Ek 63 - 64 - 731kb

  • Uploaded by: Robert
  • 0
  • 0
  • October 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Ek 63 - 64 - 731kb as PDF for free.

More details

  • Words: 82,483
  • Pages: 106
© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Nummer 1 Esoterisch Magische Kring 10 September 1963. Goedenavond, vrienden. Aan het begin van deze reeks lezingen wil ik graag een korte uiteenzetting van doel en werkwijze vooraf doen gaan. Wij zijn in de gelukkige omstandigheden, waarin het ons mogelijk is een betrekkelijk groot aantal meesters (zoals dat heet) te laten doorkomen. Dat gaat in sommige gevallen direct, in andere gevallen via bemiddeling, zodat de meester zelf niet als spreker aanwezig is, maar zijn woorden u precies worden overgebracht. Wanneer een avond als deze wordt gehouden, dan kan deze daarom niet gebonden zijn aan een vaste indeling of tijdsduur. Ook is het niet altijd mogelijk te bepalen of er al dan niet een pauze zal zijn. Dit is afhankelijk van onze gasten. Wat gebracht wordt is materiaal, dat u zelf zult moeten overdenken. Het past ongetwijfeld alles tezamen en geeft een omschrijving van een uitdrukking aan bepaalde (vooral geestelijke) tendenzen, die in deze tijd overheersen. Daarnaast zult u vele beschouwingen en leringen aantreffen, die u misschien wat wereldvreemd lijken. Ook deze echter staan in direct verband met de problemen van deze nieuwe tijd. Wij zelf zullen trachten om de tijd tussen eventuele gasten, of de tijd voorafgaande aan de aanmelding van een gast, te vullen met korte beschouwingen en betogen. Sommige gasten zullen materiaal brengen, dat voor een verdere verspreiding in aanmerking komt. Is dit het geval, zo zullen wij u er dan enigszins mogelijk daarop wijzen en dus duidelijk maken, dat deze gegevens voor een zo groot mogelijke verspreiding in aanmerking komen. Van uzelf wordt alleen maar dit verwacht, dat u leert u open te stellen voor de geest, voor de achtergrond, die in vele gevallen even belangrijk of nog belangrijker is dan de woorden zelf. Dat u de gegeven denkbeelden voor uzelf probeert te verwerken en voor uzelf tracht te komen tot een geesteshouding. waarin deze gegeven beelden dus passen. Alles wat te berde wordt gebracht, wordt direct geput uit of gebracht door entiteiten en broeders, die werkzaam zijn met of vanuit de Witte Broederschap. Wij hopen dat u regelmatig aanwezig zult zijn. Wanneer u meent dit niet te kunnen doen, zo is het verkieslijker voor ons en voor u, dat u zich terugtrekt. Hetzelfde geldt voor u, wanneer u meent niet voldoende te kunnen opgaan in al wat gebracht wordt. Blijf niet uit nieuwsgierigheid. Iets nieuws zult u hier waarschijnlijk niet vinden, tenzij u ook gevoelig bent voor sfeer en achtergrond. Voor deze avond hebben wij twee gastsprekers, zeer waarschijnlijk gescheiden door een korte toespraak of toelichting mijnerzijds. De totale duur kunnen wij niet overzien. Het is niet waarschijnlijk dat er een pauze wordt gehouden. Zou dit het geval zijn, zo zullen wij na de eerste gastspreker hierop wijzen. Namen van onze gasten worden niet verstrekt. Wij hopen dat u ook zelf niet over hun identiteit zult twisten. Geven zij zelf indicaties in die richting, laat het daarbij rusten en tracht dan niet precies uit te vissen wie en wat sprak. Het is de boodschap, die belangrijk is. De achtergrond van dit alles is de innerlijke weg, die de mens gaat. Die innerlijke weg is gebaseerd op het gevoelsleven, op het begripsvermogen, op geloofswaarden en tenslotte ook op een daaruit voortvloeiende praktijk. Deze zal elk van u voor zichzelf moeten vinden. Er is niets of niemand, die u een weg kan geven, die voor u de volledig juiste is. U kunt slechts zelf voor uzelf en weg kiezen en dan hopen (nagaande in hoeverre die weg beantwoordt aan hetgeen voor uzelf noodzakelijk is), dat u steeds weer een innerlijke wijsheid vindt, die uw leven maakt tot een vruchtbaar en vreugdig leven, die uw geestelijk werk maakt tot een voortdurende verrijking, een voortdurende rijping. Ik geef nu het woord over aan onze eerste gast van heden. Zou er tijd liggen tussen de eerste en tweede spreker voor een pauze, zo zal ik u dit bekend maken. De tijd van die pauze moet dan ook wel precies worden in acht genomen. Ik dank voor uw aandacht. Er was een schaduwwoud. En in het woud was een kristalheldere bron. Van daaruit ging een kleine stroom, die vruchtbaarheid en vreugde bracht, zowel aan de dieren, aan de planten, als EK 1963 - 1964

1

Orde der Verdraagzamen aan de mensen. Toen kwam er een mens, die wilde weten vanwaar het water kwam. Hij trachtte de bron uit te graven. En ziet, de stroom werd tot modder. Het raadsel heeft hij niet opgelost. Maar in het woud is geen vreugde meer, de planten verdorren, de dieren zijn dorstig weggetrokken en de mensen vervloeken hem, die heeft gezocht naar een raadsel, dat geen oplossing behoefde. Er zijn raadselen in het leven, mijne beminden, die gij niet kunt oplossen. Er zijn bronnen van levende kracht, die gij met uwe middelen niet kunt doorgronden. Laat dan de heldere stroom een verkwikking vormen en verheug u in de koelte, die hij brengt. Maar tracht niet de bron te ontsluieren, opdat gij niet en de vreugde en het leven en de rijping zult missen. Het begin van ons aller weg is de oneindige Kracht, waaruit het Al geboren is. Deze weg tot het Al (onze eigen weg) is altijd weer; het erkennen van de Bron. Nimmer het doorgronden. In u leeft de kracht van een God. In u is het wezen van volledige rechtvaardigheid, volledige evenwichtigheid, volledige vrijheid. Want alle dingen zijn in de Scheppende Kracht evenwichtig. De Kracht leeft in ons. Zo wij onszelf te ver ontleden, zo komen wij bij het raadsel, dat niet op te lossen is. Laat ons daar dan stellen; de aanvaarding. Er zijn dingen, die je moet aanvaarden, omdat alleen daardoor leven en groei, vreugde en bewustwording mogelijk is. Besef ook, dat de loop van een beek niet bepaald wordt door de wetten der mensen, maar door de structuur van de grond, door de eisen van het water aan de bodem, door de eisen die de bodem stelt aan het water. Bergketens worden in ongetelde jaren doorslepen, tot de stroom door diepe ravijnen verder dondert naar zijn doel. Maar voor die tijd heeft hij reeds een loop gehad. Een loop, die moest afbuigen, telkens weer. Zo zijt gij, mijne beminden. Vele malen hebt gij getracht om het gebergte van onbegrip te doorbreken, dat staat tussen u en de vreugde, die gij erkent als uw recht, diep in uzelf. Ook in dit leven kunt gij niet alles doorbreken. Slechts het water, dat verdampt en drijft als een wolk over de hoogste toppen, bereikt onmiddellijk de vrije dalen, die ver weg liggen. Gij kunt kiezen. Want zij, die de rede willen vergeten in hun geloof, zij die zich losmaken van alle dingen door niet te begeren, niet te vrezen, zich niet te hechten, zij zijn als de wolken die drijven. Voor hen is de hinderpaal van onbegrip niet aanwezig. Voor hen wordt langzaam maar duidelijk geboren het ware gebied van eigen oorsprong, het ware doel van eigen bestemming. Maar zo gij niet zonder vrezen en begeren kunt leven, zult ge moeten begrijpen, dat gij de bronnen, weliswaar kunt doen stuwen, zoals de Eeuwige uw wezen stuwt, maar dat gij de gebergten niet in een dag kunt doorbroken. Soms zoekt de stroom zijn weg ónder de bergen. Zij stort bruisend naar beneden, langs vreemde krochten, langs holle zalen, waarin het ruisen van het water wordt tot een vreemd chaotische harmonie. Door gangen, stuwt ze zich, ze uit sluipend om haast verdoken door struikgewassen een nieuwe vallei te betreden. Indien gij de rede gebruiken kunt als middel om uzelf te richten in uw eigen wereld, maar gelijktijdig die rede terzijde kunt stellen, zo kan er een ogenblik komen, dat uw levensstroom en uw vloed van bewustzijn, onder de rede doorgravend, langs vreemde kanalen zich een weg zoekt naar een volgend dal en een volgend punt van bereiking en rust. Maar dan zult ge ook genoegen moeten nemen met ogenblikken van duister, van onbegrip voor uw eigen wezen. Dan zult ge afstand moeten doen van vele dingen, die gij nu onontbeerlijk en noodzakelijk acht. Dan zult ge leven in een vreemde wereld, waarin soms de afgrond u schijnt te omvamen en een volgend ogenblik u een vrijheid tegemoet treedt, die gij niet weet te gebruiken. Dit laatste noemen de mensen inwijding. Besef, dat gij in uw leven niet geboren zijt om strijdloos te leven, te bestaan zonder meer. In uw leven is altijd weer een element van strijd aanwezig. Dit element van strijd nu is bestemd om u te toetsen, zoals de stroom de rots verslijpt in zijn strijd om tot zijn doel te komen. Zoals de stroom soms stenen meevoert langs grote afstand, zo zult gij uit het leven veel meedragen, wat niet voor u noodzakelijk is. En ge zult u misschien afvragen: waarvoor, waarom? Wat gij met u sleept en draagt is niet noodzakelijk voor uw bestemming, maar het vloeit voort uit uw wezen. Gij kunt geen werkelijkheid ontvlieden, ook niet als uw geest nieuwe werkelijkheden betreden heeft. En daarom zult ge strijden met veel in uw eigen leven. Ge zult moeten trachten uw eigen loop, uw eigen bewustwordingsproces rechtlijnig te maken. Gij zult moeten trachten zo snel mogelijk te komen tot het doel, zelfs wanneer dat maar is de muur van begrip, van redelijkheid en beperking, die gij nog niet kunt doorbreken. Besef dan, dat dit in uw leven steeds de strijd is. Gij zult al datgene, dat niet bij uw wezen past, moeten omgaan 2

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

of ge zult het met u mee moeten dwingen. Niet om het deel te maken van uzelf, maar slechts om het zodanig te plaatsen, dat uw voortgang daardoor niet wordt belemmerd. Sommigen denken, dat vrijheid onder mensen zonder meer mogelijk is. Ik zeg u, dat dit een waan, een illusie is. Vrijheid onder mensen is alleen dan mogelijk, wanneer ze een ogenblik rusten in de strijd, die zij met elkander en met het leven voortdurend voeren. Verder zijt ge steeds beperkt door uw eigen moed, uw eigen stuwkracht en uw eigen vermogens. Het gaat erom uzelf, zoals ge innerlijk en waarlijk zijt, door te zetten ten koste van alles. Wie deze strijd tracht te ontgaan, zal zijn doel niet bereiken. De Kracht die in ons woont, mijne beminden, is onmetelijk. En toch zien wij, dat de stroom met al zijn grote kracht in een brede bedding zijn vaart verliest. Maar daar, waar hij een weerstand vindt, waar de harde rots zijn bedding steeds weer beëngt, daar krijgt hij een onstuimig vermogen. Uw kracht wordt eerst kenbaar door de beperkingen, die aan uw mogelijkheden gesteld schijnen te zijn. De beperkingen, die u gesteld worden, komen voor en groot gedeelte uit uzelf voort. Gij zijt het, die ondanks al uw denken, ondanks uw schijnbaar vrij gedachtenleven, ondanks uw hunkering misschien, steeds weer u dwingt om te handelen en te reageren volgens een vast systeem, volgens den vast gebruik, een vaste wet. Wanneer ge meent dat uw weg wordt belemmerd door de wereld rond u of door wat in haar bestaat, realiseert u zich waarschijnlijk niet, dat door juist deze tegenstand de kracht van uw eigen wezen beproefd wordt. Wanneer een kleine stroom het woud doorkruist heeft als een ruisende beek, komt er een ogenblik dat hij zich verenigt met andere stromen. Maar het is niet zijn keuze met die andere stroom verder te gaan. Het is de structuur van de bodem, het is het gebied van een bepaalde rivier, dat uiteindelijk bepaalt hoe hij verdergaat in gemeenschap met anderen. In uw eigen leven, geestelijk en stoffelijk, kunt ge niet vrijelijk kiezen, ook al schijnt u dat soms toe. Gij zijt gebonden aan dat, wat zich in uw levensbereik toont. Verzet u niet tegen al datgene, wat u samenvoegt met anderen. Want juist dit samengaan, dit één worden tot een grote machtige vloed, is voor u de weg om uw bestemming te bereiken. Wie dicht staat bij het begin van het leven, hij zoekt de gemeenschap als iets, waaraan hij zichzelf onderdanig kan achten. Hij zoekt de groepering en de leer als iets, waarin hij een zekerheid kan vinden, die hijzelf niet bezit. Dat zijn zij, die zijn als de regen, vallend zonder besef, de bodem doordrenkend, hun doel vervullend, maar nog niet wordend tot een doelbewust streven, een ziel die zijn eigen weg zoekt in vol bewustzijn. Op het ogenblik dat gij u losmaakt van al deze massale oordelen en gedachten en stellingen, vanaf het ogenblik dat gij voor uzelf zegt; in mij is de levende kracht, ik moet mijn eigen weg bepalen, begint gij uit vrije wil uw eigen tocht. En of ge wilt of niet, zo zult gij op die tocht in het leven betekenis hebben, zoals de stroom die soms doodt, soms leven geeft. Gij hebt daarmede niet van doen. Zolang uw leven is gerechtvaardigd volgens uw innerlijke kracht is elk verschijnsel, dat ge wekt in de wereld, secundair. Het is een bijzaak. Gij moet op uw juiste wijze leven. Maar er komt een ogenblik dat gij erkent; nu is het leven zelf mij niet genoeg. Gij zult erkennen; ik moet mijn wezen versmelten a. h. w. met andersdenkenden, met andere levenden, met andere geestelijke krachten. Zeg dan niet: Hierin geef ik mijzelf op. Blijf uzelf. Want het is de kleine stroom, beginnend in het woud, die uitmondt in de oceaan, verborgen tussen de wateren van vele andere kleine stromen. de grote kracht van bewustwording en bewustzijn wordt geboren uit het kleine persoonlijke bewustzijn van een ieder, die zich vrij heeft gemaakt van de beperking der stellingen en terug is gekeerd in de vrijheid van eigen streven en denken. In uw dagen zult ge deze keuze steeds meer moeten doen. Ge zult steeds meer moeten bepalen of gij een persoonlijk strevende ziel wilt zijn, een kleine stroom van levenskracht, waarlijk zoekend naar de Oneindigheid; of dat ge uw wezen prijs wilt geven in een massa, in een gemeenschap, waaraan gij in feite geen deel hebt. De levende dood bedreigt u. De levende dood van hen, die weliswaar bestaan, maar niet zélf bestaan. De levende dood van hen, die oordelen op gezag van anderen, maar in zich geen oordeel kennen. De levende dood van hen, wier persoonlijk wezen niet tot uiting komt dan door de wetten van anderen, totdat zij zichzelf als redelijk wezen vernietigd hebben. En die dood dreigt sterk. EK 1963 - 1964

3

Orde der Verdraagzamen Zo gij leven wilt, zult ge in uzelf moeten graven. Ge zult in uzelf moeten zoeken naar dat ene begin, die onverklaarbare bron, waaruit uw gedachten, uw bewustzijn, uw vreugden voortkomen, de bron die u kracht geeft. De bron, die uw weg schijnt te bepalen door het leven. Wees dan geen machteloze, maar een levende in deze tijd. Soms wordt de stroom getroffen, de oevers vallen en het water stuwt zich op. Bomen vallen om en belemmeren zijn weg. Dan is de kleine beek soms opeens krachtig. Ze verzamelt de spanning van haar wateren en haar kracht, totdat zij in staat is de barriere te doorbreken; totdat zij in staat is een weg te zoeken, waardoor zij haar doel toch bereiken kan. In uw wereld zijn er vele dingen, die plotseling veranderen. De betrouwbaarheid zelfs van een denkwijze of van een mens verandert steeds weer. Indien gij dit beseft, zo zult ge ook boseffen, dat ge slechts kunt vertrouwen op uzelf. Waar hinderpalen komen op uw weg, daar kunt ge ze overwinnen, zo ge niet tracht te ontwijken in een tweede werkelijkheid of droom, waarbij gij uw werkelijk zijn verloochent, maar beseft; al wat in mij is zal mij in staat stellen te allen tijde te overwinnen. Het water weet zelve niet, dat het dorstigen kan laven. En gij weet zelve niet wat ge betekenen kunt of betekent voor uw medemens. Toch zullen er steeds weer ogenblikken zijn waarin ge u verwondert, zoals een beek zich zou kunnen verwonderen over een verdorstende, die zijn aangezicht in het water dompelt om dan verademend en herlevend te herrijzen, zalig sprekend Hem, Die de wateren geboren deed worden. Verwonder u niet over wat er in uw leven geschiedt. Gij hebt in u de kracht om leven te geven, zelfs vaar de dood regeert. Ge hebt in u zelf de kracht om te helpen. Haar besef, dat gij zijt als de wateren. Waarlijk helpen kunt ge slechts degene, die tot u komt. Waarlijk omvamen kunt ge slechts degene, die zich op uw pad bevindt, die ge omspoelen kunt. Besef bovenal, dat zelfs als de stormen de wateren doen zwellen, het water zelve vrede kent. Soms zingt de beek of fluistert zij. Soms schijnt zij te razen, alsof zij een oceaan van vloeken ware. Maar het water blijft zichzelf gelijk. Uw wezen en uw levende kracht blijven zichzelf gelijk. Beroep u daarop, ook wanneer het leven u opzweept tot stormen, ook wanneer de schijnbare rust doet verlangen naar een ogenblik van geveld. Gij kunt uw wezen en uw kracht niet veranderen. Gij zijt uzelf. Ga zo, strijdende, werkende, maar bovenal vredig erkennende, dat gij streeft naar uw eigen bestemming en dat gij deze bereiken zult door het leven. Aanvaard uw tijd als een voorbijglijdend landschap, dat alleen dan van belang is, wanneer ge daaraan uzelf en uw weg herkennen kunt, maar dat uw wezen niet beroeren of aantasten kan. Want slechts wie zo leeft, bereikt. Slechts wie zo bereikt, vindt in zich de verbondenheid met de Bron, waaruit hij ontspringt en met het Einddoel, waarin hij zichzelf doet verzinken. Dat de Kracht met u moge zijn, zoals Zij is met de stuwende wateren. Dat de vrede met u moge zijn, zoals zij rust in de kern van al het geschapene. Dat de waarheid tot u moge komen, zoals zij geboren wordt uit een beek, uit een bron, waarvan de oorsprong onbekend is. Goedenavond. Vrienden, deze eerste les moet u beschouwen als een inleiding. Het begin van alle dingen is uw eigen wezen, al wat daaruit voortkomt, al wat daaruit leeft. En in een poging u dit eerste denken bij te brengen heeft onze meester en vriend gesproken. Het is duidelijk, dat zijn wijze van denken en beschouwen niet de enige kan zijn, dat er vele wijzen zijn waarop de mens zich een beeld kan maken van zijn eigen innerlijk wezen en zijn bestemming. Wij zullen zo dadelijk een tweede spreker mogen aanhoren, die ofschoon gebonden in hetzelfde werk en uiteraard ook voortkomende uit dezelfde Kracht een beschouwingswijze kent, die veel meer magisch emotioneel is, die veel sterker ingaat op de werking in de mens zelf. Wij hopen natuurlijk, dat hier ook voortdurend practische aanwijzingen bij zullen zijn, maar dat kunnen wij zelf niet bestemmen. Wij kunnen slechts kort aanduiden wat het essentiële is in een lezing, althans wanneer ons zoals nu daarvoor enige tijd wordt gegeven. Belangrijk zijn de punten van bereiken geweest, die werden aangestipt. Want met een aanspelen op de mogelijkheid, dat ge vele malen incarneert en uw doel niet bereikt, heeft onze vriend toch ook geschetst, dat in u de kracht is om te bereiken. Hij heeft getracht u duidelijk te maken, dat duister en verlatenheid soms het normale gevolg zijn van een doorbreken van 4

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

een normwand, waardoor je wereld word bepaald. En ik geloof dat in vele opzichten zijn poetisch gestelde lering dan ook voor practische overwegingen in aanmerking komt. Maar een mens, die alleen met deze praktijk te maken heft, verliest een ander doel van zichzelf uit het oog. Ik zou haast willen zeggen voortbordurend op de vergelijkingen, die zoeven zo meesterlijk werden gebruikt: In het leven van een mens is soms een waterval en in het opspattend schuim staat dan de regenboog. De zon zelf kan spreken in de vervulling van kleine delen, die aan het water ontsnappen. En zo zijn wijzelven wezens, die wanneer zij zich voor een ogenblik storten in de afgrond die men het occulte noemt, in de wereld die verre ligt van alles, wat wij normaal noemen en normaal kennen een ogenblik zonder het zelf te beseffen een openbaring geven van het grote Licht in al zijn verscheidenheid en bestanddelen. Het is een grote vraag of zo’n waterval zelf ooit zal kunnen weten wat voor licht ze doet ontstaan. En even groot is de vraag volgens mij, of een mens van normaal bewustzijn in staat is te begrijpen hoe en in hoeverre hij goddelijke krachten doet werken en kenbaar maakt. Want de mens kent in zichzelf steeds de twijfel. Maar de gast, die onze bijeenkomst voor ons zo dadelijk gaat besluiten, stamt voort uit hen, die juist die regenboog willen zien. Je kunt de mens beschouwen als een leven met een doel op zichzelf| dat is vanuit de mens. Maar je kunt, geloof ik, ook wel de mens beschouwen als een deel van een goddelijk plan, waarbij eigenlijk de openbaring van een Kracht belangrijker is dan het persoonlijk bestaan. Dat is een schijnbare strijdigheid. Maar waar het einddoel bij beide hetzelfde is, is er alleen misschien. misschien. een klein verschil in benadering. Onze meester, die zich nu aanmeldt, is in de eerste plaats een mysticus. Voor hem is de wereld geladen met meningen en bedoelingen, met waarheden, die menselijk wel eens moeilijk uit te drukken zijn. Daarnaast gelooft hij aan de directe openbaring van het Goddelijke door de mens en ziet hij deze als een van de belangrijkste punten. Ik hoop dat u daarop zult letten en dat u er uit zult begrijpen, dat meer nog dan bij de eerste spreker hier de sfeer, het gevoel en de emotie een rol moeten spelen. Want begrijp een ding; Wij moeten op deze avonden steeds weer rekening houden met een uitdrukking van waarden, die in woorden alleen eigenlijk niet gegeven kan worden. Nu uw aandacht voor onze tweede gast van deze avond. Goedenavond, vrienden. Geboren zijn op aarde, leven op aarde en werken op aarde zijn de verschijnselen van ons werkelijk ik. Er is geen mogelijkheid om ons eigen lot volledig te bestemmen. Maar er is wel een mogelijkheid om de krachten in ons sterker door ons wezen te doen spreken dan anders mogelijk zou zijn. Ik wil trachten u vanavond daarover iets te vertellen. Ik wil proberen om wat in mij leeft daarover met u te delen. God is licht. Licht is iets, dat alleen spreekt wanneer het een stof treft, die antwoordt. Want licht is een weerkaatsing van een onbekende kracht. Het licht zelf is onbekend. Maar wij, vanuit onszelf, wij kunnen antwoorden op het licht. Het is ons eigen wezen en ons eigen denken, dat de voortduring van de lichtende krachten omzet in een kenbaar verschijnsel. En nu is de vraag wat belangrijker is: te bestaan zonder meer, of te bestaan als voortdurende weergever van het Lichte zelf. Licht kennen en licht uitdragen betekent in jezelf licht ervaren. En licht is vreugde. Licht is beleving. Het is de sterke emotie, die je wezen langzaam maar zeker doet veranderen, zonder dat je beseft waarom. In werkelijkheid bestaat er niets. Wijzelven zijn als een ijle droom, die al is voorbij gegaan woordat de tijd eenmaal met een ooglid heeft geknipt. Al onze belangrijkheid en de belangrijkheid van al wat wij zien in ons leven en denken is schijn en bestaat niet werkelijk. Niemand is onmisbaar, niemand is onvervangbaar in de wereld van verschijnselen. Geen enkele regel, geen enkele wet is van oneindig belang. Ze zijn een schim, een droom, die al vergaan is voor ze goed en wel geconcipieerd werd. Maar onze belangrijkheid ligt dan ook niet in dat, wat wij zijn volgens onze eigen normen en onze eigen regel. Onze belangrijkheid ligt hoe zeer wij ons dan ook vastbijten in die eigen droom van belangrijkheid in het feit van ons bestaan als weergever van een goddelijke Kracht.

EK 1963 - 1964

5

Orde der Verdraagzamen Maar wij zijn het, die bepalen hoe die goddelijke kracht uit ons voortkomt. Een wit vlak weerkaatst bijna alle licht, een zwart vlak bijna geen. Indien we in onszelf duister zijn en afgesloten van alle dingen, dan is de goddelijke kracht voor ons niet iets, wat wij kunnen weergeven. We absorberen haar, maar we ververken haar niet. Men zegt wel eens, dat de hel een plaats is van warmte. Wanneer een mens werkelijk zwart en donker is, hij absorbeert het licht en hij kan het niet kwijt, hij kan het niet ververken. Dan kan ik mij voorstellen, dat er een onvoorstelbare gloed ontstaat van pijn. Pijn, die op zichzelf onbelangrijk is, die niets te maken heeft met recht of onrecht, maar die voortvloeit uit je eigen instelling en je eigen wezen. Daarom moeten wij een taak kiezen in het leven, een taak die deel uitmaakt van ons bewustzijn, van onze kracht. Wij moeten voor onszelf kiezen wat wij willen zijn en wat wij willen doen. De hele droom van leven, dat ene moment van onze grote belangrijkheid, dat wij menen dat ons bestaan meetelt, dat vormt alleen maar het vlak van weerkaatsing. Alleen kunnen wij niet bestaan. Wij zijn voor ons bestaan afhankelijk van een wereld, van een erkenning buiten onszelf. Daarom is alles deel van onszelf. Alles wat u in deze wereld ziet is deel van uw persoonlijk bestaan. De mensen, die leven en sterven rond u, zijn uw eigen wezen, dat leeft en sterft. De mensen, die een roes zoeken, zijn een weerkaatsing van uw eigen wezen, dat een roes zoekt. En de vromen, die bidden om redding en genezing, ze zijn de hulpeloosheid van uw eigen wezen. Er is niets rond u, waarvan u kunt zeggen dit ben ik niet, ook al aanvaardt ge het misschien niet als deel van het “ik”. Elke scheiding, die ge aanbrengt tussen uzelf en uw wereld is een scheiding die ge aanbrengt in uw eigen vermogen tot leven, is een beperking van uzelf. Maar alles wat ge in uzelf erkent, wat ge in uzelf laat doorverken, alles wat ge tot u trekt, dat is ergens goddelijke kracht. Het is een weerkaatsing van goddelijke kracht, waarvan ge zelf de werking niet kunt bepalen of bestemmen. Maar het is een werking. En het is die werking, die uw leven rechtvaardigt; niet uw bestaan. Bestaan zelf rechtvaardigt uw wezen niet of het zijn ervan, maar alleen dat, wat ge daarvan aan de wereld teruggeeft. Daarmee, vrienden, begint een kort pleidooi, dat in deze dagen past. Het pleidooi voor de terugkeer tot het innerlijk magisch begrip. Het pleidooi voor de esoterische ervaring van het leven, waarbij alle praxis moet voortvloeien uit het innerlijk zonder meer. Wanneer gij zegt mijn God, dan spreekt ge tot uzelf. Maar wanneer ge zegt God, alleen maar God. en ge ziet die God als het totale leven, dan antwoordt gij met m: wezen op de totaliteit van het zijnde. En dan hoort die God u niet. Maar gij, wetend of niet, spreekt de woorden van die God; gij openbaart die God. Wanneer ge zegt de kracht Gods, dan bedoelt ge in wezen uw eigen kracht of uw eigen gebrek aan kracht. Maar indien gij zonder beperking zegt Kracht. dan weerkaatst ergens de goddelijke kracht. Met volgens uw eigen wezen en uw eigen denken, want dat kent ge niet. Maar volgens dat, wat ge waarlijk zijt, geeft ge iets van het Eeuwige weer. Gij zijt de spiegel, waarin de Oneindige Zichzelf beschouwt. En als de spiegel kunt ge slechts weerkaatsen wat is. Maar dat wat is, is de bron van alle leven en kracht, het is de basis van de korte droom, die u leven noemt, maar ook van de oneindigheid van uw wezen, dat door alle sferen en tijden heen bestaat. Is het dan redelijk, is het dan belangrijk of nuttig u te baseren op menselijk weten en menselijke wetten alleen? Uit de lichtende Kracht, die je in en rond je erkent, uit die stuwing tot leven, die je soms schijnt te drijven en te branden, uit die onbegrepen noodzakelijkheid, die je steeds voor anders doet zijn dan je zou willen, groeit je ware bestaan. BOUW niet een ideaal op voor jezelf. Bouw geen tempel voor jezelf en voor een God, die je eigen aangezicht draagt. Maar leef, opdat je deel moogt zijn van een eeuwige tempel, die God bouwt volgens Zijn plan en Zijn raadsbesluit. Beschouw je eigen kracht niet als iets belangrijks. Maar besef, dat die eigen kracht soms de hefboomwerking is van het Eeuwige, het eeuwige Zelf, dat een plaats vrijmaakt of dat een nieuwe gestalte bestemt. Uw lichaam is een werktuig, meer niet. Uw denken is de rationalisatie, waarmee het werktuig zichzelf de arbeid mogelijk maakt. Maar de zin van uw leven is God Zelf, die de Schepping bouwt. Het is de weerkaatsing van een eeuwigheid, die bestaat en die meer en meer scherpte en vorm aanneemt, totdat God tegenover God staat en versmelten kan met Zijn beeld. 6

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Wanneer je droomt van verplichtingen en bezit, wanneer je droomt van wetten en regels, wanneer je droomt van wetenschap en onwetendheid, dan is het alleen maar belangrijk van mens tot mens, maar niet van mens tot God. En de verhouding mens-God is de belangrijke. Hoe zinrijk of onzinnig de band is, die je vindt tussen jezelf en je God, wanneer er kracht uit voortkomt, wanneer er een resultaat in ligt en een leven, is hij waar. En al uw theorieën en al uw mooie dromen en uw constructies, die tenslotte niets uithalen, ze zijn bedrog, iets wat nietig is, mors en dood, voor het geboren is. Ge draagt in uzelf de eeuwige wijsheid. Dat is niet uw denken. Welk menselijk denken kan een eeuwigheid of een begrip van eeuwigheid omvatten? Je kunt het aanvaarden, maar omvatten kun je het niet. Maar het bewustzijn, dat in je leeft buiten die gedachten om, geven de eeuwigheid weer, mijne vrienden. Het geeft de oneindigheid weer. En. wanneer je zoekt naar bewustwording, dan kies je automatisch - zou ik haast zeggen -de esoterische weg. In jezelf zoek je trap na trap verruiming te vinden. Je zoekt de beperkingen van zelfgeschapen dimensies te verlaten om daarvoor het onbeperkte te leren beleven. De esotericus stijgt een lange trap op, ik weet het. Trede na trede worstelt hij zich omhoog, steeds weer menend dat hij zich verheven heeft en niet beseffend, dat zijn voorstelling omhoog in feite even goed een worsteling omlaag is en terzijde en vooruit en terug. Want er is geen richting in de eeuwigheid. Wat je doet is alleen maar proberen jezelf vrij te maken. Vrij te maken om die waarheid te erkennen, die je ergens weerkaatst en die uit je leeft. Daarom grijp je ook naar die wapens, die onbestemd zijn en die eigenlijk geen zin hebben en die menselijk redelijk niet zouden moeten bestaan. U grijpt naar de magie. Niet als een wetenschap, een systeem of een middel, maar als een besef van een innerlijke kracht, die je nergens kunt uitdrukken op een bepaalde manier, maar die in jezelf brandt en die vanuit jezelf geuit wil worden. Magie, dat is het antwoord dat wij geven op de krachten, die ons beroeren, spontaan, volledig, zonder voorbehoud, zonder beperking. Magie is ons wezen, dat zich instelt op God en dat niet anders kan doen dan antwoord geven op de Kracht Gods, weerkaatsen wat God ons zendt. In deze dagen bouwt de mens zijn grenzen steeds weer verder. Wij weten dat de mensheid langzaam maar zeker de theorie heeft verheven tot waarheid en van de werkelijkheid slechts eist, dat ze zich naar de theorie zal voegen. Maar u weet ook allemaal, wanneer ik dit zo zeg, dat het onmogelijk is. Het werkelijke leven voegt zich niet naar een menselijk begrip of naar een menselijk weten. En alle menselijk weten is slechts een registratie van feiten, waarvan de bronnen in feite onbekend zijn. Hoe is het dan met uzelf? Ge kunt omtrent uzelf en uw eigen innerlijk wezen theorieën opbouwen, ge kunt hele systemen opbouwen, waarin uw eigen wezen een bepaalde belangrijkheid en een bepaalde plaats krijgt, Maar ge kunt die kracht van de Eeuwige toch niet dwingen om te beantwoorden aan uw denken? De esoterische kennis, die ge zoekt, is maar de omkleding voor de kracht, die u beroert. Het is maar de afstemming van het eigen wezen op dat, wat rond je is, wat uit de eeuwigheid je raakt en wat een antwoord eist. En hoe meer je leert om uiting te geven aan de kracht, die je beroert, hoe minder in jezelf die gevoelens van beklemming, die verdoendheid, het branden in een mentaal vuur zal voorkomen. Wanneer je tracht die wereld naar je eigen wensen te dwingen, wanneer je tracht jezelf te dwingen naar bepaalde wensen of stellingen, wanneer je probeert de tijd te bepalen, niet beseffend dat het vliedend ogenblik misschien een uiting van de eeuwigheid is en je hele leven samen verder niets anders dan een onbelangrijke denkwijze, ja, dan verlies je het inzicht in het leven. In deze dagen mag je je niet vastklampen aan begrenzingen en beperkingen. Je moet jezelf zijn, maar dan ook eerlijk, volledig, zuiver, waar! Niet omdat je daarmede beter wordt, maar omdat je alleen op die manier een antwoord kunt geven op dat, wat rond je is. Omdat alleen de mens, die niet tracht in zijn eigen droom te vluchten, die niet probeert zichzelf te veranderen tot een standbeeld, dat geen leven meer heeft, alleen die mens, die waarlijk levend antwoord vindt op wat rond hem is, die antwoordt op God. Omdat die de wijsheid verwerft van een leven, dat niet gebonden is aan andere regels dan de wetten, die de Schepper zelf stelt.

EK 1963 - 1964

7

Orde der Verdraagzamen Misschien vraagt u zich af wat het betekent een Christusdrager te zijn. Misschien ook niet. Maar laat ik zeggen, dat de mens die zijn innerlijke kracht - onredelijk als ze moge zijn beschouwt als de werkelijke drijfveer, de werkelijke motivering van alle dingen, zich niet bekommerend om wat ze eigenlijk betekent, maar slechts wetend dat het goed is zo juist en zuiver mogelijk te volvoeren, die draagt de Christus. Gods liefde is een aspect van Zijn Wezen. De liefde Gods is voor ons de koestering, waarin wij veilig zijn. Zeker. Maar zij is meer. Ze is de kracht, die vanuit ons tot uiting moet komen. We kunnen Gods Liefde niet in ons opslaan. Zo min als je een zonnestraal kunt vangen in je hand, zo min kun je de goddelijke Liefde in jezelf ontvangen zonder haar gelijktijdig en rijker en ruimer weg te geven. Wat je geeft aan het Al, ben je. En nu denkt u allemaal op uw eigen manier. Sommigen denken dat het mooi is; anderen dat het wat onsamenhangend is; en weer anderen dat ze er eerst eens over moeten nadenken. Maar in feite is datgene wat tot u spreekt al lang gekristalliseerd. U weet al wat ik voor u ben. En u weet al waarop ik geduid heb, waarop ik gedoeld heb. Ge weet wat het voor u betekent, want in uzelf zijt ge wijs. Haar ge verwerpt uw eigen wijsheid. Ge verwerpt de goddelijke wijsheid, die in u ligt, omdat ge u gebonden hebt aan een illusie, aan een droom, Wanneer u ervan uitgaat, dan zult u leren de krachten te hanteren, die noodzakelijk zijn. Een mens, die in zijn denken, zijn handelen, zijn vertrouwen de spontane beantwoording is van de Kracht des Levens zelf, die kan een hele wereld licht maken of duister. Of het licht of het duister zal zijn, zal God bestemmen; dat kun je zelf niet zeggen. Je kunt niet bepalen wat je bent voor het leven. Dat is ook niet belangrijk. Maar u in uw vliedend moment van bestaan op deze wereld, dat ene moment, dat zich misschien vaak herhaalt, u, in dit ene moment dat voorafgaat aan een dood, waarin je voor een ogenblik je wat meer bewust wordt van je eigen wezen, u kunt uw betekenis alleen ontlenen aan de beantwoording van het Eeuwige; aan niets anders. Het zal u duidelijk zijn, dat daarom niet alleen de magie of alleen de esoterie de weg kan zijn. Zo min als het geloof alleen een weg kan zijn, of de rechtvaardigheid van leven, of de wetenschap. Het zijn al die dingen samen. De vraag is niet; is er een leven na de dood of is er geen leven na de dood? Ook al maken de mensen dat belangrijk. Belangrijk is: ik heb betekenis. Een mens die eens - al is het maar een enkel ogenblik - zijn zegel heeft gezet op het leven, doordat hij een goddelijke kracht weerkaatste, doordat hij een verandering aanbracht, waardoor de werkelijkheid meer kon beantwoorden aan de God, Die zij tracht te weerkaatsen, die leeft eeuwig. Die kan niet ondergaan. Zelfs wanneer er geen voortbestaan zou zijn, zou hij nog eeuwig leven, Dat is de soort eeuwigheid, vaarnaar u moet zoeken. Niet naar een voortbestaan in een sfeer of in een koninkrijk der hemelen, dat ergens later voor u openligt; een Vaderhuis, waarin u zult binnengaan. Zozeer als die dingen waarlijk bestaan op hun wijze, zij zijn de verschijnselen van het leven, die uzelf niet bepaalde, waaraan u niets kunt doen, waaraan u niet hebt. Ze zijn. Maar wat u vandaag bent of morgen, op het ogenblik dat u beroerd wordt door de kracht, zuiver stoffelijk misschien tot een dwaasheid toe, of in een plotselinge idee, die je aan een mens maar verder geeft, dat bepaalt je betekenis. Je zult ontdekken, dat je in jezelf ergens op den duur het systeem vindt. Want in jezelf heb je een systeem nodig. Anders kunnen je gedachten, kan je rede niet omvatten, wat verborgen ligt achter de menselijke wereld. En dan zul je ook ontdekken, dat je op een bepaalde manier jezelf kunt instellen op God, dat je God kunt reflecteren. Dat nu is het belangrijke voor deze dagen. Er zijn mensen genoeg, die zichzelf reflecteren of die proberen de belangen van een groep of de opvattingen van een groep te reflecteren. Maar wie probeert God te reflecteren? Zonder beperking? Zonder menselijke definities? Te zeggen; dat de kracht Gods van mij uit ga en werke? Zelfs niet zeggende wat die kracht moet zijn of doen. Voelen dat er een kracht op je inwerkt en zeggen; laat ze uitgaan. Kijk, dat is nu mijn onderwerp van vandaag. O, ik zal misschien wel meer tot u spreken, wanneer mijn taak dat toelaat. U zult mij misschien meester moeten noemen, want dat is usance. Maar wat doe ik anders dan te 8

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

proberen iets meer te reflecteren van het licht, dat in u leeft, dan uzelf al kent? Wij zijn tenslotte gelijk. En als ge begrijpt wat ik u zeggen wil, dan ben ik niet meer en niet minder dan een deel van uw wezen. Nu weten we allemaal, dat het heel, moeilijk is om je een innerlijke weg voor te stellen; of om een magisch iets te vinden, dat je voldoende beroert. Toch is het zo gemakkelijk. God is altijd rond je, de Kracht is rond je. Alles wat je doet hoeft een goddelijke betekenis. Ook wanneer je denkt, dat het eigenlijk helemaal niet goddelijk is. Je betekenis kun je niet ontraadselen. Uit de schijnbare impuls spreekt soms de Oneindigheid. Dan kun je alleen maar dit doen; je kunt voor jezelf de suggestie opbouwen, voor een kort ogeblik, die beantwoordt aan je behoefte om dat licht te kennen. En realiseer u dan, dat het een suggestie is. Weet dat het niet een directe werkelijkheid is, die zo voor u bestaat, maar. dat het een werkelijkheid is, waarop u zich afstemt. Dat u probeert met uw beperkte begrip, met uw beperkte vermogens (zoals ook mijn vermogens en begrip beperkt zijn) de Oneindigheid dichterbij u te brengen. Wanneer ik ga zeggen Er is hier een licht rond ons, dan is dat waar en onwaar. Het licht is er. Maar is het het licht, dat ik mij denk? Dat weet ik zelve niet. Ik weet alleen, dat mijn wezen antwoordt op een Kracht en op een Licht. Meer niet. Wanneer ik u dan zeg: Dit licht, deze golvende deken van licht, gaat langzaam maar zeker een vorm aannemen, een gestalte, dan is het waar, want ik denk het. In mij is het waar. En buiten mij kan het waar zijn. Maar is daarom dat licht minder? Wanneer ik de kracht voel, een levende, circulerende kracht, is dan daarom, wat ik zeg, onwaar? Beoordeel de dingen niet naar hun uiterlijke schijn en de suggestie niet aan de hand van wat ze schijnt te impliceren. Beoordeel alle dingen alleen naar de innerlijke kracht, die ze wekken. Dat innerlijk gevoel van ontrukt zijn. Dat innerlijk gevoel van contact met het Hogere. Die af stemming, waardoor je iets betekent, waardoor je iets kunt weergeven. Nu vindt u mij misschien - zoals ze dat tijdens mijn leven op aarde ook zo vaak hebben gedaan - een dwaas. Maar waarom zou ik geen dwaas zijn? Want is een dwaas, die zijn God voortdurend in zich erkent, niet beter en gelukkiger dan de grootste wijsgeer, die achter een onbereikbare Godheid moet aanjagen? Ik heb in mijn tijd wonderen gedaan. Sommige waren suggestie, sommige ook voor mij een onverwachte weerkaatsing van een goddelijk Licht vanuit mijn wezen. En ik weet zelf niet in hoeverre die wonderen wonderen waren. Maar ik weet dat mijn wezen, wanneer het wáárlijk bestaat, in één stap van Rome tot Ostia gaat; dat het Licht in mij de levende ziel terugwerpt in een lichaam, dat dood is; dat een gedachte, die mij beroert, vele eeuwen lang aan een grot een sfeer geeft en een vreemd licht, waarin een ieder, die daarop afgestemd is, die gedachte een ogenblik kan herbeleven. Dat weet ik wel. Ik weet niet veel. Maar al die dingen weet ik, want ik heb ze beleefd op uw wereld en ik heb vanuit vele sferen de uitwerkingen ervan gezien. En toch moet ik eerlijk spreken en zeggen: ik weet niet wat ik ben. Ik weet slechts dat mijn wezen steeds weer antwoordt op het Licht, dat rond mij is. En zoals het voor mij mogelijk was, zo is het voor u mogelijk. Zoals er voor mij een bestemming was, die uit schijnbare dwaasheden soms is opgebouwd en voerde naar een onvoorstelbaar vreemde bestemming, zo zal het bij u het geval zijn. Daarom, vrienden haast zou ik zeggen; kinderen zoek in jezelf of er iets is buiten je, waarop je een antwoord geeft. Vraag dan niet naar een vorm of een uitvoering, vraag niet naar een nauwkeurige omschrijving van het begrip, maar beleef in jezelf wat rond je is, Weerkaats wat rond je is, ook al kun je dan niet bepalen wat het precies doet. Probeer voor jezelf bewust te zijn, dat je elk ogenblik deel bent van een groot, levend geheel. En wees je van die belangrijkheid van je eigen leven niet al te zeer bewust. Dan alleen pas je in deze tijd. Dan alleen pas je in de bewustwording. En dan alleen weet je wat de goddelijke Kracht is; Een onbestemd gevoel, dat als een bliksemschicht voorbijtrekt voor je het erkend hebt en dat soms met jezelf en soms in de wereld rond je dingen doet, die je onmogelijk achtte. U bent hier, omdat u wilt leren. Leer dan allereerst te antwoorden op dat enige wat je drijft, dat belangrijk is voor je en waarvan je voelt, dat het een betekenis heeft, die ver buiten het heden ligt. EK 1963 - 1964

9

Orde der Verdraagzamen Misschien kom ik nog eens terug om met u te praten over mijzelf, over het leven en bovenal over de Kracht, waarvan we eigenlijk niet eens weten wat ze is. Maar voor vandaag moet ik gaan. Want u bent een doel van mijn taak of van mijn droom, maar die taak omvat meer en die droom omvat haast een oneindigheid. Het ogenblik dat het Licht tot mij sprak en dat het voor mij was of er een vonk van mij kon uitgaan, die u kon beroeren, is voorbij. Ik wens u niets toe, waarom zou ik? En ik geef u niets. waarom zou ik? Het enige wat ik u zeg, is dit; alles wat ik ben en gezegd heb, dat bent u zelve, wanneer ge u van uzelf bewust wordt. En alles wat waarlijk belangrijk is in uw wezen, wat waarlijk u het gevoel geeft van leven, van beantwoorden aan het levende, dat moet u zelf bepalen. Als het mogelijk is dat wij gezamenlijk het ware beeld Gods vormen, dan zullen we misschien begrijpen waarom. Ik ga nu het medium vrijgeven. Tot besluit mag ik opmerken; dit afscheid is alleen uiterlijk, tenzij u het innerlijk tot een werkelijkheid maakt. Goeden avond. Nummer 2. Esoterisch magische Kring. 8 oktober 1963. Goedenavond, vrienden. Deze avond zal iets anders zijn dan de vorige bijeenkomst van deze groep. Want wij hebben in deze bijeenkomst allereerst een leerrede; daarna weer een zuivere les, een meer esoterische les. Beide lessen worden ook deze maal weer gegeven door gastsprekers, waarvan een die u waarschijnlijk beter zult leren kennen in de loop van de tijd. Ik mag ook deze maal weer de opmerking maken, dat het totaal van de lering op een bijna subluminaal vlak ligt. Er wordt dus veel gebracht wat u moet absorberen, zonder dat het mogelijk is dit direct in woorden te omschrijven. En daarbij heb ik dan een klein commentaar. Zoals u waarschijnlijk weet spelen semantische associaties (d. w. z. klankassociaties) in de taal een zeer voorname rol. Zij vormen nl. de sleutel tot bepaalde belevingen. Het kan dus voorkomen, dat onze gasten een taal gebruiken, die uws inziens wat gewrongen is, of waarbij u meent hiaten te ontdekken. Het is goed, dat wij ons realiseren dat dit opzettelijk wordt gedaan. Het gaat nl. niet alleen om het leveren van een briljante redevoering met diepe inhoud, Het gaat om een verbinden, die geschapen moet worden tussen de mens en de kracht in de cosmos (een band a. h. w. tussen mens en Meester) en daarmede het realiseren van waarden, die niet totaal stoffelijk te uiten zijn, Hierbij wordt dus gebruik gemaakt van de semantiek om zo in u de nodige reacties vast te leggen en wat meer is bepaalde zinnen en bepaalde beeldassociaties a. h. w. in uw wezen te verankeren. En nu met deze inleiding de zaak voldoende is voorbereid, geef ik u over aan onze eerste gast van vandaag en hoop ik, dat hij u en in de rede en ook in het geestelijk bewustzijn zal kunnen beroeren. Vrienden. Wanneer een mens zoekt naar wijsheid, zo kan hij gaan tot de Bron, waarin het totaal levende zich openbaart. Maar een mens leeft niet als een vis in de wateren. Het element van beleving, ja, de mogelijkheid van bestaan is voor hem in het water van de Bron niet altijd voldoende. Daarom gaat hij terug naar de oever. Hij beschouwt vol verwondering de Bron, zonder haar werkelijke oorsprong en werking te vatten en verlustigt zich aan al datgene, wat rond deze Bron kenbaar is geworden in de schepping. Wij zullen deze avond trachten om gezamenlijk een ogenblik te zien in deze Bron der wijsheid en van uit die Bron der wijsheid tot ons te laten spreken de werkelijk levende krachten, die ons wezen door alle sferen heen beroeren. Wanneer ik schouw op het water, zie ik slechts de weerkaatsing van de hemel en de weerkaatsing van de bomen rond de bron. Wanneer ik tracht mijn God te beschouwen, zo dringt mijn blik niet in Zijn wezen door. Ik zie slechts de weerkaatsing van al datgene, wat zich boven het water (boven het Goddelijke) bevindt; de schepping. Alle wijsheid is niet gebaseerd op de levende Kracht zelf, maar op een ín die levende Kracht gewonnen overzicht van het geschapene.

10

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Wanneer wij trachten door te dringen onder de waterspiegel, zo zien wij als vage schimmen misschien een enkel visje, een enkel waterdier zich bewegen en wij weten niet hoe of waarheen en wij weten misschien niet eens hoe het zich voedt, waar het slapen zal, hoe het denkt. Wanneer wij in onszelf schouwen, zo vinden wij ook daarin de weerkaatsing van het Goddelijke, de bron van onze wijsheid. En vaag daarachter zien wij de schimmen van wat ons lijkt te zijn de grote wijsheid. Al datgene wat ons toeschijnt te zijn de openbaring, die nabij is. Maar kan ik een vis uit het water halen en haar volledig beschouwen en leren kennen, zonder haar te doden? Kan men het ongeopenbaarde in zijn vage vorm brengen in de kilheid van menselijk redelijk denken, van het ontledend doorzien van bepaalde sferen, zonder de kern ervan teniet te doen, het leven? Wijsheid is het levende en wijsheid is schimmig. Zij heeft niet het concrete, waar de mens zich zo gaarne mee bezig houdt. Zij heeft het verdwaasde van een beeld, dat telkenmale van omtekening en omlijsting verandert, zonder dat wij het wezen beter beseffen. In uw eigen wezen zijn vele dingen, die gij niet beseft. Gij hebt levens gevoerd vddr dit en ze zijn als het kruid, dat onder water groeiend een vage schemering van wuivend groen is achter de weerspiegeling van uw wereld. Ge hebt bewustzijn opgedaan in sferen. Gij hebt een keuze gemaakt voor een bepaald pad. Gij hebt u bekend tot een bepaalde reeks belevingen. En al het bewustzijn daarvan blijft onderdrukt en vaag achter de weerspiegeling van de wereld, waarin gij alles zoudt willen kennen. Een mens, die over krachten beschikt, meent vaak die krachten te moeten toeschrijven aan die schimmen en hij geeft die schimmen een gestalte. Vandaag is het een verschrikkelijke tempelwachter, morgen is het een engel, overmorgen een draak, die langs de hemelen snelt. En hij zegt; Ziet, dit is de gestalte van de kracht, die in mij woont. Maar kan de mens in waarheid omschrijven welke kracht in hem woont? Kunt gij zeggen wat u werkelijk beweegt? Ja, kunt gijzelve in uw redelijke wereld een onderscheid maken tussen de vage dagdromen, die u soms motiveren en de feitelijke toestanden, zonder welke gij niet zoudt kunnen en willen bestaan? Het is u onmogelijk. Leer daarom allereerst dit: Dat, wat vaag is en schimmig in ons wezen, kan niet tot leven en vorm worden gebracht door het te kanaliseren, te kritiseren, te aanschouwen in onze eigen zin en vorm. Wij moeten eerst terugkeren tot het element, waaruit wij geboren zijn, om de gestalten daarin levend te kunnen beseffen in hun ware bestaan. Zo blijven ons de raadselen. En als wij gezeten zijn bij de bron van wijsheid en de weerspiegelingen zien, dan lijkt het ons soms, dat een lichte rimpeling van het water de vormen vertekent. Wat boven ons en rond ons onveranderlijk en vast is, is vaag en vliedend geworden in de weerkaatsing. De bron der wijsheid, dat is de kracht der eeuwigheid, dat is het goddelijk leven. En in het goddelijk leven veranderen alle dingen voortdurend en keren toch weer tot hun uiteindelijke vorm terug. Maar wie het beeld kan lezen, beseft dat ook de veranderingen feitelijk zijn, al zal de beschouwer van de werkelijkheid ze niet erkennen. Wanneer er in u, mijne vrienden, een beeld is van de wereld, dan is dit niet vast. Het verandert, het fluctueert als het zonlicht, dat door de tussenliggende bladeren van het geboomte nu eens hier, dan eens daar, zijn fellichte plekken tekent. En toch is het altijd dezelfde zon en hetzelfde licht, maar de plaats waarop het de bodem beroert is steeds een andere. Uw werkelijkheid is niets anders dan het licht van de goddelijke Kracht, dat neerschijnt door het geboomte der vele werelden in uw eigen bestaan. En telkenmale, wanneer iets verandert in een van die vele werelden, die tussen u en uw God liggen, zal er een andere kracht en een andere invloed werkzaam zijn in uw leven. En ge kunt u daaraan onderwerpen. Maar wie leert opwaarts te zien, die heeft misschien de mogelijkheid. om een enkele tak te snoeien: en ziet, er is permanent licht op een plaats, er is warmte, en zon. En waar eerst alleen een paddestoel wilde groeien, kan nu een bloem staan. Op dezelfde manier kan de mens, die esoterisch streeft, in het totaal van de geestelijke werelden die boven hem staan soms voor zich invloeden wijzigen, invloeden veranderen. Het is geen grotere bewustwording, die hieruit voortvloeit. Toch is de werking volledig esoterisch. Want ziet, de hoogste Kracht dringt direct tot uw heden en uw huidige toestand door. EK 1963 - 1964

11

Orde der Verdraagzamen Ge zult moeten beseffen, dat wij niet mógen volstaan met een meditatief neerzitten aan de Bron en schouwen alleen. Want de Bron weerspiegelt alle wezen, maar het is niet de Bron die ons voedt. De Bron is de werkelijkheid, de eeuwige werkelijkheid, die onveranderlijk bestaat. Maar de kracht die ons voedt is het Licht, waardoor de Bron weerspiegelen kan, waardoor alles wat is leven kan. En zo zal zich de totale bewustwording van de mens en ook de totale realisatie van zijn vermogens altijd weer afspelen tussen die twee factoren: het levende Licht, dat in hem bestaat en de voortdurende openbaring van een onveranderlijke en eeuwige werkelijkheid. Het lijkt dagelijks stoffelijk dagelijks

u misschien moeilijk om deze dingen in overeenstemming te brengen met uw leven en met uw werkelijk bestaan. Laat mij daarom trachten zo goed ik mij uw bestaan althans herinneren kan het geheel te transponeren op het vlak van uw beleven.

Gij leeft in een te grote volte van feiten en gebeurtenissen. Uw hele wezen is gebaseerd op een uitbreiden van zijn eigen belangen, bezit, verbindingen. Ge wordt overstelpt met alles wat tot u komt en alles is deel van de eeuwigheid. Maar wanneer u bezig bent met bewust uw eigen leven in de materie uit te breiden (meer inhoud te geven, zoals u dat vaak noemt) en gelijktijdig verzuimt om het Licht zelve, de bezielende kracht, in elk van die uitbreidingen te activeren, zijn zij dood, zijn zij nietig. Zij zeggen niets tot u, zij spreken niet tot u. En ofschoon ge ze misschien zelf beoordeelt of uzelf daarom veroordeelt of prijst, leven ze niet. Ze zijn geen deel van de werkelijkheid. Ze zijn een schimmige droom, die voorbijgaat. Maar soms weet je als mens een eenheid van de energie van het licht van het gebeuren met een feit, iets wat je zelf gesteld hebt, naar je meent. En op dat ogenblik blijkt dat feit rust te geven. Het is alsof dat feit zichzelf handhaaft, het leeft zelve. Je behoeft dat niet ten koste van alles in stand te houden of opnieuw te doen ontstaan. Het groeit zo natuurlijk als een plant, die zich voedt uit de aarde en streeft naar de zon. En zo gaat het met vele dingen. Wij menen al te vaak dat de esoterie, dat het gebruik van de bovenzinnelijke krachten, dat het contact met hogere entiteiten, met krachten van Licht, gebaseerd is op het voortdurende streven van de mens alleen. Dit is niet waar. Zo ge hier toehoort naar wat ik zeg, zo zult ge u misschien afvragen waar de betekenis ligt van mijn woorden. Maar hebt ge dan niet ontdekt, dat wanneer gij het Licht kunt doen schijnen (het innerlijk Licht) op uw wereld al is het op nog zo’n klein deel ervan dat dat deel zichzelf vervult? Niet gij bepaalt uw wereld. Gij bepaalt slechts wat in die wereld leeft en wat waan blijft een waan, al is het nog zo feitelijk werkelijk voor alle andere mensen. Innerlijk licht. En een innerlijk licht kun je alleen verkrijgen door de hinderpalen, die tussen u en het Licht staan ongeacht of zij uit sferen stammen of uit uw eigen wereld te verplaatsen, te veranderen of zelfs teniet te doen. Meen niet, dat ge een sfeer kunt schaden. Maar ge kunt uw eigen harmonie met een sfeer zozeer wijzigen, dat zij niet meer uw aandacht opvraagt zonder meer. Dat zij voor u niet is een doorkijk, waardoor ge opziet tegen het bladerdek van het verschijnsel van een hogere wereld, maar niet de zon ziet, die aan de hemel staat. Ge kunt uw eigen innerlijke afstemming wijzigen, tot zij voor u is geworden een deel van de grote levensatmosfeer, waardoor de levensadem van het Licht zelf tot u neerdaalt. Het is niet nodig om een sfeer te kennen, om haar innerlijk te proeven en te weten wat zij betekent, wanneer gij een hinderpaal wilt verwijderen. Zo min als het nodig is om te meten hoeveel cm een hinderlijke tak boven de aarde verheven is om haar te kunnen wegsnoeien of haar schaduw te ontgaan. Besef wel, dat het dus niet in de eerste plaats de kennis is van een wereld of sfeer, die indruk uitoefent. Dat het niet de kennis is, die bepaalt wat ge volbrengt. Dat de kennis op zichzelf alleen maar een zeer bescheiden hulpmiddel is, waarmee ge misschien in die sfeer iets tot stand brengt. Belangrijk is uw oriëntatie, niet op een sfeer of wereld, maar op de zon, het goddelijk Licht. Wanneer wij aan de bron der wijsheid zitten en mediteren, dan komt er een ogenblik dat het duister wordt. De zon gaat heen en in plaats van het licht, dat scherp de wolken tekent, blijft nu alleen een zwart vlak over, waarachter geen schim meer zichtbaar is en waarin alleen een enkele fonkelende punt aantoont, dat er sterren aan de hemel staan. Ook dan is de mens geneigd om te zeggen: Ziet, mijn God heeft mij verlaten. Of; De wereld is veranderd. De wijsheid blijft hetzelfde. Wat meer is: de vage schaduwen van een boom, van een rots, die je 12

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

ziet als je rond je kijkt, zij zijn alleen zichtbaar dank zij het weerkaatste licht van uw zon. Ook wanneer het in het leven duister lijkt, is er het goddelijk Licht; maar het is diffuus. Zo zijn er in elk leven perioden, waarin de kracht van de Eeuwige alleen a. h. w. zijdelings het “ik” beroert en in stand houdt. Er zijn ogenblikken, dat het “ik” een directe band ermee kan ervaren. Werk zolang het dag is. De nacht is om te rusten, om te spelen, om te dromen. Maar de dag, waarin het “ik” een glimp kan opvangen van het licht, waarin de lijnen fel zijn en het bewustzijn scherp omschrijft wat het “ik” moet zijn en doen, is de tijd om de hinderpalen te verwijderen. En zo ge dit al hebt beseft, zo hebt ge een van de grondregels gevonden, die door alle tijden heen maar zeker ook in deze tijd in het bijzonder een sleutel vormen; niet tot het wereldgebeuren, maar tot het leven. Gij leeft. En niets is voor u zo belangrijk als dit feit. Gij leeft. Zelf wanneer uw lichaam sterft, zo zult ge leven. Zolang ge leeft, zijt ge deel van de eeuwigheid. Zou het mogelijk zijn om te sterven, waarlijk, ge zoudt met uzelf het Al uitblussen en uw Schepper. Voor u zou er geen God meer zijn. Er zou alleen een niets blijven. Niet eens een duistere leegte, maar eenvoudig een niets. Dat leven is het belangrijkste. Dat leven moet allereerst erkend zijn. Het moet zich uiten. En het is het leven dat zich door ons openbaart, niet wij die door het leven onszelf openbaren. Wij zijn beperkt in onze mogelijkheden; maar waar het leven is, daar kunnen wij ons openbaren. En dan moeten wij ook weten dat wij leven. Wanneer een tovenaar of magiër een machine maakt, een pop die op bevel schaakspeelt, de trommel roert, zijn zwaard doet flitsen. of een fluit doet klinken, dan leeft hij misschien omdat hij beweegt, maar het is geen werkelijk leven. Er is niet innerlijk iets, wat deel heeft; er is alleen een reactie zonder meer. Het leven is alleen maar de weerkaatsing van het vernuft, van het denken, van het weten van anderen. Zolang gij u niet elk ogenblik van het feit, dat gij leeft, van het leven in uzelf bewust bent, kunt ge als zon automaat handelen. En wie zal tot de automaat zeggen: Gij schaakt niet juist, of uw fluitspel klinkt vals, of uw dans verliest haar ritme? Dat zou dwaas zijn. Daarom zal de mens, die in deze dagen bewustzijn zoekt en lering, zich allereerst en bovenal bewust moeten zijn van het feit, dat hij of zij leeft. En met dat begrip van leven moet de definitie komen hoe dit leven nu bestaat: in licht of in duister. De zon schijnt voor de gehele wereld. Maar als tien ingewijden zitten rond de bron der wijsheid, waarlijk, het kan voor een van hen dag zijn en voor de anderen nacht. Of allen kunnen het licht van de dag aanschouwen en een leeft in de nacht en ziet de sterren. Want uw leven is op een eigen wijze verbonden met de eeuwigheid. Dit is een tijd voor uw wereld van licht. Maar wat kan dit licht u zeggen, wat heeft het voor werking of kracht voor u, wanneer gij het licht niet beseft? En daarom is een regel belangrijk voor u: weet, dat ge leeft. Leef het leven bewust, elk ogenblik en tracht u bewust te zijn van het licht. En zo er geen licht kenbaar is, roep niet uit: Ik faal. Maar zeg: . Voor mij heerst nog de nacht. Laat mij dan spelen, laat mij het licht der sterren zien, opdat wanneer het dag wordt ik in staat zal zijn het licht van de dag te verdragen en de macht van het licht te maken tot iets, wat werkt in en door mijzelf. Zeg niet: Reeds nu in het duister baan ik mij een weg naar het licht. Want hoe kunt gij weten hoe ge uw weg moet banen? Al zoudt ge in duizend sferen trachten de juiste harmonie te doen ontstaan, zolang het licht er niet is, weet ge niet hoe de relatie licht sferen persoonlijkheid gelegen is. Dat kunt ge alleen doen op het ogenblik van verlichting. Daarom zou ik u de raad willen geven: Neem uzelf niet zo ernstig, zolang u het licht niet in uzelf beseft. Weet dat ge leeft, altijd door. Maar wacht op dat ogenblik, dat ge voor uzelf kunt zeggen: Ik ben mij ervan bewust. Er is licht, er is een kracht. Ik kan haar niet definiëren, maar ze is er. Er is niet meer de zinloosheid van een voortgaan in sleur, van een ontvluchten misschien aan delen van het bestaan, die ik niet aanvaarden kan. Nu is er ergens een hoger iets, er is iets wat mij drijft. En zodra dat gebeurt, zult ge ontdekken: het drijft uw leven niet evenredig. Vandaag drijft het u in stoffelijke regionen, morgen doet het u dichten. Zeg dan niet: Zo moet het zijn. Zeg tot uzelf: Eerst wanneer geheel mijn wezen is opgenomen in dit licht, is het juist. Tracht uw EK 1963 - 1964

13

Orde der Verdraagzamen geestelijke oriëntatie te veranderen, tracht uw stoffelijke harmonieën te veranderen, totdat ge kunt zeggen: Heel mijn wezen is licht. Overal voel ik de koestering van dit geladen worden met kracht, van dit geleid en gedreven worden. En wanneer ge dan het licht erkent, zeg dan niet: Ik wil de baan van de zon bepalen. Ja, Osiris, het herrezen licht, is in staat om dit te doen. Maar gij, gij draagt niet de zonneschijf langs de hemelruimte. Gij draagt niet het goddelijk Licht langs de banen der oneindigheid, voordat gij één zijt geworden met uw Schepper. Zo, wanneer het licht geheel uw wezen evenredig beroert, staak uw streven. Laat die zon in u wakker roepen wat vrucht het leven in u heeft gelegd. Laat daaruit groeien het denken, de handeling, het weten. En wanneer ge dan schouwt naar deze bron met haar spiegelend vlak, dat gij wijsheid noemt en ge ziet de schimmen gaan, zeg niet: Ik zal de schimmen najagen. Zeg tot uzelf: De schimmen zijn het wezen. Maar de weerspiegeling in de wijsheid doet mij het wezen kennen van datgene, wat nu belangrijk is. Wanneer ik als vis mij baad in de bron der wijsheid, zo zal ik de vissen leren kennen, die daar zwemmen en de kruiden, die erin groeien. Ik zal zien waar het koele water vandaan stroomt en misschien beseffen, hoe uit het ingewand der oneindigheid. de tijd opborrelt. Maar nu, nu kan ik alleen maar beschouwen. van uit mijn wereld, van uit mijn kennen, van uit mijn bewustzijn. Esoterie is verwant aan magie. En beide zijn alleen een aspect van volledig leven. Wanneer gij nl. de zon in uzelve kent, dan ontstaan er in u mogelijkheden, waarvan ge in het duister niet hebt gedroomd. En zo de zon u onmiddellijk beroert, zo zijn er in u krachten, die ge in de schaduw niet hebt vermoed. Zo is het wanneer ge staat tegenover de levende Kracht zelf. Uw wijsheid alleen kan u niet helpen. Maar wanneer ge een band hebt gevonden met het ware Licht, een evenredige band als het mogelijk is, dan wordt daaruit het wonder geboren. Dan is zelfs uw daadloze aanvaarding een magische activiteit. Want ziet, de weerkaatsing van het licht van uit u, de krachten bij u ontstaan, de voeding die gij uw wereld biedt, zij maken die wereld tot een andere. Dit is het verhaal van de bron der wijsheid, die in de tuin des levens staat. Maar er is nog een verhaal, Eens vond men begraven in de blauwe klei onder de afval van de hoge bergen, verborgen in de schaduw die bijna eeuwig is, een grote brok steen, een diamant. En een ieder die haar beschouwde meende: het is een steen. Tot er een wijze kwam. En hij ontdeed haar van haar schil. En ziet, ze glinsterde. Het was een flonkerende steen en menigeen roemde hem. Totdat op een dag een meerbewuste kwam en ziet: deze spleet de diamant, zodat ze haar kristallijnen vlakken kon prijsgeven aan het licht, het licht kon drinken en weerkaatsen. En een ieder zei: Ziet, nu is de zon op aarde gedaald in tweevoud. Toen kwam de Meester. Hij greep de beide helften van de diamant en met de ene helft sleep hij de andere, totdat zij vele facetten kenden en elk een verveelvoudiging was van alle licht. De ingewijde bracht de beide stenen naar een tempel, die was gelegen in de diepe ingewanden van een hoge berg. Daar in de duistere gangen, verlicht door een enkele fakkel, hadden de priesters gezocht naar het geheim en ze hadden het niet gevonden. De twee diamanten echter droegen in zich het licht der zon. En ziet, de zon trad binnen in het rijk der onderwereld en het werd tot een paradijs. De zoekenden zagen hun doel. En van hun verblinding bekomen wisten zij: de kracht der goden is met ons. Zoals de diamant, zo is de kracht van de ziel, die in de mens ligt. Omhuld door de foutieve laag van droge wetenschap en erkenning van vooroordeel kan zij niet leven. Vallen vooroordeel en schijnwetenschap weg, dan geeft zij iets weer van haar werkelijkheid. Haar glans is hoog en de kostbaarheid van haar wezen openbaart zich. Maar nog is het niet genoeg. Want onze ziel moet erkennen, dat zij leeft in de tegenstellingen van tijd en tijdloosheid. Gespleten moet zij zijn door het bewustzijn, dat wij eeuwigen zijn. en toch slaven van de eeuwige wind der momenten. En hebben wij dit beseft, dan weerkaatsen wij de eeuwigheid, niet eenmaal maar tweemaal. Eens in de macrocosmos, waarin wij bewust en eeuwig reeds zijn; en eens in de microcosmos van de tijd, waarin wij leven. Wij zijn dragers van licht.

14

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

En dan komt het moeilijke ogenblik, dat wij zoekende naar net innerlijk bewustzijn de kracht van de ziel, van het tijdloze en eeuwige, moeten afwegen tegen de kracht van de tijd, van de tijdelijkheid en het gebeuren. Wanneer wij dit juist doen, dan ontstaan er in beide delen van ons wezen facetten. Facetten, die het mogelijk maken door te dringen in de verborgenheden van onze eigen ziel, van onze eigen geest. Dan hebben wij een licht, dat het ons mogelijk maakt in de duisternis van het onbegrepen eindeloze voor het eerst te zien, wie wij zijn. Dan zullen wij ook in de beperktheid van een tijd over de ogenblikken en de scheiding der. jaren wegziende, weten: dit zijn wij. De vele delen van ons wezen, die verward waren en strijdig met elkander, dolend in een dwaaltuin van onbegrip, worden uit de onderwereld levend, worden één en keren terug tot het paradijs. Dat is esoterie en magie. De handelingen, die de diamant splijten, zijn de handelingen, waardoor de magische kracht in de mens bewust wordt. De kracht van ziel is het evenbeeld van de kracht der materie. De kracht van het tijdloze is het evenbeeld van de kracht in de tijd. Daardoor zijn de waarden van beide werelden in elk deel van ons bestaan behouden. En wanneer wij die waarden tegen elkander afwegen, zoekende naar de juiste verhouding, facet na facet vindend, waarin het eeuwige Licht zich opnieuw weerkaatst, zo worden wij beheersers van onze zielewereld en van onze stofwereld en tijdwereld. En wanneer wij ten slotte het werk voltooid hebben en niet schromen binnen te gaan in de wereld, die de mens de wereld der duisternis noemt, noch schromen op te gaan tot de wereld, die de mens noemt die van een verblindend licht, zo zullen wij dank zij de krachten die wij in ons dragen zien en beseffen. En dit is de voleinding van ons wezen. Werk daarom met de krachten van stof en geest. Laat het Eeuwige weerklinken in de tijd en laat al wat in de tijd geschiedt betekenis hebben, die tijdloos is. Dit is de weg der bewustwording. Dit is de hantering van de krachten. Dit is de vervulling van uw bestemming. In deze dagen geldt deze wet zoals vroeger, met een verschil: vandaag is het dag, ook wanneer de morgennevel nog veel verhult. In uw tijd is het dag van goddelijk Licht voor haast elke mens uit deze golf der bewustwording. Laat dan de dag niet voorbijgaan zonder uw wegen te ontdoen van het onbelangrijke. Laat de dag niet voorbijgaan zonder tenminste eens de glans van het Eeuwige te hebben gereflecteerd; en zo mogelijk de kracht te hebben gevonden om de delen van uw wezen afzonderlijk te beschouwen en toch de kracht van beide delen gezamenlijk in elk deel tot uiting te brengen. Dit is al, wat ik u voor heden wil brengen. Het begin van een weg, meer niet. Maar zo ge mediteert en neerzit aan de bron der wijsheid, gedenk mijn woorden. Opdat gij niet zoekend naar schimmen, die gij niet waarlijk en levend kunt kennen van uit uw huidig standpunt vergeet de werkelijkheid van uw wezen te openbaren. Zo het mij toegestaan en mogelijk is, hoop ik meermalen met u te spreken over deze ontwikkeling van het eigen wezen. Goedenavond, vrienden. Altijd weer, wanneer de aarde en het licht met elkaar in contact komen, ontstaat er in de mens een eigenaardige verwarring. Je ziet hoe de mens in zich iets aanvoelt als juist en het toch verwerpt als onjuist. Je erkent hoe hij in plaats van het licht dat je hem geeft te gebruiken om meer licht te scheppen, het gebruikt als een vuur waaraan. hij zichzelf brandt en er misschien anderen mee schaadt. Voor ons allen is licht een van de krachten van het leven, en het totaal van alle lichtende kracht op zichzelf wordt voor ons uitgedrukt in het contact met onze medeschepselen. Er is een zekere waarde van harmonie en van eenheid, die wij niet voor onszelf kunnen verloochenen, wanneer wij zoeken naar een nieuwe openbaring naar een nieuwe kracht. Is er ergens in de schepping voor ons dan niet de vervulling? Wij dromen. van het ideaal en door vele levens en vele gebeurtenissen heen blijven we zoeken naar het ideale. En altijd weer is er de teleurstelling en het tekort. Het is over deze dingen, dat ik vandaag zou willen spreken. Want altijd weer als je tot de wereld komt en je tracht te helpen, altijd weer als je probeert iets van je eigen harmonie, je EK 1963 - 1964

15

Orde der Verdraagzamen eigen wezen te geven aan de mensen, dan ontdek je datzelfde. Ze zoeken naar een ideaal, naar niet naar datgene, wat bestaat en dat wat is. Neen, ze zoeken naar het onzichtbare, naar de droom waarin ze leven. Is dan de wereld van de mensen ten slotte een wereld van droom? Is het dan alleen maar een schimmenspel, waarin men zichzelf niet meer beseft? Neen, het is heel wat meer. Want de dromen zijn alleen naar de ontkenningen van de werkelijkheid, die wij in ons dragen. Zeker, de droom openbaart ons aan onszelf, maar we kunnen de droom niet lezen. En het ideaal, dat ons wezen vervult en dat we steeds weer zouden zien als we maar konden dat we zouden beleven keer op keer, blijft ergens weg. Wij zijn misschien wezens, die gebonden zijn aan de woestijn, maar we dromen van de vruchtbaarheid van de oase. Wij zijn wezens, die geketend zijn aan de zakelijkheid van het dagelijks leven en we dromen van de magische macht, waarmee we alles kunnen overvleugelen. We zijn misschien de eenvoudige dienaren van anderen en wij zouden de vorsten willen zijn, die alles in orde maken. Denk niet, dat dit alleen maar bestaat bij u. Het bestaat bij ons evengoed. Want wij zijn allen schepselen en wij zijn allen ten slotte ergens gelijk. En ik geloof, dat het grote verschil, dat er bestaat tussen u in uw stoffelijke vorm en ons in de verschillende geestelijke werelden, hoofdzakelijk een verschil is van droom. Onze droom ligt iets dichter bij de werkelijkheid dan de uwe. Maar dromen op zichzelf kunnen de werkelijkheid niet wegvagen, ze kunnen ons niet omvormen of veranderen. Zij kunnen ons wat dwazer maken dan wij zijn misschien, of wat wijzer; maar dat ook alleen maar in uiterlijkheden. We moeten van de droom naar de verwezenlijking, naar de werkelijkheid toe. En dan niet alleen maar op een speelse manier, op een manier van eens proberen. Neen, met de werkelijke overgave van het hele wezen en van alle krachten. En zo zou ik voor u vandaag willen trachten iets van die krachten duidelijk te maken. U bent hier op het ogenblik allen tezamen en u kunt de krachten ondergaan, die zich langzaam maar zeker opbouwen en ontstaan. Maar elk van u droomt van die kracht op zijn eigen manier. De één zal zeggen: Ik heb Jezus gezien. De ander zal zeggen; Ik heb een groot licht gezien. En weer een ander zegt: Het was me, of er een warmte naar binnen kwam. Of; Het was mij, of ik sliep en bijna dood was. Elk zijn eigen droom. En toch is de kracht dezelfde. Wat is dan het wonder van die kracht, die onze werkelijkheid is? Waarom is ons ideaal altijd zo ver verwijderd van het wezenlijke, waarin wij moeten bestaan? Ik geloof wel, dat dit in de eerste plaats is, omdat wij onze droom zien als de enige werkelijkheid. Wij hebben het leven lief, wij hebben onszelf lief en wij zouden de hele wereld willen liefhebben, maar dan moet ze zijn zoals wij. Wij zouden de hele wereld kunnen aanvaarden en omhelzen, maar dan moet ze een antwoord geven op onze tekorten en onze vragen. Wij zoeken naar het tegendeel, dat ons aanvult, datgene waardoor wij onszelf groter, beter, sterker, volmaakter zullen voelen. En we vergeten daarbij, dat wij juist zoals wij nu zijn betekenis hebben, dat we kracht hebben. Onze droom is een afwijking van de werkelijkheid, maar zelfs die afwijking kan niet verbergen dat er iets in leeft. U denkt misschien op het ogenblik even aan mij en er tussendoor aan vele dingen in de materie. U vraagt uzelf misschien af, of bepaalde dingen stoffelijk ooit waar zullen worden. U vraagt zich af, of een bepaalde geestelijke waarde in u zal kunnen ontstaan. U vraagt zich zelfs af, of uw lichaam zal kunnen veranderen misschien en kunnen beantwoorden aan andere en nieuwe eisen. Dat is niet zo dwaas als u denkt. U droomt een beetje. Maar onze droom en ons ideaal is voor ons toch ergens ook de uitdrukking van onze kracht. En ons zoeken naar het ideaal, ons zoeken naar de droom is voor ons alleen maar de wanhopige poging om onszelf te realiseren, niet als zwak, als onvolmaakte wezens, maar als wezens die een werkelijke betekenis hebben, die in het geheel van een cosmisch Al passen als een klein stukje in een groot mozaiek, precies met de juiste vorm, de juiste toon; gesloten in het geheel, onverbrekelijk ermee verbonden. En het zijn deze dingen, die de droom en het ideaal toch nog waardevol maken. In jezelf zoek je naar het hoogste. Maar wat is het hoogste, waar je werkelijk naar kunt zoeken? O, neen, ik zal u niet te lang met die vragen lastig vallen. Vreest u niet, vrienden. Ik heb zo lang op uw aarde moeten vertoeven en ik heb zo vaak met leerlingen moeten spreken. 16

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ik weet, hoe ongeduldig men wordt als de Meester niets doet dan vragen stellen. En zonder mij uw Meester te willen noemen, wil ik u toch niet vermoeien met het onnodige. Toch blijft er een vraag bestaan, die voor ons leven belangrijk is en waarop wij een antwoord moeten vinden. De vraag: Wat is dan die Kracht? Wat is dan datgene, wat ons beweegt? Wat maakt ons dan tot wezens, die een eigen volmaaktheid zo ten koste van alles begeren en zouden willen verwerven? Een volmaaktheid, die de wereld omvat, maar die toch ergens bij onszelf begint? Die God waarvan wij dromen meestal op een verkeerde manier en Die toch voor ons betekenis heeft? Dat kun je alleen uitdrukken in termen van kracht en van licht. En met die termen van kracht en van licht zou ik vandaag een soort spel willen spelen. Een heel gewoon spel, want het is misschien voorbijgaand van aard. Tenzij u leert het in uzelf te gebruiken, dan wordt het van spel ernst. Om dat te doen moet ik allereerst beginnen met de intensiteit van kracht, die voor mij bestaat en die voor mij leeft, tot uitdrukking te brengen. O, ik ga geen bezweringen uitspreken, hoe graag u die ook misschien zou willen horen. Want de kracht, die in mij is en die in mij leeft zoals er een kracht is die voor u is bestemd en in u leeft die wordt uitgedrukt door het element van begrip en van eenheid. En dat begrip van eenheid en van kracht, dat kan ik ook uitdrukken zonder een aanroeping, zonder iets anders dan eenvoudig mijn denken. Ik ben ergens een deel van een ieder van u op het ogenblik. Niet een belangrijk deel. Ik ben een enkele gedachtenvonk in een enkele cel van uw brein. En u allen tezamen met uw denken, met uw verschillende reacties, u bent deel van mij geworden. Het is niet mijn droom van een macht over u of uw droom van een volmaaktheid in uzelf, die hier bepalend is. Het is het deelgenootschap, dat wij bezitten. Het feit, dat íets van mij hoe gering dan ook, in beroering komt met íets van u, hoe gering dan ook. Licht wordt geboren uit de ontmoeting van twee krachten, waar een sfeer en een wereld elkaar ontmoeten. Waar bewustzijn en bewustzijn elkaar tegemoet treden, daar is licht, daar is de eeuwige lichtende kracht, die waarheid is. Waarheid boven onze dromen, ver reikend boven onze idealen. En daarom druk ik deze kracht uit door mijn denken. En zo wij gezamenlijk een kracht vinden en een kracht beleven, moeten wij die. kracht opbouwen. Want wijzelf, hoezeer wij misschien voor een ogenblik ergens deel van elkander kunnen zijn, wij staan apart, we staan gescheiden. Wij hebben ons eigen idee. We zouden misschien willen zeggen: We moeten als een groep voortdurend en geheel met elkaar verbonden zijn; en die binding moet geestelijk en materieel en op elk terrein en in elke sfeer voortdurend blijven bestaan. Maar dat kan niet. Het is maar een vluchtige ontmoeting. Wij moeten iets van elkaar meenemen. Maar dat, wat wij meenemen, moet eeuwig zijn. En daarom is het niet voldoende te zeggen; Hier is licht. Maar wij moeten zeggen: Het licht, dat is, doen wij opstijgen als een loutere vlam, die zoekt naar het grote Licht van de sferen, der hemelen. O, een hoge sfeer? Wat is een hoge sfeer? Als ik in mijn wereld ben, dan ben ik zoals u in de uwe. Misschien wat anders door de andere omstandigheden, maar een wezen zoals u. En wanneer ik uw wereld bezie, dan zie ik haar misschien eenvoudiger, simpeler en vollediger dan u haar ziet. Maar ik sta in mijn eigen wereld voor evenveel raadsels en verwarringen als u in de uwe. En toch heb ik ergens die kracht van licht sterker in mij. Want ik bouw uit het licht, uit de kracht die de mijne is, uit het bewustzijn dat mij gegeven werd, ja, uit de taak die deel is van mijn wezen een vlam van licht op, die reikt tot aan de hemelen. Daar, waar in een oneindige zee van licht alles verdrinkt in het Lichte, daar moet de vlam van ons wezen roeren aan het Eeuwige. Daar moet een verbinding worden geschapen tussen de werelden van het onmetelijke Licht en de kleine wereld, waarin wij bestaan. Niet meer een droom of een ideaal alleen. Niet meer alleen een handeling of een verwachting. Neen, een cosmos die zich uitstort, dat moeten wij zijn. Wat heb ik aan alle termen en alle omschrijvingen, wanneer ik het Licht niet in mij draag. En wat heb ik behoefte aan omschrijvingen, aan beperkingen, aan wetten en aan regels, wanneer het Licht zich door mij uit. Het Licht, dat in mij is, stuw ik op tot de hoge Kracht. En daar, daar alleen vindt het zijn EK 1963 - 1964

17

Orde der Verdraagzamen vervulling. Daar en daar alleen is de vervulling van de droom en van het ideaal; niet zoals ik ze misschien nu zie, maar werkelijk en volledig. Je bent misschien bar als een woestijn en je zoekt ernaar iets voort te brengen. Je verlangt misschien naar een kind, naar een werk, naar een gedachte, waarin je voort bestaat. Maar is dat noodzakelijk, wanneer je wezen doordringt in de wereld? Ben je dan niet sterker verbonden met alles dan met het voortbrengen van alleen maar een denkbeeld of alleen maar een wezen in een wereld? O, het is niet zozeer van jezelf misschien, maar er is licht en er is kracht. En licht en kracht tezamen binden je veel dichter aan een werkelijkheid dan ooit een klein en onbelangrijk feit kan doen, hoezeer je misschien als mens of als geest toch ook nog een andere verwezenlijking zou wensen. En daarom hebben we dan nu de tweede fase genomen. Ik bouw van mijzelf uit een vlam van licht, die opgaat tot het oneindig Licht. Strevend van uit mijzelf naar dat, wat ik niet bevatten of beseffen kan, tracht ik het Onmetelijke beroerende dat wat in mij is te doen leven uit de Kracht boven mij en de werking van Kracht boven mij te doen weerkaatsen in mijn wezen. Niet alleen in geest of besef, maar in het totaal van wat ik ben en alle wereld, die ik beroeren kan en al, wat ik kan zijn. En dan moet ik een volgende stap nemen. Want mijn droom is het evenwicht tussen mijn vrees en mijn verlangen. Mijn ideaal is de erkenning van de tekorten, die ik zelf bezit. Laat ik dan de onvolkomenheden van mijn wezen, zoals ik die besef, nemen en stellen in het midden van dit licht, dat ik opzend. Je zou kunnen zeggen; Mijn God, laat mij tot U komen. Niet uit de volmaking die ik bezit, maar uit de onvolmaaktheid waarin ik U aanvaard. Daar heb je het begin, het principe, Ikzelf, deel van een lichtende vlam, die ten hemel gaat, mijn wezen vergetend, mijn dromen terzijde stellend, mijn idealen verwerpend zelfs als het nodig is, ik wil een band zijn tussen de eeuwige werkelijkheid en de kleine onvolmaakte wereld, waarin ik als geest, als mens, besta. En dan heb ik veel bereikt, want er is een kracht die sterk is, die lichtend is en die zelfs blijmoedig is. Maar nog is het niet genoeg. Als je leeft zoals ik leef, dan ontdek je al heel snel, dat je wel naar beneden kunt schouwen en naar boven, maar dat je altijd weer alleen door een eigen vibratie deel kunt zijn van het geheel. En drie snaren zijn er in mijn wezen, die behoren tot de eeuwigheid, Snaren, die zeker deel hebben aan mijn dromen en mijn gedachten, maar die toch heel wat meer omvatten dan dat. In mij is de liefde. Niet alleen maar de hoge geestelijke liefde. O neen, alles bij elkaar. Van het eenvoudigste, voor u meest materiele af, tot het hoogst en meest onwezenlijke toe. Al datgene, wat mij in de wereld iets van de wereld, in God iets van God meer doet aanvaarden, wat moet vibreren in mijn wezen, dat moet tot uiting komen op elk vlak van mijn bestaan. Ik moet het levende en niet alleen het leven, ik moet de schepping en de Schepper als geheel en niet alleen mijzelf liefhebben. Want waar ik geen liefde bezit, daar is elke band met God alleen een koud licht, dat door mij heen stroomt en mij niet beroert. Maar waar ik verbonden ben door de liefde met alle krachten, zoals ik van uit mijn wereld verbonden ben nu met de uwe en toch ook met de hoge Kracht, die mij bezielt, zo heb ik deel aan alle dingen. Ik ben een deel van uw wezen en mijn licht en mijn kracht zijn een deel van uw wezen. Maar ik ben ook een deel van alles wat er in mijn eigen sfeer bestaat. Alle broeders, alle krachten, die in mijn wereld leven, ze zijn deel van mij, ergens. En alles wat daarboven ligt, de hoogste, meest schitterende krachten des levens zelf, ja, dat wat verborgen is voor de ogen van hen, die de hoogste sferen betreden hebben, dat alles is deel van mijn wezen. Ik aanvaard het, ik heb het lief. Ik wijs het niet af. Ik eis het niet voor mijzelf. Maar het is een kloppend deel van mijn leven. Zo heb ik dan de innerlijke weg door de vibratie van een snaar geopend. Maar het is niet voldoende. Want er is een wet. De eerste gedachte van de Schepper is de wet geweest, waarmee het Al wordt geregeerd. Een wet, die voor mij geldt. Een wet, die zich niet bezig houdt met pietepeuterige kleinigheden, die zich niet bezig houdt met de kleine beperkingen. Een wet, die niet staat tussen mens en God, die niet staat tussen mens en mens, die niet staat tussen leven en leven of sfeer en sfeer. Maar die toch is de wet, de rechtvaardigheid. Want ziet, ik moet erkennen dat er een gerechtigheid is. 18

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Wat ik ben en wat ik doe, ja, wat ik droom, het ideaal dat ik ben, is voor mij niet alleen maar een bezit of een verwazing van werkelijkheid, het is voor mij een oordeel. Eeuwig is oorzaak en gevolg, is licht en duister werkzaam in en rond mijn wezen. En al wat ik ben, wordt daarin uitgedrukt. Het wordt mij tot een beleven en een ondergaan en dat moet ik aanvaarden. Ik erken het recht van de hoogste Macht om zich door mij te uiten, zoals Zij wenst en niet anders. Ik erken het recht van de hoogste Macht om mijn leven te voeren, te beëindigen, over te planten naar andere werelden, mijn taak te wijzigen of mij te ontnemen wat ik lief heb, mij te geven dat, wat ik niet begeerd heb of dat wat ik begeer. Wat uit de wet is, is goed. En de wet leeft in mij. De vlam van ziel, die opwaarts gaat, is deel van de wet. De eeuwige wet vibreert in mijn wezen rechtvaardigt mijn bestaan. En nog is het niet genoeg, Want ziet, alle dingen tezamen vormen een eenklank en een harmonie, die veel verder reikt dan het uiterlijk verschijnsel. Al wat mijn slagen en mijn mislukken bepaalt, al wat de wereld rond mij is aan geweld en aan wreedheid, aan schoonheid, aan genegenheid en menselijkheid, al wat is de lichtende wereld, die in een: golf van Licht de mensheid kan trachten op te heffen tot zichzelf, of die door datzelfde Licht gedreven zich moet terugtrekken en alleen van uit de verte mag toezien, ze worden geregeerd door een harmonisch geheel, dat is de schoonheid van de schepping, Eeuwige golvingen, die elkaar voortdurend ontmoeten, weven het patroon waarin Gods wezen wordt omschreven. Lijnen van licht en van duister nl. spellen de naam van de Levende. En er is niets wat zinloos is daarin. Laat mijn wezen vibreren in de schoonheid, in de verrukking. Laat mij opstuwende de vlam van licht, die in mij leeft erkennen de zin die de schoonheid heeft, de verrukking en de vreugde die de rede, doet zwijgen, die de ziel doet opspringen, zonder dat zij weet waarom. Het onbegrepene, dat is een wisselwerking van tranen en lach, Laat dit alles als een harmonisch geheel in de schoonheid aanvaard. zijn in mijn wezen. De kracht der schoonheid wil ik leven. Drie zijn de snaren, die trillen in mijn wezen. Drie zijn de krachten, die versterken de vlam, die opwaarts gaat, Drie zijn de krachten, die gezamenlijk steunen het geheel, waarop ik bouw en waaruit ik besta. En twee zijn daaruit de krachten des levens, die opwaarts gaan in een voortdurende wisseling als de slangen des levens zelve, het hoogste en het laagste verenigend, micro en macrocosmos versmeltend tot eenheid. Dat is de achtergrond van mijn droom, van mijn ideaal; van de macht die ik bezit, van de machteloosheid die soms de mijne is. O, ik weet het, ik leef in een wereld, die voor de meesten van u onvoorstelbaar en verblindend zou zijn. Toch ben ik als u. Het verschil tussen ons is hoogstens gradueel, niet wezenlijk. En daarmee kunnen wij gezamenlijk die innerlijke weg afleggen. Daarom kunnen wij gezamenlijk uit het schijnbaar onzinnige van een droom en van een ideaal, uit het schijnbaar onwezenlijke van een meditatie als deze zelfs, uit de onbegrepen abstractheid van werelden, die ver van je staan en de onbegrijpelijke concrete feiten, waarmee je op dit ogenblik bent belast. gezamenlijk opbouwen dat ene, wat werkelijk is: Het Licht. Niets in ons wezen blijft buiten beschouwing. Niets. En wanneer wij met elkaar verbonden zijn (wij, die van uit Licht met u proberen te werken, de hogere broeders nog, die met ons en met u trachten deze golf van lichtende Kracht, die de aarde beroert, om te zetten in een feit en niet alleen in een droom), wij allen tezamen, wij moeten die eenheid uitdrukken op elk niveau en op elk vlak. En ik kan dit voor mij op het ogenblik misschien het best doen. alweer niet met een incantatie of zo (en toch heb ik in mijn tijd ook tot God geroepen, met luider stem; en ik heb de goden genoemd bij name; ik weet wat een bezwering en een incantatie kan zijn), maar eenvoudig door een openstelling van eigen wezen. En wanneer wij daarmee dan dit samenzijn besluiten, vrienden, dan hoop ik dat u niet zult zeggen; Deze was hoog of hij was laag. Maar dat u juist in dit laatste zult zeggen: Ziet, deze was een met ons allen. Eén van wezen. Een broeder onder

EK 1963 - 1964

19

Orde der Verdraagzamen broeders en ZUGters. Een licht temidden van licht. Een ontwaken uit duister temidden van een ontwaken uit duister. En nu zal ik proberen dit alles saam te watten in beelden, die altijd in mij leven. Wees ontspannen, maar wees u ervan bewust, zoals wij hier samen zijn (en er zijn er meer dan u ziet misschien), zijn wij een, ergens. Ergens is de band gesloten. Ergens is de verbinding gemaakt tussen ons allen en datgene, wat wij zelfs nog niet beseffen. Laat ik het dan nu proberen in woorden te zeggen. Verleden en toekomst en heden, die ik ben, licht en kracht, zoals zij in mij leven, wegen van bewustwording, zoals zij in mij bestaan, krachten uit u allen, zoals zij bestaan, laten zij nu samenkomen en worden tot een werkelijkheid en een geheel. Band van hoogste Licht en geest en stof van alle sfeer, verzamel uw licht en doe het uitgaan tot het onbegrepene. Laat de gedachten zwijgen en het wezen stil zijn. Maar laat het licht en de kracht uitstromen, opdat wij mogen beroeren de hoge Kracht, waaruit wij leven. Kracht van Licht, die ik beroer, zie hier

eenheid.

Zie hier Uw beeld. Vervul Uw beeld met Uwe kracht en Uwe geest Niet ben ik, doch Gij zijt in mijn gedaante en mijn gestalte. Niet spreek ik, doch Gij spreekt fluisterend tot Uzelve,. Licht en duister, vervloei in mij tot eenheid. Hoge en lage wereld, wees harmonie En laat mijn wezen bestaan, niet als een eenheid uit zichzelve, maar als de bevestiging van de uiting van licht, die leeft in alle dingen. Mijn ziel, wiek opwaarts. Kracht van geest, wiek neer. Versmelt, God en schepsel, opdat de waarheid moge leven in ons allen, opdat de wet geopenbaard moge zijn. Want waarlijk, de schoonheid der dingen is gelegen in de volle liefde die wij schenken en die wij ontvangen, in alle sfeer en wereld. In de wet, die wij erkennen, handhaven en lezen in onszelf, in alle sfeer en wereld. In de schoonheid der volle openbaring, waarin wij onze bestemming leren zien. Zo, vrienden, leeft het altijd in mij. En ik hoop dat dit ogenblik van een ook meer vocaal samenzijn met u in u een kennis kan leggen en misschien| een begrip voor wat ik ben, voor wat wij zijn, voor wat God is. Want, geloof mij, alleen uit de eenheid, alleen uit het deel-zijn van het totaal der schepping, zal het licht, dat wij opwaarts zenden, ook in ons bewustzijn kennen de volle vervulling. En nu moet ik heel voorzichtig proberen uw medium zonder schade vrij te geven. Daarom vraag ik een ogenblik uw geduld, wanneer ik u wat langzaam verlaat. Maar bedenk dit: dit is niet een contact dat verbroken behoeft te worden, ook al ga ik nu heen uit uw medium. De band, die ge onder uzelf en met mij en met alle licht kent of misschien in dit ogenblik kunt erkennen, kan voortbestaan, indien u zelf u daarop durft blijven concentreren en beroepen, telkenmale weer. Ik hoop, dat het voor u mogelijk zal zijn om in uw bewustzijn en wezen deze eeuwige band voortdurend te blijven erkennen. En nu. vaarwel, althans in deze vorm van contact. Nummer 3 Esoterisch magische Kring. 12 November 1963. 20

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Goedenavond, vrienden. Ik wil graag deze avond even voor u inleiden. Wij hebben deze keer twee sprekers en u zou dit misschien een klein beetje een oosterse avond kunnen noemen. Beiden vinden nl. hun origine en hun grootste bewustwording, in het Oosten. Deze sprekers zullen proberen u iets in te leiden in de begrippen ruimte, tijd en materie en vooral ook de esoterische begrippen, die er achter liggen. Het is voor ons altijd onmogelijk om te zeggen wat een gastspreker precies wil gaan doen. In enkele gevallen voelen wij ons verplicht er commentaar bij te geven. Ik weet wel dat heel veel mensen dat als sacrilege beschouwen, maar het is beter dat begrepen wordt wat er gezegd wordt dan dat het alleen maar mooi is. We zullen proberen om deze avond zonder pauze af te handelen. Het maakt het ons eenvoudiger om de noodzakelijke sfeer en stemming te handhaven, die voor het begrip en het aanvoelen van hetgeen dergelijke sprekers brengen, toch altijd ook erg belangrijk zijn. Ik mag nu plaats gaan maken voor de eerste spreker, maar zou nog even willen opmerken, dat het dus mogelijk is, dat een van die sprekers prefereert om eenvoudig de stem van het medium te gebruiken. Dat gebeurt wel meer en maakt de uitdrukking misschien wat vlakker, maar aan de andere kant de uitdrukkingsmogelijkheid wat groter. Ik vraag uw aandacht voor de eerste spreker. Goedenavond, vrienden. Bij het zoeken naar waarheid, naar wijsheid, worden wij altijd weer met problemen geconfronteerd, die samenhangen met tijd, met ruimte en zelfs met begripsmoeilijkheden omtrent die waarden. Ik wil graag beginnen aan de hand van een klassiek voorbeeld deze dingen voor u iets te verduidelijken. Ik heb klei, doodgewone klei. Die klei maak ik wat vochtig. Ik vorm haar, ik droog haar en zij wordt tot een pot. Er is nu niets, wat klei en dan weer niets. En dat niets in die pot maakt de pot bruikbaar. Het is dus een vormgeving, waarbij eigenlijk ruimte moet overblijven, wil het geheel zijn zin hebben, zijn nut. Ik maak een rad. Ik snijd het hout. Ik smeed er misschien nog een band omheen. Ik gebruik 24 of 36 spaken en in het midden zet ik een stevige klos. Maar wil het rad kunnen functioneren, wil het zin hebben, dan moet er in het midden niets zijn. Dit niets is belangrijker dan een mens zich pleegt te realiseren. Want al wat wij doen in ons leven is; met ons eigen werken en met ons eigen denken wordt geen gestalte, aan iets van de oneindigheid, dat voor ons ledig blijft. Op het ogenblik dat wij uitgrijpen maar een grote macht, zullen wij zeggen; wij willen die macht in onszelf ontvangen. Maar die macht is voor ons op dit ogenblik als het Niets. Uit onze gedachten vormen wij ons wezen, ons begrip, onze ontvankelijkheid. En pas wanneer dit tot stand is gekomen, kunnen wij in dit niets, in dit ledig, dat in ons bestaat, die kracht vinden. In het leven zal menige mens geconfronteerd worden met de belangrijkheid van het bestaan en gelijktijdig de schijnbare zinloosheid. Hij begrijpt nl. niet, dat al wat er gebeurt alleen maar zin heeft als een vormgeving. het “ik” is iets. Maar dit iets moet in zich ruimte hebben, een niets. Want alleen dan kan dit ik in zich iets ontvangen, wat van eigen wezen verschilt. Wanneer u onbevredigd bent in uw leven, dan is er dus een hiaat, een niets; en de mens is geneigd die hiaten zo goed mogelijk te vullen. Maar wanneer ik dit zelve doe, dan wordt mijn wezen een massief geheel. En die massiviteit is geen plaats voor iets, wat voor mij immaterieel, irreëel, niet deel van mijzelf of mijn wereld is. Waar het hiaat echter aanwezig is en begrepen wordt, daar kan zij de ruimte zijn, waaromheen ons wezen gebouwd wordt, in volledige evenwichtigheid zelfs, omdat wij weten; de hiaten van ons leven zijn de enige mogelijkheid om een andere, een hogere kracht te ontvangen. Toen ik mij tot u wilde gaan richten, heb ik getracht iets te vinden van de begrippen van uw wereld en de toestanden van uw wereld om u dit duidelijk te maken. U moet eens opletten. Iemand die een grote heilige is, iemand die dus onnoemelijk dicht bij het Goddelijke staat en misschien die kracht in zich wezenlijk aanvaardt en gevoelt, is een in wezen een onevenwichtig mens. Er is een hiaat in zijn leven, een heel groot hiaat. Maar inplaats ernaar te streven die EK 1963 - 1964

21

Orde der Verdraagzamen zelve te delgen, heeft hij er zin aan gegeven. Hij heeft het gemaakt tot de ruimte in het “ik”, waarin een hogere kracht zich kon manifesteren. Een medium is een mens, die ergens onevenwichtig is. Hij heeft ergens een leegte in zichzelf. Wanneer hij wee wat de leegte is, kan hij er gebruik van maken om op deze wijze andere krachten via zijn wezen te laten spreken, zoals ik dit b. v. op het ogenblik doe. Een medium, dat niet beheerst is, is een open schaal, die in de vrije lucht staat en wordt gevuld door alles, wat naar beneden dwarrelt. Die schaal zal zelden waardevolle dingen ontvangen en zal meestal veel residuen in zich moeten, blijven behouden van hetgeen hem beroerde. Maar ook hier was er een hiaat. Een mens, die geniaal is, een mens die streeft om alles te beseffen en te denken, is niet zoals u denkt een evenwichtig mens. Integendeel, hij is een onevenwichtige. Maar zijn onevenwichtigheid heeft hij beschouwd als een doel en hij heeft het onredelijke element gebruikt om die leegte te vullen en getracht om het onredelijke om te zetten in het redelijke. En daardoor gaat hij a. h. w. vooraan bij de tocht naar materiele beheersing of geestelijk besef, waarop de gehele mensheid zich steeds bevindt als een eeuwige pelgrimage. Ook u hebt in uw wezen altijd ergens een hiaat. Er is een ledig. Zolang u dit ledig verwaarloost heeft het geen zin. De klei moet bewerkt en gebakken worden, voor zij een waarlijk bruikbare schaal of pot wordt. Ons wezen kan niet ledig zonder meer aanvaarden. En het ledige op zichzelf heeft geen zin en geen betekenis voor ons. Maar op het ogenblik dat wij begrijpen, dat ons wezen a.h.w. moet worden opgebouwd rónd dit ledig, evenwichtig sterk en hard, dan kunnen wij juist met deze schijnbare gebreken het beste bereiken. Wijsheid is een begrip, dat hierbij onmiddellijk aansluit. Wijsheid is het ontvangen van waarden, die niet van jezelf zijn ín jezelf, zodat ze - zij het tijdelijk - deel uitmaken van jezelf. Wat er van overblijft is ergens een essence, een geur, waardoor je altijd weer datzelfde zult herkennen. Niet vanuit een persoonlijk standpunt alleen, maar met een zekere objectiviteit. En onze weg door het leven welke wereld of sfeer wij ook betreden, hoe wij ook incarneren is altijd weer het zoeken naar een aanvulling van het ledige, naar een evenwichtige aanvulling. Want wij zoeken wijsheid en begrip. Laat mij nu trachten u iets te vertellen over de wijze, waarop die structuur van het “ik” tot stand komt. Om de pot te maken moet ik eerst klei vinden, die geschikt is. Die moet ik opgraven. Ik moet ze zuiveren eventueel. Ik moet ze kneden, totdat ze van structuur egaal is. Dan moet ik weten welke vorm ik haar geef. Ik moet dus een doel hebben. En zelfs dan heb ik vaak hulpmiddelen nodig, of tenminste een zekere kundigheid, om de vorm te scheppen. Heb ik de vorm geschapen, dan is er een tijd van rust; drogen. Na die droging komt het vuur, de loutering, waarin de hardheid wordt bereikt, die noodzakelijk is om een bruikbaar vat te scheppen. Wanneer je een mens ziet, dan kun je hem op twee manieren zien. Als een punt: mens. Een punt in de tijd, dat zich verplaatst. Je kunt hem ook zien als de tijd zelf, waarin het beleven slechts een ogenblik realisatie betekent van een klein deel van een onmetelijk geheel. Wanneer wij proberen te bouwen aan onszelf, dan zullen wij beginnen met onszelf te worstelen. De mens is tenslotte niet veel meer dan een amphibie, half materie, half geest. Hoofdzakelijk levend in de voor hem nog zoete wateren van het materieel bestaan, soms daaruit ontsnappend naar de kusten van een rijker, vrijer en lichter geestelijk bestaan. De mens begint altijd met te strijden met zichzelf. En wanneer hij in die strijd met zichzelf ontdekt, dat zijn materiele wereld niet alles is en hij voor het eerst tracht het gebied van de geest te betreden, dan verplaatst hij a.h.w. de klei. Hij brengt vanuit zichzelf een nieuwe situatie tot stand. Er zijn veel mensen, die daarmee geen genoegen nemen. Ze zeggen; Wat is al mijn worsteling waard, wanneer mijn probleem alleen wordt overgebracht naar elders? Ze zeggen: Reïncarnatie kan ik niet aanvaarden, want waarom zou ik wederom alle lijden en alle vreugden en zorgen van het leven kennen? Toch zullen zij die dingen moeten aanvaarden. Want voor de klei ter plaatse is, is het niet goed om ze te mengen. Daar begint de strijd van de mens met zijn God, met zijn goden. God is een onbegrepen waarde. De meeste mensen aanbidden geen God, maar iets wat zij God noemen. Voor de een 22

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

zit die in het plafond, voor de ander in een beeld, en voor een derde misschien ergens achter de zon. Maar het niet de Al-God, de ware adem des levens, die zij aanbidden. Toch heeft de mens het contact met die God nodig. Hij zoekt het begrip van een scheppende en schenkende eenheid, die in zijn leven doordringt en zijn wezen verandert. Dit is een tweede fase van zijn vorm. Want nu voor het eerst wordt hij a.h.w. kneedbaar. De begrippen. kunnen een feller spel spelen, de gedachten volgen sneller elkaar op. Nu zou hij - geladen met die godskracht - vrij willen zijn. Maar dat kan niet. Er komt het lijden. Niet omdat het lijden prettig is of noodzakelijk, maar omdat alleen op deze wijze een werkelijke integratie van zijn wezen met de ontvangende kracht mogelijk is. Zijn structuur moet gelijkmatig worden. De mens, die dit beleeft, verzet zich naar al te vaak en vraagt zich af : Waarom moet mij dit overkomen? En hij vraagt zich al te vaak af of hij deze dingen nu wel aanvaarden mag en kan. Maar dan maakt hij het moeilijk. Want de klei moet gekneed worden. De tegenslagen en ook de plotselinge ogenblikken van vreugde tezamen, de eeuwige golvende beweging van energie en. energieloosheid, van vreugde en smart is noodzakelijk. En pas wanneer de mens daardoor evenwichtig is geworden in zichzelf, begint de bouw. Want dan kan de klei vorm krijgen. Er zijn in de cosmos scheppende gedachten. Gedachten, die zozeer inhaerent zijn aan de Schepper Zelve, dat wij ze haast niet als gedachten onderscheiden, voor wij geleerd hebben de Schepper ook in óns te dragon. Die gedachte is het, die ons duidelijk maakt, wat onze vorm is. En nu beginnen wij enerzijds te verliezen. Want het “ik”, dat wij meenden te zijn, breekt plotseling uit in een dimensie, die wij niet kennen. Het wordt meer en meer een onbegrepen wegvluchten van wat we tot op dit ogenblik werkelijkheid hebben genoemd. Zouden wij daarbij vergeten, dat wij uit die werkelijkheid en voor de mens is dat dan meestal de materie ontstaan, dan zou het vat geen bodem hebben en waardeloos zijn. Maar begrijpt men dat men in die wereld leeft en zoekt men niet de zin van het geheel te doorgronden, naar aanvaardt men eerst de vorm, waarin eigen wezen zich ontwikkelt, dan komt er een ogenblik van stilstand. De pottenbakker zet het wiel stil. Hij verwijdert het geheel van zijn basis en de mens zweeft tussen geest en materie. Hij vraagt zich misschien af wat de werkelijkheid is. En voor alles wordt hij overweldigd door een gevoel van verlatenheid, dat hem de hele wereld en alle sfeer en leven doet zien als een droge woestijn. Dit is de tijd van rust. Is er verzet, dan brokkelt de klei, dan is het baksel niet mogelijk. Maar op het ogenblik dat de mens beseft, dat zelfs die periode van droogte ergens voor hen (voor haar) noodzakelijk is en hij die aanvaarden kan, komt de laatste fase. De fase, die soms in de geest naar vak ook in de materie zich afspeelt. Er ontstaat een vlam in je wezen. Het is een soort hartstocht. Een hartstocht, die soms het spel van alle zinnen omvat en soms alleen maar is het spelen met fantastische beelden, ergens in een werkelijkheid, die voor mensen niet mag bestaan. Het is een voortdurend je genoopt voelen en opnieuw en opnieuw uit te grijpen. En je vraagt je af, waarom de wereld niet op je reageert. Je zou op dat ogenblik alleen willen zijn, en toch kun je de eenzaamheid niet verdragen. Het is een felle gloed, die je wezen opjaagt tot een koortshoogte en alle stellingen en leringen doet verdwijnen, omdat ze geen betekenis meer hebben. Dit is de tijd, waarin een mens zijn geloof verliest. De tijd, waarin een mens het vertrouwen verliest in leven en mensheid en toch zich eeuwig gejaagd voelt om te leven. Ook dan scheurt menig baksel. Maar degeen die dit doorstaan kan, die ook dit geheel kan aanvaarden als een vorming van zijn wezen, hij vindt na dit alles rust. Langzaam en onmerkbaar verflauwen de vele ongewenste emoties, de voortdurende ongewenste contacten en beroeringen met de wereld. Maar er blijft iets over, dat die wereld objectief kan aanvaarden en zien. Het vat is klaar. En vanaf dat ogenblik is er alleen naar het wachten. Het wachten dat gekenmerkt wordt door het begrip van onthechting, omdat er niets meer is, dat men bereiken kan met zintuigen of met geestelijk werken en streven, dat uit het “ik” en eigen wil voortkomen. En zoals het wat dan door de kostbare wijn of het koele water gedrenkt wordt en opnieuw zijn wezen verandert, dan komt er het ogenblik, dat het gebruikt wordt. Dan drinkt het “ik” de EK 1963 - 1964

23

Orde der Verdraagzamen totaliteit in van het onbekende; dingen die vreemd zijn, puur uit zuiver, zoals hij ze nooit heeft gekend. En voor hij het weet is hij een functie geworden van dat andere. Hij is als de poreuze kruik, die het water koel houdt, opdat de dorstigen zich kunnen laven. Hij is niet zelf meer. Hij is door eigen wil en aanvaarding functie geworden van dat andere, dat Grote. En dán eerst - en alléén dan - is de hiaat in het “ik” verdwenen en heeft alles zijn zin gekregen. Eerst dan is de stortvloed van momenten voorbij en blijft de tijd als een sereniteit van zijn, die in zichzelf besloten is. Ge vraagt u misschien af, waarom ik u spreek van deze dingen. Is er dan in velen van u niet, juist in deze tijd, angst, gevoel van onmacht, verwerpen van alle dingen. Is er dan niet in velen van u een onbegrepen en ledige hunkering naar iets, een dorst die door niets te stillen schijnt? In uw tijd wordt er een vuur van loutering gestookt voor hen, die rijp zijn. In uw tijd, in dit moment dat gij, Nu noemt, is er voor velen voor het eerst een vreemde drenking van het “ik” met die eerste essentie van het Goddelijke. En zij menen reeds volmaakt te zijn. Daarom moet het gezegd worden in deze dagen; daarom tracht ik het u zo eenvoudig mogelijk duidelijk te maken. Wat ik ben is alleen vorm. Wat ik schenk is niet van mij. Het is dat, wat in mij bevat is, een andere kracht. Ik tracht u iets te geven, waardoor uw wezen de soepelheid en de kneedbaarheid verwerft, waardoor ge kunt komen tot vorming. Ik tracht u de troost te geven van hen, die wachten tot voor hen het uur van laatste proeve komt; de confrontatie met een hen haast verslindende wereld, een gloed waartegen zij menen niet bestand te zijn, maar die in wezen hem vormt tot hun eeuwige bestorming. En nu wil ik u nog iets meer zeggen, zo ge nog geduld hebt mij aan te horen. Er bestaan zeer vele opvattingen over tijd. De mens maakt er zich een beeld van. Maar is tijd eigenlijk niet beleven? Tijd is beleven, ja. En tijd is het proces van onze wording. Wanneer wij zeggen dat de tijd voortschrijdt, veranderen wijzelf. En als wij niet veranderen, staat de tijd stil. Wij zijn ergens de tijd. Want in onze verandering scheppen wij de illusie van een wereld, die met ons verandert. De beschouwer verandert van plaats en hij meent dat hij stilstaat en dat de wereld rijst of daalt. Zo vertekenen wij een werkelijkheid vanuit de tijd. En zolang wij onszelf slaven maken van de tijd, worden wij geregeerd door de begoocheling van een veranderende wereld. Dan zijn wij niet bereid en ons te laten kneden, te laten vormen, te laten harden. Dan zoeken wij alleen maar naar de bevrediging, waardoor het “ik” aangepast is aan de wereld, niet beseffend dat de wereld zich in feite aanpast aan ons. We kunnen tijd zien als een kracht of als een vloed. Maar is de tijd op zichzelf niet het ledige? Zoals er een ledig moet zijn, opdat er een schepping is. Zoals er een duister moet zijn, opdat er een licht is. Zoals er smart moet zijn, opdat er vreugde kan bestaan. Zo moet het niets er zijn, dat we tijd noemen, omdat we het niet begrijpen. En vanuit onszelf moeten wij leren meester te zijn van de tijd. Wij kunnen onszelf niet ontworstelen aan de tijd, geloof dat niet. Want ons leven betekent immers bestaan ergens in de tijd. Maar de tijd, die wij beseffen als voortvloeiend uit onszelf, schept ons het meesterschap, waardoor die tijd voor ons wordt gericht tot ons doel. In plaats van minuten zijn er taken. In plaats van jaren zijn er rijpingen van eigen wezen. Door je vrij te maken van het jachtig beantwoorden aan de wereld en terug te keren tot je eigen beleving, tot je taak en dit als enige maatstaf te zien van je bestaan, kun je als mens (en ook als geest) vrijelijk de vorm vinden, die bij je past. Denk niet dat het mogelijk is het lijden of het duister uit te schakelen, wanneer je meester bent over de tijd. Maar je verliest jezelf er niet neer in. Je verliest je niet neer in een begoocheling en in een waan. Je bouwt niet je lijden op uit duizend angsten voor morgen en duizend. zoete herinneringen aan gister, maar je bouwt je realisatie op uit het heden, uit de taak die je nu in jezelf erkent. Dan is het lijden altijd dragelijk. En de vreugde, zij is fel. Want wie morgen, een groter vreugde verwacht, verheugt zich heden niet. Maar wie heden de vreugde proeft zonder te weten wat morgen zal zijn, hij drinkt de vreugde tot de laatste druppel. Hij verzadigt zich met wat het heden biedt. En ook dat is iets wat een mens moet leren. Ook dat is iets, wat een geest moet verstaan. 24

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Wees eenvoudig. Leef niet naar de uren van een klok of naar de eisen en begrippen van uw wereld, maar naar de taak in uzelf. En wijd uzelf daaraan volledig, hoe eenvoudig of hoe moeizaan ze zij. Komt het lijden tot u, het conflict, draag het, los het op. Komt de vreugde tot u, baad u er in, opdat ge verjongd en verfrist moogt zijn voor het volgende ogenblik, dat deel uitmaakt van uw bestaan. In de vorming van het “ik”, vrij van de waan (niet vrij van een begoocheling, naar vrij van de waan, dat er iets rond je is, dat bepaalder is dan jezelf), vrij vooral van de illusie dat je iets in waarheid kunt zien, kunt u uw vorm vinden, kunt u meer en meer in u dragen van de werkelijkheid. Denk niet, vrienden, dat het allemaal zo gemakkelijk gaat. Niets komt vanzelf, ook niet wanneer het u toelijkt, dat het wel gebeurt. In alles zijt ge zelve mede deel en oorzakelijk. In alle dingen zijt gij het en is het de taak in u, die bepaalt hoe ge zult reageren, wat ge zult ondergaan. Ge kunt niet ontkomen aan de knedende handen van de levende kracht. Ge kunt niet ontkomen aan de vormende werveling van het eeuwig rad, dat draait, waarop gij gevormd wordt tot een wat, in staat de ware kracht te ontvangen. Begrijp dit. Maar al is het misschien moeilijk het leven altijd te aanvaarden, wanneer het besef er is van de zin en het begrip, dat de weg is vandaag de problemen van vandaag op te lessen, vandaag de vreugden te drinken. die het heden biedt, dan zult ge leren u te onthechten van de waan van de mensen. Dan zult ge zelfs in een tijd als deze met zijn verwarringen en spanningen, met zijn overstelpend weerkaatsende menselijke gedachten, een vrij mens zijn. Een mens, die het pad vindt naar een bewustwording, waarbij innerlijke kracht en uiterlijke vorm samengaan. Waarbij het “ik” zelf een omschrijving wordt van een deel van die oneindigheid, die ons ledig toeschijnt, omdat we haar wezen niet beseffen. Vraag niet aan uzelf: wie ben ik? Vraag niet aan uzelf: wat zal ik zijn? Vraag aan uzelf; wat is nu mijn taak? Want wie zijn taak zoekt, en volvoert zo goed hij kan, zo goed als hij beseft, zo goed als hij vermag, die vindt de waarheid omtrent zichzelf en daarmede de vorm, waarin hij eens voltooid zal zijn, Ik hoop dat ik erin geslaagd ben waarheden, die cosmisch zijn en innerlijk, terug te brengen tot iets wat redelijk aanvaardbaar is. Maar onthoud wel: Ook de rede is het wat, dat wij bouwen, opdat wij de niet-redelijk te beseffen krachten en werkingen, die deel zijn van ons wezen, daarin kunnen ontvangen en aanvaarden. Waar ge ook zijt en waar ge ook gaat, zolang gij de vorming aanvaardt en zoekt, is de vormende kracht met u en is niets zonder zin. Ik wens u begrip hiervoor, opdat ge in de zinrijkheid van het leven de vreugde moogt vinden, die anders in de monotonie van uw tijd misschien teloor gaat. Goedenavond. Het is moeilijk en na een voorganger als hij, die zo juist u verlaat, de woorden te vinden, waarmee ik mijn eigen bijdrage aan deze bijeenkomst verder kan omschrijven, zonder u te kwetsen of te vervelen. Het leven is kracht. Dat is een heel eenvoudig woord. Maar kracht is de ongekende bron van het leven, Kracht is de totaliteit van sterren en zon en maan. Kracht is het ontstaan en het sterven. Kracht is de onmetelijke ruimte, de wereldzee, waaruit de aarde gekarnd wordt door onbegrepen goden. En die kracht is een deel van ons bestaan. Voor mij is het noodzakelijk u iets over die kracht te zeggen. Kracht ligt in alle dingen. Elke klank die ge uit is een kracht. Elk gebaar dat ge maakt is een kracht. Elke gedachte die ge denkt is een kracht. En alle krachten warrelen rond en beroeren elkander en vermenge zich. En uit de warrelende veelheid van al deze dingen ontstaat de kracht des levens, die gij kent. Men roept in uw wereld om rechtvaardigheid. Maar ik zeg; De kracht zelf is recht en rechtvaardigheid. En buiten deze bestaat er geen recht en geen rechtvaardigheid. De wereld roept om zekerheid. En ik zeg u: buiten deze kracht bestaat er geen zekerheid. Gij zijt deel van de zekerheid, indien gij er harmonisch mee zijt. En ge gaat te gronde wanneer ge niet beseft, wat die kracht is. Ge beroept u op menselijkheid en ge zegt dat menselijk zijn de kracht is van uw bestaan. Doch wanneer de omstandigheden zich veranderen zijt ge als verscheurende dieren. Ge predikt vrede en ge gebruikt geveld. En zo kan ik u duizenden malen aantonen, hoe vreemd gij zijt, wanneer ge denkt aan kracht niet beseffende dat zij geen recht EK 1963 - 1964

25

Orde der Verdraagzamen kent buiten zichzelf. Niet beseffende dat ge geen inhoud heeft buiten zichzelf. Niet beseffend dat uw hele leven alle dingen bepaald worden door die kracht en dat alle samenspel van krachten in de cosmos bepaald wordt door dit ene: het beséf van de kracht. Mijn voorganger had een mooi beeld. Een beeld dat ik ken, want hij heeft het in het verleden eens neergeschreven. Ik kan u niet zo’n plastisch beeld geven als hij. Want hoe kun je kracht uitdrukken? Elke uitdrukking, die je geeft aan kracht, is een beperking van haar vitaliteit en haar werk. Maar ik kan u misschien iets anders zeggen. Wanneer gij gelooft - hoe beperkt dan ook - dan is dat geloof een kracht. Het is geen aanwijsbare en bewijsbare kracht. zonder meer want uitgewerkt in uw wereld, is het gelijk aan de kracht van gedachten en vele andere krachten. Maar wanneer ge geloof bezit, bezit ge meer kracht dan anders. Wanneer ge vertrouwen hebt in uzelf, dan kunt ge meer volbrengen, Vertrouwen in jezelf is kracht. Wanneer je besef hebt voor je eigen aansprakelijkheden en je richt die t.o.v. anderen, dan kunnen ze kracht worden. Maar als je tracht de emoties te richten t.o.v. anderen, dan blijken ze zwakte te worden. En dit nu is de boodschap, die ik vandaag met u wil bespreken; Zolang in mijzelf het geloof er is, in mijzelf de zinrijkheid, het vertrouwen leeft, is er kracht. Zodra ik deze dingen buiten mijzelf zoek of vanuit mijzelf tracht te projecteren, zonder ze eerst aan te passen aan mijn wezen, worden zij tot zwakheid. leder is sterk in zich en er bestaat geen verschil in kracht tussen de dwaas, waarom het dorp lacht en de wijze, waarvoor de hele wereld buigt. Er is geen verschil, want de wijze is misschien zwak en de dwaas kan sterk zijn. En de mensheid, oordelend vanuit haar denken en haar standpunt, verdoemt de één en prijst de ander zalig. Maar ik zeg u; ze zijn gelijk in waarde. Of misschien zelfs is hij, die afgewezen wordt en verdoemd, sterker dan de ander. Kracht is iets, wat je moet leren hanteren en gebruiker. En kracht, zoals ik die bedoel, levende kracht en werkelijke kracht, is niet iets, wat door de rede kan worden bepaald. Wij kunnen zeggen: God is liefde. Maar die liefde Gods wordt voor ons eerst werkelijk, warmeer wij haar in onszelf erkend en ervaren hebben. Zolang wij haar buiten ons zoeken, vinden wij i. p. v. liefde slechts gestrengheid, toorn, haat en onrechtmatigheden. Wanneer wij zeggen; God is schoonheid, dan moet het begrip voor schoonheid in ons leven. En ziet, het antwoord is er: de wereld is schoonheid. Maar zolang wij alleen naar van buiten de schoonheid zoeken, die tot ons komt, is er meer hatelijks en lelijks dan schoons. Ge zult dit begrijpen. En ge zult mij vergeven dat ik misschien woorden heb gezegd over de mensheid, die niet altijd even prettig zijn. Want ik probeer u het geheim te vertellen van deze tijd, zo goed als van de eeuwigheid. Ik probeer u de weg te banen zowel naar uw innerlijk begrip en uw innerlijke rust, als naar uw beheersing van uw omgeving. En dan wordt het moeilijk, omdat een gevoel, een onredelijkheid, zo moeilijk in woorden is in te kleden, Maar ik ga u een aantal gezegden en spreuken voorleggen, waarheden voorleggen in feite, waarin het gevoel ergens aanwezig moet zijn. En dan wil ik beginnen met een op aarde gekende spreuk. Aum...... Want ziet, allen horen in aandacht toe zij die zijn de gevleugelden, zij die zijn de wijzen, zij die zijn de bevrijden en verlosten, wanneer de wijze spreekt uit zich. Want zo is de weg der wereld; Aum… Ook gij moet stil luisteren, wanneer de wijsheid tot u komt. Slechts zij, die leren luisteren met verstand en met gevoel, zullen de wijsheid kunnen aanvaarden en ontvangen. Wees sterk in uzelf. Want slechts wie kracht erkent in zich heeft het vermogen om sterk te zijn voor de wereld, waarin hij leeft. Zoek, mijne vrienden, niet naar de nadelige punten in uw bestaan. Besef hoeveel er in u is, dat waardevol en goed is. Practisch goed. Spreek niet over de hoogheid van uw geest, maar spreek over het weinige, wat ge feitelijk aan goeds kunt zijn of doen voor anderen. En put uit dit begrip uw gevoel van waarde. Weet dat ge waardevol zijt. Want wie zichzelf als waardevol kent ere daarbij niet ontvlucht in de ijlheid der gedachten, die ver buiten uw eigen wereld ligt zelfs, niet vlucht in de gedachten van eigen hoogheid boven de wereld, naar uitgaat van dat, wat hij bezit, is waarlijk sterk. Zoek niet naar zelfverheffing, maar vermijd de nederigheid, die een vorm van zelfverheffing is. Zie uzelf nimmer als meer dan een ander, naar ook niet als minder. Erken dat gij zin hebt in uw leven, dat ge de wereld iets te bieden hebt en dat hetgeen ge biedt op alle vlakken van de 26

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

cosmos bestaat en niet slechts in uw eigen wereld. Besef dat door dit gelijk zijn aan anderen plus de waarde, die ge bieden kunt aan anderen, uw eigen functie in het Al er één is van geven, van kracht en van vervulling. Wie als mens geboren is kan niet vliegen als de adelaar. Wie als mens leeft moet het menselijk leven kennen en delen. Want ziet, de mens kan stijgen tot de hoogste toppen. Maar als hij tracht te vliegen, verlaat hij zijn wereld of verplettert hij zichzelf. En dat geldt ook voor uw kracht. Gij kunt door uw streven vele toppen bereiken, indien ge dit wenst. Maar als ge tracht een top te bereiken zonder die moeite, zonder het zelfstandig gaan, dan blijft u slechts de keuze en uw werkelijkheid te verloochenen of te pletter te vallen op die werkelijkheid. Dit is geen kracht. Kracht komt voort uit het gestaag verdergaan. Ge hebt uw eigen waarheid. Het is deze waarheid die voor u telt boven alle andere. Maar ook uw eigenwaarheid dient zichzelf te bewijzen. Toets uw waarheid aan uzelf en aan uw wereld. En zo ge haar erkent als waar, beschouw haar als de bron, waaruit ge putten kunt. Want ziet, waarheid plus streven geven de grootste krachten, de grootste harmonische waarde in het Al. Besef dat al, wat ge bezit en wat ge zijt, een bron kan zijn van kracht. Leer al, wat deel is van uw bestaan en van uw wezen, te gebruiken als bron van kracht. Gij zijt niet zwak, gij zijt sterk. Maar ge moet uw eigen kracht beseffen. Laat dan een klank kracht worden en een gebaar kracht worden. Laat een daad kracht worden en laat zelfs uw rust er een zijn, waarin de kracht zich opbouwt. Vrees niet. Wie vreest is zwak. Maar erken gevaar. Want, wie geen gevaren erkent is eveneens zwak. Besef dat de wereld, waarin ge leeft, voortdurend gevaren en conflicten met zich brengt. Dat ze geestelijk bestaan en stoffelijk bestaan. Maar besef ook, dat het erkennen van het gevaar betekent; in staat zijn het te ontgaan of te overwinnen………. en zo kracht is. Denk niet dat dit onmogelijk is. Wanneer er een wereldkrijg komt, denkt hier iemand, dan zijn wij machteloos. Neen, ook dan nog kunt ge redden. Ook dan nog hebt ge de kracht en alles af te weren. Wanneer ge de gevaren erkent voor wat ze zijn, uw eigen mogelijkheden en middelen erkent voor wat ze zijn, dan zijt ge meester. Anders zijt ge slaaf. Zie dit alles tezamen niet als een poging en u te confronteren met de ijlheid van hoge geestelijke gedachten of u te wijzen op mogelijke misstanden. Want wat mij kwetst, wanneer ik de mensheid zie, dat is de illusie van zwakheid, die ze zich zelf schept, tot zij haar krachten verloren heeft en werkelijk machteloos is. Gij zijt sterk. Wanneer ge sterk genoeg zijt, dan kunt ge tot de storm zeggen; wees stil. En ze zal zwijgen. Gij kunt dat niet, maar ge hebt de kracht. Ge hebt in uw leven veel volbracht dat onmogelijk scheen, veel verdragen dat ondragelijk scheen. Ge hebt in uw leven veel gezien, waarvan ge meende dat het onmogelijk zou zijn. Ge hebt u aan situaties moeten wennen, waarvan ge meende dat ze uw dood zouden zijn. Ge zijit sterk. Ge kunt materieel en geestelijk veel meer dan ge beseft. Leg u dan niet slaafs neer bij de illusie van machteloosheid. Put uit de bronnen van kracht, die u gegeven zijn. Gebruik de middelen van kracht, die deel uitmaken van uw wezen. En gij, die kracht hebt, gebruik die kracht voortdurend, opdat niet door het niet gebruiken iets in u ten onder gaat, verlamt. Achter, ver achter alles, wat u waarlijk redelijk bewust denken zegt, droomt ge van kracht, die ge bezit. En gelijktijdig, verwerpt ge uw dromen en uw mogelijkheden. Ge grijpt naar idealen, die ge niet verwezenlijken kunt en laat de krachten ongebruikt, die u gegeven zijn. Ge droomt van ideale wegen en de weg, die uw voeten moeten gaan, gaat ge niet. Dan is het niet uw machteloosheid maar uw dwaasheid, waaraan ge ten onder dreigt te gaan. In alles wat esoterie is, schuilt een groot gevaar. Het gevaar dat ge uzelf te klein en te machteloos ziet, of dat ge u een beeld bouwt van een innerlijke kracht, zonder deze te toetsen aan de werkelijkheid. In alle magie schuilt een gevaar, wanneer ge u beroept op krachten die ge niet ziet als deel van uw wezen of iets, waarmee ge harmonisch en verwant kunt zijn, maar alleen op verre krachten, die voor u zullen volbrengen, wat ge zelve niet kunt. In alle redelijkheid schuilt een gevaar. Ze zet grenzen voor de mogelijkheden, die in u liggen. En ge verwezenlijkt uzelve niet, EK 1963 - 1964

27

Orde der Verdraagzamen omdat gij volgens logische redeneringen immers niet meer kunt doen. Maar gij zijt leven en levende kracht. En wanneer de beperkingen wegvallen is uw kracht groter dan ge beseft. Sommigen menen dat ze alleen in het, ritme van hun leven die kracht kunnen vinden. Sommigen zoeken ze in de adembeheersing. Anderen zoeken ze misschien in de training van de geest met moeilijke oefeningen. Maar ik zeg u; wanneer ge die kracht beseft, is zij er. Het is niet het verwerven van de kracht, dat voor u moeilijk is. De kracht ís er. Het is het leren die kracht te gebruiken, er op te vertrouwen. En laat ons nu de feiten van deze tijd zien. Gij, mijne vrienden, gij ziet dat uw wereld verward is, nietwaar? En ge ziet, dat er heel veel moeilijkheden aan de horizon doemen. En ge ziet, dat de mensen ergens falen. En daarnaast voelt ge aan, dat er krachten werkzaan zijn, die ge niet volledig kunt beseffen, maar die ergens een onbehagen achterlaten. Ge weet die dingen. Ze zijn deel van uw wezen, nietwaar? Deel van uw bewustzijn. Wat doet ge dan daartegen? Wat volbrengt gij tegen dat ombehagen in, tegen die schijn van machteloosheid, tegen die gedachten van ondergang en dreiging? Wat is uw streven? En nu moet ik terugkeren tot de normale weg van lering. Gij, mijne. vrienden, zijt sterker dan ge beseft. Maar dan moet ge ook uw kracht durven beproeven. Waarlijk, eerder vindt gij het licht der eeuwigheid in een duizendmaal falen, dan in een angstvallig eenmaal slagen en niet verdergaan. Voorwaar, eerder ziet ge de tempel der oneindigheid in zijn volle structuur, wanneer gij vele malen faalt naar blijft pogen, dart wanneer ge u verheft op het weinige, dat ge bezit en kent. Wanneer ge een mens kent, kunt ge niet zeggen dat ge de mensheid. kent. Wie een ster heeft gezien aan de hemel, weet niet wat bet heelal is. De taak van de mens is te groeien. Met alleen te groeien door hoogheid van geest of kracht en bewustzijn en intellect. Hij moet groeien naar harmonie met de eeuwigheid. Hij heeft alle waarden van de Eeuwige in zichzelf. Er is niets in ons, wat het ons onmogelijk maakt en te scheppen, zoals de Schepper Zelve deed, buiten dit ene. Hij kent Zijn wil en Zijn vermogen, wij niet. Laat ons dan uitgaan van deze gedachte, van deze kracht, die in ons is als bron: Wij kunnen alles overmeesteren wat uit onszelf voortkomt. Want wij scheppen onszelf en herscheppen onszelf voortdurend. Wij kunnen dus alle dingen tot stand brengen, die nodig zijn. En wanneer ge met deze wetenschap in uzelf keert, dan zeg ik u; dat alle grenzen van begrip zullen vallen en dat ge de beleving of de mystieke verrukking voor u het begin wordt van de werkelijkheid. Niet gebonden aan oefeningen, niet gebonden aan tijd, maar een waarlijk bewust in uzelf keren. Alleen dit. En wanneer ge bewust in uzelf gekeerd terug moet tot uw wereld, ga dan niet met een rouw en hetgeen ge achterlaat, naar met een vreugde om hetgeen ge erkend hebt te bezitten. Ge hebt allen in deze wereld een taak, die ge niet kunt overzien. Dat is misschien moeilijk voor u. Maar het is niet belangrijk, wat uw taak in zijn geheel is. Het is belangrijk, dat ge nu op dit ogenblik antwoordt op de eisen, die nu door het leven aan u worden gesteld. Dat ge nu de weg vindt, die voor uzelf aanvaardbaar en juist is en die toch gelijktijdig in overeenstemming is met die innerlijke kracht, Ik wil u een sleutel geven. Het is een sleutel van innerlijke waarde, een sleutel ook van uiterlijke beheersing. Ze luidt als volgt; De versmelting van waarden doet hun vorm vergaan, maar schept het nieuwe, waaruit de volmaakte vorm ontstaan kan. Vergeet dat niet. Dat is de sleutel. En uit die sleutel kunt u de waarden van uw leven vinden. Ik heb u verder niet veel meer te zeggen. Ik zou misschien nog een ogenblik voor u een spel van kracht kunnen opvoeren, een incantatie en een bezwering en al wat erbij hoort. En ge zoudt zeggen; O dit is mooi, dit is hoog en dit is heilig. Maar ik zeg u; zolang ge dit slechts zoekt in mij en niet in een ander, is het waardeloos. Ik wil u helpen. Maar ik wil u niet voorgaan, opdat gij mij bewonderen kunt en zelf rusten. En ik geloof dat dit geldt voor zeer velen van ons, die de wereld op dit ogenblik benaderen.

28

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Denk niet aan ons als lieve, zoete, lichtende geesten, die komen en u, arme mensen, te beschermen tegen alle pijn en alle leed. Denk aan ons als inwijders, die niet zullen aarzelen u de vuurproef af te nemen aan wezens, die het zeker goed menen, omdat zij harmonie zoeken, een cosmische harmonie, waarin ook gij deel zijt. Maar denk in godsnaam niet aan ons als degenen, die de kracht dan wel geven. Denk aan uzelf als het wezen dat antwoorden kan op die harmonie, het wezen, dit zelve kracht heeft. En wanneer gij op dit ogenblik kracht wenst, dan behoeft u die gedachte alleen maar uit te drukken. Wanneer u die gedachte in uzelf alleen maar vormt - zelfs op dit ogenblik - zult ge weten dat ze er is. En dit is geen suggestie. Het is een waarheid. Want gij hébt kracht……. Vorm dan uw kracht. Druk in uzelf de zegening uit, die ik u deze keer niet spreken zal. Waarom aarzelt u? Zolang ge uzelf niet vertrouwt, hebt ge geen rechten mij te vertrouwen. Zolang ge niet weet dat ge kracht hebt, hebt ge geen recht te roepen en de kracht van anderen. Vergeet dat niet. Want de wetten van wat komt zijn misschien harder dan ge denkt. Maar als gij antwoordt vanuit uzelf, dan is het een wet die u staalt, die u sterker maakt dan ooit……. Een enkele gedachte is hier van kracht. Niet veel. Maar er is een enkel voornemen, dat samen kan hangen met kracht. Ook dit is beperkt. Ik wil mijn bijdrage besluiten al is het misschien geen mooie en gewijde bijdrage zoals u zo graag hoort met dit woord; Gij zijt verantwoordelijk voor uzelf en ge hebt alle middelen om die verantwoordelijkheid te dragen. Draag haar, in deze tijd, opdat steeds groter harmonie en eenheid ontsta. En zo de sleutel, die ik u gaf, een reactie in u wakker roept, tracht het antwoord te vinden, dat en stof en geest gelijktijdig omvat en berust op de kracht, die in uzelf leeft en niet berust op anderen. En ge zult zien, hoe snel ge innerlijk beseft wat ge waarlijk zijt. Ge zult zien, hoe snel gij in deze dagen en tijd een weg kunt vinden, die nieuw is maar goed; en een taak vindt, die ge beter kunt vervullen dan alle andere. En daarmee zult ge de harmonie vinden met ons allen, die deze aarde benaderen en rond deze wereld zijn. Ik hoop dat die harmonie van samenwerking moge groeien, opdat wij gezamenlijk - bewust en erkennend de eeuwige kracht, in ons gelegd - de taak van veredeling der wereld mogen voltooien. Nummer 4 Esoterische Magische Kring. December 1963. Inleiding. Wij hebben deze avond een drietal punten. Allereerst een inleiding van mij, daarna krijgt u twee gastsprekers. Het belangrijke voor deze avond is, naar ik meen, vooral de tijd en ik zou haast zeggen wat men, kerkelijk wel eens het tijdseigen noemt. Er zijn altijd bepaalde perioden in een ontwikkeling, waarbij je kunt zeggen: Ja, de crisis is er nog niet, maar we wachten er elk ogenblik op. En zo’n crisis heeft altijd dubbele aspecten. Wanneer je een zieke hebt en hij komt tegen een crisis aan, dan weten wij dat hij heel vaak in koorts is, dat zijn denken langs ongewone wegen gaat, dat hij wat doof is geworden voor de werkelijkheid. en daarnaast weten wij, dat zich ergens ongezien allerhand processen afspelen, die er uiteindelijk over zullen beslissen, of zo’n lichaam zal voortbestaan of dat het niet verder kan werken. In de wereld is de toestand op het ogenblik ongeveer gelijk. Alleen reken je misschien in de aanloop tot een crisis bij een patiënt op een week of op enkele dagen; in een wereld reken je daarop laat ons zeggen 10 tot 15 jaar. Maar gezien de tijd dat deze wereld zich op het ogenblik al aan het veranderen, aan het hervormen is, moeten wij toch wel rekening houden met verschillende aspecten. En één daarvan is esoterisch belangrijk, het andere daarvan is meer materieel. Wij zijn in deze tijd geneigd om met ons denken af te dwalen van een werkelijkheid. Dat denken, is over het algemeen tenminste afgeleid wan vroegere herinneringen. Een groot gedeelte van de verschijnselen die op het ogenblik optreden zijn te wijten aan de herinnering. die men heeft omtrent wat eens was. Een poging om het verleden te herwinnen misschien, een EK 1963 - 1964

29

Orde der Verdraagzamen groot gedeelte van de geestelijke werkingen zijn een poging om terug te keren tot de vroegere innerlijke rust en zekerheid. Maar men heeft er de middelen niet voor. Men grijpt nu terug naar rassenherinneringen en rasweten, waarbij dus de oude theorieën en de oude stellingen weer op de voorgrond komen uit een periode dat de mensheid jonger was. Maar je leeft in deze wereld. En dat betekent dat je leeft met de kennis die vandaag aan de dag bestaat. Je kunt jezelf niet onttrekken aan het heden en terugkeren naar een periode, waarin men rustig kon wandelen ergens in een stoa en filosoferen over allerhand problemen, omdat er niets van bekend was. De mens van tegenwoordig wordt in zijn denken gekluisterd door bekende waarden. En wat het geestelijke betreft, betekent dit, dat we bewust of onbewust worden beïnvloed door wat we weten over psychologie, dat we onze methode van zelfonderzoek niet alleen meer baseren op de vroegere erkenning van goed en kwaad, maar dat we proberen een verklaring te vinden voor de onjuistheden. Wij kunnen dat echter niet. Wij hebben dus enerzijds niet meer de concrete verinnerlijking van vroeger, aan de andere kant kunnen wij ook niet terugkeren tot de nuchtere ontkleding, die dan tot het meer mentaal weten van deze dagen behoort. Zwevend tussen deze beide ontstaan vaak de meest fantastische denkrichtingen en ook in het innerlijk streven de meest eigenaardige verklaringen, voor wat je bent en wat je doet. Wanneer men tegenwoordig iemand zegt, dat gestreefd te hebben wil zeggen geleefd te hebben en dat bereiken niets betekent, dan zal hij ja knikken, want hij is het er filosofisch geziern mee eens; maar gelijktijdig gaat hij voort in zijn poging iets te bereiken en kijkt hij minder naar de middelen en minder naar de zuiverheid van zijn bestrevingen dan naar het resultaat. Het zal u duidelijk zijn, dat wij daar op een gegeven ogenblik mee vast moeten lopen. Je kunt niet aan de ene kant een ideaal huldigen. Aan de ene kant een innerlijke waarheid erkennen en aan de andere kant middelen gebruiken. Die daarmede in strijd zijn. Er zijn wat dit betreft verschillende benaderingen mogelijk, maar degene die voor ons vanavond het meest interessant is en, ook gezien de volgende sprekers waarschijnlijk van belang is, is deze; Wij grijpen naar de exotische filosofieën, omdat de gewone wereld ons niets meer te zeggen heeft. Menigeen wendt zich vanuit het Christendom b. v. naar het oosten of naar denkwijzen, die elders bestaan, alleen maar omdat hij daarmede iets nieuws schept, De mens is blind. Die blindheid voor een groot gedeelte van zijn eigen geestelijke mogelijkheden, resulteert in het onvermogen om zich vele dingen voor te stellen. Als je vroeger zei: er is niets, dan zei men; nu ja, dan is er niets. Punt. Men ging zich niet afvragen, hoe men zich dat niets moest voorstellen. Men zei eenvoudig; het is er. Tegenwoordig gaat iemand, tegen wie je zegt; daar is niets, zich afvragen welke eigenschappen het heeft, niet begrijpend dat het niets eigenschaploos moet zijn. Dat het het meest neutrale is wat er bestaat. Wanneer je hem zegt; er is een ledige ruimte, dan gaat hij zich afvragen waar de grens ligt. Vroeger hadden de mensen eenvoudiger denkbeelden en was er misschien onder de pannenkoek-aarde, die op een paar zuilen en een paar grote schild padden rustte, een enorme zee. En waar die zee naartoe ging, daar vroeg niemand naar. Hoe dat water er was, daar vroeg ook niemand naar. Waar een grens was, daar vroeg niemand naar. Doordat men niet vroeg naar de dingen, die niet verstandelijk beredeneerbaar waren, maar deze a.h.w. probeerde te gevoelen, was men in staat om het ónbegrijpelijke voor zich toch aanvaardbaar te maken. Wanneer wij in onszelf moeten keren en wij moeten in onszelf zoeken naar een nieuwe weg en een nieuwe mogelijkheid, zoals in deze tijd van vernieuwing, dan zouden wij ook heel veel dingen eenvoudig moeten aannemen. Maar wij kunnen het niet. Wij voelen in onszelf wel dat het nodig is en wij gaan dat dan omzetten. Wij proberen het in een visioen te vinden, zoals bij Bellamy b.v. We proberen het om te zetten in een filosofie, die dan toch ergens logisch is. Wat wij niet begrijpen is dit; In onszelf ligt een volkomen onbegrepen en ten dele onkenbare wereld. Wij kunnen wel met die wereld worstelen, maar we kunnen haar niet regeren met de maatstaven die wij kennen. We moeten dus uitgaan van onszelf. En daarbij in de eerste plaats van ons gevoel. Ons gevoel moet bepalend zijn voor ons denken, ook wanneer dat in de wereld schijnbaar niet zo passend 30

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

is gezien de structuur enz. Wij moeten dit gevoel gebruiken om uit ons weten die delen te lichten, die voor ons waarlijk belangrijk zijn en al het andere moeten wij terzijde stellen. Hebben wij ook dit gedaan, dan blijft dus over een in het begin onsamenhangend complex van feiten of van punten of van stellingen. Maar ze behoren tot ons wezen, ze worden voor ons innerlijk of emotioneel gebonden met elkaar. En die verbinding moeten wij waarmaken. Wanneer ik voel dat ik verbonden ben met God, dan is dat heel erg mooi, maar ik moet het ergens voor mijzelf waar weten te maken. Ik behoef er geen theorie over op te bouwen en ik behoef niet te weten wie en wat God is, maar ik moet dit gebonden zijn met een. hogere kracht in en vanuit mijzelf tot uitdrukking weten te brengen. Zolang ik daartoe in staat ben, is het goed. Op het ogenblik dat ik dit niet meer kan, kom ik met mijzelf in strijd en verlies mijn werkelijk contact met het Goddelijke. Materieel ziet u precies hetzelfde trouwens. Je zoekt iets wat voor je belangrijk is. Geborgenheid, zekerheid, weten, een bereiking misschien. Maar terwijl je het een zoekt, doe je het ander. Je bent ergens geboden aan een lotslijn, waaraan je meent niet te kunnen ontkomen. Je spartelt als een vis, die door de hengelaar langzaam wordt ingehaald. Je vecht als een gek, maar onweerstaanbaar word je voortgedreven in de richting, die je dan het noodlot noemt. Dit, vrienden, betekent dus dat er iets is, wat ons bindt. En esoterisch zowel als exoterisch is het van belang dat wij beseffen wat ons trekt. Wat is de lijn, die onze richting bepaalt. Ik hoop dat onze gasten daarover vanavond meer zullen zeggen en wil daarom volstaan met een paar heel eenvoudige gegevens. 1. Hoezeer wij onszelf ook denken als een bijzonder wezen, wij behoren tot een soort. De eigenschappen van de soort zijn de beperking, waaraan wij niet kunnen ontkomen. Je kunt bovenmenselijke dingen doen, maar je kunt nooit ophouden mens te zijn in elke zin van het woord. 2. Je kunt in jezelf een waarheid erkennen. Maar wanneer deze waarheid : strijdig is met de wereld, waarin je leeft, ben je als deel van die wereld niet in staat om zoiets waar te maken. 3. We hebben instincten. Die instincten worden omgezet in een redelijke verklaring. Maar die redelijke verklaring is zoals wijzelf weten niet aanvaardbaar of geheel juist. Wij gebruiken mooie en hoge woorden en meer, maar het helpt ons niets. Wij zijn in strijd met onszelf, wij kunnen het voor onszelf niet wegpratem. Dan is de vraag dus niet: hoe moet ik dit edel en hoog maken en verklaren? Maar de vraag is: waarom ben ik zo? Dat waarom is moeilijk te beantwoorden. Als u b.v. aan de ene kant - ik neem nu maar een voorbeeld - een zeer grote interesse hebt voor politiek en aan de andere kant een zeer hoge interesse voor esoterie, dan bestaat er een gevaar dat u zult trachten in de esoterie politiek te bedrijven. D.w.z. groeperingen te scheppen waarmee u naar meent een machtsevenwicht binnen uzelf tot stand brengt. Maar dat kan niet. Omgekeerd zult u trachten in de politiek esoterie te lezen en u zult dus feiten op een totaal andere wijze verklaren dan de werkelijkheid ooit is geweest. U komt tot een totale vervreemding,. Die vervreemding regeert op het ogenblik over de gehele wereld. Ik behoef u niet te wijzen op de verschijnselen, die zich woordoen in de wereldeconomie op het ogenblik, de grote sociale omwentelingen die overal aan de gang zijn, de poging tot terugkeer tot oude vormen van machtspolitiek en zelfs revolutionaire politiek die op het ogenblik ook al geen hout meer kunnen snijden. Kortom, alles bij elkaar genomen kun je zeggen: Ja, wij erkennen in die wereld een teruggrijpen naar wat was. Kijk nu eens naar jezelf, want je staat onder dezelfde invloed. Je kunt wel zeggen: ik streef naar een vernieuwing, maar je wordt ergens te ruggetrokken naar dat, wat was. En je zoekt het verleden te herbeleven, terwijl je zegt te willen vernieuwen. Je wilt je eigen waarde bevestigen, terwijl je zegt alleen maar een innerlijke waarde te zoeken. Het is misschien niet prettig om het zo te stellen, maar waar is het ongetwijfeld. En uit dit alles kunt u dan natuurlijk uw eigen conclusie trekken. De mijne is de volgende; Elk wezen dat in deze dagen streeft naar een grotere innerlijke bewustwording, een grotere harmonie met de wereld en een juister contact met de Oneindigheid, kan dit alleen doen EK 1963 - 1964

31

Orde der Verdraagzamen vanuit zichzelf, vanuit zijn eigen. wereld en vanuit alle waarden, die in die wereld zijn gelegen. Hij kan gebruik maken van zijn geestelijke mogelijkheden en voertuigen, mits hij in staat is tijdelijk zijn stoffelijk voertuig als een practisch niet bewust gehanteerd voertuig of apparaat van dat hogere te doen fungeren. Zodra echter het materiele op de voorgrond komt, moet het geestelijk voertuig terugtreden. Dientengevolge moet eerst worden gezocht waar de grootst mogelijke overeenstemming van streven is tussen stof en geest. In de tweede plaats moet worden gezocht naar een middel, waarbij het voor de stof aanvaardbaar is om voertuig te zijn van de geest, waarbij dus die gevoelens, die inspiratieve gedachten en opmerkingen kunnen worden omgezet in iets, wat de stof niet met zichzelf in conflict brengt. En ten laatste, laten we a.u.b. niet proberen om totaal nieuw te zijn. Dan kom je tot een reeks van kolderieke werkingen en dan krijg je zoiets als dat action-painting, waarbij dus de gehele techniek van de schilderkunst en heel veel andere dingen eenvoudig worden weggevaagd achter een stel lege formules. Wanneer u wilt schilderen in deze tijd, dan zult u dat ongetwijfeld modern doen. Maar u zoudt dezelfde technische kunde, de beheersing moeten hebben als die van een Rembrandt of een Rubens en hun leerlingen. Ook nu, in de vernieuwing, is er de beheersing van de oude levenstechniek om het nieuwe mogelijk te maken. U zult begrijpen dat hetgeen ik hier heb gezegd alleen maar een korte inleiding kan vormen voor de sprekers, die na mij komen. Ik wil deze nu proberen te introduceren bij u. De eerste spreker (van uw standpunt uit ongetwijfeld weer een Chinees, want haast elke oosterling is bij u een Chinees) zal dus trachten iets van de geestelijke inhoud van deze dagen duidelijk. te maken. De spreker zelf heeft een achtergrond van Hindoecultuur, maar hij is al een zeer lange tijd in de sferen. De tweede spreker stamt uit wat u zoudt noemen het Nabije Oosten. Hij heeft op aarde als leraar en inwijder een grote rol kunnen spelen en naar ik veronderstel zal zijn betoog hoofdzakelijk trachten een practische binding voor u mogelijk te maken tussen al datgene wat geestelijk bestaat en datgene wat stoffelijk aanvaardbaar en mogelijk is. U ziet dus, dat; wij ditmaal in deze leringen te maken krijgen met - ik zou haast zeggen - de practische kant van de dingen, al zullen deze waarschijnlijk weer worden uitgedrukt in beelden, in beeldspraak, in gelijkenissen enz… Ik geef het woord aan de eerste gastspreker en wens u een zegenrijke avond toe. Vrienden. Wij allen zijn deel van de scheppende en levende kracht. Maar wie van ons is zich hiervan bewust? Zo min als de druppel water weet dat hij oceaan is, weten wij dat wij scheppende kracht zijn. Beperkt zijn wij. En zoals de waterdruppel wordt bewogen door de getijden, door de branding en de golving wordt opgeheven of neergedreven, zoals hij in stromen wordt gevangen en in temperatuur opgevoerd of gekoeld, zo gaat het ons. Wij delen van de schepping, wij zijn ergens de slaven van de stromingen die ons drijven. Wij zijn gebonden aan de golving van een cosmos, die wij niet kennen. Maar de druppel water kent zijn eigen kringloop. Er komt steeds een ogenblik dat hij zich vrijmaakt uit de oceaan, opstijgt, de zeegoden achterlatend, om aan de hemel zwervend te zoeken naar een nieuwe bestemming. Zo is er voor ons allen steeds het ogenblik dat wij, al is het voor een korte wijle, ontrukt zijn aan de invloeden die ons hebben gedreven. En daar bestaat voor ons een keuze mogelijkheid. Misschien, dat volgens mij het verdampte water door de luchtstromingen wordt meegesleurd. Maar wij kunnen aanvaarden en verwerpen. Wij kunnen ons verzwaren, zoals de waterdamp die zich afzet rond een stofdeeltje. Wij kunnen ook onze vrije vorm een tijd lang behouden. En zo kunnen wij hoger stijgen, tot wij ijskristal worden of wij kunnen als een lage nevel over de wateren wegdrijven. Dit is dan onze vrijheid; dat wij kunnen aanvaarden of verwerpen. En van alle vrijheden is deze de belangrijkste. Wij zijn vrij om tot ons te nemen wat ons doel bepaalt. En wanneer wij weten en ons bewustzijn laat dit toe dat onder ons de wereld ligt en wacht in versmachtende droogte, dan kunnen wij tot regen worden. 32

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Wij hebben in het leven - geestelijk én in de materie - allen het doel daar onszelf te plaatsen, waar onze belangrijkheid het meest reeel en het grootst is. Alles wat in ons ligt moet zoeken naar deze taakverwerkelijking. Maar als je nu een stormachtige zee hebt, wanneer de flarden van het schim omhoog spatten, wanneer de demonen uit de diepte grijpen naar de schepen die aan de oppervlakte gaan, wat dan? Dan kun je daar niets doen. In de storm kun je meegaan met de vernietigende golfslag, in de hoop misschien dat naast veel kwaads iets goeds gebeurt. Of je kunt je onttrekken aan de golfslag en opstijgen. Je zult moeten terugkeren en soms sneller dan je begeert. Maar je hebt de keuze je vrij te maken. Wanneer uw wereld stormachtig is, is de eerste noodzaak om u vrij te maken. Of men koningen doodt of landen worden verscheurd ligt buiten uw beheersing. Daar hebt ge geen taak. En al roept men tot u misschien, dat de golven machtig zijn als geheel, gij moet uw taak bepalen. Gij zijt het, die zelfstandig moet leven en uit u moet de scheppende kracht, waarvan gij deel zijt, herboren worden. Onttrek u dan eerst aan al deze dingen. Onttrek u aan de suggestieve spanningen en stromingen. Onttrek u zelfs aan al datgene, wat niet behoort tot uzelf en uw eigen leven. En nu, vrij geworden, zonder oordeel, zonder behoefte tot oordelen zelfs, zult ge in uzelf de rijkdom gevoelen van een vrij zweven, van een vrij zijn. Morgen roept uw taak weer op aarde. Morgen zal het geweld van de ontwikkeling u weer meesleuren. Maar nu kunt ge vrij zijn. Dit is de tijd om te rusten. Want hoe kan een held een goede strijd strijden, als hij de nacht heeft doorgebracht met woelen op zijn legerstede of het doelloos rondzwerven tussen de tenten van een kamp. Hij kan dat niet en ge weet dat. Voor u komt het ogenblik van handelen onverwacht. Maar nu, nu kunt ge krachten vergaren. Ge kunt sterk worden. Gij kunt van uw afstand leren om de behoefte te zien, die waarlijk bestaat. En dat is dan het belangrijke voor u in deze dagen: leren erkennen waar behoefte is. Niet achten op eigen wezen en eigen beroemdheid en eigen behoefte. Maar erkennen waar op de wereld, op welk ogenblik, uw kracht zegen en vruchtbaarheid kan brengen. Want wie in zich keert kan zich niet werkelijk verwijderen van de wereld. Gij kunt opklimmen tot aan de hoogste troon der goden. Gij kunt alle werelden doorkruisen, die er zijn van de geest. Maar er komt een ogenblik dat ge zult moeten terugkeren. Want dit zijt gij: een mens in een stoffelijk lichaam. En dit is uw kracht: de geest die in het stoffelijk lichaam een doel schept, zo belangrijk, dat het lichaam daaruit zijn vrede, zijn kracht en zijn vermogen put. Daaraan kunt ge u niet onttrekken. Laat dan uw geest in uzelf gaan. En wanneer de eeuwig herhaalde vraag komt; wie ben ik en wat is het doel van mijn bestaan?, tracht niet te veel te antwoorden. Ge hebt een doel, al kent ge het niet. Is het dan niet genoeg te weten dat ge een doel hebt en dat het doel duidelijk zal worden op het ogenblik dat daarvoor bestemd is? Wat pijnigt ge u met eindeloze vragen, terwijl ge kunt rusten en krachtiger kunt worden? Ge zoekt in uzelf naar een uitweg uit het mengsel van stoffelijke denkwijzen, van schuldgevoelens en begeerten, van angsten en misschien uw geloof aan goden en demonen. Maar hoe kunt ge daaruit een uitweg vinden, zolang ge deze waarden reëel stelt? Zolang een mens zoekt in de jungle van zijn eigen wezen zoals hij die slot, wordt hij geconfronteerd met gevaren. toch zijn die gevaren maar papieren tijgers. Degeen die het gevaar durft minachten, die zegt; het bestaat niet, kan verdergaan. Maar wie overweegt of het gevaar werkelijk is; hij ziet zich geconfronteerd met krachten, die hem dwingen terug te keren op zijn pad. En daarom is het belangrijk dat je in jezelf niet bang bent. Er is een mens geweest, die zozeer goed wilde zijn, dat hij steeds meer van zijn eigen zondigheid overtuigd geraakte. En hij vergat dat de goedheid belangrijk was en de zondigheid niet; En zo vond hij in het leven geen werkelijke betekenis, en na wat gij de dood noemt niet de werkelijke rust. Want ziet, zijn schulden had hij vergaard als een gierigaard en zijn fouten en gebreken opgestapeld als een schatbewaarder de kostbare edelstenen, in de meest verborgen schatkamers. En daaraan bezweek hij, want deze last ging met hem. Wie waarlijk leven wil en in zichzelf streven vooral in deze tijd hij telle zijn vreugden. Hij telle de kleine momenten van goed, de korte ogenblikken dat je weet iets te betekenen voor een ander. Het korte ogenblik dat je oog de schoonheid ziet van een wereld, of dat uit je innerlijk EK 1963 - 1964

33

Orde der Verdraagzamen zich woorden vormen, waarin iets van een eeuwigheid leeft. Dat zijn de kostbaarheden, waaruit de esoterische bewustwording wordt opgebouwd. Dit zijn de krachten, waaruit ge uw wezen kunt vormen tot een grote gong, gepolijst en op zuivere toon, die weerkaatst de klanken van de grote Schepper, hersprekend, herlevend het geheel van het geschapene. Wanneer gij zegt; de weg van het leven is de cosmische liefde, zo spreekt ge waar, wanneer ge weet wat cosmische liefde is. Maar wie van u weet wat cosmische liefde betekent? Er zijn geen woorden gevonden om die te omschrijven. Zoudt gij dan uw leven willen baseren op het onbekende? Dan moogt ge het niet omschrijven. Dan is het een blindelings aanvaarden van een erkenning in jezelf en een beleven van de krachten, daaruit voortvloeiend. Maar zo ge zoekt een cosmische liefde uit te drukken onder mensen, hoe zult ge ooit slagen? Wat gij uitdrukt is uw eigen liefde. Wat gij aan anderen toeschrijft is uw eigen behoefte. De schulden, die gij aan anderen wijt, zijn uw eigen angsten en uw erkende onvolkomenheden. Daarom, mijne vrienden, tracht te beseffen dat het niet goed is te grote woorden en namen te gebruiken, wanneer je in jezelf wilt keren. Deze dagen zijn doordesemd met wonderbaarlijke krachten. Maar hoe moet het wonder zich openbaren, wanneer ge het wilt dwingen plaats te vinden in een reageerbuis? Het verliest zijn eigenschappen. En het verliest waarschijnlijk zijn werkelijke betekenis. Laat het heilige dat in u leeft onverklaard en heilig blijven. Er zijn mensen geweest, die getracht hebben de goden te ontsluierera. Zij hebben uitgezocht waar de kleinste goden en godinnen wonen. Ze hebben de grotere hun masker afgetrokken en genoemd als natuurkrachten. Zij hebben de krachten langzaam maar zeker tot zelfs Krishna toe gemaakt tot menselijke dromen. De goden zijn daaraan niet gestorven, maar voor de mensen leven ze niet meer. Misschien meent ge dat dit dwaasheid is. Maar laat mij u iets vragen: waar zijn de dromen van uw jeugd? Waar zijn die heerlijke onbeperkte dromen? Waar zijn die gedachten over het grote dat ge zoudt zijn? Waar is dat al gebleven? Ge hebt het omgevormd. Gij hebt het gemaakt tot een deel van uw dagelijks bestaan en ge hebt uw ideaal omgevormd tot een sleur. Ge hebt uw inspiratie omgevormd tot een vaste formule, die regelmatig gebruikt wordt. En gij hebt het geloof in uzelf, in uw God en de wereld, dat u eens bezielde, omgevormd tot een vorm van denken, waarachter als een vage pijn de twijfel en het ongeloof schuilen. Want ge gelooft niet meer in uzelf. En tenslotte gelooft ge niet meer in het grote. Ge zult het uzelf niet toegeven, maar zo zijn de mensen van deze tijd. En toch is dit een tijd, waarin juist nu de stormen vliegend over de aarde razen, nu hier dan daar toeslaand met woest geweld juist nu is het de tijd om voor een ogenblik je vrijheid te herwinnen, om voor een ogenblik je te onthechten van al deze dingen, los te zijn van dit Al. Maar ge meent misschien dat het niet gaat. “Hoe kan ik zo” - zei men vroeger; “mij afzonderen voor de studie, als het kapitaal van mijn familie daaraan te gronde gaat?” Zo hebben ze zaken gedaan; en wat de vaders gewonnen hadden, hebben de zoons weggeworpen. Het was waardeloos en als niet. Slechts een enkeling heeft de moed gehad om die vrijheid waarlijk te nemen. Om te zeggen; Nu gaat het om mij en om niets anders. Vrij moet ik zijn en los moet ik staan van al deze dingen. Dan pas kan ik beseffen, waarheen de stroming jaagt. Dan pas kan ik begrijpen waar de honger voor regen is en waar mijn pogen een vloek zou zijn en een overstroming, die voedsel wegsleurt en die met woest geweld door de dalen gaat en de huizen breekt en de bruggen. Gij moet weten waar ge belangrijk zijt in uw wereld, in de geest. Want het is de belangrijkheid, de belangrijkheid die ge bezit door de vrijheid die ge soms gewint, die het lot van uw wereld bepaalt, die uw bewustwording bepaalt, die bepaalt hoezeer ge kunt fibreren in de klank van het Goddelijke zelf. De mens maakt wonderen uit niets. En de wonderen die geschieden maakt hij tot niets. Want hij is bang van het wonder, hij is bang van het mirakel. Alleen wanneer hij het zelf voortbrengt ziet hij het als zijn verdienste. Dit is een tijd waarin de mirakelen steeds weer geschieden. Ook innerlijk. Er is soms ineens die visie, waarin ge weet: dit is waarheid. Er zijn ogenblikken dat uw geest anders levend en verbonden met de wereld alleen staat. Dat zij een ogenblik zich afvraagt: wat is mij geschied?

34

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Hoe ben ik uit de volte van mijn leven in deze eenzame hoogte gekomen? Hoe ben ik ingesloten geraakt in dit dal, waarin de zon ternauwernood reikt? Dit zijn de wonderen van deze tijd. Plotseling verandert er iets en ge weet niet waarom en hoe. En het is deze verandering, die u een inzicht kan geven in uw ware ik. De verandering wordt veroorzaakt door de stroming, door de golfslag, door het ritme van uw tijd. Maar wat gij ervaart, dat is de erkenning van het Hogere in uzelf. Dat heeft zijn zin. en zijn betekenis, omdat het u voorbereidt op het ogenblik van waar deelgenootschap, van ware belangrijkheid, van werkelijk gebeuren. Het is voor een mens altijd moeilijk om deze eenvoudige dingen te begrijpen. Terwijl de gedachten ontleden en de mond ja prevelt, zegt het hart: dit kan ik niet aanvaarden. Dit is het drama van vele zielen in deze tijd. Zij voelen, zij weten, zij hongeren, maar zij kunnen niet aanvaarden, Zij kunnen niet dat ogenblik van afstand vinden, waardoor zij hun doel, hun werkelijke bestemming en betekenis kunnen erkennen. Gij, die zoekt naar waarheid, ge zoudt in staat moeten zijn om tenminste een ogenblik uzelf te vergeten. Om een ogenblik los te zijn van die wereld. Een ogenblik alles terzijde te stellen, wat u zakelijk en ander opzicht schijnt na te jagen en te bedreigen. Wanneer ge dit werkelijk wenst, zo gaat het niet onmiddellijk. Hoe kan de waterdruppel, die wordt voortgestuwd langs de bodem der oceaan, onmiddellijk verdampen in de hitte van de zon? Hoe kan zelfs hij, die speelt op de kruinen der golven, vervluchtigen wanneer het nacht is en de wind koel? Maar er is voor ons steeds een ogenblik dat wij kunnen bereiken, in geest en in stof. Er is voor u het ogenblik dat ge kunt bereiken. Ge moet weten; nu is het de tijd. En dit is u gegeven. in deze dagen. Gij kunt weten wanneer het de tijd is. Want er zijn ogenblikken dat ge uzelf ledig voelt. Ogenblikken dat de wereld u koestert met onlusten. Ogenblikken dat uw gevoel geen antwoord weet en uw verstand slechts moeizaam en krakend de ontwikkelingen schijnt bij te houden. Dan is het de tijd om een ogenblik weg te vluchten (niet blijvend) uzelf te vergeten en uw wereld en uw meningen en u alleen af te vragen; waar is er behoefte aan mij? Waar zie ik datgene wat mij vreemd is, zo strijdig met mijn wezen, dat ik daar een harmonie kan brengen? Want niet het voortzetten van hetgeen gij zijt en het versterken bij anderen van hetgeen gij zijt is belangrijk. Zoals het niet belangrijk is dat gij materieel zo goed leeft of dat ge geestelijk zo hoog streeft. Maar het belangrijke is, dat de wording van de geest in de stof gemanifesteerd wordt. En belangrijk is dat de stof het antwoord vindt op de kracht van de geest. Er zijn ogenblikken, waarin dat evenwicht mogelijk is. Eén zo’n ogenblik van evenwicht is kostbaarder dan vele eeuwen van bestaan. Ge kunt neerzitten, u spiegelend in de bronnen der wijsheid. Maar wat ziet ge? Uzelf. En ge meent uzelf te kennen. Maar wie waarlijk schouwt in de bronnen der wijsheid, hij ziet in het rimpelend vlak een vreemdeling. Een vreemdeling, die hij niet kennen kan, omdat. hij gescheiden is van hem. Maar een vreemdeling, die hij toch kan beseffen in relatie tot zijn omgeving. Wie wijs is denkt na. Hij zoekt. Maar wat hij zoekt is niet het erkennen van zichzelf maar van die vreemdeling: , die zijn weerkaatsing is. Ook dit is een afstand nemen. De hele esoterische bewustwording van deze tijd, uw mogelijkheden, uw grote mogelijkheden in deze dagen, berusten op die afstand. U verwacht van mij misschien, andere woorden en andere lessen. Ik kan u spreken over de geboorte van sterren en over het langzaam verklinken van de kleurrijke zuilen, die scheppende geesten zijn voor velen. Die soms opgaan in een wereld van éénkleurig licht; en niet meer te onderscheiden zijn. Maar wat kan ik u daarmee leren? Zelfs wanneer gij zoekt het hiernamaals te kennen, zo doet ge dit omdat ge vreest voor de dood. Niet omdat het hiernamaals zo belangrijk is. Waarom zou ik u woorden spreken van veraf, wanneer uw waarheid en betekenis dichtbij ligt? En waarom zou ik mooie en klinkende frasen gebruiken,wanneer frasen alleen maar staan tussen de waarheid, die zij stellen en de mens, die de waarheid moet begrijpen? Zie terug voor een korte wijl op uw leven en vraag u af, hoe vele malen ge iets hebt geschonken, of het een woord is of een glimlach of een jaar van uw leven of uw bezit

EK 1963 - 1964

35

Orde der Verdraagzamen geschonken aan een mens, aan het leven, zonder te vragen; wat krijg ik daarvoor terug? Tel die momenten op. Want ze zijn waarschijnlijk uw enige ogenblikken van waarheid geweest. Zolang geketent zij aan bezit, zelfs het bezit van woorden, zelfs het bezit alleen maar van een zekerheid, die een ander niet heeft zult ge niet bereiken. Maar op het ogenblik dat ge alles vergeet wat ge zijt, omdat iets geschieden moet, op dat ogenblik zijt ge groot. Er is geen meester, geen lichtende kracht, die dan uw meerdere kan zijn. Begrijp dit wel, mijne vrienden Gij kunt groter zijn dan al het geschapene, zodra ge niet meer aan uzelf, aan uw bezit, aan uw belangrijkheid denkt. In uw innerlijke waarheid zult ge vinden het antwoord op de vraag; wie ben ik? Zelfs op de vraag: waarom besta ik? Wanneer ge uzelf vergeet, dan alleen. De mensen in deze dagen zullen grijpen naar al datgene,wat zij niet meer beseffen. En waarom ook niet? Zijn uw tempels zoveel groter dan de tempels van Osiris en Isis? Zijn uw beelden, uw vereringen, uw enthousiasme zoveel groter dan die van de mensen die samenkomen om een tempeldak te vergulden, om de Soeddha te wassen of om de dansen te zien en het offer van de priesters? Er is niet vee! veranderd. Alleen een vorm. Maar het oude heeft geen waarde, omdat het ver van u afstaat. Alleen wanneer het dicht bij u staat heeft het waarde en betekenis. En dat herleidt het weer tot hetzelfde. Vergeet uzelf. Vergeet zelfs de verplichtingen, die ge meent te helben. Vergeet zelfs uw zo goed bedoeld streven. Sta eens een ogenblik afzonderlijk. Wanneer een kunstenaar begint met scheppen, dan observeert hij. Dan tracht hij de lijnen te trekken tot het beeld is geschapen. En dan ziet hij dat het onjuist is en hij vernietigt het. Hij herhaalt het tot het beeld hem goed lijkt. En dan treedt hij weer terug. Hij vergeet zijn voorstellingen en zijn beelden en hij ziet weer naar de natuur. Hij dringt haar in, totdat het een beeld is dat sterk in hem leeft. Hij ís de tak, hij ís de vogel, hij ís dan de berg, hij ís de maan. En dan keert hij terug en ziet zijn kunstwerk. En dan ziet hij dat het onvolledig is. Hij verscheurt het en werpt het weg. Hij tekent opnieuw, telkenmale weer. En dan komt het ogenblik, dat hij de perfectie vindt. Nog is zijn droom sterker. Maar wanneer hij ziet naar zijn tekenbord, naar zijn paneel, dan ligt daar die werkelijkheid; niet zo volledig en niet zo schoon, maar zij is er. Het beeld leeft. En vanaf dat ogenblik kan de kunstenaar dat beeld altijd reproduceren. Kort en voor een ander onbegrijpelijk virtuoos goochelt hij met een enkele penseelstreek, met een enkele lijn, het leven op zijn doek, zijn paneel of zijn tekenbord. Gij wilt de natuur natekenen. Gij zet u neer en ge trekt lijntje na lijntje na, in de hoop dat ge zo een landschap kunt overbrengen in uw uiting. En daar maakt ge de fout. Want de mens veredelt. Maar hoe kan hij iets veredelen, wanneer hij geen afstand heeft genomen? De kunstenaar die naar de natuur schildert kan soms wat bereiken. Maar het beste, het beste brengt hij altijd tot stand, wanneer hij uit zijn gedachten schildert, wanneer alles is gegaan door de filter van zijn gevoelens, door het systeem van zijn brein, wanneer een erkende eeuwigheid wordt uitgedrukt. Kijk naar de schilders, die haast bezeten waren van hun kunst. Zij hebben niet vaak ter plaatse gewerkt. Hun werkelijke bezieling zien wij dan, wanneer zij later - soms veel later een herinnering aan een zonnige hemel, of aan een dreigende avond neerwerpen. Want dan spreekt daarin niet alleen meer mee dat, wat uiterlijk is, maar hun herinnering en hun gevoel. Wij, wij moeten werken, wij moeten ons kunstwerk in de wereld tot stand brengen. Maar hoe kunnen we dat doen, wanneer wij onmiddellijk aan het werk willen tijgen? Dan kunnen we misschien nabootsen wat goed zou zijn, maar het leeft niet. Het is juist de beschouwing, het in u opnemen van iets, het langzaam verwerken en het dan uiten en vergelijken, uiten en vergelijken, totdat ge zegt; Ja, wat in mij leeft is geuit, dat u tot grootheid brengt. Want onze taak is niet alleen maar om ons innerlijk ik te kennen of om een bepaalde taak op aarde te vervullen. Het is om ons wezen uit te drukken, om te scheppen. Op het ogenblik dat wij onszelf vergeten, zijn wij groot. Want dan nemen wij de scheppende kracht waarlijk in ons op. Vergeet uw cijfers. Vergeet uw zorgen en uw berekeningen. Vergeet alles buiten dat ene: dat er een wereld is, waarin gij betekenis hebt. En vraag u af; Waar, waar is mijn betekenis het grootst? Waar vind ik die tegenstelling, waarin ik harmonie kan brengen? En dan hebt ge geen oosters geloof en zelfs geen westers geloof nodig. Ge hebt geen theorie en geen formule nodig. Ge hebt alleen dat ene nodig, het ogenblik van vrijheid. 36

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ziet ge, vrienden, wanneer gij hier zijt en ik u voor een kort ogenblik als mijn leerlingen mag beschouwen, dan tracht, ik u het beste te geven wat ik bezit. En wat meer kan ik u geven dan dat fonkelend juweel, dat mij een steeds grotere vrijheid heeft gebracht en ook een steeds grotere taak? Dát is het, wat mijn woorden trachten uit te drukken. Ge staat niet alleen, dat is waar. Maar hoe weet ge wie u steunt? Ge moogt vertrouwen dat, waar ge tekortschiet, de cosmos die het evenwicht en de harmonie lief heeft zoals gij, zal begrijpen. Maar denk niet te snel dat anderen het wel zullen doen. Denk niet te snel dat gij nu uw taak wel gedaan hebt. Denk niet te snel dat er nu wel een betere of een andere weg komt. Neem afstand. Wees vrij voor een ogenblik, zelfs van uzelf. Want dit is het begin van alle wijsheid. Uit de Bron en tot de Bron gaan wij. En zie, als onwetenden erkennen wij niet oorsprong en einddoel, beseffen niet de eenheid daarvan en vergeten ons wezen in de vragen, die wij scheppen. Vele zijn de aangezichten van het Oneindige en geen god kent slechts een aangezicht. Laat ons dan niet achten op het aanzijn van de goden, op de veelheid van ons wezen, maar laat ons erkennen wat ons beweegt; de kracht van de Bron, het doel van de harmonie. Dat is al, wat ik u te bieden heb. Het is een kleine gave misschien voor een, die leeft in uw wereld. Maar het is de grootste gave, die ik in mijn leven en bestaan heb verworven. Moge zij u dienen zoals ze mij gediend heeft, toen ik haar besefte. Goedenavond. Goedenavond, vrienden. Als je luistert naar hetgeen gezegd wordt, dan is er ergens iets, wat je aan de ene kant wat onrustig maakt en aan de andere kant schijnt te trekken. En zo is het met de wereld, waarin je leeft. Waarom, zo vraag ik u, waarom zien wij de mensen altijd daarheen trekken, waar een gevaar schijnt te dreigen? Waarom zien zij, die vrezen voor een gewelddadige dood, zo gaarne een gewelddadige dood? Waarom zijn zij, die het vuur vrezen, altijd daar waar de brand uitbreekt? Het is eenvoudig. Omdat de mens niet beseft, dat hij zijn vrees nimmer kan overwinnen door te constateren, dat ze voor hem niet bestaat. Het geloof aan eigen onschendbaarheid dat je aankweekt, dat is het grote gevaar van uw tijd, van alle dingen. Wanneer ik hier zeg: “Er gaan demonen rond”, dan zijn er enkelen onder u, die vrezen voor die demonen en zij roepen maar een goede kracht, die hen moet beveiligen. Anderen zeggen; Ach demonen, zij zullen de wereld verscheuren, maar mij niet. Dit, vrienden, is het raadsel van uw tijd. Waarom gelooft een ieder zozeer onkwetsbaar te zijn? Waarom denkt een ieder dat het anderen overkomen kan en hem niet? Waarom denkt een ieder dat de krachten voor een ander bestemd zijn en niet voor hem of voor haar? Waarom zegt men dat een bepaalde wet ongetwijfeld juist is, maar men mag zelf ervan afwijken? Waarom? Is het niet omdat men vergeet dat je in een wereld alleen kunt leven als deel van het geheel? Wanneer één mens sterft, sterft er iets in alle mensen. Wanneer er een mens ongelukkig is, zal er in alle mensen iets van dat ongeluk weerkaatst zijn. Wanneer er een vreugde is, dan zullen allen die vreugde in zich kunnen ervaren. De wereld is een geheel, de mensheid is een geheel. En de Bamtoe, die vanavond met wraakgedachten rondsluipt, de neger die de dag ziet groeien in haat, zij zijn deel van u allemaal. Wanneer ik hier moet spreken over de praktijk van deze dagen, over de kracht van deze dagen, dan moet ik wel beginnen met te zeggen: Alles wat er op de wereld is, dat leeft ergens in u. Zolang ge dat niet beseft, zolang ge uzelf onkwetsbaar acht, zolang ge meent dat het u niet aangaat, zolang wordt ge gestuwd door anderen. Juist het begrip voor het deelgenootschap van mens en mens en mens en geest is de uitweg. Je kunt geen grens trekken. Want de misdadiger in de gevangenis is slechts de zwakke afschaduwing van de misdadiger, die geëerd wordt als een eerbiedwaardig mens. En de goedheid van een, die om heiligheid wordt geëerd, is slechts de zwakke afschaduwing van hen, die in zich een heiligheid bereiken. Nu zijn er op uw aarde altijd weer plaatsen, waar in het verleden misschien en misschien ook nu, in de toekomst of in het heden, de wijzen die ge niet kent en de zondaars die ge niet kent, hun krachten hebben neergelegd. Er zijn op de aarde brandpunten, waar wonderlijke EK 1963 - 1964

37

Orde der Verdraagzamen gedachten en krachten samenspoelen. O, ge kent er sommige van. Een plaats in de Andes, de Pyramiden, ergens een verborgen klooster in Tibet, maar ook misschien een kleine kuil met een loom, en een paar stenen op de Veluwe. Ze zijn er overal. Die plaatsen zijn brandpunten van het geheel. En dat geheel, dat is het, wat u beïnvloedt. En soms is het of er een stroming van uitgaat, een werveling, die ver uitgrijpt over het land. En dan moet ge reageren op die dingen, of ge wilt of niet. De angst en de onlust, de onzekerheid van anderen wordt deel van uw angst en uw onzekerheid. Zeker, dan is de oplossing - zoals mijn geëerde oudere broeder heeft gezegd - om een ogenblik afstand te nemen, om de werkelijkheid te zien. Maar als je weer terugkeert, zul je moeten werken met de middelen, die je hebt. En bij die middelen zijn er een paar, die ik u deze avond graag zou willen wijzen. O, het is geen panaceum voor alle kwalen, ik weet het. Maar het is een begin. De waarheid van uw gedachten, van uw innerlijke wereld, domineert te allen tijde de materie, zolang gij beseft dat die geestelijke werkelijkheid belangrijker is dan al het andere, en tracht haar in die materie - al is het maar een ogenblik - uit te drukken. Uw denken is sterker dan al het andere. En het is uw denken, dat kan afstemmen op een van die vele punten van deze wereld, waar de krachten op het ogenblik wervelen en spoelen, om in golven uit te gaan over de wereld en terug te keren naar een cosmisch patroon. De invloeden die van buitenaf komen bereiken u niet alleen, ze wekken het oude terug. Het oude, dat sommigen zal trekken maar een heilig land, anderen naar grotten aan de zeekust. En weer anderen misschien naar de stilte van sommige oude heilige wouden, die allang vergeten zijn. Je wordt getrokken naar een plaats. Je bent deel van iets, wat groter is dan jezelf bent. En als je dan bang wordt, dan haat je. Wanneer je aanvoelt hoe sterk de kracht is van Jeruzalem. dan kun je zeggen; Ik haat deze stad, want zij trekt mij voortdurend. Ik moet haar overweldigen. Ik wil haar bezitten en vernietigen. Of je kunt haar eerbiedigen en beschouwen als een plaats, waar je een ogenblik kracht wint, een ogenblik stilte vindt, om dan weer terug te gaan. Ik weet niet of u begrijpt, waarop ik probeer te zinspelen. In mijn tijd was ik - ofschoon niet in uw taal - literator, schrijver. En veel van hetgeen ik geschreven heb komt op het ogenblik door de keuringscommissie slechts met enige aarzeling. En in Nederland alleen dank zij een diplomatieke vertaling. U ziet, ik speel open kaart. Die dingen zijn allemaal zo erg niet als de mensen denken. En ik heb helemaal niet de noodzaak ooit gevoeld tot een plechtigheid, maar wel tot een strijd. Wanneer er een onrecht is en dat onrecht beroert mij, dan zal ik vechten. En is het onrecht begaan, ik zal het niet vergeten en ik zal verder strijden. Niet om de genen te kwetsen die het onrecht begaan hebben, maar om het onrecht ongedaan te maken. Zo ben ik in mijn leven geweest en zo ben ik nog. Wat mijn wijsheid is? Het is misschien een beetje meer begrip voor het leven; een beter inzien, hoe alles samenhangt. Ik heb eens moeten vluchten omdat ik een aanval had gedaan; een aanval op een mens die volgens mij de oorzaak was van alle onrecht. Ik moest toen uit mijn eigen land vluchten. Ik heb een tijdlang gewoond in het - eerlijk gezegd - wat droefgeestige Engeland. Ik ben weer teruggekeerd. Maar ik heb de strijd niet beëindigd voor het onrecht, voor zover het mogelijk was, ongedaan was gemaakt. Want er was iets, wat mij daarmee bond. En nu ik daarop terugzie, terugzie van een af stand van practisch een eeuw, terugzie van een afstand van vele sferen die daartussen liggen, nu pas tekent zich voor mij het tableau. Nu pas zie ik wat er is gebeurd. Ik zie hoe er een echo in mij was, hoe er een begrip in mij was voor iets, een onrust, die ik niet kon verklaren. Want er was veel onrecht. Maar ik vond een brandpunt voor dit onrecht in een mens, in een situatie a.h.w. Daarom heb ik toen mijn pamfletten geschreven. Maar wat ik schreef was niet alle en gericht op die ene zaak. O, nee, het was gericht op die wereld, die mij onrustig maakte. Het was mijn poging om ergens waardig en waar te zijn. En dat, vrienden, dat stond ook in verband met een dergelijk centrum. Een centrum dat niet zover van Parijs afligt, een centrum dat heel oud is. Van daaruit kwam die werveling, van daaruit is elke keer weer die eigenaardige onrust over Parijs en omstreken gegaan. Van daaruit is die onrust gekomen, die mij beroerde. En ik heb geantwoord. Maar ik heb toch ook geleerd, dat ik ergens afstand moest nemen. En vooral toen ik verbannen was heb ik geleerd, dat de felheid van mijn aanval rooit haat mocht zijn. 38

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

En zo geldt het voor u in deze tijd. Het gaat hier niet om de plechtigheid en de plechtstatigheid. Het gaat hier om een begrip voor wat er geschiedt, een begrip voor het onrecht dat er geboren wordt. Een onrecht waaraan een ieder voorbijgaat misschien, maar wat u ergens begrijpt. Want die invloeden zijn op het ogenblik actief. In Nederland, in Frankrijk, in Duitsland, overal. Tot zelfs uit de vergeten grotten van de Arizona komen op het ogenblik de oude stromingen, de oude geesten naar boven. Op de toppen van alle gebergten tot aan de Elbroes toe, daar dalen die stralingen naar beneden. En ze zeggen tegen de mensen; Er is iets. Je moet iets vinden. Iets nieuws, iets sterks. En dat kun je niet vinden. Daarom voel je je afgesloten, verlaten, eenzaam misschien. Daarom voel je je onrustig en weet je niet wat je moet doen. Maar denk niet dat bet de wereld is, die je onrustig maakt. Ik heb vroeger gedacht dat het politiek was, die mij onrustig maakte. Ik weet nu beter. Ik ben toen doodgewoon getroffen door een invloed, die voor mij paste. Een invloed die langzaam, heel langzaam toenam. En u leeft in een invloed, die u practisch overheerst. Die u van dag tot dag deelgenoot maakt met ongetelde anderen die u niet kent van, een gevoelen, van een emotie, van een beleving zelfs. En als je dat begrijpt, dan zie je dat het een schema is, een plan. Een plan waarin je je eigen rol moet spelen. En die rol kun je nooit spelen door er neerslachtig onder te worden. Ach, je wordt gemakkelijk neerslachtig. Ik heb in die dagen gewandeld en gesproken, ik was neerslachtig en ik heb het achter felheid verborgen. Maar ik heb iets geleerd,. zoals u in deze dagen iets gaat leren. U gaat leren waar de ware belangrijkheid van uw leven ligt. U gaat leren waar de ware kracht van uw leven is gelegen. Mijn kracht bleek niet de roman te zijn, maar het felle pamflet. Mijn werkelijke kracht was niet mijn haat tegen het onrecht, maar mijn geloof aan het recht. Zo zal het bij u zijn in deze dagen. Want wat u beroert moet positief worden. Niet een onrust maken tot neerslachtigheid, tot een prikkelbaarheid. Of de verwachting die blijft voortduren maken tot een last, die je tenslotte neerdrukt. Ach ja, het is het leven van een mens, dat steeds weer terugkeert. Ik zou het u op mijn manier willen zeggen. En u merkt wel aan mijn spreken, aan mijn poging mij hier te uiten, dat ik toch nog ergens de pamflettist ben gebleven. Maar mag ik het dan misschien zo zeggen? Soms zijn er dagen, die drukkend zijn, wanneer de grauwheid van de hemel en de stille vind, door een enkel windduivel gestoord, je tekenen dat er storm komt. Soms stoor je je er niet aan. Je gaat door de hitte, die steeds zwaarder wordt. Je bent ongedurig en je twist met anderen. Een enkele keer schouw je naar boven en dan zeg je: Er komt een onweer, er komt storm. Maar wie is de meest verstandige? O, je ziet hen soms, de bedienden en de conciërges. Wanneer ze dit zo voelen aankomen, dan gaan ze controleren of de ramen dicht zijn. Ze zien of de poorten en de huizen goed gesloten zijn. Ze nemen wat voorzorgen en ze halen iets naar binnen, wat buiten op de binnenplaats heeft gestaan. Ze bereiden zich voor op een storm, al weten ze niet, hoe die komt en of hij wel zal komen. Want misschien, misschien zullen er alleen maar loodzware druppels neervallen, die een eigenaardig ritme laten horen op de ongelijke stenen. Die de hemel wat schoonspoelen. Of misschien ook is het de felle wind. De wind die de stof in de straten opjaagt, die de paarden schichtig doet steigeren, die de voorbijgangers berooft van hun hoofddeksel, de vrouwen dwingt zich angstig in hun mantels te hullen en naar binnen te vluchten, misschien in een huis. Ik weet niet wat de stormen zijn, die gaan komen. Maar u weet dat uw gevoelens voortdurend beroerd worden door iets, wat op een dergelijke storm zal lijken. Bereid u voor. Neem uw maatregelen, opdat er niets is, wat los is in uw leven, niets wat kan worden meegesleurd, wanneer die storm komt. Reken af met uzelf. Denk niet dat het leven een duel is. Zeker niet een edel duel met de flitsende degen. Het is eerder een voortdurend zien naar het weer, om te zien hoe je je weg verder kunt afleggen. In deze dagen is het erg belangrijk dat je dat probeert te zien; Wat van vandaag op morgen verandert het. Soms is er een donderslag en dan weer eens is de hemel blauw. Als de hemel blauw is, de lucht fris is en nieuwe geuren aandraagt, dan moet je naar buiten gaan, dan moet je klaar zijn en te genieten van wat het leven biedt. En als de storm zo dadelijk dreigt dan moet je niet tot het laatste ogenblik doorgaan. Dan word je een gevangene,dan raakt de storm je. EK 1963 - 1964

39

Orde der Verdraagzamen En zo is het in deze tijd. Al de dingen die rond u gebeuren zijn een groot patroon. Ach, ik kan het zien, u misschien niet. Het doet een beetje denken aan een draaischijf met een spiraal erop, een bijna hypnotisch effect. Het is steeds hetzelfde patroon, dezelfde lijn, maar men denkt dat er steeds nieuwe lijnen naar eenzelfde middelpunt gaan. Het is een eeuwige repetitie en steeds weer hetzelfde. Maar ook een voortdurende beweging, die eigenlijk nutteloos is. En in dat alles moet het bewustzijn groeien. Nu staart de mensheid gehypnotiseerd naar dat totale gebeuren en in het middelpunt daarvan valt elk ogenblik de dood of de krijg. En al dat andere schijnt er naar toe te vloeien, onontkoombaar. Zolang u naar dat gebeuren blijft kijken, zolang u zich daar door die schijf laat biologeren, dan doet ze meer dan Mesmer. Ze Laat u uzelf vergeten, ze maakt u tot slachtoffer. Maar als u er naast durft kijken, dan ziet u dat het alleen maar een schijf is, die draait en de herhaling van steeds hetzelfde. En dan kunt u ook zien dat het mogelijk is die schijf stil te zetten. Als u op het ogenblik de geestkracht hebt om u voor te bereiden op wat komt, zonder bang te zijn, wanneer u durft strijden voor een recht omdat het recht is, zonder haat, doch alleen maar omdat je niet kunt verstaan waar er onrecht is, wanneer u strijden kunt voor vriendschap, niet omdat u andere rechten wilt geven om anderen iets wilt ontnemen, maar alleen omdat je deel bent van de mensheid dan kunt je wat bereiken. En nu geloof ik toch dat ik een ogenblik ga terugkeren tot datgene, wat ik nu ben. Want met alles wat ik u vertel en waaruit blijkt dat ik een doodgewoon wezen ben net als u, heb ik een wereld gevonden, die vol is van kracht en vrijheid. Een wereld, die in een schijn van gelijkvormigheid voor hen die haar niet kennen, de hele oneindigheid uitdrukken. En het is vanuit die wereld, dat ik werk. Het is vanuit die wereld, dat ik tracht uw wereld weer te beroeren. En dan kan het mij niet schelen of men mij ziet als een profeet of een god zoals ergens in het oosten of misschien alleen maar als een oude versleten schrijver zoals hier in het westen. Want ik weet dat alle dingen op het ogenblik één zijn. En daar, waar normaal de scheiding ligt tussen sferen en sferen en wereld en wereld, daar valt in deze dagen die scheiding weg. En daar, waar eens de invloeden beperkt en klein waren, daar grijpen ze om zich heen, zoals een kleine warreling van de lucht wordt tot een tornado, die over het hele land gaat. Denk niet dat u altijd in die invloed bent. En wanneer de storm voorbijraast, dan laat ze schade achter, dat weet ik. Maar het is ook onze wereld, die er is. Wat er misschien hier teloorgaat, wat hier dan niet vervuld wordt naar uw wens en verlangen, dat wordt aangevuld. Niet omdat gij zo hoog zijt of omdat wij zo hoog zijn en u iets geven, maar omdat de harmonie van deze tijd doorklinkt. Harmonie is meer dan alleen maar een moment. Hoor het zingen van het licht. Het zingende licht, dat vibreert door je hele wezen, dat alle geschreven en ongeschreven muziek maakt tot een machtige melodie, die je in jezelf beleeft, die je bent. Die kracht komt. ook tot u en uw wereld. Laat u daarom niet frustreren, laat u niet ontmoedigen. En probeer niet alle raadselen op te lossen, want daarvoor is het niet de tijd. U kunt niet zeggen, welke invloed het is die u beroert. Maar u kunt wel zeggen wat er is, voor u, nu. En nu is er een taak, want er is te strijden voor iets wat recht is. Nu is er een doel: Het beseffen van een eenheid, waaruit je uiteindelijk bestaat. Nu is er een innerlijke bereiking: het gevoel van verbondenheid tussen hoogste en laagste kracht desnoods, maar het weten dat je één bent. Nu is er een weg: het middel waardoor je uitdrukking geeft aan dit alles. Hoe jammerlijk is het te moeten beseffen hoe weinig woorden kunnen zeggen. Geloof mij, alle krachten en alle waarden, die u nu misschien nog wel voelt maar niet beseft, kunt u en zult u leren kennen. De zin van al wat nu gebeurt zal u duidelijk worden. Wanhoop aan niets. Aarzel niet. Zeg niet; Nu ben ik zwak of nu ben ik sterk. Maar leef, mens, deze tijd! Leef ze, opdat je innerlijk wezen, je werkelijkheid, de harmonie voelt, de kracht van dat zingende licht. Vraag dan niet naar woorden. En als u aan deze tijd en wat er allemaal in plaats vindt misschien onaangename herinneringen hebt, bedenk één ding: onaangename herinneringen geven een onjuistheid aan. En niets is een groter vreugde dan het onjuiste te herstellen. En wanneer u zichzelf soms machteloos 40

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

voelt of denkt; ik schiet te kort, onthoud dan maar één ding: Soms is een tekortschieten, het begin van de grootste kracht. En als u meent onmisbaar te zijn, bedenk dan maar één ding; U bent deel van een groot geheel. En al valt u duizendmaal uit, er is altijd een andere weg en een ander middel, ook al ziet u die niet. U bent niet belangrijk in het geheel, u bent belangrijk om uzelf. Als ik nu een abbé was, zou ik er nu een mooie spreuk achteraan moeten gooien en een zegening en een compliment, voor de dames. Ik bent dit niet en zeg het gewoon op mijn eigen manier. Wie openstaat voor het leven en zich niet te veel vragen stelt in deze tijd omtrent het onzekere, die zal de kracht kennen, waardoor de mens meer wordt dan hij nu is. Die zal zien hoe de steden weer worden tot lusttuinen i.p.v. verstikkende holen. Die zal aanvoelen hoe de giftige lucht van deze dagen weer wordt de frisse koelte van een onbewoond en onberoerd eiland. Want de vernieuwing die plaatsvindt, vindt plaats in mét en dóór u. De rol die we erbij spelen, is een beperkte. O ja, natuurlijk, dan hoort er nog iets voor de pers bij. U zult wel ontdekken, dat er nogal wat moord en doodslag komt in de komende tijd. Maak u er geen zorgen over. Per slot van rekening vallen er elke dag meer verkeersslachtoffers en slachtoffers van andere fouten van de mensen, die niet vermeld worden dan die paar die door geweld zullen gaan. U zult ook horen over allerhand fraudes en oplichterijen. Maak u daar a.u.b. niet druk over. U wordt elke dag van staatswege voor zoveel bezwendeld, dat die kleine bedragen van die anderen er best bij kunnen. En als u hoort dat er grote rampen van natuur en dat het zelfs hier in Nederland op een gegeven ogenblik weer even wat minder prettig is, trek u er niet veel van aan. Overstromingen zijn er elk jaar en de aarde beeft elk jaar zoveel keren, al wordt het niet altijd gemerkt. En wanneer ze weer eens met een sabel rammelen, lach er om. Zolang ze rammelen, slaan ze niet. Het is altijd zo; als ze erg over vrede praten, moet je wel even uitkijken. Want degeen die wil aanvallen, spreekt over vrede. En daarom, maak u niet druk over alles, wat er in deze tijd zo van buiten geschiedt. Doe in je eigen kring en doe voor jezelf het beste wat je kunt en beantwoord aan de kracht, die je krijgt. Meer heb ik niet te zeggen. Misschien bent u teleurgesteld en vindt het geen mooi slot. Onthoud dan een ding; elk einde van elke roman is in wezen een anticlimax. Hoe vaak heb ik niet gezegd, dat ze huwden en gelukkig waren en daaronder gezet: einde. Dat betekent alleen, dat je je mond houdt, wanneer de grootste ellende pleegt te beginnen, de grootste strijd. Al het andere is voorlopig. Denk nu van deze avond maar hetzelfde. Mijn betoog is geen einde, het is een begin. Want op het ogenblik dat ik zo dadelijk zwijg en zal proberen om het medium vrij te geven, begint voor u de realisatie van die invloed, begint voor u de positieve houding, begint voor u de strijd om al datgene, wat u hier leert, eindelijk eens een keer voor een klein stukje waar te maken. Dan kunt u daarover misschien wel enkele delen schrijven, hé. Dan krijgen we misschien nog ‘twintig jaar later’” en “veertig jaar later”, zoals een collega van mij geschreven heeft. Maar uiteindelijk krijgen we ook het resultaat. De Meesters (zoals u hen noemt) ze willen u helpen. Maar mem kan niemand helpen, die zichzelf niet wil helpen. De krachten rond u willen we tenslotte goed richten. Maar dat kan alleen, wanneer u persoonlijk eerst ; het voor u juiste vindt. Daarom zou ik u een raad willen geven; Overdenk al de dingen, die wij gezegd hebben. Maar, vrienden, daarna ……. grijp de kracht, die je gegeven is. Neem het begrip, dat je gegeven is. En breek die keten van mopperij, van gevoel van onrecht, van eenzaamheid, van onbevredigdheid. Breek de keten. Maak je er van los. En begin het werk van harmonie, van het scheppen van een werkelijk recht en een eerlijkheid. Dan komt al het andere vanzelf. Goedenavond. Nummer 5 Esoterisch magische 14 januari 1964 Goedenavond, vrienden.

EK 1963 - 1964

41

Orde der Verdraagzamen Deze avond hebben wij een tweetal gastsprekers, naar ik zou graag eerst een paar punten willen inleiden. Ik hoop dat u daarvoor begrip hebt. Wanneer wij ons bezighouden met esoterie, met godsdienst, kortom met al datgene wat reikt naar werelden, die verder liggen dan de menselijke, worden we opaarde geconfronteerd met een later. Warmeer u op aarde goed leeft, komt u later in de hemel. Wanneer u nu streeft om uw innerlijke weg te gaan, dan zult u eens later daarvan de vruchten plukken. Ik vind dat een beetje vreemd. Stel u voor dat u naar een advocaat gaat met een zaak en hij zegt: Dat kan ik voor u bemiddelen en u zult die zaak ongetwijfeld winnen, nadat u dood bent. Dat een medicus zegt: Ik wil u wel genezen en ik zal dat ook doen, maar dan moet u eerst 25 jaar geduld hebben. Dan gevoelen wij ons niet prettig; dan zeggen we: Dat is onzin. Wij verwachten van een arts dat hij ons onmiddellijk geneest. Van een raadsman dat hij ons nu en zo snel mogelijk zal bijstaan, en tot resultaten zal helpen. Wanneer wij met godsdienst te maken hebben, met esoterie en al wat daarbij behoort, dan meen ik dat wij ook in de eerste plaats de eis mogen stellen, dat het nu betekenis heeft. Het gaat er niet en wat wij later misschien zulle krijgen, wat wij eens later zullen bereiken. Het gaat er en wat wij nú zijn, en wat wij nú tot stand brengen. Naar ik meen is de werkelijke esoterie zowel als de werkelijke godsdienst op dit ogenblikkelijk effect afgestemd. Al datgene, wat alleen maar met beloften in een verre toekomst schermt zonder ogenblikkelijke mogelijkheden te scheppen, moet ergens verkeerd zijn, toont een gebrek aan inhoud, een gebrek aan waarde. Wanneer wij te maken krijgen, zoals op deze avonden steeds weer gebeurt, met entiteiten die veel hoger staan dan wij en die wij meesters noemen, dan zijn wij ook heel vaak geneigd om hun leringen aan te nemen als iets, waarmee wij dan later iets zullen bereiken. Dat is m.i. volkomen verkeerd. Dit alles wordt gebracht omdat het dan belangrijk is, niet omdat het later eens belangrijk zal zijn. Je kunt natuurlijk op het ogenblik veel leren, wat u pas later, wanneer u veel rijper bent geworden kunt gebruiken. Dat ben ik met u eens. Maar het criterium is niet de tijd| het criterium is uw persoonlijkheid en uw persoonlijk wezen. In dit verband wil ik nog op iets anders wijzen. Er zijn mensen die dromen van een koninkrijk Gods, dat eens op aarde gevestigd zal worden. Er zijn mensen die dromen, dat zij eens in het koninkrijk Gods zullen ingaan. En toch heeft Jezus gezegd: Het koninkrijk der hemelen is in en rond u. Jezus heeft daarvan dus ook weer iets onmiddellijks gemaakt, met iets wat op een afstand ligt. Dit is zeer belangrijk, wanneer wij die meesters en hun leringen bezien. Want hoe mooi, hoe fraai ze ook spreken, hoe wonderbaarlijk de openbaringen misschien kunnen zijn die zij ons geven, wij hebben als mens en als geest het recht daaraan een bepaalde maatstaf aan te leggen. En die maatstaf zal deze zijn: Wat betekent dit nu voor mij? Wat kan ik hier nu onmiddellijk mee doen? U zult het misschien niet met mij eens zijn. Mensen nemen graag afstand van de godsdienst. Zij nemen ook graag afstand van God en van hogere waarden. Zij zijn vaak bang zich te verwikkelen in uiteindelijk misschien niet geheel volmaakte procedures. Ze zijn bang zich geconfronteerd te zien met zaken, die eigenlijk minder prettig, minder eenvoudig, minder gemakkelijk zijn. Wanneer wij echter oprecht en eerlijk willen streven, dan zullen wij m.i. niet moeten uitgaan van iets wat op een afstand is. Deze dingen zijn niet ver weg. En al die stellingen zijn niet bedoeld en eens later tot werkelijkheid te worden gemaakt of als een mooie theorie in een boek te worden ingeschreven. Ze zijn bedoeld om nu in de praktijk om te zetten. Er is nog een punt, dat m.i. hierbij belangrijk is. Rond en in de mens leeft ook die wereld, die men het paranormale noemt of het occulte. Ook van deze wereld bent u deel of u wilt of niet. U kunt uzelf ervan afsluiten, maar daarmee houdt de zaak op. Het is er altijd. Wanneer wij geconfronteerd worden met het occultisme, geconfronteerd worden met al hetgeen daaruit kan voortvloeien, dan moet dat ook voor ons een onmiddellijk iets zijn. En wij mogen niet de fout maken dit eerst in theorieën te wikkelen. Als een kind wordt geboren, dan zijn er twee dingen, die onmiddellijk dienen te geschieden. Het eerste is: zorgen dat het kind van de moeder gescheiden wordt. Het

42

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

tweede punt is; wachten. op de eerste kreet; en als die niet komt, proberen het zover te krijgen, dat de longen, toch hun functie beginnen. Wanneer wij te maken hebben met een lering van een meester, een gebeurtenis die grote betekenis voor ons heeft, dan moeten wij ook hier bereid zijn om dat occulte te zien als deel van onszelf. De idee, die in ons wordt geboren, is het kind. Dat moet van de moeder (van de voortbrenger) gescheiden worden. Dat is een eerste vereiste. Het is niet de persoonlijkheid van de meester, die de waarde van de les bepaalt. Het is de geboorte van de les uit de meester die haar tot ons brengt. En daarvoor moeten wij haar scheiden van de meester. Ze moet op zichzelf komen te staan. Daarna zullen wij eerst moeten zien, dat deze mooie lering, deze theorie, deze invloed voor ons spreekt. Zij moet in actie komen, zij moet betekenis hebben. En pas wanneer dit is geschied, kunnen wij het eventueel in de doeken van drogredenen, van rationalisaties e.d. inwikkelen. We hebben nu een aantal van deze bijeenkomsten gehad. En u begrijpt dat wij, broeders van deze orde, geïnteresseerd zijn geweest in uw reacties. Ze zijn niet altijd even prettig geweest. Want voor velen van u werd het een ondergaan, dat niet meer voerde tot een persoonlijke conclusie en toch is die persoonlijke conclusie het eerst noodzakelijke. Het was een in u opnemen van woorden en begrippen, van een sfeer, maar niet een besef, dat zodra het in u levend is gescheiden kan worden van degeen die het brengt en voor uzelf een directe en onmiddellijke invloed moet betekenen. Het is daarom dat ik gebruik heb willen maken van deze gelegenheid door omstandigheden misschien iets beperkter dan anders mijn bedoeling was om u dit eens voor te leggen. Natuurlijk, u bent het die denkt en leeft. U bent het, die uw eigen weg gaat van bewustwording. U bent het, die op uw eigen vlak en uw eigen wijze contact moet zoeken of vinden met de krachten rond u. Het is uw eigen taak en de in u rusten, de gaven naarmate ze tot ontplooiing komen op de meest juiste wijze te gebruiken. Maar dat wil nog niet zeggen, dat we stil kunnen blijven staan bij een geduldig luisteren naar de schoonheid en de sfeer van een meester, wanneer daaruit niets voortkomt. Wanneer een boom geen vruchten voortbrengt wordt hij ongehouwen. Ik ben bang, dat wij dit ook hier steeds onszelf voor ogen moeten stellen. Het is eens eerder gebeurd dat we hebben gezegd: Neen, deze boom brengt geen voldoende vruchten voort. En ofschoon wij in dit geval maar een zeer beperkte zeggenschap hebben, willen we u toch waarschuwen. Waarschuwen dat niet weer hetzelfde gebeurt, dat niet weer zeer veel een theorie blijft, een begrip op de achtergrond, iets wat men niet ziet als dagelijks leven, als deel van eigen bestaan, als een direct innerlijke zaak, die het eigen “ik” volledig beroert en aangaat. Nog een kort woord. Men gaat vaak aan de inhoud van zo’n lezing (vooral van een meester) ergens voorbij. Men beweert; Het zegt mij weinig of niets. Of: Het is maar een beetje gezegd of gepreekt. Of ook wel: Maar dat wisten wij reeds lang. Misschien hebt u vanuit uw standpunt gelijk. Maar daar staat tegenover, dat droog brood misschien niet voor u de meest ideale voeding is, maar dat daar waar hongersnood dreigt brood kostbaar is. De eenvoudige waarheden, de eenvoudige lezingen en daarbij ook de hoge krachten, die onze gasten waarschijnlijk ook vanavond weer zullen trachten u te brengen, zijn misschien ergens broed, niet erg smakelijk, maar ze zijn noodzakelijk. Verwerp niets. Onderga niets zonder kritiek, zonder persoonlijke reactie. Reageer zelf. Bepaal zelf uw standpunt. Alleen wanneer u dit doet zijn lezingen, als die nu toch ook en ten koste van enige offers worden gebracht, waardevol en belangrijk. En dan kunnen we zeggen Deze bijeenkomsten dragen waarlijk vrucht. Ik geef nu het woord over aan de eerste gastspreker. Goedenavond, vrienden. Altijd wanneer ik terugkeer naar de wereld, word ik getroffen door haar enorm beroerd worden door het onbelangrijke. Er zijn in elk leven waarden van werkelijk belang, en er zijn in elk leven bemoeienissen, toestanden en zaken, die in wezen weinig of niets betekenen. Waar nu ligt hier voor u de belangrijke scheiding? Waar ligt de grens tussen het betekenisvolle en het onbetekenende?

EK 1963 - 1964

43

Orde der Verdraagzamen Allereerst kunnen wij stellen dat in elk mens een veelheid van gedachten, dromen en begeerten leven, die voortdurend worden gefrustreerd, worden tegengewerkt door de omstandigheden, die op zijn pad komen. Het lijkt een voortdurende keten van oorzaak en gevolg, een karmische werking, waaraan men zich niet kan onttrekken. Wanneer wij de tegenstelling tussen deze beide zien, tussen onze wensen en onze werkelijkheid, dan hebben wij een eerste begrip voor de werking die voor ons optreedt. Wij worden n.l. beïnvloed door datgene, wat wij wezenlijk zijn; en dit beïnvloedt ons gebeuren. Dit is zo ge wilt uw karma. Wij kennen onze dromen. Wij hebben onze verlangens en gedachten, die nooit waar schijnen te kunnen worden. Deze zijn voor deels de uitdrukking van onze werkelijkheid, die geestelijk bestaat. Het is deze geestelijke werkelijkheid, die wij steeds meer moeten doen domineren boven de materiele werkelijkheid, waaraan wij menen gebonden te zijn. Menigeen gaat gebukt onder een vloek die voor hem niet waarlijk bestaat, doch die alleen is voortgekomen zijn onbegrip, zijn onvermogen om meester te zijn over zichzelf en de omstandigheden. Menige mens wordt in geestelijk op zich belemmerd in elke bewustwording door zijn grote angst, zijn grote afkeer misschien ook voor al datgene wat ín hemzelf leeft. Wees daarom overtuigd, dat al datgene wat in u bestaat zeer belangrijk is. Gij zijt - of ge dit wenst of niet - deel van een geopenbaard en geuit geheel. Alle krachten der eeuwigheid zijn ook in u vertegenwoordigd. En strekkingen en verhoudingen, dat gij de weg in uzelf niet kunt vinden door te denken, te beredeneren. Zelfs in de mathematica, die soms een zeer zuivere taal is voor al datgene, wat ligt buiten het direct menselijk kenvermogen, kan aan vele begrippen geen uitdrukking geven. De wet van de cosmos is een wet van eenheid. Eén zijn alle dingen in hun bron en in hun betekenis, één zijn alle dingen, in hun bestemming. Deze eenheid kan en mag men niet ontkennen. Maar eenheid betekent ook gelijk waardigheid. Het betekent dat elke afzonderlijke instelling, denkwijze en kracht deel van u wordt, zodra gij het geheel kunt aanvaarden. Het betekent, dat gij slechts door aanvaarding waarlijk veel kunt hebben aan anderen. En deze aanvaarding is niet beperkt. Wanneer gij uw God aanvaardt, kunt ge geen grens stellen en geen voor behoud. Gij kunt uw God slechts aanvaarden of verwerpen voor uzelf. En in het laatste geval zult ge nog niet slagen dan voor uw eigen bewustzijn. Precies hetzelfde geldt voor de wereld, voor de sfeer, voor de kracht. Gij kunt niet een deel aanvaarden en het andere verwerpen. Ook hier kunt ge slechts de gehele wereld aanvaarden of niets aanvaarden. Men heeft tot mij gezegd: Maar ik heb toch bepaalde groepen mensen liefgehad. Ik heb mijn dierbaren, die ik bemin boven alles. Is dit dan geen liefde? En ik heb hen geantwoord; Neen. Dit is zelfzucht, een zelfzucht, die ten dele uw recht is, wanneer ge niet meent hiermede te woldoen aan uw verplichting tot werkelijke liefde voor naasten, voor God, voor wereld. Dit zijn verschijnselen in uw eigen bestaan. Maar het is het ontbegrensde van uw aanvaarding dat belangrijk is. Mem heeft mij gezegd: Er zijn toch denkwijzen, die wij niet kunnen aanvaarden. Er zijn systemen, die voor ons niet passen. Ik heb hen geantwoord; Zo gij steeds het geheel zoekt in alle dingen, kunt gij elke stelling mede aanvaarden. Dan is elk systeem bruikbaar. Ongeacht uw politieke inzichten, ongeacht uw eigen toebehoren tot een groep, zult gij ook het andere moeten respecteren, een aanvaarding die het geheel ook voor uzelf leefbaar maakt. Dat wat gij werkelijk aanvaardt in volledige liefde voor de totale mensheid, maakt gij tot goddelijk, tot lichtend en tot sterk. Datgene wat gij verwerpt maakt gij tot een wapen, dat uzelf bedreigt en waarmede gij met of zonder uw wil anderen kwetst. Moeilijk is het steeds geweest om de gedachten van universaliteit en vrijheid de mens voor te leggen. Ik heb tot de mensen gezegd: Vrij zult ge zijn van elke band en binding buiten de kracht, die in u leeft. En men heeft mij gezegd: Dit is dwaasheid. Waar geen wet is, waar geen regel is, waar een ieder zou kunnen doen wat hij wil, daar is alle en weg naar anarchie ere chaos. Ik heb daarop echter geantwoord: De mens, die waarlijk vrij is, zoekt steeds het geheel in zichzelf te vinden. Hij kent geen kleine regels meer, omdat er slechts een grote wet of regel is, die alles overheerst. Ik heb u gezegd: Aanvaard uw wereld, aanvaard het zijn en heb het lief. En zo zeg ik tot u; Dit kunt ge slechts doen, indien ge vrij zijt. Want hij die zich bindt aan regel en wet, dij die zich bindt in het kleine, kan het geheel niet aanvaarden.

44

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Men heeft mij gezegd: Gij zijt een gevaar voor de staat en de godsdienst. Ik heb hen echter geantwoord: Niet ik ben een gevaar, doch zij die een staat of een godsdienst stellen boven hun verplichting t.o.v. het geheel. Zij die een regel of wet stellen boven het beantwoorden aan de God, Die in hen leeft, zij zijn een gevaar voor zichzelf en voor de velen, die nog niet bewust genoeg zijn om in vrijheid hun weg te kiezen. Men heeft mij voorgehouden; Gij noemt uzelf leraar. Maar al lerarende bindt gij ons aan uw begrippen. Ik heb hen geantwoord: Een ware leraar is hij, die in staat is zijn kennis aan anderen over te dragen en hen gelijktijdig toe te staan daarmede te doen naar hun believen. Deze vrijheid geef ik u. Uit deze woorden bouwt zich ongetwijfeld voor u reeds een beeld op. Niet alleen een beeld van mijn persoonlijkheid, waar sommigen zich op het ogenblik zorgen over maken, want ik ben slechts een deel van het geheel, zoals gij. Maar ook het beeld van de leer, die in deze tijd moet domineren. Er is geen plaats meer voor grote of kleine geschillen tussen mensen. Er is geen plaats meer voor een groot verschil in geloofsaanvaarding. Er is geen plaats zelfs meer voor een missiewerk, dat anderen tracht te maken aan wetten. Er is slechts nog plaats voor een innerlijke bewustwording, die een steeds grotere vrijheid betekent voor een ieder en een steeds persoonlijker beleving van een steeds groter heelal. En ziet, daarin heb ik (dit besef ik) gefaald. Ik ben niet de eerste en niet de enige die gefaald heeft. Wanneer ik u de namen van de grootste heiligen der wereld noem, de meest geëerden die ook nu nog de meeste volgelingen tellen, zo zullen ook zij zeggen: wij hebben gefaald. Universaliteit is iets, wat een mens niet ligt, wat hij niet aanvaarden kan. Wanneer ik hem bereken hoe te bouwen, hoe een machine te construeren, dan zegt hij: ja. En geef ik hem een. vernieuwing, dan vraagt hij: wat is het nut? En is er een nut, dan aanvaardt hij. Maar zo ik hem zeg: Uw eigen wezen gebruikt ge verkeerd en ik toon hem aan, dat hij dit doet en waarom, dan zegt hij; Neen, dit mag ik niet aanvaarden, want hierdoor komt mijn wereld in gevaar. Zo is het geweest met de grote wijzen uit het verleden, zo zal het misschien, zijn in de toekomst. Maar in een tijd, dat de mensheid voor grote beslissingen wordt gesteld, moeten wij trachten om nuchter te zijn. Om even de vooroordelen opzij te zetten en deze te grote gebondenheid aan een bepaalde onfeilbaarheid of godsdienst te verwerpen. In deze dagen is niet alleen die vrijheid noodzakelijk. Er zijn andere dingen belangrijk. Gij zijt geest en stof. Ontwikkel deze beide harmonisch. Zo gij uw geest wilt verzorgen, dient gij uw lichaam te hoeden. Zo ge uw lichaam goed wilt gebruiken, zult ge uw geest moeten hoeden. Want deze beide zijn voor u als mens één. Gij kunt tussen deze beide geen ware scheiding maken, want zij vormen beide uw wereld en het is in deze wereld en deze wereld alléén, dat gij nu kunt bereiken, dat gij nu meer deel kunt worden van de grote werkelijkheid, dat gij nu meer de taak kunt aanvaarden die ge daarin bezit. Er is niet een deugdzame en een misdadiger. Er zijn. slechts mensen. En elke mens is deel van u. Dit deelzijn komt tot uiting in een samenwerking, die zowel het begrip en de geestelijke kracht vergt als de materie, de materiele hulp, het materiele begrip. Maar hoe kunt gij beantwoorden aan een materiele noodzaak, indien gij niet in staat zijt uw materie te beheersen, te richten, te gebruiken? Ik zeg u niet; Geef al uw bezit aan de arme. Maar wel zeg ik u; Daar, waar gij in een ander uzelf erkent, dien uzelf in de ander, en ge zult zien dat daarvoor bezit noodzakelijk is. Ik zeg u niet: Maak van uw lichaam een afgod, die ge verheerlijkt. Maar ik zeg u wel: Train uw lichaam, dag na dag. Tracht het gezond te maken door uw gedachten, uw daden en uw leven. Ontzeg het lichaam niet het noodzakelijke. Ontneem het lichaam niet wat het nodig heeft. Maar ook, dwing het tot die oefeningen en die prestaties, die noodzakelijk zijn om het tot een goed en gezond organisme te maken. Want in de wereld zijn er anderen. En anderen die ge kunt beseffen, indien ge waarlijk zoekt naar eenheid als deel van uzelf. En hoe zult ge deze delen van uzelf kunnen helpen en dienen, hoe zult ge uw eigen persoonlijkheid kunnen uitdrukken, indien ge door uw lichaam genoopt zijt om van hen steun te vragen? Uw taak is vanuit uzelf te geven. Uw tweede taak is ook te ontvangen. Zoals een mens zichzelf niet dankbaar is voor datgene, wat hij zichzelf schenkt, doch daarover slechts vreugde kent, zo zeg ik u: Wees vreugdig over datgene, wat ge uit de wereld ontvangen moogt, maar wees er niet dankbaar voor. Het is uw recht, het is deel van uw wezen. EK 1963 - 1964

45

Orde der Verdraagzamen Zoals gij voor uzelf een weg kiest en uzelf ontberingen oplegt, wanneer het noodzakelijk is, zo zal de wereld u soms ontberingen opleggen, omdat ze noodzakelijk zijn. Verzet u daartegen niet. Tracht ze te beseffen, tracht ze aan te passen aan uw werkelijke wezen en noodzaak. Maar bedenk steeds, ge zijt deel van het geheel. Men heeft mij altijd weer de vraag gesteld: Bewijs ons, wie gij zijt. En ik heb geantwoord: Zo gij mij wilt aanwaarden als deel van het geheel, het “ik” u het bewijs gegeven. Zo gij dit niet wenst te doen, kan ik u geen bewijs geven. En daarom hebben ze mij gezegd; Ge zijt een bedrieger. Gij zijt een oproerkraaier. Gij zijt een gevaar. En misschien hadden ze gelijk, vanuit hun standpunt. Voor uzelf kan diezelfde vraag soms gelden. Hoe bewijs ik mijzelf, dat wat ik doe goed is? Uw enig antwoord is: door de innerlijke vrede, de aanvaarding in uzelf, die ontstaat. Een ander bewijs kan niet gegeven worden. Men heeft mij eens gezegd: Doe een mirakel. En ik heb geantwoord: Neen. Want ziet, mirakelen kunnen uit het duister komen en uit het licht. Mirakelen kunnen voortkomen uit de dwaasheid zowel als uit de wijsheid. Gij echter zoudt mij aanvaarden om mijn teken zonder te beseffen waaruit het is voortgekomen. Dan is het beter dat gij mij niet aanvaardt en zo spreek ik ook tot u vanavond: Het is beter dat gij niets aanvaardt, dan dat ge aanvaardt ommentwille van enkele tekenen, waarwan ge de oorsprong niet eens kent. Elke mens is voor zichzelf de enige juiste rechter over zichzelf. Maar hij is ook de enige juiste rechter over de kracht en het optreden van zijn God. Vergeet dat niet. Gij zelve en alleen gijzelf kunt de kracht opbrengen, die in u leeft. Gij kunt weten wat voor u juist is en niet. Gij kunt weten hoe God tot u spreekt, en waar God voor u zwijgt. Niemand kan uw lasten dragen. Men heeft tot mijn broeder gezegd: Gij zijt waarlijk de verlosser. Maar kun je iemand verlossen van zichzelf? Wie echter verlost is van zichzelf is deel van God, van het Eeuwige. Hij behoeft geen verlosser. Men heeft tot mijn broeder gezegd: Gij zijt de profeet en in u is de waarheid van de Schepper. Maar was niet in hem hetzelfde wat er was in alle mensen? Hoe kan hij dan sterker zijn dan anderen? Gij zoekt naar de kracht en de steun van de groten. Gij spreekt over ons als de meesters en de grote krachten. Maar zijn wij dan niet deel van u en gij deel van ons? Zijn wij niet deel van dezelfde kracht, van hetzelfde geheel? Hoe kunnen wij dan meer zijn dan gij? Hoe kunt gij ooit meer zijn dan wij? Eenheid betekent dat er geen verschillen bestaan. Toch weten. wij dat ook een geheel in sommige gevallen geregeerd wordt t. o. v. zijn functies door een enkel onderdeel. Wanneer wij de machine zien, dan zijn het de zuigers van de motor, die de beweging produceren. Het is de as, de krukas, die de beweging zijn gerichtheid geeft, zijn draaiing. Het zijn de kamraderen, die de snelheid van het uiteindelijk optredende effect en de kracht daarvan betekenen. Elk heeft een functie. Ook gij, ook ik. Maar onze functie maakt ons niet meer of minder dan anderen. Het betekent slechts, dat wij een bepaald deel van de cosmische werking vanuit onszelf moeten beheersen. Het betekent, dat wij alleen in dat opzicht, alleen in die taak, meerdere zijn en verder niet. Het is goed dat gij ook dit beseft. Ik heb eens een man beledigd, ofschoon ik dit niet wenste. Want ik zeide tot hem: Waarlijk, gij zijt als staatsman niet meer dan de veger, die de ruimte schoonhoudt. Want zo hij goed veegt, en gij uw staatstaak slecht vervult is hij uw meerdere. Hij heeft mij dit kwalijk genomen Men had mij zelfs de grens willen wijzen. Waarom? Is het dan niet waar dat een mens, die datgene wat zijn taak is goed doet, meer waard is dan een, die de grootste taken der wereld draagt en ze onwaar, onvolledig of onjuist volbrengt? Besef de gelijkheid tussen U en alle anderen, tussen U en de geest. In deze dagen is de wereld, die gij die van de geest noemt, dichter bij de uwe dan ooit tevoren. Ge zult steeds sterker geconfronteerd worden met geesten, die uw hulp nodig hebben of die u hulp willen bieden. Ge zult geconfronteerd worden met hun verschijnselen. Wees steeds ook hier de gelijke. De arme, die u om raad vraagt, die u om kracht vraagt, kunt ge slechts uw wezen geven. En hij is een wezen gelijk gij. De sterke die u hulp biedt en raad, hij is aan u gelijk. Want hij heeft eenzelfde wezen als gij. Uw taak kan het zijn en armen te helpen, om de kracht van de sterke te ontvangen of beide. Maar deze dingen zijn deel van een normaal direct bestaan. Hoe meer ge zoekt daaraan belangrijkheid te geven of te ontlenen, hoe minder gij in 46

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

staat zult zijn waarlijk iets te verrichten. Op kousenvoeten gaat de werkelijke kracht door de wereld. Zij sluipt onhoorbaar en barrevoets door de steden en straten, door de wouden. En overal is zij. Maar zij is haast onhoorbaar en geruisloos. Want zo zult ge moeten beseffen; de waarheid is eenvoudig. Zij is niet meer het denken, zij is het zijn. Het zijn in eenheid met de Schepper en de schepping is ons aller doel en bestemming, zo zegt men. Ik zeg u echter: Het is de enige ware staat van leven, die voor ons mogelijk is,. Besef dit dan. Streef er niet naar toe als iets wat ver weg ligt, maar aanvaard het nu als deel van uw bestaan. Zoek niet naar de grote krachten, die u helpen. Maar wees een met die krachten, die u zouden kunnen helpen en de hulp is u geboren. Zoek niet naar de theorie, de uitleg die u duidelijk zal maken hoe te handelen, te werken, te leven. Maar besef uw eenheid met het Al en ge zult ook zonder theorieën en leringen juist handelen. Op aarde heb ik geleerd, dat dit soort vermaan de meeste mensen niet aangenaam is. Men heeft mij gezegd: Gij ontneemt de mens zijn geloof in het Hogere en de steun die hij daaruit ontvangt. Men heeft mij gezegd; Gij verleidt de mens tot trots en wilt hem maken tot een demon. Men heeft mij gezegd: Gij stelt te zware eisen, waaraan de mens niet kan beantwoorden. Misschien rijzen deze gedachten ook bij u. Maar laat mij u daarom nogmaals, zeggen; Al wat ik naar voren heb gebracht is nu onmiddellijk waar. Gij kunt niet zwakker worden daardoor, ge kunt niet minder of meer worden daardoor als mens. Gij kunt slechts meer één worden met de waarheid, meer vrij in uw leven en beleven, de vervulling van taak en lot. En ongetwijfeld zult ge daarin gelukkiger zijn. Want het geluk, waarnaar de mens streeft en zoekt in de wereld der mensen of in hemelwerelden, is niets anders dan deze oneindige verbondenheid met al het zijnde. Laat. mij u daarom nogmaals zeggen; Weest vrij. Wees vrij en bemin alle leven, alle zijn. Beschouw alles als deel van uzelf en gelijkwaardig aan uw begrip van uzelf. Dan eerst zult ge de werkelijke kracht van deze tijd kennen en ervaren. Dan eerst zult ge weten hoe klein juist in deze dagen en de komende eeuwen de scheiding is tussen eeuwigheid en een tijdelijk bestaan van mens en geest. Ik ga nu elders mijn boodschap brengen, hopend dat wat in mij leeft weerklank moge vinden. Opdat de eenheid gevonden worde, die noodzakelijk is. Opdat de gelijkheid worde erkend, waarin voor anderen en voor mij het enige ware geluk is gelegen. Goedenavond. Goedenavond, vrienden. Gij hebt mijn broeder gehoord en misschien heeft het u geleken dat zijn leer ergens hard is en leeg. Wij leven in dromen. En het leven wordt ons een droom, waaruit wij soms voor een kort ogenblik de werkelijkheid proeven. Wij scheppen onszelf leed en een afgrond, vreugde en hemel. En wij kennen onszelf niet eens. Altijd wanneer je tracht de werkelijkheid en eeuwigheid weer te geven, klinkt zij de mensen hard. Want zij is te groot om de kleine gevoelens van mens en van geest veel waarde toe te kennen. En daarom wil ik trachten op mijn wijze iets toe te voegen aan de woorden van mijn broeder. leder van ons, die nu het licht betreden hebben, heeft gedroomd zoals gij. En voor ons is ook vaak de zon aan de hemel of de verfrissende regenval belangrijker geweest dan God Zelf. Ook wij hebben onze daden uitgezaaid op de akkers van het leven en ook wij hebben ons vaak verwonderd over de oogst. Dit te vergeten is niet goed. De waarheid is hard, maar ze is niet liefdeloos. God zelf is als een blinkend zwaard, maar niet zonder genade. En zo moeten ook wij gezamenlijk in ons zoeken naar beleving, naar bereiking, naar antwoord op onszelf, niet al te hard zijn. De waarheid is er en haar te ontkennen is dwaas. Rond u is het koninkrijk der hemelen, ik weet het. En gij weet het misschien ook. Maar kan een koninkrijk der hemelen werkelijk van ons zijn, wanneer het geen deel is van ons beleven? God is ín ons. Maar kunnen wij ons een God realiseren, wanneer wij onszelf machteloos voelen? En het is juist hier, dat ik op deze avond wat wil aanvullen. Alles rond u leeft en is deel van het rijk Gods. Alles rond u ademt licht en kracht en felheid. Alles rond u spreekt tot u. Gij moet leren te verstaan. En u te zeggen dat ge dit uit uzelf moet leren is ergens de uiteindelijke waarheid. Maar wij, die deel zijn van al wat rond u is, en zelfs van veel wat in u leeft, wij moeten en mogen u daarbij helpen. En dit betekent veel. EK 1963 - 1964

47

Orde der Verdraagzamen Gij, mijne vrienden, zoekt soms door te dringen in uzelf. En ge kunt niet verder. Waarom laat ge ons dan niet doordringen in uw wezen? Denk niet meer aan het “ik”, maar denk aan de kracht, die u dit deel van de weg is. Ge zult zien, dat die kracht wel doordringt en de grenzen opzij werpt, die voor u onoverkomelijk lijken. Wanneer ge meent dat ge tekortschiet, waarom dan niet ons gevraagd om kracht? Waarom niet God gevraagd en kracht? Zeker, het zijn delen van uw wezen, die dan spreken. En wij spreken alleen tot u, omdat wij deel zijn van uzelf, ergens. En God antwoordt u met kracht, omdat Hij deel is van uw wezen. Maar waarom zoudt ge niet vragen? Uit de eenvoud kan het grote soms geboren worden. Een zaad, zo klein als een stofje, kan een struik of een boom voortbrengen, die veel schaduw geeft. Een steen, hoe groot hij ook is, blijft een steen. Onze eenvoud kan er niet alleen een zijn van de harde feiten. Het zal er een moeten zijn van begrip en misschien van bijgeloof. Er moet iets zijn, waardoor ons wezen kan groeien; kan groeien als deel van het landschap, van de cosmos. En zo zie ik niet alleen naar de harde waarheid, maar ik zie daarnaast zoveel andere dingen. Wanneer gij in uzelf alleen naar gelooft aan God, behoeft ge Zijn naam niet te spreken en behoeft ge u niet uitdrukkelijk op Zijn kracht te beroepen. Wanneer in u dit begrip is, dan is het voldoende; en dan zult ge van daaruit kunnen werken. Dan kunt ge uitgaan om te leraren, en zieken te genezen, demonen te verdrijven, licht te brengen in het duister, gevangenen vrij te maken en te troosten hen, die nog bedroefd zijn. Het is alleen die kracht in uzelf, want deze is u voldoende. En wanneer wij dan toch willen roepen tot God, wanneer wij willen spreken in de geheime namen, wanneer wij de riten en de formules willen volvoeren, wanneer wij voor onszelf een keten willen bouwen die reikt door alle sferen, dan doen wij dat niet omdat het noodzakelijk is, maar omdat alleen zo het zaad dat in ons ligt zich kan ontplooien. Omdat alleen zo dat kleine, cosmisch onontwikkelde wezen, dat wij zijn, kan wezen het volbewuste deel van die cosmos, dat het behoort te zijn. Gij ziet rond u veel dingen, waarmee ge u één kunt voelen, soms in uw gedachten, soms in uw begeren, soms in uw wensen of dromen. Maar als gij zegt: Ik ben één hiermee en in uw wezen weet ge dat het waar is, zijt ge dan niet één voor alle tijd? Wanneer ge zegt: Zie, één met deze bloem ben ik, dan kan het uiterlijk van de bloem verwelken, maar haar geur zal deel uitmaken van uw leven zolang ge bestaat, in elke sfeer en wereld. Als ge zegt; Zie, deze kracht is deel van mijn wezen, dan behoeft ge er niet over te spreken, dan behoeft ge het niet aan te roepen of verder te formuleren zelfs. Dan ís die kracht er. En zolang uw wil en wezen die kracht zendt; in het leven en in de wereld, zo spreekt zij tot een ander, zo wekt zij zich zelf in anderen, zo verwerkelijkt zij zichzelf in anderen. In ons eigen wezen liggen de tegenstellingen zo dicht naast elkaar. Er ligt de dood vlak naast het leven en het licht naast het duister. God in zijn openbaring naast de verlatenheid. In ons en zolang wij eenzijdig zijn, zolang ons wezen weigert om al te aanvaarden, gelijkelijk zijn die dingen dan als dood, als duisternis, eenzaamheid, lijden en voor ons de val, die ons leven ons stelt. Niet alleen in deze wereld, waarin ge nu leeft, maar in alle wereld en alle tijd. Maar wanneer leven en dood een worden in u, licht en duister een worden in u, wanneer ge niet meer gedreven wordt door het oordeel, maar gedreven wordt door de kracht in u, waar is dan de grens u gesteld buiten het zijn van de Eeuwige zelf? Men bouwt zich soms een brug. Een brug van begrijpen en gedachten om zo waarheid te vinden. En de bouwstenen van zo’n brug zijn soms de meest wonderlijke. Het is een meester, waarin je meer gelooft dan in je God misschien. Het is een wet, waarvan je weet dat ze niet waar is, maar die voor jou belangrijk wordt. Het is een waan, een illusie, die je eigenlijk voor jezelf zou kunnen ontmaskeren, maar waar je je aan vastklampt, omdat je vreest zonder dit niet verder te kunnen gaan. Zo bouwt ieder mens in zich bij zijn bewustwording (en zelfs in zijn leven) bruggen. Bruggen die bestaan uit onwerkelijkheden en gedeeltelijke waarheid. Maar is de brug belangrijk, indien zij tot het doel voert? Tussen de wereld en de hemel ligt volgens de legende de messcherpe brug van Gehenna, van de hel. Tussen uw wereld en uw leven en uw begrip en de eeuwige werkelijkheid ligt ook die smalle brug van bijgeloof, van onbegrip, van stellingen, die onjuist zijn. Maar als ge die brug kunt betreden, kunt ge de Eeuwige bereiken. En daarom wil ik niet zo hard zijn als mijn 48

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

broeder zoeven, maar ik wil u zeggen; Wanneer ge uzelf al een brug bouwt, wees er zeker van dat zij gedegen is. Want er zijn vele wegen, langs welke de mens en de geest uit tijdgebondenheid kunnen komen tot de onbeperktheid van de eeuwig rustende ruimte. Maar elk van die wegen eindigt in waarheid. Elk van die wegen is opgebouwd uit onwaarheden, die steeds kleiner werden. Bouw uw brug. En zo voor u een brug wordt gebouwd door anderen, noem haar niet de enige en noem niet de bouwer de brug. Maar zo ge werkelijk streeft zo’n brug over te gaan, begin dan waar ge nu zijt. Wanneer gij nu op dit ogenblik wilt zoeken naar licht, begin dan daar waar ge denkt licht te vinden. Uit uw illusie van licht wordt de waarheid van licht nog geboren voor u. En indien ge zoekt naar een absolute waarheid, begin dan bij hetgeen nu voor u waar is. En wanneer ge vreest en angstig zijt en ge zoekt bescherming, zoek ze dan daar, waar ge nu bescherming verwacht, opdat ge ze uit de werkelijkheid moge verkrijgen. Misschien weet ge niet wat het betekent. Laat mij u een gelijkenis geven. Een mens werd achtervolgd door roofdieren. In zijn angst vluchtte hij steeds sneller. En zij achtervolgden hem met steeds groter felheid. Uitgeput zijnde stond hij stil en trok met zijn vingers een cirkel rond zich in het zand, zeggende: Zie, nu ben ik geborgen binnen de goddelijke kracht. En zo stond hij zonder vrees. Zo stond hij rustig en stil. En de dieren, die dit niet begrepen, vluchtten weg. Toen zeide hij; Mijn God heeft mij behouden. En waarlijk, zijn God had hem behouden. Want het was zijn geloof en niet de cirkel of de uiting, die hen beschermd had. Zo gaat het u in het leven. Ge wordt niet geholpen of beschermd. door dat, wat gij zo belangrijk acht, maar door uw geloof erin, door uw zekerheid, die ge op die wijze vindt. En daarom kun je zo gemakkelijk zeggen: Wee hen, die zonder liefde zijn. Wee hen, die niet geloven. Want zie, daardoor ontroven zij zich de bescherming, die zij nog van node hebben. En zo kun je spreken: Zalig zijn de armen van geest, want waarlijk, hun is het koninkrijk Gods. Want zij die zo arm zijn, dat het leven voor hen werkelijkheid is, onbetwistbaar en waar, zij geloven en zij leven en het koninkrijk Gods is met hen. En gelukkig zij, die treuren, want zij zullen getroost worden. Zij die treuren, zij aanvaarden troost. Maar velen, die het besef nog niet hebben om te treuren weigeren de vertroosting die hen wordt gegeven. Ik kan eraan toevoegen: Gelukkig de zwakken. Want zie, zij zullen kracht kennen. Want de zwakken aanvaarden de kracht, die hen gegeven wordt, waar sterken menen alleen voort te moeten gaan. Zo kun je, in de oude beelden sprekend, trachten de mens te tonen wat zaligheid is. Maar hij zoekt er slechts een verontschuldiging in of een vertroosting. Maar het is meer dan dit. Wanneer ik u zeg: Mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u, dan laat ik u mijzelf, want ik ben vrede. En zo ik geen vrede ware, ik zou niet bestaan in het licht waarin ik leef. En zo ge mij aanvaardt als vrede, zo zult ge mijn licht kennen. Niet omdat ik meer ben dan gij, of niet omdat ik de waarheid ben en gij slechts de dwaasheid. Maar omdat ons die ene band bindt van aanvaarding. Aanvaarding is de kern van deze tijd, zoals zij de kern is van de bewustwordingsgang in alle tijden. Aanvaarding is de vreesloosheid, de moed, waardoor hetgeen waaraan je wanhoopt, waar kan worden. De moed, waardoor je dragen kunt wat ondragelijk lijkt. Maar ook waardoor je waarheid kunt verdragen, die je nimmer anders had kunnen aanvaarden. Ik kan u dit alles geven, want het is deel van mijn wezen, maar dan moet ge mij aanvaarden. En zo ge mij aanvaardt en anderen uitsluit, zo zal dat wat ik u niet geven kan ontbreken in uw wezen. Daarom kan ik niet zeggen: Aanvaard mij. Daarom kan ik niet zeggen: Aanvaard alleen God. Ik kan slechts zeggen: Aanvaard het leven en de kracht van het leven. En bouw dan uw bruggen, zo ge wilt. Dring door in uzelf, zoals ge wilt. Beroep u op de engelen en de namen, zoals ge wilt. Want ziet, deze dingen zijn niet belangrijk. Belangrijk is de eenheid. De eenheid die is het Woord. Want zo alle dingen voorbijgaan, dit Woord zal niet voorbijgaan. Wanneer alle dingen ten einde komen, zal dit ene voortbestaan: de eenheid waaruit wij leven en groeien; de kracht die ons bindt en schept, de waarheid van ons leven. Gij …….. en wij zijn één!

EK 1963 - 1964

49

Orde der Verdraagzamen Laat mij u dan een laatste woord ook zeggen, zoals iedereen dat schijnt te doen op avonden als deze. Want waarlijk, de woorden der mensen en zelfs de geest, sprekend in de woorden der mensen, spreekt in formules, die verbergen wat er achter leeft. Wanneer gij in deze dagen of in uw leven waarlijk nood kent, radeloos zijt, kracht van node hebt, wanneer uw begrip en liefde voor de wereld moer van u eisen, dan ge meent te bezitten, bedenk dat wij één zijn in de kracht die ons heeft voortgebracht, opdat wij mogen werken vanuit u, opdat gij moogt werken vanuit en in óns. Laat ons geen grenzen hieraan stellen, doch laat ons de eenheid beseffen, steeds weer, waar zij noodzakelijk is. Opdat wij geen tekenen van node hebben als een maan of een sikkel of een kruis of een lotus, maar slechts van node hebben, het besef dat in ons leeft, waardoor al het negatieve wordt veranderd, waardoor alle duister voor ons licht wordt, tot wij ook het lichte kunnen ontberen. Opdat ons werken worde het werk van de eenheid en eeuwigheid en niet slechts de onvermogende beperktheid van hen, die worstelen zonder weten. Met u, uit u en dóór u trachten wij te spreken. zoals in, uit en dóór ons en van ons het Licht tracht te spreken. En uit het Licht spreekt de Schepper Zelf. Leer vertrouwen hierop, leer aanvaarden en ga uw wegen zonder weifeling of zorgen; opdat ge gezond moge zijn, opdat gij bewust moge zijn en opdat ge de eenheid moogt kennen van alle wereld en geest, in en rond u, als de vervulling van de belofte van het eerste Woord. Goedenavond. Vrienden, ik moet nog een kort ogenblik overnemen. De manifestatie, die u deze avond hebt meegemaakt, is in meerdere opzichten merkwaardig. U hebt twee krachten gezien, die zeer dicht bij u liggen in de tijd en die beiden meesters zijn geweest volgens de begrippen van mens en geest. U hebt in hen beiden een eenheid en ook een verschil kunnen vinden. De eenheid is het innerlijk, de verscheidenheid is de uiting. En ik meen dat wij, voordat wij het medium vrijmaken (nadat het aangepast is) dan ook mogen zeggen, dat deze dingen voor u als punt van overweging erg belangrijk kunnen zijn. Want de sleutel van uw esoterische bewustwording en van uw stoffelijke bereiking liggen in die twee toespraken vast. Wie de sleutel vinden kan, gebruike ze. Maar overweeg deze dingen voor uzelf, opdat ge begrijpen moogt hoe twee zo schijnbaar verschillende krachten toch één en dezelfde kunnen zijn. En wanneer ge de spanningen geabsorbeerd hebt (ofschoon ze voor velen van u in dit geval wel wat aan de hoge kant geweest zijn om ze zo maar direct te bevatten en te begrijpen), vraag u dan eens af, of er ook niet de sleutel in ligt voor uzelf en voor deze tijd. De sleutel om iets direct te bereiken. Mijn collega heeft daar in het begin over gesproken. Mag ik dan als eindconclusie hier stellen: Wat deze avond gegeven is, was voor hen, die het begrijpen, een directe sleutel tot kracht en tot rijkdom, geestelijke rijkdom en licht. Een middel om waarlijk vrij te zijn zelfs. Want dat alles werd u in zo’n kort bestek geboden. U kunt het wáár maken door uit te gaan van de kracht, die u misschien erkend hebt. Dan geloof ik dat wij het hierbij kunnen laten. Ik kan het medium, nu zonder gevaar vrijgeven. Ik hoop alleen, dat u mij dit nawoord niet euvel duidt. Het is echter de beste manier om een redelijke aanpassing op korte termijn te verkrijgen. Goedenavond. Nummer 6. Esoterisch magische Kring. 10 februari 1964. Goedenavond, vrienden. Wij hebben vandaag niet de beschikking over een aantal gastsprekers, zoals de laatste malen wel het geval is geweest. U zult dus zeker wat het eerste deel van de avond betreft met mij genoegen moeten nemen. Wanneer wij een gastspreker kunnen krijgen - dat is dus nog een vraag - dan zullen wij trachten deze onmiddellijk na mij te laten komen, waardoor uw pauze mogelijk vervalt. Wat betreft mijn onderwerp van vanavond zou ik willen ingaan op bepaalde innerlijke waarden van de mens en de praktische mogelijkheden, die ermee verbonden zijn. Op het ogenblik dat je innerlijk bewust wordt, wordt de wereld anders. Je kunt niet zeggen hoe of waarom, maar ze verandert,. Elke fase van innerlijke bewustwording betekent ergens een 50

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

verandering van dat, wat rond je ligt. Je zou kunnen zeggen dat er kleuren vrijkomen, dat er nieuwe nuances komen in het gedrag van anderen, in de verschijnselen. Wanneer wij vanuit onszelf die bewustwording doormaken, dan zulle wij maar heel zelden voldoende bewustzijn hebben om te begrijpen, wat er precies gebeurt. In jezelf zoeken betekent langzaam maar zeker je blik verruimen en een meer gespecialiseerde kennis verwerven omtrent jezelf, maar ook omtrent het leven. Hoe wij dat leven noemen is van weinig belang. Sommigen zeggen: wij zoeken naar God, naar het Licht, anderen spreken over de Opperste Bouwheer, de Alkracht. De naam doet weinig terzake. Het is het leven zelf, dat wij ontmoeten en dit leven zelf intensifieert ons eigen wezen. Je leert jezelf kennen. Die zelfkennis is nooit volmaakt. Zij is zelfs voor een groot gedeelte niet waar. Het beeld dat je van jezelf maakt - zelfs wanneer je op je innerlijk pad al behoorlijk gestegen bent - bevat ongeveer 50 % zelfmisleiding. Het houdt echter nog niet in dat het daarom onbruikbaar wordt. Want dit beeld bepaalt onze verhouding tot de wereld. Naarmate wij meer besef krijgen van datgene wat in onszelven leeft, zullen wij ook in staat zijn om door onze visie op de wereld en onze reactie op de wereld, die wereld t.o.v. ons zelf anders te oriënteren. Wanneer ik de fijne tekens zie, die aan een ander voorbij gaan, ben ik, vóór alle anderen geïnformeerd over mogelijke ontwikkelingen en mogelijkheden. D.w.z. dat ik nooit onvoorbereid er tegenover kom te staan. Een van de meest tekenende verschijnselen is wel de gelaatskunde (men noemt het ook wel eens micro-psychionomie), waarbij de mens dus de kleine, haast onmerkbare veranderingen in het gelaat van een ander ziet. Hij kan daardoor een oordeel vormen, niet alleen over diens gezondheidstoestand, maar zelfs omtrent de verdere ontwikkelingen, die er te verwachten zijn maar uiterlijk nog niet kenbaar; over karaktereigenschappen die verborgen blijven; hij kan doorzien wat die mens denkt. Dan is hij daarmee nog, niet paranormaal begaafd, maar zijn wereld werd vergroot. En in deze vergroting neemt hij dus details waar, die een ander niet kent. Ik geloof dat dit op het innerlijk pad een van de meest interessante verschijnselen is. Al het andere is een innerlijke kwestie. Het kan altijd nog weer voeren tot zelfmisleiding, zelfbedrog. En zelfs de reele confrontatie met het “ik” is voor menigeen een vlucht voor de duisternis, die hij ziet en niet een erkenning van de lichtende gestalte, die in hem woont. Maar wanneer je de wereld buiten je observeert en daarbij dus ziet hoeveel sterker die wereld kan reageren op jezelf, hoeveel sterker jijzelf reageert op die wereld, dan heb je enig besef omtrent datgene, wat je bereikt. Het kenmerk van alle geestelijke bereiking is een verscherping van waarneming en erkenning in de wereld. Het zou wel zeer hovaardig van mij zijn wanneer ik alle stellingen, die hierop volgen, aan mijzelf zou willen toeschrijven. Ik geef er dan ook de voorkeur aan hier te constateren, dat ik uit vele citaten zowel van geestelijke meesters in de sferen als van bepaalde stoffelijke geheimleren put om u het volgende beeld te geven van deze innerlijke bewustwording, haar toekomende aspecten en vooral de uitwerking, die zij kan hebben op onze verhouding tot de sfeer of wereld, waarin wij staan en leven. In mijzelve erken ik de wereld en in de wereld erken ik mijzelf. Ken ik mijzelff, zo zal ik de wereld kennen. Maar, wat ijk niet ken omtrent mijzelf, is het onverwachte noodlot, dat mij vanuit de wereld schijnt te treffen. Hier wordt kennelijk de verhouding innerlijk bewustzijn en bestaan getrokken en uitgedrukt als een directe relatie, die onvermijdelijk en zelfs onveranderlijk moet zijn. De stoffelijke meester die dit aan zijn leerlingen voorlegde, zou zich ongetwijfeld verheugd hebben, indien het volgende door een van zijn leerlingen geantwoord werd: Ik ben kracht. Mijn wezen is kracht, die zichzelf begrenst en zo een ego wordt. Maar mijn kracht is niet anders dan de kracht, die leeft, in de wereld. Wij zijn gelijk. Hoe meer ik denk aan mijzelf als een afzonderlijke eenheid, hoe sterker de wereld tegenover mij wordt. Want zie, ik word beheerst door de sfeer waarin ik leef, omdat ik haar niet begrijp. Maar zó ik erken, dat al wat in mij leeft in anderen bestaat, zonder aarzeling, erkennende; zo hier leef ik in álle wereld, zo zal de energie in mijn wezen bestaand en de energie daarbuiten bestaand niet verschillen van geaardheid voor mij. Ik zal putten uit de krachten buiten mij, en datgene wat buiten mij bestaat wordt in mij reeds gekend. Ik wandel in de tuinen van EK 1963 - 1964

51

Orde der Verdraagzamen het paradijs. Doch wee mij, die ik grenzen stel. Want zie, gescheiden van de bron waaruit ik ben voortgekomen, mijzelf af zonderende uit de kracht waartoe ik behoor, word ik bedreigd door een buitenwereld, die ik niet begrijp en die door het onbegrepene de uitbeelding wordt van al mijn angsten. Dit is een citaat, zo goed mogelijk vertaald uit gedachtenbeelden uit een wat u zoudt noemen een lezing op de grens van de 4e en 5e sfeer. Het was uitermate interessant en ik geloof dat er ook voor u iets te leren is. Naarmate men zich verder afzondert van de wereld, zal men die wereld minder begrijpen. Wij weten dat er heiligen zijn, die zich hebben afgezonderd van de wereld, om door haar niet te worden besmet. En zie, zij werden getergd door demonen in de holen en grotten, die zij tot woning maakten in hun kluizenaarsbestaan. Het is volkomen logisch, want wanneer wijzelf onvoldoende uitgaan tot de wereld, dan mogen wij ook niet verbaasd zijn als die wereld ons antwoordt met iets, dat demonisch en onbegrijpelijk is Ons innerlijk bewustzijn speelt. hierbij de rol wan monitor. Het is het innerlijk bewustzijn dat alles bepaalt, niet de wereld. Ons bewustzijn kíest uit de wereld, dat is waar. Maar zichzelf erkennende ín de wereld, komt het tot een beter begrip van zijn eigen samenhang. Dit kleine aanhalinkje uit een zeer omvangrijke gezamenlijke Zomerlandsfeer kan hier misschien een verdere verheldering geven;

meditatie

ergens

in

Wanneer ik leef, zo zal mijn leven mij doen zien, wat ik ben. Ik ben zelf deel van de volmaaktheid en zou ik mij zelf volledig; in de wereld rond mij zien, niets zou mij onmogelijk zijn. Ik zou mijn wereld bewust scheppen. Wie echter niet bewust schept, ziet rond zich een wereld van schoonheid of vol afzichtelijkheid, al naarmate hijzelf zien kan, overgeven aan het ongekende of zich daartegen verzet. Het is echter niet ons doel te leven in een wereld van schoonheid of een demonisch bestaan te voeren. Ons doel is onszelf te zijn. En d.w.z. dat wijzelf ónze wereld, bewust moeten scheppen en bewust moeten elimineren wat niet bij ons past. Wij kunnen niets vernietigen en wij kunnen niets blijvend tot stand brengen búiten onszelf. Maar ín onszelf vormen wij de wereld. En zie, uit de verbondenheid die wij erkennen met wat rond ons bestaat, groeit onze beheersing. In deze meditatie kwam nog veel meer naar voren, wat ik hier kortheidshalve maar achterwege laat. Stel u dus voor: een geest in Zomerland. Deze geest leeft in een gelukzalige wereld, in een bestaan vol van schoonheid en vol van attracties. Al wat hij bemint is daar en meer dan dat. Maar hij is het nog niet zelf die wekt, wat hij begeert. Hij is het niet zelf, die in die wereld kennen leert, wat voor hem noodzakelijk is. Rond hem bestaat een wereld, die naar hij meent - onaantastbaar is. Zo iemand kan een lange tijd gescheiden zijn van iemand anders, die hij bemint of wil ontmoeten. Is hij in staat om de beperking van deze gedachtenbeelden te overwinnen, zo zal hij het contact onmiddellijk waarmaken. Dan zullen misschien daaromheen vele verschijnselen verdwijnen en de schoonheid van de tuinen en parken, de dorpen en woningen, de verre bergen en wouden valt weg. Deze vormen zijn een illusie. Daarvoor in de plaats komt de waarheid van het contact van ziel tot ziel. Voor iemand die in Zomerlandsfeer leeft is dit uitermate belangrijk, Uw wereld, waarin de gedachte veel langzamer vorm geeft aan de materie en waarbij veel meer gemeenschappelijke reacties gemoeid zijn, zal ongetwijfeld de waarheid hiervan niet volledig kunnen aanvaarden. Maar wanneer u in uw gedachten steeds iets bouwt, dan maakt u het uiteindelijk waar, mits u consequent blijft. Een van de belangrijke meesters van de laatste tijd formuleerde dat als volgt; Wanneer ik voortdurend uitga van het standpunt dat ik goed ben en mijzelf dwing, daarnaar te handelen, zal ik vergeten hoeveel er slechts in mij woont. En zelfs wanneer het naar voren komt zal ik het maken tot een drijfweer voor het goede. Ik zal het goede bereiken uit het kwade, dat in mij leeft. En ik zal zo tenslotte - voor mijzelf goed zijnde - de ware vrede kennen, de geborgenheid waarin alle dingen één zijn en waarin alle openbaringen tezamen slechts één klein brokdeel zijn van de onmetelijke werking van de Schepper. De gedachte van de illusie komt hier wel op de voorgrond. Ik weet dat ik niet goed ben, zo stelt deze man in feite. Maar ik handel steeds alsof ik goed zou zijn. En zo maak ik het mijzelf meer en meer mogelijk om toe te geven aan de disharmonische aspecten in mijn eigen leven. In uw innerlijk bestaat precies dezelfde moeilijkheid. Wanneer u voor het eerst doordringt tot de werkelijkheid van uw bestaan, de gebruikelijke leugens en zelfrechtvaardigingen terzijde laat, is datgene wat wij zien niet erg verheffend om eerlijk te zijn, wij vinden onszelf vaak van 52

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

binnen wel een beetje gemeen. Maar wanneer wij nu gaan zeggen: Ik wil goed zijn, ik zal in mijzelf het goede steeds waarmaken, dan zullen wij de disharmonische kanten - want dat is het kwaad - vanzelf verwaarlozen, Dezelfde leraar, die ik zoeven al citeerde, stelt daaromtrent: “Wie de harmonie vergroot, zal de disharmonie teniet doen. Doch wie zich wijdt aan het bestrijden van de disharmonie, vergroot haar.” Een zeer belangrijk punt. Want in jezelf ben je zo vaak geneigd te zeggen: Wat zijn mijn fouten? Die fouten zal ik goed gaan maken. Maar het wordt een probleem dat steeds groter wordt, niet kleiner. Je worstelt met een bepaalde waarheid. Die waarheid is niet helemaal aanvaardbaar. Nu ga je kijken wat er niet aanvaardbaar is en de problemen stapelen zich op. Je ziet naar datgene wat aanvaardbaar is en baseert je daarop en de problemen verdwijnen. Op die manier kun je dus voor jezelf al onnoemelijk veel doen. Maar dit is zelfs nog niet voldoende, want (en nu citeer ik weer een van de meesters in de sferen); Indien mijn wezen de harmonie erkent, hoe zal dat, wat nu nog deel is van wat ik mijn wezen noem, disharmonisch zijn? Hoe zal ik ziek zijn, wanneer mijn wezen in zich alleen harmonie kent en gezondheid? Hoe zal ik kunnen lijden, wanneer mijn wezen in zich slechts de harmonie kent, die vrede is? Hoe zal ik bedreigd kunnen worden door sferen van duister, belaagd door onzekerheden, of mijn bereikte lichte wereld verliezen in een incarnatie, wanneer ik in rnijzelf harmonisch ben? Want zie, mijn harmonie beheerst mij. En waar zij mij beheerst zal zij de wereld beheersen, die mij beroert. Niet kan ik het Al veranderen, maar wel plaats daarin zó bepalen, dat het Al mij de bevestiging is van de grootheid en rust, van de vrede en harmonie, waaruit de cosmische wetten zelf zijn voortgekomen. Een citaat dat voor u waarschijnlijk meer interessant is dan praktisch. Maar als u het even gaat toepassen op uzelf, dan blijkt de grote vraag voor u niet meer te zijn of u de wereld kunt beïnvloeden, want u weet zelf dat de mens, die innerlijk rust en vrede heeft, ontzettend veel kan dragen wat een ander ondragelijk of lijden vindt en er gelukkig mee kan zijn. U hebt voor uzelf ontdekt dat uw eigen stemming, alleen het kan doen lijken of alles rond u anders is. En dan kan de regen vrolijker zijn dan de zonneschijn. En dan kan een moeizame taak meer vreugde en meer kracht in houden dan de grootste luxe en de grootste rust. En vanuit dat standpunt dient u het voorgaande te beschouwen. . Ik ben zo vrij mijn eigen commentaren hier iets verder uit te werken. Wanneer ik harmonisch ben, maak ik de wereld harmonisch. Wanneer mijn bewustzijn groter wordt, leer ik die wereld beter kennen. Zoek ik daarin naar de harmonie, dan zal die wereld het harmonische dat mij beheerst overnemen, voor zover het mij betreft. Het is niet mogelijk om de gehele wereld zonder meer tot harmonie te bewegen. Je kunt een ander niet uit zijn disharmonisch bestaan losmaken en geheel opnemen in je eigen harmonie. Maar wat je wel kunt doen is door je eigen nabijheid een ander harmonie doen kennen. Door je eigen bestaan alleen de gevolgen van het disharmonische verminderen of wegnemen, totdat anderen zelf weer disharmonieën wekken. Dit is een belangrijk deel van het bewuste menselijke leven en werken. Wanneer wij met onszelf worstelen, wanneer wij onenigheden kennen, wanneer wij misschien vanuit ons eigen standpunt bepaalde praktijken niet meer of juist buitengewoon belangrijk gaan vinden, dan zou dat kunnen betekenen, dat wij ons afsluiten van de wereld. Er zijn mensen die zeggen dat drinken een doodzonde is. Ze willen niet meer drinken, ze bestrijden alle drinken. Dat is helemaal niet zo erg, maar daarmede werpen ze de wereld van het gezellige drinken terzijde. Ik wil u niet aanmoedigen en alcohol te gebruiken, integendeel. Maar wanneer u het doet op deze wijze, dan behoeft u zelf niet te drinken, maar het begrip voor de anderen maakt dat uw aanwezigheid voor hen een beperking is van hun dranklust en gelijktijdig een vergroting van de gezelligheid en de vreugde die zij mede daardoor waarschijnlijk verwachten. U kunt ze uittillen boven de verdwazing, de halve roes, die velen voor vreugde aanzien en daarvoor in de plaats stellen een meer reële, spontane en werkelijke vreugde, die uit uzelf voortkomt. Maar dat kunt u alleen door die ander eerst te aanvaarden. En door ook die drang te aanvaarden.

EK 1963 - 1964

53

Orde der Verdraagzamen Wanneer je de duivel - zo zegt een wat oudere monnik -, een van Ambrosius, - die later kerkvader werd -wanneer je een duivel in vriendschap aanvaardt zonder van hem iets te begeren, zo zal hij vroom zijn in uw nabijheid en zielen redden tegen zichzelf in, want hij verlangt naar vrede en de vreugden des hemels en vindt die, waar gij zijt en deze in u draagt.” Een wat typische stelling, maar een begrijpelijke stelling. Het kwaad wordt tot nut op het ogenblik, dat de bewuste het verandert. Hoe kan ik u dit nog duidelijker maken? Er zijn zeeën van voorbeelden te vinden, maar ik geloof niet dat u daarmede gediend bent, want dan zoekt u het voorbeeld te volgen en vergeet misschien de sin. Laat mij het u zo zeggen: De eerste stappen op het innerlijk pad zijn vaak ontstellend. Een verder zoeken betekent steeds weer: de illusies ontrent jezelf verliezen. Het betekent inzicht krijgen in eigen schijnvroomheid en schijnheiligheid. Dit betekent eveneens de achtergronden zien van eigen zonden en eigen losbandigheden. Door dit inzicht alleen, door dit begrip, kun je het positieve dat in al die dingen kan schuilen, naar voren brengen. Je kunt dan voor jezelf zeggen: het Goddelijke (het werkelijk scheppend patroon) ligt in mijn wezen binnen positief en negatief op een wijze, die volgens mijn bewustzijn zó en zó is. En dat is nu het belangrijke: volgens mijn bewustzijn. Mijn bewustzijn maakt het mij dus mogelijk en een grondslag te scheppen, waarop ik verder kan leven met een uitschakeling van het begrip kwaad. Met een uitschakeling van de begrippen van zelfverwijt, zelfminachting, zelfverwerping. Alle krachten van het “ik” en alle bewustzijnskrachten daarin gelegen zijn nu gericht op het “goede”. En dat goede staat tussen aanhalingstekens, want het is ook een beperkt begrip, naar het maakt ons sterker Het goede dat ons beheerst zal ons niet veranderen. Een eigenwijs mens blijft een eigenwijs mens, ook wanneer hij naar het goede streeft. En een dwaas mens zal dwaas blijven in zijn uitingen, ook al wordt de wijsheid die daaraan ten grondslag ligt steeds groter. Maar hij is nu één geheel. De kracht van zijn wezen is groter. Zijn gevoel van verbondenheid met het Al groeit met de dag. En hij zal bij elk innerlijk onderzoek, bij elke confrontatie met een innerlijke werkelijkheid en een innerlijke god opnieuw het doel goed nog verder definiëren. Zo hoeft hij toch vreugde en vrede met zichzelf. Al wat hij aan energie bezit wordt naar buiten uitgestraald. D.w.z. dat alles wat binnen zijn bereik komt, of dit nu materie is, een dier, een plant of een mens of misschien een natuurgeest of een geest uit een andere wereld deze uitstraling zal ontmoeten en erkennen. En zoals hij in zichzelf het goede wekt, wekt hij dit ook in anderen. Men kan dus het beste, dat in alle wereld leeft en schuilt, wekken door in zich bewust slechts het goede na te streven. De practische relaties, die ik hier heb getracht enigszins weer te geven, gaan natuurlijk verder. Veel verder dan in die zinnen alleen naar blijkt. In de sferen vinden wij b.v. reeksen van leringen, die eigenlijk bestemd zijn voor hen, die een taak tussen twee werelden vervullen. Men zou kunnen zeggen: een lezing, waarin de harmonie van eigen wereld plus andere werelden (hoger of lager) wordt uitgedrukt in zekere beelden, in formules, in kleuren. Degenen die dit ondergaan verwerven daarmee een steeds beter begrip voor de mogelijkheden, die zij in zich dragen. Voor hen liggen de werelden niet meer zo ver uit elkaar; ze zijn in staat deze eenvoudig te benaderen. Het is hierbij opvallend dat onder deze leraren, die soms tot de hoogste sferen behoren, er zijn die zonder enige aarzeling of oponthoud zich kunnen verplaatsen tot de laagste sfeer of zich in de stof kunnen uiten op elke wijze, die zelfs maar voor een normaal aardgebonden geest nog bereikbaar is en wel zonder dat zij hierbij iets van hun werkelijke persoonlijkheid, hun eigen uitstraling prijsgeven. De beperkingen die optreden zijn die van de wereld of van de uitdrukkingsmiddelen, waarover ze beschikken. Uit deze leringen dan zou ik nu graag achtereenvolgens een hele reeks citaten geven. Groeien wil niet zeggen: achter je laten. Het is steeds meer in jezelf bevatten. Wie hoger wil stijgen, zal vallen. Wie groter wordt, valt nooit en bereikt de hoogste top. Wie ik ben is niet belangrijk. De kracht die in mij leeft; is belangrijk. En deze kracht is overal gelijk. Hoe zou ik dan anders kunnen zijn wanneer ik mij op deze kracht baseer? Afdalen en stijgen, het laagste en het hoogste, zijn. In wezen aan elkaar gelijk. Wie het hoogste beseft, erkent het laagste. Maar wie erkent, moet aanvaarden. En wie aanvaardt, leeft in het hoogste en het laagste gelijkelijk. 54

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Zoeken naar hogere waarheid betekent vaak de moed hebben om terug te gaan. Want daar, waar men het onbegrepene achter zich laat, zal men terugkeren om begrip te vinden. Slechts wie begrip heeft, kan groeien. ( noot, Het begrip groeien wordt zowel gebruikt voor het opschieten van b.v. een boom als voor het steeds meer uitzetten van een sfeer of van een bol, die daardoor een steeds groter aantal verschijnselen bínnen zich bevat. ) De leringen stellen verder: Een ieder is steeds groter dan hij beseft. Zijn gebruik van zijn mogelijkheden is altijd geringer dan hij beseft. Dit te aanvaarden is de eerste stap naar de vereniging van werelden. Want beseffend hoe gijzelf groter zijt dan gij vermoedt, zult ge durven gaan tot het uiterste van uw kunnen en uw vermogens. En zie, deze uitersten blijken normale middelen en mogelijkheden te worden. Wie vreest tekort te schieten, schíét reeds tekort. Wie echter erkent dat hij met zijn beperkte middelen het beste resultaat voortdurend nastreeft en bereiken zal, maakt zijn stellingen waar. Mede als een voor u interessant punt het volgende: Zo gij afdaalt naar een lagere wereld en u voedt met hetgeen men daar eet, zo zult ge aan die wereld gebonden zijn. Maar indien gij beseft dat gij u voedt met hetzelfde voedsel waaruit gij steeds leeft, met dezelfde kracht die uw wezen uitmaakt, zal niets u binden. Weet daarom, dat al wat gij zijt en zult zijn deel is van uzelf, niet van de wereld die gij beroert. Zo zult ge sterk zijn. En zie, uw licht zal anderen wekken tot het besef van de kracht, die in hen leeft. Dit is een citaat uit een lering over het afdalen naar betrekkelijk lage sferen en degenen, die daar sluimeren in hun eigen angstdromen, te wekken. Misschien vraagt ge u af wat dit met de innerlijke weg te maken heeft. Ik kan u verzekeren dat het de zuiverste esoterie is, want het is een weergave van uw wezen, ook al beseft ge dit niet. Het is uw eigen streven en pad dat hierin omschreven wordt, ook al drukt gij dit gewoonlijk anders uit. We vervolgen: Kracht is betrekkelijk. Hij die strijdt, verliest aan kracht. Wie lang genoeg strijdt. gaat onder. Hij die echter aanvaard, en in zich tot harmonie brengt neemt kracht tot zich en wordt steeds sterker. Neem daarom datgeen wat onaanvaardbaar lijkt tot u, maak het deel van u en erken het goede daarin. Zo zult ge krachtig zijn en zonder gelijke onder hen, die nog niet vorderden tot het ware licht. Alle leven is het samenvoegen, van elementen. Gij zijt bepaald. (Als opmerking hierbij: gij zijt dus a.h.w. vastgelegd in uw uiterste mogelijkheden.) En bepaald zijnde kunt ge niet wijzigen wat in u leeft. Maar ge zult wat in u leeft samenvoegen tot het een harmonische uitdrukking, is van uzelf, opdat ge waarlijk één moogt zijn met het Hogere. Al wat in uw leven en bewustzijn bestaat is een element (bouwsteen, kunt ge ook zeggen) Voeg deze niet samen naar de grilligheid van uw ogenblikkelijke wensen of alleen in overeenstemming met de wereld, waarin gij vertoeft, doch vraag u steeds af: Is dit in mij vrede? En zo ge “ja” zegt, voeg samen en scheid niet meer. Want zie, wat samengevoegd is, is harmonisch en door het te scheiden schept men disharmonie. Breek niet af wat ge gebouwd hebt, opdat ge niet zult ondergaan in uw onvermogen. Doch bouw verder en voeg toe in harmonie al, wat ge in uzelf erkent. Sluit niets van uw wezen of uw wereld uit, maar voeg het samen in een juist patroon, dat vrede betekent en waarin ge de gelukkige. rust kent van hen, die zeker zijn van zich en hun God. Hierbij wil ik dan deze kanttekening maken: Ongeacht de uitdrukkingswijze, die - doordat het een beeldende gedachte is - moeilijk voor mij geheel is weer te geven, wordt hier dus geduid op het feit, dat alles zijn betekenis heeft. Wanneer men zich daarover opwindt of er zich tegen verzet en niet gelijktijdig beseft, dat dit alles maar een uiterlijke zaak is (dat komt er dus bij), dan zal men daardoor proberen en elementen, die eenmaal in dat ik waren samengegroeid, weer op een andere manier te groeperen. Het komt er op neer dat je jezelf niet kunt veranderen. Wat je bent, ben je door een zeer lange bewustwordingsgang, die een mens en ook een geest in menige sfeer niet volledig kan overzien. Wanneer je nu probeert om jezelf te gaan veranderen, dan haal je dus die oude EK 1963 - 1964

55

Orde der Verdraagzamen bouwstenen uit elkaar, maar je weet niet wat je aantast. En soms zou je juist dat ene punt willen veranderen, waardoor alle innerlijke schoonheid, die je bereikt had, verdwijnt; waardoor de hele basis van je leven wegvalt. en dat zou dwaas zijn. Je moet verder bouwen aan datgene wat je. gebouwd hebt. In dit verband zegt men vaak, dat het karma is: het uitboeten van het verleden. Ik zou eerder zeggen: het begrip verwerven ontrent de harmonische mogelijkheden van het verleden en het juist invoegen van de daarin gewonnen waarden binnen het heden. De spreker (of denker, dat is juister) probeerde de mens te doen inzien, hoe belangrijk het voor hem is en steeds voort te bouwen aan zichzelf zonder daarbij ook maar iets van zichzelf terzijde te zetten en een continu streven te kennen. Hoe belangrijk in de ogen van velen - ook in die van de hoogste meesters - dit voortdurende streven is, zal blijken uit een paar citaten, die ik u zo dadelijk geef. Zij zien dus ons hele levensproces niet als een te hooi en te gras zoeken naar een waarheid, die ons volmaakt zal doen zijn, maar als het opbouwen van een persoonlijke waarheid, die a.h.w. proportioneel beantwoordend aan de cosmische werkelijkheid, de volmaaktheid in ons doet geboren worden. En dat is heel iets anders. Over die continuïteit van streven dan werd op aarde door de laatste wereldleraar het volgende gezegd: Wanneer gij een wat bergop rolt en ge staakt uw pogingen, dan wordt het uw tegenstander. Laat ge het los, het keert terug, tot zijn punt van uitgang. In uzelf is veel, dat inertia bezit. Door uw streven brengt ge het in beweging. Staak dit streven niet meer. Zelfs indien ge ontdekt dat het gekozen pad niet volledig mogelijk of juist is, streef voort net een zo gering mogelijke afwijking van het oorspronkelijke. Het is heel belangrijk wat hier gezegd wordt. Het gaat hier om de neiging die wij hebben en bij het bereiken van dat, wat wij zien als een doodlopend slop, te zeggen: we houden er nee op of we beginnen helemaal ergens anders. We hebben dat in de geest net zo goed als bij u op aarde. Maar deze leraar, die dan toch voor mensen sprak en niet eens voor geesten die toch veel meer mogelijkheden hebben, durfde zeggen: Wanneer je ziet dat het dood loopt, dat je niet verder kunt, zoek de dichtstbijzijnde weg, maar onderbreek geen ogenblik je streven. Hij achtte het belangrijker dat het streven voortging, dan dat men eens rustig poolshoogte ging nemen: wat nu? Dat wordt zoveel te begrijpelijker, wanneer ik hier een van de leraren uit het grote witte licht mag aanhalen met leringen, die wederom werden gegeven op de begrenzing van 4e en 5e sfeer. Zo gij een ogenblik ophoudt met leven, begint gij te sterven. Leef dus voort. Niet aanvaardend de stille rust waarin uw wereld ondergaat, maar het voortdurend leven waardoor een nieuwe wereld voor u opengaat. Alle dingen zijn in voortdurende beweging. Alle krachten en alle leven ontwikkelen zich volgens een plan, dat is gesteld. Zo gij uw streven staakt, verandert gij uw eigen verhoudingen tot al wat rond u is. En de harmonieën, die eens uw kracht vormden, kunnen tot disharmonieën worden, die u vernietigen. Ga voort op de weg, die gij gekozen hebt en ga deze weg met alle middelen, die u in wereld en sfeer ten dienste staan, want in het streven zelf openen zich de werelden waarnaar ge nu verlangt Een lering uit een andere sfeer sluit hier goed bij aan. Het pogen zelf is de harmonie, die wij winnen of de bevrediging, die wij vinden. Het is niet de bereiking of de voleinding, doch het is het voortdurend streven. Zo wij zoeken naar grotere vrijheid en grotere volmaaktheid, zo kunnen wij deze gewinnen door te streven; maar op het ogenblik dat ons streven gestaakt wordt, gaan zij teloor. Zo uw wereld fade en dof wordt, keer terug tot een lagere wereld, die voor u leeft, of werp alle vorm terzijde en tracht voort te leven zonder deze, opdat de nieuwe wereld u aanvaarde. Wie rust, zal zijn verdienste teloor zien gaan. (Noot; Met verdienste. wordt hier waarschijnlijk vordering bedoeld. De uitdrukking in beeld was het stijgen van een engel langs een soort Jacobsladder. ) Ten laatste wil ik dan nog een lering citeren, die behoorde tot het grote kader van de Witte Orde, de Witte Broederschap. Hierin worden - zoals u weet - leringen gegeven voor adepten in geest en stof. En ook voor hen kwam dit begrip van continuïteit sterk tot uiting in de uitspraak

56

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

van de grootmeestercelebrant uit de sferen, die de uitstorting van licht tot stand had gebracht. Zijn gedachten mogen als volgt worden vertaald: De hardheid, waarmee wij soms door het leven onze weg zoeken, is noodzakelijk. Want de hardheid wordt voor ons de reinheid van ons streven. En het is deze reinheid, waarin de oprechtheid van ons wezen harmonie en vreugde vindt. Laat ons nimmer vragen; Is ons streven hard of is het lieflijk en zoet? Doch laat ons slechts vragen; Gaat ons streven voort? Want het is ons bereiken, waarin onze kracht ligt en het voortdurende streven stapelt bereiking op bereiking en doet ons sfeer na sfeer en rassenbeperking na rassenbeperking overwinnen. Ik zeg tot u: Gij leeft uit de Grote Liefde en in liefde is uw leven dienend opgedragen aan allen. Maar in deze liefde zelve moogt ge niet aarzelen of teruggaan. Ga uw weg voort, zonder aarzeling; en wees daarin steeds vol van goede moed, omdat ge erkent: innerlijk harmonisch, harmonisch met de wet en ontvangend de krachten der grote harmonie handel ik niet verkeerd. Ik wil dit laatste citaat, waarmee ik dus mijn reeks van citaten besluit, ook graag even toelichten. Heel vaak zijn de dingen, die je moet doen en dus met God en de goddelijke wet in overeenstemming te blijven, vanuit een menselijk of geestelijk standpunt ergens hard. En zeker voor de Witte Broederschap kan het heel hard zijn, wanneer ze dus het lijden van heel grote mensengroepen moet tolereren of zelfs eenvoudig tot uitbarsting brengen, alleen en daarmee het gestelde doel te kunnen bereiken. Men doet dit niet met vreugde. En nu komt deze grootmeester en die zegt: Ja, maar dat is niet belangrijk. Wij kunnen alleen maar beantwoorden aan God. En die God is voor ons een liefdevolle Kracht. Die goddelijke Liefde drukt zich uit in een wet. Deze wet is dus de goddelijke Liefde. Wanneer wij de vervulling van die wet mogelijk maken ook al is zij voor anderen hard zo dienen wij in liefde. Maar op het ogenblik dat wij die wet trachten tegen te houden, ontnemen wij anderen de corrigerende werking van de goddelijke Liefde en verliezen niet alleen wijzelf kracht en mogelijkheden, maar ook die anderen. En daarom moeten wij doorgaan. In onszelf is een zekere hardheid nodig, niet als een begrenzing tegen de buitenwereld, maar als een vastheid van erkenning en voornemen, waardoor ons streven binnen de cosmische wet en ordening voortdurend wordt bepaald. Kijk vrienden, dit alles heb ik u voorgelegd, omdat - zoals ik u aan het begin reeds zei - helaas geen groteren aanwezig waren en een loodschap te geven. Ik heb mij gebaseerd (althans zoveel mogelijk) op datgene, wat die groteren wel geven, (wat zij geven aan ons en wat zij ook aan de wereld geven) om u zo misschien het verlies van weer een eerst en direct persoonlijk contact met een grootmeester te vergoeden. Ik weet echter, dat je al dienende al is het alleen maar door je persoonlijkheid en je eigen straling de mindere bent van elke grootmeester. En daarom ben ik heel erg blij dat na deze onvolmaaktheid van uitstraling, die ik dan heb gebracht (hoezeer mijn boodschap voor u misschien begrijpelijker en redelijker is dan de zijne), een grootmeester zich verwaardigd heeft om toch ook tot ons te komen en daarmee ook tot u en aan hen geef ik nu het medium over. Ik hoop dat het volgende voor u veel licht en veel kracht mag betekenen. Goedenavond, vrienden. Uit de vele leringen, die u steeds weer ontvangt, zult u zich beelden vormen van meesters, van waarheid en van de Schepper Zelf. Maar hoe vaak dwaalt de mens niet af van de feiten en de werkelijkheid, die hem gegeven worden. Ik heb eens tot de mensen gezegd: Zo gij met iemand gaat op de weg, wees hen haastiglijk welgezind, opdat hij niet uw vijand zij, wanneer gij het einddoel bereikt. En onmiddellijk heeft men daarvan gemaakt de noodzaak en de doden te eren en voor hen te bidden. En toch waarlijk, een levende ziel of geest, een levende mens die het lichte zoekt, is mij liever dan alle doden ter wereld. Want de doden die niet leven zijn als stof, weggeblazen door de bergwind. Maar zij die leven in geest of in stof, zij gaan voort op hun pad en wie met hen gaat moet zoeken naar de eenheid en de kracht, waardoor een steeds grotere band ontstaat. Twee mensen gingen uit en gezamenlijk een lange weg af te leggen. En zie, de eerste sprak: Ik ben dorstig. En de tweede zei: De bron is ver. Laat ons verder gaan. Toch hadden zij water genoeg in hun kruiken en zakken. Hadden zij een geitenvel vol geofferd om de dorst van de een te lessen en de ander te verfrissen, zij hadden hun doel bereikt. Nu streden zij met elkaar EK 1963 - 1964

57

Orde der Verdraagzamen en zie, zij bereikten zelfs de eerste bron niet. Want in hun strijd ging het water teloor en verdorstend erkenden zij, dat zij gefaald hadden. Dit is altijd weer het lot van een mens, die niet begrijpt waarvoor de strijd geschikt is. De strijd is niet de strijd tegen de mens. Het is de strijd tegen de wereld, die die mens zou kunnen weerhouden. Met mensen en met alle krachten van de geest, met al wat waarlijk leeft, moeten wij harmonisch en vriendelijk zijn. Heb ik niet gezegd: Zo gij uitgaat met een vriend, wees getrouw aan uw eed. En zo gij strijdt tegen de vele goden, strijdt niet tegen hen, die wij dienen. Sla hen neer, wanneer zij hun goden stellen in plaats van de ware God. Maar erken hen en zie hen als broeders, Eer hen zelfs, wanneer zij hun vele goden laten erkennen dat gij waarheid draagt. Ik weet dat de gedachte aan een strijd voor de meesten van u tegenwoordig onaanvaardbaar is. Maar de strijd die ik heb gepredikt, de heilige oorlog, waarvan ik de mijnen heb gezegd: hij is noodzakelijk, was niet een oorlog tegen mensen. Hij was de voortdurende en de felle strijd tegen het menselijk onbegrip, tegen de miskenning van mens en mens. De kracht wan de geest is de kracht van de eenheid. Hoe wilt ge binnengaan in een paradijs, wanneer ge aarzelt? Hoe kunt ge eenzaam een reis volbrengen door een gebied, waar rovers zijn? Dat heb ik hen geleerd en dat wil ik ook u leren wanneer het mogelijk is. Het is gemakkelijk en te spreken in de oude termen en u zo misschien een zekere bijgelovige eerbied af te dwingen. Maar er is meer dan eerbied. Ben ik uw eerbied waard? Neen, ik ben uw broeder. En zo gij faalt, faal ik ín en dóór u. De strijd die ik voer is niet de strijd tegen u of uw onvolmaaktheid. Het is de strijd tegen al, wat ons onvolmaakter doet zijn dan noodzakelijk is. De wereld heeft vele wetten getekend en ik heb de mijne daaraan toegevoegd. En toch waren mijn wetten geen eeuwige wetten, onveranderlijke waarheden, zoals men ze gemaakt heeft. Ze waren een poging om de. rechtvaardigheid en de eenheid van de mens sterker uit te drukken. Om hem te maken van een die strijdt tegen alles, tot een die mét alle mensen strijdt tegen het enige, dat overwonnen moet worden: de voortdurende onrust en onvrede, die de mensen verteert, die hen afgoden doet stellen voor de waarheid en die hen waanideeën doet verheerlijken, omdat zij de werkelijkheid vrezen. Gij zijt mensen van een andere tijd. Gij zijt. sterker. Of beseft ge dit zelf niet? Maar waar is uw kracht, indien gij strijdt tegen elkander? Wanneer ge elkander in haat, in bezitzucht, in jaloezie achtervolgt? Wanneer ge elkander tracht te ontnemen wat ge bezit? Wanneer ge meent dat ge meer moet zijn dan een ander, of dat een ander nederig moet zijn tegenover u? Dan verdeelt ge waarlijk de mensheid en dan gaat ge eraan ten onder. Maar indien ge de eenheid, de gelijkheid, de volkomen noodzakelijke eenheid van alle mensen beseft. dan kent ge de enige weg van de harmonie, de enige weg van juistheid, de weg van de ene God. Want waarlijk, zie, er is maar één God en in één kracht uit Hij zich over alle werelden. En in één Kracht en Waarheid drukt Hij zich uit: de volkomen samenklank van al, wat er bewust is in Zijn schepping. Dit is voor mij het belangrijkste geweest in het verleden en dit is voor mij in deze tijd belangrijk. Waarom zijt ge verdeeld tegen uzelf en tegen anderen? Waarom meent; ge, dat gij de waarheid bezit en een ander niet?. Zo die ander een waarheid kent, zo zeg ik u, is hij uw meerdere, zolang gij nog twijfel in uzelf draagt. Want het is niet de vorm van zijn waarheid die belangrijk is, naar dat hij ene waarheid kent. Want alle paden leiden naar het paradijs en alle sporen der eeuwigheid gaan door de hemelen tot het Hoogste. Maar de mens, die tegen zich verdeeld is, de mens die meerdere goden erkent en meerdere doeleinden nastreeft, hij is een dwaas. En tegen zijn dwaasheid, niet tegen zijn wezen moeten wij strijden. Ik kan moeilijk de vaan heffen, zoals ik dat eens heb gedaan. De tijd is veranderd, de mensheid is veranderd en ook ik ben veranderd. En toch is er iets in mij, dat zich verzet tegen de al te zoetsappige eenheid, die men uiterlijk bewaart, terwijl men innerlijk verdeeld is. De schoonste dieren kunnen soms gif dragen. De schoonste eenheid, die niet innerlijk is geleefd en gekend, draagt in zich een gif en is een gevaar voor een ieder. Laat ons bouwen vanuit onszelf en laat ons niet schuwen en anderen, die misschien anders denken, anders zijn dan wij, te zien als medestanders. Met tweehonderd ging ik in de woestijn, tweehonderd, die geloofden. En toen de tenten van mijn leger geteld waren, waren het er zevenduizend. En zij geloofden niet. Maar zij hadden een doel en dit verenigde ons. Er was een 58

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

eenheid, sterk genoeg, een eenheid uit eigenbelang, uit geloof, uit gezonden zijn en uit afgunst. Wij waren sterk genoeg om een stad te doen vallen. Sterk genoeg en een tempel van de Ware God te reinigen van de afgoden, waarin de mensen hun eigen onvolkomenheden verborgen en eerden. Ook gij zult rond u veel zien, wat ergens niet aanvaardbaar is. Tot Hedriz (?) heb ik gezegd; Ik ken uw roversaard en uw begeerte. Leen mij uw zwaard en volg mijn vaandel. Zegt gij tot de wereld rond u, ook wanneer zij anders is en denkt en anders begeert of gelooft dan gij, maar hetzelfde doel kent en uw doel wil dienen; Leen mij uw zwaard en ga met mij. Laat de geschillen, die de mensen verdelen, vallen. Laat de verschillen, die de mensen elkander met afgunst of wantrouwen doen bezien, wegvallen. En stel daarvoor in de plaats dat ene: wij hebben een doel! Het doel van deze wereld is gelegen in de vernieuwing . De vernieuwing die wij in deze tijden met alle kracht trachten waar te maken. Een kracht, die soms hard is en fel als een zwaard, gehard in. Damascus. Een kracht, die soms zacht is en lieflijk als de zang van een vrouw in de avond. Een kracht die een doel heeft: te zuiveren wat nog onrein is. Weg te branden de waan daar, waar werkelijkheid beleefd en aanvaar kan worden. Gezond te maken wat ziek is en de zwakten weg te vagen, opdat de mensheid sterk moge zijn. Opdat de geest in een wapenrusting van kracht alle sferen en werelden kan doorschrijden, tot zij haar bestemming gevonden heeft. Hard, zal ook in deze tijd vaak de strijd zijn. Maar het is de strijd tegen datgene, wat wij moeten veranderen; niet tegen datgene, wat gij niet aanvaarden kunt. Of gij gelooft aan Jezus of aan een andere profeet is niet belangrijk, zolang gij streeft naar dat ene : de grote Broederschap, het samenzijn en samenleven van allen. Soms ….. soms droom ik terug. Dan zou ik weer op mijn doen dwazen heilig genoemd paard vooraf willen gaan in de karavaan der mensheid, die trekt naar een bestemming die zij nog niet eens kent. Maar voorbij zijn die tijden. Visioenen zou ik willen weven. Visioenen van een stad in vrede. En die stad van vrede is dichtbij. En zo gij niet aarzelt en neervalt in uw verdeeldheid als de twee dwazen, die vochten en een dronk water, zo zult ge bereiken. Wanneer gij die stad bereikt, zo zullen mijn broeders daar zijn, zo zal ik daar zijn, wachtend op u. Omdat gij één zijt met ons streven en onze kracht. De tijd die u scheidt van de beslissing, is niet ver. Ze duurt zo lang meer. Misschien lacht ge wanneer ik u zeg; In een twintigtal jaren is de wereld veranderd, zoals men eens gelachen heeft toen ik zeide: Binnen twee jaren zal ik deze trotse stad haar hoofd doen buigen. Binnen twee jaren heb ik de stad veroverd. Binnen twintig jaren zal de kracht, voor wie ik strijd op mijn wijze, de gouden stad geopend hebben voor de mensheid. Dan kunt ge binnengaan, indien ge wenst. Of ge kunt blijven in de zwarte doears in de woestijn, totdat ge moed verzamelt om in te gaan tot de nieuwe werkelijkheid. De tijd wordt geopend. En indien gij de eenheid kent, indien ge dat ene vaandel wil volgen waarin geschreven staat; eenheid, harmonie, samengaan, gelijkheid. Waarin geschreven staat die ene wet die boven alle geldt: “in achting en liefde vervult gij de wet wan de Schepper”, zo zult ge weten wat de vreugde is van de overwinning. Want eenheid, harmonie, deze woorden die zo leeg zijn, drukken de cosmos uit, zoals ze voor ons bereikbaar is. Een van mijn broeders zal u spreken over liefde en zijn liefde is mijn harmonie. Een andere broeder zal u spreken over rechtvaardigheid en zijn rechtvaardigheid is mijn harmonie. Een derde zal u spreken over de onthechtheid en het vrijzijn en zijn vrijheid is mijn harmonie. Want onze woorden zijn anders en onze beelden zijn anders. Onze taak op aarde was een andere. Toch zijn wij broeders. En als broeders zijn wij één, Onverdeeld en sterk. Zult gij sterk en onverdeeld zijn? In de wanhoop wordt de strijder het sterkst. Wanneer ge wanhoopt aan uw wereld, vindt dán de kracht om verder te gaan. En ik zag u; ge zult overwinnen, ieder keer. Twijfelt ge aan uzelf en uw eigen vermogens, zie naar het doel, dat zo dichtbij ligt; en ik zeg u; ge zult sterk zijn en gezond en ge zult bereiken. Wees niet laf. Wees niet laf en zeg; dit is voor anderen. Waarlijk, meer is er gevochten door hen, die na mij kwamen. Idrys, Ali en Hoessein, dan er gevochten is en de waarheid te vinden. En toch was de waarheid het doel. En niet de omschrijving; .

EK 1963 - 1964

59

Orde der Verdraagzamen Tot u zeg ik: wees sterk, zelfs wanneer ge wanhoopt. De kracht die komt is nabij, de eerste golf van kracht die het u mogelijk maakt om weer beginnen, om weer een doel te stellen en verder te gaan. Een kracht de cosmos, een kracht mede geladen door onze beste krachten, gedachten en harmonieën, die wij u geven kunnen. Gebruik haar. Want dan komt kracht na kracht en zult ge sterker en bewuster zijn, zult ge voltooien wat mijn broeders en ook ik begonnen zijn op aarde: de voleinding van een ras dat in geestelijke eenheid de verdeeldheid der vormen overwint. Een ras dat in het besef der ene God waarlijk treedt, waar engelen niet kunnen gaan en binnenschrijden in werelden, die voor hoge geesten zelfs nog gesloten zijn, Ik spreek U van de stad van vrede. Ik spreek u van een hemels Mekka, van een Jeruzalem. Ik spreek u van de eenheid der mensen met de geest, met de kracht, met God. Veel meer kan ik u niet zeggen. Wanneer het plan is uitgelegd, wanneer de belofte is gegeven, rest nog slechts de kreet: voorwaarts? En tot u zeg ik: voorwaarts! Overwin de traagheid in uzelf, vind de nieuwe eenheid en harmonie. In de positieve krachten rondom u, die steeds sterker zullen, worden wanneer de tijd verder gaat, wees gewapend tegen al wat u tegenhoudt. En win uw werkelijkheid, de werkelijkheid die nu nog verborgen is door de waan, waarin ge leeft. Meer heb ik u niet te zeggen, mijne vrienden. God is groot en onoverzichtelijk is Zijn kracht. Wonderlijk zijn Zijn hemelen en onbegrijpelijk de beelden, die de mens daaruit ontvangt. Maar het wapen dat hem gegeven is, de harmonie van weten, willen en aanvaarden maakt hem onoverwinnelijk. Dat de Kracht met u zij, wanneer ge het vaandel volgt, tot ge moogt binnentreden in de lichtende stad der waarheid. o-o-o-o-o-o-o-o Vrienden, ik geloof toch wel dat hier een kort commentaar op zijn plaats is. Allereerst is het misschien belangrijk dat u beseft, dat de gedachte aan strijd en veldtochten zij het niet meer tegen mensen maar tegen de onwaarheid, die mensen gevangen houdt - nog leven kan zelfs in een van de hoogste sferen. Daarnaast is het misschien goed te verduidelijken wat hier als een visioen werd gezegd. Een stad of een gouden stad is een symbool. Stad is samenleving. Wat aangekondigd wordt is niet het bereiken van een enkele plaats. Het is het bereiken van een totaal nieuwe wijze van gezamenlijk werken en streven. Daarin wordt u beloofd de eenheid met de geest. D.w.z. een sterker persoonlijk contact met de krachten van de geest en op den duur een verzwakken misschien ook van de zintuiglijke grenzen, die de werelden van geest en stof scheiden. Dat is niet iets, wat onmiddellijk verwerkelijkt kan worden. Onze gast overziet zoveel tijd. Wanneer hij echter zegt twintig jaren, dan moet u niet denken dat dit betekent: met twintig jaren is het allemaal bekeken. Want hij zegt niet: dan zult ge in die stad zijn, maar zult gij er binnen kunnen gaan. En daarom zou ik graag het volgende nadrukkelijk willen constateren: Deze godsdienststichter en veldheer ziet de tijd van twintig jaar als noodzakelijk om binnen de mensheid de nieuwe begrippen van harmonie te doen doordringen, dat de mogelijkheid voor de nieuwe samenleving werkelijk ontstaat. En dan mag ik misschien mijn persoonlijke gedachte als slotwoord gebruiken: Ik zag onze vriend en meester weer zoals hij als veldheer en politicus en begeesterde voortdurend zijn troepen wilde opzwepen. Dat ligt in zijn karakter. Ook wij moeten soms wakker geschud worden en opgezweept. Maar wij moeten wel begrijpen dat er een groot verschil in tussen de agressiviteit van ééns, die een nieuwe rechtvaardigheid moest scheppen en de agressiviteit, die hem nu beheerst: de agressie tegen de waan, waaronder de wereld lijdt, de agressie vooral tegen de onjuiste toestanden, halfbewust en onverschillig meestal nog aanvaardt. De belofte van kracht die hij geeft is waar. De eerste golven van kracht komen binnenkort en zij zullen zich met de komende jaren steeds sterker en intenser herhalen. Maar die kracht zal door uzelf harmonisch moeten worden gericht. Want scherpe wapens kunnen zich ook keren tegen hen, die ze verkeerd gebruiken.

60

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ik hoop dat het voor u gelijktijdig een interessante en leerzame beleving is geweest om deze mestar te horen spreken, die in zoveel opvattingen misschien ergens veel verschilt van datgene wat u als geweid en heilig ziet. Begrijp wel, je kunt hetzelfde doel nastreven op duizend wijzen. Nummer 7 Esoterisch magische kring. 10 maart 1964. Wat betreft de onderwerpen, die ter sprake komen, daarover moet ik opmerken, dat de situatie rond de wereld wel wat erg verward is, zodat vele van onze broeders en ook van de meesters elders actief zijn. Het is niet te vermijden dat dit ook op deze bijeenkomst enigszins zijn stempel drukt, maar wij hopen dat u desalniettemin een goede en voor u bruikbare les zult horen. Ik zou dus graag willen ingaan op de zelfontleding.

ZELFONTLEDING

Een mens, die zoekt naar innerlijke wijsheid, tracht zichzelf te ontleden. En elke keer weer zal hij stuiten op precies dezelfde fouten, dezelfde onmogelijkheden, dezelfde onbereikbaarheden. Wanneer je die ontleding wilt vergelijken, dan denk je onwillekeurig aan een ui. Wanneer je het blad eraf haalt, hebben we weer dezelfde kern, iets kleiner misschien maar voor de rest hetzelfde. Haal je er weer een blad af en weer een, dan kun je steeds verder gaan tot de kern toe en dan blijft er weinig over. De vorm verandert wat, maar al wat wegvalt is eigenlijk alleen maar een spiegelbeeld van dat, wat is. Zo is het met een mens. Wanneer je jezelf zoekt te kennen, dan is dat m.i. moeilijk te doen door jezelf te ontleden. Want die ontleding zal misschien steeds weer de onbelangrijke waarden terzijde doen schuiven, maar wat overblijft is gelijk aan dat, wat men verwerpt. De opbouw van het innerlijk kunnen wij ons ongeveer als volgt voorstellen: Alles wat essentieel belangrijk is, is idee. Het is een denkbeeld, dat niet verwezenlijkbaar is. Uit de idee komt de manifestatie, een manifestatie die verschillende voertuigen omvat. De manifestatie echter is nooit de weergave van het volledige, van het geheel. Het resultaat is dat wij - hoezeer wij ook zoeken - de idee, die in ons leeft, nooit in onze voertuigen en gekende vormen werkelijk kunnen maken. Er is echter een andere methode om het “ik” te benaderen en te beleven. Zelfonderzoek kan hierbij een zeer goede en gedogen rol spelen. Want het is prettig, wanneer men als mens en zelfs als geest enigszins een beeld heeft van zijn eigen gedrag, van zijn eigen motieven. Nu grijp ik terug op het onbekende. Het onbekende hebben wij namen gegeven. God, Alkracht, Cosmos, het Licht enz. Die namen vertegenwoordigen echter voor ons het onbereikbare. Er is altijd een verhouding te zien tussen het bereikbare en het onbereikbare. Zo vreemd als het klinkt, voor ons wordt iets eerst bereikbaar, nadat wij geconstateerd hebben wat voor ons niet te bereiken is. Wij kunnen pas werkelijk verwerven, wanneer wij geleerd hebben ook onszelf te ontzeggen. T.o.v. God zijn wij, volgens ons eigen besef, negatief. En dat is belangrijk. Ons streven naar God is een streven naar positiviteit. De mens zoekt die positiviteit op velerlei verschillende wijzen te bereiken, o.m. met geloof, met systemen, met zelfdiscipline. In al deze gevallen. gaat hij dus niet uit van zichzelve maar van een idee, een idee die onbereikbaar is en die hij toch als deel van zichzelf aanvoelt. Het is misschien wat wreed om te zeggen dat een mens intenser gelovig is, naarmate bij geestelijk kleiner is. Menigeen zal dat willen bestrijden. De intensiteit van het geloof n.l. is niet de beleving van de hoge kracht. Het is de erkenning van de regels, uit een kracht voortvloeiend, waardoor men buiten zichzelf eenheid met die kracht bereik! Het geloof van de doorsneemens is dus eigenlijk en weg buitenom, een ontvluchting van de werkelijke persoonlijkheid, het werkelijke ik, EK 1963 - 1964

61

Orde der Verdraagzamen Zodra de beperking wegvalt bij het geloof, blijkt echter het geloof te zijn voor ons niet meer idee en niet meer een vorm van zelfvervulling, maar een middel tot zelferkenning. Want, ons beroepend op het geloof, vinden wij in onszelf mogelijkheden, die wij niet vermoedden of waarvan wij het bestaan tot dan toe hebben ontkend. Hieruit trek ik dan enige conclusies; Het ik van de mens kan nimmer volledig ontleed worden. Een ontleding is daarom alleen zinvol, zover als het noodzakelijk is om eigen, nu belangrijke drijfvoren en achtergronden te beseffen. Het ik wordt alleen reeds door het bewustzijn beperkt in zijn uitingen en leeft daardoor ver onder zijn feitelijke vermogens. Wanneer het “ik” tot een vrije aanvaarding van het Goddelijke komt en zichzelf daarmede één gevoelt niet door de regels, maar door een innerlijk gevoel van harmonie t.o.v. deze Kracht zullen de verborgen mogelijkheden en eigenschappen van dit ik tot uiting komen. En met dit geuit-zijn ontstaat de bewuste mens, die zichzelf kent aan de hand van de resultaten, die hij voortbrengt. Misschien is dit voor u een betoogtrant, die ergens onaangenaam aandoet. Want juist de mens, die esoterisch streeft, zoekt zo vaak naar datgene, wat hem verheffen kan. En daarbij is hij voortdurend in actie. De mens zoekt zijn bewustwording in de eerste plaats in beweging. Maar een beweging is een verplaatsing, die niet noodzakelijkerwijze een uitbreiding van eigen wezen inhoudt. Hoe meer een mens tracht te doen, hoe minder hij zal begrijpen. Hoe sneller een mens tracht te leven, hoe oppervlakkiger en daarom minder waardevol zijn belevingen worden. Hoe onrustiger de mens is, hoe minder mogelijkheden hij zal hebben om zichzelf te kennen of een begrip te vormen van de wereld waarin hij leeft. God wordt ook wel eens omschreven als stilte. We kunnen daarvan voorbeelden te over vinden. Niet alleen verschijnt Jehova aan Mozes in een suizende stilte, maar de Boeddha ontdekt de band met het Eeuwige na het overwinnen van alle tumult in de eindeloze verzonkenheid van het niet-zijnde. En steeds weer keert het element terug: God is rust, is stilte. In de esoterie lijkt het mij belangrijk dit te beseffen. Want niet slechts uw bewustwording, maar ook de krachten waarover ge kunt beschikken, de mogelijkheden die voor u openstaan zijn direct gelieerd aan dit begrip van stilte. Wij mogen stellen: God is de rust. En dan volgt daaruit onmiddellijk: Hoe meer de rust in ons bestaat, hoe sterker God voor ons geuit is. Hoe sterker de rust en evenwichtigheid in ons eigen leven leeft, hoe gemakkelijker wij uit de krachten van het Hogere putten of - wat misschien een betere formulering is - de nog niet erkende krachten van ons eigen wezen gebruiken, wanneer dit nodig is. Leven in voor een mens een afwisseling tussen rust en onrust, tussen strijd en pogingen tot vrede, eigenaardig genoeg bereikt men zelden de absolute strijd, zelden de absolute vrede. Waarom? Gij zijt niet in staat om de uitersten te aanvaarden, waar deze uitersten een absolute miskenning van eigen wezen, maar ook van eigen belangrijkheid inhoudt. De absolute strijd is het doel, dat verwerkelijkt wordt door het “ik”, zonder dat het “ik” daarbij van enigerlei belang wordt geacht. De absolute rust is de absolute overgave van het “ik”, dat niet meer aanneemt door eigen wezen een wezenlijke invloed te kunnen uitoefenen op zichzelf of zijn omgeving. En dat ligt de mens niet. En ook de geest valt het vaak zeer moeilijk op een zodanige wijze zichzelf a. h. w. geheel uit te schakelen en prijs te geven. Er is dan ook altijd weer juist in de esoterie het moment van verlatenheid. Er komt een ogenblik dat wij dicht komen bij de vrede of bij de strijd, dat wij niet meer weten wat wij moeten doen. Wij kunnen onszelf niet prijsgeven. We worden gedreven door de idee en kunnen toch ook deze idee niet prijsgeven. En zo ontstaat dit steeds aarzelend tot het uiterste gaan en dan het zich terugtrekken, om zich terugtrekkend dit alweer te betreuren. De mens aarzelt voortdurend op de grens der onmogelijkheden en durft ze niet te overschrijden uit angst zichzelf te verliezen. Vraag u af wat dit betekenen kan. Ik-begrip en Godsbegrip zijn strijdige waarden. Godsaanvaarding kan alleen door ikontkenning ontstaan. Ik-erkenning kan alleen ontstaan door misachting van eigen wezen en het superieur stellen van de hoogst erkende kracht. Dit is de basis van alle bestaan en alle leven, ook het uwe.

62

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Op het ogenblik dat gij zegt: ik wil bereiken, stelt ge voor uzelf een actie. Maar deze actie is vaak haar eigen frustratie. Want juist de actie beproeft de idee in werkelijkheid en maakt het onmogelijk de waardering van eigen begrip (van eigen ik-voorstelling misschien ook) te handhaven. Actie is voor ons het negatief uitdrukken van onszelf. Zolang wij op deze wijze denken en streven bereiken wij niets. Pas wanneer wij de uitdrukking zien als een positief uitdrukken van het Hogere door ons wezen, waarbij dit wezen op zich onbelangrijk is, komen wij tot de juiste instelling en bereiken wij de juiste gesteldheid. In de esoterie zoekt men al te veel naar het “ik” en men tracht dit te ontleden. Maar hoe kun je een ik ontleden, dat zijn waarde verliest naarmate men de kern van het leven (God) dichter benadert? Je zou kunnen zeggen dat de werkelijk esoterische weg eigenlijk een steeds sterker wordende ontkenning is van eigen wezen en niet een erkenning. Alles in het leven kunnen wij delen in twee parten. In de eerste plaats datgene, wat belangrijk is en datgene, wat niet belangrijk is. Door de onbewusten zijn deze delen ongeveer gelijkwaardig in aantal. Er zijn evenveel belangrijke dingen in je leven als onbelangrijke. Er zijn evenveel aangename als onaangename en slechts de nadruk die je legt zal dat evenwicht soms wat verschoven doen lijken, maar in wezen houdt het zich in balans. Op het ogenblik dat je geestelijk gaat streven en gaat groeien, ga je vanuit het positieve, het belangrijke, steeds weer elementen overdragen naar het onbelangrijke. Terwijl het aantal van de onbelangrijke momenten van leven groeien, zal de belangrijkheid van de overblijvende punten groeien. Je zou kunnen zeggen: de voor ons belangrijke waarden groeien kwalitatief, de onbelangrijke punten in het leven kwantitatief. En zo gaat het “ik” een weg, waarbij steeds meer de ontkenning van veel wat men leven noemt noodzakelijk is. Men verwart dit wel eens. Men denkt: Wanneer ik begin mijzelf te ontleden, dan erken ik fouten en deze fouten moet ik bestrijden. Je zou ook kunnen zeggen: Ik erken vele dingen in mijn leven, die onbelangrijk zijn en ik stel deze terzijde om mij te wijden aan hetgeen belangrijk is. Die laatste zienswijze is de juiste. Hoe meer je een fout bestrijdt, hoe sterker hij je aandacht geboeid houdt. Hoe meer je aandacht geeft aan je eigen onvolmaaktheid, hoe meer ze je zal belemmeren iets te presteren of te bereiken. Geloof, zelfvertrouwen, zijn in een zekeren zin haast gelijke waarden. Alleen het zelfvertrouwen baseert zich direct op het “ik”; in het geloof baseert men zich indirect op het “ik”, met een beroep op hogere krachten. In een werkelijk geloof wordt het “ik” dan onbelangrijk. In een schijngeloof blijft het “ik” zijn belangrijkheid behouden en wordt boven andere ikjes verheven door zijn verbinding met het Goddelijke. En daarmede groeit het probleem in plaats dat het afneemt. De lessen die een mens krijgt in zijn leven, zijn lang niet altijd hooggeestelijk. Het zijn vaak de onbelangrijke gebeurtenissen van je best aan, - althans zo zie je die, als je in de stof bent -, waardoor de werkelijkheid van het “ik” duidelijk wordt. De gróte drijfveren zijn meestal; zelfmisleiding. De mens op aarde is alleen in het kleine soms eerlijk t.o.v. zichzelf. En hoe kleiner de belangrijkheid is, die hij toekent aan een gebeuren, hoe meer kans hij heeft om het in de juiste verhouding en eerlijk te beschouwen. Wil hij zichzelf ontleden, dan kan het kleine hem helpen, door aan te duiden wat positief en negatief is, wat belangrijk en onbelangrijk is in wezen; en zelfs waar men voortdurend faalt en waar niet. Dit helpt de mens tot op zekere hoogte. Wij kunnen in de esoterie een punt bereiken, waarbij wij ons eigen wezen beseffen. Maar wanneer wij de naam Gods lezen in letters en het goddelijk vuur niet beseffen, het licht dat er achter verborgen is, dan hebben wij God niet gevonden. Wanneer wij de geheime naam van eigen wezen kunnen, schrijven en wij beseffen niet het spel van krachten die in die naam is uitgedrukt, de levende werking, dan weten wij niets. Velen nu gaan slechts tot de formule. De formule van eigen bewustzijn, de formule van eigen bereiking, de formule misschien waarin de eigen verhouding mens/God wordt vastgelegd. En daar faalt men. U hebt in deze reeks van lezingen al meerdere sprekers meegemaakt, die elk vanuit hun eigen standpunt en op hun eigen. wijze geprobeerd hebben u leefregels te geven. Maar die leefregels zijn altijd weer te herleiden tot het onbelangrijke van de meeste dingen; de belangrijkheid van EK 1963 - 1964

63

Orde der Verdraagzamen de juiste instelling misschien. Kijk, dat wordt graag aanvaard. Maar wie dringt verder door in zo’n lering dan de bewoordingen? Wat schuilt er achter? Wat is de eeuwige werkelijkheid, de levende kracht? Dat kunnen we door een zelfontleding alleen niet vinden. We kunnen het wel vinden door in een aanvaarding van het andere niet stil te blijven staan bij een zinsnede, een formule, een eenvoudige wet, een eenvoudig voorschrift. Op het ogenblik dat men dit doet, faalt men. Ik heb zoeven reeds bericht gekregen, dat wij op deze avond toch nog kunnen beschikken over enkele gasten en ik zal dus mijn betoog zo langzamerhand gaan beëindigen. Wanneer u luistert naar een meester, wanneer u een kracht erkent of een sfeer ondergaat, vraagt u zich dan wel eens af: wat is het practisch resultaat, dat hierin voor mij gelegen kan zijn? Die vraag helpt u de werkelijkheid te ontleden, waarvan u deel bent. Uw eigen wezen ontleden is nutteloos, zeker zodra dit verdergaat dan de nu eenmaal noodzakelijke begrippen voor eigen motieven in de stof. Maar wanneer je begrijpt wat de kracht is, die geuit werd, dan weet je ook, dat je in al je onbelangrijkheid die kracht kunt weergeven en zie je de kracht van het leven zelf als gevolg van je eigen leven en daden voortdurend ontstaan op de wereld. Het verfraaid tot een ideaalbeeld, maar practisch, normaal en toch ergens onttrokken aan alle tijd. Het is niet voor niets dat de mens de liefde vaak een eeuwige waarde noemt. Zelfs zijn eigen liefdes en liefdesverhoudingen. Daarin tracht hij weer te geven, dat de mens die zichzelf prijsgeeft pas waarlijk leeft. En dit is cosmisch waar. Niet in verplichtingen die eruit voortvloeien, naar alleen omdat men eerst wanneer men niet voor en vanuit zichzelf actief is, de rust en de vrede kan beleven, waarin de goddelijke werkelijkheid kenbaar wordt. Daarbij wil ik het dan laten. We hebben twee sprekers, die nogal wat overeenstemming hebben naar ik meen in hun achtergronden. U zult in beiden waarschijnlijk een voorkeur voor de symboliek en gelijkenis ontdekken. U zult in beiden een achtergrond vinden, die ergens het christelijke nauw beroert zonder daarom volledig christelijk te zijn volgens de huidige opvattingen. Ik hoop dat u wilt proberen hun speciale sfeer ook te proeven, hun speciale invloed a.h.w. en u zo een beeld te maken van mag ik zeggen; de werkelijkheid, zoals die voor anderen en geestelijk meer bewusten bestaat. Ik blijf met u toehoren, maar geef het medium over aan de eerste van de sprekers. Vrienden, De mens, die leeft is als een reiziger, die gaat door een onbekend land. Hij ontmoet vele verrassingen en gevaren, moeilijke punten op zijn weg en vaak ook onverwachte vreugden. Want wie reist, leeft in het land van het onverwachte. En dat onverwachte is gemakkelijker te vinden en te overwinnen, wanneer men raad vraagt aan degenen, die in het land zelf leven. Maar wie is de dwaas, die een landman vraagt hem de weg in een stad te zeggen? En wie vraagt aan een, die slechts de vlakte kent, hoe hij een berg moet bestijgen? Vele mensen in hun reis door het leven vragen steeds advies, maar ze weten niet aan wie. Zij vragen hun advies verkeerd. Wanneer gij in uzelf een goddelijke kracht erkent, in uzelf de zekerheid voelt van een naderend gebeuren, van een komende inwijding of een ontwikkeling, zult ge dan raad vragen aan hen, bij wie de ontwikkeling tot stilstand is gekomen? Moet de levende de doden vragen? Moet de wijze spreken tot de steen om een antwoord te vinden voor zijn wijsheid? En zo zijn alle dingen in de cosmos. Daar waar gij gaat zult ge de krachten vinden die u helpen kunnen. Daar is voor u de levende boodschap, de oneindigheid die u helpt. Maar dan moet ge ook niet vragen omtrent dat, wat eens zal zijn, maar vragen aangaande dat, wat nu is. Een meester komt. Een meester is in uw ogen een grote macht. Maar wat is hij meer dan iemand, die een deel van uw weg misschien reeds heeft afgelegd? Wanneer je die meester vraagt: Zeg mij hoe ik het einddoel bereiken moet en hij heeft nog niet bereikt, hoe kan hij u zeggen, hoe te gaan? Wat hij u zegt, is zijn vermoeden, zijn theorie. Een filosofie, niet zonder grond opgebouwd, maar toch ergens onvolledig en misschien onwaar. Wanneer een meester de kracht van zijn God weet te gebruiken, dan kunt ge hem vragen: Hoe, o meester, leer ik goddelijke kracht door mijzelf gebruiken? En zijn antwoord zal goed zijn. Maar zo ge tot hem zegt: Meester, hoe treed ik binnen in het koninkrijk Gods, terwijl hijzelf dat niet betreden heeft, zo kan hij u geen weg tonen naar waarheid. 64

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Daarom zeg ik u: Wees mensen van vandaag, niet van gisteren, niet van morgen. Vandaag zijn uw problemen, vandaag is het gebeuren dat u beroert, vandaag is het inzicht dat voor u belangrijk is. Vandaag is er de mogelijkheid om de leiding te verwerven, die ge nodig hebt. Zo zeg ik u: Gij, die eeuwig zijt krachtens uw wezen, zijt in uw leven bepaald door uw bewustzijn. Leef dan vanuit het bewustzijn, dat ge bezit, niet vanuit een droom van eeuwigheid, die ge niet omschrijven kunt. Het leven in de dag is belangrijk. Want hij, die zich bezighoudt met de reis die hij morgen moet maken, zal heden geen stap op de weg afleggen. Hij die vandaag spreekt over wat hij morgen zal gaan doen, bereikt zelden zijn doel. Wees sterk in de kleine dingen van het heden en de toekomst behoort u. Wees zwak in het heden, dromend over morgen en de toekomst is voorbij en ledig als vandaag. Zo men u zegt: “Heb uw naasten lief, zo heb uw naasten lief volgens uw beste weten en inzicht, volgens uw mogelijkheden en erkenningen van heden en ge zult groot zijn.” Zo ge echter spreekt over de liefde voor de naaste, die noodzakelijk is en niet handelt, zo brengt ge liefdeloosheid. Er zijn meesters geweest, die de mens de liefde geleerd hebben. Zij hebben gezegd: “Armoede mag niet bestaan. Gevangenen mogen er niet zijn.” Ze hebben gezegd: “Geef voortdurend alle dingen desnoods u zelf tot ge niets meer te geven hebt.” En de wereld heeft geroepen; “Groot zijn deze krachten. Deze is God, deze is de ingewijde, deze is de verheerlijkte.” En men heeft hun woorden herhaald, eindeloos en hun daden heeft men niet gesteld. Dat, wat de wereld vandaag is, heeft ze daaraan te danken, vergeet u dat niet. U leeft vandaag in een wereld vol verwarringen, een wereld vol vreemde, onbegrijpelijke tegenstellingen, vol bedrog en verwaandheid. Gij leeft in die wereld, omdat men gefaald heeft aan zijn erkenningen in het heden vorm te geven. Er was een man, die een paleis wilde bouwen. En daarom, zei hij, is het niet noodzakelijk dat ik voor mijzelf slechts een hut opricht, want morgen zal ik wonen in een paleis. En zo riep hij alle beroemde bouwmeesters tezamen en hij zeide tot hen: Bouw mij het schoonste paleis ter wereld. En de bouwmeesters spraken met elkaar en deze mens sprak met hem, en de plannen werden steeds groter en steeds beter. Maar altijd was het nog niet volmaakt. En zo stierf deze mens zonder ooit maar zelfs een hut bezeten te hebben. Hoeveel mensen zijn niet als deze mens? Zo gij de volmaaktheid zoekt, begin met de kleine dingen van vandaag. Wanneer ge een doel hebt dat groot is, tracht eerst de kleine doeleinden van vandaag te bereiken. En zo ge gelooft in een bestemming, die voor u is weggelegd, aarzel niet haar vandaag waar te maken. Want het is uit déze tijd en uit déze kracht dat ge leeft. Men heeft vele symbolen geschapen op aarde. Waarden, die soms groot en onmetelijk zijn, soms klein. Een daarvan is het kruis. Het kruis is altijd hier, ook temidden van ons. Het is de gedachte van een verlossing, van een bevrijding, van een nieuwe wereld. En niemand van de christenen maakt zich daarvan los; ook niet als hij zijn geloof achterlaat. Maar wat betekent dit kruis dan meer dan een belofte? Het betekent, dat het doel belangrijker is dan de bereiking. Het betekent, dat de vrijheid belangrijker is dan de perfectie. Het betekent, dat de kracht gegeven zal worden of gevonden zal worden, mits men begint met het heden te aanvaarden en vandaar uit te werken. Zo is het voor de mens, zo is het voor de geest, zo is het voor de meester, zo is het voor alle kracht van licht. Eeuwigheid is zo onbepaalbaar. En wie de tijd kent, kan zich geen beeld maken van het eeuwige. Zelfs indien hij eeuwig is, zal zijn kennen van de tijd hem beletten zichzelf te zien. Wees dan een wezen dat in de tijd perfect is, opdat de eeuwigheid uit de perfectie gekend worde. Wees ook niet angstig. Wanneer ge een appelboom wenst, dan neemt ge de vrucht en laat daaruit een zaailing worden. De zaailing behoedt ge goed en hij dankt u daarvoor met een eerste bloesem, met een eerste vrucht. Gij beschermt hem verder en hij geeft u vele vruchten, totdat hij groot is en sterk en staat in eigen recht. Zo is het met uw leven. Een kleine gedachte kan voldoende zijn voor een mens om werkelijkheid te vinden, om door te dringen tot die grote velden van het Eeuwige, het verloste. EK 1963 - 1964

65

Orde der Verdraagzamen Een kleine gedachte, die je beschermt door haar te zaaien in de aarde van de daad; haar te beschermen met de muren van de wil tegen elke storm, die haar dreigt aan te tasten; haar open te stellen voor de zon door de erkenning van het licht op elk ogenblik. En zo groeit zo’n gedachte uit - klein misschien, in het begin, en nietig - tot een boom des levens, die de vruchten omvat van alle bereiking, van alle krachten van het Al, u voedende met haar eigen vlees, zoals gij met uw eigen wezen beschut hebt de eerste gedachte. En zo gij een eenvoudige gedachte zoekt, zoek haar in waarheid. Slechts dat, wat waar is, zo goed ik het ken en besef, is waardig deel uit te maken van mijn leven. Dat echter, wat ik niet ken als waarheid, zal ik verwerpen, slechts behoudende wat mij een zekerheid is. Dat is de eenvoudigste gedachte. Wie daarop bouwt, bereikt reeds veel. En de volgende gedachte is: de kern van alle dingen is harmonie of zo ge wilt liefde. Want slechts daar, waar een evenwicht bestaat, kan volmaaktheid zijn. Wie dit beseft, zal in zijn leven zoeken naar het evenwicht van goed en kwaad, van licht en duister, waarin zijn God voortdurend aanwezig blijft. En zie, uit die onbelangrijkheid vindt hij de daden die evenwicht scheppen. En uit de evenwichtige daden vindt hij de gedachte, die waarheid wordt. En uit de gedachte, die waarheid geworden is, vindt hij de oneindigheid, die hij nu niet beseffen kan. En zo ook deze gedachte u weinig zegt, onderzoek en aanvaard dat, wat niet slechts in de feiten bewezen is, maar weerklank vindt in uw innerlijk. Want wie zoekt waaraan hij verwant is en beleeft wat aan hem verwant is, bereikt zijn werkelijk wezen. Wie zijn werkelijk wezen bereikt, overschrijdt de grenzen van gebondenheid en beperking. Er zijn meer waarheden. Grote waarheden, die de mensheid gegeven zijn, Houd u aan de wet, maar weet welke wet voor u geldt. Ook dit is een waarheid zonder gelijke. Want zie, eens was er een mens, die alle wetten trachtte te respecteren en alle regels trachtte te aanvaarden. En komend bij een kudde schapen trachtte hij te leven als een schaap. En de wolven ontmoetende wilde hij jagen volgens de wetten van het roedel. Maar één ding vergat hij: hij was een mens. En aan het einde van zijn leven was hij een dier, die vele talen sprak. Een dwaas, die zijn menszijn niet besef te. Gij zijt mensen. Mensen hebben hun eigen taak in het leven. Zij zijn op deze wereld als mens, omdat er een taak te volbrengen was, ook al kent men deze niet. Het “ik” antwoordt op al, wat met die taak harmonieert. het “ik” verwerpt al, wat niet deel is van die taak. En daarin kunt gij weten, wat uw wet is. En zie, wanneer ge een wet hebt gesteld, zo volgen er vele wetten uit voort. Zo gij een waarheid stelt, stelt ge het beeld van een algehele waarheid, dat meer omvat. Aanvaard dan de wet die voor uw wezen. geldt en handhaaf haar voor uw eigen wezen, opdat gij uit de wet moogt vinden de kracht om waar te zijn zonder voorbehoud en beperking. Hoe moet ik u meer zeggen? Uw gedachten beheersen uw wezen. Wat gij denkt en vreest maakt ge waar. Dat echter wat ge denkt en aanvaardt, maakt ge ook waar. Maak dan niet waar datgene, wat ge vreest, opdat gij gejaagd door uw angsten niet moogt worden tot een rusteloze, die de wegen niet kent, die hij gaat. Maar aanvaard het leven, dat ge in u beseft, opdat uit die aanvaarding worde geopenbaard de vervulling van uw wezen en van de tijden, waarin ge leeft. Een van mijn broeders wil tot u spreken. Het is voor hem dat ik thans aandacht moet vragen. Zoals ik zoek naar de kern van het wezen van de mens en dit vindende de band met de oneindigheid zoek te erkennen, zo erkent hij de gebondenheid van de mens en de vrijheid, die hij daarin bereikt. De wegen die voeren tot bereiking zijn vele. Doch slechts wie een weg gaat met geheel zijn wezen, bereikt. Mijn broeder heeft bereikt. En hij spreekt tot u uit zijn bereiking. Goedenavond, vrienden. Elke mens is als een edelsteen. Een diamant, die ruw gedolven wordt uit de blauwe klei, ziet er uit als een kiezelsteen, waardeloos. En wie de glans niet weet, die ze in haar kern verbergt, zal haar als waardeloos verwerpen. Wanneer je de buitenkant eraf haalt, dan is er iets meer van schoonheid. Dan zal men zeggen: het is edeler dan de eenvoudige rots. Maar nog zal men het spel niet zien van het licht. Maar wanneer een diamant geslepen is, wanneer zij met haar 66

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

verwante krachten geslepen is tot gladde vlakken, dan speelt zij met het licht en is het of de zon leeft in de steen, die haar slechts weerkaatst. Ons wezen, vrienden, is als een diamant. Wij kunnen, de namen van God spreken, wij kunnen roepen tot de Oneindigheid, wij kunnen de eeuwige krachten manifesteren en - zo ons wezen geboren blijft in de waan van de dagen - zal niemand weten en het licht dat wij zoeken kan niet weerkaatsen in ons wezen. Wanneer slechts één vlak is geslepen aan de diamant en het verdere nog is onthuld in de grauwheid van steen en klei, dan is het al een oog; van licht, waaruit de zon van de Eeuwige weerkaatst en terugspringt tot de wereld. Waarom zouden wij, diamanten in de kleiputten van de tijd, dan niet trachten onszelf te polijsten? Men heeft gezegd: een diamant polijst zichzelf niet. De diamant moet geslepen worden door de hand van een meester, gekloofd met grote zekerheid, opdat hij zijn werkelijke grootste kracht en brillantie wint. Maar er is een slijper. De diamanten, die mens heten, worden voortdurend geslepen door wat zij noemen: het lot. Ge verliest misschien iets wat dierbaar is. Zie, een deel van de mantel is weggeslepen. Erkent ge het licht en wendt ge u tot het licht? Het licht zal antwoorden. Gij vindt uw eigen onvolmaaktheid en gij tracht ze af te schudden. De mantel van klei verdwijnt. En het lot slijpt verder. Facet na facet van uw eigen persoonlijkheid moet harmonisch met de andere ontwikkeld worden. Een mens is niet slechts een wezen en een kracht. Een mens is een oneindigheid van wezens, een veelvoud van mogelijkheden, allen één en dezelfde en toch anders gericht. Hoe vaak spelen uw gedachten niet met dingen, die ge in de werkelijkheid niet zoudt willen kennen? Of laat uw werkelijkheid u niet vaak in de steek, wanneer ge zoekt naar een beeld en een vorm, waarin uw wezen zich uit? Hoe vaak zijt ge tekort geschoten en hoe vaak hebt ge dit betreurend - juist daardoor bereikt? Een mens is niet slechts als een edelsteen, want deze kent slechts haar structuur en denkt niet verder. Een mens denkt en hij kent zijn eigen structuur niet. En dat, vrienden, is de reden waarom wij de slijper, die men noodlot noemt, zo vaak verwensen. Dat is de reden waarom wij trachten te ontvluchten aan een werkelijkheid, die ons toch brengen moet tot licht. Eeuwig zijn de krachten. En eeuwig slijpt het lot. En eeuwig, is de mens. En eeuwig is het licht, dat de mens weerkaatsen kan. Er is geen grens. Gij zijt mens en toch grenzenloos. Wat is dan datgene, wat u bindt met alle dingen? Wat is hetgeen, waaruit ge rijzen kunt tot waarheid? Is het alleen het woord of het begrip? Ach neen. Het is niet woord, het is niet begrip. Het is de eenheid, die gij beseft in uw wezen, met de slijper, met de put waaruit ge gedolven zijt, met de Kracht, die het Al in stand houdt. Ik wil trachten u het rijk der waarheid te verkondigen. Waarheid is de onontkoombaarheid der dingen. Want niets wat behoort tot uw wezen en uw werkelijkheid zult ge ooit kunnen ontgaan. Zo gij wat tot uw wezen en werkelijkheid behoort beseft, zo is het volbracht. Zo gij niet beseft, herhaalt het zich eindeloos. De waarheid is de oneindigheid van ons bestaan, waarin wij slechts de tijd belangrijk achten. Want gij zijt - zoals wij - wezens der verandering. Duizendvoudig verandert gij uw aanzijn, kiest ge u een nieuwe wereld, een nieuwe vorm, een nieuwe droom. Maar achter alle verandering leeft het ene ware. Het licht, dat wij weerkaatsen, is waarheid; niet de koek, waaronder wij het weerkaatsen. Waarheid is de veelheid van krachten, die ons wezen regeren. Een mens is stof. Hij is vlees en bloed. Hij is trillende zenuwen en een kloppend hart. Hij is vliedende gedachte en stervende verwachting. Dit nu is de buitenzijde. En wie de buitenzijde polijst en daarmede volstaat is een dwaas. Want de buitenzijde absorbeert niet en weerkaatst niet wat eeuwig is. De mens is geest en in waarheid is zijn geest deel van een cosmische structuur. Maar hij is daarin niet zichzelf volgens eigen wetten. Want zijn structuur wordt bepaald door de kracht, waaruit hij ontstond, niet door zijn wil. Beantwoord aan de kracht, waaruit gij ontstaan zijt en ge zult het licht ontvangen en weerkaatsen. Dat is waarheid. EK 1963 - 1964

67

Orde der Verdraagzamen In de kern van uw wezen is een wet door de formule van verhoudingen, (het plan) volgens welke al uw bestanddelen en mogelijkheden zijn gerangschikt hebben. In waarheid is de regelmaat van uw wezen de weergave van het Goddelijke. En wat gij van het Goddelijke ontvangt en weerkaatst, wordt bepaald door de formule van uw wezen. Dit is waarheid. Gij zijt kracht, maar kracht die gebonden is. Eerst wanneer de gebondenheid verdwijnt, zal de kracht vrij zijn. De kracht is het licht, dat in de steen keert en vanuit de steen legend weerkaatst wordt. Zo zeg ik u, wie kracht wil erkennen zal de gebondenheid van stof en geestelijke sfeer terzijde zetten, opdat hij sterk zij. Want gij zijt kracht, maar ge uit uw kracht slechts uit de bereiking van uw wezen in het Goddelijke. Dit is waarheid, Gij meent verschillend te zijn. En ik zeg u: De verschillen zijn niet meer dan korrels zand, aanklevend aan dat, wat gedolven is. Achter dit alles zijt ge gelijk. Er is een formule voor uw aller wezen. Er is een grondregel, die uw gedrag bepaalt. Er is een wet, volgens welke gij geestelijk leeft. Er is een wet, volgens welke gij in de stof incarneert. Belangrijker is uw gelijkheid dan uw verschillen. Wie zijn gelijkheid beseft met alle leven, hij vindt niet slechts kracht, maar een bewuste erkenning daarvan. Dit is waarheid. Hij zoekt, zoals zovelen. Dit is de waarheid: hij, die zichzelve zoekt, blijft in zichzelf verstrikt. En wie slechts zoekt in zichzelve zonder de wereld te erkennen, gaat onder aan zichzelve in die wereld. En wie in zichzelve zoekt om een God te kennen zonder te beseffen dat die God leeft in allen en alles, hij erkent die God niet en is gevangen in de schimmen van ideeën, die in hem een stervend leven voeren. Dit is waarheid. Gebonden zijn wij allen. Gij zo goed als wij. Er zijn krachten, die ons leven bepalen. Er zijn krachten, die ons bereik van leven begrenzen. Dit is waarheid. Wij zijn vrij binnen de grenzen, die het scheppend Wezen ons gesteld heeft, zodra wij deze onvrijheid en begrenzing aanvaarden als de basis van ons leven en gedrag. Wie in aanvaarding van zijn onvrijheid tracht te leven volgens eigen begrip, zich niet storend aan al wat is. Buiten de erkende wet, is vrij in de ware zin des woords. Want hij, die zo leeft, vreest niet en hoopt niet, doch erkent. En dit is waarheid. Alle leven schijnt geketend te zijn aan onbegrip. En steeds weer roept de mens uit, zoals de geest: waarom kan ik dit niet bezitten, beseffen, begrijpen, bereiken? Welaan, dit is de waarheid: Met wat gij wenst, doch wat gij kunt, bepaalt uw werkelijkheid. Niet wat gij droomt, doch wat ge vanuit uw eigen wezen waar maakt met alle middelen, is werkelijkheid. Het is deze werkelijkheid, die gij voortdurend uzelve schept - binnen de grenzen die u gesteld zijn die bepaalt hoe ge leeft en of ge gelukkig zijt of niet. Geluk is leven in de wet, de gebondenheid zozeer aanvaardend, dat men zich vrij gevoelt. Dit is waarheid. De mens spreekt van de poorten des doods, zoals hij spreekt van de poorten van inwijding. De mens zegt, dat men door de poorten des levens gaat, wanneer men geboren wordt. Dit is de waarheid: er zijn geen poorten. Er is slechts het bewustzijn dat zichzelve dwingt om vormt te krijgen. Zo ge inkeert tot stoffelijk leven, het is uw bewustzijn dat zich bekleedt met een voertuig. Zo ge sterft, het is uw innerlijk bewustzijn dat een wereld prijsgeeft, die ge uiterlijk misschien nog niet verlaten wilt. Wanneer ge een inwijding ervaart, zo zijt ge niet een ander geworden, maar ge hebt slechts geleerd uzelf anders te zien. En het is de kern van uw wezen, die bepaalt; niet de vorm, waaronder de inwijding plaatsvond. Want waarlijk is de mens een door alle tijden, alle vormen, en alle krachten en bezit hij altijd alle bewustzijn, dat hij aanvaarden wil. Dit is waarheid. Wat moet ik u, o broeders, nog meer zeggen? Moet ik u zeggen, dat er een verlossing is? Zij is er. Waarlijk, er is een verlossing, en een verlosser. Zo gij in uzelve één zijt in weg en streven en erkenning met uw verlosser, zo zijt ge de verlossing. Maar er is geen verlossing; zónder en vóór u. Wat moet ik u zeggen? Dat deze tijd een grote tijd is? Alle tijd is groot. Want alle tijd is slechts deel van een en hetzelfde moment, dat eeuwigheid heet. Zo is al gelijkelijk belangrijk. Niets groter of kleiner dan het voorgaande of het volgende. En toch is uw tijd een grote tijd voor u, omdat ze het u mogelijk maakt meer bewust uzelf te zijn. 68

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Het is een verwarde tijd, inderdaad. Zoals altijd de mens verward is, die strijdt tegen zichzelf, omdat hij zichzelf en zijn leven niet kan of durft aanvaarden. Aanvaarding is noodzakelijk in deze dagen, wil de verwarring gestaakt worden. En zo gij in uzelve aanvaardt wat ge zijt, zo is voor u de verwarring voorbij gegaan. Het is een tijd van strijd. Dat is waar. Maar het is geen strijd van mens tegen mens of mens tegen God of geestelijke krachten tegen geestelijke krachten. Het is slechts het erkennen, van het bestaande patroon van de eeuwigheid, waarin het “ik” zich bewust wordt. En de strijd die geschiedt is slechts dan noodzakelijk, wanneer het bewustzijn, niet erkend waarom het strijdt. Erkenning is door alle tijden heen, het belangrijke. En alle erkenning wordt geboren uit alle werelden waartoe ge behoort, uit al wat ge zijt of zijn zult volgens eigen begrip. Wat moet ik u dan nog meer zeggen, broeders? Moet ik u zeggen dat ge sterk zijt? Wanneer ge gelooft in uw eigen zwakte, zo zult ge zwak zijn. En niemand kan u kracht geven. En zo ge gelooft in uw eigen kracht, voorwaar ik zeg u, ge zult sterk zijn buiten alle grenzen en maten. Ge meent dwaas te zijn. Gij zijt dwaas. Tenzij ge uw dwaasheid ziet als iets, waaruit begrip en lering gevonden kan worden. Want waarlijk wijs is de dwaas, die een begrip vindt voor dat, wat rond hem leeft, zo het in zichzelf erkennend. Dwaas is de wijze, die alle dingen kent, maar zijn plaats binnen dit geheel niet beseft. Gij zijt dwazen en wijzen gelijk. Uw leven is een spel van dwaasheid en wijsheid. Tracht niet slechts wijzen te zijn. Want wie zijn eigent wijsheid stelt boven alle dingen, hij vindt de dwaasheid. En gij meent misschien, dat uw dagen geteld zijn. Wie echter kan de dagen tellen? De tijd leeft in u en uit u en zonder u bestaat geen tijd. Zo is niet belangrijk de dagen die ge tellen kunt, maar is belangrijk dat, wat gij betekent in die periode voor uzelf. En dan kan een dag meer zijn dan duizend mensenlevens. Leef daarom en tel geen dagen. Ge staat misschien voor beslissingen. Maar hij, die juist beslissen wil, kan slechts beslissen binnen de mogelijkheden, die hem gegeven zijn. Overweeg niet dat, wat onmogelijk is. En kies uit de mogelijkheden dat, wat vandaag nu gij beslissen moet het meest juiste is. Want wie vandaag beslist en aanvaardt, bereikt morgen en bereikt vandaag en bereikt eeuwig. En wanneer ge meent dat deze tijd, die wij nu gezamenlijk bespreken, een voorrecht is, zo zeg ik u: Geen voorrecht is u gegeven, want al wat gij verwerft is datgene, wat in u leeft en door u erkend wordt. Onze gelijkheid, niet de verschillen tussen u en mij, zijn bepalend voor wat deze bijeenkomst betekent. En misschien betekent de zang van een vogel meer voorrecht, wanneer ge het verstaat, dan alle woord dat ik tot u spreek. Verhef u dan niet hierop. En wees niet dankbaar hiervoor maar maak het tot deel van uw wezen. Dat is het enige wat telt. Want het rijk der waarheid, het koninkrijk Gods, de wereld van het zijnde nietzijn, zij zijn de eeuwigheid in ons allen. En het is de eeuwigheid in ons, die telt boven alle dingen. Het is de eeuwigheid in ons, die de kracht is waaruit wij werken. Het is de eeuwigheid in ons, die wij omzetten in de daad, die nu voor ons het spel der eeuwigheid duidelijk maakt; en niet de overweging van gisteren of de gedachte aan morgen. Zo ge dit, mijn vrienden, mijn broeders, wilt aanvaarden, zij het u gegeven eeuwig te leven in werkelijkheid. Zo ge het niet aanvaardt, het zij u gegeven eeuwig te leven in werkelijkheid. Want waar ge gaat en wat ge zijt, hoe gij handelt, hoe gij streeft, gij zijt eeuwig. En voor mijzelf verlang ik slechts dat gij die eeuwigheid moogt erkennen, weerkaatsen moogt het goddelijk licht, dat is de kern van onze werkelijkheid en al, wat ermee gepaard kan gaan. Goedenavond. Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt, dat ik nog een kort ogenblik overneem. Het is hier niet zozeer noodzakelijk een commentaar te geven, danwel bepaalde spanningen op te heffen. Ik wil graag nog iets van mijn eigen conclusies zeggen omtrent ons allen, zoals wij hier waren. Er zijn er velen, die dit maar half hebben ondergaan. Of die het alleen maar op hun eigen wijze EK 1963 - 1964

69

Orde der Verdraagzamen hebben willen begrijpen. Ik geloof niet, dat de sprekers dat kwalijk nemen. Maar mag ik opmerken dat er altijd dan toch weer krachten zijn, die voor de ene mens een directe harmonie en weerklank betekenen en aan de ander voorbijgaan. Het is voor ons niet mogelijk om te zoeken naar een perfecte harmonie, maar laat ons blij zijn dat er althans meerderen aanwezig zijn geweest, voor wie wat gebracht werd vanavond wel harmonisch was. Onze vrienden hebben het zelf gezegd, er zijn omeindig veel wegen die ons tot werkelijkheid voeren. Laat ons hopen dat een inzicht in de vele wegen, die wij niet kunnen aanvaarden, ons ook kan helpen te beseffen wat voor ons dan wel goed is. Zoek niet alleen naar de positieve kant er in, begrijp ook dat er nog iets anders aan zit. Wanneer je begrijpt wat niet bij je past, dan sta je ook weer een stap dichter bij het begrip wat wel bij je past. En zo geloof ik, dat het zelfs voor degenen, die het misschien niet geheel hebben kunnen aanvaarden, bij een juist begrip van wat er gedaan en gezegd werd, wat er aan sfeer was, het toch wel dienstig kan zijn te zeggen: hé, in die richting ligt mijn persoonlijke harmonie en in die richting kan ik dus wel voortgaan. En bovendien: de leringen die zijn gegeven dat zult u met mij eens zijn Nummer 8. Esoterisch magische Kring. 14 april 1964. U krijgt ook vanavond een gastspreker, maar in dit eerste gedeelte zou ik graag uw aandacht vragen voor enkele begrippen van inwijding, van laten we zeggen; bewustwording. Op het ogenblik dat er een reactie aanwezig is - hoe klein dan ook - die direct gereleerd is met een omgeving, mogen wij spreken van een bewustzijn. Als zodanig is de geringste instinctieve drang dus evenzeer bewustzijn als de hoogst ontwikkelde vorm van werelderkenning. Toch ligt er tussen de mens, de hogere geest en het laagste dier een enorme ruimte. Die ruimte te overbruggen is niet zo eenvoudig. Want wij moeten daarvoor proberen te beseffen waar de verschillen liggen tussen laag dier en mens, en mens en hogere geest. Het gehele proces kan worden beschouwd als een zekere inwijding, een doordringen in de kern van het leven en daardoor ook in de kern van een goddelijke waarheid. De mens denkt niet alleen, maar hij heeft een zodanig herinneringsvermogen, dat hij in staat is buiten de directe feiten andere feiten te zien, of zijn herinnering daaraan te vermengen met zijn waarneming van nu aanwezige toestanden. Voor de geest betekent dit dus, dat het dier slechts de directe weergave van het heden kan projecteren; dat de mens daarentegen voortdurend bij elke reactie projecteert; verleden (inhoudende ervaringen, veronderstellingen en ontwikkelingen), het heden (de directe reactie op de werkelijkheid) plus de toekomst (zijn berekeningen, verwachtingen en veronderstellingen). Het resultaat is, dat de mens enerzijds minder werkelijk waarneemt dan een dier, maar dat anderzijds de mens dus een groter deel van de tijd samenbrengt in elk ogenblik van beleving. Voor ons zoeken naar een geestelijke ontwikkeling moeten wij daarmee geloof ik toch wel rekening houden. Wij beginnen altijd met een overzicht van verleden en toekomst als mens. Op een zeker moment leer je jezelf hiervan los te maken. Je leeft weer in het heden. Niet nu omdat je je van het verleden niet bewust bent of geen gedachten kunt vormen omtrent een toekomstige ontwikkeling, maar omdat je toekomst en verleden a.h.w. bewust doet opgaan in het heden. Dan kan worden gesproken in dit geval van een innerlijke synthese van bewustzijn, beleving en feiten. De hogere geest kent geen feiten, zo vreemd als u dat moge klinken. Haar leven wordt niet bepaald door werkelijke omstandigheden, maar door een erkenning van vaste wetten of regels. In plaats van de factuele wereld, treedt hier de relatie op met - wat wij noemen - het goddelijk Wezen, de beperking van onze eigen levensmogelijkheden. En in die erkenning van beperking kan deze geest dus zichzelf blijven, de wereld ( die buiten dat ik en t.o.v. die wetten van dat ik kan verschillen) beseffen binnen het kader van de wet en zo zijn krachten in overeenstemming brengen met het grote geheel, dat uit de wet beseft wordt. Het is dus niet meer belangrijk, of het hier gaat over vormen, directe belevingen, dan wel alleen over een toestand. 70

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Voor een mens is dit nog ondenkbaar. De brug die dus ligt tussen mens en hogere geest is er één, waarbij de wereld moet worden herleid tot de eenvoudige formule der goddelijke wetten. Zolang dat onmogelijk is, zal men mens blijven. Zodra men deze mogelijkheid bereikt, zal men boven het menselijke uitgaan. En daarmee hebben wij voor het begrip bewustwording wel enkele heel belangrijke dingen geconstateerd. In de eerste plaats: Er is een weg, die gaat van klakkeloze aanvaarding, via erkende beleving tot interpreterende beleving en vandaar tot erkende wetmatigheid, waarbij het element beleving op de achtergrond treedt. In je eigen spel van ontwikkeling (want het blijft voor de meesten ergens een spel) komen dan - als je mens bent - de grote vragen van inwijding, van cosmische bereiking, van ontplooiing van de totale persoonlijkheid op de voorgrond. Vragen, waarop lang niet altijd een antwoord kan worden gegeven. Maar toch wel vragen, die wij op zijn minst genomen mogen stellen en waarop wij mogen trachten een antwoord te geven. De poging om een antwoord te vinden dat blijvend waar is op eigen problemen is het proces der inwijding. Het proces der inwijding impliceert verandering van het wereldbeeld en - bij een desnoods gelijkblijvende persoonlijkheid - een totaal ander invoegen van deze persoonlijkheid binnen de cosmos. Dat klinkt allemaal misschien nog wel kinderlijk eenvoudig. Maar als we met de vragen beginnen, wordt het toch wel wat anders. En dan is de eerste vraag: Wat is mijn geest, wat is mijn ziel? Het antwoord daarop is een formulering, die door weinigen wordt beleefd, ook al wordt zij verstandelijk misschien aanvaard. De ziel, zo luidt de formulering van onze groep, is het goddelijk Licht, dat als directe levengevende en ook als richtinggevende factor werkzaam is binnen het ego. En dan weten we nog niets. Want wat is goddelijk Licht? Ja, goddelijk Licht is de kracht van de Schepper. Ja, maar wie en wat is de Schepper? U ziet het al, het is onmogelijk daarop een antwoord te geven. Wat is mijn geest? Ja, mijn geest is het totaal aan ervaringen en bewustzijn, waardoor het ego zichzelf onderscheidt van de verdere wereld en zijn houding tegenover die wereld kan bepalen. Heel mooi. Maar wat is de geest? Is ze stof, is ze kracht of is ze wat anders? Een definitief antwoord is moeilijk. Wat doet de geest? O, wij kunnen er een antwoord op geven. Maar waar is het antwoord, dat beleefbaar blijft? En daarom mag je op die vragen dus ook proberen een ander antwoord te geven. Een antwoord dat minder feiten behelst, maar dat voor ons begrip toch geloof ik wel meer aanvaardbaar wordt, omdat het geen raadselen achterlaat. En dan stellen we; Mijn ziel is het onbekende in mijzelf, waardoor ik besta. Het is de vreemde leegte die overblijft, wanneer ik alles in mijzelf heb geanaliseerd, zonder de bron van mijn bestaan te kennen. De ziel is voor mij het onbegrijpelijke niets, dat voor mijn bestaan klaarblijkelijk noodzakelijk is. Dat is een gevoelsmatige definitie en als zodanig aanvaardbaar. Verstandelijk ontleed blijft ze, even vaag. Maar ze geeft ons de genoegdoening te beseffen, dat in Ons ik een niemandsland ligt, waarvan de geaardheid en kwaliteit eenvoudig niet te definiëren is, maar dat wij ergens toch kunnen omgrenzen. Waarvoor wij dus wel degelijk een bepaalde maatstaf kunnen vinden, maar we kunnen niet zeggen wat wij met die maatstaf meten. Mijn geest omvat theoretisch misschien wel alles wat ik heb beleefd. Maar wanneer wij onze eigen inhoud nagaan, dan geloof ik dat je juister kunt stellen: Onze geest is het totaal van emoties, waardoor ons gedrag t.o.v. en onze aanvaarding van de wereld wordt bepaald. Dat wat ik ben, innerlijk, ben ik van uit de geest. Mijn geest. En dan heb ik weer vaagton (?) gelaten, maar ik heb toch iets gesteld, dat voldoening kan geven. Mijn geest is datgene, wat mij maakt tot wat ik ben. Bij het zoeken naar inwijding komen wij dan verder tot de conclusie, dat deze geest ongetwijfeld in verbinding staat met andere wezens. Wij kunnen daarvoor een hele cosmische EK 1963 - 1964

71

Orde der Verdraagzamen hiërarchie gaan opbouwen. We kunnen precies gaan vertellen tot welke straat wij behoren, welke Meesters of hemelkrachten op dit ogenblik voor onze vorming belangrijk zijn. Ik vraag mij alleen af, of u die dingen begrijpt. Laat ons daarom de zaak eenvoudiger stellen. Krachtens mijn wezen, inhoudende die onbekende ziel en die geest, ben ik gepredisponeerd om te resoneren en om dus te beantwoorden aan bepaalde krachten in het Al. En dan wordt het geloof ik gemakkelijker om de brug te slaan tussen de mens en die onbegrepen hoge geest. Want nu kan ik dus stellen: Datgene waarop ik reageer is de cosmische wet, die ik reeds ervaren heb. Het is mijn bewustzijn, mijn ervaring, die mij doet reageren. Zodra ik te maken heb met een bepaalde wet, met een bepaalde eigenschap van de cosmos, die in mij is verankerd, zal mijn reactie daarop onmiddellijk en scherp zijn. Ik zal mij van die reactie bewust zijn. Ik zal niet zoals in andere gevallen alleen maar vage gevoelens of onbestemde denkbeelden krijgen. Zo zou je hieruit kunnen afleiden: Alle bewustzijn, dat door ons is bereikt, moet te herleiden zijn tot een vaste regel, die niet slechts voor ons maar ook voor de wereld rond ons gelijkelijk van kracht blijft. En hebben we dat gevonden, dan zijn wij al een aardige stap verder. Want dan kan ik bovendien zeggen; De onverklaarbare verschijnselen in mijn wereld plus de onbestemde gevoelens in mij, zijn de weergave van wetten, die ik nog niet heb beleefd en dus nog niet zo goed ervaar, dat ik daarop kan reageren. Inwijding zou in dit verband omschreven mogen worden als het aan den lijve ervaren van een cosmische wet, die tot op dit ogenblik door het “ik” niet bewust werd beleefd of gekend. En daarmee heb ik dan eigenlijk het eerste en belangrijkste gesteld: de opbouw. De opbouw echter voert zoals elke opbouw tot een aantal speculaties, conclusies en gedachten. En het zijn vooral die gedachten en die conclusies, welke mij voor uw eigen bewustwording in deze dagen van het hoogste belang schijnen te zijn. En dan begin ik met voor elke mens te stellen, dat dezelfde daad of toestand niet altijd dezelfde beleving inhoudt. Dat door de beleving van de toestand bepaalde cosmische aspecten duidelijker worden dan andere. De eigen persoonlijkheid kan dus door een veelzijdige beleving van een en hetzelfde gebeuren soms als net een schok wakker worden voor een nieuw deel van de cosmos en daarmee ook een nieuw deel van zijn ware zelf. Waarom brengen wij dan altijd in deze context harmonie, liefde e.d. ter sprake? Om te kunnen doorleven moet er eerst principieel a.h.w. een aanvaarding bestaan. Er moet reeds een zekere emotie aanwezig zijn, voordat de emotionele spanning tot een vernieuwing van gezichtspunt kan voeren. Iemand, die de wereld volkomen neutraal benadert en zijn neutraliteit weet te handhaven, zal veel omtrent die wereld leren maar weinig of niets omtrent zichzelf. Iemand, die de wereld haat, zal die wereld van zich afstoten. Hij zal die wereld alleen willen zien binnen het kader van zijn eigen emoties en gedachten. Hij leert dus in feite zichzelve beter kennen, maar vervreemdt gelijktijdig van de cosmos buiten hem, waarin dan toch de goddelijke wet zou moeten worden erkend. De liefde echter is een emotie, waarbij het “ik” komt tot een aanvaarding van de wereld en van al datgene, wat er in de wereld bestaat, in zichzelf verwerkt. Er is dus gelijktijdig een erkenning van een werkelijkheid buiten het “ik” plus een volledige beleving daarvan en een erkenning van de daarin gelegen wetten binnen het “ik”. De liefde is dus in dit geval eigenlijk niet een bezitten of niet-bezitten, maar het is een openstaan voor. Het is een aanvaarding op emotionele basis. De grote inwijders weten dit en zij proberen ons allen ergens te brengen tot deze aanvaarding. De liefde is de meest positieve. De harmonie echter, waarmee wij ook zo vaak werken, is toch nog weer iets anders. Wanneer wij harmonie zoeken met iets buiten onszelf, zullen wij daarvoor delen van onszelf moeten uitschakelen en soms zelfs in ons bepaalde capaciteiten of gevoelens moeten ontwikkelen, die daarin normaal niet bestaan. Het resultaat is, dat het ‘”ik” door harmonie het vermogen krijgt eigen gericht-zijn op bepaalde cosmische wetten naar believen a.h.w. te wijzigen. Een alomvattende harmonie is het ideaal en als zodanig voor ons voorlopig onbereikbaar. Maar een gedeeltelijke harmonie maakt het ons mogelijk op te gaan in belevingen, toestanden en waarden, die in onszelf alleen nog maar vaag waren. Weer een a.h.w. scherper stellen van oorzaak-en-gevolg en al wat er verder bijhoort binnen het “ik”; en op den duur van de cosmische begrenzing, die uit de goddelijke wetten voortvloeit. 72

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Nu kom ik tot een paar gedachten, waarvan ik alleen maar hoop, dat u ze eens wilt overwegen. De eerste is deze; Het geestelijk zoeken op zichzelf is niet belangrijk. Belangrijk is wel de gevoelsinhoud en de behoefte tot streven - ook in niet geestelijke zin - die daaruit voortkomen. De geestelijke bestreving is de motivering van het leven. Zij is niet de verklaring ervan. God en goddelijke krachten zijn overal en altijd volledig aanwezig. (Dat is een stelregel.) Maar wanneer dit het geval is, is het voor mij niet noodzakelijk om gebonden te zijn aan een karma, de wentelingen van het rad of wat dies meer zij. Mijn eigen onvermogen om een volledigheid rond mij te erkennen dwingt mij echter tot deze herhalingen, tot deze karmische lotswendingen. Als je het zo bekijkt, dan volgt ook weer uit dit alles (het is maar een denkbeeld): Op het ogenblik, dat ik voor mijzelf een volledigheid aanvaard, zal ik haar niet volledig kennen. Maar de vaagheden van het niet-erkende zijn voldoende om de verhoudingen van het gekende opnieuw te rangschikken. Het resultaat hiervan is een visie op leven, wereld en gebeuren, die meer omvat dan het menselijke gebruikelijke. En eveneens. de mogelijkheid om wetten, verhoudingen en krachten, die normaal niet gereleerd schijnen te zijn, in onderlinge relatie te brengen en als zodanig te gebruiken als een nieuw weten of een nieuwe kracht. Dit denkbeeld is misschien niet zo dwaas als het op het eerste gezicht lijkt. Als mens dat herinner ik mij nog heel goed. Men pleegt men zich bezig te houden met een leven in een hiernamaals, met schulden en deugden, met idealen en desillusies. Deze dingen zijn het, die eigenlijk het menselijke uitmaken van het bestaan. Op het ogenblik, dat deze waarden niet meer zouden bestaan, zou het heden eeuwigheid zijn. Dan is het mijn eigen behoefte tot streven en denken in een bepaalde richting plus de onevenwichtigheid daarvan, die mij berooft van het begrip eeuwigheid, dat nu bestaat. Elk leven op een hiernamaals is dus een ontkenning van de eeuwigheid, die nu bestaat. Als zodanig zal elk eeuwigheidsstreven dus op den duur moeten terugbuigen tot de tijdsbeleving in de stof, die men nu kent. Eerst dan is de kringloop voleind. Eerst dan kan men komen tot het werkelijke begrip van oneindigheid of eeuwigheid. Nu kennen wij aan de hogere geesten grote hoeveelheid krachten en eigenschappen toe, die de mens niet bezit en die de lagere geest maar zeer ten dele bezit. En nu ga ik verder denken. (Het is dus geen stelling, het is een gedachtengang.) Indien de hogere geest alleen maar meer kent van de werkelijkheid, zal zij geen mogelijkheid of kracht ter beschikking hebben, die ook ik niet ter beschikking heb. Het enige verschil is de bekwaamheid om van het beschikbare gebruik te maken. En nu kom ik tot een conclusie, die ook elders bestaat: Zonder de erkenning van het tijdloze - in elk moment van bestaan - plus de goddelijke waarde die de begrenzing daarvan vormt, is een grote machtsuitoefening niet mogelijk. Hoe meer echter het innerlijk bewustzijn in elk moment van uiterlijk bestaan zichzelf geheel erkent met zijn beperkingen, zal dit ego in de tijd en daarbuiten beschikken over de directe krachten van leven, waaruit het bestaat en waardoor het is verbonden met al het geschapene. Mijn derde deel van het betoog gaat en dat vloeit uit het vorige haast automatisch voort in richting van persoonlijke erkenning, persoonlijk bewustzijn, waaruit inwijding ontstaat. En gaan we dat eens niet veredelen zoals men dat graag doet, of aanpassen aan idealen godsdienstige stellingen en sociale motiveringen. Wij gaan het herleiden. En dan kom ik in eerste plaats tot deze definitie:

de nu en de

Elke eerste fase van inwijding is het erkennen van eigen begrenzingen plus - en dat is heel belangrijk - van de factoren die ons tegenhouden bij ons streven om die grenzen inderdaad te bereiken. Wij ontwijken de werkelijke limieten van ons leven als mens en ook als geest, omdat wij vrezen hierdoor onszelf ergens te verliezen. En vergeet niet, dat we wat dat betreft in goed gezelschap zijn. Want een volledig onzelfzuchtige overgave zonder enig voorbehoud of enig protest is er op aarde nooit geweest. Maar wij moeten proberen daartoe te komen. De inwijding houdt in; het overwinnen van angst. De vrees, die niet is gebaseerd op de begrenzingen en de feiten van heden, is onze belemmering tot bereiking in het heden. De begeerte, die niet in overeenstemming is met de feitelijke mogelijkheden en werkelijkheden van het heden, wordt voor ons eveneens een remming, omdat wij elke frustratie van het begeren weigeren te aanvaarden als een concrete werkelijkheid en onder omstandigheden EK 1963 - 1964

73

Orde der Verdraagzamen liever onszelf kunstmatige beperkingen opleggen dan te erkennen, dat wij cosmisch gezien begrensd zijn. Indien wij dit beseffen en de waarheid hiervan kunnen aanvoelen, hebben wij de eerste stap gedaan op het pad naar inwijding. Dan is het tweede punt dat wij krijgen eigenlijk ook al weer een aantasting van de eenvoudige dingen. Wij dienen te erkennen dat er recht noch rechtvaardigheid bestaat; dat alle recht en rechtvaardigheid illusies zijn, door ons geschapen. Er bestaan grenzen en er bestaan wetten. Doch deze zijn niet bestemd om een beperking aan te geven van de levensmogelijkheden die er bestaan. Zodra wij dit beseffen en dus niet meer zoeken naar recht, naar rechtvaardigheid of naar zelfrechtvaardiging, maar naar een beleving volgens eigen begrip en bewustzijn van een harmonie met het leven, zullen wij een voortdurend groter begrip krijgen voor de feiten van onze wereld. De feiten van onze wereld zijn de feiten van de eeuwigheid, weergegeven binnen de beperking van ons eigen voorstellingsvermogen. En dan denk je automatisch na over het al dan niet bestaan van vaste wegen of paden, vaste banden. En daarop kunnen wij het volgende stellen: Er bestaat geen enkele vaste band, geen enkele onverbreekbare band, verbintenis of mogelijkheid tot verband en eenwording, tenzij deze een deel is van een totaliteit. Elke selectie van één deel in het leven ten koste van de andere delen houdt in: een begrenzing van bewustwording, een beperking van eigen handelingsvrijheid en eigen inzicht; en ze vergroot de zelfrechtvaardiging, die in wezen zelfmisleiding is. Zo kun je natuurlijk nog veel verdergaan. Maar dan horen we eigenlijk alweer de mens krijten: Wanneer dit zo wordt gesteld, wat blijft ons dan over? Waarom dan streven? Waarom geestelijk zoeken? Waarom goed zijn? En het antwoord daarop is zo eenvoudig, dat ik vrees dat menigeen het niet zal durven begrijpen: Ons streven in de geest en ons geestelijk streven in de stof, ons zoeken naar zin in het bestaan, is noodzakelijk omdat alleen hierdoor de innerlijke en emotionele aanvaarding van de goddelijke werkelijkheid mogelijk wordt. Ons streven is geen doel in zichzelf, het is slechts een modus. Het is een middel waardoor wij werkelijkheid erkennen. Wie ook dit laatste beseft heeft en toch blijft streven volgens zijn eigen wezen, is een volledig ingewijde. En dan, vrienden, wil ik ten besluite van mijn betoogje nog eenvoudig zeggen wat de eerste wegen zijn, waardoor men tot de mogelijkheid van inwijding geraakt. Dat is toch ook belangrijk, zou ik zeggen. Wij dienen te leven volgens een zo vast mogelijk beginsel, maar mogen niet ertoe komen ommentwille van dit beginsel iets in de wereld uit te sluiten, onaanvaardbaar te achten of te vervolgen, tenzij het ons zou dwingen in strijd met onszelf te handelen. En daarom is dus een vorm van rechtvaardigheid - al is die op de beperking van het “ik” gebaseerd - wel noodzakelijk. De weg tot de inwijding stelt verder, dat ik moet leren om gelukkig te zijn. Niet omdat het geluk voor mij noodzakelijk is, maar omdat ik alleen in het geluk tot een werkelijke wereldaanvaarding kom. Waar geluk bestaat zal ook leed niet uitblijven, want het geluk is een eenzijdigheid. Ik zal nimmer ertoe kunnen komen om het leed voor mijzelf te zoeken. En zo ik dit doe, is dit een dwaasheid, een afwijking, waarbij de begrippen leed en vreugde zozeer met elkaar zijn verweven, dat wij van een afwijking van het mentaal en zelfs van het zielenleven mogen spreken. Wij moeten dus trachten gelukkig te zijn, opdat wij in de ontwikkeling van het geluk en de tegenstellingen, die daaruit automatisch voortvloeien, onze wereld volledig leren aanvaarden. Ook zullen wij om tot die inwijding te geraken vaak een Meester moeten volgen. Een Meester is nimmer iemand, die bereikt heeft alleen. Een Meester is iemand, die in staat is - hetzij door zijn leringen of op andere wijze - ons begrip voor onszelf te vergroten, ons contact met de wereld van het nu uit te breiden en de emotionele schakeringen in ons wezen te verrijken. De Meester geeft ons vanuit zijn wezen de mogelijkheid vaagheden te definiëren in een tijd, dat wij innerlijk nog niet voldoende erkenningen van cosmische waarden bezitten om deze als referentiepunt te gebruiken. Alles zo moeten wij ten laatste zeggen dient gebaseerd te zijn op de werkelijkheid. En dat is de werkelijkheid, zoals wij die beleven. Wetende dat ze maar een klein deel vormt van de 74

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

cosmische werkelijkheid dus dit onbegrensde en onbegrijpelijke, waarin wij bestaan is zij voor ons kennelijk noodzakelijk. Door al hetgeen wij beleven steeds weer saam te voegen met de beleving van het nieuwe ogenblik en zelfs onze verwachtingen te kristalliseren in het heden en niet als een vage droom te doen voortbestaan, brengen wij van uit de beperktheid van het bestaan in een kleine wereld (of in een beperkte werkelijkheid) de grote werkelijkheid dichter bij ons wezen en zullen wij de vaste inhoud daarvan meer en meer begrijpen. En dat is dan mijn bescheiden bijdrage als begin van deze bijeenkomst. Wij hebben nu een gastspreker, u kunt ook wel zeggen Meester als u dat liever doet, die een specialist is in dit begrip van cosmische wetten en cosmische regelmaat. En ik dacht, dat het voor u aardig zou zijn om een soort inleiding daarop te horen. Nu ik daarmede klaar ben, is het enige wat mij nog rest u toe te wensen, dat u uit hetgeen ik heb getracht u te zeggen enig nut zult kunnen trekken en dat onze gast van zo dadelijk u niet onberoerd moge voorbij gaan. Goedenavond, vrienden. Ik ontdek, dat ik u word aangekondigd als een expert op het terrein van cosmische wetten. Ik geloof, dat dit een overschatting is van mijn mogelijkheden en vermogens. Maar mijn onderwerp van heden is inderdaad gebaseerd op de wetmatigheid, die in de cosmos bestaat. De cosmos op zichzelf doet zich aan de beschouwer van uit een hogere sfeer voor als een zeer complexe warreling van energie in verschillende frequenties. Nu blijkt, dat het totaal van de energieën zichzelf gelijk blijft, terwijl de verplaatsing van energieën zodanig geschiedt, dat zij alle met een bepaalde tijdsruimte a.h.w. dezelfde plaats beroeren. Anders gezegd: dat de omstandigheden van tijd en plaats met regelmatige tussenpozen volledig gelijk zijn. Binnen deze grote krachten bewegen zich dan onze wezens als variabele factoren, die ofschoon voor zichzelf aan een zeker ritme, een zeker vast verschijningsritme gebonden toch de plaats enigszins vrij kunnen kiezen temidden van die grote krachten. Wij hebben in deze tijd te maken met de veelbesproken krachtsgolven uit de cosmos. Dat is eigenlijk niet geheel juist. Want er is altijd sprake van kracht uit de cosmos. En het wezen van die kracht blijft gelijk, de totale potentie van die kracht blijft gelijk, doch haar eigen frequentie, haar trillingsgetal of zo u wilt haar structurele verhouding brengt een ander effect teweeg door de harmonieën, die uit kleinere trillingen of uit meer vaste waarden bestaan. Op grond hiervan zou men dus de cosmische wetten moeten formuleren in overeenstemming met de krachten die elkander beroeren. Het is jammer, dat in de menselijke tijd hiervoor geen vaste maatstaf te hanteren is, omdat zo vreemd het u moge klinken - de menselijke tijd zelve variabel is en wel degelijk de invloed ondergaat van de grote cosmische trilling, die op dit moment de aarde en dit deel van het Al, waarin zij zich bevindt, beroert. Wanneer ik dus zou zeggen dat de duur van een bepaalde golf een jaar is, dan betekent dit slechts, dat door u een jaar wordt beleefd en dat alle stoffelijke maatstaven van het jaar voor deze wereld zullen bestaan in die tijd. Dat gelijktijdig op een andere planeet, die volkomen gelijk is in omloop, in werking etc. op dat moment 30 jaar voorbij kunnen gaan, is voor u misschien ondenkbaar, maar volkomen reeel. De cosmische wet stelt dan ook: Alle beleving is afhankelijk van de trillingsresonantie, die er bestaat met de heersende golf van kracht, waardin zich de kleinere verschijnselen of werkingen bewegen. Het is voor ons belangrijk om dit te begrijpen. U zult de indruk krijgen in de komende tijd, dat uw uren korter worden of opeens langer. Dit betekent dat voor uw werkelijk wezen, de waarde van de tijd zo sterk variabel wordt, dat zij zelfs tot uitdrukking komt in de hoeveelheid arbeid die u kunt verrichten, in uw mogelijkheden tot overweging, beleving, kennisname en bewustwording. Een punt, waarover u niet al te veel behoeft na te denken, maar waaruit u wel de conclusie kunt trekken, dat het noodzakelijk is steeds in uw leven te reageren en te werken volgens uw innerlijk tempo en nimmer volgens de klok. Dan komen wij aan de vraag, hoe deze krachten ook voor ons als naar bewustzijn strevende entiteiten belangrijk kunnen zijn. En dan ontdekken wij dat er een regel bestaat, die overal gelijkelijk geldt. Hij zegt: Wanneer er een trilling bestaat, zal al hetgeen daarop is afgestemd een gelijksoortige trilling vertonen, waarbij echter de intensiteit van deze tweede trilling (secundaire trilling) volledig afhankelijk is van de afstand tussen primair en secundair trillend geheel en de intensiteit in het EK 1963 - 1964

75

Orde der Verdraagzamen secundair geheel toeneemt met het kwadraat van de vermindering van afstand. (Afstand is ook weer een tamelijk onjuiste term voor dit gebeuren, maar ik kan het u helaas niet beter uitleggen.) Nu blijkt verder, dat redelijke waarden nimmer volledig bepalend zijn voor de beleving van de mens, zoals kenvermogen alleen nimmer bepalend kan zijn voor de beleving van een entiteit tot de hoogste toe. Bepalend is de aanvaarding van een waarde of van waarden, omdat hierdoor de beleving mogelijk wordt. In menselijke termen uitgedrukt betekent dit 2 geloofsintensiteit en beleving zijn beslissend voor de mogelijkheid tot ontplooiing, ontwikkeling, bewustwording. Dit is een cosmische wet. Men heeft het geloof wel eens willen maken tot een genademiddel of tot iets bijzonders. Maar het geloof op zichzelf blijkt dus de uitdrukking te zijn van de verbondenheid, die men bereikt met een andere wereld. De verbondenheid, die men bereikt met iets in het Al en de erkenning, die men voor zichzelf daaraan geeft. Er is dus alleen maar sprake van een vergroting van belevingsmogelijkheid. Geloof is inhaerent aan onze persoonlijkheid. De wijze, waarop het geloof bestaat of wordt gericht, wordt bepaald door onze innerlijke harmonieën, nimmer door bepaalde regels, stellingen of een ingrijpen van buitenaf. Ik heb hier geprobeerd om u een kleine idee te geven van onze cosmische structuur. Deze voortdurende wervelingen en golvingen van energie, die in een vast tempo a.h.w. plaatsvinden, voeren ons tot de herhaling van het leven. Want wanneer het “ik”-bewustzijn ongeacht zijn ontwikkeling zich bevindt in dezelfde verhouding tijd plaats t.o.v. dezelfde cosmische kracht, zal hij aan de hand van zijn eigen bewustzijn dezelfde feitelijke mogelijkheden en invloeden ondergaan, die altijd hebben bestaan op dit moment. Elke kracht op zichzelf in deze grote cosmische werveling kan worden omschreven als een mogelijkheid, welke gedefinieerd inhoudt; de ontwikkeling van een facet van het cosmisch geheel en een facet van het bewustzijn van mens of geest. Dientengevolge zal elke mens en elke geest zich facet na facet moeten ontwikkelen en is een ogenblikkelijke algehele ontwikkeling niet mogelijk, voor men het gehele Al harmonisch in zich kan beleven. Aan uw reactie merk ik, dat u van een Meester andere en eenvoudiger taal verwacht. Laat ons echter niet vergeten, dat de eenvoud de implicatie van het ingewikkelde in zich draagt en daarmede eenvoudig dat omschrijft, wat op zeer complexe wijze waar is. Zoals uw eigen leraren trachten u een inzicht te geven, probeer ook ik het van uit mijn bewustzijn. En wanneer we nu terzake moeten komen, down to brass tacks, zo dwingt zich aan mij uw harmonische uitstralingen - en de kleine disharmonieën daarin - aanvoelende het volgende beeld op. Het is een deel van mijn wezen en van mijn bewustzijn, gewekt door u. Het feit dat er geen regels zijn, betekent nog niet dat de mens zonder regels kan bestaan. Het feit dat er geen grenzen bestaan, houdt nog niet in dat de mens aan grenzen behoeft te geloven. Hij ontmoet ze ook zonder dit. Het feit dat de mens een oordeel heeft ontrent de waarde van handelingen, daden en stellingen, impliceert niet dat deze waarden inderdaad bestaan, maar houdt slechts in dat hij voor zich daaruit zekerheid tracht te putten. En dan komen wij aan de voor mij belangrijke punten: Wanneer de mens spreekt van God, spreekt hij van zijn geïdealiseerde ik, bekleed met alle macht die hij gevoelt te ontberen. Wanneer wij echter God beleven, beleven wij de mogelijkheid om steeds meer te zijn, meer te ervaren dan wij in onszelf mogelijk achtten. De erkenning van God moet voor ons zijn een voortdurende beleving, waarin wij bewustzijn, kracht en vermogen zien groeien, terwijl het vermogen om onszelf harmonisch uit te drukken groter wordt. Waar niet alle wetten van de cosmos menselijk omschrijfbaar zijn, zal er altijd een aantal krachten en vermogens bestaan, die menselijk niet-redelijk worden genoemd. Deze krachten als deel van ons allen - zullen wij moeten leren gebruiken, opdat zij kunnen worden begrepen. Daar trillingen de kern zijn van ons wezen en onze beleving, zullen wij moeten leren - zowel de trilling van eigen wezen - af te stemmen als een onderscheid te maken tussen de trillingen, waarmee wij kunnen samenklinken en de trillingen, die voor ons niet aanvaardbaar zijn. :

76

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Een totale eenheid met het Al is in de normale fasen van bewustwording niet mogelijk. Maar door te ontkennen voor zich, niet te aanvaarden voor zich, wat disharmonisch is en gelijktijdig zonder oordeel al wat harmonisch is te aanvaarden en te beleven, zullen wij ons eigen aandeel in de schepping zo volledig waar maken, dat een afgerond begrip in ons bestaat voor ons ik en de betekenis daarvan binnen het Al, dat wij aanvaarden. Het is eenvoudig u regels te geven. Wanneer ik tot u zeg; wees goed, zo ziet ge naar uzelf en ge besluit onmiddellijk dat ge goed zijt of dat ge nog nimmer goed geweest zijt. De waarheid is altijd het gemiddelde. Niemand van u is werkelijk goed, niemand van u is werkelijk kwaad of slecht. leder van u is een mengsel van licht en duister. Aanvaard uzelf als zodanig. Want ge kunt uzelf niet veranderen; gij kunt slechts uw verhouding tot uw wereld en uw contact met alle krachten buiten die wereld veranderen; nimmer het mengsel licht en duister, waaruit ge bestaat. Gij zijt beperkt in uw verstandelijke vermogens. Hoe meer ge u beroept op uw verstand, hoe meer ge de werking daarvan beperkt. Beroep u dan nooit op uw verstandelijke vermogens, maar gebruik voortdurend uw verstandelijke capaciteiten om het innerlijk erkende en aangevoelde om te zetten in een werkelijkheid. Wanneer ge een vorm zoekt, waarin ge waarlijk kunt leven en gelijktijdig uw bewustzijn vergroten, dan zult ge u moeten houden aan een cosmische wet, die zegt; Datgene, waardoor het gehele ik wordt uitgedrukt, heeft voor dit ik volledige waarde. Datgene, wat onvolledig wordt uitgedrukt door het “ik”, brengt onevenwichtigheid en is als waarde dus negatief. Verder kunt u zeggen; Cosmisch gezien is de herhaling het vaste patroon, waardoor alle uitingen tot stand komen. De herhaling althans van uiterlijke waarden is voor de mens dienstig en gunstig om te komen tot een vergroting van innerlijk besef. De innerlijke waarde wordt groter, maar blijft berusten bij dezelfde kern. Dan kan worden gezegd: De mens is als wezen gebonden aan oorzaak-en-gevolg door zijn gebondenheid aan een vaste structuur van tijd en ruimte. Naarmate de mens zichzelf innerlijk daarvan losmaakt, zullen innerlijk oorzaak-en-gevolg werkingen ophouden in een vast verband te bestaan. Naarmate het innerlijk besef een meer juiste aanpassing buiten de oorzaak-engevolg-wet onmogelijk maakt, zal de cosmische wet die als bron hiervan fungeert duidelijker worden; de wet die zegt, dat begin en einde van elke toestand in elk punt van die toestand volledig zijn uitgedrukt. En zo zal elk begin het gekende einde inhouden en elk einde het begin voor alle samenhangen, die daartoe voerden. Dit is het cosmisch bewustzijn, waardoor men de werkelijke krachten en mogelijkheden van het Goddelijke, zowel als eigen placering daarbinnen beseft. En dan komen we nog tot een paar eenvoudige stellingen. Ik zal trachten ook deze elk van een commentaar te voorzien. Mediteer regelmatig, maar mediteer slechts over datgene, wat in u leeft. Want slechts wie in meditatie zichzelf tot uiting brengt, kan verwachten dat de cosmos antwoord geeft. Zo gij mediteert, deel uw overwegingen met anderen, zonder te verwachten dat zij op u zullen reageren, u gelijk zullen geven of zelfs maar een gelijke ervaring zullen hebben. Zo mogelijk, neem kennis van de verschillen, opdat gij in meditatie zowel de harmonie als de persoonlijke uiting naar vrije wil tot uitdrukking leert brengen. De volgende raadgeving is: Leer werkelijk bidden. Bidden is niet zoals men denkt het spreken met God zonder meer of het erkennen van God. Waarlijk bidden is; in zich een deal van de goddelijke Werkelijkheid realiseren, dat dit “ik” nog niet voor zich heeft ervaren en zo de krachten van het mogelijke in zich kristalliseren tot de kracht, waaruit het heden bestaat. Het bidden is het overbrengen van een oneindige, vaste en gelijkblijvende werkelijkheid binnen het variabele kader van eigen beleven, zodat men daaraan kracht ontleent. Leer werken. Werken is niet slechts het verrichten van een taak. Het wil zeggen: een taak verrichten zowel met zijn gedachten als met zijn daden die volgens het “ik” en de erkende wereld in overeenstemming is met een cosmisch begrip of een eigenschap, die men aan zijn God toeschrijft. Door daden plus gedachten maakt de mens zijn God (in wezen het ideaal van EK 1963 - 1964

77

Orde der Verdraagzamen zichzelf) werkelijk en leert zo de onvolkomenheden daarvan kennen, wat hem in staat stelt ook deze illusie te verlaten voor de vaste werkelijkheid van wetten. Goddelijke krachten worden vaak aangeroepen. En ook wij maken van deze goddelijke krachten gaarne gebruik. Maar de cosmische wet stelt; De kracht is overal aanwezig in overeenstemming met de uiting, die plaatselijk van het Oneindige is gevormd. Vandaar mijn poging om u duidelijk te maken, hoe golven van kracht afwisselend en met verschillende frequentie a.h.w. uw wereld en wezen kunnen passeren. De goddelijke kracht is voor ons dus nooit oneindig, tenzij in dat aspect waarin zij ons beroert. Zo dienen wij ons op de goddelijke kracht steeds te beroepen in overeenstemming met de bekende kracht, de erkende werking van dit ogenblik. Bereid zijnde om ons beroep op en gebruik van die goddelijke kracht onmiddellijk te wijzigen, zo wij erkennen dat andere trillingen, andere krachten ons wezen beroeren. Hiermede hebt u een klein beeld van mogelijkheden. Onthoud nu verder nog het volgende, dat ofschoon niet zonder meer op cosmische wetten te baseren (de uitleg daarvan zou mij te ver voeren, vrees ik) toch voor u voldoende bruikbaar zal zijn. Onthoud dus dit: De mens die waarlijk zegent, draagt zijn eigen harmonie over aan een ander. Door aanvaarding zijn deze beiden op het aspect der zegening als één. Dit geldt voor alle aspecten van zegening; ook voor de tegenstellingen daarvan, die u kent als vervloeking. Bedenk, dat al wat gelijktrillend is of gelijktrillend werd gemaakt voortdurend gelijk zal reageren op een invloed, binnen een van deze trillingsgehelen aanwezig. Zo gij in uzelf bewuste harmonieën kunt scheppen, zult ge deze harmonieën eveneens wekken bij allen, die in afstemming aan u gelijk zijn. Ook voor u geldt hier echter, dat over het algemeen de intensiteit van de kracht in omgekeerde verhouding staat tot het kwadraat van de afstand. U moet dit goed begrijpen. In samenwerking met de inleider van deze avond wil ik proberen u duidelijk te maken wat gij kunt. Het is niet voldoende u te beroepen op de geestelijke Meesters of geleiders. Het is niet voldoende in een zoete aanvaarding alleen datgene te ondergaan, wat ik u kan brengen of wat anderen u kunnen brengen. U zult uit uzelf moeten leren werken. Zoals mijn wezen is gebonden aan een bepaalde straal, volgens de terminologie die wij gebruiken, zo zal dat ook bij uw wezen het geval zijn. Onthoud echter een ding; Zo mijn uitdrukking die zal zijn van het zilverblauwe licht, zo zal mijn kracht die zijn van het alomvattende licht. En dit geldt voor u eveneens. Wat ik tot uiting breng, zal in de eerste plaats spreken tot hen, die ook voor de krachten van dit blauwe licht gevoelig zijn. Maar de kracht, die tot uiting wordt gebracht, omvat alles. Zo is het met u, zodra ge een beroep kunt doen op alle krachten in het heden, zonder daarbij uw eigen wezen voorop te stellen. U zult dan nog steeds de grootste harmonische waarde vinden bij hen die met u verwant zijn. Ge zult echter krachten tot uitdrukking kunnen brengen, die verder reiken dan uw eigen instelling of wezen mogelijk maakt. Wanneer de tijden daarvoor gunstig zijn, zal u ongetwijfeld de mogelijkheid worden gegeven om te werken met deze dingen. Maar daarvoor is het noodzakelijk dat gij rijp zijt en dat de kracht, die de aarde beroert, niet strijdig is. Tot die tijd zult ge dit hoofdzakelijk van uit uw eigen gedachten, van uit uw eigen werking en kracht tot stand moeten brengen. En nu wil ik de kilte, die sommigen van u in mij meenden te constateren, een ogenblik verlaten. Het is voor u gemakkelijk om te denken dat ik ik ben. Het enige wat u daarmee wilt zeggen is, dat ik geen beroep doe op uw emoties in een voor u vleiende of prettige vorm, nietwaar? Wij kunnen echter ook een beroep doen op dingen, die ons allen verenigen. En die zeker mij met u verenigen, omdat wij als achtergrond van onze bewustwording de aarde, het menselijk ras, de zonnegeest kennen. En dan krijgen wij het volgende: Het licht, waarin u gelooft, is geopenbaard. Dat wat ge ín uzelf volledig kunt aanvaarden, wordt u gegeven, indien ge niet twijfelt. Uw beperkingen worden opgeheven, indien ge ze voor een ogenblik vergeet. 78

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Uw strijdigheden gaan teloor, zodra ge niet vreest. En dan mogen wij zeggen, dat wij omvat zijn in de alomvattende liefde Gods. Want wij zijn één in Zijn wezen, deel van Zijn wezen en nimmer zal Hij ons uitwerpen, verloochenen of uitblussen. Wij mogen zeggen, dat wij kracht gewinnen uit Zijn wezen. Want elk ogenblik dat wij denken aan de waarden, die in Hem geborgen zijn, zullen wij reageren op Zijn wezen, dat ook in ons bestaat. En wij zullen uit Hem sterk zijn. Wanneer wij leven in een wereld, die voortdurend aan de schokken van nieuwe ontwikkelingen, ontplooiingen en beïnvloedingen bloot staat, zo kunnen wij ons onzeker gevoelen. Maar wanneer wij erkennen dat de kracht in ons al deze waarden kan ontvangen en verwerken, zonder daarbij ook zelfs maar eigen wezen of gerichtheid te verliezen, dan kunnen wij zeggen: Sterk ben ik uit de Kracht, die in mij leeft, door alle tijd en gebeuren. Onvernietigbaar en eeuwig ben ik en is dit ogenblik, waarin ik leef. Onveranderlijk zijn alle krachten en uit deze krachten leef ik en besta ik voort. En ziet, voortbestaande zie ik de eindigheid en beslotenheid van mijn wezen en erken ik de Oneindigheid, waarvan de beslotenheid deel uitmaakt. Kijk, daar reageert u direct veel prettiger op. En toch is het eigenlijk hetzelfde. Laat ons voor alles dan ook leren te verstaan wat waar en wat belangrijk is. Denk niet, dat iets van wat u waarlijk bent en doet verborgen is. Niet omdat iemand u gadeslaat, maar omdat elk moment, dat ge leeft en beleeft, eeuwig is geuit in uw wezen. Is het dan niet dwaas om u te schamen over dat, wat ge doet? En is net niet dwaas om u niet te schamen voor uw aarzeling om te beantwoorden aan uw eigen wezen? Is het niet dwaas vormen te bouwen, waaraan uw innerlijk wezen ten onder dreigt te gaan, maar de vaste waarden en vormen die in u leven te ontkennen, te ontgaan of te vergeten? Waarlijk, al wat ge aan uw innerlijk wezen onthoudt, zult ge compenseren, zult ge elders moeten bouwen en vinden. Elke onevenwichtigheid, waartoe ge uzelf dwingt of die ge uzelf toestaat, zult ge moeten opheffen. Daarom is het goed de cosmische wet te begrijpen, die zegt; Wat ik nu oprecht en volledig, zonder voorbehoud, beperking, begeerte of angst ben, zal mij de Oneindigheid doen kennen. En het facet der Oneindigheid, dat mij beroert, zal in mijn bewustzijn geestelijk en zelfs materieel binnen begripsgrenzen in mij geuit zijn. Dit, is cosmisch waar, onveranderlijk en eeuwig voor alle bewustzijn, en alle sferen. Leef uzelve. Op het ogenblik, dat ge tracht de aansprakelijkheid voor uw wezen, uw werken en uw woorden, uw gedachten en uw daden af te wijzen en aan anderen toe te kennen, of u te beroepen op dwang, die op u wordt uitgeoefend, verloochent gij uzelf. In dit moment van tijd bestaat dus niet “gij”, maar is uw wezen slechts het facet van een ander. Dit is een verloren Ogenblik. Dit is voor het “ik” een onevenwichtigheid, een hiaat, dat eens zal moeten worden aangevuld. Leef uzelf nu, oprecht en eerlijk, opdat de cosmische wet ook voor u spreke, die zegt: Elke ware ervaring van het “ik” is een juiste en ware definitie van de Oneindigheid en is het erkennen van een vaste plaats, die onbeperkt binnen het zijnde voor het “ik” bestaat. Dat is een cosmische regel. Gedachten zijn moeilijk over te dragen. Woorden schieten voor gedachten altijd weer tekort. En toch geldt. voor u zeker deze waarheid: Uit de hiaten van de ontvangen en begrepen mededeling ontstaat het beeld van de waarheid, daarachter verscholen. Deze waarheid is vaak niet omschrijfbaar, maar door haar te erkennen kan men handelen in overeenstemming daarmede. Of anders gezegd; Er bestaat geen waan of begoocheling, die slechts dit is. Alle waan, alle begoocheling, alle onvolledigheid is, slechts het scherm, waarachter de werkelijkheid bestaat. Erken dus de werkelijkheid in de waan en gij zult zelf uw eigen werkelijkheid leven. Ik zou u nog zeerveel willen zeggen, maar de tijden daartoe zijn nog niet gekomen. Toch keer ik nog wel tot u terug, naar ik vermoed en zo niet tot u, dan toch tot uw wereld. EK 1963 - 1964

79

Orde der Verdraagzamen Ge moet goed begrijpen, dat zoals een zeeman de stromingen en getijden in kaart moet brengen, wil hij zijn doel zonder gevaren bereiken de krachten van de geest en van het licht de stromingen: van deze tijd eveneens in kaart moeten brengen. Anders gezegd; De cosmische werkelijkheid, die uw wereldbewustzijn zal ontmoeten, moeten worden gedefinieerd. Daaruit zal. voor u allen een taak voortvloeien. Die taak bestaat niet alleen in de stof, die bestaat ook in de geest. En ze is niet aan uw begrippen van leven of dood gebonden. Het enige, wat wij kunnen doen voor u in deze dagen, is u te vertellen van getijden en stromingen, u te wijzen op de vast bestaande gevaren en u te richten op uw taak, die u slechts in uzelf volledig zult kunnen erkennen. Hiermede lijkt het mij goed een einde te maken aan mijn betoog. Maar ik heb u gezegd: Een zegening is het delen van je eigen wezen met en aan anderen. Wees ervan overtuigd, dat ik volgens mijn beste vermogen u zegen op deze wijze; OPDAT HET LICHT, DAT IK ERKEN, HET UWE MOGE ZIJN. En voor enkelen onder u wil ik daaraan toevoegen; ZO GE DE HARMONIE KENT VAN HET LICHT DAT IN MIJ LEEFT. LET OP. WANT GIJ ZULT UZELF MEERDERE DINGEN OPENBAREN, OMDAT DE TIJD VAN EEN NIEUW BEGRIP VOOR VELE MENSEN REEDS NU AANBREEKT. Daarmee, vrienden, mijn excuses, wanneer ik voor u niet het prototype van een Meester ben. Geloof mij, ik mag onder hen die ge meesters noemt een plaats opeisen. Maar mijn wezen kan ik niet verloochenen. Opbouw en erkenning der dingen is een belangrijk deel van mijn bewustwording. Nummer 9 Esoterisch magische Kring . U zult vanavond niet zoveel gasten kunnen verwachten als gewoonlijk. Er is op het ogenblik teveel wat anderszins de aandacht vraagt. Ik zou daarom op deze avond allereerst met u willen spreken over wat ik zou willen noemen : realiteit; en dan toch wel in een zeer esoterische zin. Er is in alle krachten, die rond ons bestaan, een grondkracht of hoofdkracht. Deze kracht kunnen wij de directe uiting van God noemen; wij kunnen er ook een andere naam aan geven. Deze kracht is ook in ons eigen wezen vertegenwoordigd. Zeer belangrijk is daarbij dat elk verschijnsel waarin die kracht bestaat, buiten de kracht zelf een uiting daarvan kent, een uiting die wij dus trillingsgetal willen noemen (een betrekkelijk willekeurige naam). Laat mij nu eenvoudig en kort het volgende stellen; Wanneer een trillingsgetal bestaat in een wezen dat bewust is, zo zal al, waarin een gelijk trillingsgetal aanwezig is, dit bewustzijn delen. Wanneer in twee waarden een gelijk trillingsgetal aanwezig is en slechts een daarvan heeft een direct bewustzijn, zo zal het bewustzijn domineren over het niet-bewustzijn en dit als een extensie van het eigen wezen kunnen beschouwen met slechts enkele beperkingen. Het beginsel van harmonie is niet slechts werkzaam als een voor ons positieve waarde, maar bestaat evenzeer in het negatieve. Er is daarom op deze begrippen geen enkele uitzondering. Een harmonie, die is opgebouwd op negatieve waarden, zal berusten op het aantasten van of verteren van iets, dat buiten deze harmonie bestaat. Op het ogenblik dat niets meer aantastbaar is buiten het “ik”, zal in de harmonie detoriatie intreden en zal men eindigen met een disharmonie, een chaos. Deze beginselen schijnbaar wat onredelijk misschien voor sommigen zijn de kern van alle verhoudingen, die zich voor ons innerlijk en uiterlijk opbouwen. Innerlijk: omdat ons eigen wezen ongeacht het directe bewustzijn juist al datgene, waarmee een harmonie bestaat, in zeer sterke mate zal ondergaan en beleven en zelfs een beheersing daarover pleegt te tonen. (Een eenvoudig voorbeeld: Een werkman die harmonisch is met zijn materiaal, verwerkt dit materiaal sneller, beter en juister dan een ander, die over meer kennis en vaardigheid beschikt, maar niet dit harmonische gevoel kent. ) 80

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

We kunnen begrijpen dat in een tijd, waarin wij innerlijk iets willen bereiken er ons dus kennis toevloeien kan, die niet onmiddellijk geopenbaard wordt. Wij ontvangen op een zodanig vlak (zeker wanneer wij mens zijn), dat eerst wanneer een noodzaak bestaat tot uiting van die kennis, zij mee wordt ingeschakeld; zoals oude en lang vergeten ervaringen in een noodtoestand soms plotseling weer actief blijken te zijn en een leidsnoer kunnen vormen voor eigen reactie en eigen handelen. En nu ga ik proberen om dit nog iets verder uit te werken. De harmonie, die bewust gekend wordt, zal altijd maar een zwakke afschaduwing zijn van de harmonie, die in het onbewuste bestaat. Wij mogen dan ook stellen, dat het niet noodzakelijk is bewust de harmonie na te streven met zoveel mogelijk entiteiten of krachten, noodzakelijk is wel, dat wij in onszelf een voldoende gerichtheid bezitten, zodat de grondwaarde van ons eigen wezen voortdurend tot uiting komt. Op het ogenblik dat wij deze grondwaarde verloochenen, maken wij harmonie met alle verwante krachten in het Al eveneens onmogelijk. Wij zullen daarnaast datgene, wat wij reeds ontvangen hebben door onze eigen handeling, door ons eigen denken, tijdelijk tot een vijandelijke kracht maken, een met ons belang strijdig bewustzijn, dat in ons leeft, zich binnen ons uit, maar door ons niet gevonden kan worden, niet verwerkt of begrepen kan worden. Hogere kennis, die behoort tot een sfeer, kan in menselijke woorden niet volledig worden uitgedrukt. Dientengevolge zal elke kennis van hogere origine alleen gedeeltelijk binnen de stof tot uiting komen. Zodra wij streven naar een innerlijk bewustzijn echter, zal deze zelfde kracht zich a.h.w. uitbreiden voor onze geestelijke voertuigen en ons daarin een bewuste verrijking mogelijk maken. Alles wat op het ogenblik besloten wordt en besloten zal worden, berust eveneens op dit verschijnsel, dat ik juist daarom deze avond onder uw aandacht breng. Naar buiten toe is onze harmonie gemakkelijker te begrijpen, omdat wij alleen met diegenen, die in grondeigenschap met ons verwant zijn, werkelijk contact kunnen hebben. Met alle anderen is slechts een uiterlijk contact mogelijk, maar geen werkelijk begrip, geen werkelijke samenwerking, geen werkelijk gezamenlijk streven. De besluiten die nu vallen zullen enerzijds natuurlijk ook wel dit geestelijk element, waarover ik sprak, op aarde aanpassen aan de behoeften. Belangrijker is echter, dat het harmonisch verschijnsel dus sterker tot uiting zal gaan komen, ook in de materie. Wij kunnen daaruit concluderen, dat terwijl enerzijds de samenwerking van de mensen intenser wordt, hun onderling begrip a.h.w. groter, aan de andere kant de tegenstellingen groeien en onverzoenlijkheid toeneemt. In een wereld, waarin onverzoenlijkheid heerst, zal een esoterisch gerichte persoonlijkheid zich niet gemakkelijk thuis voelen, tenzij wij begrijpen, dat ze noodzakelijk onvermijdelijk is. En nu volgen weer een paar punten, die uit het voorberaad stammen, dat op dit ogenblik wordt gehouden. Indien ik mijn eigen kracht zo juist mogelijk richt, zal. ik een harmonie vinden, waardoor mijn eigen streven en werken aanmerkelijk gesteund wordt. Een omschrijving voor deze werking is niet te geven, ook niet, door uzelf, wanneer ge ze ervaart. Indien gij tegenstellingen erkent en tracht deze te bestrijden, zo zult ge uw eigen harmonie daaronder verliezen; ge zult geïsoleerd raken en ge zult zowel geestelijk als materieel niet verder kunnen komen. Indien ge verschillen erkent en deze niet bestrijdt maar slechts uw eigen weg verder gaat, met een erkenning of dulding van al datgene wat anders is, zo zult ge uw harmonie behouden en dan binnen de mogelijkheden waarin die harmonie voor uzelf en de wereld een maximum kunnen presteren. Het is goed dat wij dit begrijpen. Want in een wereld, waarin het conflict noodzakelijk en onvermijdelijk wordt, kan de poging om het andere aan te vallen of te bestrijden betekenen: de ondergang van elk innerlijk bewustzijn (zij het dan misschien alleen voor dit leven); en daarnaast de vernietiging van al datgene, wat men ook materieel had opgebouwd. Noodzakelijk is rechtlijnigheid van streven met erkenning van datgene, wat anders gericht is.

EK 1963 - 1964

81

Orde der Verdraagzamen In de Grote Raad zal men, naar ik meen, een groot aantal meer feitelijke besluiten gaan nemen, die juist op dit verschijnsel gebaseerd zijn. En ik vermoed ook wel, dat wij u daarover later meer uitvoerig kunnen voorlichten. Esoterisch gezien echter zijn deze uiterlijke maatregelen van minder belang. Want al wat voor ons telt bij een zoeken naar een esoterisch streven, naar een magisch verwerken, een verwerkelijking van onze eigen persoonlijkheid, is toch wel in de eerste plaats naar ik meen de juiste innerlijke houding. En over deze bonding behoeft geen twijfel meer te bestaan. Gij zult moeten trachten de gehele wereld te begrijpen. en desondanks in dit begrip uw eigen weg volgen omdat ge uzelf zijt. U zult moeten trachten zelfs begrippen als naastenliefde, als innerlijke verlichting, binnen dit kader te zien. Er zijn cosmische waarheden, die - omdat ze niet passen bij uw wezen - voor u levensgevaarlijk zijn, geestelijk zowel als anderszins. Er zijn werkingen in de cosmos, die voor sommigen grote en goede resultaten brengen en voor u alleen frustratie, wanneer u zich daarop richt. De kracht die buiten u is, is alleen dan belangrijk, wanneer ze voor uzelf aanvaardbaar is, wanneer ze verwerkt kan worden, wanneer er een practisch resultaat mogelijk wordt. De practische resultaten, die behaald kunnen worden door een juist richten van deze harmonie, zal ik weergeven en daarbij gelijktijdig trachten de beperkingen van disharmonie dus ook te omschrijven,. In de eerste plaats zullen wij moeten beseffen dat een mens, die mystiek van geaardheid is, in deze tijd in vele gevallen geen compromis meer kan sluiten met weten. Er komt een ogenblik dat het innerlijk weten als superieur moet worden gesteld en ook in de materie niet meer gecorrigeerd kan worden door menselijke. wetenschap. Men kan slechts zijn mystiek beleven en ervaren nog formuleren in de termen van een wetenschap, maar men kan zich niet meer aan haar regels gebonden achten. Doet men dit niet, dan is het resultaat natuurlijk verwarring. Doet men echter hetgeen gesteld wordt, dan geldt als resultaat: de mystieke beleving wordt niet slechts een innerlijk contact met het Hogere. Zij wordt gelijktijdig een juister formulering van het eigen “ik” temidden van de omgeving. Zij betekent niet slechts het erkennen van onstoffelijke of ver van het ik liggende krachten. Ze betekent eveneens het erkennen van eigen mogelijkheden en daarmee ook van de voor het ik juiste handelwijze. In dit geval mogen wij dus materialistisch denkend zeggen: Hij, die mystiek van geaardheid is en gebruik weet te maken van zijn mystieke mogelijkheden, zal zich allereerst daarop dienen te beroepen; Hierdoor immers verkrijgt hij het inzicht en ook de kracht, die hoofdzakelijk is om in zijn wereld op de juiste wijze werkzaam te Wij kunnen ons voorstellen dat iemands hoofdtendens meer wetenschappelijk ligt. In dat geval moeten wij formuleren: Slechts datgene, wat door onderzoek en proefneming voor het “ik” bewijsbaar en juist is, kan aanvaard worden. Het aanvaarden van de geloofswaarden van anderen of stellingen van anderen zonder onderzoek is voor het “ik” te allen tijde schadelijk. Juist de voortdurende controle en persoonlijke vaststelling zal in dit geval zowel geestelijk als materieel voor succes zorgen. De bereikingsmogelijkheid: een juistere en ook wetenschappelijk meer juiste formulering; het omzetten van innerlijke erkenningen in bewijsmateriaal, dat ook in de materie aanvaardbaar is. Het vernieuwen van gekende theorieën, die op grond van eigen innerlijk in een nieuwe formulering een verder reikende, en juister reikende betekenis verkrijgen; en dan ten laatste maar toch niet als minste de mogelijkheid tot een redelijke beheersing, gepaard gaande met een redelijke prognose en een redelijke ontleding van eigen stoffelijke bezigheden en zaken. Grote mogelijkheden tot rationalisatie op allerhand terrein. Nemen wij de geloofsmens, dan zullen wij ontdekken dat hier haast hetzelfde geldt als voor de mysticus. Op het ogenblik dat het geloof het “ik” in wezen beheerst, zal men eerst vanuit dit geloof moeten putten. Men zal zijn geloof voortdurend moeten vernieuwen, zowel in zijn innerlijk streven als in de handeling, de uiting van het “ik” naar buiten toe. Een ieder die ingaat tegen zijn geloof (bv. omdat hij de consequenties daarvan vreest) zal hierdoor grote lasten, verwarringen en onrust moeten verwerken en zelfs in zijn geloofsbereiking gestoord zijn. Ik heb hier enkele gevallen gegeven. Er zijn er meer. Alleen reeds uit die enkele gevallen die ik citeerde wordt u duidelijk, hoe belangrijk de eigen persoonlijkheid is. Het is eenvoudig en de mens toe te roepen: ken uzelf. Maar ge kent uzelf niet. Gij benadert slechts een beeld van uzelf, dat in al zijn onvolledigheid bovendien nog door u geïdealiseerd pleegt te worden. Vertekening van die persoonlijkheid is altijd aanwezig. Laat ons dan zeggen, dat het “ik” zich 82

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

moet baseren op zijn innerlijke kracht, op datgene wat in het leven althans in het gedachtenleven beslissend is. Onthoud hierbij dat de heerschappij, die de geest over de materie bezit al is dit voor de mens theorie ook in u bestaat en dat het onmogelijk is door een materiele benadering de geestelijke eigenschap te veranderen. Stoffelijk leven zal in overeenstemming moeten zijn met geestelijk vermogen. Een krachtmeting tussen verschillend gerichte groepen behoeft niet altijd negatief te zijn. Velen van u zullen in de komende jaren steeds weer vrezen, dat het meest negatieve zal gebeuren, alleen naar omdat twee groepen wedijveren. Laat ons wel beseffen dat, wanneer twee harmonische differente groepen tot een wedijveren komen en daarbij niet in de eerste plaats trachten de tegenstander te remmen naar hun eigen prestatie zoeken op te voeren, voor allen zelfs voor degenen, die verder niet de groepen niets te maken hebben een gunstig resultaat. ontstaat. Wat ik hier stel t.o.v. de materie is ook waar t.o.v. de geest. Dit betekent dat er al langere tijd, maar in de komende tijd wel bijzonder scherp onderscheiden groepen zullen zijn in de geest, die een geheel andere weg volgen. Een overkoepeling van al deze wegen is slechts mogelijk door het opvoeren van tolerantie. Begrip ervoor kan nimmer werkelijk gekweekt worden. Omdat deze verschillen dus ook in de geestelijke werelden scherper tot uiting gaan komen, moeten wij er ook op voorbereid zijn, dat ons eigen innerlijk leven en ons geloof door feiten, formuleringen, theorieën en zelfs door directe agressie gehinderd zullen worden. Antwoord daarop niet en blijf uzelf trouw. Niets is belangrijker dan dit. De mens die zichzelf trouw blijft kan innerlijk opgaan, kan innerlijk de juiste waarheid, de juiste waarde erkennen. Voor velen van u zal ook de komende tijd een zekere rustperiode inhouden. Het klinkt misschien wat vreemd in een tijd, dat in feite alle activiteit feller en scherper moet worden. Maar men vergeet daarbij één ding: Activiteiten spelen zich niet alleen af in uw bewustzijn, in uw onmiddellijke uiting. Zij spelen zich ook daarachter af. Er zijn heel wat dingen, waarover u op het ogenblik niet denkt, die zo dadelijk natuurlijk voor u kunnen worden, juist omdat er nu weinig of niets schijnt te gebeuren. Wanneer u ongedurig bent zoals heel veel mensen zijn dan is dat niet altijd een bewijs, dat u alleen maar niet weet waarheen u moet gaan. Het kan ook een bewijs zijn, dat er ergens in uw bewustzijn zich grote veranderingen af spelen, waardoor er een strijdigheid ontstaat tussen normale levensgewoonten en uw neiging om u in de wereld a.h.w. aan te passen. De strijd tussen uiterlijk en innerlijk, dat geeft over het algemeen eveneens een rustpauze. Deze pauze, die voor velen nog meerdere maanden zal kunnen aanhouden, is noodzakelijk. Want door eerst de innerlijke mogelijkheid te scheppen, door a.h.w. een onbewuste of onderbewuste kennis te geven aan diegenen, die met u harmonisch zijn, door langzaam maar zeker voorzover dit mogelijk is materiele drijfveren te wijzigen, kan zo dadelijk - wanneer handelen noodzakelijk is - de harmonische, juiste handeling bereikt worden. Ik heb u over de Grote Raad verder niet zoveel mee te delen, dat heeft u waarschijnlijk al begrepen. Maar er is nog een andere stelregel, die naar ik meen in de komende tijd een grote rol gaat spelen. En deze is eigenlijk verbluffend eenvoudig. Ze zegt nl. dit; Daar, waar bewustzijn plus wil aanwezig zijn, bestaat een persoonlijke keuze (gerichtheid) en een bekwaamheid om eigen leven en lot te bepalen. Daar waar een van de beide waarden hetzij bewustzijn, hetzij wil ontbreken of onvoldoende zijn, zal een gestuwd worden ontstaan door de groep, waarmee de grootste harmonie werd bereikt. (Men wordt in zekere zin het slachtoffer van de totaliteit, waartoe men behoort.) Op deze wijze zullen de hoofdharmonieën, geestelijk en materieel, zich ook uiten en voortzetten via degenen, die zich daarvan niet voldoende bewust zijn of die geen voldoende eigen streven kennen. Het gebruik maken van deze regel zal waarschijnlijk in de Raad nog wel het een en ander aan overwegingen kosten. De vraag is in hoeverre men, deze regel kan toepassen zonder het bewustzijn en het bewustwordingsproces van een te groot deel van de mensheid te schaden. Geloof mij echter wanneer ik zeg, dat men dit verschijnsel niet kan uitschakelen. Er is dus alleen maar de vraag of men er bewust gebruik van zal maken of niet. En volgems mij moet het antwoord hier “ja” zijn. Voor u betekent dit doodgewoon, dat het beter is vanuit uzelf bewust te handelen in deze tijd, uzelf bewust een doel te stellen hoe onbelangrijk ook verder en dit na te streven, dan af te EK 1963 - 1964

83

Orde der Verdraagzamen wachten of alleen in theorieën u te verdiepen, leder die tweeledig is in zijn geestelijke bestreving en zijn stoffelijke b.v. en daarbij deze beide niet aan elkaar heeft aangepast, zal ervaren dat hij machteloos is, wanneer de grote werkingen van de komende tijd beginnen. Met deze korte uiteenzetting, waarin naar ik hoop voor velen, van u hier en daar toch wel bekende elementen schuilen, heb ik getracht u niet alleen duiddijk te maken waarom wij over minder gasten beschikken dan gebruikelijk, maar ook wat zij doen in de tijd, dat zij niet voor u beschikbaar. Ik geloof dat het goed is het hierbij te laten. Ik geef daarom het woord over aan een volgende spreker, die eveneens zal trachten u enkele lessen te verschaffen in overeenstemming met tijd, met invloeden en werkingen. Ik dank u voor het geduld, waarmee u mij hebt aangehoord. Er staat geschreven: De reine ziel, die op de aarde geen rechten vindt, vlucht aan de hemel en wordt een ster, die het duister der aarde verbreekt. De reine ziel. Een wonderlijk begrip, waarbij zeer velen zeer definitieve voorstellingen plegen te hebben, alsof een ziel rein kan worden door wassingen, door leefregels, door offers alleen. Een ziel is slechts rein, wanneer haar doel niet is een zelfzuchtig zijn, of wanneer haar leven niet is een zichzelf zoeken of aanzien zoeken, maar wanneer zij steeds in alle dingen het leven zelf erkent. Het doel van het leven is niet bewustwording. Het doel van het leven is het leven zelf. Het leven is het begin, het leven is het einde. Het leven is de directe uiting van de Scheppende Kracht. De bewustwording is slechts het proces, waardoor men dit leven voor zichzelf intenser en vollediger erkennen kan. Daarom is een reine ziel een ziel, die in haar wezen het grote voortdurend beleeft en kent; een ziel, die niet gebonden is door de kleingeestigheden van een te groot persoonlijk aanzien of streven. Te zeggen, dat een dergelijke ziel aan de hemel staat als een ster, is natuurlijk een belachelijk bijgeloof, wanneer wij dit letterlijk nemen. Wanneer wij echter durven stellen dat een geest, die zichzelf niet zoekt, in zich goddelijke krachten ontvangt en die gelijktijdig uit, waardoor zij t. o. v. de normale mens een zeer grote uitstraling heeft, dan word het beeld van de ster al minder raadselachtig. En spreken wij van de hemel niet als het uitspansel, maar als de sfeer of het geestelijk zijn, dan wordt het beeld volledig duidelijk. De reine ziel leeft vanuit haar eigen wereld, maar zij kan zich niet onttrekken aan haar banden die zij eens met de stof heeft gekend, zoals zij ook verbonden blijft met alle sferen in de hemelen, die de mens nog niet kent. Er zullen dus reine zielen zijn - die door mensen niet gekend, miskend of veroordeeld - in de sferen werkzaam zijn voord de mensheid en het gehele. Wanneer ik omhoog zie, dan,weet ik niet waarheen de sterren stralen, maar ik zie de stralen waarmee ze mij beroeren. Het is onmogelijk deze grote geesten, deze reine zielen te kennen in hun volledige werkzaamheden. We kunnen niet zien wat hun werkelijke taak is in de cosmos. We kunnen hen slechts erkennen en ervaren, zoals zij leven bij ons en in ons, zoals zij ons beroeren. Nu zal dat zeer veel gebeuren, zoals men zegt, dat ongelooflijk lijkt. Maar het ongelooflijke voor de mens wordt waanzin. Want al wat hem verwijdert van zijn eigen gewone wereld en zijn gewone waarden, maakt hem onbekwaam om die wereld nog te delen met anderen. Hoe groot zijn de raadselen niet, die hierdoor ontstaan. Rond u een oneindigheid met lichtende en reine zielen, met grote geestelijke krachten die u beroeren; maar die u zo ge beroerd wordt en antwoordt gelijktijdig ongeschikt maken voor het leven van de gemeenschap, waartoe ge behoort. De wijzen hebben gezegd: De eerste strijd die men voert in de bewustwording is de strijd tegen zichzelf. De tweede strijd die men voert is de strijd tegen zijn vijanden, tegen de wereld. De derde en laatste strijd die men voert is de strijd tegen de goden. Hoe wonderlijk is deze klimax. Je begint met jezelf te bestrijden. Maar wanneer je in jezelf door dit zoeken en door dit werken eenheid hebt gevonden, zo blijkt je plotseling dat de wereld buiten je niet meer aanvaardbaar is. En je kunt alleen jezelf handhaven door je tegen die wereld te verdedigen. 84

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Je vervreemdt van je wereld. En in die vervreemding erken je, dat er een zin moet zijn in het bestaan. Maar die zin kun je niet omschrijven. Je kunt ze niet uitvoeren alleen vanuit jezelf. Daarom neem je de krachten van de goden, de donder van; de goddelijke wetten en krachten, ja, het licht van de Eeuwige zelf en je gebruikt het om de goden, om de machtigen, te frustreren in hun werk. En het wonderlijke is, dat dit frustreren van goddelijke krachten niet is zoals men denkt een verdoening, maar een bereiking. Want de krachten die wij moeten bestrijden, deze regenten die ons lot bepalen, zijn er geplaatst opdat wij hem zouden overwinnen. Ze zijn even zovele hindernissen op ons pad naar het bewuste leven. Dat het moeilijk is voor een mens om afstand te doen van zijn wereld, weet ik uit ervaring. Wie zich wil terugtrekken als kluizenaar blijft - al is het slechts door de eerbied die anderen koesteren - gebonden aan zijn wereld. En wanneer hij ook daar afstand van doet, lijkt het hem alsof hij niets meer over heeft. En als hij dan toch nog iets bereikt, zo wil hij tot de mensen trekken en hen duidelijk maken, dat ze zijn weg moeten gaan. Hij zou de wereld vol willen maken met eenzamen. Ze kunnen je niet antwoorden. En dan bestrijdt de wereld jou en jij bestrijdt de wereld. Ik weet het veel te goed. Maar kun je daaraan ontkomen? De strijd is een noodzakelijk element in het leven. Wij mogen geen strijd zoeken vanuit onszelf, zo deze strijd de bewuste vernietiging van anderen inhoudt, zonder dat dit noodzakelijk is voor ons zelfbehoud. Maar wij zullen desondanks moeten strijden. Want hij, die vredelievend is, hij wordt door de strijdlustigen onderworpen. tenzij zijn vredelievendheid grenzen. kent. Hij die alle krachten in de cosmos wil aanvaarden, zal zich grenzen gesteld zien, want er zijn krachten in de cosmos, die hij niet kan verwerken, waartegen hij zich zal moeten verweren en niet onder te gaan in de kolkende zeeën van waanzin; in een onbewust zijn, dat wordt tot een wegdrijven in een sluimerend duister, waaruit nieuwe hergeboorte ontstaan. Dit, mijne vrienden, is eveneens een van de aspecten van deze dagen. Het is moeilijk om deze aspecten samen te vatten in begrijpelijke taal. Het is mij zelfs moeilijk mijn eigen gevoelens weer te geven. Maar wanneer de eerste zon komt, droomt gij van vruchtbaarheid, droomt gij van bloesem, van bloemen in uw land. En wanneer de donder rolde en de eerste regens de droogte verbraken, zo droomden ook wij. Droomden van de nieuwe tijd. Van de moeilijkheden van de regen, zeker, maar ook van de vruchtbaarheid, waardoor wij zouden kunnen eten. Ik geloof dat het altijd weer zo is bij ons, dat de vernieuwing eerst voor ons kenbaar wordt als een kracht van vreugde. Uw zon is een vreugde. Maar als zij dag na dag verzengend op ons neerstaart, wordt zij een zware last, waartegen je moet strijden en die je moet overwinnen. En zo is het met de regens. In het begin een vreugde, waarin je juichend je baadt. Een stortbad uit de hemelen. Water dat je zweept en geselt, totdat je tintelend jezelf hernieuwd levend voelt. Maar dan ook het dagenlange ruisen, het zwellen van de rivieren en de overstromingen misschien. De problemen voor ons liggen niet in dat eerste moment. Het eerste moment van het nieuwe is altijd vreugde. Maar de kracht van het nieuwe te kunnen doorstaan is een zware belasting, een zware strijd. Zo gaan wij in onszelf. En de eerste malen dat wij het licht in onszelf ontdekken is het een grote vreugde. Het is een felheid van beleven, het is alsof duizend tempelklokken spelen,het is alsof de wind zelf spreekt. En je voelt je geheiligd. Dan leer je steeds weer die kracht te vinden. Maar in plaats van de zang die je vreugdig ondergaan hebt, wordt het een eis, een zware eis, die aan je wordt gesteld. En waaraan je niet zo gemakkelijk beantwoorden kunt, omdat het teveel betekent. Omdat het zegt: Wees eenzaam. En als je eenzaam bent, zegt; Keer nu uit uw eenzaamheid tot de mensen terug en breng hen de rust, die ge gevonden hebt. Maar het is zo moeilijk om tot de mensen terug te gaan en je hebt je rust al verloren voor je de mens bereikt hebt. Misschien dat het beeld voor u duidelijk wordt. Het is een wonderlijke strijd. Een strijd die wij misschien eerder met onszelf voeren dan met het andere. Maar een strijd die ons toch door dat andere wordt opgelegd.

EK 1963 - 1964

85

Orde der Verdraagzamen Voor u komen dagen van. vreugde. Er komen dagen van lucht, van licht, van ontspanning, van lach. Dagen dat de wereld voor u open schijnt te liggen. Grenzen gaan tenslotte afbrokkelen en overal zullen stemmen spreken over een nieuwe rechtvaardigheid en over nieuwe vrijheid. Maar op het ogenblik dat ge daarin u verheugd hebt, gaat het verder en het eist dat u zich daaraan onderwerpt en dat u antwoord geeft. Zo is dat ook geestelijk. Het is nu goed om met een groots gebaar te zeggen: Wij gunnen een ieder zijn geloof. Maar als de mens in zijn geloof ons wil verwerpen, voelen wij ons geneigd hem te bestrijden. En kunnen wij hem dan bestrijden door te bewijzen, dat ons geloof sterker is dan het zijne? Dat is een moeilijke taak, een last die men niet zo gaarne draagt. Daarom wordt de vreugde vaak tot een last en het dragen van de last tot een strijd. En de strijd zelf bij een uiteindelijke overwinning tot een ogenblik van rust, waaruit de nieuwe cirkelgang begint met dezelfde elementen. Keer in uzelf en zoek de waarheid in uzelf. En wat zult ge vinden? Zult ge niet weer vinden die zelfde cirkelgang van eens? Zie naar uw eigen leven. Zie naar de tijd dat ge jong waart. Zie naar de tijd dat ge droomde. En zie naar alles, wat u gemaakt heeft tot wat u nu bent. En zeg mij eerlijk of niet steeds weer dezelfde vragen, dezelfde verwachtingen, dezelfde vreugde en dezelfde strijd zich in uw leven hebben getoond en herhaald. Zo is de bewustwording van deze tijd. Een.wonderlijke afwisseling van vreugde en wanhoop, van strijd, overwinning en rust en hernieuwde strijd. Daarom zeg ik u; bedenk wel, gij in deze dagen, dat het u vrij staat en alles te genieten wat de wereld u biedt, maar dat ge voor alles de prijs zult moeten betalen. Bedenk wel dat ge veel kunt bezitten, naar dat ge al wat ge nu bezit weer verliezen zult. Bedenk dat wat nu een gave lijkt van het lot, morgen een wanhopige strijd zal kunnen zijn en het geschenk te kunnen behouden. Ken uzelf en weet wat ge in het leven waarlijk aan kunt. Vraag niet te veel. Want in deze tijd zou het u gegeven worden, maar ge zoudt het niet kunnen dragen, omdat bij voortduring daardoor eisen worden gesteld, waaraan ge niet kunt voldoen. Bedenk dat ge soms om weinig te verkrijgen veel moet offeren. Een offer dat ge nu misschien niet beseft, omdat het misschien is de levenskracht van een ander of de roeping of het geluk van een ander. Maar wanneer ge dit doet, bedenk dat de tijd verder gaat en dat het u steeds meer moeite zal kosten om datzelfde te behouden. Want wat ge van anderen vergt als offer, zult ge zelf als offer moeten gaan brengen. De wereld is uw speeltuin. Maar een speeltuin die niet kosteloos is. Ge betaalt een hoge prijs voor uw spel. En alleen wanneer ge die prijs werkelijk betalen wilt en kunt en ge sterk genoeg zijt, neem het leven. En zo ge niet kunt betalen, zo ge niet de offers kunt brengen die noodzakelijk zijn om het gewonnene te behouden, wees voorzichtig en eis niet te veel en neem niet te veel, opdat de tijden die komen u niet zien bezwijken onder de lasten, die ge in deze dagen aan uzelf hebt opgelegd. De dagen gaan verder. Zij rijen zich aaneen, worden maanden, worden jaren, worden tijdperken. Gij telt de dagen, een ander telt de eeuwen. Maar er is geen verschil tussen u en hen. Want de tijd is niet het leven en het leven is niet de tijd. Het leven is het tijdloze. Del tijd is slechts de beperking, die het leven aan zichzelf oplegt, omdat het zichzelf nog niet kan aanvaarden. Meen daarom niet dat ge veel of weinig tijd zult hebben. Besef dat elk ogenblik het ogenblik kan zijn van afrekening. Dat elk ogenblik het ogenblik kan zijn van een nieuwe gave of een nieuwe vreugde. En dat ge alleen door sterk te zijn, door bewust te zijn zover ge kunt. In uzelf de waarheid vindt, waaruit het leven voor u mogelijk wordt zondor verdeeldheid en strijdigheden. Strijd zult ge voeren, maar strijd niet met uzelf en bestrijd geen anderen. Strijd voor dat, wat zin vormt. Strijd niet om te vernietigen. Strijd opdat het leven duidelijker en lichter moge zijn voor u en anderen, niet om anderen hun licht te ontnemen. Dat is de zin van deze tijd. En dit is de weg tot uw innerlijke waarheid, zo goed als tot uw uiterlijk bereiken. Vrienden, ik ga het woord overgeven aan een volgende spreker. Vergeet deze woorden niet. Want in de dagen die komen zullen zij voor u van het uiterste belang zijn. En tracht ook niet

86

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

mijn woorden te veranderen of te verdraaien. Want ge kunt de woorden wel veranderen, maar niet de waarheid, die eraan ten grondslag ligt. Ook niet voor uzelf. Wie dorst niet naar de bronnen van waarheid? En wie vreest de waarheid niet, als hij haar vindt als zijn ergste vijand? Wie zoekt niet naar het eeuwige leven? En wie vervloekt niet de eeuwigheid, wanneer hij beseft dat alle tijd hen daarin verloren gaat? Wie zoekt niet de liefde van alle mensen; en - zo hij ze verwerft - beantwoordt hen met verachting en haat? Want waarlijk, de bewusten zijn zij, die niet zoeken naar vinden in zichzelf. De sterken zijn zij, die geen macht vragen, maar in zichzelf vrede kennen. Op uw wereld heb ik meer gesproken over deze dingen en vele beelden heb ik gebouwd, waaruit ge de waarheid zoudt kunnen vinden. En ziet, wat gebeurt? Nauw is het woord gesproken of men buigt het om. Men hersmeedt het tot het sierlijk is en rank, maar zijn betekenis verloren heeft. Ik geef u een zweep en ge tracht er een zwaard van te smeden. Ik geef u het licht en gij tracht er een vuur van te maken om u te warmen. Ik geef u duister en gij tracht het te maken tot een mantel die u beschut en verbergt i.p.v. het te gebruiken waarvoor het u gegeven is: als een achtergrond, waartegen ge het licht van uw eigen wezen kunt toetsen en kennen. Zo heb ik gesproken tot de mensen. Want altijd weer is het noodzakelijk de mens te wijzen op zijn dwaasheid. Hoe dwaas zijn dan niet wij, die in zó grote getale en zo lange tijd voortdurend tot de mens zijn gekomen om hem lering te geven. Waarlijk, wij zijn broeders en zusters; niet in wijsheid maar in dwaasheid. En het is onze dwaasheid die ons tot God voert, niet onze wijsheid. Ziet, in onze wijsheid zijn we verdeeld. In onze wijsheid bouwen wij grenzen. In onze wijsheid verdelen wij wereld en cosmos. En in onze dwaasheid aanvaarden wij alle dingen als ons recht en bereiken datgene, wat geen wijze ooit bereikt. Maar laat ik u niet met mijn overwegingen pijnigen of vervelen. Mensen liefhebben wil zeggen: in hen meer zien dan mensen. Heb uw medemensen lief door in hen niet slechts te zien wat zij nu zijn, naar datgene wat was eer zij konden zijn en datgene wat in hen leeft en voortbestaat, als mensheid en vorm vergeten zijn. Haat niet, want haat is dood. En wie de dood voor zichzelf erkent en haar aan anderen zenden wil, doodt ook zichzelf. Want gij kunt niets geven aan de wereld, wat ge niet uzelf geeft. Gij kunt niets nemen van de wereld wat ge niet uzelf ontnoemt. Indien ge anderen kracht geeft, waarlijk kracht geeft om te genezen, zo geneest ge uzelf. Indien gij anderen rust geeft, waarlijk rust, zodat ze vrede kunnen vinden, zo geeft ge uzelf vrede. Wanneer ge anderen een verwijt doet over een fout die zij hebben gemaakt, zo verwijt ge uzelf, omdat ge de fout hebt toegelaten. En zo zult ge de fout uit uzelf herhalen. Gij zijt gebonden met alle dingen. En alle leraren, die zijn geweest, hebben ge tracht u dit duidelijk te maken. Gij kunt ingaan tot uzelf om een te zijn met de Oneindigheid. Als ge een zijt met de Oneindigheid, hoe wilt ge dan nog uzelf zijn in de tijd? Ge kunt slechts zijn de Oneindigheid, die spreekt in de tijd, meer niet. Ge begeert het Koninkrijk Gods. Maar indien u dit werkelijk wordt, zo zijt ge niet meer mens, maar slechts een uiting van het Koninkrijk. Indien gij opgaat tot de wereld der goden, moogt ge niet verwachten als mens te kunnen terugkeren. Wanneer ge machines bouwt om u te dragen opdat ge niet behoeft te lopen, moogt ge niet verwachten dat gij goed zult kunnen lopen, wanneer de machine weigert. Ge geeft veel van uzelf in deze wereld aan anderen of ge het beseft of niet en daardoor aan uzelf. Maar velen geven aan de wereld vooral het kwade, dat in hen is. Ze geven de twijfel, die hen bezielt. Zij geven de onzekerheid, waaruit ze leven. Zij geven de leegte misschien, waarin ze wonen. En daarom zijn de mens en zo vaak arm. Wat baat het u, zo ge alle schatten der aarde bezit en niet kent de liefde Gods? Ik weet het, het is een parafrase. Maar het is de waarheid. Gij kunt niet bezitten wanneer de eeuwigheid EK 1963 - 1964

87

Orde der Verdraagzamen daar niet achterstaat. Want zolang de eeuwigheid niet in u leeft, verliest ge iets reeds, terwijl gij het verwerft. Dan verliest ge het elke dag meer naarmate ge het meer begeert. Eeuwigheid is het belangrijkste in ons wezen. En laat ons dan de dwazen zijn, die leven voor een eeuwigheid, die de aarde niet kent. Maar laat ons dan levende voor die eeuwigheid tenminste datgene zijn, wat de aarde niet is; gelukkig, zeker, sterk Ge hebt een ziel. En in de dagen dat ik op aarde was heeft men mij steeds weer gevraagd; Wat is een ziel? En ik heb slechts kunnen antwoorden: Uw werkelijkheid. Maar het is uw werkelijkheid, uw ziel, die leeft en al het andere is vergankelijk en waan. Alle grote meesters en leraren en vele kleinen hebben u steeds weer gezegd; Ge kunt alles verliezen, ge kunt alles herwinnen, uw wereld kan veranderen of vergaan, maar de waarheid die ge in uzelf erkent is onvergankelijk. Onvergankelijke waarheid. Misschien meent ge, dat ge die niet bezit. Sommigen van u noemen het een illusie, anderen iets, waarmee zij later wel eens zullen afrekenen. Weer anderen spreken er over als iets, wat van geen belang is. Maar ik zeg u en dit is niet slechts verklaring maar een wéten : In elk van u is eeuwigheid, reeds nu! Ge hebt een droom, die groter is dan alles wat deze aarde kan brengen, al beseft ge het niet. Ge zoekt een kracht te zijn voor anderen, en ge vindt daardoor een kracht voor uzelf, die groter is dan ge beseft. Ge zoekt anderen te helpen en misschien vindt ge daardoor de kracht uiteindelijk uzelf te helpen door vrij te zijn. Voor elk van u ligt er ergens al eeuwigheid. Er is niets belangrijk in deze wereld of in deze tijd buiten die werkelijkheid, die in u leeft. Niet uw streven en niet uw bereiken zijn belangrijk, doch dat ge lééft en wéét dat ge leeft. Al het andere is bijkomstig. Weet dan dat er in u iets eeuwig is. Voel dan in uzelf dat éne, waarvan ge denkt; dit kan niet voorbijgaan, dit kan niet sterven. En bind het niet aan een uiterlijk verschijnsel maar zoek het in uzelf alleen. En ge zult reeds erkennen hoe het tijdloze zich in u uitbreidt, zoals een plas onder een zachtvallende regen voorzichtig zijn grenzen vergroot. Het is zo eenvoudig om alle dingen samen te trekken. Om te zeggen: Alle heilige boeken hebben gelijke waarde en alle mensen hebben gelijke waarde. Maar wie zal dat geloven? Maar te zeggen: allen zijn eeuwig is waar. En dat kan een ieder voor zichzelf vinden. Indien gij waarlijk gelooft aan een dood en een uitblussing, een einde aan alle dingen, dan is het tijd dat ge u bezint. Want wie waarlijk gelooft aan een dood en een uitblussing, vlucht voor de werkelijkheid van zijn leven, de werkelijkheid van zijn innerlijk. Een mens die gelooft aan uitblussing is geen ware mens. Ge hebt kracht. Ge hebt licht. Ge hebt alle dingen. En zo ge niet kent die ene waarheid, dat wat blijvend is, dat wat geen tijd vernietigt, is het waardeloos. Gijzelf zijt het, die de wereld vormt. Gijzelf zijt het, die sprekend tot uzelf Gods woord tot uzelf spreekt en weigert naar uzelf te luisteren. Gijzelf zijt het, die scheppend als mens weigert om te scheppen uit de geest, terwijl ge voelt dat die kracht in u bestaat. Gij zijt het, die aarzelt en zoekt en uzelf ontvlucht. Ik wil u niet veel brengen op deze avond, ik wil u alleen op iets wijzen. Gij zijt eeuwig. Er is voor u geen dood, er is geen uitblussing, er is geen einde, er is geen ophouden. De uiterlijkheden zullen vergaan, maar gij, uw leven, uw waarheid blijven voortbestaan. Misschien vindt ge dit niet belangrijk. Maar indien ge dit beseffende uw wereld ziet en al wat er in geschiedt, dan is deze eeuwigheid uw verklaring voor het vergankelijke. Want dit zeg ik u: In uw leven ontstaat geen mogelijkheid, die niet eens geschapen is. In de tijd er is geen werkelijkheid en geen mogelijkheid voor u, die niet reeds in u is. Gij zijt het, die uw wereld van vandaag schept. Gij, tijdloze, die onbewust speelt in tijd, gij die eeuwigheid tracht eindig te maken. En omdat gijzelf uw wereld schept, zult gij kiezende uit de krachten die ín u zijn, kiezen wat de wereld is en wat gij zijt en wat ge waarlijk volbrengt. Niets is er wat u tegenhoudt buiten uw eigen wezen. En laat mij u waarschuwen. Wanneer ge absoluut wilt geloven in iets, gelooft ge het niet werkelijk. Want als ge iets wilt geloven, uzelf iets op wilt leggen, dan is net nog niet waar. En slechts uit de waarheid kunt ge uw wereld herscheppen.

88

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Laat de waarheid in u groeien. Wees bang voor niets. Schaam je voor niets. Vrees niets. Niets is belangrijk in het tijdloze. En laat dan groeien in jezelf wat je begrijpt van je wereld en van jezelf. Dan vind je de wereld, die je verdient. En dan kunnen alle krachten die rond je zijn, al die tijdloze krachten die ergens je gelijke zijn, misschien tot je spreken. Als uw wereld gevormd wordt door krachten uit de eeuwigheid, kan die eeuwigheid uw wereld toch niet vormen zonder u, begrijp dat goed. Niet de oneindige machten en niet de cosmos, maar gij zijt het uiteindelijk, die volbrengt. Want dit leven is een deel van uw oneindigheid, deze tijd is uw schepping, meer dan de schepping van de Oneindige zelf. En wat eruit voortkomt, komt voort uit uw wezen, meer dan uit alle krachten van het Al. Maar wie zijn waarheid prijsgeeft voor de waarheid van anderen, zonder daar één met te zijn, hij is de schijn in het schimmenspel, die slechts nog de woorden kan spreken, die de verteller hem in de mond legt. Hij is de dwaas, die zich slechts bewegen kan in de vaste patronen van de dans, al is het zijn eigen ondergang. Wees uzelf. Wees eerst u bewust van uw eeuwigheid, van het onbelangrijke van deze tijd, waarin alleen maar één ding geldt: de waarheid die ín u leeft. Dan zult ge zegevieren over de tijd. Dan zult ge de wereld scheppen. Dan zult ge het leven de vorm geven, die voor de waarheid noodzakelijk is. Want het is uw taak de waarheid te herscheppen voor uzelf, ook in uw wereld. Vergeet dit niet, wanneer de gebeurtenissen vreemd lijken. Vergeet dit niet, wanneer ge uzelf onbegrijpelijk voorkomt. Vergeet dit niet, wanneer men u spreekt van krachten en meesters. Gijzelf zijt altijd en zonder enige uitzondering de beslissende factor. En uw liefde voor het leven en het levende is het, waaruit de eenheid van het leven en de waarheid van de eeuwigheid kenbaar worden zelfs onder mensen. Nummer 10. Esoterisch magische Kring. 9 Juni. 1964. Ik zou graag het eerste deel van deze bijeenkomst aan een bespreking, willen wijden van komende waarden en van esoterische aard. We hebben daarom een gast en mogelijk wordt daaraan verder nog iets toegevoegd. Dat kan ik op het ogenblik nog niet overzien. Mijn onderwerp zal zich vooral bezighouden met de wijziging in de cosmische hiërarchieën, die we op het ogenblik doormaken. Een cosmische hiërarchie is een stelsel of een uiting; van entiteiten, waaraan heel wat verbonden is. Ik zal een zeer korte schets geven, opdat u ongeveer kunt begrijpen, waarover het gaat. Wij kennen de goddelijke werkelijkheid. In die goddelijke werkelijkheid bestaan volmaakte gestalten en figuren, die een directs uiting zijn van God. Deze figuren en gestalten kunnen wij ons voorstellen als levende wezens, die gereflecteerd kunnen worden in het Al, waarin u leeft. Er is zelfs nog een tussenfase, maar die zullen wij eenvoudigheidshalve buiten beschouwing laten. Door deze spiegeling kun je dus zeggen, dat een hiërarchie, die optreedt in dit heelal, in wezen niets anders is dan een kracht of een krachtveld, gemanipuleerd door een bewustzijn, dat zich in de eeuwigheid bevindt. Er is sprake van een zeer sterke persoonlijkheidsuiting. Wij kunnen deze moeilijk omschrijven; vandaar dat wij hiervoor het veel misbruikte woord trilling plegen te gebruiken. Die trilling heeft dan weer tweeërlei werking. Enerzijds is zij de openbaring van de geaardheid van de hiërarchie en daarin vervatte entiteiten, zo de goddelijke werkelijkheid dus uitdrukkende in de wereld, waarin u leeft. Aan de andere kant echter wekt zij dus ook reflexen op uit het duister. Dat wat wij duister of chaos noemen is ook een eigen wereld, die qua structuur vergeleken kan worden met de eeuwige werkelijkheid. Alleen ze is waan, ze kent geen volmaaktheid. Wanneer er nu in de cosmische hiërarchie iets verandert, dan zal dus de reflexie vanuit wat wij duister of de negatieve kant van het bestaan zouden willen noemen, zich in overeenstemming daarmede ook wijzigen. Dit is eigenlijk de geschiedenis van de verandering en die is dus gebaseerd op het voorgaande. EK 1963 - 1964

89

Orde der Verdraagzamen Wanneer op een gegeven ogenblik in de cosmos een nieuwe gestalte (een nieuwe hiërarchie zeggen we dan maar weer) a.h.w. het bewind van een bepaald deel van de cosmos overneemt, dan kunnen we dus stellen, dat daarin een andere persoonlijkheid wordt geuit. Zoals geen enkele mens het volledige evenbeeld kan zijn van een medemens, zo kan geen enkele hiërarch (of deel van een hiërarchie) deel zijn van een werkelijkheid, die ook in anderen bestaat. Het is een persoonlijk wezen, waarin de goddelijke uiting op een niet-definieerbare wijze zich heeft gemanifesteerd en dat in zijn spiegelingen ook dezelfde eenheid a.h.w. openbaar. De vroegere heerschappij was deel van een aantal entiteiten, die met elkaar verwant waren. Hun vormen hadden dus weel overeenstemming en wij zien dat zij dus afwisselend bepaalde tendenzen op aarde veroorzaken. Nu komen wij echter op het ogenblik niet alleen maar toe aan een nieuwe heerser, maar wij komen toe aan een heerser, die behoort tot een andere hiërarchie dan die, welke in de afgelopen tijd geregeerd heeft. Deze heerser zal niet onmiddellijk de macht kunnen overnemen. Er is een zekere beweging (we kunnen zeggen; de eigen trilling van de aarde) die bv. langzaam gewijzigd kan worden, maar die bij een abrupte wijziging, zich zou ontbinden. Misschien kan ik dit het best vergelijken met een watervlakte, waarin een langzame golf slag staat. Er vaart een boot voorbij. Dan komt er een korte golfslag. Die twee zijn het eerste ogenblik werkelijk gescheiden. We zien dat de korte golfslag door de lange golfslag wordt gedragen. Er komt een ogenblik, dat de lange golfslag een wijziging ondergaat. Zij neemt iets over van de karakteristiek van de snelle golfslag. Valt nu de toon van de lange golfslag weg of verzwakt deze, dan zal de kortere golfslag gaan overheersen en zal de hele beweging van de watervlakte een ander type vertonen. Maar in het begin wordt altijd eerst nog de aanwezige activiteit van die lange deining, van die lange golfslag, mee verwerkt. En het uiteindelijk beeld wijzigt zich niet onmiddellijk maar geleidelijk. Ik hoop dat u dit kunt volgen. Op deze wijze hebben wij nu een veranderingsperiode achter de rug, waarbij de nieuwe frequentie (de nieuwe trilling) de aarde, de zon, dit deel van de ruimte wel degelijk heeft beroerd. Maar zij kon nog niet overheersen. Want ook de andere golving (de oude tendens) had nog kracht, en stond nog in verbinding met deze wereld. De tijd, waarop wij ons op het ogenblik bevinden (dat is zeg maar…. ongeveer in 1963 geweest, begin 1963) betekende een afsluiting van de oude bron. Maar er is nog een zekere residubeweging die nog enige tijd zal voortgaan. Doch het oude wordt steeds meer verzwakt, het nieuwe wordt steeds meer versterkt. Dit betekent voor ons, dat onze eigen reacties op de wereld een haast niet merkbare maar toch constante verandering ondergaan. Een verandering, die niet alleen maar kan worden toegeschreven aan milieu, aan spanningen van buiten af, maar die zuiver een innerlijke, een persoonlijke reactie op de wereld betekenen, waarvoor we geen bron weten. Vanuit onszelf kunnen we die niet verklaren. Dat is die verandering, waarover ik spreek. Nu moeten we niet vergeten dat een dergelijke trilling, vanuit een hiërarchie altijd positief is. Zij geeft u dus voortdurend a.h.w. contact met het Goddelijke en is daar direct of indirect een openbaring van. Ik sprak reeds over het duister. Het duister MOET reageren Het kan nooit reageren door die golfslag te versterken. Dat is onmogelijk. Het kan proberen die golf slag op te heffen. Maar daarvoor zou het zich gelijk moeten maken aan de bron daarvan; alleen de directe tegenpool. En dat is ook niet volledig mogelijk. Het enige dat dus gedaan kan worden is een golfslag veroorzaken (een soort terugslag of branding), die tengevolge heeft, dat de normale, kalme inwerking van die nieuwe hiërarchie wordt gestoord. In de overgangstijd zal de reactiemogelijkheid voor het duister veel groter zijn dan in latere tijden. En daarom kunnen we er ook wel rekening mee houden, dat de gevolgen van duistere invloeden juist in die periode van overgang zo bijzonder sterk naar buiten zullen komen, dat we zelfs moeilijk verschil kunnen gaan maken, tussen datgene, wat uit licht en uit duister geboren wordt. Voor jezelf zou dat een dilemma kunnen betekenen; Ik meen dat wat ik doe goed is, maar is het nu wel werkelijk goed? Het lijkt goed, maar het zou kwaad kunnen zijn. 90

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ik geloof, dat we ons daarmee niet te zeer behoeven te vermoeien. Want wij behoren tenslotte zelf tot een ontwikkeling, die een plaats heeft in die hiërarchie. Wij zijn dus verwant met de eeuwigheid. En het is deze verwantschap, die aan onze persoonlijkheid grondeigenschappen verleent (geestelijke eigenschappen), die wij a.h.w gegarandeerd zullen opdoen in vele levens, onder vele omstandigheden, maar waarmee onze verwantschap met het Goddelijke geen werkelijke wijziging ondergaat. Het kam intenser worden of minder intens, maar in waarde blijft het gelijk. Dan is dus het eerste punt van de komende tijd wel, dat we ons zeer sterk bewust moeten zijn van het feit, dat uiterlijk goed of kwaad geen verschil maakt. En nu niet alleen maar in de zin van; dit is de bron en daarom acht ik het aanvaardbaar of niet, of dit zou goed zijn, wanneer….. Nee, absoluut goed en absoluut kwaad. Wat wij erkennen moeten, dat is deze persoonlijkheid in de wereld. Ons eigen levensritme in die wereld. De weerkaatsing van onze eigen gedachten en gevoelens in die wereld. En wanneer wij ons dan daarop blijven richten, dan kunnen we moeilijk een richting kiezen, die tot het duister behoort. Het waanbeeld is nl. ritmisch niet in overeenstemming met ons eigen wezen. Wij zullen dit ervaren als een hinderpaal, als een ergernis in vele gevallen. Wij zullen die hindernis, die ergernis, ook voor onszelf maar heel moeilijk kunnen rechtvaardigen. Het lijkt een soort cosmisch onrecht, waarvoor geen enkele verklaring is, noch in onze eigen fouten, noch in de wereld. Kiest men dus datgene, wat men voor zichzelf aanvoelt als rechtlijnig en niet te vaag, dan zal men daarmee de grootste resultaten bereiken. Esoterisch betekent het voor ons ook een verandering, die in de innerlijke weg ligt. Nu kunnen wij natuurlijk gaan stellen, dat die innerlijke weg naar buiten toe ook meer kenbaar moet worden, enz. en dan komen wij op een oud verhaal, dat al heel vaak verteld is. Maar als we realist willen zijn in dit opzicht, dan zullen we moeten erkennen, dat onze innerlijke wereld tot de droom, tot de uittredingsbeleving, ja, tot alleen naar de sensitiviteit t.o.v. de omgeving en feiten daarin zich wijzigt. Wij weten dus: er verandert iets. En dan kunnen wij alleen maar vasthouden, wanneer ons hele leven en niet alleen maar een bepaald deel van ons denken gewijd is aan dit nieuwe ritme. Erkennen wij dus in ons een levende kracht, iets wat in ons pulseert, wat ons a.h.w. de wereld doet aanvaarden en erkennen, dan zullen we moeten trachten dat te doen domineren. Dat kan alleen door innerlijk de verbondenheid met God, Die bestaat, voortdurend te realiseren ook t.o.v. deze visie, deze problemen en denkwijzen en anderzijds ook in eigen leven tegen de erkende principes minder in te gaan. Zo eenvoudig als dit gezegd is, zo moeilijk is het om het volledig waar te maken. En daarom moeten we ook nog begrijpen, dat datgene, wat uit het duister komt, zelden volledig reëel is. Het kan voor ons gestalte aannemen, zoals een geest, die zich manifesteert, zich van een tijdelijke lichamelijkheid kan bedienen, maar slechts zeer zelden zo concreet menselijk zich kan tonen, dat hij zonder verdere condities en omstandigheden, (als een kabinet, apart vertrek) zich langere tijd zo kan tonen. Kijk, een beeld dat uit het duister komt, is altijd onwerkelijk. Het doet in de eerste plaats een beroep op uw gedachten, op uw voorstellingsvermogen, op uw emoties zelfs, maar vindt in de werkelijkheid weinig of geen houvast. Daarom zullen we dus moeten begrijpen, dat de cosmische hiërarchie haar directe tegenbeeld ontvangt; en dat dit tegenbeeld voor ons even irreëel is als een mogelijke verschijning van mijn persoonlijkheid in wat etherische vorm, zodat u door me heen zou kunnen lopen. De doeleinden, die het duister u voorspiegelt, zijn niet te bereiken. De wegen en de leringen, die het duister u aanbiedt, zijn uiterlijk net zo mooi en net zo goed als al datgene, wat u vanuit het licht ontvangt. Er is alleen maar één verschil: in de werkelijke leer kun je wanneer je wilt een persoonlijk contact winnen. In deze schijnleringen schuilt alleen verwarring. Vanuit de grote krachten, die op het ogenblik hun spel spelen, de samenkomst van de Witte Broederschap en de belangrijkheid daarvan, kristalliseert zich langzaam maar zeker voor ons een beeld voor de komende jaren. Dit beeld natuurlijk ook zuiver stoffelijke tendenzen en gebeurtenissen omvattende wijst ons echter op de grote moeilijkheid, die de doorsneemens zal hebben om zich aan te passen aan een totale verandering van waarden, een verandering van levenstempo, van levensritme. Een verandering, die je a.h.w. doet terecht komen in een ander klimaat in een vreemd land, waarin alles wel bekend lijkt, maar plotseling allerhand verrassingen zich openbaren. EK 1963 - 1964

91

Orde der Verdraagzamen Het is dit grote probleem, dit vervreemd zijn van eigen ik zelfs, van de wereld, van innerlijke wijsheid zowel als uiterlijke waarde, dat ons de grootste moeilijkheden zal baren. En ook voor u zal het natuurlijk zeer moeilijk zijn. Om dit isolement te kunnen overbruggen zullen we oude waarderingen terzijde moeten stellen. Maar we zullen ook een oud geloof aan een nieuw onderzoek moeten durven onderwerpen. We zullen moeten zoeken naar een nieuwe inhoud en een nieuwe oorzaak a.h.w. voor al wat rond ons is, al wat in ons leeft. Hier zou ik graag weer een klein voorbeeld (een zekere toelichting) willen invoegen. Wanneer je altijd hebt geleerd vanuit een idealisme, dan is het heel moeilijk te beseffen, dat dit nu geen plaats meer heeft. Je bent geneigd om je oude denkbeelden, waarmee je zoveel hebt bereikt, die je zo lang hebt gediend, onbeperkt voort te zetten. Maar de wereld gedoogt dat niet meer. Ja, wanneer je zelf deze gedachten in werkelijkheid omzet; dan schrik je ervoor terug, of je hebt het gevoel, dat je juist daardoor tekort schiet. Een absoluut gevoel van onvoldaanheid. Ben je in staatje dit te realiseren, dan zul je je ideaal gaan veranderen. Je zult een nieuw doel zoeken voor je eigen kracht, je spontaniteit, je activiteit. Maar als je dat niet kunt, dan zul je steeds minder in de wereld die echo, dat antwoord horen, dat voor de mens en ook voor de geest zo belangrijk is in het leven. Er ontstaat een vervreemding, een isolement, dat haast ondraaglijk kan zijn. Eenzaamheid is in die periode van overgang dan ook een van de grootste gevaren. U zult voor uzelf in de plaats van idealisme elke andere gedachtengang kunnen voegen, of het nu gaat over stand, over geloof, over een filosofie of zelfs alleen maar over uw eigen houding tegenover je naaste. De kracht, die op aarde optreedt, en die ook in de Wessacvallei tot uitstorting kwam, blijkt - laat ons zeggen - voor 90% al de nieuwe trilling, te bevatten. Dit wijst er op, dat de residuen van het verleden althans in hogere werelden en sfeer tot practisch nil zijn gereduceerd. En tevens - ook gezien wat het vorige jaar nog het geval was - dat dit reductieproces zeer snel verdergaat. Het is duidelijk, dat wat boven gebeurt zich beneden spiegelt; Wij moeten dus een zeer sterke progressie van de omschreven; beïnvloedingen en veranderingen wel degelijk als normaal zien. En nu zit u hier in een esoterische kring. verwezenlijken en hoe dit kan bijdragen tot stellen, dat een begrip zelfs een onvolledig wereld noodzakelijk is om te komen tot een eigen innerlijke mogelijkheden.

En u vraagt zich af, hoe je dit innerlijk kunt het innerlijke pad. Mag ik dan beginnen met te begrip voor het “ik” en zijn verhouding tot de erkenning van je eigen innerlijke wereld, van je

Wij zoeken zo gaarne trap na trap omhoog te stamelen, te stotteren, te stumperen, zonder te begrijpen dat die trap niet altijd rechtlijnig kan zijn. Wij gebruiken al te vaak voor bewustwording een beeld als een Jacobsladder, als een rechte lijn van treden, omhoogreikend tot de hemelpoort. In deze tijd echter is dat niet waar. We hebben te maken met een vertakte trap, waarbij de rechte opgang zich al snel in twee zijwaarts gaande trappen splitst, die van een platform weer teruggaande misschien weer samenkomen in een nieuwe trap in het midden. Wij kunnen er niet omheen zo nu en dan een zijweg in te slaan, omdat we zonder die zijweg niets kunnen bereiken. Wij kunnen nl. de hiaten, waarvoor wij komen te staan, niet overbruggen door een rechtlijnig streven. Nu zal de vraag voor zeer velen zijn; welk van de twee trappen moet ik dan kiezen? En het antwoord is al heel duidelijk; Gezien het feit, dat links en rechts voeren tot hetzelfde doel (de overbrugging van de hiaat), is deze keuze van geen belang. Wanneer wij innerlijk voor een keuze komen. te staan, waarmee onze bewustwording links of rechts mogelijk is, dan is het niet belangrijk of wij links of rechts kiezen. Belangrijk is dat wij ons streven voortzetten. Ik geloof dat het u ergens nog wat duister klinkt. Maar hoe kan ik het u beter duidelijk maken? Er is een splitsing, laten we het dan zo zeggen. Er is een weg met eenrichtingsverkeer en een boom in het midden. De weg gaat om die boom heen. Wie rechtdoor wil gaan, krijgt een ongeluk. Wie uitwijkt naar links of naar rechts afhankelijk van eigen instelling, 92

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

omstandigheden en mogelijkheden komt weer op de weg terecht, die verdergaat. Zo zult u het zich toch wel kunnen voorstellen. Nu zien wij in zeer vele mensen de neiging om stil te staan. Men kan niet geloven, dat na een lange periode van rechtlijnig streven het noodzakelijk is om een andere richting te volgen, al is het maar tijdelijk. Men zegt doodgewoon; Dan moet de fout bij mij liggen. In die innerlijke overwegingen komt dat voor en kan het gevaarlijk zijn. We hebben in de komende tijd dank zij die nieuwe frequentie, die nieuwe trilling, die nieuwe hiërarchie ook grote mogelijkheden voor de geest. De gedachte, het denken (mentaal zowel als geestelijk), de innerlijke realisatie gaan een veel grotere rol spelen dan tot nu toe. Wanneer wij tot stilstand komen, zullen wij daaraan geen deel hebben; dit ten eerste. En in de tweede plaats: We zullen tekort schieten t.o.v. onze mogelijkheden in de wereld, onze mogelijkheden in de cosmos. Wij moeten nl. voortgaan, wij moeten altijd progressief blijven. De kans om dus innerlijk een slag voor te blijven op deze verandering vinden we in heel oude leerstellingen. Ik wil er een paar van citeren. Zo ik de vlucht van de peil zie, richt ik mij niet op haar baan, maar op het punt waar zij treft. Wij hebben te maken met een einddoel. Dat einddoel kunnen wij voor onszelf visualiseren. Wanneer we dat einddoel maar voortdurend nastreven, zo zal blijken, dat we misschien geen rechte weg kunnen volgen, maar dat we wel altijd trachten er zo snel mogelijk te komen en zo goed mogelijk. Dat zal in deze tijd vaak heel belangrijk zijn. De wijsheid kan niet bestaan zonder het kennen, niet zonder het besef van de waarheid; en ze vloeit voort uit het begrip voor eigen verbondenheid met het andere. Er worden hier voor die wijsheid drie waarden gesteld. In deze tijd is men geneigd om of te kennen, of de innerlijke wijsheid alleen suprême te verklaren. In vele gevallen zal het eigen gevoel van verbondenheid met de medemens een zeer ondergeschikte rol spelen. Wat we nodig hebben in de komende tijd is wijsheid. Wijsheid, opdat we die verandering, die zich op ons innerlijk pad kan woordoen, kunnen verwerken zonder stilstand. Dan zullen we dus onze relatie met de wereld heel goed moeten begrijpen, en kennis van die wereld moeten zoeken in deze dagen. En daarnaast ook ín onszelf begrip en wijsheid trachten te zoeken. Dan is er nog een klein citaat van meer recente datum. Indien ik u zeg; “de hemel zal invallen”, zo beeft gij. Doch zo ik u zeg; “uw illusies zullen verpletterd worden”, zo glimlacht gij slechts. Want gij meent dat uw gedachten onoverwinlijk zijn. Toch zeg ik u, dat de gedachte van de mens plooibaarder is dan het ijzer, dat hij smeedt. De gedachte van de mens schijnt wel onveranderlijk te zijn. Ze is dat in wezen niet, ze is veel te plooibaar. En toch vreest de mens dit niet. Waarom? Hij vreest de illusie van een hemel, die instort; de leegte, die op hem zal vallen. En hij meent dan nog, dat hij erdoor getroffen zal worden ook. Zijn illusies, die ijler zijn dan de hemelruimte, acht hij echter onvergankelijk. Degene die dit heeft gezegd, sprak tegen mensen van wat minder ontwikkeling misschien dan de uwe althans in zeker opzicht maar wat hij zeide geldt voor u evenzeer. Meen niet dat uw voorstelling van de wereld onaantastbaar is. Vrees niet alleen die uiterlijke rampen, die mogelijk zullen uitblijven. Maar vrees die innerlijke ramp; die ramp van het ineenstorten van een verouderd denken en een verouderd reageren. Dat is het grootste gevaar in deze tijd. En dan is er nog een klein punt, dat ik eerst wil uitleggen om daarna te besluiten met het citaat. Wij zijn altijd op weg naar het onbekende. Achter ons ligt het vergeten, vóór ons ligt de droom; en in het zijn zelf beseffen we ons maar ten halve. Wat er werkelijk gebeurt maakt niet zoveel uit. Voor óns tenminste. Maar wat achter ons ligt is onvolledig. We zijn te veel vergeten. Wat vóór ons ligt is niet waar, en we moeten leven uit werkelijkheid. Dan moet die werkelijkheid dus omschreven worden. En dat deed een meester als volgt:

EK 1963 - 1964

93

Orde der Verdraagzamen In het heden ontstaan de dromen van morgen, waaraan ik nu reeds een begin kan geven. Niet datgene wat ik droom is waar, maar het begin dat ik heden maak. Het is daarom nutteloos te dromen over dat, wat men reeds heden kan beginnen te verwerkelijken. Ik geloof dat dit het beeld kan afronden van deze periode, waarin u zich bevindt. En dat het ook de verklaring kan geven voor vele moeilijkheden, waarin u verkeert. Het heden lijkt vaak zo onbelangrijk. Er zijn zoveel belangrijker dingen dan wat we nu kunnen doen. Maar die belangrijker dingen zijn voor ons niet volledig waar. Alleen wanneer we er vandaag een begin mee kunnen maken hoe klein of onbelangrijk ook zijn zo inderdaad voor ons leven interessant. En wat we heden kunnen doen op aarde en in vele sferen, kan alleen gebaseerd zijn op die steeds sterker overheersende nieuwe hiërarchie, die nieuwe trilling. Dan volgt hieruit wel - dat zult u begrijpen - dat wij in het heden moeten trachten onbevooroordeeld en niet gebaseerd op ideeën of idealen uit het verleden maar slechts over de feiten, waarover we beschikken, te handelen. Hiermee heb ik getracht u iets te schetsen van de geestelijke consequenties van het gebeuren. Er zijn echter nog meer punten daarbij betrokken. En een daarvan is deze; De mensheid als geheel wordt wel eens voorgesteld als één enkele persoonlijkheid: het oertype, de archetype, die men wel de Adam Kadmon noemt en die men in zijn in het Al belichaamde vorm ook wel eens de zonnemens noemt. Nu moge dat waar zijn vanuit een meer cosmisch standpunt. Wanneer wij echter de mensheid bezien, zo moeten wij tot het beeld komen van een aantal persoonlijkheden, verwanten als het ware. Er zijn op deze aarde een groot aantal entiteiten, die elk een groep regeren. Noem ze mijnentwege het gemeenschappelijk bewustzijn van die groepen. En deze kunnen t.o.v. elkaar sterk verschillen. Maar omdat hun structuur geestelijk is, zullen zij de veranderingen, waarover ik sprak, sterker ondergaan dan de lichamelijke mens. Het resultaat hiervan zal zijn, dat de eigenschappen, die bij elke afzonderlijke groep versterkt worden, andere kunnen zijn. Wij mogen niet rekenen op een algehele ontwikkeling voor de gehele mensheid, maar wel op zeer specifieke ontwikkelingen per groep. Dat ik hierop uw aandacht vestig geschiedt wel vooral, omdat menigeen niet zal kunnen begrijpen, hoe in deze tijd niet slechts de daden maar ook de ideeën van de mensen in een kennelijke, snelle ontwikkeling zo snel van elkaar divergeren. Wat vandaag vrede scheen is morgen krijg. Wat vandaag recht leek te zijn en rechtszekerheid wordt morgen tot onrecht, en omgekeerd. Deze dingen verwerken betekent: na te gaan of bepaalde groepen dus behoren tot een gelijke entiteit of tot een verwante entiteit. Ik wil u hier een beeld geven, dat te eenvoudig is (het is dus niet waar), maar dat kan illustreren, wat ik wil zeggen. Om agent van politie te zijn is een bepaalde mentaliteit nodig. Het zal dus duidelijk zijn, dat wij in de politiemacht veel mensen treffen van ongeveer hetzelfde type, dezelfde mentaliteit. Wat weer impliceert, dat zij zeer waarschijnlijk behoren tot eenzelfde groepsentiteit. Wanneer in die groepsentiteit een variatie ontstaat,een verandering van bewustzijn of houding aan de hand van deze cosmische invloed, zal niet één politieman maar zal dus het meerendeel van de politiemannen een nieuwe houding tonen, een andere mentaliteit gaan vertonen. Zij zullen zowel in de uitoefening van hun beroep als in hun filosofie nieuwe elementen zien ontstaan en voor zich niet eens kunnen begrijpen waar ze vandaan komen. Naast die politiemensen hebben we b.v. (het is niet waar, ik mag dus wel iets stellen) de groepsgeest van de kruideniers. (En misschien dat het vroeger krentenwegers waren en dat het nu mensen zijn voor een versneld zelfbedieningsbedrijf.) Ook die mentaliteit kan zich wijzigen. Maar nu kan het dus zijn, dat die wijziging tegengesteld is aan die van de politie, van die twee groepsentiteiten. Dan komt het verschil van die groepsentiteiten tot uiting in een verscherpt stelling nemen t.o.v. elkaar van twee groepen op aarde. (In het gestelde: kruidenierspolitie. ) Zij zullen beiden t.o.v. elkaar feller gaan optreden, feller reageren en beiden van hun recht volledig overtuigd zijn. Je kunt daaraan moeilijk ontkomen, tenzij je in jezelf verder terug kunt gaan dan deze groepsmentaliteit. En laat ons daarbij niet vergeten, dat zo wij allen misschien deel zijn van een zonnemens wanneer wij op aarde leven, dat wij allen als zielen zelfs deel zijn van de cosmische figuur (nee, de boven-cosmische figuur eigenlijk) van de Adam Kadmon wij in 94

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

onszelf daartoe terug kunnen gaan. Dan zal dus deze schijngestalte of deze gemeenschappelijke bewustzijnsvorm of hoe we haar willen noemen, alleen dan volledige macht en invloed over ons hebben, wanneer wij niet de innerlijke waarde beseffen, wanneer wij niet innerlijk verder kunnen gaan dan de vorminvloed, die daarvan uitgaat. Ook dit kan in de komende dagen van onmetelijk belang zijn. Niet alleen voor het ontstaan van een zekere objectiviteit in een mens, of het vinden van een meer alomvattende gedragsregel, maar wel degelijk ook om de geschillen, die hij rond zich ziet in wereld en maatschappij te begrijpen en te verklaren. Wanneer men geen begrip heeft voor deze dingen, dan zal men door de felheid van de conflicten getroffen zelf in conflict geraken. Wanneer men beseft waar de basis ligt van deze conflicten, kan men nagaan in hoeverre er parallellen van ontwikkeling zijn eventueel, en op deze parallellen een eigen actie baseren, zo deze noodzakelijk is. Men kan door het begrip, dat men voor beide zijden heeft, plus het uit stijgen boven een te eenzijdige beïnvloeding, zelve contact krijgen en behouden met alle groepen van mensen. Over Babylon wordt verteld, dat er op een ogenblik een verwarring was van spraak en taal. We hebben dat beeld al meer gebruikt. Maar ik geloof, dat het niet meer passend kan worden gebruikt dan juist hier. Een reeks van entiteiten, groepsentiteiten, die op aarde de mensen hebben geholpen en hebben geleerd a.h.w. samen te werken en te leven, divergeren in ontwikkeling. Het resultaat is tegenstelling, omdat ieder van de ander verwacht, dat hij een gelijksoortige ontwikkeling zal doormaken, en niet dat hij een anders gerichte ontwikkeling doormaakt. In de komende tijd zullen zowel de problemen van menselijke en politieke geaardheid, als de krachten uit de natuur die optreden en de verrassingen, die daaraan verbonden zijn, voor u heel wat moeilijkheden baren, ook in uw eigen gemoeds- en gevoelsleven, wanneer u dit over net hoofd ziet. Maar wilt u a.h.w. de vruchten plukken van deze omvorming, van deze vernieuwing, dan zult u eerst innerlijk zover moeten komen, dat u een ieder in zijn eigen waarheid en logica kunt aanvaarden, beseffende welke de invloed is, die deze eenzijdige ontwikkeling veroorzaakt. Overkoepeling van het leven is geestelijk en zelfs ook stoffelijk op het ogenblik meer noodzakelijk dan ooit. Niet een overkoepeling, die organen schept, begrijp me goed. Een autoriteit is zeker niet gewenst. Maar een begrip. De mensen die in zich de oude zonnemens (dus de oude goddelijke werkelijkheid a.h.w.) reëel kunnen maken, zullen de tolken kunnen zijn, waardoor groepen, die elkander niet verstaan, elkaar weer kunnen verstaan; en zo daar, waar een onmetelijke verdeeldheid dreigt, de eenheid tot stand kunnen brengen. Maar denk niet dat u dit kunt doen zonder ook te putten uit uw innerlijke kracht. U kunt door déél te hebben aan het conflict niets bereiken. Slechts wie er los van staat, wie als toeschouwer en buitenstaander a.h.w. het aan zich voorbij laat trekken, kan wanneer het nodig is de juiste stimuli geven, de juiste vertaling, de juiste punten van overeenstemming aanwijzen. Ik begrijp, dat dit onderwerp niet geheel beantwoordt aan hetgeen, wat u misschien van avonden als deze verwacht. Ik ga dan ook nu het woord overgeven aan een volgende spreker, die ongetwijfeld op een andere wijze tot u komt en op een andere wijze misschien ook tracht u iets duidelijk te maken dan ik dat doe. Vergeet echter één ding niet: wat nu nog theorie lijkt in uw ogen, wat nu alleen misschien een interessante aanduiding is of een kleine raadgeving, kan binnen enkele jaren voor velen van u een levensbelang worden. Het is daarom dat u die voorlichting krijgt, het is daarom, dat ik deze punten, die in direct verband staan met overleggingen en besluiten van de Grote Raad der Witte Broederschap, aan u heb voorgelegd. En nu onze gast. Onze gast, die een heel eenvoudig mens was en die misschien ook als geest en meester u wat erg eenvoudig zal voorkomen. Dat is althans mogelijk. Maar hij is zeker één, die reeds voor de Vikings uittrekken, het innerlijke contact met het juiste licht gevonden had en dit in herhaalde incarnaties op aarde heeft uitgedrukt. Steeds weer als een bijna simpele mens, die tot meester kon worden van hen, die dachten wijs te zijn. De belemmeringen van zijn aards bestaan vallen weg. En nu hij zich aan ons openbaart als een lichtende kracht, geloof ik dat hij ook in staat zal zijn u daarvan althans iets te doen gevoelen of over te dragen. EK 1963 - 1964

95

Orde der Verdraagzamen Ja, ik mag daar nog iets aan toevoegen. Hij is het licht, dat danst op de boog der kleuren. Voor degeen, die het begrijpt, misschien een interessante aanduiding. Ik dank u dan voor uw aandacht en geef thans het woord. over aan onze gast. Of na hem nog andere sprekers komen, is mij niet bekend. o-o-o-o-o-o-o Het is altijd weer wonderlijk om met mensen te praten, omdat mensen zo ontzettend zeker plegen te zijn van de dingen, die ze niet weten. En ik acht het in zekere zin een voorrecht, dat ik ook vanavond iets mag gaan zeggen. Wanneer u vindt, dat ik het wat te scherp of te cru stel, dan vraag ik u reeds nu om verontschuldiging. En laat mij dan beginnen met het belangrijkste van al deze dingen. Of je leeft in waarheid of in illusie is niet zo belangrijk, wanneer je leeft in werkelijke vreugde. Het is het leed, dat tussen de illusie en de waarheid die grote scheiding brengt en ze voor ons belangrijk maakt. Innerlijke vreugde kan nimmer voortkomen uit uiterlijkheden alleen. Innerlijke vreugde is de kracht, waarmee wij de wereld benaderen. Het is het licht, dat onze visie geeft aan een wereld, die op zichzelf kleurloos is. Waarom zouden wij dan streven naar andere dingen dan naar geluk, naar vreugde? Maar een vreugde is alleen een werkelijke vreugde, wanneer ze niet sterft met het licht van de dag of niet vervluchtigt na een uur als een vloeistof, die verdampend zich oplost. Laat ons zoeken naar de vreugden, die uit onszelven zijn. En laat ons trachten in die vreugden iets te vinden, dat ze duurzaam maakt. Helaas is er geen methode gevonden om vreugden te conserveren buiten de éne. Wie ik ook ben of wat ik ook ben is onbelangrijk, wanneer ik in mijn vreugde iets erken, dat meer is dan mijn denken. Wanneer mijn vreugde voor mij God representeert, dan is ze blijvend. Dit lijkt misschien verdacht veel op de neiging van sommigen om in het leven alles maar te nemen, wat ze krijgen kunnen. Maar vergeet één ding niet; Hij, die te weinig eet en bijna verhongert en hij, die veel te veel gegeten heeft, lijden dezelfde pijnen en in hetzelfde deel van het lichaam. En zo gaat het ons. Wanneer wij te veel vreugde willen hebben of te weinig vreugde durven aanvaarden, dan is ons leven pijnlijk. Maar wanneer wij een eeuwige vreugde vinden, die het ons voortdurend mogelijk maakt om meer vreugde te genieten, die ons voortdurend sterk maakt, wanneer een ogenblik de vreugde van buiten weg blijft, dan zijn we pas waardig en sterk. Dan hebben we de zin van het leven gevonden. Het lijkt dat in deze dagen voor de mensen het leven soms zo buitengewoon gewichtig en belangrijk is. Maar waarom? Velen zeggen, dat ze niets hebben om voor te leven, dat hun leven slechts waarde heeft voor anderen. Als dat zo is, zou het beter voor hen zijn om te sterven. Als je leven voor jou niet meer belangrijk is, wat is dan de zin ervan? En als je belangrijkheid wilt geven aan het leven, dan moet je eerst iets vinden, waardoor het voor jou belangrijk is. Wie slechts leeft uit angst om te sterven, sterft voortdurend. Wie leeft uit een besef van eeuwig leven, kan niet sterven, al sterft hij de dood. Dat zijn dwaze dingen, zegt men vaak. En nu staat u in een tijd, die voor u zo buitengewoon moeilijk wordt. Een tijd, waarin niemand raad schijnt te weten en alle recepten elkaar tegenspreken. Waarin de stijging van de wetenschap gelijktijdig de dood bestrijdt en hem zo massaal, brengt, dat de wereld beeft voor een algehele vernietiging. In deze tijd moet eerst iets herboren worden. En volgens mij is dat de ware vreugde van het leven. Want ik geloof in de eeuwige kracht, die mij een vreugde is, Ik geloof in het eeuwige licht, omdat het licht in mij is en me blij maakt, dat ik ben. Ik geloof in een God en een werkelijkheid, en in al die mooie ingewikkelde leuzen en in al die structuren. Maar ik geloof er niet in, omdat het zo moet zijn, maar omdat daaruit voor mij vreugde voortkomt. Wie blijmoedig is en vreugdig in zichzelf tijdens het leven, ja, wie het leven maakt tot de vreugdige erkenning van een groot bestaan, leeft werkelijk. Voor hem alleen heeft het leven zijn. En in deze dagen zult u keer na keer een beroep moeten doen op uw innerlijke vreugde dat de wereld buiten u wat zonneschijn te geven. “Het is een dwaas, die zijn licht onder een korenmaat stelt”, heeft een meester en vriend van mij gezegd. Maar ik geloof, dat het nog grotere dwazen zijn, die de wankele kaarsvlam van 96

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

hun wezen blootstellen aan een cosmische stormwind, in de verwachting dat zij niet gedoofd zal worden. Ge zult uw licht tonen daar, waar het licht kan geven. Niet daar, waar de storm het kan aantasten of waar dwazen het kunnen doden. En dat is erg belangrijk. Want u zoekt naar innerlijke waarheid, omdat u gelukkig wilt zijn, al zegt u, dat u het doen wilt voor de hele wereld. En nog zegt u dat alleen, omdat u daarin de vreugde van het leven ziet, de zin van het bestaan. U spreekt over plicht, omdat u voor uzelf het onaangename goed moet praten. Maar als alles, wat werkelijk uw taak is, u tot vreugde zou zijn, zou er voor u geen plicht bestaan, alleen vreugde. En daarom zeg ik: Wanneer je sterk wilt zijn in deze dagen, wanneer je innerlijk wijs wilt zijn in deze dagen, zoek de vreugde. Zoek die vreugdige kracht in jezelf, die niet afhankelijk is van het uiterlijk en van uiterlijkheden, maar die steeds bestaat. Het is prettig om met mensen te praten, maar, het is soms ook moeilijk. Hoe kan ik u zeggen wat ik ben en wat ik voel en wat ik denk? U zout; mij niet verstaan. En hoe kan ik u zeggen wat u. bent? U zoudt me evenmin verstaan. Het zijn alleen dwazen, die praten over het onbegrijpelijke. Daarom kan ik alleen praten over datgene, wat we gemeen hebben, wat van ons allemaal is. En het belangrijkste daarvan is wel; de vreugde. Dat is de meest intense kracht van het leven. Kun je blij zijn, wanneer de wereld vergaat? Alleen wanneer je weet, dat er een betere wereld door geboren wordt. Kun je blij zijn om te sterven? Kan het een vreugde zijn te sterven? Zeker, als je weet, dat je beter verdergaat. Kan het een vreugde zijn om te wandelen temidden van hellewerelden en demonen? O ja, als je maar niet bang bent en weet, dat dit de enige weg is naar waarheid, naar een werkelijk bestaan. Dat is het de verpakking is van het geschenk van de cosmos. Er is niets om bang voor te zijn. En als u veel duistere woorden gaat horen - en dat lijkt me in de komende tijd wel waarschijnlijk - laat u daardoor toch niet misleiden. Ze zijn de verpakking van het geschenk van een nieuwe tijd. Van een nieuwe ontdekking van uw ware zelf. Zoek niet naar de dreiging, zoek niet naar de ellende. Die heb je al genoeg. Zoek naar de verwachting, naar de vreugde, die het je mogelijk maakt om vandaag wat meer te zijn. En om morgen misschien wat meer te bereiken. Meer dan ooit zal er gesproken worden in deze dagen over uw verplichtingen t.o.v. de naaste. En meer dan ooit zal er een beroep op u worden gedaan voor de naaste. Het is mooi. Maar wanneer het u geen vreugde is iets te doen voor de naaste, laat het dan. Iemand die een ander bedorven voedsel geeft, vergiftigt hem. Iemand die geeft, omdat het gemakkelijker is te geven dan niet te geven, is een dwaas, die mogelijk veel voor zich en soms voor anderen vergiftigt. En geef niet alleen wat je eigenlijk niet nodig hebt of wat je wel kunt missen. Leer in alles wat je doet weer de naaste jezelf te leggen, wie geeft uit eigen geest, uit eigen wezen en eigen kracht, geeft uit de God, Die in hem leeft. En wie deze dingen schenkt, schenkt onschatbare waarden, onvergankelijke; en bindt blijvend Gods werkelijkheid in zijn daden. De mensen denken dat ze groot zijn, machtig zijn. Want ze hebben de atoombom al bedwongen, maar een neusverkoudheid nog niet. De mensen denken dat ze groot en machtig zijn, want ze hebben grote tempels gebouwd en ze roepen op het ogenblik ook al naar God met geluidsversterkers. Maar ze hebben nog nooit ontdekt welke taal God verstaat. Waarom zou een mens zo dwaas zijn? Moet je dan een god en een werkelijkheid hebben, die een mens is? Dan kun je hem net zo goed niet hebben. Dan kun je beter zelf god worden. Alleen wanneer de kracht, waaruit je leven wilt, waarnaar je roepen wilt, meer is, dan kan er grootheid in liggen. Dan kan dáárin de beleving liggen en de werkelijkheid, de vreugde. En in niets anders. Je verwacht van meesters dichterlijke en laat ons zeggen zeer wijze woorden. Ik zou eerder in dwaasheden willen spreken, omdat de mens dwaasheid meestal verstaat, maar wijsheid omvormt tot zijn eigen dwaasheden. EK 1963 - 1964

97

Orde der Verdraagzamen Vraag u af; hoe neemt de één-benige een stap? Hoe ziet de blinde de zonsopgang? Hoe vliegt de vis? Hoe zwemt de lucht? Vraag u eens af de dingen, waarop geen antwoord mogelijk is. Want weet u, in de dwaasheid, waarop geen antwoord mogelijk is, in de absurditeit, ligt de werkelijkheid. Niet omdat de absurditeit ons de werkelijkheid voortovert, maar omdat ze ons bewust maakt van het absurde van ons eigen denken. Als u in deze dagen kunt leren hoe absurd veel van uw eigen gedachten en denkbeelden zijn, dan kan de waarheid spreken. Dan kan de werkelijke vreugde ontstaan. Dan kan in de plaats van het spel met verlangen en angst waarheid komen. U bent hier, omdat u het wilt. En de wereld roept erom en zegt het te willen. Maar wie de moed niet heeft om soms een dwaas te zijn, zal nooit een wijze worden. Wie de moed niet heeft om de zwakkere te zijn, kan niet leren hoe hij de sterkere moet worden. Wie de moed niet heeft om te horen, zal nooit zo leren spreken, dat een ander hem verstaat. Ook onze Broederschap zal nog moeten leren. Want het is gemakkelijk om uit het geheim te spreken in raadselen; en om besluiten voor te leggen. Maar het is moeilijk om ze zo uit te spreken, zo duidelijk te maken, dat ze niet alleen maar de uiterlijke beïnvloeding zijn van een wereld, het scheppen van de onwillekeurige omstandigheden, maar dat ze kan worden tot een samenwerking met de mensheid, met het leven. Het is niet genoeg om goed te doen. Door goed te doen moet je een ander leren om goed te zijn. Het is niet voldoende om te streven. Streven heeft pas zin, als er een bereiking in ligt voor jezelf en voor een ander. Of een vreugde, waardoor je God in jezelf ontmoet. Het vreemde is voor mij, dat al wat gebeurt in deze tijd en in dit jaar, is als de flits van de bliksem. Er zijn weinigen, die haar zien. Zij horen eerst het rollen van de donder. Maar dan is de flits reeds voorbij en gestorven. Het is misschien een dwaas, die alleen let op het rollen van de donder en niet op het licht. Dan zijn de mensen, dwazen. Het licht is er nu. En dat, wat in de grote bijeenkomst is geweest, is slechts een zwakke voorafschaduwing van een tweede kracht van gelijk grote sterkte, die we verwachten kunnen. De gevolgen zult u later zien. Maar wie het licht heeft gezien, weet dat de gevolgen komen. En wie het licht ziet geniet de schoonheid ervan en ziet de openbaring van veel, wat verborgen is. Dit is de tijd, waarin het weerlicht, geestelijk weerlicht. Probeer iets te zien. Niet van het licht zelve, want dat verblindt misschien. Maar van de wereld, die uit het duister gehaald wordt. Mijn boodschap aan u is een heel eenvoudige. Veel van het onmogelijke wordt mogelijk. En veel van het onaantastbare valt ineen. Maar de kracht, die het veroorzaakt, is belangrijker dan het verschijnsel. En wie de kracht kent en de schoonheid ervan ziet, kent in zich een vreugde, waardoor hij alle verandering kan doorstaan. En daarom, daarom is mijn boodschap; Let op het licht van deze dagen. Let op die eigenaardige invloed in je wezen. En probeer de vreugde te vinden, die erin ligt. Probeer de vreugde te vinden, die deze dagen bieden. Opdat je daaruit het begrip van vreugde krijgt, dat je sterk maakt, wanneer de uiterlijke wereld voor een ogenblik die vreugde schijnt te ontberen. En gelukkig hij, die vreugde heeft in een wereld, die vreugdeloos dreigt te worden. Want hij schept vreugde. En gelukkig hij, die licht bezit in het duister. Niet slechts ziet hij zelve, maar hij is een baken voor anderen en kan hun voetstappen leiden. En daarmee moet ik dan afscheid gaan nemen. Ik ben geen meester, geloof ik, zoals u zich die voorstelt. Maar ik ben waarheid. Een waarheid in vreugde. U hoeft mij dus geen meester te noemen. Want als ge meer vreugde in u draagt dan ik, zal ik U gaarne meester noemen. Maar ik ben alleen iemand, die zeggen wil: De tijd, die is, draagt zoveel schoons in zich, zoveel sterkte, zoweel vreugdigs, dat je meer kunt zijn; dan je ooit geweest bent, als je er voor open staat. Dan kun je vreugde putten uit dingen, die aan je leven tot nu toe alleen maar bitterheid hebben gegeven; en kun je kracht putten zelfs uit dat, wat zwakheid heet. o-o-o-o-o 98

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ja, ik geloof, dat het goed is om bij deze meester nog een klein beetje toelichting te geven a.h.w. Hij is een eigenaardige persoonlijkheid, dat hebt u misschien bemerkt. Maar sommigen van u zullen ook ontdekt hebben, dat hij zich met Zen heeft bezig gehouden en wel een speciale richting daarvan. De waarheid, die hij wil geven, is eigenlijk zo ontstellend groot, dat ik me afvraag of ik er woorden voor kan vinden, beter dan de zijne. Maar als u spreekt over vreugde, dan moet u niet denken aan een pleziertje. Vreugde is je eigen benadering van de wereld. Iemand die vreugdig is, is iemand die in het stikdonker in het licht van enkele ster een reden vindt om te zeggen: “er is licht”, en op die manier probeert hij duidelijk te maken, dat je in jezelf door je eigen benadering van de wereld en al wat er bij hoort, kunt komen tot een absolute oplossing a.h.w. van de uiterlijkheden. Wanneer het uiterlijke wegvalt, dan ontstaat een andere toestand. Een toestand, die wel eens wordt vergeleken met vallen in de leegte. Doordat je een ogenblik alle maatstaven en alle gedachten achter je laat, wordt er iets anders geboren: een besef van een samenhang of van een structuur, die niet meer verdeeld is, maar die organisch één is. Het is dus het samenvoegen a.h.w. van onderdelen tot een geheel, waar je buiten kunt staan. Dat is de basis van zijn leer. En zijn vreugde is de beleving van dit geheel, ook zelfs wanneer we de delen nog afzonderlijk zien. Zijn gedachten van de mogelijkheden van deze tijd, zijn, ook moeilijk uit te drukken. Ze betekenen niet, dat er veel rampen en ellende zal komen, al zal er heus wel eens het een en ander aan de hand zijn. Ze betekenen vooral, dat de mens zelf dus het ongeluk zal ondergaan, dat hij groot gevaar loopt om zich erg ongelukkig te voelen, om zijn evenwicht kwijt te raken, om zijn plaats in de wereld niet meer te weten a.h.w. En hij meent, dat je dus door je innerlijke kracht en die innerlijke vreugde erbij kunt komen. De commentaren op zo’n meester zijn over het algemeen niet erg aangenaam. Je vreest, dat je de indruk ervan verstoort. En toch geloof ik, dat we de indruk van deze meester ergens kunnen versterken, wanneer je teruggrijpt naar iets, dat hij eigenlijk in het verleden heeft neergepenseeld (ik probeer dat vrij te vertalen), omdat daarin reeds dezelfde idee van de vreugde naar voren komt. En ik hoop, dat hij zijn kracht eraan wil lenen, zodat deze zonderlinge, wonderlijke mens van eens (deze lichtende geest van heden) u duidelijk wordt. Er is geen wind, maar alle bomen ruisen, want de vreugde leeft En waar leven is, is het sterven opgehouden. Daarom is geen wind. Ik ben krachteloos. En daarom sterker dan allen, want alle kracht; kan ik aanvaarden. Maar sterken behouden slechts hun eigen kracht. Daarom is zwakte…….. macht. Het leven is een spiegel. Maar wie zichzelve daarin ziet, beseft zichzelve slechts ten dele en kent het leven niet. Hij is een dwaas, die in ‘t verspeelde beeld zichzelf verdeelt en zo ten onder gaat. Licht is duister. En duister is licht. Hoe schijnt dan de nacht op de lichte dag. Wie dit vermag te beseffen, kent eeuwig licht in duisternis en eenheid in verdeeldheid. Hij kent het doel, waarin hij leeft. Dit zijn alle korte en in ritme en zin waarschijnlijk door mij bedorven leerdichten en leuzen, die deze meester eens neerschreef en eens opgaf als onderwerp van overpeinzing. Maar wat hem betreft zou ik willen zeggen: Als het licht schijnt in het duister, kan het duister het licht aanvaarden, zonder licht te worden. Maar het duister vlucht voor het licht, omdat het liever zelve is, dan dat te zijn, waarvoor het is geboren. U ziet, ik heb wat van hem geleerd. En voor u allen geloof ik, dat we daarom zijn lering ook nog kunnen samenvatten in een laatste spreuk van hem (uit een later leven van hem), waarin hij zegt; In wit zijn alle kleuren. Maar in de kleur kan ik het wit slechts zien, indien ik alle kleur tezamen breng. Wat ik in mij verenig, is eeuwig. Wat ik verdeeld beschouw, een spel van kleuren, die vergaan. EK 1963 - 1964

99

Orde der Verdraagzamen En daarom hoop ik, dat u hem zult zien als een eenheid. En zijn kreet om vreugde als de uitdrukking van het enige, wat voor hem - en ook voor velen van ons - reëel kan zijn boven alle vorm en alle tijd: de verrukking van het bestaan. Nummer 11. Esoterisch magische Kring. 14 Juli 1964. Er zijn in de laatste dagen veel dingen gebeurd, veel beslissingen genomen, en nog is men bezig om op het ogenblik alles te overzien, wat er op deze wereld gedaan moet worden. U begrijpt al, dat ik spreek over de Witte Broederschap. Rekening houdende met de omstandigheden wil ik trachten u deze laatste bijeenkomst in dit verenigingsjaar een overzicht te geven van enkele der meer belangrijke geestelijke aspecten. Alle krachten, die vanuit de cosmos de mensheid bereiken, bereiken niet slechts de mensheid zelf maar ook haar omgeving, haar milieu. Er vindt overal een practisch gelijke en gelijktijdige verandering van intentie, van trilling, ja, zelfs van bewustzijnsmogelijkheid op. Voor de menselijke geest is het moeilijk om hier onmiddellijk en volledig op te reageren. In de eerste plaats wordt zij belemmerd door haar eigen denken, de illusies die zij zich maakt, de idealen die zij meent te moeten dienen. Deze zijn immers slechts zelden volledig aan de werkelijkheid verwant. In de tweede plaats wordt deze mensheid belemmerd door een zekere traagheid in reactie, waardoor het leven van de massa over het algemeen aanmerkelijk achter ligt bij het werkelijke leven en het vrije bewustzijn van de eenling. Deze traagheid der massa kan geweten worden aan publieke instellingen, openbaar geldende regels en opvattingen, waartegen men zich ondanks gewijzigde inzichten van het “ik” niet durft verzetton. De Broederschap heeft deze dingen bezien en haar besluit staat vast. Er zal alles op alles worden gezet om binnen zeer korte tijd (men spreekt van ongeveer 18 maanden, ingaande waarschijnlijk ongeveer half September) een algehele geestelijke omwenteling tot stand te brengen. Om dit te doen wil men in de eerste plaats gebruikmaken van het reeds bestaande netwerk van ingewijden, groepen daartoe behorend, etc. Van deze uit zullen voortdurend nieuwe impulsen en over het algemeen conflictimpulsen in de wereld worden gebracht. Nieuwe stellingen, nieuwe strijdpunten zullen overal oprijzen. Bestaande instellingen en instanties worden aangevallen en worden misschien ook weer verdedigd. Dit is schijnbaar uiterlijk. Maar hierdoor hoopt men te bereiken, dat de mens zijn al te grote gevoelens van zelfrechtvaardigheid, van zekerheid, van recht, zal prijsgeven en dat hij zal komen te verkeren in een toestand, waarin hij weer gedreven wordt tot een zelfstandig zoeken en werken. Wanneer dit geschiedt, zo zal elk individu in het bijzonder leiding en steun krijgen. Over de procedure daarbij te volgen zijn nog niet alle beslissingen genomen, zodat ik u daaromtrent geen directe voorlichting kan geven. Pagina 124 en 125 van het origineel ontbreken wereld heel wat moeilijkheden brengt. Want een Mohammed is het niet met de Islam. Een Gauthama Boeddha verzet zich tegen het formeel Boeddhisme. Een Jezus kan zich niet thuis voelen in de kerken, die zijn naam voeren. En zo zijn er velen meer. Ik geloof daarom, dat het optreden van die meesters voor ons allen het karakter gaat krijgen van een vreemde inwijding, waarbij de persoonlijke harmonie en de persoonlijke instelling, een buitengewone grote rol spelen. Naarmate hun invloed sterker kan worden in de mens (en nimmer in een groep, maar altijd in de mens), zal die mens grote cosmische waarheden gaan beseffen en in vele gevallen gaan handelen met een wijsheid, die zijn eigene te boven gaat; gaan werken met krachten, die zijn eigen wezen verre te buiten gaan« Ik meen dat de genomen besluiten ertoe zullen voeren, dat de grootmeesters van de geest (zij, die leven ver achter de wereld, waarin wij alleen nog maar wit licht zien.) weer één persoonlijk gerepresenteerd worden. Maar nu niet door een lichaam of voertuig maar door velen op aarde zullen bewerkstelligen. En wanneer dit gebeurt, dan verwacht ik een toenemende inwijding maar ook een toenemende openbaring van al datgene, wat cosmisch waar is, wat cosmisch eerlijk is.

100

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ik geloof dat de komende tijd daarom omschreven mag worden als de voorstelling tussen illusie en werkelijkheid, de strijd van de leugen om zichzelf te handhaven, terwijl ze wegzinkt in het drijfzand van de feiten. De worsteling van het onbelangrijke om zijn onbelangrijkheid te verhullen tegen de toenemende druk der gebeurtenissen, de toenemende eis naar innerlijke zowel als uiterlijke waarden. Ik heb u dit alles gezegd als een inleiding voor datgene, wat vanavond door de andere sprekers wordt gebracht. In het kader van de Orde zouden wij ongetwijfeld spreken van gastsprekers. Ik geloof dat wij dat binnen deze kring niet behoeven te doen. Wij hopen zelfs (ofschoon dat nog lang niet vaststaaf), dat juist voor dit mystieke deel van de werkingen van hoger af ook de kringen van de Orde en wij denken daarbij in het bijzonder aan een kring als deze dus instrumenteel mogen worden en mogen voeren tot snelle en grote bereikingen. Ik durf daarover niet al te veel te zeggen. Maar één ding weet ik wel; De feiten, die u nu nog hoort, zullen althans in deze groep steeds meer terugtreden voor de emotie, voor de aangevoelde krachten, de stil beleefde inzichten van iets hogers, waarvoor woorden niet te vinden zijn en waar gelijkenissen nog steeds bij tekortschieten. Ik geef u thans de eerste spreker, die op deze avond vanuit de grote Broederschap tot ons komt. En ik hoop dat u ook daarbij rekening zult houden met het feit, dat hun doceren op zichzelf niet zo belangrijk is als de kracht die zij met zich brengen, de invloed die zij op deze wereld moeten betekenen. Ik dank u voor uw aandacht en wens u vorder een zegenrijke avond toe, Goedenavond, vrienden. De mensheid is verzonken in de dromen der materie. En uit de dromen der materie is de chimaera, de schaduw van het duister geboren, die steeds meer over alle doen en denken van de mens zijn sombere vlerken uitspreidt. Het zaad van goddelijk Licht valt op een verharde bodem en kan niet tot ontplooiing komen. Veel van het goede, dat de wereld gegeven werd, wordt weggesmeten, omdat men alleen maar zoekt naar macht en naar bezit. Nu wil ik u spreken over datgene wat komt. Uit de kracht van de Eeuwige, die ons allen u en ons doortrilt en beweegt, is de nieuwe harmonie van deze tijd geboren. De koning, ziende dat zijn land traag en lui werd, heeft een nieuwe landvoogd gezonden om hen te zeggen: ontwaak! Maar de koning heeft hem niet slechts gezonden met soldaten en wapenen; hij heeft hem ook gezonden met vele gaven en vele krachten. De rijkdommen van de vorst zijn gelegd in de handen van de landvoogd, opdat hij ze rijkelijk uitdele aan een ieder, die verdienstelijk is. En zie, men heeft die landvoogd een gevolg gegeven van de wijzen van het hof, van de leerlingen en de pages, opdat al wat er bestaat in de grote waarden van het paleis (in het moederland a.h.w.) ook daar zal zijn, waar de nieuwe heerser zich openbaart. Leef, zo zal hij de wereld toeroepen, bewust. En hij zal herhalen het oude: Bedenk dat slechts één wet belangrijk is; Gij zult uwen God liefhebben boven alle dingen en ge zult uw naaste liefhebben gelijk uzelf. Want zo is de wet. En hij zal hen toeroepen; Grijp uwe bezems en reinig uwe steden van het spinrag, dat de doorgang belemmert. Reinig uw gedachten, zo zal hij zeggen, opdat ge kunt verstaan wat mijn leraren u brengen. En zo is het besluit gevallen. Uit de wet van de onmetelijke Liefde zelf, uit de kracht van de Oneindigheid, wordt de harmonie van deze tijd geboren. En zo wordt ge op de proef gesteld. Gij zult voor uzelf de proef moeten doorstaan. De eisen die u gesteld worden zijn zwaar. Het is mogelijk dat men niet van u zal vergen, dat ge elke proef volledig volbrengt,wanneer ge ze aanvaard hebt. Maar nergens is gezegd, dat het niet zal geschieden. Wees bereid om lasten op u te nemen. Gelukzalig hij, die de moed heeft lasten te dragen. Omdat hij, die lasten draagt, een doel heeft. Omdat de last die hij draagt hem een paspoort is voor alle poorten, die hij moet doorschrijden, tot hij komt aan de laatste poort, waar hij beloond wordt voor zijn taak. EK 1963 - 1964

101

Orde der Verdraagzamen Gelukzalig is hij, die - eenvoudig zijnde - het nieuwe aanvaardt omdat het is, zonder te vragen waarom en hoe. Gelukzalig is hij die in de eenvoud van zijn aanvaarding leeft voor de kracht, die hij erkent. Die leeft uit de harmonie, die zijn wezen is. Want waarlijk, deze zal gaan langs afgronden zonder het te beseffen, hij zal treden overbruggen, die geen ander durft betreden, tot hij het doel bereikt heeft, het doel van zijn leven. Zalig zijn zij, die niet gebonden zijn aan bezit. Zalig; zijn zij, die niet zoeken naar de krachten der materie, naar de kennis als macht, naar de macht als wapen, maar die wetend, dat níets het hunne is, gaan zonder te vragen, zonder te eisen. Want zie, wie geen bezit heeft, draagt geen onnodige lasten met zich. Wie geen macht bezit, is niet de trekezel van degenen, voor wie hij een verantwoordelijkheid aanvaardt, of mij wil of niet. Hij is niet de slaaf maar de meester, en zie, een meester kan voortgaan, waar slaven blijven steken. Wees meester van uzelf als arme en ge zult het doel bereiken en ge zult de nieuwe wereld zien. Gelukzalig zijn zij, die veel verloren hebben. Want wie veel verloren. heeft, weet hoe hij een verlies moet dragen. Hij kan in een wereld, waarin steeds meer teloor schijnt te gaan, leven. En arm is hij, die nimmer verloren heeft. Want deze het verlies niet aanvaardend zal ondergaan met dat, wat hij tracht te behouden. Hoe gelukkig zijn de mensen, die niet de rede hebben gemaakt tot hun God, maar die God zoeken achter de rede en buiten de rede. Want zie, de kracht van het Eeuwige openbaart zich in alle dingen, maar in de rede kan zij zich niet openbaren, omdat de rede te klein is om haar te bevatten. Er zijn vele krachten en vele dingen van deze nieuwe tijd, die ge zult moeten leren beseffen, die ge zult moeten leren erkennen. Soms is het als die ene vleug van zon, die aan de druif zijn geur geeft. Soms is het als het ogenblik van stilte en rust, dat de wijn edel maakt. Er is altijd weer het ogenblik van verandering. En wanneer ik u spreken mag over dat wat komen gaat, zo zeg ik u dit; Al wat vast is, zal onvast worden. Al wat zeker schijnt, zal onzeker worden. Al wat weten schijnt; zal onwetendheid blijken. Al wat waarheid heet, zal op de proef gesteld worden. Want in de nieuwe kracht is er slechts één wet en één waarheid: Heb uwen God lief bóven alle dingen en uw naaste gelijk uzelf. Dit is de wet en een andere wet is er niet. De bron van uw bestaan, de kracht waaruit ge leeft, moet voortdurend in uw gedachten zijn. Gij, die niet leven kunt zonder een kracht uit het hoogste, gij moogt niet vergeten dat die kracht bestaat. Want slechts hij, die die kracht in zich erkent, leeft bewust. En wie die kracht voortdurend in zich erkent, leeft voortdurend bewust. En elke daad en elke gedachte is een stap nader tot de werkelijke eenheid, Er zijn wonderlijke dingen in deze nieuwe tijd. Want indien ge uw naaste lief hebt, zo behoeft ge geen wet. Wie zijn naaste liefheeft behoeft geen gezag. Hij behoeft geen godsdienst. Niets is hem van node dan de voortdurende gerechtigheid in zijn eigen wezen, de erkenning; Ik handel niemand ten nadele, ik handel goed. In de tijd die komt zal het ook heten: Zalig zij, die weten te zwijgen. Want zij die spreken, zeggen dat, wat zij niet zeggen willen. Zij uiten dat, wat verborgen zou moeten blijven. Zij openbaren zich, waar zij zichzelf zouden willen bedekken. En zij zullen dit niet kunnen aanvaarden. Weet te zwijgen in de tijd, die komt. En wees vrij en eerlijk. Want dit zeg ik: Zo ge een mens schaadt, bewust en wetend, zo zal voor u de weg moeilijk zijn. En zo ge een mens blijft schaden, bewust en wetend, de weg zal u gesloten zijn. Maar de wet is een grote wet. Want wie de naaste bemint, kan niet de een meer beminnen dan de ander. De menselijke liefde blijft buiten het spel. De moeder bemint haar kind en het kind gaat toch zijn eigen wegen. De man bemint de vrouw en de vrouw bemint de man en toch zijn hun gedachten en wegen andere. Maar de mens erkent de mens en zij gaan beidende wegen der mensheid. Dít is de weg. Wees harmonisch met allen. Wees oprecht in alle dingen. Zwijg, tenzij gij een waarheid spreekt, die de wegen van de goddelijke waarheid brengt voor de mens. 102

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

Ga uw weg in gerustheid. Want zo ge vreest, ge zult bedreigd worden. Doch wie zonder vrezen is, hij is beschermd door de kracht, die hem omringt, Ga zonder bedenken. Want hij die menselijk denkt, blijft gevangen in de materie en kent de kracht van de geest niet. Doch hij die zonder bedenken de innerlijke kracht aanvaardt en waarmaakt volgens de wet, hij erkent een goddelijke kracht, die alle materie beheerst; en de waarheid wordt hem geboren. Er wordt veel gesproken in deze dagen door zeer velen over de vernieuwing van een geloof of de vernieuwing van een menselijk bestel of zelfs de vernieuwing van al wat is. Maar ik zeg u; Wat thans sterven moet, zal herboren worden in waarheid. Maar een aanpassing van het oude aan het nieuwe is niet mogelijk. Zoals het zaad sterft in de aarde, voor de nieuwe korenhalmen opstijgen en vrucht dragen, zo zal het oude van deze tijd tenietgaan, opdat het vrucht drage en in veelheid van mogelijkheden en kracht voor alle mens de weg openbare. Er is geen beslotenheid van inwijding meer, want de waarheid is voor allen, zoals de goddelijke Liefde voor allen bestaat. Wie meent de waarheid voor zich te mogen behouden en te verbergen, is een dwaas. Want hij verbergt de as, waaruit het leven geweken is. Wie echter de waarheid openbaart en haar leeft, dag na dag, hij heeft het levende, dat rond hem en ín hem groeit en werkt en uit hem voortbrengt zijn eigen vernieuwde wezen. Het is een tijd van verandering en het is een tijd van belofte. Want geen van u zal eenzaam zijn, tenzij hij de waarheid en de vernieuwing ontkent. Geen van u zal alleen staan op de paden van de geest, omdat hij een is met de kracht van het leven, tenzij hij de vernieuwing verwerpt. Geen van u zal armoede kennen buiten degenen, die hun rijkdom willen beschermen. Dezen zullen ten onder gaan door hun gebrek aan vermogen tot delen. De kracht is voor ons allen. In ons allen is zij gelijk en in ons allen is zij, gelijk van waarde. Aanvaard de kracht in uzelf. Erken de grote wet. En bedenk, dat de heer zijn nieuwe landvoogd niet heeft gezonden om u te geselen en te onderdrukken, maar om een land, dat onvruchtbaar dreigt te worden, op te wekken tot nieuwe vruchtbaarheid, om dat, wat schijnt te sterven, op te wekken uit de dood, zoals eens Lazarus aan het woord gehoorzaamde. De Broederschap is het instrument, waarmee dit wordt volbracht. De Broederschap is de weg, langs welke het gevolg zal neerdalen om de wil van de landvoogd te volbrengen aan de mensen. Maar gij zijt het doel. En u is het leven, zo gij het aanvaarden wilt. U is de kracht. U is de erkenning en de heerlijkheid, de waarde van het onvergankelijke. U is de ontsluiering der geheimen en de zekerheid van het tijdloze gegeven. En in u zal dit alles kenbaar worden, beter dan mijn woord dit zeggen kan. De enige gave, die ik u geven kan, is mijn vrede. Ik geef u mijn vrede, opdat ge gerust moogt zijn in tijden van verwarring. Ik geef u mijn vrede, opdat ge ontvangen moogt zonder verwarring en angst dat, wat u geschonken wordt. Ik geef u mijn vrede, opdat zij de band der eeuwigheid tussen ons allen versterke en de grenzen tussen mijn wezen en het uwe wegvallen, wanneer wij gaan op het pad naar de hoogste bereiking. o-o-o-o-o-o Goedenavond, vrienden. Hoe kan een glimworm licht geven, als de zon schijnt? Hoe kunnen mijn woorden dan nog licht zijn na het licht, dat u zoeven gegeven werd? Maar er is de tijd, er is de taak en er is de kracht. Uit de eeuwige ritmen is een nieuwe melodie geboren. De woorden, van de oudheid zijn vervlochten en klinken nieuw en zijn herboren in hun vernieuwing. Ik heb vele groepen op deze wereld zien. gaan en komen, ik heb hen banden zien leggen en verplichtingen zien knopen, gaande van wereld tot sfeer en van sfeer tot wereld. En nu zie ik hen allen samenkomem. Een ogenblik van de tijd, een kleine planeet bevat zoveel.

EK 1963 - 1964

103

Orde der Verdraagzamen Dan beroert mijn wezen een ogenblik het grote wonder en schrikt haast terug, niet begrijpend wat geschieden zal. Want wie de wonderen van de tijd kent, wie de torens van Atlantis heeft zien wankelen, de tempels heeft zien instorten, de tafelen van de wet zien begraven onder het slik van de zee, hij gelooft soms niet meer in een terugkeer van de werkelijke vrede en het werkelijke paradijs. En toch zie ik dat allen terugkeren. Ik zie de lichten van het verre verleden weer glanzen in deze tijd, Meesters, wier namen gij allang vergeten hebt, zijn wederom vorm geworden. Lichtende vlammen, die neerdansen naar een wereld, die van hun bestaan niet eens een besef heeft. Ik zie de krachten van de Oneindigheid zich samentrekken op de grens tussen twee rijken; het rijk van uw nieuwe heerser en het rijk, dat ge verlaat. En ik weet: dit moet een wonder zijn. Ik geloof niet in een stoffelijk paradijs, waarin de leeuw weer ligt bij het, lam, waarin alle krachten die gij aan de hemel tekent weer saamgevloeid zijn tot een cosmisch rad, een geheel dat een ieder beseft, dat een ieder bezielt. En toch moet er iets gebeuren. Wanneer zovelen samenkomen op zo’n kleine wereld, zo’n enkel moment in die onmetelijke dimensie tijd, dan is hier werkelijk een. raadsbesluit gevallen, hoger dan dat van onze Broederschap, hoger dan dat van de meesters. Dan is er een raadsbesluit gevallen, lang voordat wij hiervan wisten, ver verborgen achter de bron, waaruit het licht een ogenblik het altaar beroert op het ogenblik van samenkomst. Dan vraag je je af: Wat is het wonder? En ik zie dat zielen, die gescheiden waren door vele grenzen, elkaar ontmoeten. Ik weet dat die grenzen moeten vallen. Ik weet dat er een spel gespeeld moet worden dat voor de mens onvoorstelbaar groot is, een spel van leven en dood, een spel waarin continenten beven, bergen opnieuw hun toppen steken naar de hemelen, gedreven door onderaardse krachten. Maar ik weet, dat dit alles slechts uiterlijk is en vertoon en schijn. Maar de werkelijkheid is, dat de eenheid hersmeed moet worden, die eens teloor ging, toen in de tijd der Lemuren men een rijk vestigde en zocht naar een verdeling van macht. Wat zo lang lijkt in de ogen der mensen, zo kort is het in de werkelijkheid van de tijd. Het wonder dat geschieden moet, is het verbinden van de vele groepen en krachten, die eens afzonderlijk de wereld betreden hebben, eigen wegen wilden zoeken, ja, zelfs zich eigen vormwerelden schiepen in de sferen, opdat zij hun eigen leven zouden kunnen voeren. Ik zie ze maast elkaar staan, de oude krachten en de nieuwe. Ik zie de vergeten Moeder van eens, die geëerd werd door de eersten, die bewustzijn hadden. Ik zie ze, Aphrodite, Isthar, Venus. Ik zie ze allen tezamen komen. Ik zie ze als de kuise Diana, maar ook als de heks, de Hekate. Ik zie ze allen tezamen. En ze moeten versmelten tot een geheel. Al die verschillende gestalten van moederlijke kracht, van vrouwelijk kunnen, van vrouwelijk goddelijke invloed zal weer herboren moeten worden tot dat ene; de waarlijk lichtende kracht, die Al in zich draagt. Het magisch geheim, het geheim van de voortbrenging. De scheppende gedachte en de zachtmoedige afwachtendheid. De levende kracht, de strijd om het leven om de zekerheid, dat zij het leven draagt. De wijsheid, die de mensen begrijpt en het innerlijk weten dat de sferen maakt tot dienaren van de bewuste. Ik zie de goden van het verleden en heden saamgerijd. Ik zie ze daar staan, de ouden die lichtgoden waren| of ze nu Etel heten of Osiris of Re of Amon, of ze Beker (?) heten of anders. En allen tezamen zijn ze één en hetzelfde geworden: het licht dat naar de aarde komt. Zoals de vrouw door sommigen misschien nu Maria genoemd wordt en de figuur van de man is misschien wel Jezus. De verdeeldheid der groepen en de verdeeldheid der geheimen moet samensmelten tot een nieuw geheel. Herboren moet worden de mannelijke kracht, die schept, die verdedigt, die actief creërend vanuit zich baart en toch zichzelf verliest om tot eenheid te komen met de vrouw. Het paradijs van vrede wordt niet herboren door de uiterlijkheden van een wereld, maar door het samensmelten van die vele krachten, begrippen en inwijdingen van het verleden, totdat overblijven de twee, de primaire figuren van leven, die moeten teruggaan tot die ene figuur, de perfecte hermaphrodite, de voleinde mens, de oervorm waarin God de mens heeft geschapen. En ik weet dat dit in deze dagen begint. Daarom is het voor mij een tijd van wonderen. En alle spel van machten en krachten is mij niets en onbeduidend vergeleken bij dit ene: Na een tijd van verdeeldheid en steeds grotere 104

EK 1963 - 1964

© Orde der Verdraagzamen

Esoterische Kring

verdeeldheid begint - geleid door en misschien gedrongen door de scheppende kracht - de gang naar eenheid en, niet in stoffelijke vorm, maar één in bewustzijn, Rond uw wereld hangt als een fluoriscerend gordijn de wereld van gedachten, waarin gij allen deelt menselijk bovenbewustzijn, waarvan geen mens zich het bestaan weet te realiseren, dat, wat ten hoogste een theorie blijft voor hen, die erover durven spreken. En dit bewustzijn moet toegankelijk worden. Het geheel van menselijk weten en denken, ja, zelfs van geestelijk denken van bepaalde sferen, zal moeten samenvloeien in elk individu, tot allen het geheel kennen en uit verdeeldheid en geheimen geboren worden openheid en eenheid. Alle geboorte is pijn. Het kind, dat de moederschoot verlaat, uitgeworpen plotseling in een vreemde, een harde en lichte wereld, doet het niet zonder pijn. En de moeder, die het voortbrengt, lijdt bij het voortbrengen. In deze dagen zullen wij mee moeten lijden met uw wereld. Want vele zijn de problemen en groot zal de smart zijn, wanneer gescheiden moet worden de waan van de werkelijkheid, het menselijk denken van de waarheid. Het zal een grote strijd zijn. Maar in het toenemen van de benauwdheid komt ook de toenemende zekerheid, dat het nieuwe geboren wordt. Wij zullen deelhebben misschien aan de pijn, de strijd en het leed, die voor uw aarde zullen bestaan. Maar we zullen ook deel hebben aan de vreugde, wanneer uit veelheid en verdeeldheid weer de eenheid geboren is dan klinken de gezangen van de oude altaren nog voort in deze dagen. Egypte spreekt nog, al zijn de gewaden en de namen anders geworden vergeten. Babylon herleeft aan de oevers van de zeeën en men bouwt wederom tekens tot aan de hemel. Zoals een Icarus, zo wil de mens vliegen naar de zon. Het oude weerklinkt in het nieuwe. En juist daardoor kan de ziel van het oude spreken in het nieuwe. Daarom kan de kracht van het vergetene opstaan en opnieuw spreken. Daarom kunnen al die onoverzichtelijke kluwens, die men karma noemt, ontward worden in deze tijd en worden gemaakt tot een waarheid en één zekerheid. Daarom kunnen de slavenketenen, die de mens zichzelf heeft gesmeed, eindelijk gebroken worden en kan hij vrij treden in een wereld, die hem waarlijk toebehoort. Het is wonderlijk om die tijd te zien. En het is een vreugde te weten, dat de wereld en de mensheid opstaan uit wat bijna een geestelijke dood was. En het is die dankbaarheid, die ik u op deze avond in het bijzonder wil voorhouden. Dat, wat één is met het grote, wordt beschermd door het grote. Zoals eens degeen, die de god of godin diende, beschermd werd door de god en de godin, zo beschermt thans de waarheid en de levende kracht hem, die de waarheid en levende kracht aanvaarden en dienen. Zoals men eens de zegels kende en de geheimen. van het verleden, zo wordt nu het zegel van de nieuwe tijd geboren. Getrokken worden de nieuwe lijnen en getekend worden de nieuwe krachten. En de vergeten wetenschap van eens wordt het leven van de toekomst. Niets is schoner dan te zien hoe het streven omslaat in leven. Niets is schoner om te zien dan de smart, die wordt tot vreugde. Niets is wonderlijker, vreugdiger om te zien dan een verdeeldheid, die tot eenheid wordt, En zie, dit is het zegel van deze tijd. Dit is de taak, die ons wordt gesteld. Dit is de kracht, die ons beroert. Laat ons dankbaar zijn. Laat ons dankbaar zijn voor een waarheid, die ons waarlijk onszelf doet ontdekken. Niet als een droom, een illusie, of een eenvoudig stukje belangrijkheid temidden van een onmetelijk Al, maar als het deel van een godsbeeld, door God zelf geschapen en bezield. Met als alleen maar een ikheid, die zoekt naar het Hogere; maar de boog van licht, die hemel en werelden omspant van begin tot einde. Hoe goed is het te weten, dat dit geboren wordt uit ons streven. Ik ken de taak niet, die de komende eeuwen gaan brengen voor de mensheid. Maar ik ken wel de taak, die aan de mensheid, aan mijn broeders om aan mij is gesteld in deze dagen. Vind de vrijheid. Niet, opdat gij alleen moogt zijn tussen allen, maar opdat gij bevrijd van al wat u begrenst één moogt zijn met allen in de werkelijkheid van een goddelijk streven. De taak die ons gesteld is, is; Breek de banden! Breek desnoods de mensen, maar bevrijd de geest! En al wat er in ons is aan leven en kracht, al wat er in ons bestaat aan bewustzijn en genegenheid voor al het levende, dat zullen wij nemen om de banden te breken. En als het EK 1963 - 1964

105

Orde der Verdraagzamen niet anders kan …… de mens. Want vrijheid zullen wij geven. Al zouden wijzelf daarin gebroken worden, dan nog zullen wij vrijheid geven. Want vrijheid en de vrije dienstbaarheid, de vrije genegenheid, de vrije erkenning van een cosmische eenheid, zijn de krachten en de wapenen waarmee de vernieuwing, (het nieuwe paradijs) geboren moet worden. Wat moet ik u meer zeggen op deze avond? Er is u veel gesproken over deze dingen. En meer zal u gesproken worden over deze dingen in de dagen die komen. U is de kracht gegeven van deze dingen. Er zal u meer gegeven worden in de dagen die komen. Wat moet ik dan nog tot u spreken? Besef slechts één ding: Zo gij waarlijk streven wilt en kunt naar de nieuwe vrijheid, de nieuwe kracht, zo zijn wij één in streven en werken. Wie aanvaardt de taak van deze dagen, het vinden van het volbrachte lot, het afgerond karma, het bevrijde ik, zal ons aan zijn zijde vinden. En alle krachten die wij regeren, van het water, van de aarde, van het vuur en van de lucht, zij zullen dienen tot dit doel. En alle krachten die wij kennen in de sferen en die zijn in de sferen, zij zullen spreken, zij zullen weizen naar dit doel. Wij allen tezamen, gij mensen, ten dele onbewust van uw doel, wij in de geest, beseffend het doel maar niet kennend de redenen, wij zullen gezamenlijk volbrengen. En uit het begin van deze tijd zullen wij de bewuste ene mensheid voortbrengen, die eens was, opdat de keten van het menselijk lot voltrokken worde, nadat nog twee heersers voorbij zijn gegaan. Goedenavond. Vrienden, hiermede hebben wij dan de sprekers van hedenavond gehad. En om gezien de omstandigheden het een en ander te vereenvoudigen kom ik nog een klein ogenblik tot u. Wat u vanavond hebt gehoord is meer dan alleen maar een les, of alleen maar een verklaring. En ik heb zelf met grote vreugde en met een innig gevoel van dankbaarheid geconstateerd, dat eindelijk de zin van deze vernieuwing, ook aan de mens gegeven mag worden. Ik geloof dat dit wel het glorieus besluit genoemd mag worden van wat we in een jaar gezamenlijk hebben gezocht aan geestelijk bewustzijn, aan geestelijke wijsheid. En ik geloof ook dat dit een belofte mag zijn ongeacht de weg die gij volgt of die wij moeten volgen voor een steeds sterker kracht en licht in de toekomst, Ik mag nu het medium wel vrijgeven. en wil dit doen met een innig gemeende dank aan allen onder u die niet slechts hebben getracht de krachten te horen of in zich op te nemen, maar die hebben getracht ze meer waar te maken. Wij danken u dat u ons de mogelijkheid geeft ook langs deze weg te werken voor die grote taak waarover u vanavond zoveel hebt mogen vernemen.

106

EK 1963 - 1964

Related Documents

Ek 63 - 64 - 731kb
October 2019 7
63-64
December 2019 4
Ek 62 - 63 - 892kb
October 2019 15
Ek
June 2020 31
63 63
November 2019 46
63
December 2019 52

More Documents from "Silviu"