Z 570113 A - Bepaalde Aspecten Van Het Christendom - 81 Kb

  • Uploaded by: Robert
  • 0
  • 0
  • October 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Z 570113 A - Bepaalde Aspecten Van Het Christendom - 81 Kb as PDF for free.

More details

  • Words: 5,113
  • Pages: 8
© Orde der Verdraagzamen

Zondagochtendkring

De geheimleer van Jezus en de verborgen achtergronden van het Christendom 13 Januari 1957 Goeden morgen, vrienden. Wij zullen ook op deze bijeenkomst weer

BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

gezamenlijk behandelen. Na al hetgeen wij U verteld hebben over Jezus’ leer en leven, zal voor U ongetwijfeld een beeld gerezen zijn van deze mens, die op aarde de grootste geestelijke krachten in zich mocht dragen. Zin portret? Ach, het is simpel. Slank, een ranke jongeman met zeer donkerbruin haar. Bruine ogen, een ovaal gelaat, vooral in de jeugd haast meisjesachtig. Jezus doet ons soms denken aan een hermafrodiet. Hij is eigenlijk een tweeheid binnen het menselijke. Zowel het vrouwelijk als het mannelijk element zijn gelijkelijk in zijn denken tegenwoordig. En ondanks dat is hij als mens: man. Dit leidt tot verschillende leringen, die vanuit een zuiver menselijk standpunt misschien onbegrijpelijk, hoog, onwezenlijk kunnen aandoen. De leringen, waarover ik in deze bijeenkomst met U wil spreken, zijn gedeeltelijk bewaard gebleven binnen de sekte der Nestorianen, een apart gedeelte van het Christendom, dat juist de meer mystieke leer lang heeft voortgeplant en met zijn missiezendingen, die reeds rond de jaren 1200 begonnen, zijn doorgedrongen tot ver in Azië. Er was zelfs rond 1600, 1700, ongeveer een eeuw lang een Nestoriaanse missie in Lhasa, de hoofdstad van het Lamaïsme. Daarom vind ik het interessant voor U en ook niet onbelangrijk juist deze Nestoriaanse leer, zoals zij in het Oosten bewaard is gebleven, te belichten; en hierin voor U het bijzonder aspect, de tweeheid der menselijke krachten, zoals ze in Jezus werd verwerkelijkt, met U te overdenken. Nestorius, de stichter, heeft in vele evangeliën gestudeerd, die later verworpen zijn, en het valt ons op, dat zijn belangstelling uitgaat naar een zeer mystieke achtergrond, die in het z.g. eerste evangelie van Johannes (dus niet het thans aanvaarde) is uitgedrukt, en verder in het Griekse evangelie van Artemius. Daarin vinden we o.a. de volgende zinsnede: Jezus spreekt tot zijn leerlingen: "Want ziet, ik zeg U niet; verwerp de vrouw of verwerp de man. Doch ik zeg U: Bevat de waarde van beiden in U. Want onvolledig is de mens. Het is de wil des Vaders, dat elk een volledige mens zij. En om deze te worden, moet men ingaan tot Zijn rijk. Het rijk mijns Vaders nu is het rijk der gedachte. In U verborgen liggen alle geheimen der natuur, liggen alle weten en alle begrip. Hij (hier wordt de Schepper, de Vader bedoeld) heeft het daarin neergelegd in het begin der dagen en het U gegeven als een kostelijk erfgoed. Ziet dan, dat gij de verborgen schatten van Uw wezen niet verwerpt. Doch aanvaardt de volheid van leven, die U gegeven is." Aanvaardt de volheid des levens, die U gegeven is. Want niemand is werkelijk één en eenling op de wereld. De mysticus Jezus heeft dit reeds beseft, lang voor hij openbaar optredend de grootste geestelijke krachten openbaarde aan de mensheid. In zijn leven vinden wij een streven naar een tweeledig begrip. Hij oordeelt niet vanuit een bepaald standpunt, maar verwerkt de waarden van elk voor hem begrijpelijk standpunt gezamenlijk tot een nieuwe waardering van de wereld en het leven. Hij heeft tot Barnabas dan ook eens gezegd: "Wanneer gij oordeelt, zo is Uw oordeel het teken van Uw onbegrip. Want wie begrijpt, oordeelt niet, maar kent in alle dingen de werkelijkheid, die onontkoombaar blijft." Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

1

Orde der Verdraagzamen Misschien is het aardig hierbij tevens aan te halen, hoe deze Barnabas zich verzet heeft tegen de uitspraak van Jezus. Hij voelde dit als een aantijging, daar hijzelve geneigd was altijd weer en vaak met aanmerkelijke scherpte zijn oordeel over de dingen kenbaar te maken. Op dat punt was hij mens, zoals gij mens zijt. En geest, zoals wij geest zijn. Hij zegt dan tot Jezus: "Maar Heer, indien iemand steelt of een ander het leven beneemt, zo mag ik hem toch zeggen: Deze daad is voor mij onaanvaardbaar?" En Jezus antwoord is: "Dit is waar en deze woorden zal niemand U verbieden. Maar indien gij zegt; Deze daad is slecht en strijdig met het goede in de schepping, zo spreekt gij een onwaarheid, die geboren wordt uit Uw onbegrip." Dan zegt Barnabas: "Maar Heer, mag ik het dan goedvinden, dat iemand een ander doodt? Dat men wredelijk iemand uitstoot in de woestijn en overlaat aan honger en dorst?" Dan zegt Jezus; "Het is dan Uw taak te gaan, de hongerige te spijzigen, de dorstige te laven, de blinde te leiden, de zieke te verplegen. Want gij kent in Uw wezen de kracht des Vaders en mijn woord, de band, die bestaat tussen al wat leeft. Maar zij, die niet weten en nog streven naar de weg, zij handelen in de rechtvaardigheid van hun eigen weten. En zo handelend zijn zij rechtvaardig en gerechtvaardigd, behalve in Uw ogen." Het is opvallend, dat deze gedachte bij de Nestorianen later verloren is gegaan. Zij aanvaarden een tweeheid van Jezus wezen, de menselijke en de goddelijke (een stelling, ook door ons voortdurend weer toegelicht en verdedigd). Maar dit het niet oordelen gaat boven hun vermogen. Zo vinden wij wel Jezus’ uitspraak, maar niet de daaruit volgende discussie in hun geschriften vermeld. Het oordeel over de medemens is klaarblijkelijk de noodzaak voor elk, die leeft. En toch, zegt Jezus het eigenlijk niet verborgen in zijn woorden: "Elk oordeel wordt geboren uit onbegrip, uit onwetendheid"? Binnen alle aspecten van Jezus figuur is misschien deze kwestie van het oordeel de meest opvallende. Want het is bekend, dat Jezus in het begin der jaren van zijn zending en ook voordien oordeelde, en vaak hard, ja, soms gewelddadig optrad. Ik doel hier niet slechts op zijn uitdrijving van de wisselaars uit de tempel. Ik doel hier evenzeer op de verwijten, die hij de leiders der plaatselijke synagogen voorwerpt. Ik doel hier op het oordeel, dat hij spreekt over een gemeente, die verzonken in de wet tot hem zegt: "Gij leest, Heer, en gij spreekt de woorden. Maar het is de Wet, die ons leven is." En dan antwoordt hij: "Gij dwazen, hoe kan een wet Uw leven zijn? Want een wet is de begrenzing van het leven. Gij echter hebt Uw leven gegeven voor een begrenzing. Zo zijt gij niet slechts dwaas, maar onrechtvaardig. En in Uw onrechtvaardigheid verwerpt gij God voor letteren, die gij aanbidt." Jezus kon hard zijn in zijn oordeel. Maar hoe verder hij gaat in de richting van Christusverwerkelijking, hoe meer wij zien, dat zijn oordelen afneemt. In het begin oordeelt hij wel degelijk. En in vele gevallen beroept hij zich zelfs op de oude profeten. Wanneer men hem zegt: "Ziet dezen," daarbij wijzend op volgelingen van Johannes, zijn neef, Johannes de Doper, "dezen drijven de armen weg. Want zij hebben hem bespot." (Hij bedoelt, dat zij daarmede dus Johannes, die zich noemt "Stem eens roepende in de woestijn" beledigd en bespot hebben over zijn eigenaardig exhibitionisme. Deze Johannes, die zich haren hechtte op vreemde plaatsen, zodat hij zelfs zijn eigen hoofdhaar verlengde met dat van dieren). Dan antwoordt Jezus: "Indien deze spot niet goed zou zijn in Gods oog, zou Hij niet evenals eens, toen men de profeet beledigde de dieren zenden uit woestijn en woud om de wrevelaars te doden?" Dan zegt men: "Ja Heer, maar gij predikt dan toch de liefde des Vaders. Hoe kan het Zijn wil zijn, dat dezen verdreven worden?" Jezus antwoordt: "Het onrecht in hun daden is de kracht, die hen uitwijst." Dit is een hard oordeel. gezegd misschien "uit handelingen en daden, Goddelijke zou kunnen 2

Wanneer wijzelven zouden worden uitgesloten uit alle genade, of beter alle vermogen tot licht en wijsheid ontvangen" door onze eigen dan zou er geen onzer zijn, in stof of geest, die de eenheid met het bereiken. Maar deze zelfde Jezus zal veel later zeggen: "Wie Uwer Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

© Orde der Verdraagzamen

Zondagochtendkring

zonder zonde is, werpe de eerste steen." Met andere woorden: Je mag pas oordelen, wanneer je zelve geheel zonder schuld bent. En nog veel later zegt hij: "Niet mij is het oordeel, doch den Vader." Drie trappen, drie verschillende trappen in zijn eigen bewustwording en beleving. Drie verschillende fasen in zijn aanvaarding van het stoffelijk bestaan. Wanneer we dit vergelijken met onszelven, dan weten we, dat wij nog op die eerste trap staan. Oordelend over onze medemensen, over degenen, die in de geest met ons streven, verwachtende dat zo de mens al niet straffen kan God zal straffen. Maar ook wij zullen ongetwijfeld komen tot het punt, waar wij kunnen zeggen: "Wie weet, of ik goed en een ander kwaad handelt? Ik weet slechts één ding: De waarheid, die in mij leeft, is voor mij de richting, waarin ik zal streven. Hoe de waarheid van anderen is, hoe hun recht en rechtvaardigheid is, ik weet het niet. Laat dan de Algeest, in Wie alles leeft, Degene zijn, Die Zijn oordeel velt." Het is opvallend, dat juist deze wijze van denken in het Oosten zo’n sterke weerklank heeft gevonden. Alle andere gedachten van het Christendom waren geschikt voor het Westen. Het Westen, dat uit een leer des vredes een steeds meer militante leer heeft gebouwd, tot uiteindelijk het Christendom een staat in de staat is geworden, een strijdbaar leger, dat met wapenen van vernuft, van politiek en economie, tracht de wereld te bewegen in de richting, die het goed oordeelt. Maar in het Oosten U zult zo dadelijk een spreker horen, die deze Oosterse waarden zelve heeft beleefd was juist Jezus’ leer van niet oordelen, Jezus’ leer van een goddelijke aanvaarding, die in elk de waarden schept, die voor deze goed zijn, het belangrijkste punt van Jezus’ leer. De Nestoriaanse missie, die in Anesjwa (?) bij Pashur (?) een tijdlang gevestigd was, zag langzaam maar zeker het Christendom vergaan. De gebruiken van de Christenen namen meer en meer af, tot overbleef iets, wat nog heden ten dage daar bestaat: het samenkomen in de open lucht in de nabijheid van enkele kluizenaars en het daar gezamenlijk gebruiken van een maaltijd, waarbij arm en rijk, wijs en dwaas gelijk zijn. En daarbij spreekt dan meestal een van deze kluizenaars of leraren een paar korte woorden. In een van de redevoeringen der laatste jaren kan men het beeld van Jezus terugvinden, zo zuiver en onverwrongen, als men in deze wereld na 2000 jaren niet zou verwachten. De spreker, een oud man, richtte n.l. tot de verzamelden de volgende woorden: "Er is geen kracht dan Atman, die in ons leeft. De levende Kracht zelve is recht en rechtvaardiging. Wie streeft in deze Kracht en deze Kracht in zich maakt tot werkelijkheid, hij bereikt het hoogste. Doch wie schouwt op de wereld en zijn meningen hecht aan de wereld, voor deze is het rijk van wijsheid gesloten." Vertaal dat in woorden van het Westen, van het Christendom. Is het niet, of Jezus zelve U daar toeroept: "Mens, bedenk wel, Uw oordeel is een teken, dat gij U hecht aan stoffelijke waarderingen en waarden. Uw oordeel is het bewijs, dat gij U niet richt op de levende Alkracht in U, maar op de wereld buiten U. Het oordeel zelve is het bewijs, dat gij niet bereikt. En zo gij blijft oordelen, zult gij nooit bereiken, omdat het Goddelijke belangrijker is dan alle dingen, en in U de rechtvaardiging is van alle daden buiten U." Vindt gij ook niet, dat deze oude weerklank van het Christendom, door de eeuwen heen als echo terugklinkend uit het Oosten, ons Jezus zelf weer voor ogen stelt? De eenvoudige mens, rein van hart, en edel van gestalte, die droomde en dacht, tot hij kon doordringen in zichzelve en daarmee het oordelen vergat over een wereld, die voor hem slechts een bewijs was van de kracht van zijn God, van zijn Vader. Het zijn deze stellingen, die op deze bijeenkomst nader zullen worden toegelicht door de volgende spreker, die ongeveer 500 jaren geleden voor het laatst deze wereld betrad. Ik hoop, dat U ook in zijn woorden met hun geheel andere klank en inhoud toch het ware Christendom zult terugvinden, het daadwerkelijk beleefde Christendom, de grote weg der bewustwording, die uiteindelijk naar ik meen bestaat in een elk, die oprecht streeft naar God. Goeden morgen. o-o-o-o-o Goeden morgen. Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

3

Orde der Verdraagzamen Boven alle leven staat één levende Kracht. Een Kracht, die onpersoonlijk is en in Zichzelve draagt de vlam, die in ons allen het bewustzijn mogelijk maakt. Uit en in deze Kracht leven wij. Er is geen andere weg of mogelijkheid om te ontkomen aan de waan en de begoocheling van onze wereld dan juist door deze Kracht als werkelijk te beleven. Gij spreekt in het Westen over Jezus Christus als een God. Maar kan er een God zo beperkt zijn, dat Hij tot op de wereld neerdaalt? Slechts een deel van de goddelijke Kracht kon verwerkelijkt zijn in zijn wezen. En ook in ons is deze zelfde Kracht voortdurend aanwezig, leeft zij en is de kern van al onze ervaring. Zo wordt het onze taak om niet te dringen in de wereld buiten ons met al zijn gebeuren, dat ons voortdurend dwingt onszelf te vergeten in de verkeerde zin van het woord. Want vergeten doet de mens zichzelf en zijn wezen in de begeerten en angsten, zijn wereld opbouwend uit wat buiten hem bestaat, en hem doet verloochenen de Kracht, die in hem leeft. De werkelijkheid van ons bestaan is de innerlijke weg. Innerlijk. Want niets van wat buiten ons is, kan de werkelijkheid van ons wezen beroeren. Niets van wat buiten ons is, kan werkelijk zijn voor ons, zoals wij niet kunnen doordringen in de mogelijke werkelijkheid, die buiten ons ligt. De weg van Uw Christus is een weg van onthechting. En hoe juist is het niet om een onthechting aan te nemen. Want indien ik mij niet hecht aan mensen, niet hecht aan gebeuren, aan bezit of beleven, zal ik niet vrij zijn om te delven in de Kracht, die in mij leeft? En dit is de enige werkelijkheid. Eens had ik een leermeester en zocht naar waarheid, zoals gij zoekt. Ik vroeg hem: "Heer, gij, die wijsheid hebt en doordringt in de geheimen, zeg mij, wat brengt de wereld voort?" En hij zeide mij: "Gijzelve. Want niet kunt gij aanschouwen de werkelijke Kracht, doch slechts de beelden, die Uw gedachten weven." Ik vroeg hem: "Heer, wat brengt dan het onrecht in de wereld?" En hij zeide mij: "Het onbegrip van Uw wezen, dat het leven zelve niet kan zien en begrijpen in zijn oneindigheid." Toen vroeg ik hem: "Wat, Heer, is de liefde, waarover men spreekt in het Christendom?" En hij zeide mij: "De eenheid met de Kracht, die in U woont." Ik herhaal U deze woorden, al zijn zij oud en was hun klank in mijn tijd en land een andere. Want daarin zat de kern van mijn bewustwording, de kern van de waarheid, die mij alle vorm zou doen verloochenen en zou doen opgaan tot Licht en toch de kracht laten om terug te keren en te werken op deze wereld. Wanneer ik sta aan de voet van het altaar bij het kosmisch offer, dat elk jaar weer op deze wereld wordt gebracht, dan denk ik na en zeg mijzelf: "In het symbool van ons offer erkennen wij de uiterlijkheid, die ons wezen verwart." En dan zie ik de mens Jezus, die met ons is. En ook hij offert. Want wij kunnen geen vormenwereld verloochenen. Wij kunnen niet een dolende mensheid verwerpen over de Alkracht, met Zijn groot bewustzijn, die in ons ontwaakt. Twee is de wereld: waan en werkelijkheid. En de wereld der waan, zij is Uw wereld, zoals zij de onze is geweest. En er is werkelijkheid. En zij is onze wereld, die de Uwe zal worden. De waarheid, die ligt en in het Christendom en in elke andere leer, die voert tot de kern van het eigen wezen, is het Licht zelve. Licht ken geen vorm en geen plaats. Het licht is, of is niet. Men kan niet zeggen: "Er is hier het licht en daar geen." Want waar wij licht zien, gaat het verder in het duister, dat rond ons ligt. Zo is het met de goddelijke Kracht, die wij in ons gevoelen. In ons is zij Licht. En waar zij in ons Licht is, moet rond ons Licht zijn en geen duister. Daarnaast de wereld van beelden, die zo beperkt is, dat zij nevel en duisternis gelijk komen. Wanneer het Licht hierin schijnt en wij trachten de waan te richten tot een steeds groter Licht, dan weten wij: "Hier is werkelijkheid." Werkelijkheid, omdat de beelden van gedachten, die niet waar zijn in hun beperking, waarheid zijn in het Al. 4

Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

© Orde der Verdraagzamen

Zondagochtendkring

Zo is Uw leven. Wat gij zijt, wat gij doet, wat gij denkt, het is alles één met goddelijke waarheid, ontdaan van zijn beperking. Maar beperkt in Uw wezen, beknot door Uw oordeel, wordt het tot een leugen, omdat gij de waarheid van het kosmische van elke gedachte, het aldoordringende van elke handeling, niet beseft. Indien dit laatste U bewust wordt dan zult gij bemerken, dat Jezus’ leer de ware leer is. De ware leer, omdat zij een ontsnapping mogelijk maakt uit al deze wereldse beslommering. U stelt de taak van de lichtende daad en de lichtende gedachten dat zonder het oordeel over de wereld U toch de eenheid met de wereld schenkt. Het is daarom, dat hij groot is in onze ogen. Het is daardoor, dat hij medewerkend op deze wereld de bewustwording bevordert van een ieder, die waarheid zoekt, tezamen met anderen. Want allen staan zij naast hem. De oude Zarathustra, die dacht over licht en duister als de eeuwige worsteling. En Mohammed, die dacht over de rechtvaardiging als de uitkomst van strijd. Allen zijn zij daar: de oude Boeddha’s en de nieuwe, de Meesters van het verleden en zij, die nog komen. En in hen allen weerklinkt hetzelfde, wat reeds in Jezus’ woorden op aarde klonk: "Onthoud U van het oordeel, beperk U tot het stellen der handelingen, die goed zijn voor U. En vraag U niet af, wat komt. Maar wend U tot de werkelijkheid, die in Uw wezen leeft." En hiermee zal ik U verlaten om terug te gaan tot mijn werkelijke taak. Moge mijn woord U niet ledig zijn. En moge de volheid, die mij werkelijk werd, voor U werkelijkheid worden. Want één zijn wij in kern en wezen. En eens zullen wij één zijn in denken. Moge de Kracht in U U leiden en U de vrede geven, waarin men de waarheid vindt. o-o-o-o-o Ik weet niet, of het nodig is, vrienden, om commentaar toe te voegen aan deze woorden, en of U begrijpen kunt, wat er precies gebeurd is. Om zo duidelijk mogelijk te maken, wat wij eigenlijk hier hebben meegemaakt, zal ik U toch nog een paar gegevens verschaffen. In de eerste plaats: Onze spreker, ongeveer in 1400 levende, een Oosterling, is langzaam maar zeker opgeklommen tot een betrekkelijk hoge plaats in de Broederschap, die op het ogenblik tracht in deze wereld leiding te geven aan de krachten der mensheid. Zijn wijze van uiting was een manipulatie, enigszins anders geschiedend dan bij ons, maar door zijn voortdurende bewerkingen met de stof plus de mogelijkheden, door rust en sfeer geschapen, kon hij zichzelve hier uiten zonder tussenkomst onzerzijds. Dat heeft natuurlijk zijn stempel gedrukt op hetgeen hij zeide en misschien ook nog op bepaalde fouten in uitdrukkingswijze en manipulatie. Maar de gedachtegang, die hij eigenlijk voorstaat, is hier niet een algodendom, maar een alle godsdiensten omvattende godsdienst. Ik geloof, dat we dat het gemakkelijkst kunnen uitdrukken, wanneer wij zeggen: "Alle dingen zijn redelijk waar. Maar alle redelijke waarheid is maar een gedeeltelijke waarheid." De godsdiensten, die op de wereld bestaan, het streven en het denken van de mensen, kan geen volledige waarheid bevatten. En toch zullen zij alle die waarheid in zich dragen. Maar het is voor ons zelf, om die waarheid te ontdekken en te vinden. En dat kunnen wij alleen maar, wanneer wij ons eigen wezen laten uitgaan tot deze leer, om dan met deze leer in onze conceptie, onze opvatting, ze in ons wezen te brengen en te vergelijken met de eeuwigheid." Je zoudt kunnen zeggen, dat er harmonische krachten zijn, die zo ver door dringen en in het wezen van al het geschapene en in het wezen van de grote Schepper Zelve, dat de geringste aanleiding, het geringste raakpunt met deze kosmische harmonie voor ons voldoende is om die harmonie in onszelf te wekken. Waar onze gehele cyclus gebouwd is op Jezus’ leer, is het begrijpelijk, dat ook Jezus’ leerstellingen hierbij naar voren kwamen. Maar U heeft in het betoog wel gemerkt, dat Jezus als mens werd, beschouwd en gelijkgeschakeld. Er wordt niet gesproken over de geestelijke Kracht, die in hem werkte. Dat klinkt tussen de woorden door. En dat moet je eigenlijk zelf vinden. En nu ben ik misschien te weinig vertrouwend op Uw eigen bewustzijn zo vrij om ook deze consequenties naar voren te brengen. Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

5

Orde der Verdraagzamen In Jezus was een raakpunt met de Oneindigheid. Hij heeft dit uitgedrukt op zijn manier, in zijn eigen beleven, zijn eigen denken. Maar die Oneindigheid was daarom niet minder oneindig en niet minder volledig in hem uitgedrukt. En zo kan het zijn, dat hij met zijn woorden aangeeft, hoe het vlak van zijn bewustzijn, dat volgens de spreker dan meer aan het Westen verwant is dan aan het Oosten, eigenlijk voor U allen de mogelijkheid maakt door het wekken van dezelfde toestand in Uzelf dezelfde harmonie met het Oneindige te ervaren. Dan kunnen we spreken over de Vader, Die in ons werkt, over het Koninkrijk Gods, dat in ons leeft. Maar de werkelijkheid ligt eigenlijk anders. Het is de eenheid met al het Zijnde, vanuit het Goddelijke gezien en opgevat, die voor ons realiseerbaar wordt. Al onze daden en al onze handelingen hebben binnen deze eeuwigheid een vaste waarde. Daar kunnen we niet aan ontkomen. We kunnen niet weten, wat de rol is, die een ander speelt. We kunnen niet begrijpen, waarom de wereld zo is. Maar we kunnen wel begrijpen, hoe Gods wil er in wordt uitgedrukt. En zo komen die leerstellingen, die daar werden aangestipt in een voor mij veel te kort betoog misschien, dat U het lang genoeg vond hierop neer: Alles, wat je doet, onverschillig, of je je daarvan bewust bent of niet, alles, wat je denkt, dat staat in contact met het Oneindige. Dat weerklinkt in de eeuwigheid. En elke weerklank in het eeuwige is deel van het goddelijk Wezen. Of we het dus willen of niet, de band met het Oneindige is er. Het is alleen onze taak onze eigen opvatting omtrent al, wat wij doen en beleven, ja, ons eigen streven in alles, in overeenstemming te brengen met datgene, wat wij van dat Oneindige op het ogenblik kunnen bevatten. Op die manier leren wij dan de uiterlijkheden van de wereld verwerpen. Je spreekt over waan. En die waan is gelegen in de onvolledigheid van onze realisatie, de onvolledigheid van al, wat wij vinden in de kosmos, wat wij vinden in onze eigen wereld. Die onvolledigheid kunnen wij aanvullen van binnen uit, vanuit het Goddelijke. En je zou dus heel simpel kunnen zeggen: Wanneer je het contact vindt met de grootgeestelijke Krachten, dan kun je op deze manier jezelf openbaren, hoe de werkelijkheid rond je bestaat. Dan kun je deel zijn van de werkelijkheid. Maar dan zijn er ook geen scheidslijnen meer. De spreker wijst op de jaarlijkse plechtigheid, waarbij na raad een zeker offer wordt opgedragen, dus een zekere kosmische band wordt bevestigd tussen deze wereld en andere werelden. En hij bracht daarbij naar voren, dat hij zelf op het altaar staat, dus mee aan de voet van het altaar dat is de groep van de Ingewijden. En in deze groep denkt hij na over de symboliek van zijn offer. Want het offer kan geen werkelijke betekenis hebben. Het heeft alleen een bevestigende betekenis voor al degenen, die er zijn, omdat zij naast hun geestelijk beleven toch weer moeten streven in een wereld, die geen werkelijk, geen reëel bewustzijn heeft. Juist de irrealiteit, vanuit het kosmisch standpunt gezien, van het streven en leven van de wereld, maakt het noodzakelijk leiding te geven aan die wereld. Anders zou het niet nodig zijn. Zo is de tweeledigheid van zijn eigen wezen, als hij daar staat, en tevens van alle anderen, die hij daar ziet, dus ook de genoemde grote leraren, als de oude en de nieuwe Boeddha’s, enz., Jezus, Mohammed, en wie noemde hij nog meer, dat zijn allemaal wezens, die tweeledig zijn. Aan de ene kant overzien zij en begrijpen ze de waan dus de onwerkelijke beelden, die eigenlijk je wereld uitmaken, omdat je de werkelijke inhoud van leven en beleven nog niet kent en aan de andere kant (misschien ook wel heel erg belangrijk) beleven zij toch reeds het Licht op zichzelve. Dan zegt hu dat zo aardig: "Waar licht is, kan geen duister zijn." En wanneer je buiten je kijkt in die duisternis, dan moet dat licht toch uitstralen. Je kunt niet zeggen: "Het licht snijd ik hier af." Dat is een te nauwkeurige begrenzing én van Licht én duister kunnen niet naast elkaar liggen. En zo, overal waar zij zijn, dat is het logisch resultaat, zien zij dit licht, deze goddelijke waarden, die in hen zelf zijn, ook wel vertegenwoordigd. Maar ze zien toch wel degelijk het verschil tussen dit onbewust ervaren licht en het bewust ervaren licht. Hier ligt dan het criterium volgens deze spreker van het Christendom. Ik geloof niet, dat hij dat precies zo heeft uitgedrukt. Maar wanneer wij kunnen komen tot een bewust beleven van het Licht, dan zijn wij Christen zonder Christen te zijn in de zin der mensheid. Want dan dragen wij in ons een zodanig bewustzijn van de goddelijke Kracht, dat wij de grondslagen, de werkelijke grondslagen van het Christendom onwillekeurig verwerkelijken; zonder oordeel zijnde, dienende alles, wat er leeft. 6

Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

© Orde der Verdraagzamen

Zondagochtendkring

Zo lang wij dat Licht niet hebben, zegt hij er bij, of beter gezegd laat hij daarbij doorschemeren, ben je nooit een Christen. Dan ben je ook geen werkelijk deel van een andere godsdienst. Dan dien je alleen maar voorstellingen, die in jezelf leven, maar die niet juist en niet redelijk zijn. Zo was - naar ik meen - zijn betoog eigenlijk een pleidooi voor het streven naar een innerlijke wereld. Het streven naar de realisatie van de innerlijke krachten in je, om daardoor de kracht te vinden voor jezelf je te onthechten t.o.v. die buitenwereld. Er staat niet, dat je ze niet moogt beleven, maar je mag er niet in opgaan, alsof dat je werkelijke hele leven zou zijn. Het zijn de verschijnselen, die in je leven, je ongetwijfeld veel vreugde, veel plezier kunnen brengen, die je kunnen helpen inzicht te winnen in alles, wat er menselijk, ja, alles wat er kosmisch bestaat. Maar het zijn belevingen, die je voorbijgaan. Het leven moet zijn als de lucht. Je moet er niet over nadenken, of je het hebt of niet. En datzelfde geldt voor bezitting en voor haat en liefde, voor alles. Het gaat je voorbij. Je kunt er uit leven, d.w.z. je bewustzijn uit vullen. Maar je werkelijke ik, dat is het Licht; niet hetgeen door de gebeurtenissen en de toestanden gevormd wordt. En nu hoop ik, dat U me niet kwalijk neemt, dat ik U misschien te laag heb aangeslagen met mijn uitlegging. Maar ik heb geprobeerd om eventjes nog een paar van die achtergronden te belichten, die door de Oosterse inslag van onze spreker misschien te zeer verborgen zijn gebleven achter de woorden. Want U weet, een Oosterling spreekt altijd de Duitser zegt "durch die Blume"; d.w.z. zegt zijn werkelijke mening niet in de woorden maar achter de woorden. Daar moet je dus doorheen kijken om de werkelijke betekenis te zien. Misschien ben ik U daarbij toch nog enigszins behulpzaam geweest. En in dat geval meen ik, dat ik mijn taak ook vervuld heb. Vrienden, ik ga het woord overgeven aan de laatste spreker, die op de gebruikelijke wijze voor U de bijeenkomst zal sluiten. Ik voor mij, ik wens U natuurlijk allen verder een prettige Zondag toe. HERINNERING Herinnering, herleven van wat was en vergelijken met het heden. Een nieuwe werkelijkheid, waarin wat word geleden, wat werd gewonnen ook, een nieuwe waarde krijgt. Herinnering is ‘t weten omtrent wat was. Maar indien herinnering verdringt wat is en leeft, dan is het ons een zware last, die slechts verdoving geeft en voor de werkelijkheid slechts waan ons laat. Maar wie herinnering. verstaat in ‘t werkelijk bestaan, vervlecht zij met het heden en leert in toekomst treden op in ‘t verleden gebaande baan. Want alle wegen, die wij gaan, zijn gekomen uit ‘t verleden. En de herinnering geeft aan, hoe of wij morgen zullen treden in nieuwe waarden van ‘t bestaan. Herinnering zij koel en stil; en zonder in het ik met hartstocht, diep verlangend naar wat geweest is en niet meer herschapen wordt, doch wordt vervangen door nieuwe kracht en leer. Herinnering, dat is de kaart, waarop je alle wegen leest, die door je leven gaan, waardoor je onbevreesd in t heden nu kunt staan en de toekomst nieuw aanvaarden. Zo vind je in de herinnering de waarden van morgen weer. En spreekt het hart niet al te fel want dan wordt de herinnering een die ‘t bewustzijn en de levensvreugd verteert dan ziet ge, hoe de herinnering U juist te leven leert. Wie de herinnering weet te gebruiken, zal juist door de herinnering aan zijn leven richting en vorm geven en zijn streven er door bepalen. Wie haar misbruikt, verliest zijn heden in het verleden en vernietigt zijn toekomst in dromen over wat is geweest. Het is een zwaard, dat ons verdedigen kan tegen de angst voor de toekomst; maar ook een zwaard, dat ons eigen leven vernietigen kan, omdat wij te sterk willen teruggaan naar een verleden.

Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

7

Orde der Verdraagzamen Ik geloof, dat ik daarmee de herinnering juist en voldoende heb geschetst. Vrienden, wij zullen deze bijeenkomst thans besluiten en wensen U verder een aangename en gezegende Zondag en een goede, nieuwe week. Goeden middag.

8

Z 570113 A – BEPAALDE ASPECTEN VAN HET CHRISTENDOM

Related Documents


More Documents from "Robert"