/FEFSMBOEJOEF8FSFME 8FSLHSPFQ$PODVSSFOUJFLSBDIU BQSJM
/FEFSMBOEJOEF8FSFME 7FSTUFSLFOWBOEFDPODVSSFOUJFLSBDIUWPPS EFUPFLPNTUWBO/FEFSMBOE
Innovatieplatform Werkgroep Concurrentiekracht IP-leden: Wiebe Draijer Bas Verhart Harry Hendriks, namens Gerard KIeisterlee Leden IP-projectbureau: Robert Metzke Nahied Rezwani Jan Peter van den Toren
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
*OIPVE Voorwoord . . . Samenvatting . I 1.1 1.2 1.3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Welvaartsvoorsprong en concurrentiepositie Nederland staan onder druk ondanks traditionele sterkten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nederland kent een hoge productiviteit en welvaart tot op heden maar de productiviteitsgroei is blijft achter en brengt onze voorsprong in gevaar . . . Nederland heeft een groot aantal mondiale spelers maar de prestaties en waardering zijn lager dan die van vergelijkbare buitenlandse bedrijven . . . . . Nederland vooral sterk in stabiele factoren maar scoort slecht in factoren die dynamiek in de economie brengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
5
. . . . .
5
. . . . .
11
. . . . .
13
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21 21 29 32
II 2.1 2.2 2.3
Kansen voor Nederland als ‘Portal to Europe’ . . . . . . . Globalisering en verschuivende economische activiteit . Duurzaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sociale patronen en vergrijzing en verzilvering . . . . . . .
III 3.1 3.2
Veranderingsagenda voor Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . Propositie: Nederland als Portal to Europe . . . . . . . . . . . . . . . Vernieuwende economie als kerncompetentie van Nederland
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3.2.2 Creëren van nieuwe bedrijven (Ondernemerschap) . 3.2.3 Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt 3.2.4 Vernieuwing van overheid en regelgeving
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Versterking van Sleutelgebieden . . . . . . . . . . . . . . . Effectieve en efficiënte maatschappelijke sectoren .
Bijlage: Geraadpleegde personen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
34 37 38 38 40 41 41 42 42
3.2.1 Vernieuwing van bestaande bedrijven
3.3 3.4
2 3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
7PPSXPPSE In zijn eerste periode heeft het Innovatieplatform innovatie op de agenda gezet met adviezen en acties als vouchers, kenniswerkers en innovatieprestatiecontracten. Het Innovatieplatform en 20 organisaties hebben in 2006 met de Kennisinvesteringsagenda (KIA) een pad uitgestippeld om Nederland in 2016 een land te laten zijn dat economisch en internationaal gezien van een kostenefficiënte middenmotor is veranderd in een land dat productiviteit en welvaart genereert met intelligente producten en productieprocessen. Een klein land waarin bedrijven, werknemers, wetenschappers, kennisinstellingen en hun organisaties niet alles een beetje doen maar zich – in onderlinge afstemming – concentreren op die activiteiten en plekken in de keten (sleutelgebieden) waar ze in Nederland de meeste waarde mee kunnen toevoegen. Een land dat behoort tot de top van de Europese kenniseconomieën. Het kabinet heeft in 2007 de aandacht voor innovatie willen vasthouden en opnieuw een Innovatieplatform (IP) ingesteld. Het tweede IP, met daarin kabinetsleden en mensen uit de wereld van bedrijfsleven en kennis, heeft de ambities van het eerste IP overgenomen en verdiept. Dit rapport bevat de kern van de boodschap van het huidige Innovatieplatform voor ‘Nederland in de wereld’. Nederland is een ‘gemaakt’ land waar veel mensen op een klein oppervlak wonen, werken, zich verplaatsen, zorg nodig hebben en zich beschermen tegen het water, en waar de vergrijzing ertoe leidt dat met minder mensen meer gedaan moet gaan worden. Het is de ambitie van het Innovatieplatform dat Nederland innovatieve oplossingen realiseert die de welvaart van zijn burgers ook in de toekomst vergroten en bijdragen aan onze concurrentiekracht. Het IP wil dit versnellen en bevordert daarom bijvoorbeeld experimenten en doorbraken op de terreinen van water (het ‘eiland voor de kust’), zorg en onderwijs. Excellent onderwijs is een basisvoorwaarde voor deze strategie op weg naar de top. De Kennisinvesteringsagenda 2006-2016 geeft aan welke inspanningen en investeringen daarvoor nodig zijn. Nederland heeft een brede en sterke kennisbasis. Het Innovatieplatform heeft de ambitie om deze kwaliteit te versterken tot excellentie en deze kwaliteit ook beter te benutten door meer valorisatie, ofwel economische toepassing van de kennis. De centrale ambitie van het Innovatieplatform is een plaats bij de top 5 landen qua concurrentiekracht en een verhoging van onze productiviteitsgroei. Dit rapport biedt daarvoor een agenda en sluit daarmee aan op de andere activiteiten van het Innovatieplatform. Het is het doel van het Innovatieplatform om, met name over het tweede deel van dit programma, in discussie te treden met bedrijven, kennisinstellingen en hun organisaties om te komen tot een gezamenlijk, ambitieus en concreet actieplan dat invulling geeft aan deze langjarige ambitie. Hiertoe wil het Innovatieplatform ook nieuwe methoden verkennen en toepassen om meer doelgericht veranderingen te realiseren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
4BNFOWBUUJOH Het Innovatieplatform Het Innovatieplatform beoogt de innovatiekracht van Nederland te vergroten, en hiermee de concurrentiepositie en welvaartsontwikkeling van ons land op lange termijn te versterken. Het eerste Innovatieplatform heeft een aantal toonzettende initiatieven gelanceerd die innovatie op de agenda hebben gezet, zoals de Kennisinvesteringsagenda en de sleutelgebiedenaanpak. Het tweede Innovatieplatform bouwt voort op deze initiatieven maar richt zich daarnaast ook op de bredere vragen hoe Nederland zijn concurrentiekracht en ondernemerschap kan verbeteren en hoe innovatie in maatschappelijke sectoren versneld kan worden. In dit document beschrijft het Innovatieplatform een diagnose van de huidige prestaties van Nederland en mogelijke oplossingsrichtingen om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten en in te spelen op de kansen die meerjarige trends ons bieden. Het gaat om een agenda voor de vernieuwing van Nederland, waarop concrete maatregelen kunnen worden geënt.
Concurrentiekracht en vernieuwing van Nederland Nederland kan bouwen op een geschiedenis van hoge welvaart en een mondiaal ingestelde Nederland kan bouwen op een geschiedenis van hoge welvaart en een mondiaal ingestelde economie met relatief veel internationaal opererende ondernemingen. De concurrentiekracht staat echter onder druk. Er is gerichte inspanning nodig op een aantal terreinen om hierin verbetering aan te brengen. In productiviteitstermen blijft de groei de laatste jaren enigszins achter bij andere landen zoals de Verenigde Staten en de Scandinavische landen. Een hoge productiviteitsgroei is essentieel voor het behoud van de sociale zekerheden en inkomensniveaus in Nederland. Bedrijven zullen alleen blijven investeren in Nederland als relatief hoge loonkosten gecompenseerd blijven door een relatief hoge productiviteit en concurrentiekracht. Het Nederlandse bedrijfsleven presteert gemiddeld genomen lager dan zijn sectorgenoten in andere Europese landen, zowel in termen van winstniveau als in termen van groei. Nederlandse ondernemingen hebben mede hierdoor gemiddeld genomen lagere waarderingen dan de buitenlandse sectorgenoten. Dit maakt Nederlandse bedrijven kwetsbaarder in een periode waarin internationale overnames aan de orde blijven, voor een deel door de ontwikkelingen van nieuwe kapitaalbronnen. Uit internationale concurrentievergelijkingen blijkt dat Nederland weliswaar redelijk mee doet met een kopgroep van tien landen, maar op een groot aantal factoren structureel laag scoort. Deze factoren hebben te maken met een gebrek aan dynamiek van de economie en de economische structuur van Nederland. Het bestaande bedrijfsleven is te weinig innovatief en heeft te weinig grote groeiers. Daarnaast ontbeert Nederland een breed gedeelde bereidheid tot ondernemerschap. Dit resulteert in een te klein aantal succesvolle, nieuwe ondernemers. Er ontstaat over de hele linie van de arbeidsmarkt een structureel tekort. De arbeidsmarkt is onvoldoende flexibel en draagt daarmee onvoldoende bij aan de (her)inzetbaarheid van werknemers in verschillende en nieuwe ondernemingen. Bovendien wordt te weinig gebruik gemaakt van de aantrekkingskracht van Nederland voor buitenlands talent. Tenslotte is de overheid niet ingericht op het snel en flexibel inspelen en realiseren van veranderingen en daardoor onvoldoende ondersteunend en daadkrachtig in
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
het aanscherpen en beperken van regelgeving. Al met al ontstaat het beeld van een land dat weliswaar vele krachten heeft die bijdragen aan een historisch hoge welvaart, maar dat niet gezond genoeg is om deze concurrentiekracht op lange termijn te kunnen handhaven.
Mondiale trends en kansen voor Nederland Vooruitkijkend kan Nederland veel daadkrachtiger inspelen op een aantal wereldwijde trends en hieruit significant voordeel halen. Allereerst onderkent het Innovatieplatform de blijvende en steeds verder strekkende globalisering, zowel in de stormachtige ontwikkeling van de Aziatische economieën, als in de mondialisering van bedrijfsprocessen, de mondiale harmonisering van consumentenvoorkeuren en de wereldwijde beschikbaarheid van toptalent. Deze ontwikkeling creëert concrete kansen voor Nederland, uitgaande van traditionele krachten als openheid, handelsgeest, aantrekkelijkheid als landingsplaats en lanceermarkt en logistiek gunstige ligging. Nederland heeft al een relatief goede vertegenwoordiging van Amerikaanse en Aziatische regionale vestigingen, maar deze zijn in aantal nog steeds veel te beperkt in vergelijking tot de aantallen ondernemingen uit de Aziatische economieën die in de komende decennia de Fortune-1000 zullen bestormen. Het Innovatieplatform wil een actieve dialoog aangaan hoe Nederland zich actiever kan positioneren als ‘Portal to Europe’. Dit is een propositie die veel verder gaat dan de traditionele oriëntatie op logistiek en goederen of hoofdkantoren, maar die inspeelt op het aantrekken van activiteiten en diensten met een hoge toegevoegde waarde. De overige wereldwijde trends bieden eveneens kansen voor Nederland. Zo zal de wereldwijde aandacht voor duurzaamheid blijvend consequenties hebben voor internationaal opererende ondernemingen. Nederland heeft hierin specifieke vermogens op het gebied van bijvoorbeeld water, renewable energy, en mogelijk CO2-opslag. Het Nederlandse bedrijfsleven manifesteert zich nu al sterk op deze gebieden, zoals blijkt uit de leidende positie die Nederlandse bedrijven innemen in internationale duurzaamheidsrankings als de Dow Jones Sustainability Index. Daarnaast forceert de komende vergrijzing Nederland om creatieve oplossingen te zoeken en de kansen van de ‘verzilverende’ samenleving te grijpen. Het actief laten participeren van ouderen in het werkzame deel van de samenleving helpt de vergrijzingsdruk te verlagen, en creëert daarnaast een aantrekkelijke economische motor. Innovaties die inspelen op maatschappelijke veranderingen kunnen zo tevens bijdragen aan onze concurrentiekracht.
Veranderingsagenda voor Nederland Het Innovatieplatform ziet daarom voor de nabije toekomst een vierdelig programma om de concurrentiepositie van Nederland blijvend te versterken en in te spelen op globale kansen in de komende decennia: 1) Nederland scherp te positioneren als ‘Portal to Europe’ en zo proactief in te spelen op globaliseringskansen, 2) het verder vernieuwen en dynamiseren van bestaande bedrijven, ondernemerschap, arbeidsmarkt en regelgeving, 3) het verder bouwen op en versterken van eerder geïdentificeerde sleutelgebieden en 4) het waarborgen van een krachtdadige overheid en innovatief opererende maatschappelijke sectoren (onderwijs, zorg, water, energie, veiligheid). Het is het doel van het Innovatieplatform om te komen tot een gezamenlijk gedragen, ambitieus en concreet actieplan dat invulling geeft aan deze langjarige ambitie. Dit document biedt hiervoor een aanzet, maar om dat doel te bereiken, wil het Innovatieplatform in discussie treden met bedrijven en instellingen en nieuwe methoden verkennen en toepassen om deze doelgerichte veranderingen te realiseren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
* 8FMWBBSUTWPPSTQSPOHFODPODVSSFOUJF QPTJUJF/FEFSMBOETUBBOPOEFS ESVLPOEBOLTUSBEJUJPOFMFTUFSLUFO Dit hoofdstuk beschrijft de diagnose van de huidige concurrentiekracht van Nederland en verkent op welke terreinen fundamentele aanscherping nodig is. Het inventariseert als eerst de productiviteit en productiviteitsgroei van de Nederlandse economie in vergelijking met andere landen. Daarna wordt ingegaan op de prestaties van Nederlandse bedrijven in vergelijking met sectorgenoten in het buitenland. Tenslotte komen de lessen aan bod die voor de positie van Nederland te leren zijn uit internationale concurrentievergelijkingen en wordt ingegaan op vier gebieden waarin Nederland zijn dynamiek kan vergroten.
1.1
Nederland kent een hoge productiviteit en welvaart tot op heden maar de productiviteitsgroei blijft achter en brengt onze voorsprong in gevaar Nederland heeft nog steeds een hoge welvaart. Het neemt weliswaar een positie in achter de VS maar staat vóór de meeste EU landen (met een BBP per hoofd van USD 31.000 (PPP 2005)). In de periode van 1990 tot 2000 steeg het BBP per hoofd van de bevolking fors, met name gedreven door een grote sprong in de arbeidsparticipatie, en hieraan dankt Nederland zijn hoge positie. Deze welvaart is sinds 2000 echter onder druk komen te staan. In de periode 2000-2005 zwakte de economische groei af, tot het laagste niveau binnen de set van vergelijkbare landen, namelijk tot 0,6%1. Hoewel Nederland op korte termijn nog hoog in de ranglijst van BBP per hoofd zal blijven staan zal deze positie verder eroderen indien het niet lukt om een been bij te trekken (Schema 1).
1 Hierbij wordt uitgegaan van de nieuwe, bijgestelde productiviteitscijfers uit maart 2008 van EU KLEMS waardoor een minder sterke daling van de productiviteitsgroei in vergelijking met bijvoorbeeld de VS zichtbaar is. Desondanks blijft de groei van Nederland sinds 2000 scherp achter bij de sneller groeiende Westerse economieën
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 1 De huidige lage groei van het BBP per hoofd wordt gedreven door een combinatie van: A) achterblijvende productiviteitsgroei; B) dalende hoeveelheid gewerkte uren en C) dalende arbeidsparticipatie (Schema 2). Productiviteitsgroei is structureel 1 procentpunt lager dan in Zweden en de VS en het aantal gewerkte uren laat een continue daling zien. De arbeidsparticipatie is in de periode 19902000 sterk gestegen en was toen de motor van de economische groei, maar is sinds 2000 weer teruggezakt.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 2 A. Achterblijvende productiviteitsgroei Productiviteitsgroei is belangrijk voor de concurrentiekracht van Nederland en is een belangrijke voorwaarde voor het behoud en de groei van de inkomens in Nederland. De productiviteit (uitgedrukt als het bruto binnenlands product per gewerkt uur) in Nederland is historisch hoog – tot voor kort de nummer twee in de set van 10 vergelijkbare landen – maar heeft al sinds 1990 een minder grote versnelling laten zien dan vergelijkbare landen, waardoor de sterke relatieve positie van Nederland erodeert. Nederland heeft sinds 1990 een productiviteitsgroei die rond de 1 procentpunt lager ligt dan die van Zweden en de VS (Schema 3). Om in Nederland de verworven sociale zekerheden en inkomensniveaus te behouden en de kosten hiervan te kunnen dragen zonder onze relatieve concurrentiepositie te verliezen is het essentieel dat Nederland de voorsprong in productiviteit volhoudt. Bedrijven zullen alleen in Nederland blijven investeren als de relatief hoge loonkosten gecompenseerd blijven worden door een hoge productiviteit ten opzichte van andere landen, gecombineerd met een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 3 Als wordt gekeken naar de productiviteit op sectorniveau ten opzichte van andere landen (Schema 4) is het opvallend dat Nederland relatief zwak scoort op de productiviteit van diensten als de detailhandel – in de zakelijke diensten valt Nederland zelfs steeds verder achterop. Hoewel in sommige sectoren bewuste beleidskeuzes een deel van de achterstand verklaren (bijvoorbeeld in het behoud van kleinschalige en bereikbare detailhandel in plaats van grootschalige weidewinkels), zijn er ook veel sectoren (zoals de zakelijke dienstverlening) waar Nederland de prestaties van de Scandinavische of Noord-Amerikaanse landen zou moeten kunnen evenaren. Voor het adresseren van deze achterstand is het essentieel dat er voldoende concurrentie en mobiliteit van kapitaal en arbeid is zodat herallocatie kan plaatsvinden naar meer productieve sectoren en dat zwak presterende bedrijven kunnen worden overgenomen door meer productieve sectorgenoten. Er blijken gelukkig ook sectoren te zijn waar Nederland een zeer goede productiviteit heeft en haar koppositie verder uitbouwt. Hieronder vallen onder andere voeding, chemie en transport.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 4 B. Korte en dalende werktijden Het aantal gewerkte uren in Nederland is laag en laat een nog steeds een neerwaartse trend zien. Nederlanders werken gemiddeld 1.392 uur per jaar versus bijvoorbeeld 1.718 in Finland (Schema 5). Dit lage aantal uren kan verklaard worden door het grote aantal deeltijders, maar ook door de relatief korte werkdag en het relatief lage aantal werkdagen per jaar (Schema 6). .
Schema 5
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 6
C. Dalende arbeidsparticipatie Nederland heeft een zeer hoge arbeidsparticipatie; het aandeel werkenden onder de bevolking tussen 15 en 64 jaar behoort met 74% tot de top van Europa. In de periode 19902000 steeg het aantal werkenden zelfs sneller dan de gehele bevolking, vooral door een toename van het aantal gezinnen met tweeverdieners. Dit was de belangrijkste motor achter de mooie economische groei die Nederland liet zien in deze periode. Sinds 2000 is het tij echter gekeerd en is de groei van de arbeidsparticipatie niet meer voldoende om het groeiende aantal gepensioneerden bij te houden (Schema 7). .
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 7
1.2
Nederland heeft een groot aantal mondiale spelers maar de prestaties en waardering zijn lager dan die van vergelijkbare buitenlandse bedrijven Nederland heeft een relatief groot aantal mondiale spelers. In het voorgaande kwam naar voren dat de prestaties van de Nederlandse economie als geheel achterblijven bij die van andere landen. Ook als gekeken wordt naar Nederlandse bedrijven, blijkt dat de prestaties internationaal gezien achterblijven. In het algemeen hebben Nederlandse bedrijven een lagere beurswaarde dan vergelijkbare bedrijven in het buitenland. Dit geldt voor de meeste sectoren en is dus niet het resultaat van een minder gunstige sectormix voor Nederland (Schema 8). De gemiddeld lagere waardering is het meest prominent bij de grote (AEX) en kleinere bedrijven. Middelgrote bedrijven worden vergelijkbaar gewaardeerd met buitenlandse.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 8
De lage waardering wordt voor een deel verklaard door een lage winstgevendheid van Nederlandse bedrijven in vergelijking met sectorgenoten in het buitenland. Dit geldt voor kleine, middelgrote en grote bedrijven, en tevens voor de meeste sectoren (Schema 9).
Schema 9
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Nederlandse bedrijven hebben als geheel ook een lagere groei dan vergelijkbare bedrijven in het buitenland. De achterblijvende groei en waardering maken Nederlandse bedrijven een gemakkelijker doelwit voor overnames uit het buitenland. Uit internationaal onderzoek blijkt dat een lage groei leidt tot een grotere kans op faillissement of overname. Deze kwetsbaarheid wordt niet gecompenseerd door de aanwas van voldoende nieuwe bedrijven van enige omvang in Nederland. De groei van Nederlandse bedrijven blijkt op verschillende manieren achter te blijven op basis van een vergelijking van een twintigtal internationaal opererende Nederlandse bedrijven. Uit de vergelijking blijkt dat bij de Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld een kleiner aandeel van de groei wordt ingevuld door acquisities. Tevens opereren deze bedrijven in minder snel groeiende sectoren en landen dan multinationals in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Tenslotte verliezen Nederlandse multinationals binnen hun markten marktaandeel.
1.3
Nederland vooral sterk in stabiele factoren maar scoort slecht in factoren die dynamiek in de economie brengen Er is een flink aantal internationale vergelijksonderzoeken naar de concurrentiekracht van nationale economieën, zoals het Global Competitiveness Report van het World Economic Forum, of de Ease of Doing Business Index van de World Bank (Schema 10). In deze internationale vergelijkingsoverzichten scoort Nederland vaak als laatste van een topgroep van landen, met een duidelijke afstand tot de koplopers. Het Innovatieplatform heeft voor ogen dat Nederland hierin een top 5 positie zou moeten innemen.
Schema 10
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Nederland scoort in deze vergelijkingen traditioneel hoog op wat zich het beste laat karakteriseren als ‘statische concurrentiefactoren’. Hieronder vallen infrastructuur, stabiliteit van de overheid en de kapitaalmarkt. Nederland scoort echter aanzienlijk lager en minder dan de meeste andere landen op factoren die gerelateerd zijn aan het vermogen en de ambitie om te vernieuwen zoals innovatie, arbeidsmarktregulering, onderwijs, regelgeving en efficiëntie van de overheid. Daarmee lijken de kansen die nieuwe markten en nieuw ontwikkelde kennis bieden in Nederland onvoldoende te worden benut 2. In het bijzonder komt uit de voorgaande concurrentievergelijking de roep om scherper te vernieuwen op een aantal cruciale gebieden. De vier belangrijkste gebieden zijn: de vernieuwing van en in bestaande bedrijven, het creëren van nieuwe bedrijven (ondernemerschap), vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt en vernieuwing van overheid en regelgeving. Vernieuwing van en in bestaande bedrijven Nederland heeft een relatief hoog aantal mondiale spelers, maar is ook gekenmerkt door verhoudingsgewijs weinig innovatieve bedrijven (42% van industriële bedrijven tov 74% voor Duitsland), een laag omzetaandeel uit innovatieve producten (7% tov 15% voor Finland), lage investeringen in R&D en innovatie (6,2% tov 14,6% voor Zweden), relatief lage buitenlandse investeringen in R&D in Nederland (nr 15 in Europa) en lage scores op niettechnische, of sociale innovatie (34% van bedrijven past procesvernieuwing toe tov 65% in Duitsland). Kortom een roep om meer vernieuwing in de bestaande populatie van ondernemingen. Deze vernieuwing is een essentieel onderdeel van de benodigde verbetering van de productiviteitsgroei in de economie en de groei en waardecreatie van Nederlandse bedrijven. Uit onderzoek onder wereldwijde commissarissen blijkt bijvoorbeeld dat commissarissen van Nederlandse bedrijven aanknopingspunten zien om de besluitvorming te verbeteren. Van de commissarissen ondersteunt 91% de benoeming van externe experts en wil 100% meer diversiteit van inzichten in RvC’s. .
2) Zie onder andere Het Nederlandse ondernemingsklimaat in cijfers, CBS 2007; Global Competitiveness Report, WEF 2008
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 11 Het creëren van nieuwe bedrijven en ondernemerschap Ondanks talrijke start-ups in sommige gebieden kampt Nederland met een gebrek aan nieuwe ondernemers met groeipotentie, en een beperkt aantal snelgroeiende bedrijven (8,2% versus 13,4% in de VS). In de houding van Nederlanders is er onvoldoende motivatie om ondernemer te worden en risico’s aan te gaan (slechts 33% is positief over ondernemerschap tegen 61% in de VS) hetgeen tot uiting komt in weinig startende ondernemers (4,4% van de beroepsbevolking tov 12,4 in de VS). Naast de beperkte effectiviteit in het genereren van nieuwe ondernemers, zien we ook weinig jonge bedrijven doorgroeien naar de top (Schema 12).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 12 Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt Nederland heeft een van de hoogste arbeidsparticipatiegraden in de wereld en een lage werkloosheid, maar wordt belemmerd door starre afspraken die de flexibiliteit van de arbeidsmarkt beperken. Het World Economic Forum plaatst Nederland op positie 113 in de wereld met betrekking tot de flexibiliteit van arbeid (Schema 13). Dit gebrek aan flexibiliteit komt minder door regelgeving dan door de complexiteit van processen – de OECD plaatst Nederland in de categorie met de meest complexe en frequent toegepaste ontslagprocedures, bijvoorbeeld ten opzichte van België waar de complexiteit veel lager is. Mede als gevolg hiervan is de gemiddelde arbeidsduur in Nederland erg lang (10,5 jaar tegen 8,7 jaar in het VK). Hoewel dit positief te lezen is voor Nederland als geheel, vormt het een barrière voor nieuwe en snelgroeiende sectoren en ondernemingen. Een betere en flexibeler benutting van het arbeidspotentieel is mede nodig in het licht van grote dreigende tekorten op de arbeidsmarkt. Ook blijkt uit internationale vergelijkingen dat flexibilisering bijdraagt aan een netto groter groei van arbeid, met name doordat snelle groeiers eerder mensen aannemen.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 13 Daarnaast is er een toenemend gebrek aan hoogopgeleide werknemers op het gebied van wetenschap en techniek. De instroom van nieuwe technisch geschoolden zal volgens een analyse van de Nationale Denktank in de komende 5 jaar 90.000 minder zijn dan benodigd. Bovendien heeft Nederland een beperkte attractiviteit voor buitenlands talent in een zeer competitieve mondiale talentmarkt. De meeste nieuwe ingenieurs in de wereld zijn te vinden in China en India maar het aantal hoogopgeleide buitenlanders in Nederland is nog zeer beperkt (1,8% van de bevolking tov 7,3% voor Canada, dat al sinds 1967 een speciaal immigratiebeleid heeft voor hooggeschoolden). Nederlandse werknemers leren ook onvoldoende bij tijdens hun werkende leven (15,9% leert bij tov 32,1% in Zweden en 35% als KIA doelstelling). Ook wordt de Nederlandse arbeidsmarkt gekenmerkt door een laag aandeel van vrouwen in topposities van 7%3. Hierin loopt Nederland ver achter vergeleken met andere West-Europese landen (EU gemiddelde 11%; koploper Noorwegen 32%). Een mogelijke achtergronden is dat vrouwen in Nederland veel vaker parttime werken en daardoor minder carrièrekansen hebben voor topposities. Terwijl vrouwen in Nederland 45% van de actieve beroepsbevolking uitmaken, vertegenwoordigen zij slechts 35% van de gewerkte uren (ten opzichte van 47% in Finland en 46% in Duitsland). Vernieuwing van overheid en regelgeving Ondanks stabiliteit en betrouwbaarheid van de overheid kampt Nederland met 1) een beperkt geloof in verbetering van overheidsefficiëntie, 2) nog steeds te hoge regeldruk ondanks blijvende inspanningen op rijksniveau, en 3) een beperkt vermogen om plannen en grote projecten doelgericht uit te voeren. Nederland kent veel, langdurige en kostbare procedures voor bedrijven en staat daarin op een 84ste plaats in de wereld volgens de Wereldbank (Schema 14). 3) Women Matter, European Commission 2006
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 14 Nederland is een land met een relatief dure overheid. Als gekeken wordt naar de sectoren overheid, zorg en onderwijs in de EU KLEMS database zijn de kosten met USD 6.300 per inwoner veel hoger dan in Duitsland (USD 4.900 per inwoner). Dit komt niet doordat de Nederlandse overheid minder efficiënt is dan in andere landen (met 158 uur per inwoner besteed aan overheid, zorg en onderwijs is Nederland gemiddeld) maar doordat de kosten per uur van de overheid relatief hoog zijn (USD 40 versus 32 in Duitsland). Deze hoge kosten zijn een combinatie van relatief hoge loonkosten van ambtenaren (USD 50.000 toegevoegde waarde per ambtenaar in Nederland versus 45.000 in Duitsland) en een beperkt aantal uren dat ambtenaren werken per jaar (1.262 versus 1.403 in Duitsland en 1.435 in de Nederlandse private sector).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 15 Als gekeken wordt naar specifieke diensten van de overheid zoals zorg is er ruimte voor verbetering. In termen van kosten per behandeling zijn de kosten in Nederland relatief hoog (€8.385 versus €3.671 voor Duitsland). Onze levensverwachting blijft de laatste jaren achter ten opzichte van andere landen. Ondanks de toegenomen medische en voedingskennis zijn mensen niet gezonder gaan leven – hier lijkt een kans te liggen voor meer preventieve gezondheidszorg.
Schema 16
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
In het onderwijs schat de Nationale Denktank dat er jaarlijks €13 miljard verloren gaat door onbenutte capaciteit van leerlingen (onbenut toptalent, studie-uitval, verkeerde studiekeuze, etc.), lerarentekort (lesuitval, zittenblijvers) en een mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt (onvervulde vacatures en werkeloze afgestudeerden). De slagkracht van de overheid laat te wensen over, met name bij de realisatie van grote projecten, mede als gevolg van bestuurlijke drukte. Illustraties hiervan zijn het elektronisch patiëntendossier, het variabel prijzen van weggebruik, de verlenging van de A4 tussen Delft en Schiedam of de aanleg van de Betuwelijn. Deze problemen komen zowel door trage en complexe inspraak- en besluitvormingsprocessen voordat implementatie kan beginnen als door management van de projecten tijdens de realisatie. In haar rapport ‘Sneller en Beter’ concludeert de Commissie Elverding dat besluitvorming rondom infrastructurele projecten traag is en kan worden ingekort met de helft van de tijd. De drie grootste knelpunten liggen bij voorbereiding en bestuurscultuur, het besluitvormingsproces en in de juridische sfeer. Een belangrijk advies is om te werken met een verkenningsfase waarin bewoners, decentrale overheden en milieuorganisaties ruimer en eerder betrokken zijn, inclusief heldere tijdsafspraken en een gebiedswijze benadering. Bovendien moet er een opleveringtoets geïntroduceerd worden om te meten of na realisatie de milieunormen zijn gehaald. Verder stelt de commissie verbeteringen in de ambtelijke besluitvorming en bestuurscultuur voor. Nederland heeft een aantal traditionele krachten die er toe hebben bijgedragen dat onze welvaart hoog is en onze industriële structuur relatief mondiaal. De achterblijvende groei in productiviteit en daling in de participatie, de achterblijvende prestaties van bestaande ondernemingen en het gebrek aan vernieuwingskracht en slagkracht van de overheid geeft echter de noodzaak aan om meer op vernieuwing te oriënteren en zo de concurrentiekracht van Nederland op lange termijn fundamenteel te versterken.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
**,BOTFOWPPS/FEFSMBOEBMT¡1PSUBMUP&VSPQF¢ Nederland kan zich beter en proactiever profileren voor de toekomst als het inspeelt op belangrijke mondiale trends en vorm geeft aan een heldere positionering van Nederland. Hoewel de toekomst uiteraard in veel opzichten onzeker is, bieden tien globale trends bruikbare aanknopingspunten voor zo’n positionering. De trends zijn te vangen in drie grote gebieden: globalisering en verschuivende economische activiteit, duurzaamheid (klimaatveranderingen, krapte aan grondstoffen en maatschappelijk verantwoord ondernemen) en demografische en sociale veranderingen zoals de vergrijzing en verzilvering van de westerse landen. Dit hoofdstuk beoogt ieder van deze clusters met trends te verkennen, en te vertalen naar kansen en een mogelijke positionering voor Nederland. Op basis van deze eerste inventarisatie lijkt een positionering als ‘Portal to Europe’ (werktitel) het meest onderscheidend te zijn en concurrentievoordeel voor Nederland te creëren. In het navolgende komen de trends en bijkomende kansen voor de positionering van Nederland achtereenvolgens aan de orde. Dit hoofdstuk gaat niet in op de specifieke acties en het beleid dat noodzakelijk is om een dergelijke positionering vorm te geven.
Schema 17
2.1
Globalisering en verschuivende economische activiteit De toenemende globalisering en verschuivende economische activiteit manifesteren zich voor Nederland in verschillende vormen. Allereerst in de directe consequenties van de groei in welvaart en economische activiteit van de Aziatische economieën. Daaraan gekoppeld is
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
de sterke groei van nieuwe consumenten in deze landen, die gedeeltelijk vergelijkbare behoeftes vertonen als consumenten in andere werelddelen. Daarnaast ontwikkelen de wereldwijde talentpools zich in sneltreinvaart, waardoor traditionele krachten in het westen onder druk staan. Verder zet de wereldwijde groei van het nieuwe kapitaal zich verder door. Zo is bijvoorbeeld het kapitaal in overheidsfondsen (Sovereign Wealth Funds, SWFs) van olieproducerende en Aziatische landen sterk gegroeid met 20% per jaar naar $6.500 miljard in 2006. Door nieuw kapitaal komen meer internationale overnames en participaties tot stand. Tenslotte de-vertikaliseren bedrijfsprocessen zich in hoog tempo. Dit geeft aanleiding tot het verschuiven van lage en in toenemende mate ook hogere-toegevoegdewaardeactiviteiten naar lagere lonen landen. Deze trends komen hier aan de orde. Trend 1: Verschuivende centra van economische activiteit. In de komende jaren zal het belang van opkomende economieën in de wereld sterk toenemen. Terwijl Europese landen, waaronder Nederland, blijven groeien met rond de 2%, wordt de BBP-groei van China en India in de komende jaren geraamd op 8%. Terwijl Europa, Noord Amerika en Japan in 2005 nog 74,5% van het wereld BBP hebben, zal dit in 2020 zijn gedaald naar 62,5%. In dezelfde periode zal het aandeel van Nederland dalen van 1,5% naar 1,2% en zal Nederland dalen van de 14e naar de 16e plaats van BBP in de wereld, voorbijgestreefd door India en Zuid-Korea (Schema 19). De groei van de opkomende economieën is gunstig voor Westerse economieën. Realiteit is wel dat de economische verhoudingen verschuiven en dat Europese landen in toenemende mate gezamenlijk zullen moeten optrekken om hun invloed in de wereld te behouden. Landen met de meest open economie kunnen hierbij disproportioneel profiteren.
Schema 18
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Trend 2: Nieuwe consumenten. In 2005-2015 zullen er bijna één miljard nieuwe consumenten bijkomen in de wereld, waarvan 60% in China en India (Schema 19). Er ontstaat een grote stedelijke middenklasse in opkomende landen, waarvan de smaken en consumptiepatronen in toenemende mate beginnen te lijken op die in het westen (Schema 20). Deze nieuwe consumenten vormen ook een potentiële nieuwe afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven waarbij de import van Azië uit Europa in de komende jaren naar verwachting zal blijven stijgen met 9% per jaar. Nederland heeft reeds een sterk aandeel van meer dan 20% in de export van medische technologie, landbouw, voedsel, schepen, computers en halfgeleidertechnologie van Europa naar Azië.
Schema 19
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 20 Trend 3: Turbulente wereldwijde markten voor talent. Met de groei van kennisintensieve sectoren neemt het tekort aan talent toe. Het vinden van talent is de grootste managementuitdaging voor de komende 5 jaar volgens Europese topmanagers (Schema 21). Nederland zal in de komende 5 jaar kampen met een tekort van 90.000 in de instroom van technisch geschoold personeel. In toenemende mate vindt er een strijd plaats om de grote hoeveelheden ingenieurs uit China, India en Rusland (meer dan 800.000 afgestudeerden per jaar versus 15000 in Nederland).
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 21 Trend 4: Nieuw kapitaal van private en overheidsfondsen zet door. In de afgelopen jaren is er een sterke groei geweest in de belangen die private en overheidsinvesteringsfondsen hebben in Nederlandse ondernemingen. Het investeringsvolume van private equity en fondsen van met name Aziatische en olieproducerende landen bedroeg in 2006 al $8,5 biljoen en zal naar verwachting ook de komende jaren blijven stijgen met circa 20% per jaar (Schema 22). Deze investeringen zullen positieve effecten hebben, zoals een toegenomen kapitaalmarkt discipline van management, extra investeringskapitaal met een lange termijn horizon en een redding in tijden van onvoldoende liquiditeit in openbare markten. Deze investeringen vragen echter ook om meer transparantie om zeker te stellen dat investeringen niet voor politieke doeleinden worden gebruikt.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 22 Trend 5: Internationale decompositie van bedrijfsprocessen. Als gevolg van technologie en nieuwe vormen van kapitaal ontstaan nieuwe dynamische bedrijfs- en bedrijfstakstructuren. Bedrijven worden steeds meer een internationaal netwerk van samenwerkende onderdelen. Een voorbeeld is een personal computer met ontwerp in Amerika, geheugenchipproductie in Korea, componentenproductie in China, en assemblage en distributie vanuit Nederland. Bedrijven offshoren ook in toenemende mate hoogwaardige bedrijfsprocessen zoals softwareontwikkeling en R&D naar India of China. Nederlandse bedrijven maken nog relatief beperkt gebruik van deze kansen die toegang kunnen verschaffen tot lagere kosten en schaarse vaardigheden. Om een positief effect op de economie te realiseren met offshoren is het essentieel dat de arbeidsmarkt voldoende flexibel is en werknemers voldoende bijgeschoold worden zodat ze snel een alternatieve baan kunnen vinden. Deze trend betekent dat bedrijven voor onderdelen van de waardeketen op zoek gaan naar biotopen waar ze de voorhoede aan consumenten, bruikbare R&D, interessante combinaties met andere bedrijven en creatieve werknemers kunnen vinden. Bedrijven geven dit vorm met steeds meer open innovatie en het zoeken en creëren van een ecosysteem waar andere bedrijven graag landen. Hierbij wordt instituutvorming (voor centrale kennisvergaring en -borging) belangrijker, zodat niet elk bedrijf het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 23 ‘Portal to Europe’ Bovengenoemde trends bieden grote kansen aan Nederland met haar traditionele kracht als handels- en transportland en vestigingsplaats voor internationale bedrijven en haar moderne consumenten en rijke schakering in de bevolkingssamenstelling. Nederland heeft door zijn omvang altijd moeten samenwerken met andere landen en heeft op zijn kleine oppervlakte mensen van allerlei landen en culturen laten leven. De Randstad functioneert als creatieve hub in Europa. Nederland zou zich kunnen positioneren als ‘Portal to Europe’ (werktitel). Nederland zou zich daarbij kunnen profileren als de eerste keuze voor Aziatische bedrijven als vestigingsplaats voor hoofdkantoren en toegang tot Europese markten en smaken (‘Europe in one country’), kennis en distributie, als aanvulling op haar rol als belangrijkste hub voor transport van goederen van en naar Azië via lucht- en scheepvaart. Het gaat zowel om ‘greenfield’ regionale hoofdkantoren (zoals Tommy Hilfiger, Cisko en Nike) als om overnames, zoals van Twaron (Teijin), DSM Petrochemie (Sabic) en Corus (Tata). Nederland heeft in absolute zin nu nog een veel te beperkt aantal van deze hoofdkantoren, ook al is dit in relatieve zin in lijn met andere Europese landen. Op dit moment heeft Amsterdam bijvoorbeeld de Europese hoofdkantoren van onder meer Kintetsu International Express, Canon, Mitsubishi Electric en Hitachi. Nederland wordt aantrekkelijk gevonden om Europese sales en marketingfuncties neer te zetten (op dit terrein nr 5 na VK, Frankrijk, Duitsland en Spanje). Uit onderzoek van het CPB blijkt dat Nederland wel vaart bij samenwerking en handel met landen als China. Volgens de berekeningen van het CPB heeft de handel met China in Nederland 23.000 arbeidsplaatsen gecreëerd, zowel in exportsectoren zoals voeding en high-tech als vanuit de rol als doorvoerland (2/3 van de import uit China wordt na een kleine bewerking heruitgevoerd naar Europa). De risico’s voor Nederland van de groei van de handel met China zijn zeer beperkt door de geringe overlap van de twee economieën en hebben volgens het CPB tot nu toe niet geleid tot negatieve sociale gevolgen .
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Het is te verwachten dat er in de komende tien jaar meer dan 120 Aziatische bedrijven zullen toetreden tot de globale Fortune-1000. Nederland zou zich actief moeten opstellen om de regionale standplaats te worden van deze snelle groeiers en hun marketing- en salesactiviteiten. Hierbij hoort ook dat Nederland een aantrekkelijke plaats wordt voor mondiaal talent. De rol van de overheid bij de ontwikkeling van deze kans ligt in de communicatie van de mogelijkheden en voordelen van Nederland, het wegnemen van barrières zoals immigratiebeperkingen voor talent en het actief benaderen en ondersteunen van Aziatische bedrijven die zich in Europa willen vestigen. Enkele jaren geleden gaf de Vestigingsklimaatbrief een goed overzicht van de belangrijkste noodzakelijke verbeteringen. Op een fors aantal gebieden is hier, ondanks de inspanningen van voorgaande kabinetten, nog verbetering mogelijk. Tot nog toe zijn andere Europese landen nog onvoldoende in dit gat gesprongen.
Schema 24 Deze globaliseringstrends bieden ook de mogelijkheid om de internationale positie van Nederland verder te versterken in een aantal sleutelgebieden. Gebieden waar Nederland een sterke positie heeft, lenen zich in het bijzonder voor het aantrekken van investeringen, talent en vraag vanuit het buitenland. Bij het creëren van de juiste randvoorwaarden kan Nederland leren van andere clusters in de wereld, zoals het high-tech cluster in Silicon Valley, het pharma cluster in Noord-Oost VS en het financiële cluster in Londen. Dit type clusters hebben de eigenschap dat ze steeds meer bedrijven aantrekken omdat deze bedrijven in de buurt willen zijn van kennis, talent, kapitaal, klanten en toeleveranciers.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 25
2.2
Duurzaamheid Duurzaamheid zal zich verder ontwikkelen naar een blijvende factor in de mondiale economie en samenleving. Dit biedt ook sterke kansen voor bedrijven, zoals treffend verwoord in de quote van Michael Porter en Forst Reinhardt: “Periodically, major new forces dramatically reshape the business world – as globalization and the information technology revolution have been doing for the past several decades. Climate change, in its complexity and potential impact, may rival them both. While many companies may still think of global warming as a corporate social responsibility issue, business leaders need to approach it in the same hardheaded manner as any other strategic threat or opportunity.” 4 Dit manifesteert zich in een blijvend en toenemend tekort aan grondstoffen, een toenemend duurzaamheidsbewustzijn en een nog sterkere rol voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Trend 6: Toenemende tekorten aan grondstoffen. Doordat de economische ontwikkeling versnelt, met name in ontwikkelende landen, stijgt de vraag naar natuurlijke hulpbronnen in een ongekend tempo, terwijl het aanbod begrensd is. De vraag naar olie zal naar verwachting met 50% groeien in de komende twintig jaar. De schaarste van grondstoffen uit zich in scherpe prijsstijgingen: Sinds 2000 zijn de prijzen van olie, koper, nikkel en lood meer dan verdrievoudigd. In Nederland zal de afhankelijkheid van importen voor de energiebehoefte toenemen van 39% in 2007 naar 62% in 2030, gedreven door toenemende vraag en afnemende gasproductie (Schema 26).
4) Michael Porter and Forest Reinhardt, Harvard Business Review October 2007
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Olie wordt ook in toenemende mate een diplomatiek aandachtspunt - voor de olieimporten is Nederland bijvoorbeeld voor zo’n 40% afhankelijk van importen uit landen met een lage rating, zoals Nigeria, Iraq, Rusland, Saoedi-Arabië en Algerije.
Schema 26 Trend 7: Toenemend duurzaamheidsbewustzijn. Burgers, overheden en bedrijven zijn in toenemende mate bereid om – in sommige gevallen kostbare – maatregelen te nemen om het milieu te beschermen, zoals de ontwikkeling van duurzame energiebronnen en energiezuinige verlichting, auto’s en huishoudelijke apparatuur. Ook de toenemend strenge regelgeving zal deze beweging versterken. Wereldwijd verwachten 82% van de CEO’s klimaatregelgeving in hun thuislanden in de komende jaren. In Nederland stijgt het volume aan duurzame beleggingen met 20% per jaar en houdt 69% van de consumenten rekening met brandstofverbruik bij aanschaf van een nieuwe auto (Schema 27). Nederlandse bedrijven zijn koplopers op het gebied van duurzaamheid – in 4 van de 18 supersectoren in de Dow Jones sustainability index staan Nederlandse bedrijven aan top (Philips, Unilever, Akzo Nobel en TNT). Hoewel nog weinig consumenten direct rekening houden met duurzaamheid in hun dagelijkse bestedingen, is het te verwachten dat hierin ook een omslag op zal treden als verdere stimulering wordt ingezet.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 27 Trend 8: Aandacht voor stakeholders en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zetten door. Met het ontstaan van steeds grotere wereldwijde ondernemingen groeit de verwachting dat bedrijven zich niet alleen toeleggen op het creëren van aandeelhouderswaarde. Bedrijven zullen in toenemende mate aan de maatschappij moeten uitleggen en verantwoorden hoe zij bijdragen aan het welzijn en ontwikkeling van al hun stakeholders. Het is een uitdaging voor bedrijven om tegelijkertijd bij te dragen aan de diverse doelstellingen van aandeelhouders, werknemers, klanten, overheden en aan de maatschappij als geheel. In Nederland zegt 60% van de burgers dat ze liever een lagere economische groei hebben als hoge groei gepaard gaat met hogere druk voor het milieu of inkomensonzekerheid. Inmiddels geeft 60% procent van de mondiale ondernemingen aan MVO als een topprioriteit te beschouwen voor strategie, productplanning en marketing. Samenvattend kan worden gesteld dat de trend naar duurzaamheid goede kansen voor Nederland biedt. Zo kan Nederland een voortrekkersrol spelen in de ontwikkeling van duurzame energiebronnen (zonne-energie), waterbeheer en -management, CO2 opvang en opslag, ontwerp, productie en verkoop van duurzame producten zoals grondstoffen voor Cradle to Cradle producten, duurzame consumentenelektronica etc. Daarnaast zijn Nederlandse bedrijven aantrekkelijke zakenpartners voor internationale bedrijven die hun duurzaamheid willen versterken en zijn ze voorbereid op strengere wetgeving in de toekomst. De aandacht voor duurzaamheid speelt wereldwijd. De terreinen waarin Nederland meer posities heeft dan andere landen liggen in enkele niches, die we moeten versterken. Niches waaraan je kan denken zijn bijvoorbeeld offshore windenergie of bioenergie uit afval. Het kabinet kan dit ondersteunen door een duidelijk en consistent beleid neer te zetten rondom duurzaamheid en energietransitie.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
2.3
Sociale patronen en vergrijzing en verzilvering Trend 9: Verzilvering en stijgende kosten publieke sector. Doordat mensen steeds later en steeds minder kinderen krijgen, vergrijst de bevolking. De ratio tussen 65+ers en de werkzame bevolking zal bij ongewijzigd beleid stijgen van 0,30 in 2005 naar 0,56 in 2030 (Schema 28). In het theoretische geval dat er geen institutionele veranderingen plaatsvinden zullen de overheidsuitgaven voor pensioenen en zorg stijgen van 13% van BBP in 2001 naar 23% in 2030. Hoewel het probleem in Nederland kleiner is dan in omringende landen zal dit bij ongewijzigd beleid volgens schattingen van de OECD leiden tot een stijging van de belastingen met 38%. Daarnaast vraagt deze uitdaging om een aanzienlijke vergroting van de productiviteit van de zorg en de overige publieke sector, bij een al bestaand tekort aan arbeidskrachten.
Schema 28 Er zijn ook grote kansen in de zilveren economie als groeisector. Het aandeel van 65+ers in het privévermogen van Nederlandse burgers is nu al groter dan 50%. Deze bevolkingsgroep zorgt bovendien voor een grote vraag naar onder andere medische technologie, financiële producten en vrijetijdsdiensten; in deelsectoren hiervan heeft Nederland sterke posities, denk aan de pensioensector. Ook vormt deze bevolkingsgroep en grote onaangeboorde beroepsgroep. Meer dan de helft is bereid om na pensionering part-time te blijven werken. Het meer actief inzetten van 65-plussers vormt op zich zelf een van de oplossingen voor de uitdagingen die ontstaan door verdergaande vergrijzing, maar stimuleert ook een actieve participatie van deze bevolkingsgroep in de economie.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Trend 10: Grensoverschrijdende sociale patronen in een technologische wereld. Mensen van over de gehele wereld maken een ongekende transformatie door in de manier van communiceren en samenleven. Sinds november 2007 heeft meer dan de helft van de mensen in de wereld een mobiele telefoon en in 2010 zal 90% dekking hebben van een mobiel telefoonnetwerk – dit geeft mensen in afgelegen gebieden ongekende toegang tot nieuws, sociale contacten en marktinformatie. Via internet ontstaan sociale netwerken van mensen met soortgelijke interesses zonder geografische beperkingen; mensen werken virtueel bijvoorbeeld samen aan wetenschappelijk onderzoek, software ontwikkeling, encyclopedieën. 92% van de Nederlanders met kinderen is minimaal 1 keer per week actief op Internet. 70% van alle 15-24 jarige Nederlanders heeft in maart 2008 gebruik gemaakt van de netwerksite Hyves. Nederland is sterk gepositioneerd om in te spelen op deze trend. Met name onze sterkte in de creatieve sector kan hierbij als basis dienen. Deze sector vormt nu al een grote bijdrage aan de economie, en kan in lijn met de sleutelgebieden aanpak, een nog prominentere rol in nemen. Globale trends zoals geschetst in dit hoofdstuk hebben een significante invloed op de wereld economie en samenleving in de komende decennia. Nederland zal hierdoor evenzeer worden geraakt. Een gerichte keuze en positionering voor de toekomst biedt Nederland te mogelijkheid meer dan gemiddeld gebruik te maken van de kansen die deze trends bieden. Een positionering als ‘Portal to Europe’ speelt goed in op de sterke punten van Nederland in vergelijking met andere Europese landen. Het proactief vormgeven van zo’n positionering kan een significant concurrentievoordeel opleveren.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
*** 7FSBOEFSJOHTBHFOEBWPPS/FEFSMBOE In het eerste hoofdstuk hebben we in beeld gebracht waar Nederland internationaal goed scoort en waar Nederland achterloopt. In het tweede hoofdstuk is aangegeven hoe Nederland actiever kan inspelen op wereldwijde trends. Op basis van deze analyses heeft het Innovatieplatform een veranderingsagenda geformuleerd voor Nederland als vertrekpunt voor een debat met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen om te komen tot een specifiek, ambitieus en aangescherpt actieprogramma dat geloofwaardig invulling geeft aan de geformuleerde ambitie. Volgens het Innovatieplatform zou de ambitie voor de positionering van Nederland in de toekomst hoog moeten zijn. Te denken is bijvoorbeeld aan het terugkeren in de WEF top 5 qua concurrentiekracht, een verhoging van de jaarlijkse productiviteitsgroei met 1 procentpunt en het herbergen van 50 (regionale) hoofdkantoren in 2016. De KIA gaat daarnaast uit van €3 mrd extra publieke investeringen en een gelijk bedrag aan private investeringen in een kabinetsperiode. De voorgestelde veranderingsagenda voor Nederland bestaat uit vier onderdelen (Schema 29):
Schema 29
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
1. Positionering van Nederland als ‘Portal to Europe’. Nederland heeft traditioneel een sterke positie als toegangspoort naar Europa, maar deze positie heeft zich in de afgelopen decennia te veel geconcentreerd op de logistieke kant. Met de wereldwijde trend van globalisering is Nederland bij uitstek gepositioneerd om veel actiever in te spelen op de economische activiteit die vanuit Amerika en met name Azië naar Europa komt. Een actief beleid gericht op het wegnemen van barrières, het beter positioneren en neerzetten van de merknaam van Nederland, en een proactieve houding richting potentiële in Nederland te vestigen ondernemingen is hierbij noodzakelijk. 2. Vernieuwende economie als kern. Het Innovatieplatform vindt dat fundamentele vernieuwing van de economie noodzakelijk is om de opgelopen achterstanden in concurrentiekracht te adresseren. Deze verdere voortgaande vernieuwing is nodig op een viertal gebieden om de huidige afstand tot de koplopers in te lopen: 2.1) vernieuwing van bestaande bedrijven gebaseerd op het stimuleren van innovatie en het ‘slimmer werken’ gericht op het verhogen van de productiviteit van bedrijven ook in de lagere groeisectoren, 2.2) het creëren van nieuwe bedrijven en het stimuleren van ondernemerschap, 2.3) het vernieuwen van arbeidskracht en arbeidsmarkt door het flexibiliseren van het arbeidsaanbod, en het inzetten op de ontwikkeling en opleiding van talent, en 2.4) een overheid die bijdraagt aan de concurrentiekracht van Nederland en regels beperkt. 3. Keuze voor speerpunten en sleutelgebieden. In zijn eerste periode heeft het Innovatieplatform een duidelijke keuze voorgesteld voor zes sleutelgebieden als pijlers van groei van onze economie. Het huidige Innovatieplatform wil dit bekrachtigen. In de komende jaren is een proces van toetsing en stimulering van deze sleutelgebieden wenselijk om zeker te stellen dat vooruitgang wordt geboekt. 4. Innovatieve publieke sector en overheid. Een innovatieve en productieve publieke sector en overheid zijn cruciaal om invulling te geven aan de ambities van Nederland. Het ontbreekt de overheid tot op heden aan slagkracht om grote veranderingen en grote projecten voortvarend uit te voeren. Dit beperkt het vermogen om de gewenste verbeteringen in regelgeving en infrastructuur tijdig door te kunnen voeren. Daarnaast vormen ook goed functionerende innovatieve maatschappelijke sectoren een centraal onderdeel van een concurrerender Nederland. In het navolgende wordt in meer detail beschreven welke inspanningen nodig zijn om Nederland fundamenteel te verbeteren en robuust te maken voor de toekomst. We formuleren adviezen en ambities voor de acties van kabinet, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Op enkele punten zal het Innovatieplatform zelf ook concrete bijdragen leveren in de vorm van specifieke initiatieven. Dit wordt in het navolgende per programma onderdeel in een kader kort beschreven. De benodigde veranderingen voor Nederland zijn samengevat in het volgende schema.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Schema 30
Schema 31
Hieronder worden de onderdelen van de agenda nader toegelicht, en wordt aangegeven welke acties het Innovatieplatform zelf in gang zet.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
3.1. Propositie: Nederland als Portal to Europe. Een naar verhouding kleine maar open economie als de Nederlandse (nr 14 qua BBP, 1,5% van mondiale BBP) moet zich profileren rond een heldere propositie. Het Innovatieplatform vindt dat bedrijfsleven, wetenschap en overheid er baat bij hebben zich uit te spreken voor zo’n positionering en daar een integrale strategie op te hebben. Het Innovatieplatform wil graag de propositie van Nederland als Portal to Europe nader verkennen met markt- en kennispartijen. Nederland als bruggenhoofd of stepping-stone voor bedrijven die topkennis en Europese consumenten willen ontmoeten en die verbinding willen leggen met andere afnemers in West-Europa. Het gaat niet zozeer om de rol van Nederland als fysieke mainport, hoezeer die daar ook een belangrijk onderdeel van is. Het gaat ook om het vermogen om verbindingen te leggen met andere Europese landen en vanuit Nederland de Europese markten te verkennen en te bedienen. Nederland is bijvoorbeeld een testmarkt of ‘pilotland’ met een ideale schaal en toegankelijkheid, van waaruit een nieuwe positie in Europa op te bouwen. Ook kan hier gedacht worden aan het uitbouwen van de rotondefunctie van Nederland in gas en als knooppunt voor internetverkeer. Dit zal in het bijzonder gelden op de gebieden die eerder al als sleutelgebied waren betiteld. De Europese markt is een cruciaal onderdeel van het succes van Nederland op lange termijn. Nederland kan als portal ook een plek worden die toptalent van over de gehele wereld aantrekt en op een aantal gebieden topuniversiteiten heeft. Nederland kan onder deze noemer een bovenproportioneel deel van de buitenlandse hoofdkantoren naar zich toe trekken, hoofdkantoren die hun R&D en/of hun sales en marketing in Nederland uitvoeren. Een vestigingsprogramma zal ervoor moeten zorgen dat Nederland in de komende jaren erin slaagt om belangrijke spelers te overtuigen hun (regionale) hoofdkantoren en hun R&D in Nederland te vestigen. Nederland moet hierin nu bijvoorbeeld België (niet-Europese hoofdkantoren en R&D) en Zweden (R&D) laten voorgaan, maar het heeft wel weer een sterke positie als het gaat om vestigingen of investeringen van buitenlandse bedrijven in marketing en sales. Succes op deze markt voor hoofdvestigingen vereist een actieve scouting en gerichte werving van partijen die een nieuwe vestiging in Europa of een relocatie overwegen. Ook is het belangrijk Nederland te positioneren als een aantrekkelijk land om te wonen voor het topmanagement van buitenlandse ondernemingen met een goed aanbod aan internationaal onderwijs, een goede locatie en vliegverbindingen, cultuur, een bruisende Aziatische gemeenschap en een prettige woonomgeving. De ambitie voor Nederland zou kunnen zijn 50 Europese hoofdkantoren (nu 14) en 2 mrd buitenlandse R&D (nu 1 mrd). Deze keuze zal consequenties hebben voor overheid (in haar langetermijnstrategie en investeringen), bedrijven en wetenschap. Deze propositie zal relevant moeten zijn zeker nu investeringsbeslissingen over Nederlandse bedrijven steeds meer in het buitenland worden genomen. Het Innovatieplatform wil de noodzaak van deze actieve benadering op de kaart zetten en de totstandkoming van een actief programma ondersteunen. De komende maanden nodigt het Innovatieplatform markt- en kennisinstellingen uit om te reageren op deze propositie en mee te werken aan het creëren van een ambitieus en concreet actieprogramma om dit te kunnen realiseren. Een onderdeel van dit programma is het proactief verkennen van potentiële buitenlandse ondernemingen, met name Aziatische, die overwegen een vestiging in Europa te openen of te verleggen.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Ook gaat het Innovatieplatform een ‘visitorsprogramma’ helpen vormgeven (in navolging van een aantal succesvolle landen) dat uitgevoerd kan worden door het ministerie van Economische zaken samen met kennisinstellingen en bedrijfsleven. Dit visitorsprogramma heeft tot doel toonaangevende denkers, beslissers en beïnvloeders naar Nederland te halen met een overtuigend introductieprogramma rondom de voor hen relevante clusters, locaties of thema’s. Als derde zal het Innovatieplatform dit jaar in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken de ‘Make the World Orange’ contest lanceren. Het doel van de ‘Make the World Orange’ contest is om door middel van een competitie succes-volle voorstellen te krijgen om Nederland in de wereld prominenter op de kaart te zetten, en de positionering van Nederland te realiseren. Prijs van deze contest bestaat uit een substantieel budget om het winnende voorstel daadwerkelijk te realiseren. Tenslotte wil het Innovatieplatform doorpakken op de eerdere vestigingsklimaatbrief waarin een reeks concrete aanbevelingen zijn opgesteld om Nederland aantrekkelijker te maken voor buitenlandse ondernemingen en talent. Het Innovatieplatform heeft een inventarisatie gemaakt van deze aanbevelingen. De maatregelen hebben een bijdrage aan de Nederlandse concurrentiekracht kunnen leveren, maar het is nog niet voldoende. Het wegnemen van de bureaucratische rompslomp voor buitenlandse investeerders is bijvoorbeeld nodig voor de aantrekkingskracht van ons land. Daarnaast heeft een complexe en negatieve discussie rondom topinkomens niet bijgedragen aan de aantrekkingskracht van Nederland voor buitenlands toptalent. Het Innovatieplatform heeft daarom vastgesteld dat er weliswaar de nodige stappen zijn gezet over de afgelopen jaren, maar dat nog veel aanbevelingen overeind staan.
3.2. Vernieuwende economie als kern 3.2.1 Vernieuwing van bestaande bedrijven Sterkere groei van middelgrote ondernemingen Een groot knelpunt in Nederland is het gebrek aan aanwas in de top van het bedrijfsleven. Nederland heeft verhoudingsgewijs wel veel grote ondernemingen, maar mist in vergelijking met andere economieën een hoog percentage snelgroeiende bedrijven. De dynamiek in de top van het Nederlandse bedrijfsleven wordt voornamelijk veroorzaakt door wisseling van eigendom door overnames en fusies. Nederland heeft meer snelle groeiers nodig van kleine naar middelgrote ondernemingen, en van middelgrote naar grote ondernemingen, om de top aan te vullen en te versterken. In de zomer van 2008 zal het Innovatieplatform samen met het ministerie van Economische Zaken het startsein geven voor het programma Groeiversneller. Dit programma heeft als doel in vijf jaar 100 bedrijven te ondersteunen bij het realiseren van een omzetgroei van enkele miljoenen naar minimaal 20 miljoen per jaar. Dit initiatief bouwt op een aantal bestaande, meer lokale initiatieven. Het ondersteunen van deze snelgroeiende bedrijven bij het betreden van nieuwe (geografische) markten vormt een belangrijk onderdeel van het programma. Het programma zal ook een publicitaire uitstraling moeten krijgen en daardoor een verdere impuls geven aan overige potentieel snelle groeiers.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Meer private investeringen in R&D Zoals geïnventariseerd in de Kennisinvesteringsagenda, zijn in Nederland de uitgaven van bedrijven aan R&D als percentage van het BNP veel lager dan in veel andere landen. Dit is het geval in zowel de industrie als de dienstverlening. Verder werken Nederlandse bedrijven relatief weinig samen met kennisinstellingen. Meer bedrijven zouden onderdeel moeten zijn van kennisnetwerken. Een grotere toestroom en beschikbaarheid van (wetenschappelijke) kennis moet leiden tot innovatie en vernieuwing. De Kennisinvesteringsagenda heeft als ambitie dat 2% van het BNP geïnvesteerd wordt in R&D, dat 50% van de innovatieve bedrijven samenwerkingsverbanden heeft met kennisinstellingen, dat 25% van de MKB’ers ervaring heeft in samenwerking met kennisinstellingen en dat het aantal octrooien dat wordt benut met 25% wordt vergroot. Kabinet en Innovatieplatform hebben al veel acties in gang gezet om innovatie te bevorderen, waarvoor veel belangstelling blijkt te bestaan (vouchers, ipc’s, innovatieprogramma’s, wbso). De uitgaven aan private R&D moeten stijgen (recentelijk ging het percentage R&D echter nog van 1,03 naar 1,02 van het BBP). Verdere stimulering van een aantrekkelijk vestigingsklimaat, mondiaal relevante en herkenbare hotspots, nieuwe hoofdkantoren en goede wetenschap moeten bijdragen aan een verhoging van private R&D. Bij de recente KIA-foto gemaakt door het Innovatieplatform op 22 februari 2008, hebben de opstellers en de ondertekenaars nog eens vastgesteld dat we geen genoegen kunnen nemen met het niet realiseren van het doel van 2% private R&D en 1% publieke R&D. De inspanningen die het kabinet in zijn eerste jaar heeft verricht zijn, samen met de inspanningen van bedrijven en kennisinstellingen gelegd naast de ambities van de KIA. De conclusie was dat er meer acties moeten worden genomen en investeringen moeten worden gedaan in een beter opgeleide beroepsbevolking, versterking van de kennisbasis en innovatief ondernemerschap. Het IP zal het bedrijfsleven uitdagen zijn bijdrage te leveren aan, onder meer, private R&D en wil samen met de wetenschappelijke wereld gaan werken aan een roadmap en valorisatie om een excellente basis voor de toekomst te creëren en de economische en maatschappelijke benutting van wetenschappelijke kennis te verbeteren. Ook het kabinet zal zijn inzet moeten vergroten. Meer bedrijven met organisatorische innovatie Een groot verschil in productiviteit tussen Nederland en de economieën die koploper zijn wordt mede veroorzaakt doordat ook ‘traditionele’ sectoren onvoldoende innoveren en onvoldoende verbetering laten zien in productiviteit. Het gaat hierbij om sectoren buiten de sleutelgebieden, zoals de hout-/meubelindustrie, papier/grafische industrie en de detailhandel, die qua aard niet geassocieerd worden met product- of marktinnovatie, en over het algemeen een lage investering hebben in R&D. Voor deze sectoren geldt dat ze qua productiviteit nu opvallend slechter presteren dan het buitenland. In Nederland doet slechts 20 procent van de bedrijven aan organisatorische innovatie, of innovatie van werkprocessen en -methodes. Dat is veel lager dan in vele Europese landen, (bijvoorbeeld 47 procent in Duitsland en 42 procent in Denemarken). Veel kleine en middelgrote ondernemingen hebben onvoldoende toegang tot de kennis die grote ondernemingen op het gebied van proces- en organisatieverbetering kunnen inkopen. Tenslotte bieden nieuwe communicatietechnieken en methoden ruimte om op veel flexibeler locaties en tijden te werken. Deze werkplek- en werktijdflexibilisering kan eveneens een passend antwoord vormen op de stijgende fileproblematiek, en zou met veel meer voortvarendheid moeten worden nagestreefd.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Het Innovatieplatform wil de komende jaren extra aandacht geven aan ‘slimmer werken’, of organisatorische innovaties en uiteindelijk het aantal bedrijven dat daartoe een impuls krijgt zichtbaar en beslissend vergroten zodat alle sectoren een bijdrage leveren aan het inlopen van de achterstand in onze productiviteitsgroei (ten opzichte van de kopgroep) met 1 procentpunt per jaar. IP en EZ zijn al enige jaren bezig om met creatieve en flexibele instrumenten als vouchers en IPC’s en met gerichte intermediairs als Syntens en Senternovem veel bedrijven een innovatie impuls te geven. Veel van deze impulsen gaan echter nog over product- en markt innovaties, en minder over ‘slimmer werken’. Met name kleine en middelgrote bedrijven kunnen een productiviteitswinst halen van 10 procent – normale ervaringscijfers bij grotere ondernemingen. Het Innovatieplatform werkt aan een programma van initiatieven dat hieraan in de komende jaren vorm kan geven. Daarnaast komt het Innovatieplatform met voorstellen over hoe werk-plek- en werktijd-innovaties kunnen worden opgeschaald, met inschakeling van belanghebbenden. Werkplekverzamelgebouwen, telewerken of virtueel werken en zelfroosteren door medewerkers zijn daarbij kernelementen. Dit programma zal in het komend najaar worden aangekondigd.
3.2.2. Creëren van nieuwe bedrijven (Ondernemerschap) Nederland heeft meer nieuwe bedrijven nodig. Doel is 50% meer innovatieve starters, waarvan 12% snelgroeiend (KIA) en een cultuur waarbij ondernemers en ondernemerschap gestimuleerd worden. Dit vergt aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs, meer en grotere spin-offs van kennisinstellingen en meer early-stage investments. Start-ups vanuit kennisinstellingen zijn na 5 tot 10 jaar nog veel te vaak kleine bedrijven met minder dan 25 personeelsleden. Veel bedrijven zijn ‘subkritisch’ qua omvang en reikwijdte wanneer zij loskomen van de universiteit. Te vaak zijn er oprichters vanuit één studieachtergrond bij betrokken en richt het bedrijf zich op één product of dienst. Verbetering van de kwaliteit van de innovatieve starters die voortkomt uit kennisinstellingen is nodig. Het is nodig dat kennisinstellingen langer en intensiever participeren in start-ups en daarmee ook meer profiteren van de successen hiervan. Universiteiten moeten niet afgerekend worden op het aantal innovatieve starters dat zij voortbrengen, maar op het vermogen waarmee de startups die zij voortbrengen kapitaal weten aan te trekken en door te groeien. Tenslotte hebben universiteiten een ruim en onvoldoende aangeboord potentieel aan niet vercommercialiseerde octrooien en patenten. Een programma gericht op het systematisch ‘uitventen’ van dit arsenaal is nodig. Verdere stimulansen voor ondernemerschap dienen zich te richten op het verder wegnemen van regelgevingsbarrières, het verkennen van aanvullende belasting stimulansen voor starters en het bevorderen van regionale en stedelijke hotspots waar jonge innovatieve en vaak creatieve bedrijven baat hebben bij elkaars aanwezigheid en grote ‘oude’ bedrijven daar weer van profiteren. Het Innovatieplatform werkt aan initiatieven die specifiek bijdragen aan het stimuleren van ondernemerschap, in aanvulling op de vele initiatieven die al in gang gezet zijn door onder meer het ministerie van Economische Zaken. In het bijzonder denkt het IP hierbij aan een gericht programma van groeiversnellers, met als doel 100 bedrijven te ondersteunen bij het groeien voorbij een omzet van 20 miljoen. Daarnaast verkent het Innovatieplatform hoe de kennisvalorisatie versneld kan worden, door universiteiten zich meer en langer te laten inzetten voor start-ups vanuit de universiteiten. Daarnaast wil het Innovatieplatform laten
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
verkennen welke fundamentele barrières een grotere behoefte aan ondernemerschap in de weg staan. Tenslotte onderzoekt het Innovatieplatform methoden om programma’s voor ondernemerschap op scholen te versnellen en op te schalen.
3.2.3. Vernieuwing van arbeidskracht en arbeidsmarkt De KIA heeft ambitieuze doelstellingen voor de instroom van (hoog)opgeleiden in de samenleving door meer en beter onderwijs. Bij de eerste KIA-foto bleek dat de realisatie nog niet op koers ligt. Intensivering is nodig. Vernieuwing van arbeidskracht en flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn belangrijke voorwaarden voor de verbetering van de concurrentiepositie van Nederland. Volgens het IP vereisen de volgende punten bijzondere aandacht: verhoging van de arbeidsmarktflexibiliteit (waar nu zzp-ers al een belangrijke rol spelen), verhoging van de instroom van beta-technici, vooral ook op VMBO, MBO niveau, het afbouwen van barrières voor buitenlands talent dat naar Nederland wil komen, en het vergroten van het opleidingsaanbod voor werkenden. Er komen naar schatting jaarlijks zo’n 2000 kenniswerkers naar Nederland. De recente maatregelen, gericht op het aantal kenniswerkers onder andere de kennismigrantenregeling, heeft er toe geleid dat recent een forse stijging zichtbaar was in de instroom van buitenlands talent. Het aantal migranten echter kan nog steeds aanzienlijk hoger Onze totale populatie hoogopgeleide migranten ligt naar verhouding nog een derde lager dan VS, VK en Zweden. Bovendien worden ook wereldtoppers die werkzaam zijn in Nederland nog te vaak geconfronteerd met onaangename migratieregelgeving die negatief uitwerkt op de reputatie van Nederland voor toptalent. Het Innovatieplatform merkt dat er grote behoefte is aan een gemeenschappelijk Nederlands recruitingprogramma voor internationaal toptalent. Het IP wil daar een impuls aan geven. Het doel is om jaarlijks 1000 top PhD studenten en postdocs extra aan te trekken. Nu komen kenniswerkers naar Nederland op uitnodiging van concerns en in reactie op vacatures bij universiteiten en kennisinstellingen. Werving en selectie zijn belangrijk maar lopen niet altijd goed. Nederlandse bedrijven en instellingen zijn nu ieder voor zich op zoek in, onder meer, Azië. We stellen voor dit met een stimulans en een gerichte aanpak meer gezamenlijk te doen. Daarnaast spelen bij binnenkomst juridische en praktische zaken, die kunnen dan ook beter opgepakt worden.
3.2.4. Vernieuwing van overheid en regelgeving Als laatste van de vier gebieden voor fundamentele vernieuwingen ziet het Innovatieplatform de overheid en regelgeving. Speerpunten zijn het verbeteren van efficiëntie en effectiviteit van de overheid, meer flexibiliteit, betere samenwerking tussen overheden en verlagen van drempels door regelgeving. Het is van belang dat de doelen van de lopende programma’s aangaande de organisatie van de rijksdienst worden gerealiseerd. Daarnaast is een verdere verlaging van administratieve lastendruk (inclusief die van andere overheden) cruciaal. Op dit terrein is in de afgelopen jaren al het nodige gedaan. Nederland loopt hierin echter nog onvoldoende hard, in vergelijking met bijvoorbeeld de
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
Scandinavische landen. Een ambitieuze en voortvarende aanpak is noodzakelijk. De overheid is door haar inkoopkracht in de positie om effectief nieuwe markten te creëren en de ontwikkeling en introductie van innovatieve producten te stimuleren. Succesvolle voorbeelden zijn bekend uit de VS op het gebied van lucht- en ruimtevaart, maar ook in de energiesectorenergiesector, onder meer met behulp van de X-Prize. Dit kan ook door de Nederlandse overheid worden toegepast.
3.3. Versterking van de sleutelgebieden In 2004, 2005 en 2006 heeft het Innovatieplatform zes sleutelgebieden benoemd: Flowers & Food, High-tech Systemen en Materialen (HTSM), Water, Creatieve Industrie Chemie en Pensioenen & Verzekeringen. Daarnaast zijn ICT en energietransitie benoemd als innovatieas omdat zij op bijna alle gebieden een cruciale doorsnijdende rol spelen. Op de meeste van deze gebieden worden nu innovatieprogramma’s ontwikkeld en gestart met als doel om wetenschap en kleine en grote bedrijven een impuls te geven en intensiever met elkaar te laten samenwerken. De sleutelgebieden zullen een belangrijke bijdrage gaan leveren aan Nederland als Portal to Europa. Sleutelgebieden opereren op de internationale voorhoede en kunnen daardoor andere bedrijven in hun sectoren meetrekken. Dit zal bijdragen aan productiviteit. Ook als Nederlandse concerns vaker in buitenlandse handen zullen komen, zullen sterke clusters en hotspots ertoe leiden dat in Nederland hoogwaardige bedrijvigheid en werkgelegenheid plaats blijft vinden. Het tweede Innovatieplatform houdt vast aan de bestaande sleutelgebieden aangezien realisatie van geloofwaardige vooruitgang meerdere jaren vergt. De benoemde sleutelgebieden hebben hun ambities naar het Innovatieplatform verwoord. Dit najaar zal het Innovatieplatform de sleutelgebieden uitnodigen om met hen na te gaan hoe de realisatie van hun doelen verloopt en hoe ze zelf en samen met de overheid eventuele belemmeringen kunnen wegnemen.
3.4. Effectieve en efficiënte maatschappelijke sectoren In publieke en maatschappelijke sectoren is innovatie tot nu toe onvoldoende doorgedrongen. De productiviteit en productiviteitsgroei liggen daardoor lager dan in marktsectoren. Om maatschappelijke voorzieningen in stand te houden en het arbeidsmarktbeslag van deze sectoren niet buitensporig groot te laten worden met de stijgende vraag, zijn innovatie en productiviteitsverhoging noodzakelijk. Het IP heeft van de sectoren zorg, onderwijs en water vastgesteld dat er meer ruimte moet zijn voor experimenteren en dat institutionele doorbraken nodig zijn. Energie en duurzaamheid zijn uitdagingen voor alle landen. Nederland kan zich niet gemakkelijk onderscheiden naar boven, maar ondervindt wel nadeel als het niet me voorop loopt in energie-efficiënte en duurzaamheid. Innovatie in maatschappelijke sectoren vergt meer ruimte voor experimenten, meer ruimte voor marktwerking en daardoor een grotere inbreng van consumenten en meer ruimte voor ondernemerschap. Voor het onderwijs heeft het IP in 2006 al gepleit voor regelvrije scholen,
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
om vernieuwing en excellentie aan te wakkeren (Leren excelleren, talenten maken het verschil). Bij slimme combinaties van private en publieke investeringen kunnen Nederlandse ondernemingen producten en diensten ontwikkelen die naast maatschappelijk relevant zijn maar ook commercieel verkoopbaar (Vergelijk IP, Grenzen zoeken, grenzen verleggen, 2005). Daarnaast is een daadkrachtige overheid van belang die in staat is grote belangrijke projecten tijdig te realiseren. Een van de elementen hierin is de versnelling van beslissingen over infrastructuurprojecten. Het is cruciaal dat de aanbevelingen die hierover momenteel worden ontwikkeld (Commissies Ruding en Elverding) worden gerealiseerd. Het Innovatieplatform heeft een belangrijke rol gespeeld bij het op de kaart zetten van het ‘Tulpeiland voor de kust’, een metafoor voor het innovatieve en daadkrachtige vermogen van Nederland om op het gebied van water zichtbare en toonaangevende projecten te kunnen realiseren. Het Innovatieplatform stelt voor om te organiseren dat jaarlijks drie van dergelijke grote projecten worden gebruikt als voorbeeldprojecten met het doel om waar nodig en mogelijk beslissingen te versnellen en afbreukrisico’s te verkleinen (vergelijkbaar met de huidige Franse aanpak waarbij externen bij grote projecten bewindslieden scherp houden).5 Het Innovatieplatform neemt hierbij niet de regie overneemt, maar zorgt voor het doorbreken van barrières trekt lessen trekt uit de belemmeringen die bij de uitvoer van dergelijke projecten ontstaan.
Nederland heeft een aantal fundamentele verbeteringen en vernieuwingen nodig om haar concurrentiekracht te behouden en te versterken. Naar de toekomst toe is een scherpere positionering als internationale ‘Portal to Europe’ gewenst om in te spelen op de globale veranderingen. Dit moet gecombineerd worden met een versterking van de benoemde sleutelgebieden, innovatievere maatschappelijke sectoren en een daadkrachtiger overheid. Het Innovatieplatform wil zich inzetten om deze ambitieuze veranderingsagenda te helpen vormgeven. De komende periode zal worden gebruikt om de beoogde positionering en het daarbij behorende actieprogramma in te vullen in samenwerking en -spraak met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
5) In 2008 zal het IP, in het verlengde van zijn kustconferentie, een rol spelen bij de vernieuwing van de Afsluitdijk en een multifunctioneel energie-eiland voor de kust.
Nederland in de wereld > werkgroep Concurrentiekracht > 23 april 2008
#JKMBHF (FSBBEQMFFHEFQFSTPOFO Deze analyse is tot stand gekomen met behulp van een aantal expertmetingen en in het gesprek met een aantal stakeholders, deskundigen en belangenorganisaties. Hieronder bevindt zich een lijst van de namen met wie het bureau naast alle IP leden heeft gesprekken gevoerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31.
Prof. Dr. Steven Brakman Prof. Roland Brandsma Prof. Dr. Henk Volberda Prof. Dr. Alfred Kleinknecht Prof. Dr. Robert de Hoog Prof. Dr. Wim de Moor Dr. Erik Stam Dr. Wim Boomstra Dr. Hans Vijlbrief Drs. Riëtte Blacquière Drs. Alx Lai Drs. Peter de Langen Dhr. Jan Klaver Drs. Joke van den Bandt Drs. Cees Oudshoorn Dhr. Ben van der Veer Dhr. Koen Jonker Dhr. Hans Zwarts Drs Guy Kerpen Drs. Johan de Koning Mr. Frans Crul Drs. Wanda Cornelissen Drs. Rodrik Ponds Dhr. Willem van der Stokker Drs. Geert Huizinga Drs. Robin Fransman Dr. Joeri Gorter Prof. dr. Jules Theeuwes Drs. Joep Rats Dhr. Willie Berentsen Drs. Gerrit Zalm
Rijksuniversiteit Groningen Nyenrode Erasmus Universiteit Rotterdam TU-Delft Universiteit van Twente Vrije Universiteit Brussel WRR/ University of Cambridge Rabobank Ministerie van Economische Zaken American Chamber of Commerce Netherlands Kamer van Koophandel China Havenbedrijf Rotterdam VNO-NCW VNO-NCW VNO-NCW KPMG PricewaterhouseCoopers Dutch Trade Board Philips Unilever ING bank Shell Nederland Ruimtelijk Planbureau Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC) FME-CWM Holland Financial Centre CPB SEO Economisch Onderzoek MKB-Nederland FME CWM DSB bank