Willem 'Batavia' Vos is nooit klaar 'Je moet niet te gauw zeggen dat je in je eentje niets kunt' Willem Vos was de scheepsbouwmeester van de Batavia, het in Lelystad nagebouwde pronkstuk uit de zeventiende eeuw. Het had weinig gescheeld of zijn levenswerk was deze week bij de brand in de zeilmakerij verloren gegaan. Het is stil geworden rond Willem Vos. Neerlands bekendste scheepsbouwmeester van de twintigste eeuw maalt er niet om. In die slopende, lange jaren van 1985 tot 2001 op de Bataviawerf bij Lelystad, moesten ze allemaal voortdurend wat van hem. De sponsors, stichtingsbestuursleden, de 1140 bezoldigde en onbetaalde medewerkers, de 400 goedbedoelende vrijwilligers, donateurs, media, drie miljoen bezoekers het was een permanente hectiek. Vos, die aan de boorden van de vroegere Zuiderzee het zeventiende VOC-schip tot op de millimeter nabouwde, raakte overspannen. "Een geweldige klus. Alleen dat gedoe er omheen... Vooral over de centjes, dat hakt erin. Het was dag in dag uit bikkelen, niets was me te min. Waar ik zolang de energie vandaan haalde... We hielden elkaar overeind, denk ik." 'We' zijn echtgenote Mada, zoon Jan, dochter Heleen, z'n eigen bouw- en promotieploeg. Uiteindelijk boog hij toch te ver door. "Het zou ook eigenlijk onnatuurlijk zijn geweest als er niét iets bij me was geknakt," zegt hij. Vos, 68 jaar, staat in de deur van zijn ruime huis-werkplaats op het keurige bedrijventerrein Flevopoort. Hij lijkt gekrompen te zijn. Zijn baard is grijs, wit bijna, en heel wat korter dan toen hij nog de troepen aanvuurde, daar aan het IJsselmeer. Zijn ogen en stem staan en klinken nog even helder. "Ik voel me puik," zegt hij. "Ik heb me weer opgericht." Hij knikt naar zijn straat in Lelystad: aangeharkte tuinen, geen propje te bespeuren. "Toen we hier een paar jaar terug kwamen wonen, viel het me op hoeveel rommel overal lag. Vuil trekt vuil aan, het werd dus alleen maar erger. Op een goede dag zijn zoon Jan en ik met een vuilniszak de papiertjes, blikjes en ander klein afval gaan opruimen." De volgende dag stonden ze er weer, en de dagen daarna opnieuw, in de hoop het goede voorbeeld te geven. Eerst eentje, toen twee en daarna steeds meer buurtbewoners sloten zich aan. Sindsdien liggen hun straten er afvalvrij bij. De gemeentelijke bezemwagen hoeft nauwelijks nog uit te rijden. "We dachten: als dit zwaan-kleef-aaneffect hier werkt, dan moet dat ook elders kunnen," zegt Vos junior. Hij en zijn vader, met wie hij op de werf al een vast koppel vormde, richtten ruim een jaar geleden de Stichting Vrijwillige Zwerfafval Opruimers op. Op een website leggen ze uit dat even bukken een wereld van verschil kan maken. Inmiddels hebben zich vijfhonderd mensen in het land als vrijwilliger aangemeld. De beide Vossen hebben de gemeente Lelystad zover gekregen dat die elke nieuwe aanmelder een gratis afvalgrijper aanbiedt. "We willen een landelijk dekkend netwerk van vuilopruimers opbouwen," zeggen ze. Regelmatig gaan de twee naar scholen om daar de 'opruimboodschap' te verkondigen. Willem Vos: "Het toont aan dat je niet te gauw moet zeggen dat je in je eentje niets kunt. Begin gewoon en wie weet krijg je anderen mee. Toen het idee bij me rijpte om een replica van de Batavia te bouwen, klonk dat heel utopisch. Nadat ook anderen het omarmden, was het niet langer een lachertje." "De mythe van die bebaarde gek uit Lelystad, die met moeilijke jongens van de straat een nog moeilijker schip meende te kunnen bouwen, is wel degelijk werkelijkheid geworden. De VOC-top zou trots op ons werk zijn geweest. Ons klusje is internationaal bekend geraakt. Hoezo is een droom onmogelijk?" Zo nu en dan neemt Vos een kijkje bij de Batavia. Hij blijft er trots op. Veel bouwkennis uit de Gouden Eeuw was verloren gegaan. Feitelijk herontwikkelde Vos het oude ambacht. Sommige dingen had hij gelijk door, voor andere ontdekte hij pas na vijftien jaar de oplossing. Het schip, dat 56,5 meter lang zou worden en eertijds 332 koppen telde, kreeg voor Vos' geestesoog steeds meer vorm. "Op een gegeven moment zat het helemaal in mijn hoofd. We hoefden het schip alleen nog maar te bouwen." De interesse voor schepen is bij Vos bepaald niet genetisch bepaald. Vader zat in Amsterdam op kantoor, moeder gewoon thuis, in Broek in Waterland. Zoonlief las de boekjes van Kapitein Rob en wilde ook het zeegat uit.
"Ik was niet meteen die stoere matroos. Had bloedarmoede, een typische oorlogskwaal. Ik was als kind niet fit en bleef daardoor op de lagere school twee keer zitten." Handigheid en inzicht had hij voor tien. Al op zijn veertiende bouwde hij een jol die in de vaart voor het ouderlijk huis een afmeerstek kreeg. Een boer uit de buurt wierp er een verlekkerde blik op en vroeg hem de boot aan hem te verkopen. Toen Willem dat bruusk afwees, greep zijn moeder in. "We konden het geld veel te goed gebruiken, vond ze. Terecht. Ik heb geleerd van dierbare dingen afscheid, en afstand, te nemen. Het dwingt je ook weer iets nieuws te beginnen. Dat ontwikkelt je." Jaren woonde Willem Vos met zijn gezin in Sint Jacobiparochie, Friesland. Hij bouwde er grote, maar ook heel kleine boten, schaalmodellen voor de sier. Eén van de mooiste exemplaren, een smakschip van twee eeuwen oud, maakte hij in opdracht van het Fries Scheepvaart Museum. Hij deed er het hele jaar 1985 over. Het is in Sneek nog altijd een van de meest bewonderde modellen. Grote faam verwierf hij pas met de Batavia. Het scheepsbouwmeesterschap was hem op het lijf geschreven. Op de werf was hij het vleesgeworden wetenschapscentrum. Hij beheerste de techniek en kon het anderen goed uitleggen. Het verwijt dat hij later kreeg, als zou hij onvoldoende van zijn kennis hebben doorgeven, heeft hij dan ook nooit kunnen plaatsen. Alles wat hij proefondervindelijk aan de weet is gekomen, wil hij nog eens op papier gaan zetten. Een boek met veel verklarende tekeningen, maar ook de beleefde ups en downs, waaronder de periode dat het Bataviaproject schipbreuk dreigde te lijden, en de gemeente het onder druk van de bevolking overnam. Over die schrijfklus zal hij wel een paar jaar doen, denkt hij. Eens kijken of hij er de tijd nog wel voor zal hebben. Dat boek zal trouwens langer blijven bestaan dan de Batavia. Dát verhaal is over dertig jaar over en uit, voorspelt Vos. "Weggerot. Ze hadden haar in een heel grote loods moeten opstellen. In een passende, voor het publiek aantrekkelijke entourage. Het schip zou dan voor de eeuwigheid bewaard kunnen blijven." "Het verdiende dat ook. Dat is niet gelukt. Spijtig, en dan druk ik mij diplomatiek uit. 'We bouwen dan wel weer een nieuwe', zeggen ze. Maar dat is toch geen redeneren?" Willem Altena Het Parool