Pad A An November

  • June 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Pad A An November as PDF for free.

More details

  • Words: 8,630
  • Pages: 8
Paduaan.

NUMMER 2 NOVEMBER 2009 HUMEDIA.NL/PROFILE/PADUAAN

FCJ

INTERVIEW

STUDENT IN PRAKTIJK

Z.O.Z.

Interview met bijzonder lector Pieter Broertjes

Pedro Salazar over zijn zogenaamde machtspositie als persvoorlichter

Frits van Exter: ‘Journalistiek als tussenoplossing’

Studentencolumn uit Engeland: Blubberarmen en voetbal geluk

pagina 3

pagina 4

pagina 5

pagina 8

Transparantie op de FCJ: enquêteresultaten online Respons tussen de 50 en 75 procent is het streven voor kwaliteitszorgcoach Smis Evaluaties moeten gaan leven onder studenten. Daarom publiceert het management facultair breed vanaf de tweede periode de uitkomsten van blokenquêtes op Sharepoint. DOOR MERLIJN ENSING

Studenten Journalistiek steken hun mening over het algemeen niet onder stoelen of banken. Maar juist bij die opleiding laat het merendeel van de studenten het afweten wanneer er om hun mening wordt gevraagd: slechts zeven procent van de studenten vult doorgaans een enquête over het gevolgde onderwijs in. Een te lage score om conclusies uit te trekken, laat staan om naar aanleiding van de resultaten actie te ondernemen. Dat moet anders, vindt facultair kwaliteitszorgcoach Michiel Smis.

De schuld legt hij echter niet bij de studenten neer. Het is het systeem dat heeft gefaald. Smis: “Het nut van het invullen van de enquêtes is voor alle studenten volkomen onduidelijk. Nergens zijn resultaten terug te vinden. Daarom zijn we van plan om de resultaten op Sharepoint te plaatsen. De kern van het transparanter maken van de resultaten zal het publiceren van een lijstje (eventuele) verbeterpunten zijn.” Studenten kunnen naast het aangeboden lesmateriaal ook hun docent beoordelen. Een heksenjacht op of popularisering van docenten ziet Smis niet gebeuren. “Er worden beslist geen opmerkingen over individuele docenten gepubliceerd, behalve als een docent keer op keer een hoge score behaalt”, zegt hij. Een reeks aan negatieve enquêteresultaten kan echter wel degelijk consequenties hebben voor een docent. “In geval van een lage docentscore kan een verbeterpunt zijn dat een opleidingsmanager in overleg gaat met de betreffende docent

om te kijken wat er op dit punt te verbeteren valt. In het ergste geval wordt zo’n docent van de cursus gehaald.” Smis wil vooral benadrukken dat naast een docentbeoordeling ook ruimte is om je mening over de inhoud van het vak, de faciliteiten en de toetsing te geven. Docent Peter Douma denkt dat het openbaar maken van de enquêteresultaten gevolgen kan hebben op de manier van lesgeven. “Volgens mij ga je je dan heel anders voordoen. Onaardig zijn tijdens het lesgeven werkt soms beter dan de pleaser uithangen. Ik zie mezelf straks al ijsjes uitdelen, om maar aardig gevonden te vonden”, grapt Douma sarcastisch. Opleidingsmanager Peter Mul ziet vooral de voordelen van de methode, waar overigens nog geen vast besluit over is genomen. Kwantiteit zorgt voor kwaliteit, meent hij. Hoe meer studenten de enquêtes invullen, hoe beter. Daarbij zullen de resultaten van de enquêtes getoetst worden bij

een klankbordgroep, de opleidingscommissies en tijdens de klassenvertegenwoordigersvergaderingen. Om het project tot een succes te maken, worden docenten verplicht met de evaluaties aan de slag te gaan. In de laatste week van een periode worden eerste- en tweedejaars studenten klassikaal gevraagd de blokenquêtes in te vullen. Vorig jaar tijdens het Studenten Tevredenheidonderzoek werd deze methode al gebruikt, met toen een respons van 22 procent als resultaat. Michiel Smis is echter pas tevreden bij een respons van 50 tot 75 procent. Hij denkt dat wanneer studenten eenmaal een idee hebben van wat er met de enquêteresultaten gebeurt, zij vanzelf de enquêtes invullen. “Je kunt niet aan mensen vragen om enquêtes in te vullen, zonder dat ze daar ooit de resultaten van zien. Door te laten zien wat je met de resultaten doet, moeten zij zich meer betrokken voelen bij de opleiding.”

Lekker op de tafel dansen in een druk café Stef’s Nu het buiten koud, nat, vroeg donker en stormachtig is, haasten veel studenten zich na colleges zo snel mogelijk Stef’s in om het sociale leven op peil te drinken. Met 350 nieuwelingen van Communication, Media & Design (CMD) erbij lijkt het dan ook logisch dat het flink wat drukker in het faculteitscafé is. Maar volgens Johnny Burger, medewerker van Stef ’s, hoeven we de schuld niet meteen in de schoenen van de CMD-ers te schuiven. “We merken dat het ietsje drukker is dan normaal, vooral in de pauzes en aan het eind van de dag, maar dat is altijd zo in de eerste maanden van het collegejaar. In januari, februari zal dat wel weer afnemen.” Veel eerstejaars besluiten dan namelijk om niet door te gaan met hun studie. Ook in de tentamenweek is het druk in Stef ’s. Want naast dat er in die week zo goed mogelijk antwoordkaarten ingevuld moeten worden, is het ook een perfecte tijd voor kleine reünies. De ouderejaars, die elkaar door stages en andere belangrijke werkzaamheden vaak alleen nog via

FOTO: LISA MATULESSYA

DOOR MARLEEN HOOGENDOORN

Twitter of Facebook spreken, vieren met een biertje de vreugde dat ze elkaar weer eens zien. De eerstejaars die zojuist hun eerste tentamenweek overleefd hebben, vergelijken zenuwachtig hun antwoorden. Maar al snel worden de blaadjes weer in de tassen opgeborgen want nu is het even tijd voor ontspanning. Die week waren er ook veel drukke avonden, vertelt Johnny. “En als het gezellig is, blijven we lang open. Op

maandagavond stonden er zelfs mensen op de tafel te dansen.” Voor wie tafeldansen niet als vermaak beschouwt, wees gerust: er is een grote kans dat binnenkort de karaokemachine weer op het podium getoverd wordt. In oktober had er zelfs een heus bierfeest moeten plaatsvinden, maar omdat er toen ook een uitreiking was van de HUmedia/Sp!ts-blogwedstrijd, ging dat niet door.

Over de drukte hoeft niemand zich zorgen te maken. We hebben hier immers te maken met ‘gezellige drukte’. Johnny: “De sfeer blijft gewoon goed. Er zijn nog geen akkefietjes geweest en ik verwacht ook niet dat die er zullen komen.” Alhoewel daar misschien verandering in komt als journalistiekdocenten Tanja van Bergen en Cornelis Pons zich weer iets te enthousiast in een karaoke-duetje storten...

2 FCJ CURRICULUM VS. PRAKTIJK

KRAM

Nieuwsbericht In deze rubriek testen wij elke maand een reader uit het rijke assortiment der communicatie- en journalistieksyllabi door deze voor te leggen aan een deskundige met kijk op de inhoud. Deze maand: Nieuwsbericht, eerstejaarsvak Journalistiek. DOOR LISA MATULESSYA

Het is misschien wel de belangrijkste reader voor studenten Journalistiek van het eerste jaar: nieuwsbericht. Een nieuwsbericht kunnen schrijven is volgens sommigen de basis voor iedere journalist. Twee echte kenners testen voor ons of de reader wel werkelijk voldoet aan de hedendaagse eisen. Chef verslaggeving van Het Parool, Nathan Vos, is erg positief over de syllabus. “Een uitstekende, voor het overgrote deel herkenbare en bruikbare syllabus.” Toch plaatst Vos ook zijn kanttekeningen: “Ik pleit wel voor een begrippenlijstje aan het begin.” Een aantal begrippen in de reader zijn voor Vos nog onduidelijk. “Wat een uitgestelde lead is snap ik nog wel (sterker nog: ik ga de term hier op de redactie ook introduceren), maar wat een brug, een bron-brug of een identificatie-brug in een nieuwsbericht is, blijft me duister.” Tenslotte nog de aandacht voor het maken van koppen. “Prima, zolang het bedoeld is om de auteur op scherp te zetten. Maar in onze praktijk komt een verslaggever niet aan een kop.” Verder zouden koppen geen woordspelingen, humor, overdrijving, oubolligheid en vraagtekens mogen bevatten. “Dat is niet de realiteit van een moderne, zichzelf vernieuwende en verjongende krant.” Bart Nijman, hoofdredacteur van de rondkranten van Ons Utrecht, raadt de syllabus direct aan voor bepaalde schrijvers. “Bij Ons Utrecht krijg ik nog best vaak artikelen binnen die met een tijdsbepaling beginnen, om over persberichten maar te zwijgen. Een blik in de syllabus zou af en toe wel goed zijn.” Over de opening van de reader is Nijman alleen niet zo te spreken. “Zegt Van der Lugt nou echt

‘Veel succes bij dit spannende avontuur’!? Deze reader is toch niet voor 4 Havo bedoeld zeker?” Verder is Bart Nijman wel tevreden met de syllabus. “Het is natuurlijk belangrijk om kort, bondig, duidelijk en precies te kunnen schrijven zonder journalistieke wetten als de 5 W’s & H uit het oog te verliezen.” Maar of de syllabus ook een goede basis is voor een schrijver bij ons Utrecht? “Ja en nee. Nieuwsberichten maken is natuurlijk maar één onderdeel binnen de journalistiek. Het is een goed begin, maar kun je ook sfeer maken en

‘Deze reader is toch niet voor 4 Havo bedoeld zeker?’ weet je de juiste vragen te stellen als je een wethouder of wijkcommissievoorzitter spreekt?” Met wat aanpassingen hier en daar is de syllabus volgens de kenners uiteindelijk prima geschikt. Nathan Vos: “Verder niets dan lof voor deze syllabus.” Docent Paul de Lange, verantwoordelijke voor de syllabus, is erg tevreden met het commentaar. “Volgens mij is de reader in grote lijnen erg goed en bruikbaar. Goed om te horen dat die mening wordt gedeeld door beide heren. Hun opmerkingen nemen we mee bij het ontwikkelen van een nieuwe, verbeterde reader. En ja, dan zullen we ook kijken naar de ‘tone of voice’. Die is zo hier en daar inderdaad erg schools.” Vanaf volgend jaar ligt er namelijk een nieuwe reader in de schappen. Deze zal meer aandacht geven aan het ‘zachte nieuws’.

FCJ-studenten stellen lespakketten samen voor € 10.000,Enkele studenten van de FCJ hebben tienduizend euro in de wacht gesleept voor een zelf ontwikkeld project in het kader van Rotterdam Jongerenhoofdstad 2009. De studenten gaan onder andere lespakketten voor basisscholen samenstellen en een website ontwikkelen. DOOR ANNEMARIE MATERS De gemeente Rotterdam organiseerde eind september Your World, een evenement voor jongeren om met elkaar een initiatief te ontwikkelen waarmee zij de wereld willen verbeteren. De acht studenten kwamen met hun project Get 2 Know Me als win-

naar uit de bus en gingen naar huis met tienduizend euro. Daarbij krijgen ze professionele begeleiding van mensen binnen de organisatie van Your World bij hun project. Psychologiestudent aan de Universiteit Utrecht Younes vindt de winst terecht. “We waren concreet, specifiek, hadden een duidelijk doel voor ogen en wisten precies hoe we dit konden. Daarnaast raakten Stephanie Broek en Neshon Veneziaan de jury met een fantastische presentatie.” Get 2 Know Me gaat onder andere lespakketten maken voor basisscholen, een website ontwikkelen en trainingen en adviezen geven over integratieprocessen op basisscholen. Eén van hun slogans: Wat een boer niet kent zou hij juíst moeten proberen. “We zijn heel enthousiast en willen meteen aan de slag, maar we moeten eerst nog alles tot in de puntjes uitwerken”, aldus Younes.

De winnaars van Your World staan te trappelen om te beginnen.

PADUAAN NOVEMBER 2009

FCJ 3

De SvJ als kennisfabriek?

STELLING

Lector Pieter Broertjes: ‘We zijn er nog niet’

Lectoren vervullen een soortgelijke functie als hoogleraren aan een universiteit. Voor veel docenten en studenten op de School voor Journalistiek is echter onduidelijk wat het lectoraat van die opleiding precies uitvoert. Paduaan sprak daarom met bijzonder lector Pieter Broertjes. DOOR MERLIJN ENSING Praktijkdieren Pieter Broertjes (hoofdredacteur Volkskrant) en Ad van Liempt (NOS, VPRO) verbinden zich in 2006 als bijzonder lector aan de School voor Journalistiek. Eén dag in de week doen zij daar in het lectoraat ‘crossmedia content’ onderzoek naar de toekomst van de journalistiek. De onderzoekers, inmiddels bijgestaan door Piet Bakker, moeten kennis vergaren over ‘het wezen van de journalistiek’ en een beter zicht geven op de toekomst van de journalistiek. In het plan van 2006 staat beschreven: “Het Kenniscentrum moet zich een plaats verwerven met een optimaal uitzicht op die toekomst, op de eretribune, ter hoogte van de middenlijn met een onbelemmerde blik op alle uithoeken van het veld.” In het lectoraat worden jaarlijks tienduizenden euro’s gestoken, waarvan voor onderzoek een deel extern gefinancierd wordt. De in het verleden opgestelde doelstellingen zijn echter niet behaald en in een onlangs verschenen managementreview staat dat de aansluiting tussen het lectoraat en de opleiding nog onvoldoende is. Waar staan jullie nu als lectoraat? “We zijn er nog niet, dat is zeker, maar we zijn ook pas ‘net’ begonnen. Een lectoraat in het hbo is een heel nieuw fenomeen. Alles wat wij doen is beperkt van tijd. Het is nu eenmaal niet zo dat wij hier vijf dagen in de week zijn. Het zal nog een paar jaar duren om dat instituut van lector zichtbaar te maken.”

om dat in plakjes en brokjes terug te geven. We denken aan een spreekuur op een vaste tijd, zodat studenten bij ons terecht kunnen voor vragen over het vak. Zo’n spreekuur zou een vorm kunnen zijn om het contact met studenten te vergroten en om als lectoraat zichtbaarder te worden. Nu geef ik colleges aan eerste- en tweedejaars en bezoek ik redacties in de bovenbouw.“

hebben we het van tevoren over gehad: mijn eerste verantwoordelijk is en blijft de Volkskrant. Het wordt er alleen maar zwaarder op, niet makkelijker, wat ook wel is gebleken in de afgelopen drie jaar. Wat hebt u in die drie jaar concreet bereikt? “Dat de mentale gesteldheid van een groep docenten anders is. Els Diekerhof bijvoorbeeld: zij heeft lang onderzoek gedaan naar hoe valide bronnen op het internet zijn en kan nu terugkijken op een publicatie van een serieus onderzoek. Het is een mindset die je moet bereiken. Het is niet een concreet iets. Als het kan leiden tot een publicatie, heb je iets bereikt.”

Zijn die colleges en bezoekjes niet te verwaarlozen? “Ja, ik denk dat mijn collega Ad van Liempt dat meer doet. Maar ik ga ook langs bij het vak Deadline. Ik geef daar een beoordeling op de kranten die tweedejaars maken. Vorig jaar heb ik dat wat meer gedaan dan dit jaar.”

Ik bekijk het vanuit het oogpunt van de student: zij betalen tenslotte collegegeld. Wat zien studenten ervoor terug? ‘Betere docenten en dus beter onderwijs. Als een docent weer een keer onderzoek doet en hij gaat dwars op zijn eigen stramien staan, dan leidt die reflectie volgens mij tot verdieping van de docent. Die docent komt dan weer terug in het onderwijs en is dan niet iemand die twintig of dertig jaar geleden de beroepspraktijk heeft gezien. Studenten kunnen zo ook niet zeggen dat hij/zij totaal niet is geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen.’

U was vorig jaar drie perioden afwezig bij deadline. “Ja, God, deadline. Als dat een keer misgaat… Ik weet niet hoe belangrijk dat is. Het contact is vorig jaar door omstandigheden verwaterd. We zijn hier niet naartoe gehaald om docent te spelen, want daar zijn er al genoeg van. Wij zijn er om de poot van het kenniscentrum op te richten. Om een versnelling te geven aan de school als ‘kennisfabriek’.” Hoe ligt de verhouding tussen uw werkzaamheden voor de Volkskrant en als lector hier? “Zeven dagen per week ben ik hoofdredacteur bij de Volkskrant, niet vier dagen. Ik heb al een baan, dus ik zit eigenlijk niet te wachten op een tweede of een derde baan. Op dat verhaal zit spanning en daar

Maar één publicatie op een totaal van ongeveer zestig docenten, is dat niet bar weinig? “Het kost tijd, maar het zou volgens mij een hele verkeerde conclusie zijn als je zegt: als het zo is, dan moet je er maar mee stoppen.” De kosten die er tegenoverstaan zijn vrij hoog. Uzelf zit bijvoorbeeld in de hoogste salarisschaal. Staat dat in verhouding tot wat wij er als student voor terugkrijgen? “Je krijgt er niet rechtstreeks iets voor terug, dat klopt. Lectoren zijn niet ingehuurd om studenten te doceren. Als het al een effect heeft, dan is het een triple-down-effect. Je probeert docenten op een wat hoger, op de actualiteit gebaseerd niveau te krijgen. Ik probeer vanuit mijn praktische rol als vraagbaak docenten zoveel mogelijk te bedienen. Als je iemand zoals ik niet in huis hebt, kun je ze veel moeilijker bevragen. Of dat het waard is moet je aan het College van Bestuur vragen, niet aan mij.”

‘De SvJ loopt absoluut achter en heeft moeite het kwaliteitssegment te bedienen’

Hoe probeert u studenten bij het lectoraat te betrekken? “De grote winst van zo’n lectoraat is dat wij een soort vraagbaak zijn voor zowel docenten als studenten. Van Liempt en ik staan beiden middenin de praktijk, we beseffen zelf niet eens dat we zoveel praktijkkennis hebben opgedaan in die vele tientallen jaren in de journalistiek. Het is interessant

FOTO: ED VAN RIJSWIJK

Kunt u verbeterpunten voor de toekomst noemen? “Docenten die niet aangesloten zijn bij de kenniskring – met wie wij maandelijks om de tafel zitten – weten eigenlijk niet precies wat wij doen. Je zou wat meer bekendheid moeten geven aan het fenomeen door eens te praten met alle onderwijscoördinatoren. Dat hebben we al eens gedaan, maar dat is niet veel in drie jaar tijd. Dat zou wat intensiever kunnen.”

Hoe staat de opleiding Journalistiek er volgens u voor? “De opleiding heeft het lastig als het gaat om het bedienen van het kwaliteitssegment. Dat is absoluut een feit. We lopen achter. Ik heb vertrouwen in het nieuwe leerplan voor 2010, al zal dat nog wat moeten worden aangescherpt. Daar kunnen wij als lectoren met onze praktische kennis een rol in spelen. Zo zijn we van plan een canon over de journalistiek op te zetten. Maar de kern is kennisoverdracht vanuit de praktijk. Dat is waarvoor we zijn ingehuurd en dat is volgens mij ook wat we doen.”

‘Het rookbeleid is een lachertje’ Mark Blomsma Minor Web en multimediadesign

eens/oneens “Ik vind het belachelijk dat je nergens overdekt kan roken als het regent. In de patio op de begane grond staat een groot verboden te roken teken, maar een meter verder staat wel een asbak. Ik vind het ook vreemd dat ik daar altijd personeel zie roken. Ik volg hier een minor en kom van de Faculteit Natuur en Techniek, daar zijn helemaal geen regels voor buiten roken.“ Evanne van de Wetering 2e jaars Communicatiemanagement

eens/oneens “Ik rook zelf niet, maar de rode lijnen voor het gebouw zijn me wel opgevallen. Ik snap de gedachte erachter niet helemaal. Nu staat iedereen drie meter verderop te roken en staat er nog een hele menigte voor de deur. ”

‘Die rode lijnen? Daar houdt niemand zich aan’ Dora Spronk teamleidster Facilitaire dienst FCJ en FE

eens/oneens “We doen als facilitaire dienst zoveel mogelijk voor de rokers. Ik snap dat het heel vervelend is om in de regen te gaan staan met je sigaret, maar het is verboden om onder een luifel te roken. Een rokershok voor de school gaat ook niet omdat we met de uitstraling van de faculteit zitten; openbaar terrein, de architect en ga zo maar door. De rode lijnen voor de school zijn inderdaad wel erg drastisch, maar zelf sta ik ook in de regen te roken bij slecht weer.” Jim van den Bos 2e jaars Journalistiek

eens/oneens “Ik weet niet precies wat ze bedoelen met rookbeleid. Die rode lijnen? Daar houd niemand zich aan! Die hebben helemaal geen nut. Af en toe komt er een boze docent zeggen dat we buiten de lijnen moeten roken maar twee seconden later staat iedereen alweer voor de deur van de school. Helemaal als het slecht weer is, dan ga ik echt niet in de regen staan roken.”

4 INTERVIEW

persvoorlichter

Pedro Salazar

‘Ik ga nooit met een rode pen door een interview’ Als we hoofdredacteur Johan Derksen van VI moeten geloven, zorgt hij er hoogstpersoonlijk voor dat elk interview met een PSV’er van alle aantrekkelijkheid wordt ontdaan. Onzin, bezweert Pedro SalazarHewitt (50). De manager pers en communicatie van PSV vertelt over wat zijn taak wél inhoudt. DOOR CLAY RUPERTI

Terwijl op het trainingscomplex van PSV een handvol supporters op de training wacht, doet een waterig zonnetje haar uiterste best de temperatuur wat op te krikken. De supporters hebben zich voor niets aan de rand van het grasveld verzameld. De selectie doet vandaag een duurloop in het bos. Ook een verslaggever van Voetbal International is niet op de hoogte. “Wordt er hier nog getraind?”, vraagt hij aan Pedro Salazar. “Niet? Is er wel een perspraatje?” Ook dat moet Salazar ontkennen. “Maar je

CV

1984 - 1989 correspondent voor Chileense krant ‘La Nacion’ 1991 - 1997 correspondent voor Spaanse sportkrant ‘Marca’ 1993 - 1994 producer en presentator bij KRO-programma ‘Meer op zondag’ 1997 - heden manager pers en communicatie PSV 2009 - heden lid van de werkgroep achter het Hollands-Belgische WK 2018-2022

mag de trainer zo wel even aanschieten”, is de persvoorlichter behulpzaam. Het is de taak van Pedro Salazar in een notendop. Als manager pers en communicatie treedt de geboren Chileen in Eindhoven op als tussenpersoon tussen club en pers. Salazar is in het enorm gegroeide -en nog steeds groeiende- medialandschap een onmisbare brug tussen de media en PSV geworden. “Behalve de grootte van het medialandschap is ook de concurrentie in medialand enorm gegroeid”, vertelt Salazar in de kantine van het trainingscomplex. “Er is veel meer vraag naar exclusieve dingen. Vroeger ging een journalist naar de wedstrijd, misschien een keer naar de training, maar dat was het. Nu lopen hier dagelijks ‘clubwatchers’ rond. Die kunnen niet even de kleedkamer binnenlopen. Ik kan dat wel en dus zit onze afdeling tussen de media en de spelers in, om dat allemaal te coördineren. Rode pen Met de komst van de media-afdelingen bij voetbalclubs kwam ook de kritiek vanuit de media. Spelers zouden worden gehersenspoeld en de spaarzame pareltjes van interviews, waarin spelers eens niet in de door de voorlichter voorgeschreven pas lopen, zouden door die persvoorlichters met een rode pen te lijf worden gegaan. Met name VI-hoofdredacteur Johan Derksen wijst in dit verband regelmatig met een beschuldigende vinger richting Salazar. Ten onrechte, meent Salazar. “Ik vind het altijd een hele eer als meneer Derksen zegt dat ik zoveel macht heb. Dat heb ik namelijk niet. Als hij denkt dat dat wel het geval is, weet hij absoluut niet hoe het bij een club werkt. Ik heb de macht niet om tegen een speler of trainer

te zeggen: ‘jij mag vandaag niet praten’ of ‘jij hebt dit gezegd, maar dat ga ik veranderen want dat had je niet mogen zeggen.’ Nee zo werkt het niet.” Hoe werkt het dan wel, is de vraag die Salazar waarschijnlijk al had zien aankomen. Inmiddels is op de eerste verdieping, waar een klein perscentrum is gevestigd, ook de hoofdredacteur van PSV Media Jeroen van den Berk aan het werk gegaan. Hij maakt onderdeel uit van het team van een man of veertien dat de marketing en media-afdeling van PSV vormt. Salazar neemt een slok koffie voordat hij de vraag beantwoordt. “Alle interviews gaan in principe via mij. Maar als een speler zelf een afspraak wil maken is dat zijn eigen verantwoordelijkheid. De regel is dat ze het via mij doen, maar ik kan ze niet verbieden met een journalist te praten. Als een speler op eigen houtje een afspraak maakt, is hij natuurlijk ook zelf verantwoordelijk voor het resultaat. Ik kan hem dan voorhouden wat de consequenties voor hem en de club zullen zijn, maar als hij erachter staat houdt mijn taak op. Ik ga

voldoening

‘NA EEN LEUK ARTIKEL IS EEN SPELER BLIJ, ZIJN MOEDER TROTS EN HEB IK HET GOED GEDAAN’

nooit met een rode pen door een interview. Ik bespreek het resultaat altijd met de speler en als hij zegt: ‘dat is niet waar’ of ‘dat heb ik niet zo gezegd’, is het mijn taak om contact op te nemen met de journalist. Dan vraag ik hem of hij iets wil toevoegen of iets wil veranderen zodat het in de juiste context komt. Maar de speler is uiteindelijk verantwoordelijk voor zijn eigen woorden.” Scoringsdrift Het is er, met het veranderde mediaklimaat, voor Salazar niet gemakkelijker op geworden. Met de komst van internet staat snelheid voorop en verdwijnt de zorgvuldigheid als journalistieke waarde meer en meer naar de achtergrond. Dat heeft effect op de spelers. “Ik merk dat een groot deel van de spelers niet gecharmeerd is van de media. Niet omdat ze kritisch zijn, maar de onzorgvuldigheid is heel groot. Het draait voor programma’s steeds meer om het scoren en dat gaat dan over de rug van onze spelers. De spelers worden daardoor terughoudend en houden het contact met de pers af. Ik moet dan aan de media een nee verkopen en dat leidt er weer toe dat de persvoorlichter de schuld krijgt. Dan houd ík de boel af. Dat is niet waar, dat doen de spelers zelf, dat zijn volwassen mensen. Daarnaast heb ik er helemaal geen baat bij om de pers buiten te houden. Hoe meer wij in de media staan, met mooie foto’s met het Philips-logo erop, hoe beter.” Salazar kan ook helemaal geen reden bedenken de media buiten de deur te houden. Waar journalistiek en communicatie de indruk wekken elkaar te bijten, spreekt Salazar dat resoluut tegen. “Media en topsport zou de meest fantastische combinatie

INTERVIEW 5

PADUAAN NOVEMBER 2009

GASTCOLUMN Iedere maand neemt iemand uit het beroepenveld de pen ter hand om zijn/haar ervaringen met de journalistiek of communicatie te delen. Deze maand PR-consultant Charly Lammers van Toorenburg over mediatraining.

Mediatraining: zegen of vloek?

E

FOTO: ALEX VAN KNIPPENBERG

en persinterview is een kijkje in de wereld van iemand anders. De journalist wil weten wat iemand doet, wat hem of haar beweegt. Maar al te vaak komt het niet tot een uitwisseling van informatie en is de geïnterviewde of woordvoerder in de praktijk een buffer tussen een organisatie en de media. Vaak krijgen mediatrainingen daarvan de schuld. Geïnterviewden gaan trucjes toepassen in plaats van een open gesprek voeren. Dat aangeleerde gedrag heeft vaak zo’n invloed op het eindresultaat, dat het de noodzakelijke werkrelatie met de pers eerder bederft dan goed doet. En bij de televisiekijker of krantenlezer ontstaat gemakkelijk het beeld dat iemand iets te verbergen heeft.

machtspositie

‘DE SPELER IS VERANTWOORDELIJK VOOR ZIJN EIGEN WOORDEN’

moeten zijn die je kunt bedenken. We hebben elkaar ook nodig. We zitten in elkaars wereld en moeten samenwerken. Daarvoor probeert mijn communicatieafdeling de juiste voorwaarden te scheppen. Het is in de voetbalwereld enorm belangrijk dat je de regie in handen houdt. Je moet als club de bron zijn van alles. Goed nieuws, slecht nieuws, crisisnieuws. Als je niet meer zelf de bron bent, wordt het verhaal voor je gemaakt. Dan krijg je een verhaal met halve waarheden. Want alleen wij kennen de waarheid. Die proberen we altijd zo snel en duidelijk mogelijk naar buiten te brengen.” Voor dat naar buiten brengen van nieuws, maken steeds meer clubs tegenwoordig gebruik van clubmedia. Ook PSV. Veel nieuwtjes gaan direct de website op. Nóg een medium. En dat in een persklimaat dat wordt gekenmerkt door een overvloed aan media. Maar volgens Salazar is deze communicatiestroom vanuit de club geen concurrent voor de overige media. “Wij gebruiken onze zogenaamde ‘new media’ niet om de concurrentie aan te gaan. De website nu is wat het persbericht vroeger was. Alleen be-

ter aangekleed. Voor journalisten is dat ideaal. Die kunnen pakken wat ze pakken willen. Quotes, beeldmateriaal, het ligt zo voor het oprapen. Wij zijn geen concurrent voor externe media, simpelweg omdat zij niet met ons kunnen concurreren. Wij maken het nieuws, wij zijn het nieuws. Ik weet iets, PSV-TV zit naast mij en die weet het ook.” Als voormalig journalist weet Salazar wat de mensen met wie hij nu samenwerkt beweegt. Hij weet wat het is om uren op een accreditatie te wachten of geen respons te krijgen op een interviewverzoek. “Ik heb alle facetten van journalistiek bedreven. Ik weet wat een cameraman nodig heeft, hoe het er bij de radio of de krant aan toe gaat. Bij het opzetten en uitwerken van mijn denkwijze heeft het wel geholpen dat ik journalistieke ervaring heb. Maar het is net als bij goede voetballers. Maradona was een geweldige speler, maar geen goede trainer. Het is niet bepalend.” Het werk van Salazar gaat ondertussen gewoon door. Zijn iPhone rinkelt, hij is nodig. Salazar is een persvoorlichter die zijn werk aan de voorkant doet. Het publiek kent hem, hij zit overal bovenop. Een intensieve baan. “Wij willen alles weten. Dat lukt niet altijd, maar dat hoeft ook niet. Als je intern maar wel op de hoogte bent van wat er binnen de club gebeurt. Collega’s van kleinere clubs lezen nog wel eens iets in de krant. Hier kan dat niet. Ik ben constant in contact met het team. Je hebt een vertrouwensband nodig. Ze vertrouwen mij als ik ze overhaal aan een interview mee te doen. En als er dan een leuk artikel met een mooie foto uitkomt is de speler blij, zijn moeder trots en heb ik het goed gedaan.”

Ook binnen de sport wordt er veel aandacht besteed aan het aanleren van woordvoeringstrucjes. Neem de huidige generatie profvoetballers. Deze groep wordt omgeven door sportpsychologen. Alleen als voetballers goed in hun vel zitten, zelfvertrouwen hebben en van hun eigen kracht uitgaan, komen ze op het veld goed uit de verf. Ze leren de reputatie van de tegenstander te negeren, hun angsten te beheersen en de ruimte op het veld vrijmoedig te pakken. Daarnaast verwacht een coach van een speler dat hij de wedstrijd ‘leest’. Gek dat spelers en coaches al deze lessen meteen vergeten als ze de pers te woord staan. Het uitgangspunt is angst en dat zie je aan hun ogen. Dit terwijl het hier toch ook gaat over een vorm van topsport. Zo moet een geïnterviewde bijna altijd onder druk presteren. De journalist wil veel en vooral in korte tijd. Daarnaast moet het verhaal helder zijn, een goede indruk geven en de journalist/lezer/ kijker moet er iets aan hebben. De pers van de juiste informatie voorzien, is werken onder druk en prestatiegericht. Een prestatie die je ondanks je eigen valkuilen moet verrichten. En reken maar dat valkuilen onder druk extra worden uitvergroot: ieder voordeel ‘heb’ namelijk zijn nadeel.

‘Iedereen kent het beeld van iemand die met zijn mond het ene zegt en met zijn ogen of lichaam iets anders’ Sporter, bobo, of directeur, als ik woordvoerders voorbereid op een persinterview, zorg ik ervoor dat de persoonlijke valkuilen snel boven water komen. Als die eenmaal op tafel liggen, kan de trainee zichzelf tijdens een gesprek controleren en coachen. De basis van goede woordvoering namens je organisatie is dat je zelf goed in je vel zit. Hoe voorkom je dat je verstijft en hoe leer je ontspannen, abstraheren, ademhalen, concentreren en bewegen? En dat alles op gevoel. In mijn trainingen gebruik ik geen camera’s, dat leidt maar af. Een perstraining is een cursus in authentiek blijven en dat gevoel steeds weer kunnen oproepen. Vanzelfsprekend zijn een goede inhoudelijke voorbereiding en kennis cruciaal, maar ik ben er niet om te overhoren. Een relatie is gebaseerd op vertrouwen en vertrouwen ontstaat bij de gratie van overtuiging, authenticiteit en congruentie. Dit laatste is de overeenstemming tussen denken, voelen, houding en spreken, zeg maar het tegenovergestelde van liegen. Iedereen kent het beeld van iemand die met zijn mond het ene zegt en met zijn ogen of lichaam iets anders. Daar prikt iedereen doorheen. In het afgelopen jaar is er veel gezegd over het nieuwe ondernemen, dat transparant en authentiek moet zijn. Het nu nog creëren van menselijke antwoordrobots die op basis van aangeleerde trucjes dertien in een dozijn verhalen vertellen, is de klok achteruit zetten. Charly Lammers van Toorenburg

6 STUDENT IN DE PRAKTIJK

‘Het is een soort koken zonder recept’ Oud-student Frits van Exter is sinds een jaar hoofdredacteur van Vrij Nederland

DEN BOGAARD/VRIJ

NEDERLAND

Toen Frits van Exter naar de SvJ in Utrecht ging, vond hij de journalistiek ‘wel leuk’. Hij had geen flauw benul van de succesvolle loopbaan die hem te wachten stond. Van Exter is jarenlang hoofdredacteur van Trouw geweest. Nu staat hij aan het roer bij Vrij Nederland.

Een grote, lange tafel in de kantine met allemaal dagbladen erop. Dat is het eerste wat Van Exter (54) zich kan herinneren van de School voor Journalistiek, waar hij in 1974 ging studeren. “En ’s ochtends waren al die dagbladen meteen weg. Alleen Trouw bleef liggen, die was toen absoluut niet populair. Ik las die krant ook niet. Vond het een raar, stom en christelijk dingetje.” Volgens Van Exter was hij ‘een klassiek geval’ dat niet wist wat hij na de middelbare school moest doen. “De journalistiek kwam het dichtst in de buurt voor waar ik enigszins talent voor zou kunnen hebben: schrijven. Deze opleiding was voor mij een tussenoplossing.” Een tussenoplossing die drie jaar heeft geduurd. Na zijn afstuderen kwam Van Exter, net zoals veel van zijn jaargenoten, bij Trouw terecht. “Het was niet zozeer dat ik daar graag naartoe wilde, absoluut niet. Trouw was zo ongeveer de

FOTO: LHANS VAN

DOOR LISANNE VAN SADELHOFF

Frits van Exter

‘DE JOURNALISTIEK IS VOOR MIJ EEN ALIBI OM MENSEN TE KUNNEN ONTMOETEN EN DE SAMENLEVING TE ONTDEKKEN’

enige krant waar nog voldoende werk was.” Trouw was voor Van Exter een enorme leerschool, hij ging er terug naar de basisjournalistiek. “Ik werd verslaggever van Amsterdam en scharrelde door de stad met mijn opschrijfboekje. De journalistiek is voor mij een alibi om mensen te kunnen ontmoeten en de samenleving te ontdekken.” Van Exter ging naar eigen zeggen steeds meer van de lezers en de krant houden. Op een gegeven moment kwam er een plek in de hoofdredactie vrij. Dit heeft hij negen jaar gedaan. Daarna vond hij het tijd voor vernieuwing. “In zo’n baan als hoofdredacteur is op een gegeven moment je houdbaarheid voorbij. Bovendien was Trouw ook een grote fabriek: je produceert bijna iedere dag en er zitten meerdere lagen in. Als hoofdredacteur van een krant ben je meer een kleine manager, je zit niet zo dicht op de inhoud.” Van Exter verliet de dagbladjournalistiek om naar de tijdschriftwereld te gaan. Vrij Nederland werd zijn nieuwe kindje. Het was er wat kleiner, waardoor hij als hoofdredacteur overal wat dichter bovenop zat. Door naar een tijdschrift te gaan, proefde Van Exter aan een totaal andere, nieuwe wereld. “Als tijdschriftenmaker moet je een publiek vermaken dat al goed geïnformeerd is door dagbladen. Daar moeten wij met Vrij Nederland overheen gaan.” Een goed tijdschrift is als een lekkere maaltijd, volgens Van Exter. “Het is een

soort koken zonder recept. Je hebt een hoofdmaaltijd en daarvoor heb je verschillende ideeën. Je wil graag een interview, een goede reportage of een mooi fotodocument. Voorin wil je de actualiteit, achterin de cultuur. Als je het goed doet, dan maak je iedere week weer een lekkere maaltijd, een goed tijdschrift, van al die ingrediënten. Dát is de magie van een tijdschrift.” Als Van Exter naar de toekomst van de journalistiek kijkt, neemt hij het woord ‘dodenbomencrisis’ in de mond. “Het is allemaal kommer en kwel. Maar voor de nieuwe generatie journalisten die nog moeten afstuderen zal het goedkomen, daar ben ik van overtuigd. Degenen die altijd twijfelden of ze de journalistiek wel in wilden, zullen iets anders gaan doen. De journalisten die het écht graag willen, komen wel op hun plek terecht.” Wanneer Van Exter een CV binnenkrijgt van een sollicitant, kijkt hij eerst naar wat diegene naast de studie heeft gedaan. “Bij mijzelf heb ik erg gemist dat ik meteen na de middelbare journalistiek ging studeren en na mijn studie meteen de beroepspraktijk inging. Ik vond mezelf heel erg bleu. Als ik het over zou moeten doen, zou ik een andere opleiding erachteraan of iets in het buitenland hebben gedaan. Alles wat bijdraagt aan geestelijke bagage, algemene ontwikkeling en mensenkennis is meegenomen. Als jonge journalist moet je zorgen dat je meer ‘mos op je steen hebt. Om het zo maar even te zeggen.”

EVEN BELLEN MET

‘De documentaire is uit pure wanhoop ontstaan’

FOTO: RONALD HOEBEN

De ouders van interviewer Frénk van der Linden zijn veertig jaar geleden gescheiden en hebben sindsdien geen woord meer met elkaar gesproken. Van der Lindens vak werd afgelopen halfjaar een middel om zijn ouders weer in gesprek te krijgen, wat resulteerde in de documentaire ‘Verloren Band’.

Frénk van der Linden; interviewer voor de NCRV, het Gesprek, RTV-Noord Holland, NPS-radio en het Parool

DOOR LISANNE VAN SADELHOFF

“Toen ik hoorde dat mijn moeder Alzheimer had, besefte ik dat er niet veel tijd meer over was om mijn ouders on speaking terms te krijgen. Ik kwam op het idee mijn vader en moeder los van elkaar voor de camera te interviewen. Dan kunnen ze als het ware tegen elkaar praten, zonder dat ze aan één tafel hoefden te zitten. Het was de laatste oplossing. De documentaire is puur uit wanhoop ontstaan. Tijdens de opnames zei mijn regisseur en tevens beste vriendin Gisela Mallant telkens tegen me: ‘Denk erom, ik wil de zoon zien, niet de interviewer.’ Ik vond het moeilijk om uit mijn rol als interviewer te stappen. Als journalist heb je een gereedschapskist met interviewtechnieken. Soms is dat de botte bijl en andere keren is dat een pincetje waarmee je iets uit iemands hart plukt. Als iemand jou die instrumenten uit handen slaat, kun je alleen maar met je hart spreken. Daardoor is ‘Verloren Band’ echt het product van een zoon ge-

worden. Het was voor mij intensief om mijn ouders te interviewen. Er zit een ongelooflijke sensitiviteit aan vast. Het was zo fragiel en zo dichtbij. Elke beweging voelde voor mij alsof ik een olifant in een porseleinkast was. Mijn ouders zijn op een heel pure, authentieke manier neergezet. Na de première op het Nederlands Filmfestival kwamen er mensen naar mij toe die zeiden: ‘Het is zowel voor de kijker als voor jou als zoon onmogelijk tussen deze twee mensen te kiezen.’ Dat is ook zo. Het is een te complex verhaal. En het is een klein drama, dat eigenlijk universeel is. In de eerste plaats was het mijn missie om mijn ouders na al die jaren weer met elkaar in gesprek te brengen. Op kilometers afstand daarvan heb ik gedacht: zou dat ook een goede film opleveren? En verdomd, dat is gelukt. Doordat ik deze documentaire heb gemaakt begrijp ik mijn ouders beter. En als je kunt begrijpen, kan je ook vergeven. Eerst voelde het alsof ik in een iglo woonde, dat mijn emoties op ijs lagen. Nu kan ik ze veel beter uiten. Eindelijk. Wat dat heeft opgeleverd? Heel wat. Ik heb niet alleen mijn angsthazerij aan de kant gezet maar ook mijn vriendin ten huwelijk gevraagd. Dat het mis is gegaan tussen mijn ouders, wil niet zeggen dat het ook mis gaat tussen ons. De film is in de familie ingeslagen als een bom. Er is na de filmpremière ontzettend veel gebeurd. Daarom koos ik ervoor het einde toch te veranderen. Je ziet wel het einde dat ik eerst had in de documentaire, maar er komt nog iets achteraan. Meer ga ik er niet over vertellen. Je moet maar gewoon kijken.” De documentaire was 16 november op tv te zien en is nu te bekijken via uitzendinggemist.nl.



HET GEZICHT ACHTER 7

PADUAAN NOVEMBER 2009

‘Bij ons thuis moest het altijd gezellig zijn’ Ik hou helemaal niet van personeelsuitjes, daar zijn veel te veel mensen bij elkaar. Ik ga ook nooit mee als ze vanuit school iets organiseren. Je bent dan met twintig man op stap en je trekt toch enkel op met de mensen die om je heen zitten. Deze tekening is een schets van een foto. Ik was met drie collega’s, tevens vrienden, drie jaar geleden een weekendje naar België. Dat vind ik wel gezellig. Een grote barbecue, lekker eten en drinken.

Tussen de vrouwen Ik ben geboren in Utrecht. Toen ik drie was verhuisden we met het gezin naar Alkmaar. Het was thuis altijd heel gezellig, er kwamen veel mensen over de vloer en er was lekker eten. Ik was één-na-oudste, met een oudere zus en twee jongere zussen. Ik ben dus in een huis vol vrouwen opgevoed en dat was te merken. Over alles werd gekibbeld: pindakaas of hagelslag, wie doet de afwas, dat soort dingen. Veel vrouwenverhalen kreeg ik niet mee, maar mijn leven stond wel altijd in het teken van die vrouwen. Dat heeft mij toch wel een beetje gevormd. Het is lastig om het te koppelen aan een

kroeg geopend werd hebben we daar voornamelijk gezeten. In dienst organiseerden we onder andere dagen voor gehandicapten, misschien dat  toen mijn interesse in de sociale sector ontstaan is. Ik ging na mijn dienstjaren naar de Sociale Academie in Amsterdam. Ik ben vervolgens eerst een aantal jaren in de jeugdhulpverlening werkzaam geweest, als hulpverlener en ook als coördinator. Daarna heb ik pensions opgericht voor thuislozen en ben ik een tijd directeur geweest van een verzorgingstehuis.” In die tijd werd ik ook gevraagd om wat lessen te geven op de Hogeschool van Amsterdam en zo ben ik daarna via mijn buurman de Hogeschool Utrecht ingerold, terwijl ik altijd dacht dat lesgeven niets voor mij was. Ik had het idee dat docenten studenten afkatten om het afkatten. Ik ben bij de FEM begonnen, kwam later bij de FCJ waar het ‘Trosgevoel’ heerste; iedereen kende iedereen. In die tijd werkten docent en student samen nu zitten we in een periode van centralisatie. We groeien. Dit geeft toch het gevoel dat het allemaal wat onpersoonlijker wordt, dat vind ik soms wel jammer. Als er iets met een student is probeer ik diegene altijd zo goed mogelijk te helpen en ik geef niet zo vaak een waardeoordeel als iemand iets verkeerds doet. Ik alleen maar zeggen ‘goh meid hoe is dat nou gekomen?’ Ik denk dat dit een reden is dat studenten mij aardig vinden. Ik ga ver als ik iemand wil helpen, maar als ik het gevoel heb dat iemand tegen mij liegt, dat ik gebruikt word, houdt het op. Dan gaat het gevoel uit en word ik helemaal koud. FOTO: LISA MATULESSYA



Mijn vader werkte bij Heineken; hij gaf financiële adviezen aan kroegen. Mijn moeder was voornamelijk een huisvrouw die ‘s middags klaar zat met de thee. Samen hadden ze voor mij bedacht dat ik wel arts kon worden, maar dat zag ik niet zitten. Ik kan helemaal niet tegen bloed, zelfs niet op televisie. Ik wilde priester worden toen ik klein was, heel even maar. Als je een vervelende puber wilde, dan moest je mij hebben. Als 14-jarig jongetje ging ik in de middag naar het strand en dan was het gezellig, dus bleef ik ook ‘snacht en de dag daarop. Zomaar twee dagen weg. In die tijd hadden we nog geen mobieltjes. Dit is best lastig geweest voor mijn ouders, maar ik kreeg niet alleen op mijn donder. We praatten over het hoe en waarom. Ik ben een Schorpioen en mijn ascendant is ook Schorpioen, dus eigenlijk ben ik een dubbele Schorpioen. Nu geloof ik helemaal niet in dat horoscoop-achtige gedoe, maar ze zeggen dat Schorpioenen erg koppig zijn. Het feit dat ik koppig ben kan frustrerend zijn. Een klein stom voorbeeldje, meer een metafoor: ik rijd op een stoplicht af, zie dat hij op rood springt, maar ik wil toch doorrijden. Dan zie ik achter mij een politiewagen, maar toch rijd ik door. Ik denk dan: ik wilde het toch al doen dus doe ik het. Dan nog stoppen vind ik ook zo lullig, die politieagent weet ook wel dat ik door wilde rijden. Achteraf ben je boos op jezelf, het kost toch vijftig euro. Mijn koppigheid speelt tegenover mijn familie wel erg, daar wordt ook appèl op gedaan.

DOOR ANNEMARIE MATERS EN SUZANNE LOMMERS

karaktereigenschap, maar het heeft zeker invloed gehad op wie ik nu ben. Mijn zussen en ik sliepen vroeger op dezelfde etage. Ik weet nog goed dat we daar altijd de deuren open lieten staan, dan konden we via de gang nog met elkaar kletsen. Mijn ouders hadden niet echt een bepaalde levenswijze; maar gezelligheid in het huis stond altijd centraal. Ik dacht wel eens: ‘moet dat nu weer?’ Ja dus. Maar het kan niet altijd gezellig zijn, Met mijn zussen kon ik hier altijd goed over praten, die dachten er ook wel hetzelfde over. Het is zeker iets dat ik waardeer in mijn opvoeding, maar het àltijd gezellig maken is niet iets wat ik in de opvoeding van mijn eigen kind heb doorgevoerd. Dat is nu sowieso lastiger, want ik ben sinds twee jaar gescheiden. Ik heb één zoon van 21, hij woont bij mij in huis op de bovenverdieping. Hij is nu bezig zijn eigen ICT- bedrijfje op te richten en daar praten we veel over. Hij is direct en eigenwijs, maar staat ook open voor adviezen die ik hem op basis van mijn levenservaring kan geven. Mijn zoon lijkt niet op mij of op zijn moeder, hij is helemaal zichzelf. Sociale Academie Toen ik achttien was moest ik in dienst. Dat was heel apart en een verloren tijd. Ik was niet zo goed in schieten, dus zetten ze mij bij personeelszaken neer. We hadden daar vijf dagen en avonden per week niets te doen, maar toen er een

Paduaan spreekt maandelijks met medewerkers van de Faculteit Communicatie en Journalistiek. In deze interviews ligt de nadruk niet op didactische perikelen, maar op de mens achter de docent of manager. Deze maand studiecoördinator, lid van de examencommissie en docent communicatie Maurits van Miltenburg (56).

Z.O.Z. 8

PADUAAN NOVEMBER 2009

WAT EEN TOESTAND

STUDENTENCOLUMN

Blubberarmen en voetbalgeluk

Wat gebeurde er op 20 april 2000?

D FOTO: LISA MATULESSYA

DOOR CLAY RUPERTI

W

at je ziet op deze school is dat er een duidelijke visie op de journalistiek is, maar dat men nog niet goed weet hoe deze visie in het onderwijs te vertalen.” Peter Ruepert was duidelijk in zijn oordeel, ruim negen jaar terug. De docent Externe Betrekkingen was als externe onderzoeker door de School voor Journalistiek aangetrokken om de afdeling Planning en Organisatie (P&O) door te lichten. Zijn adviezen voor verbeteringen blijken nog onveranderd actueel.   Het meest in het oog springende voorstel van Ruepert was van de veelheid aan kleine vakken af te stappen en die zogenoemde ‘eenpuntsvakken’ samen te voegen tot grotere modules. Zo zouden de vakken nieuwsbericht, verslaggeving en interviewen best onder een enkele noemer bij elkaar kunnen worden gebracht. En een opdracht voor Economie moet zo in elkaar gezet worden, dat het te schrijven achtergrondartikel ook aan de eisen voldoet van het vak opbouw, dat destijds nog werd gegeven.  Het viel Ruepert tijdens zijn tijdelijke verblijf op de SvJ direct op dat de school een creatieve en levendige sfeer uitdroeg, die volgens hem niet alleen kenmerkend was voor de journalistiek maar  ook voor de wijze waarop de organisatie van het onderwijs plaatsvond. “Planning vindt plaats

aan de hand van gewoontes, afspraken en interne onderhandelingen. Vooral dat onderhandelen is typisch te noemen. Door het smalle gebied waarin de SvJ onderwijst is er een grote hang naar consensus. Die is door de jaren heen een deel van de cultuur geworden. Naar mijn mening schiet die consensus af en toe te ver door en staat het snelle resultaten in de weg.”   Ook vandaag de dag nog wordt op de SvJ nagedacht over verbeteringen in het onderwijssysteem. Op 29 september rolde bij de beleidsmakers het basisdocument voor de ontwikkeling van een nieuw leerplan uit de printer. Een belangrijk punt daarin: vakken samenvoegen. In de plannen is geen plaats meer voor de grote hoeveelheid vakken en vakjes waaraan studenten nu nog in de eerste twee jaar worden onderworpen. In het eerste jaar zullen alle activiteiten mogelijk worden ondergebracht in een van vier geformuleerde onderdelen: kennis, media, vaardigheden en een beroepsproduct. In jaar twee valt, zoals het er nu uitziet, het onderdeel media weg.   Het was dus niet voor niks dat Peter Ruepert in 2000 signaleerde dat snelle resultaten op de SvJ nog wel eens in de weg werden gestaan. Negen jaar nadat hij met zijn advies kwam, is er in elk geval een plan dat de ideeën van Ruepert eer aan doet.

Die verdient een bloemetje...

e avond viel uren geleden in Preston (Groot Britannië, red.). Mijn maag schreeuwt om eten. Afwachtend stap ik een pub binnen. Buiten wordt reclame gemaakt voor de Beer + Burger. Ik besluit het erop te wagen. ‘What kina’beer, mate?’ vraagt de barman in een tempo sneller dan de 100 meter van Usain Bolt. Paniekerig kijk ik naar de tap. “A Carlsberg please.” Dat was het dan. Mijn eerste gesprek in Preston, Verenigd Koninkrijk. Later op de avond plof ik doodmoe neer op mijn bed. De verwarming kraakt. Er beweegt van alles. Geluiden van een verlaten huis. De volgende morgen heb ik geen brood. Het handje kraanwater smaakt naar chloor. Hoe ga ik hier de komende 4,5 maand overleven? Twee maanden later ben ik de vis en is Preston het water. De pub van de eerste avond blijkt de Adelphi te heten en is nu mijn stamkroeg, de supermarkt verkoopt gewoon pindakaas, na de introductieweek voor eerstejaars (freshers’ week) kwamen drie re-

‘Voetbal kijken is hier niet voor de lol. Het is een religie’ laxte huisgenoten binnenstommelen en op zaterdagmiddag gaan we traditioneel naar de plaatselijke voetbalclub; Preston North End FC. Met een bijna-Nederlands woord is de omschrijving voor mijn gevoel op dit moment het meest treffend: gesetteld. Een nachtje stappen spoelt de waan dat het cultuurverschil nihil zou zijn echter volledig weg. Lopend over straat zie je overal waar je kijkt vrouwen. In weinig kleren. Heel weinig kleren. Bijna geen kleren. Het feit dat we regelmatig de quiz ‘draagt ze een riem of is het een rokje?’ spelen zegt voldoende. Werkelijk ieder meisje met elk figuur draagt dezelfde stijl: bloot en strak. Een panty? Nooit van gehoord. Kilometershoge hakken waarop niet te lopen valt? Ach...alles om erbij te horen. Blubberarmen die in rollen over het jurkje kruipen? Geen probleem. Van zelfkritiek hebben Engelse vrouwen weinig begrepen. Van het woord pasvorm nog minder. In het Engels toch een eenvoudig te onthouden woord: fit. Ook het schoolsysteem is wennen. Ik mis geen aardappelen, groente en vlees met een kuiltje voor de jus. Waar ik wel naar snak is mijn pen, papier en opnameapparaat. Het is in Preston mijn debuut op de universiteit en ik ben blij dat het maar een paar maanden is. De dikbetaalde docenten geloven namelijk niet zo in het leren van journalistiek in de praktijk. Klasgenoot Dave meldde me dan ook woedend: ‘I’ve done broadcasting for two years now, and I’ve literally never touched a camera. Really, really boring.’ We moeten ons maar beheersen. Het blijft bij eindeloos lezen, lezen en nog eens lezen. Toch zijn er genoeg heerlijke ontdekkingen. Dat is voornamelijk de zaterdag. De gemiddelde Engelsman kijkt dan drie voetbalwedstrijden. Dit gaat volgens een vast ritueel. Op de bank in de pub, een tafel vol met halve liters bier ervoor. Muisstil. De vrouwen achter slot en grendel. Voetbal kijken is hier niet voor de lol. Het is een religie. Na mijn eerste ‘Football saturday’ werd ik gelovig. Sindsdien bezoek ik elke zaterdag de heilige mis. Genieten. Enzo van Steenbergen, derdejaars Journalistiek

BEDANKT Hoofdredacteur Merlijn Ensing

Iedere maand krijgt iemand de gelegenheid om een medestudent, docent of medewerker te verrassen met een bloemetje. Het bloemetje gaat deze maand naar: Homaira Nakhat Dastgirzada.

Adjunct Annemarie Maters Art director Suzanne Lommers Eindredacteur Milan Nieweg FOTO: LISA MATULESSYA

Ze is bijna ieder dag te vinden in de mediatheek. Donkere haren en een grote glimlach. Homaira werkt nu bijna anderhalf jaar in de mediatheek van de FCJ. Volgens docent Herman van der Meer verdient deze dame absoluut een bloemetje. “In de mediatheek werkt Homaira echt beneden haar niveau. Ze moet nog beter Nederlands leren spreken, maar heeft absoluut kwaliteiten.” De uit Afghanistan afkomstige Homaira is eigenlijk juriste. Homaira is aangenaam verrast met het enorme boeket dat ze van Herman over-

COLOFON

handigd krijgt. “Je maakt mijn dag helemaal goed!”, zegt ze stralend.” Als het aan Homaira ligt, zit ze nog wel even op de FCJ. “Ik heb wel pogingen gedaan om weer als jurist te beginnen, maar ik heb het voorlo-

pig nog naar mijn zin in de mediatheek, dat komt vooral door het contact met de docenten en studenten.” Maar voor altijd op de FCJ blijven? “ Nee, je moet altijd vooruit blijven kijken naar betere kansen.”

Beeldredactie Lisa Matulessya Medewerkers Marleen Hoogendoorn, Clay Ruperti, Lisanne van Sadelhoff, Mark Schoones, Enzo van Steenbergen contact: [email protected]

Related Documents

Pad A An November
June 2020 0
A A November 2009
June 2020 4
Pad 5
May 2020 13
Scratch Pad
November 2019 11
Word Pad
June 2020 11
Later Pad
April 2020 7