Aan het einde van de jaren 1920 geloofden evolutionisten dat het heelal 2 miljard jaar oud was. Later werd door radiometrische dateringsmethoden een veel hogere ouderdom vastgesteld voor bepaalde gesteenten op aarde. Het is duidelijk dat een onderdeel van het heelal niet ouder kan zijn dan het heelal zelf. Deze tegenstelling werd dan ook spoedig opgeheven door een reden te bedenken waardoor de ouderdom van het heelal toenam. Soortgelijke problemen worden inmiddels op grote schaal erkend. Als er een oerknal heeft plaatsgevonden dan zou dat 9 tot 14 miljard jaar gelden zijn. En als sterren evolueerden dan zijn sommige sterren 16 miljard jaar oud, zoals de sterren in het globale cluster hieronder. Het zal duidelijk zijn dat ook sterren niet ouder kunnen zijn dan het heelal zelf. Figuur 139 : Globulair Cluster. Globulaire clusters zijn sferische concentraties van sterren met dichtheden die duizenden keer zo groot zijn dan die in ons deel van het Melkweg stelsel. Dit globulaire cluster, M13 genaamd, bevindt zich op een afstand van ongeveer 22.000 lichtjaar.
Er zijn veraf gelegen sterrenstelsels, die met de Hubble Space Telescoop worden gadegeslagen, gevonden die soortgelijke problemen hebben. Hun leeftijd is, uitgaande van de oerknal theorie, hoger dan de ouderdom van het heelal. Hier is nog een soortgelijk probleem. Laten we ervan uitgaan dat het heelal 10 miljard jaar oud is. Dit is niet lang genoeg geleden voor sommige extreem veraf gelegen sterren en sterrenstelsels om zich te vormen en hun licht op aarde te kunnen zien. Het licht van deze veraf gelegen objecten laat zien dat ze bepaalde chemische elementen bevatten die zwaarder zijn dan waterstof en helium, zoals koolstof, ijzer en uranium. Een oerknal zou in wezen alleen maar waterstof en helium zwaardere chemische elementen kunnen bevatten. Evolutionisten geloven daarom, dat de zwaardere 97% van de chemische elementen in het heelal geproduceerd hebben. De eerste generatie sterren zou daarom geen werden in de sterren die later als supernovas explodeerden. Men veronderstelt dat er veel later een tweede generatie sterren ontstond uit de geƫxplodeerde resten. Dit waren de eerste sterren die zichtbaar zware elementen zouden kunnen bevatten. Als er een oerexplosie heeft plaatsgevonden, dan moet er daarna voldoende tijd geweest zijn om: a. De eerste generatie sterren te formeren.
b. Veel van deze sterren hun complete levens cyclus te laten doolopen om tenslotte als supernovas te exploderen voor het produceren van de zwaardere chemische elementen. c. Op de een of andere manier voldoende van de resten van de explosie samen te voegen om een tweede generatie sterren te vormen. d. Het licht van deze tweede generatie sterren met zware elementen naar de op een immense afstand gelegen aarde te kunnen zenden. Een aantal nieuwe en geavanceerde lichtverzamelende instrumenten hebben wetenschappers in staat gesteld om veel extreem veraf gelegen sterrenstelsels te ontdekken en quasars die omgeven zijn met zwaardere elementen. Het huidige afstandsrecord is gevestigd door een sterrenstelsel met een quasar in het centrum. Als de lichtsnelheid constant gebleven is, dan heeft het licht ervan 94% van de ouderdom van het heelal nodig gehad om ons te bereiken. dat betekent dat alleen nog de eerste 6% van de leeftijd van het heelal beschikbaar was om de gebeurtenissen tot stand te laten komen die volgens het evolutiemodel van het heelal hebben plaatsgevonden, dat zijn de punten a..c uit bovenstaande lijst. Er zou slechts 0.6 miljard jaar overblijven in een 10 miljard jaar oud heelal. Er zijn maar weinig astronomen die geloven dat de langzame processen a..c in die korte tijd hebben plaats gevonden, als ze al hebben plaatsgevonden. Men zal ongetwijfeld deze conflicterende dateringen weten te verklaren, maar daarvoor moeten wel een aantal gevestigde opvattingen wijken. Misschien zal men de mogelijkheid aanvaarden dat de lichtsnelheid in het verleden hoger was. Misschien komt men zelfs tot de conclusie dat de oerexplosie nooit heeft plaatsgevonden, of dat de zwaardere elementen om de een of andere reden al in de eerste en enige generatie sterren aanwezig waren of dat roodverschuivingen niet per definitie het gevolg zijn van verwijdering of dat er geen sprake is van stellaire evolutie. Er bestaat al veel bewijs voor ieder van deze stellingen en ze zijn allemaal in overeenstemming met een recente creatie. Velen zijn zich niet bewust van deze tegenstellingen. Maar naar mate krachtige telescopen steeds verder doordringen in de ruimte, zullen de tegenstellingen toe nemen en zal er meer aandacht aan geschonken worden. Als wetenschappers, zoals te verwachte valt, nog meer sterrenstelsels met zwaardere elementen zullen ontdekken, dan zullen de problemen met betrekking tot de ouderdom van het heelal niet langer het geheim zijn van slechts enkele evolutionisten.