De koning van alle tempels : de Amontempel in Karnak Het is een stad van tempels die over een tijd van 2000 jaar gebouwd is, en is opgedragen aan de Theben triad van Amon, Mut en Khonsu. Voor de niet opgeleide oude Egyptenaren moest dit de stad van de goden zijn. Het is de moeder van alle religieuzen gebouwen, de grootste ooit gemaakt en al 4000 jaar een pelgrimsplaats. Hoewel de pelgrims tegenwoordig toeristen zijn. De stad beslaat bijna 200 hectaren. Het heilige afgesloten gebied van Amon alleen al is 61 hectaren groot. De kathedraal in het midden van Karnak is zo groot dat St. Peter's, Milan en de Notre Dame zouden verdwalen tss de muren. Zoals de piramiden beschouwd kunnen worden als de symbolen van het koningschap in het Oude Rijk, zo kan men de twee tempels van Karnak en Luxor zien als die van het Nieuwe Rijk. Generaties farao's hebben bewijzen geleverd van hun vroomheid, hun macht, hun rijkdom, uitgestrektheid en belangrijkheid. Meer dan welke andere tempel ook is Karnak het verblijf van Amon gebleven, een waar paleis voor een god en het is niet vreemd dat de eerste toeristen in Egypte "de Grieken en de Romeinen", deze ruines beschouwde als mensenpaleizen. In Karnak werd Amon gevoed, gelaafd, bewierookt, gezalfd. Van daaruit bracht hij bezoeken aan andere goden in hun tempels. Amon woonde er niet alleen. Er waren ook tempels voor Khonsoe, Moet en anderen. Karnak is oeroud, mogelijk even oud als Thebe zelf. Niet minder dan twintig eeuwen lang werd er aan gewerkt, gebouwd, vernieuwd, veranderd, weggebroken, opnieuw hersteld. De reusachtige muur die er beschermend omheen sluit geeft het tempelterrein aan en toont meteen hoe ontzaglijk groot dit is. Een aantal poorten geeft toegang tot het terrein. Van de gebouwen uit de vroegste tijd is niets meer over: die verdwenen bij later bebouwingen. De grote tijd van Karnak is die van de 18e dynastie, ongeveer 1570 v. Chr. De farao's van die dynastie lieten schitterende tempels neerzetten. Deze zijn niet zo verpletterend groot als de fameuze hypostyle-zaal van Ramses II, maar ze zijn eleganter van verhoudingen en verfijnd van afwerking. Koning Hatsjepsoet schonk Amon een heiligdom voor zijn bark en de twee beroemde obelisken. Op het tempelterrein staat ook de zaal -met houten zuilen en houten dak- waarin Thoetmozes III door Amon erkend werd als troonopvolger. Later bouwde hij de feestzaal, het Huis van Miljoenen Jaren, en de prachtige kamer met de botanische reliëfs. Hij verving het houten gebouw van zijn vader door een stenen gebouw en daar had hij warempel wel reden toe, het was om zo te zeggen de bevestiging van zijn eigen legende. Ook het grote heilige meer naast de tempel, met een grote hoenderhof voor de offers, werd door hem aangelegd. Een ander interessant gebouw was het "luisterend oor van Amon" waar men zijn klachten kwijt kon. Het aardigste van alles is misschien de grote granieten scarabee die uitkijkt over het meer, waar een grote schare priesters de trappen naar het water afdaalden om zich ritueel te reinigen. Deze scarabee was gewijd aan de zonnegod Kheperi. De volgende bouwende reuzen van Karnak waren Ramses II en III, en alles wat ze lieten verrijzen was groter en indrukwekkender dan wat er ooit had gestaan. Ramses II maakte zich meester van het "luisterend oor" en liet overal zijn naam vermelden, maar zijn belangrijkste toevoeging is toch de hypostyle-zaal die nooit nalaat, zelfs op moderne bezoekers, een verpletterende indruk te maken. Er staan niet minder dan 134 zuilen, die het stenen dak - tegenwoordig deels weer gerestaureerd - getorst hebben. Volgens zeggen kunnen er 125 mannen boven op het kapiteel staan. De middelste zuilen zijn de grootste en hebben een omtrek van 11 meter; de 'kleinere' 9 meter. Ofschoon deze zaal officieel op naam van Ramses II staat is Seti I er reeds mee begonnen. Men kan er zijn naam herhaaldelijk aantreffen, onder andere voor zijn overwinningen in Syrië
en Kanaan, die werden toegeschreven aan Amon. Ook Ramses III bouwde een mooie tempel die dienst deel als tussentijdse halte bij grote processies, en een nog veel grotere tempel buiten het terrein voor de godin Moet. Deze ligt naast de sfinxenallee die de tempels van Karnak en Luxor verbindt. Nieuwe farao ‘s kwamen en gingen en bouwden aan Karnak, Sjesjonk I liet een reusachtige voorhof aanleggen, afgesloten voor een pylon die tegenwoordig nog altijd 30 meter hoog is en oorspronkelijk veel hoger was. Dit brengt ons aan de vele pylonen die in Karnak te vinden zijn. Ze behoren tot de opvallendste bouwwerken. Voor de pyloon stonden beelden, obelisken en vlaggenmasten van cederstammen uit Libanon, waaraan kleurige wimpels waaiden. Dergelijke vlaggenmasten waren tientallen meters hoog. De pylonen waren overdekt met gebeeldhouwde en gekleurde reliëfs. Er waren er tien. Een dubbele rij sfinxen vormt van de straat af de toegang tot Karnak, waarbij de moderne weg ten naasten bij het kanaal volgt. dat er in oude tijden was. Tussen Karnak en de tempel van Luxor ligt een lange, dubbele rij sfinxen, en bij de laatste tempels tussen de sfinxen is zelfs nog het plaveisel zichtbaar, waarover duizenden jaren geleden de voetstappen der oude Egyptenaren gingen. De tempel van Luxor is aanmerkelijk kleiner dan het complex van Karnak maar was niet minder belangrijk. Wanneer Amon zijn jaarlijkse tocht ondernam van Karnak naar Luxor, maakte hij die tocht in zes etappes omdat dat zelfs voor een god, een heel eind was. Amon reisde in zijn eigen mooie bark, op de schouders der priesters, eerst naar de tempel Moet, waar de bark van de godin, Amons Gade zich bij de zijne voegde…Op de West-oever van de Nijl, de andere kant van Karnak in Thebe, liggen of lagen 14 tempels!!We hebben er nu dus nog maar 2 besproken(2 vd 3 op de oost-oever)!!Ik ga ze dan ook niet allemaal aanstippen.
Gewicht van enkele obelisken, Thoetmosis I : 21.80m130t, Hatsjepsoet : 30.43m-380t, enkele geëxporteerde obelisken, Parijs : 250t, Rome : 510t. De obelisken hun top, was bekleed met electrum, een legering van goud en zilver, waardoor ze schitterden in de zon, als vuurtorenlichten. Deze imposante “naalden” zijn zware stukken steen en uit één stuk gehouwen. De arbeiders die ze op hun plaats moesten zetten, behandelden ze met grote omzichtigheid. Ze werden meestal per paar voor de tempelpoorten opgericht, Méér dan 50 van deze kolossen zijn geëxporteerd, en sieren nu vele pleinen over de ganse wereld. Diegene in Parijs is de enige die geschonken is. De rest is gestolen.
Standbeelden van Toetanchamon en Anchesenamon. De tempel heeft zwaar te lijden gehad onder de aardbeving tijdens de eerste eeuw voor Christus, en door steenroof. Dit werd in de tijd vd farao’s al gepraktiseerd, ze bouwden nieuwe werken op de fundamenten van oude, of braken eerdere bouwwerken af, indien ze dit niet deden, en alsmaar bijbouwden, zou de tempel nog vele malen groter zijn dan hij nu is.
In Karnak staan 10 van zulke pylonen, variërend in hoogte van 13m-35m. Deze, de eerste, is het bekendst en is 34m hoog, hij is niet afgewerkt, U ziet het hoogteverschil met het wel afgewerkte deel. Karnak heeft veel te leiden gehad aan plundering van haar kunstschatten. Méér dan 100j heeft deze plaats onder deze activiteiten te lijden gehad, ook de farao ’s in de tijd, elimineerden oudere gebouwen, om met de blokken, nieuwe, en meestal impossantere gebouwen te laten verrijzen. Desalniettemin is Karnak een ruïne waarvan je als bezoeker, stil van wordt. De reisorganisators raden een bezoek, van zeker één volledige dag aan, om dit enorme complex te bezichtigen. Rond de enorme tempel was een vestingwal opgericht die 21m hoog was en 12m dik!!!De processieweg(de laan die U hier ziet met de sfinxen) was 330m tot aan de Moet-tempel, en maar liefst 2.5 km tot aan Luxor. Volledig geflankeerd door sfinxen. Het complex heeft een omtrek van méér dan 2.4 km en een oppervlakte van 300 000m². In een latere periode gebruikten de bouwers geen mortel meer. De massieve muur om het tempelcomplex van Karnak, was opgestapeld uit los op elkaar gestapelde ongebakken stenen. Een laag mortel tussen aantal fundamenten was genoeg om de vorm consistent te houden. Er hoefden dus geen duizenden voegen gemaakt worden. Daardoor werd veel tijd bespaard en
bovendien won de muur van bijna 12m dik aanmerkelijk aan soliditeit. Om de samenhang tussen de stenen te vergroten, brachten de bouwers tussen bepaalde fundamenten rieten vlechtmatten aan, als een soort van plantaardige bewapening. Door de houten dwarsbalken die na elke 12-15 fundamenten werden aangebracht, kreeg de muur de nodige stevigheid. Doordat de stenen van de los opgestapelde muren voortdurend onder druk stonden, werden de holle segmenten op hun beurt door de aangrenzende muurdelen samengedrukt. Door dat spel der krachten werd het geheel alleen maar steviger. Verder maakte het systematisch opstapelen van stenen, zonder gebruik van mortel, de bouw van de muur relatief eenvoudig uit te voeren. Aan alle kanten van de te verrijzen muren, lagen duizenden ongebakken stenen te drogen in de zon. Eenmaal droog, werden ze door honderden arbeiders op hun plaats gelegd. Een deel van de mannen maakten de stenen, een ander deel bracht ze naar de stapelaars, die ze razendsnel op zijn plaats legden. Timmerlieden maakten ter plekke de balken waarmee volgens de bouwtekeningen de fundamenten moesten worden versterkt. Zodra de muur stond begonnen ze aan de afwerking. Ze brachten over de grof afgewerkte steenlaag een deklaag aan, om te voorkomen dat de muur zou worden aangetast door vegetatie. Deze mantel bestond uit een enkele laag van ongebakken stenen, die met een gladde laag mortel werden vastgehecht. Het grote voordeel van deze, vaak beschilderde bekleding, was, dat de onderhoudsdienst de muur, indien nodig, snel weer had hersteld.
Het heilige meer, een gigantische uitgegraven “vijver.”
Detail Wat ik eerde al zei van hergebruik van blokken van eerdere bouwwerken : In 1927 ontdekten archeologen in de funderingen van de derde pyloon, steenblokken van deze kapel van Sesoteris(6m-6m). De wanden zijn schitterend gedecoreerd en behoren tot de mooiste uit het
Middenrijk(elk bouwwerk bevatte zulke prachtige beeldhouwwerken, maar ze zijn natuurlijk verweerd door zand en wind, deze zijn eraan ontsnapt, net als de schat van Toetanchamon).. Archeologen hebben zo al duizenden steenblokken gevonden, waaronder de rode kapel van Hatsepsjoet, en andere tempels. Nog maar eens wat ik gezegd heb over de Piramideteksten, dit hak of beitel je niet, dit is geslepen en geschuurd. Bekijk gewoon hierboven die dunne naden en schitterend figuren, dit is absoluut onmogelijk te doen, zelfs met onze moderne middelen gaan we de steen beschadigen.
Rode kapel van Hatsjepsoet. Deze werd in delen teruggevonden in een pyloon. Thoetmosis III brak deze herinnering aan zijn gehate stiefmoeder af. Deze monumenten zijn dus min of meer gespaard gebleven van steenroof en verwering, dus geven ze een beeld van de grandeur van het volledige complex. Nadat de Egyptenaren de Hyksos verslagen hadden, groeide de macht van de Amonpriesters. De Hyksos hadden een machtig koninkrijk gesticht met Avaris als hoofdstad in Azië. Zij werden door de farao ’s overwonnen tijdens een militaire campagne die onder toezicht van Amon was uitgevoerd. Na deze klinkende overwinningen konden de priesters de temples versieren met de schat aan rijkdommen en schatten die de farao ’s buit maakten. Zelfs oorlogsbuit uit Afghanistan, Palestina en Afrika werden aangebracht. Tot aan Thoetmosis I bleef de tempel bescheiden van omvang, maar onder zijn opvolgers werd het heiligdom steeds monumentaler en complexer. De “gouden eeuw” van de tempel begon om 1530 v.Chr tot 1408 vChr. Onder koningin Hatsjepsoet werd het bouwtempo opgevoerd(we weten dat ze ook nog een geweldige rotstempel gecreëerd heeft). Ze was een groot bouwmeester. Ze bouwde de 8ste pyloon, de rode kapel, veranderde de toegang, liet 2 obelisken oprijzen met mantels van electron. Een adembenemende bouwprestatie, waarover veel bekend is geworden, door dat ze er melding van maakte in haar mooiste architecturaal bouwwerk, haar tempel in Deir-El-Bahari. Thoetmosis groeide op binnen de tempelmuren van Karnak, waarin hij onder huisarrest was geplaatst door tante Hatsjepsoet. Misschien was dit de reden van de schitterende verfraaiing waarmee hij de Amon-tempel uitrustte. Deze krijgslustige Farao besteede een groot deel van zijn veroveringen om de tempel te verfraaien. Hij bouwde een paleis, een feesttempel en legde het heilig meer aan.
Hij liet monumentale poorten van roze graniet in de tempelmuren aanbrengen en bouwde de eerste koninklijk hof, hij liet de muren decoreren met de “botanische tuin,” een verzameling uitheemse planten die hij meebracht van zijn veroveringen, en waarbinnen de gegraveerde muren waarschijnlijk een echte tuin was aangelegd. Amenhotep III was nog een groter bouwheer dan zijn voorganger. Hij breidde de Amon-tempel uit tot hij zijn hoogtepunt bereikte. Tijdens de regeerperioden van Seti & Ramses II brak voor de tempel opnieuw een bloeiperiode aan. Het ene na het andere prestigieuze project werd gelanceerd. Eerst werd de prachtige hypostylzaal
gebouwd, met een oppervlakte van 102m op 53m, met 134 zuilen van 25m hoog!!! Ramses bouwde de eerste tempel waarin het gewone volk diensten kon bijwonen en de grote zuilenhal, een immense gallerij met mastodonten van zuilen. In de tempel stonden langs de processieweg van de tiende pyloon zeventig sfinxenparen, ze hadden geen hoofd meer, maar de inscripties duidden Seti II, Toetanchamon en Horemheb aan. Waarschijnlijk stonden er tussen hun poten beeldjes van Toetanchamon. Het is onbegonnen werk om alle bouwwerken op te noemen, een verwijzing weer naar het boek : “De sublieme schat aan Egyptische tempels.”