L Ecole Et Les Etudes

  • July 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View L Ecole Et Les Etudes as PDF for free.

More details

  • Words: 2,185
  • Pages: 9
L’école et les études l’école et les études Une école Chez nous à l’école, il y a plus de 400 élèves Une classe En classe, il est paresseux Un(e) élève Un(e) étudiant(e) Un professeur

De school en de studies Een school Bij ons op school zijn er meer dan 400 leerlingen Een klas In de klas is hij lui Een leerling(e) Een student(e) Een leraar, een lerares (2)

Un(e) prof C’est ton prof de français? Un surveillant Un cours (2) Je te vois après le cours ? Avoir (un) cours Le prof est absent: nous n’avons pas cours Une leçon Les études (f.) Il veut abandonner ses études Un horaire (l’) Nous avons un mauvais horaire cette année Étudier Tu n’étudies pas assez Faire un effort Tu devrais faire un effort pour réussir cette année Faire de son mieux Elle fait de son mieux à l’école Participer au cours Elle participe bien au cours Apprendre On n’apprend rien d’utile à l’école Apprendre par coeur

Is dat je leraar Frans? Een surveillant, een studiemeester Een les, een cursus Zie ik je na de les? Les hebben De leraar is afwezig: we hebben geen les Een les De studies Hij wil zijn studies opgeven Een lessenrooster We hebben een slechte lessenrooster dit jaar Studeren Jij studeert niet genoeg Een inspanning doen Je zou een inspanning moeten doen om dit jaar te slagen Zijn best doen Zij doet haar best op school Meewerken in de les Zij werkt goed mee in de les Leren We leren niets nuttigs op school Vanbuiten leren

Je n’y comprends rien. Je dois tout apprendre par coeur Apprendre quelque chose à quelqu’un Le prof lui a appris à mieux étudier Bosser sur J’ai bossé plus d’une heure sur cet exercice de chimie

Ik snap er niets van. Ik moet alles vanbuiten leren Iemand iets leren De leraar heeft haar beter leren studeren Zwoegen op Ik heb meer dan een uur zitten zwoegen op die oefening van

Comprendre Je ne comprends pas ce chapitre Ne rien comprendre à Je ne comprends rien aux maths Je n’y comprends rien! En sortir Je n’en sors vraiment pas! Retenir Je ne peux pas retenir toutes ces dates Réfléchir Réfléchissez avant de répondre Compter Il sait déjà compter jusqu’à dix Ce devoir compte aussi? Corriger Vous avez déjà corrigé nos interros? Prendre des notes Il faut prendre des notes? Expliquer Il ne sait pas bien expliquer la matière Poser une question Si vous voulez pose rune question, levez d’abord la main Une réponse Répondre à Pourquoi est-ce que tu ne réponds pas à ma question Résoudre Tu as déjà résolu ce problème? Une solution Tu as trouvé la solution?

scheikunde Begrijpen Ik begrijp dit hoofdstuk niet Niets begrijpen van Ik begrijp niets van wiskunde Ik begrijp er niets van! Uit iets wijs raken Ik raak er echt niet wijs uit! Onthouden Ik kan die data niet onthouden Nadenken Denk na alvorens te antwoorden Tellen, meetellen Hij kan al tot tien tellen Telt dat huiswerk ook mee? Verbeteren Hebt u onze ondervragingen al verbeterd? Nota nemen Moeten we nota nemen? Uitleggen Hij kan de leerstof niet goed uitleggen Een vraag stellen Als jullie een vraag willen stellen, steek dan eerst je vinger op Een antwoord Antwoorden op Waarom antwoord je niet op mijn vraag? Oplossen Heb je dat vraagstuk al opgelost? Een oplossing Heb je de oplossing gevonden?

Un devoir (2) Un exercice Vous avez préparé tous les exercices? Une dictée Vous relisez la dictée encore une fois? Un texte Elle ne comprend pas la dernière ligne de ce texte Un sujet Une rédaction Il faut faire une rédaction sur le racisme Un problème Un résumé Un travail d’histoire La matière Je ne comprends pas la matière Une méthode de travail J’ai une mauvaise méthode de travail Photocopier Je peux photocopier ce texte ? Le système éducatif L’enseignement (m.) L’enseignement général L’enseignement technique L’enseignement professionnel Une école maternelle

Een huiswerk, een taak Een oefening Hebben jullie alle oefeningen voorbereid? Een dictee Herleest u het dictee nog één keer? Een tekst Ze begrijpt de laatste regel van deze tekst niet Een onderwerp Een opstel We moeten een opstel maken over racisme Een vraagstuk Een schema Een werk voor geschiedenis De leerstof Ik begrijp de leerstof niet Een werkmethode, een studiemethode Ik heb een slechte studiemethode Fotokopiëren Mag ik deze tekst fotokopiëren? Het onderwijssysteem Het onderwijs Het algemeen onderwijs (ASO) Het technisch onderwijs (TSO) Het beroepsonderwijs (BSO) Een kleuterschool (2)

La maternelle Son fils cadet est déjà à la maternelle Une école primaire Ma soeur est encore à l’école primaire Le secondaire Dans le secondaire, il y a six classes Elle passé en cinquième année du secondaire L’enseignement secondaire Les humanités (f.) Il est en dernière année des humanités

Zijn jongste zoon gaat al naar de kleuterschool Een lagere school Mijn zus gaat nog naar de lagere school Het middelbaar In het middelbaar zijn er zes klassen Zij gaat over naar het vijfde jaar van het middelbaar Het middelbaar onderwijs De humaniora Hij zit in het laatste jaar van de humaniora

Une école supérieure Un lycée Un lycéen Un collège Des disciplines scolaires Une branche Quelle est ta branche favorite? allemand (m.) anglais (m.) français (m.) néerlandais (m.) latin (m.) grec (m.) Bio(logie) (f.) Géographie/ géo (f.) Histoire (f.) Technologie (f.) Mathématiques (f.)

De universiteit Een lyceum (in Fr. de drie laatste jaren middelbare school) Een lyceumleerling Een college (in Fr. de eerste vier jaar middelbare school) De schoolvakken Een vak Welk is je lievelingsvak? Duits Engels Frans Nederlands Latijn Grieks Biologie Aardrijkskunde Geschiedenis Technologie Wiskunde

Maths (f.) Informatique (f.) Physique (f.) Chimie (f.) Sciences (f.) Musique (f.) Dessin (m.) Gymnastique (f.)

Informatica Fysica Chemie Wetenschappen Muziek Tekenen Turnen

Gym (f.) Religion (f.) Orthographe (f.) Nous avons deux heures de gym par semaine J’ai des problèmes en maths Elle a des difficultés en chimie Des fournitures scolaires Un bureau

Godsdienst Spelling Wij hebben twee uur turnen per week Ik heb problemen voor wiskunde Zij heeft problemen voor scheikunde Schoolbenodigdheden Een schrijftafel

Un cartable Une trousse (d’écolier) Un classeur Un cahier Une fiche Un livre Un manuel Une couverture Un agenda

Een Een Een Een Een Een Een Een Een

boekentas pennenzak opbergmap schrift steekkaart boek handboek kaft (school)agenda (2)

Un journal de classe Une règle Une calculette Un stylo Un crayon Un crayon de couleur Un feutre Le scotch Une gomme Le papier Une feuille de papier Une copie Le verso de la feuille Note les réponses au verso de la feuille Le tableau La craie Le disque dur Le clavier Une touche L’écran Le moniteur La souris Une imprimante Le curseur Des contrôles et résultats scolaires Une interro(gation)

Een meetlat Een zakrekenmachine Een pen, een balpen Een potlood Een kleurpotlood Een viltstift De kleefband Een gom Het papier Een blad papier Een kopij De achterkant van het blad Schrijf de antwoorden op de achterkant van het blad Het bord Het krijt De harde schijf Het toetsenbord Een toets Het scherm De monitor De muis Een printer De cursor Toetsen en schoolresultaten Een overhoring

On a une interro de maths demain Une faute Une faute de langue Une faute d’orthographe Un examen Ça a été, les examens? Pas mal, sauf chimie, c’était terrible Passer un examen J’étais trop fatigué pour passer cet examen Un examen oral

We hebben een overhoring van wiskunde morgen Een fout Een taalfout Een spelfout Een examen Hoe zijn de examens geweest. Niet slecht, behalve chemie, dat was verschrikkelijk Een examen afleggen Ik was te moe om dat examen af te leggen Een mondeling examen

Des examens oraux Un examen écrit Les examens de fin d’année Échouer (à un examen) Il a échoué à son examen de maths Rater un examen Elle a raté son examen? Réussir (à un examen) Tu as réussi à ton examen de géo? Un examen de passage Un travail de vacances Un résultat Tu connais déjà tes résultates? Une note Elle a une mauvaise note en français Il a un quatre en physique Une note insuffisante Un bulletin (scolaire) Être fort en Elle est forte en langues Être faible en Il est plutôt faible en sciences Être doué pour Elle est douée pour le dessin Comment est-ce que ça s’écrit ?

Mondelinge examens Een schriftelijk examen De eindexamens niet slagen voor een examen Hij is niet geslaagd voor zijn examen wiskunde Niet slagen voor een examen, zakken Is zij niet geslaagd voor haar examen? Slagen (voor een examen) Ben je geslaagd voor je examen aardrijkskunde? Een herexamen Een vakantietaak Een resultaat Ken je je resultaten al? Een cijfer Ze heeft een slecht cijfer voor Frans Hij heeft een vier voor fysica Een onvoldoende Een (school)rapport Goed zijn in Zij is goed in talen Zwak zijn voor Hij is eerder zwak in wetenschappen Aanleg heeft voor Zij heeft aanleg voor tekenen Hoe schrijf je dat?

Comment est-ce que ça se prononce ? Comment est-ce que ça se dit en français? Comment est-ce qu’on traduit le titre? Il manque deux copies, Madame Quel brouillon! Tu vas recopier ce devoir pour demain! Arrête de bavarder! il faut être attentif en classe ! N’essayez pas de tricher! Récite ta leçon ! Levez la main avant de répondre ! Qui veut distribuer les feuilles ? Qui veut ramasser les interros? Qui veut effacer le tableau ? Tu veux parler un peu plus fort? Tout le monde a remis son devoir? Les options Une option Une section Tu es en quelle section? Je suis en éco-langues Changer de section Les maths, c’est trop dur pour moi! L’année prochaine, je vais

Hoe spreek je dat uit? Hoe zeg je dat in het Frans? Hoe vertaal je de titel? Er ontbreken twee kopijen, mevrouw Wat een kladwerk! Je gaat die taak overschrijven tegen morgen! Hou op met babbelen! Je moet aandachtig zijn in de klas! Probeer niet te spieken! Zeg je les op! Steek je hand op alvorens te antwoorden Wie wil de bladen uitdelen? Wie wil de overhoringen ophalen? Wie wil het bord afvegen? Wil je wat luider spreken? Heeft iedereen zijn huiswerk afgegeven? De richtingen Een richting Een afdeling, een richting In welke afdeling zit jij? Ik zit in economie-talen Van richting veranderen Wiskunde is te zwaar voor me! Volgend jaar verander ik van

changer de section. latin-maths latin-langues latin-sciences latin-grec maths-sciences maths-langues éco-sciences éco-langues formation générale Un local

richting. Latijn - Wiskunde Latijn - Talen Latijn – Wetenschappen Latijn – Grieks Wiskunde – Wetenschappen Wiskunde – Talen Economie – Wetenschappen Economie – Talen Menswetenschappen Een lokaal

Des locaux Une cour de récréation

Lokalen Een speelplaats

Vous devez rester dans la cour jusqu’à une heure La récréation

Jullie moeten op de speelplaats blijven tot 1 uur De speeltijd

La récré Viens me voir pendant la récréation de 10 heures Un réfectoire Une cantine On mange à la cantine de l’école Une salle d’études Un secrétariat L’infirmerie (f.) Un hangar de bicyclettes

Kom bij me langs tijdens de speeltijd van 10 uur Een refter Een eetzaal We eten in de eetzaal van de school Een studiezaal Een secretariaat Het ziekenkamertje Een fietsenstalling (2)

Le hangar La discipline à l’école Un cancre Un chahuteur

De tucht op school Een luie, slechte leerling Een herrieschopper

Une chahuteuse Un(e) élève modèle Un règlement Une exception On ne fait pas d’exceptions au règlement Une retenue Tu as encore une retenue ? Exclure (2) On a exclu cet élève pour trois jours Renvoyer quelqu’un On l’a renvoyé de l’école Sécher les cours Elle a séché les cours vendredi Il est interdit de + inf. Il est interdit de fumer dans la cour de récréation Il n’est pas permis de + inf. Il n’est pas permis de quitter la cour de récréation pendant la

Een herrieschopster Een modelleerling Een reglement Een uitzondering We maken geen uitzonderingen op het reglement Een strafstudie Heb je alweer een strafstudie? Uitsluiten, schorsen Men heeft die leerling drie dagen geschorst Iemand van school sturen Hij is van school gestuurd Brossen Vrijdag heeft ze gebrost Het is verboden + infinitief Het is verboden te roken op de speelplaats Het is niet toegestaan te + inf. Het is niet toegestaan de speelplaats te verlaten tijdens de

pause de midi Les vacances scolaires

middagpauze De schoolvakanties

La rentrée (des classes) Demain, c’est déjà la rentrée Un trimestre Le premier trimestre est le plus long Une journée scolaire Les journées scolaires sont trop longues Avoir congé Nous avons congé demain Être libre Le mercredi après-midi, nous sommes libres Un voyage scolaire On va en voyage scolaire à Bruxelles Les vacances (f. pl.) Les vacances commencent le premier juillet Le congé de la Toussaint Les vacances de Noël Le congé de février Les vacances de Pâques Les grandes vacances

Het begin van het nieuwe schooljaar Morgen begint de school al opnieuw Een trimester Het eerste trimester is het langst Een schooldag De schooldagen zijn de lang Vrijaf hebben Morgen hebben we vrijaf Vrij zijn Woensdagnamiddag zijn we vrij Een schoolreis We gaan op schoolreis naar Brussel De vakantie De vakantie begint de eerste juli De herfstvakantie De kerstvakantie De krokusvakantie De paasvakantie De grote vakantie

Related Documents