Casus 'rondneuzen Bij De 3,4-jarigen Van Juf Ellen'

  • Uploaded by: mike
  • 0
  • 0
  • May 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Casus 'rondneuzen Bij De 3,4-jarigen Van Juf Ellen' as PDF for free.

More details

  • Words: 1,671
  • Pages: 5
CORRECTIESLEUTEL BIJ DE CASUS ‘RONDNEUZEN BIJ DE 3/4-JARIGEN VAN JUF ELLEN’ Juist / ? / Fout-vragen

1. Juist. Hechte vriendschap bestaat bij kleuters niet. Een vriend is iemand die aardig tegen je is en met wie je leuk kunt spelen. Vriendschap is oppervlakkig en nog niet duurzaam op deze leeftijd (bv. tussen Kathleen en Marlies botert het weer niet meer, hoewel ze aan het begin van de week nog de beste vriendinnen leken). 2. Fout. De kleuter beschikt al over zelfkennis, en deze groeit naargelang zijn sociale contacten toenemen. De zelfkennis blijft echter beperkt tot de beschrijving van uiterlijke kenmerken, bv. ‘ik eel groot’, ‘ik lust graag tomatensoep’, etc. 3. Onbepaald. Er zit informatie in de casus die een indicatie kan zijn van het ‘oedipuscomplex’: Lesley wil met zijn mama trouwen, hij bewaart een cadeautje voor haar. Hij mist zijn mama ook vaak overdag. Indicaties voor ‘castratie-angst’ ontbreken. 1 4. Fout. Het interesseert hen wel nog en die interesse breidt zich zelfs uit met een focus op de geslachtsdelen, maar het ontdekken van deze verschillen gebeurt wel minder in het openbaar. Bv. bij doktersthema een grote nieuwsgierigheid om andermans lichaam te leren kennen. 5. Juist. In de sociale contacten leert de kleuter zichzelf kennen, enerzijds door het beeld wat hem wordt voorgehouden, anderzijds door de dingen die hij/zij zelf ontdekt. Bv. Maarten weet dat hij heel mooi kan schilderen omdat zijn mama dit zegt. 6. Fout, echte taakbereidheid wordt pas aan het einde van de kleuterperiode bereikt. Bv. Een aantal kinderen beginnen een tweede tekening te maken met de klodderverf, maar werken deze niet af en houden het voor bekeken. 7. Juist. Deze kleuters denken nog sterk vanuit hun eigen standpunt en kunnen bv. het standpunt van iemand anders niet innemen (bv. Maarten valt, andere kleuters komen tonen waar zij pijn hebben). 8. Juist: Juf Ellen leert de kleuters liedjes en versjes aan. In haar klas zijn puzzels aanwezig. Juf Lut speelt met de kleuters een verstopspel, waarbij telkens één kleuter verstopt wordt onder een laken. Vervolgens moet er geraden worden welke kleuter verstopt is. Deze activiteiten doen allen een beroep op het geheugen. 9. Fout: Lesley vertoont eerder tekenen van aarzelend spreken. Dit komt nogal eens voor in emotioneel geladen situaties (zoals Lesley die afscheid moest nemen van zijn mama).

Open vragen 10. Motorische ontwikkeling a. Algemeen: bewegingsactiviteiten, kwalitatieve veranderingen vooral. b. Activiteiten: - Dansje met juf Lut (Weekplanning appel) - Kruipen zoals de rupsen op/in appels - Turnen met matjes - Experimenteren met technieken - Bewegingsmomenten met gipsen Perceptuele ontwikkeling a. Algemeen: kleuter krijgt steeds meer oog voor detail. b. Activiteiten: - Appels proeven - Licht en donker – thema - Liedjes zingen - Luisteren naar verhaaltjes - Knusse knuffelhoek 11. Bv. Silke tekende alleen armen en benen (= kopvoeter), een mens zonder romp. Ook de politieagent van Frederik is vrij onherkenbaar. Jana tekende ook kopvoeters. Tomas tekende wel al een romp, maar ook daar ontbreken weer andere ‘realistische kenmerken’ zoals een nek, armen aan het hoofd i.p.v aan de romp, geen haren. Amber heeft nog het meest oog voor detail in haar tekening: haren, schmink, alleen het lijfje van haar zus is nog niet echt realistisch. 1 12. Bv. bij de weekevaluatie van het thema appel. ‘Hoewel veel kleuters van de klas, vooral meisjes, nog veel behoefte hebben aan lichamelijk contact en af en toe een knuffel, is dit bij Kathleen erg opvallend deze week. (…) De jongens in tegenstelling tot de meisjes, vliegen elkaar regelmatig in de haren of zitten al vechtend te spelen op de mat. Zij komen meestal op een onbewaakt moment ook wel eens om een knuffel of schouderklopje te halen’. 13. Invuloefening: Cognitieve ontwikkeling 1. De thema’s nodigen uit tot creativiteit: bv. Goudlokje en de drie beren, de dokter, licht en donker, schatten in mijn zakken; 2. De materialen die de juf in de klas brengt, bv. doktersmaterialen, 3. De verhaaltjes die ze vertelt en de liedjes die ze zingt; 4. De hoeken: bv. exploratiehoek, poppenhoek, enz. die de kinderen uitnodigen om vrij hun fantasie te gebruiken in hun spel. 14. a. *Woordenschat breidt uit, langere en meer volledige zinnen, kleuter maakt nog fouten, bv. Appel: auditieve boodschappen interpreteren, ervaringen verwoorden, luisteren en spreken verfijnen. * Niet alleen met ouders, maar ook met Juf, klasgenootjes, familie, etc. , bv. Appel: ervaringen uitwisselen (communicatieve vaardigheden). * Aarzelend spreken: bv. Week 1, Lesley die afscheid moet nemen

* Zelfbeschrijvingen/zelfkennis: bv. het kennismakingsgesprekje (Week 1) en Dennis met zijn knappe appeltekening (Week 4). * Bedmonologen: bv. Elke over Goudlokje (Week 5) b. Invuloefening: - veel en gevarieerd taalgebruik - fonologie, morfologie, semantiek, syntaxis 15. Kleuters leren al spelend. a. 1. Speelmat/Bouwhoek in combinatie met de open kastruimte met blokken, autootjes, enz.; 2. Tafeltjes en stoeltjes in combinatie met de open kastruimte met fijne constructiematerialen; 3. Schilder-/Plak- en Tekenhoek; 4. Water/Zand-/ Exploratiebak; 5. Poppen- en huishoudhoek b. SAMEN spelen, begint vanaf kleuterleeftijd. 1. Constructiespel, maar eventueel ook doen-alsof bv. chauffeur spelen. 2. Constructiespel, eventueel ook doen-alsof. 3. Constructiespel. 4. Bewegingsspel, constructie ook mogelijk. 5. Doen-alsof/ Rollenspel. c. 1. Constructiespel: parcours uitzetten voor de driewielers (Week 3), tekenen van appel (Week 4), het maken van kleine en grote bedjes en stoeltjes (Week 5); de bakkerij (Week 8 en 9) 2. Bewegingsspel: het grofmotorisch materiaal, namelijk de zitballen en de fietstenstalling (Week 3); bewegingsmomenten met gips (Week 10) 3. Doen-alsof/ Rollenspel: babykamer met verzorging, poppen, etc. (Week 6), de bakkerij (Week 8 en 9). d. 1. Keuzevrijheid, ongedwongen karakter: kleuters worden niet verplicht om te spelen, laat staan dat de manier waarop ook nog gedicteerd wordt. 2. Plezier: kleuters spelen graag, ze genieten en lachen volop. 3. Dagelijkse wereld en fantasie zijn beide aanwezig. Kleuters spelen graag dingen na (bv. moeder, vader, kindje, dokter, bakker), maar gebruiken daarbij steeds ook hun rijke fantasie (bv. ronde voorwerpen worden broden of auto’s of kolen, verkleedmaterialen worden gebruikt, etc.). 4. Geen grens tussen spel en arbeid. Het spel van de kleuter is vaak arbeidsintensief. En omgekeerd kan de kleuter van een bepaalde opdracht een leuk spel maken. e. In het spel ontwikkelen kinderen: bv. motorische ontwikkeling, taalontwikkeling, sociale ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, enz. Keuzevrijheid is een belangrijke voorwaarde en kenmerk van het kleuterspel, en dus van ontwikkeling. 16.

a. Voor kleuters is goed datgene wat het kind in zijn belevingswereld ervaart als prettig (= beloning, geen straf), datgene wat in het eigen voordeel speelt. Ze zijn in staat om te begrijpen welk gedrag een beloning zal opleveren, en welk gedrag bestraft wordt, en kunnen op die manier dus regels en afspraken verinnerlijken. Hun geweten is een spiegelbeeld van de regels en verwachtingen die volwassenen aan hen opleggen (via straffen en belonen, en via voorbeeldgedrag). Of ze zich aan de regels zullen houden, wordt dus bepaald door factoren als: zijn er straffen en vooral beloningen verbonden

aan hun moreel gedrag, krijgen ze de kans om modelgedrag te imiteren (m.a.w. wordt het goede voorbeeld gegeven, thuis en op school). b. Kleuters weten wat mag en niet mag (kinderen mogen niet met messen spelen), ze hebben deze regels verinnerlijkt (het zogenaamde spiegelgeweten). Ze begrijpen ze echter nog niet goed, ze weten nog niet goed waarom iets moet of juist niet mag. Ze hebben het dan ook moeilijk om zo’n regel te verantwoorden. 17.

a. Bv. de bakker die kan toveren met deeg (Week 8 en 9), de associatie tussen overgeven en doodgaan (Week 10), de link tussen kaarsen en een verjaardag vieren (Week 11). b. Verwarring tussen enerzijds hun rijke fantasie en anderzijds de omgeving die kleuters nog volop verkennen. Daarom lijkt het dat kleuters soms erg onlogische verbanden leggen of vreemde verklaringen geven voor bepaalde fenomenen in de werkelijkheid. Bv. ‘Waarom regent het? De wolken zijn verdrietig.’ c. Pre- operationele stadium (idem als peuter).

18. Ervaringsgerichtheid? a. Ja. Ze probeert tegemoet te komen aan de belevingen (bv. pijn (week 2)) en interesses/problemen (bv. jaloeziegevoelens bij nieuw broertje of zusje (week 6)) die de kleuters ervaren. b. 1. Vrij kleuterinitiatief: Juf Ellen organiseert regelmatig vrije momenten of laat kleuters de keuzevrijheid om deel te nemen aan bepaalde begeleide activiteiten. 2. Milieuverrijking: Juf Ellen probeert telkens haar hoeken te verrijken, bv. via het meebrengen van extra materialen, bv. thema dieren wordt geschrapt voor dokter en materialen zoals windels, doktersspullen, een draagberrie en dergelijke komen mee naar de klas. 3. Ervaringsgerichte dialoog: bv. het gesprek over de messen bij de piraten (Week 7). Geëmancipeerde mens: 1. Bevrijdingsprocessen: streven naar een hoog welbevinden. Bv. via de ervaringsgerichte dialoog. 2. Creatieve processen: streven naar een hoge betrokkenheid. Bv. door vrije keuze, verschillende hoeken en boeiende hoekeninvulling, etc. c. Suggesties zijn uiteraard nog welkom. 19. Zorgbreedte: onderwijs voor iedereen én voor de volledige persoon. Dus: zorgverbreding nodig! Twee richtsnoeren: welbevinden en betrokkenheid. Een voorbeeld in de casus is het ervaringsgerichte observatiesysteem dat Juf Ellen gebruikt. In de cursus staan eveneens 10 actiepunten voor zorgverbreding beschreven. Voor elk puntje zijn er voorbeelden in de casus beschreven. Dit betekent echter niet dat initiatieven tot betere zorgverbreding bij Juf Ellen niet mogelijk zijn, integendeel alle suggesties zijn welkom.

20. a. Inclusief onderwijs b. Type 6 en 7 21. Cognitief. Het denken van de kleuter heeft nog niet zoveel mogelijkheden als bv. het denken van het lagerschoolkind. Kinderen kunnen nog maar met een beperkt aantal kenmerken rekening houden, vandaar is het belangrijk dat ze heel wat structuur aangeboden krijgen, zodat niet iedere dag één grote chaos van nieuwe dingen wordt. In een gestructureerde omgeving zijn er afspraken en regels, zijn er dagelijkse rituelen, enz. Kortom: een herkenbare omgeving waarin de kleuter zich thuis voelt. Deze structuur komt tegemoet aan de behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit. 22. Laag welbevinden: Lesley, Marlies, Jasper (suggestie: ervaringsgerichte dialoog/opvolging) Lage betrokkenheid: Kathleen, Els, Elke, Jasper, Jana, Chloë, Lesley (suggestie: milieuverrijking/ervaringsgerichte dialoog/opvolging) (Opgelet, betrokkenheid = momentmeting! Kan ook bv. een slechte dag zijn, buikpijn, huisdier gestorven). Uitval op bepaalde competenties: Frederik (representatie beeldend, sociaal, zelfsturing) (Suggestie: stimulatie van de uitvallende competenties door bv. aangepaste opdrachten (differentiatie, werken in zijn zone van naaste ontwikkeling) en systematische observatie van de verdere ontwikkeling).

Related Documents


More Documents from ""