ik houd van jullie en van je wereld van alle dingen, die jullie representeren. Het kan nu eenmaal niet. En daar, waar alle dauw is opgetrokken, waar alle nevel is opgestegen, daar zullen wij erkennen hoezeer wij een eenheid zijn. Daarom, laten wij bewust dat wij elkaar kennen en aanvaarden. Al zijn wij in andere werelden samen zeggen, steeds weer; God, wat is het leven. mooi. En hoe groot is de belofte, die daarin reeds schuilt voor ons, wanneer wij aan het beperkte leven ontgroeien. Nou, de zegen geef ik niet meer. Dat is niet nodig. Die krijg je toch wel. Maar, vrienden, alle kracht, alle plezier, alle vreugde van het leven, die je krijgen kunt, wens ik jullie van harte toe. Want wanneer jullie gelukkig zijn, deel ik erin. En ik hoop, dat jullie kunnen delen in míjn geluk van te zijn. God moge jullie zegenen en beschermen. Men zei mij De gehoorzaamheid is kracht, vanuit de eeuwigheid in mensenhart geboren. Ik was gehoorzaam, maar mij dreef het ongeluk, als steeds tevoren Men zei mij; Zie, dit is de wet, Zó zult ge voortaan leven. Zó is het doel van; mensen zijn gezet en daarnaar zult ge streven. Maar in mij bleef het ongeluk. Aan wetten brak mijn streven stuk. Toen zei ‘t In mij Gehoorzaamheid is ‘t horen naar de Hoogste Kracht, opdat in mij, door mij, altijd de wil des Hoogsten worde volbracht. En zie, de wetten braken stuk aan mijn gehoorzaamheid. En in mij klinkt nu luid de stem van Kracht der Eeuwigheid.
EMK 1966 - 1967
117