Supermedium_catalogus_06_10_2006_v

  • Uploaded by: Machiel van Soest
  • 0
  • 0
  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Supermedium_catalogus_06_10_2006_v as PDF for free.

More details

  • Words: 2,216
  • Pages: 15
Machiel van Soest

06 10 2006 www.supermedium.nl

television turned on facing floor

chlorine bleach

sound explosion random played as loud as possible

sound continuous peep tone 4 speakers

line between ceiling and floor (iron wire)

gas heater turned off

darkened space flashes of light random

barrier (iron wire) 220 volt

GAS GEN

Zuurstof

Chloor

DNA

Description works in show: - television turned on facing floor - chlorine bleach - sound explosion random played as loud as possible - sound continuous peep tone 4 speakers - line between ceiling and floor (iron wire) - gas heater turned off - darkened space flashes of light random - barrier (iron wire) 220 volt

NATO Aggression, 1999 CHRONOLOGY:

Day 1 - Night between March 24 and 25 Day 2 - Night between March 25 and 26 Day 3 - Night between March 26 and 27 Day 4 - Night between March 27 and 28 Day 5 - Night between March 28 and 29 Day 6 - Night between March 29 and 30 Day 7 - Night between March 30 and 31 Day 10 - Night between April 2 and 3 Day 11 - Night between April 3 and 4 Day 12 - Night between April 4 and 5 Day 15 - Night between April 7 and 8 Day 20 - Night between April 12 and 13 Day 22 - Night between April 14 and 15 Day 23 - Night between April 15 and 16 Day 25 - Night between April 17 and 18 Day 26 - Night between April 18 and 19 Dan 27 - Night between April 19 and 20 Day 28 - Night between April 20 and 21 Day 29 - Night between April 21 and 22 Day 30 - Night between April 22 and 23 Day 32 - Night between April 24 and 25 Day 34 - Night between April 26 and 27 Day 35 - Night between April 27 and 28 Day 36 - Night between April 28 and 29

Day 37 - Night between April 29 and 30 Day 39 - Night between May 1 and 2 Dan 40 - Night between May 2 and 3 Day 41 - Night between May 3 and 4 Day 45 - Night between May 7 and 8 Day 47 - Night between May 9 and 10 Day 48 - Night between May 10 and 11 Day 50 - Night between May 12 and 13 Day 51 - Night between May 13 and 14 Day 55 - Night between May 17 and 18 Day 56 - Night between May 18 and 19 Day 57 - Night between May 19 and 20 Day 58 - Night between May 20 and 21 Day 59 - Night between May 21 and 22 Day 60 - Night between May 22 and 23 Day 61 - Night between May 23 and 24 Day 62 - Night between May 24 and 25 Day 64 - Night between May 26 and 27 Day 65 - Night between May 27 and 28 Day 66 - Night between May 28 and 29 Day 67 - Night between May 29 and 30 Day 68 - Night between May 30 and 31 Day 69 - Night between May 31 and June 1 Day 70 - Night between June 1 and 2 Day 71 - Night between June 2 and 3 Day 72 - Night between June 3 and 4 Day 76 - Night between June 7 and 8

Julian Barbour: " ... time is an illusion. The phenomena from which we deduce its existence are real, but we interpret them wrongly. My arguments are presented in The End of Time." “My ideas about time all developed from the realization that if nothing were to change we could not say that times passes. Change is primary, time, if it exists at all, is something we deduce from it. My Italian collaborator Bruno Bertotti and I found that the deep structure of Einstein's general theory of relativity does correspond to this truth. It is telling us that time does not exist as an independent thing and that change is indeed primary. However, this is in the framework of so-called classical physics, the form of physics that developed before quantum mechanics was discovered. When the idea that time has no independent existence is combined with the basic facts of quantum mechanics in the simplest possible way, the implications are startling. The quantum universe is static. Only timeless Nows exist. The quantum rules give them different probabilities. We experience the most probable Nows as individual instants of time. The appearance of motion and a flow of time are both illusions created by very special structure of the instants that we experience. In fact, everything that we find on the earth and can observe in the universe has a structure which suggests a history that has unfolded in accordance with definite laws. All naturally occurring objects seem to contain mutually consistent records of a past in which they were created. They may be called time capsules. In The End of Time, I propose an explanation of the creation of time capsules and of our experience of the passage of time and seeing motion that does not presuppose time. Whereas in classical physics, we deduce the notion of time from the change between Nows, in quantum physics the structure observed in individual Nows leads us to believe in time. But I argue that the structure can be explained without assuming time exists.”

Any of the following acts committed with the intent to destroy, in whole or in part, a national, ethnic, racial or religious group, as such: Killing• members of the group Causing serious bodily or mental harm to members of• the group Deliberately inflicting on the group conditions of life• calculated to bring about its physical destruction in whole or in part • Imposing measures intended to prevent births within the group Forcibly• transferring children of the group to another group

Thanatologie (leer van de verschijnselen van het sterven) Vaststellen van de dood De dood treedt in als de levenswichtige functies, irreversibel zijn uitgevallen. Onmiddellijk waarneembaar zijn verlies van bewustzijn, sensibiliteit en motiliteit en van bloedsomloop en ademhaling. In geval van kunstmatige beademing en bloedsomloop is een permanent negatief elektro-encefalogram -(ten minste 24 uur) het criterium van, (cerebrale) dood. Doordat de intraoculaire druk afneemt is het mogelijk door palpatie van de oogbol de pupil te vervormen (een zeer vroegtijdig aanwezig symptoom waarmee de dood kan worden vastgesteld). De daarop volgende lijkverschijnselen zijn lijkvlekken, lijkstijfheid, afkoeling, indroging, ontbinding, rotting en adipocire. Lijkvlekken (livores) blauwrode tot paarsblauwe vlekken aan de laagst gelegen delen (meestal de rug); de hoogst gelegen delen (meestal dus de borstzijde) worden, bleek.' Lijkvlekken kunnen vanaf ongeveer een kwartier tot een half uur na het intreden van de dood worden verwacht en zijn door druk met vinger of plessimeter gedurende drie tot vier uren (soms nog langer) na de dood geheel weg te drukken. Wordt het lijk de eerste (vier) uren in een andere houding gebracht, dan kunnen op plaatsen die dan het laagst zijn komen te liggen nieuwe lijkvlekken ontstaan, de andere lijkvlekken kunnen dan geheel of ten dele weer verdwijnen. Bloedindikking vooral zou wegdrukbaarheid en verplaatsbaarheid van lijkvlekken in toenemende mate bemoeilijken (vanaf ongeveer zes tot twaalf uur na intreden van de dood). Uitgebreidheid en intensiteit van de vlekken zijn afhankelijk van de hoeveelheid bloed (bij ernstige anemie kunnen zij zelfs ontbreken), van het bestaan van aderlijke bloedstuwing en ook van het in meer of mindere mate gestold zijn van het bloed. Op dezelfde wijze als in de huid kunnen ook inwendig veranderingen van de bloedverdeling ontstaan: eventueel hypostasen (bijv. in de longen). De meestal paarsblauwe tot paarsrode kleur van lijkvlekken ontstaat doordat als gevolg van agonale hypoxie aan de bloedkleurstof geen zuurstof meer gebonden is. Bij vergiftiging door koolmonoxide (co-hemoglobine) en door cyaanverbindingen kunnen helderrode lijkvlekken optreden. Deze rode kleur kan ook worden aangetroffen indien het lijk gedurende enige uren aan lage temperaturen is blootgesteld. De huid is dan meer doorlaatbaar voor zuurstof. Een grauwbruine kleur van de lijkvlekken kan ontstaan indien methemoglobine is gevormd (vergiftiging door bijv. kaliumchloraat). Na dodelijk verlopen asfyctische toestanden wordt, doordat post mortem zeer spoedig ontstolling kan optreden, het bloed meestal in vloeibare toestand aangetroffen, hetgeen tot het ontstaan van zeer duidelijke lijkvlekken aanleiding kan geven. Lijkstijfheid (rigor mortis) Onmiddellijk na de dood zijn de spieren meestal verslapt; daarop (meestal na één tot twee uur, soms dadelijk, soms later) volgt de ontwikkeling van rigor mortis (waarschijnlijk door een postvitale anaërobe contractietoestand als gevolg van afbraak door enzymwerking van adenosinetrifosfaat, ATP), gevolgd door proteolyse van de spiereiwitten, waardoor de rigor wordt opgeheven. De hartspier toont veelal reeds ongeveer een half uur na de dood rigor, klaarblijkelijk doordat bij de relatief hogere temperatuur van het inwendige van het lijk op enzymwerking berustende omzettingen sneller verlopen dan in de vlugger afkoelende extremiteitspieren. Meestal verstijven de spieren van kaak en nek het eerst. Van daaruit verbreidt het verschijnsel zich over andere spieren (Wet van Nysten); na ongeveer zes tot acht uur is de rigor mortis algemeen. Zij bestaat des te langer naar gelang zij later na de dood tot ontwikkeling is gekomen. De rigor verdwijnt meestal in dezelfde opeenvolging als zij is ontstaan. Omstreeks de derde dag na de dood wordt de rigor weer opgeheven. Rotting (bij zgn. septische lijken) bespoedigt het verdwijnen van rigor in sterke mate.

Kataleptische lijkstijfheid Fixatie van lichaamshouding op het ogenblik van overlijden - waargenomen indien kort voor de dood zware lichamelijke inspanning heeft plaatsgevonden of indien aan, het overlijden krampen zijn voorafgegaan (tetanus, strychninevergiftiging). Gladde spieren ondergaan lijkverstijving vroeger dan dwarsgestreepte: rigor van de gladde spieren van de huid kan aan het lijk het verschijnsel van kippenvel en rimpeling van de scrotaalhuid doen ontstaan. Afkoeling Na de dood staat het lichaam warmte af aan de omgeving; de snelheid van deze warmteafgifte is van vele factoren afhankelijk. Een kinderlijk (relatief groter oppervlak) koelt meestal sneller af dan dat van een volwassene. Sterke ontwikkeling van de (onderhuidse) vetweefsels en bedekt zijn van het lijk (kleding, dekens enz.) gaan afkoeling tegen. Vier tot vijf uur na de dood kan de afkoeling met de hand duidelijk worden waargenomen; na ongeveer twaalf uur is het lijk meestal koud. De afkoeling vindt niet aan alle lichaamsdelen even snel plaats: extremiteiten zijn meestal eerder koud dan bijv. het abdomen. Indroging Door vochtverlies als gevolg van verdamping treedt indroging op. Dit veroorzaakt mat worden van de cornea en droog en hard worden van het slijmvlies van de lippen en van (oppervlakkige) schaaf- en kneuswonden van de huid. 0p indroging van de huid berust ook het 'groeien' van de (baard- of snor)haren na de dood: de haren zijn ogenschijnlijk langer doordat de ingedroogde huid zich terugtrekt. Mummificatie is een extreme vorm van indroging; zij ontstaat indien het lijk is blootgesteld aan warme en uiterst droge lucht (bijv. lijken in de woestijn). Ontbinding Is de rigor mortis een postvitaal katabolisch proces door enzymwerkingen, de autolyse is de verandering van de cellulaire structuur met als laatste stadium het volledig verdwijnen van de cellen door anaërobe werkzaamheid van eigen fermenten en enzymen. Door fermentatieve anaërobe glycolyse ontstaat melkzuur met als gevolg postmortale acidose; door daaropvolgende proteolyse onstaat postmortale alkalose. Autolyse van organen kan worden waargenomen bij de in utero gestorven vrucht. Aan het lijk kan dikwijls vroegtijdige autolyse aan pancreas en bijniermerg voorkomen. Postmortale proteolyse van het peridontium kan veroorzaken dat aanwezige tanden na de dood los gaan zitten of uitvallen. Na postmortale hemolyse kan diffusie van bloedkleurstof naar de weefsels ontstaan. Groene verkleuringen van de huid, meestal het eerst waar te nemen aan de buikwand, boven de liesstreek, zouden berusten op afzetting van verdohemoglobine: Hb waarvan de pyrrolring bij de amethyleenkring is geopend, een fysiologisch voorstadium van bilirubine. Door inbibitie met bloedkleurstof kan de iris van kleur veranderen (van betekenis bij identificatie!); de intima van de slagaderen kan lakrood worden en het endocard, evenals de wand van de aderen, flets paarsrood. Rotting Ontstaat door reductieprocessen als gevolg van werkzaamheid van bacteriën en andere micro-organismen. In het lichaam fysiologisch aanwezige bacteriën (in de darm: coli, proteus, in de luchtwegen en op de huid spelen hierbij een rol. Bij infectieuze ziekten kunnen ook pathogene bacteriën het proces inleiden en daardoor bevorderen. Doordat de tijdens het leven bestaande afweermechanismen zijn vervallen kunnen bacteriën en lagere schimmelsoorten ook van buitenaf het lichaam binnendringen en zich daarin evenals de eerder genoemde bacteriën gaan vermeerderen en verspreiden. Rotting gaat gepaard met vorming van afbraakproducten waarvan verscheidene gasvormig zijn. Door deze gassen kan het lijk sterk gaan opzetten; onder de huid en in de organen kunnen gasblazen ontstaan (rottingsemfyseem): door toenemende intraabdominale gasdruk kan zelfs prolapsus uteri voorkomen; een vrucht kan post mortem worden uitgestoten (zgn. Sarggeburt). Behalve gasvorming vindt bij rotting ook verweking van organen en weefsels plaats: ten slotte blijven alleen skelet, gebit en hoofdharen over (gemiddeld na zeven tot tien jaren). Bij hoog watergehalte (hydrops) en ook de aanwezigheid van veel bacteriën (septische aandoeningen) kunnen de rottingsprocessen veel sneller verlopen. Uitdroging, anemie en lage buitentemperatuur werken vertragend op de ontbinding. Rotting begint meestal later na de dood dan autolyse; zij kunnen echter ook gelijktijdig voorkomen. Adipocire (lijkenwas): verzeping van lichaamsvetten die ontstaat bij vochtige kalkhoudende bodem of hoge stand van het grondwater en geringe mogelijkheid van toetreding van zuurstof.

More Documents from "Machiel van Soest"