Kijk Op Leerlingen En Leren Naam: Denise Maaswinkel Studentennummer: 1533029 Vakgroep: EN2V1D Docent:Michael Von Bonninghausen Datum: 20 Juni 2008
Deel 1 Onderdeel Vragen En Opdrachten Identiteitsontwikkeling
Pagina
3 - 12
Belangrijkste Leerpunten
13
Evaluatie Van Het boek
14
Deel 2 Onderdeel Artikel Samenwerkingsopdracht Presentatieopzet Verslag n.a.v. Presentatie Verslag n.a.v. Samenwerking Leerpunten n.a.v. Gelezen Artikelen
Pagina
15 - 22 23 24 25 26-28
Deel 1 Vragen/Opdrachten Identiteitsontwikkeling Hoofdstuk 1: 1. Een periode bestaat uit meerdere fasen. OnjJuist. Een fase bestaat uit meerdere periodes. 2. Adolescentie en puberteit hebben volgens de schrijvers ongeveer dezelfde betekenis. Onjuist. De puberteit is van 12 tot 16 jaar, en de adolescentie van 16 tot 22 jaar. 3. ‘Jeugdland’ is beeldspraak voor de adolescentiefase. Juist, de adolescentie is een uitgestelde fase van de volwassenheid 4. Jongeren in Nederland hebben steeds meer last van Sturm und Drang. Onjuist. Jongeren over de hele wereld, niet alleen Nederlandse. 6. Naast de massamedia hebben ook de sociale wetenschappen bijgedragen aan eenzijdige beelden over adolescenten. Juist. Adolescenten reageren op bepaalde dingen via een patroon, het is meestal niet uniek. 7. In dit boek wordt vooral gewerkt met de biologische factor om gedrag van adolescenten te verklaren. OnJuist. Ook worden sociale en historische factoren genoemd om dit gedrag te verklaren. Opdracht 3 Bedenk bij de volgende stellingen voor- en tegenargumenten.
S1: Jongeren kunnen tegenwoordig niet snel meer volwassen worden. Voor: Jongeren worden te vroeg geconfronteerd met volwassenheid, zelfs wanneer ze er nog helemaal niet klaar voor zijn. Dit zorgt ervoor dat ze niet volwassen willen worden, omdat ze een deel van hun jeugd hebben gemist. Tegen: Juist omdat kinderen jong wordt geleerd om zelfstandig te zijn, zijn zij er eerder aan toe om volwassen te worden. S2: De adolescentiefase is een klassegebonden verschijnsel. Voor: Rijkere kinderen hebben toch al eerder te maken met volwassenheid. Kinderen die opgroeien in een rijk gezin gaan eerder de adolescentiefase in, omdat hun ouders daar invloed op hebben. Ze willen vaak de kinderen al eerder zelfstandig hebben zodat ze later misschien mee kunnen helpen in het bedrijf of in ieder geval een goede student zijn. Tegen: Wanneer iemand een adolescent wordt heeft niets met klassen te maken, het is genetisch bepaald.
Hoofdstuk 2: 1. Het begrip ontwikkelingstaak verwijst naar het verwerven van het ontwikkelingsniveau in een bepaalde fase. Juist. Dit vond ik op een opvoedingswebsite:’ het geheel van vaardigheden dat iemand nodig heeft om de ontwikkelingstaken waarmee hij of zij wordt geconfronteerd op een adequate wijze te vervullen’ 2. X 3. Van het besef van continuiteit is sprake als iemand zich in allerlei situaties hetzelfde gedraagt. Juist.Continue betekent dat iets hetzelfde blijft. En het beseffen is het bewuste. 4. Het verwerven en behouden van het besef van identiteit speelt in iedere ontwikkelingsfase een bepaalde rol. Onjuist. Niet in elke fase, vooral in de puberfase is dit het geval. 5. De identiteitscrisis komt voort uit het vervullen van de ontwikkelingstaak in de adolescentie.
Juist. In de puberteit veranderen kinderen zo sterk dat ze vaak niet meer weten wie ze zijn. Ze moeten een nieuw persoon worden, maar ze zijn nog zo gewend
aan het kind zijn.
6. juist. Soms zijn kinderen crimineel omdat ze zich geen houding kunnen geven. 7. juist, Werkverlamming, autoriteitsverwarring, seksualiteit, relatie met ouders, studiekeuze, beroepskeuze en concurrentie van anderen. 8. juist. Veel identiteitsdingen hebben met degenen om je heen te maken. 9. onjuist. Hier komt de bevelshuishouding Onderhandelingshuishouding hoort bij een ik-cultuur.
van
pas.
10.onjuist. Het heeft betrekking op mensen uit een bepaald volk/volksdeel, en een gezamelijke historie. 11.X 12.X 13.onjuist, ze vragen niet veel van hun kinderen dus dan is het niet autoritair. 14.onjuist want peer betekent gelijke. 15.juist. Dit betekent hetzelfde. Zelfbeeld hangt nauw samen met de identiteit. 16.X Opdracht 4
Erikson noemt in het hierbovenstaande citaat een aantal culturele varianten van ‘het goed doen’. Welke variant zou jij kiezen of willen toevoegen? Licht je anwoord toe. Ik zou willen toevoegen: “een goede baan hebben, financieel sterk en onafhankelijk zijn”, omdat het begrip ‘het goed doen’ dat in mijn ogen betekent.
Opdracht 5 Erikson noem de hoop een vitale deugd. In hoeverre vind jij dat hoop doet leven? Hoop is het belangrijkste in het leven van veel Christenen. Ik vind het normaal als iemand wel eens op iets hoopt, alleen als iemand te veel hoop heeft en er gebeurt nooit wat, dan is de teleurstelling groot.
Hoofdstuk 3:
1. juist. Lees: EQ en IQ. Het EQ van een vmbo-er is meestal hoger dan die van een vwo’er, maar omgekeerd is het IQ van vwo’er hoger. 4. juist. Anders mist een kind een deel van zijn ontwikkeling. 6. onjuist. Dit is wel het geval volgens Piaget.
7. juist. Kinderen passen zich aan aan hun lichaam en andersom is dat ook het geval. 8.onjuist. Dit komt ook vaak voor bij volwassenen, bijvoorbeeld als iemand zijn auto bedankt, omdat de reis goed is verlopen. 11.onjuist. Dat is conventioneel niveau. Postconventioneel is als iemand zich aan de Grondwet houdt, maar wel recht heeft op een eigen mening.
12. juist. Anders zouden leerlingen onderwijs volgen waar ze nog helemaal niet rijp voor zijn.
13.juist. Vaak als jonge kinderen onrustig zijn qua emoties, komt dit ook tot uitting als ze gaan puberen. 14.onjuist. De leeftijd bij meisjes is meestal 11, en bij jongens bijna altijd 12. 17.juist.Het werkt om complimentjes te geven aan onzekere kinderen. Daar moet je al jong mee beginnen. 18. juist.Rationeel Emotieve Therapie gaat af op rationele gedachten als therapie om gevoelens te veranderen.
Opdracht 7: Geef voorbeelden van animistisch denken bij adolescenten en/of volwassenen Als volwassenen hun auto bedanken omdat de reis goed en veilig is verlopen. Als volwassenen een bepaald ritueel doen voordat ze gaan gokken of een belangrijke wedstrijd moeten spelen. Opdracht 12: Geef eigen voorbeelden van assimilatie en accommodatie in het dagelijks leven.
Als ik heb gesport dan voel ik me fit, mijn hersens passen zich aan aan mijn lichaam, en als ik een goed cijfer heb gehaald dan kan ik gelijk meer, mijn lichaam past zich aan aan mijn hersens.
Hoofdstuk 4:
3. juist. Blz. 208: “In de ....seksuele ervaring”. 4.onjuist. Psychische problemen zouden eerder kunnen ontstaan door een negatief lichaamsbeeld. 5.onjuist. De meeste adolescenten experimenteren met hun uiterlijk om er aantrekkelijk uit te zien. Door de media weten ze wat in is en hoe ze zich moeten kleden. 6.juist. Bij jongens komen de echte veranderingen pas op hun 14e, bij meisjes is dit meestal nog voor de eerste menstruatie. 7.juist.Veel pubers denken alleen aan zichzelf want ze hebben het moeilijk zich te identificeren.
8. juist.Mannen hebben gespecialiceerde hersens (vooral technische en wiskundig), terwijl vrouwen goed zijn in taal en communicatie.
9. juist. Ze leren sneller als ze les krijgen van een man, en ze leren beter. Net als meisjes wiskunde krijgen van een vrouw. 10.juist. Dan is ook het Oedipus/Electra-complex vrijwel voorbij. 11.onjuist. Ze kan zich identificeren, omdat ze net als haar moeder ook een vrouw is. 15. juist. Ze houden gesprekken met slachtoffers en kijken welke hulp ingeschakeld moet worden.
Opdracht 1
1.
Veel jongens willen zich niet verbinden aan één vrouw en ze zijn meer met seks bezig dan met trouwen en kinderen krijgen. Dus het klopt wel enigzins.
2.
Ik ben het wel met die jongen eens dat sommige meiden gewoon willen maar hard to get spelen. Maar het is moeilijk te zeggen of het in dit geval ook zo was. Die jongen kan wel even zijn verhaal vertellen aan die psycholoog en dat meisje dan ook, dan kan er een conclusie worden getrokken.
Hoofdstuk 5:
2. onjuist. Remedial teachers zijn altijd van groot belang. Er zijn altijd wel kinderen in bepaalde omstandigheden die niet goed kunnen lezen, schrijven etc.
3. juist. Mentors worden de laatste tijd steeds meer gezien als de eerste persoon om naar toe te gaan als iets niet zo lekker gaat. 4. onjuist. De decaan behoort tot de tweede lijn. 5. juist. De leerling kan deze methode stapje voor stapje volgen.
9. juist. Leerling wordt gezien als persoon die zelf verantwoordelijk is voor zijn leren. 10. onjuist. Als leerlingen met elkaar over een probleem praten is het direct. Met non-directieve wordt bedoeld een geprek tussen leraar en leerling. 11. onjuist. Ik vind het NIET prettig is wel een goed voorbeeld. 12. juist. Een voorbeeld van defensie-mechanisme is regressie. Dit is dat iemand gaat huilen en depressieve gevoelens krijgt als hij/zij slecht nieuws hoort. 13. onjuist. Er is altijd ruimte voor empathie.
14. juist. Het heeft met loyaliteit te maken, net als in het voorbeeld met de leerling die beweerde met een leraar geslapen te hebben. 15. onjuist. Het is een vorm van pesten. Plagen is veel milder dan pesten. Pesten is echt een ernstige zaak.
16. onjuist. Probleemgedrag is gedrag dat door personen uit de omgeving van een jeugdige of door het kind zelf als problematisch wordt ervaren en beoordeeld.
17. juist. Zorgleerlingen zijn leerlingen die extra aandacht krijgen van de school, en die lopen meestal meer kans op het niet behalen van een diploma (of niet overgaan) dan een normale leerling. 18. onjuist. Vaak zijn problemen thuis de oorzaak van probleemgedrag. 19. juist. Handelingsplannen worden opgeschreven als iemand een zorgleerling is, en dus meer steun en aandacht nodig heeft. Opdracht 1: Er zijn 4 voorwaarden genoemd, die een bijdrage leveren aan een goed pedagogisch schoolklimaat. Bedenk zelf nog enkele voorbeelden. -
School moet bestaan uit een goed team van docenten, die het ook goed met elkaar kunnen vinden.
-
Kinderen moeten informatie krijgen over waar ze terecht kunnen als ze met een probleem zitten.
Opdracht 9 Het nieuwe leren wil uitgaan van leervragen van leerlingen. Op grond hiervan stelt de leerling zijn eigen studieplan op. Vind je dat een goede aanpak voor veel vormen van voortgezet onderwijs? Denk hierbij aan het praktijkonderwijs, vmbo, havo/vwo en mbo. Verklaar je antwoord. Ik denk dat dit een onwijs goed idee is voor de meeste Vwo-ers en ook wat Havoers, maar ik denk niet dat de meeste Vmbo leerlingen hier serieus genoeg voor zijn. Die willen altijd het liefste zo snel mogelijk gaan werken, en nze houden niet zo van leren.
Mijn Belangrijkste Leerpunten Het was heel erg interessant om eindelijk iets van Freuds theorieen te leren. In films hebben ze het vaak over hem, en ik wist tot nu toe nog helemaal niks van hem. Af en toe vond ik het wel wat ingewikkeld worden, vooral met Freuds theorieen. Ik moest een paar keer zinnen met betrekking tot het Es, Ich en Uberich meerdere keren lezen. Ook waren er sommige andere theorieen waarvan ik nog nooit had gehoord, dus moest ik die ook even serieus doornemen en langzamer lezen dan normaal. Als je bekend bent met een begrip dan lees je er zo voorbij, als dit niet zo is dan moet zo’n begrip gewoon even tot je doordringen. Ook vond ik de ingezonden brieven interessant, zo kom je toch direct in aanraking met de problemen bij tieners. Ook kan je dan veel leren van het door een deskundige gegeven antwoord. Vaak dacht ik na over de problemen die de tieners beschreven, en vroeg ik me af of ik hetzelfde antwoord had gegeven als de deskundige, of hoe ik het had opgelost. De verschillen tussen jongens en meisjes waren ook interessant om nog eens over te lezen. Ik heb alleen biologie gehad in de eerste twee jaren van de middelbare school, dus was het weer eens leuk om het daar over te hebben. Ik vond het interessant om te leren over veel psycholigische aspecten van het docentschap. Tot voor kort hield ik me daar nog niet zo mee bezig, maar dit boek heeft me wat dat betreft een beetje wakker geschud, daarom ervaar ik het ook als een groot en belangrijk leerpunt. Ik heb veel nieuwe begrippen geleerd, zoals “imitatieleren”, “behaviorisme” (waar ik de theorie van Pavlov wel al van kende), cognitivisme, constructivisme etc. Dankzij het boek heb ik over deze begrippen geleerd en dankzij de presentaties heb ik er nog meer informatie over gehad. Het was ook belangrijk om wat te weten te komen over het Nieuwe Leren, aangezien men in het onderwijs er veel mee te maken krijgt. Bij sommige opdrachten in het boek stonden stellingen en dan moest je voor en tegenargumenten geven. Dat vond ik ook leerzaam, om zo’n stelling van twee
kanten te bekijken. Soms is dat ook wel moeilijk als je het echt ergens mee eens bent, om dan een tegenargument te verzinnen. Toch zet dat je goed aan het denken. Al met al een erg leerzaam boek, en hij mag zeker niet ontbreken uit een boekenkast van een docent of docent in opleiding!
Mijn Evaluatie Van Het Boek Ik vond het boek zeer geschikt voor docenten en docenten in opleiding, maar ook ouders kunnen hier veel aan hebben. Soms is het moeilijk voor ouders om te begrijpen wat in hun pubers omgaat. Als ze dit boek doornemen zullen ze toch snel begrip opdoen. Ik ken bepaalde docenten die dit boek blijkbaar niet hebben gelezen, en dat zouden ze wel moeten doen om hun manier van lesgeven op te frissen, en bij sommigen zelfs sterk verbeteren. Sommige oudere docenten hebben geen greintje begrip voor adolescenten, terwijl ze in het onderwijs zitten. Dat vind ik toch zeer belachelijk, waarom kiest zo’n iemand dan voor het onderwijs als hij eigenlijk niets met adolescenten heeft? Ik vond de vele artikelen in het boek aantrekkelijk om te lezen, omdat je dan toch iemands visie op iets kan begrijpen. Ook de vele probleem brieven van jongeren waren zeer interessant en de antwoorden daarop ook. Ik heb er veel van opgestoken. Ook de aparte pagina’s voor elk nieuw hoofdstuk met de leerdoelen waren handig, zo kan je precies zien wat je gaat leren in het volgende hoofdstuk.
Deel 2 Artikel Samenwerkingsopdracht Het cognitivisme Cognitieve leertheorieën zijn methodes die in het onderwijs worden gebruikt. Het Griekse woord cognos is leren, kennen, verwerven van kennis en cognitief zijn denkprocessen. Cognitivisme is dan ook een tak van de psychologie die zich daarmee bezig houdt, dus met al die psychische processen die te maken hebben met zaken als begrip, kennis, herinneringen en geheugen, probleem oplossen en informatieverwerking. De Nederlandse psycholoog Carel van Parreren onderzocht dat er vijf manieren waren om te leren en om kennis op de nemen en die te onthouden. Deze vijf strategieën heeft hij uiteindelijk bekend gemaakt: inzichtbevorderend leren, verwerven van feitenkennis, memoriseren, vorming van automatismen en dynamisch leren. Deze komen allemaal voor in het onderwijs. Iedereen heeft er ook wel eens mee te maken gehad, in elke les wel, en met elke vorm van leren ook. In de jaren 60 begon de psychologie zich te interesseren voor de processen die zich afspelen in het menselijk brein tijdens het leren. Deze interesse werd mede op gang gebracht door de komst van de computer. Het cognivitisme heeft veel bijgedragen aan onze kennis over het verkrijgen en verwerken van informatie en van de toepassing ervan. We zijn allemaal bekend met de termen `kort sensorisch geheugen´, ´korte termijngeheugen´, ´lange termijngeheugen´ en ´werkgeheugen´. Deze begrippen hebben we te danken aan het cognitivisme.
De verschillende leersoorten van Van Parreren 1. Inzichtbevorderend leren Inzichtbevorderend betekent dat je inzicht, je mening of opvatting ergens van verbeterd, en vooruit gaat. Iedereen kan voor situaties komen te staan waar men geen raad mee weet, vaak is dit dan ook gelijk een probleem. Niet iedereen heeft altijd gelijk een oplossing voor een probleem. Zeker niet een waar men nooit tegen aan is gelopen. Men kan dus zomaar wat verzinnen, in het wilde weg iets kiezen. Maar elk mens en dier heeft het vermogen om in onbekende situaties daarin te redden, door de dingen van een andere invalshoek te bekijken en alle mogelijkheden na te gaan. Psychologen hebben zich beziggehouden met onderzoeken hoe het eigenlijk komt dat mensen tot zoiets in staat zijn. Niet in elke situatie is het mogelijk gelijk een oplossing te vinden, soms helemaal niet. Dit ligt ook aan in hoe verre een persoon intelligent is. Op een middelbare school hebben leerlingen nog niet al te veel situaties meegemaakt die al te onbekend waren. Dat leren ze daar, ze krijgen opgaven onder hun neus met methodes die ze niet kennen. Ze worden ‘getriggerd’ om een oplossing hiervoor te vinden. Het zal niet altijd lukken, maar zal hun hersenen trainen, en hun vermogens om in een volgend onderwerp of opgave een probleem op te lossen. Zo zijn ze beter in staat een vraagstuk op te lossen wanneer ze het ‘type’ nooit eerder hebben gehad. En steeds weer komen onbekende situaties voor, zo bereid je ze ook voor op problemen in de toekomst. Het inzichtbevorderend leren zal altijd blijven bestaan, mede dat dit vaak een onbewust proces is en mensen het zichzelf aanleren. Het is ook een heel nuttig proces omdat je zo steeds efficiënter met dingen te werk gaat en zo jezelf blijft verbeteren. Het inzichtbevorderend leren komt veel voor in het onderwijs. Maar vooral veel onbewust. Zoals wanneer je iets leert hoe iets beter moet, je het in zekere mate onbewust de volgende keer ook toepast. Bijvoorbeeld als je leert dat je het beste een andere t-shirt aan moet trekken dan doe je dat de volgende keer (of daarna) in zekere hoogte onbewust zo weer. Het is niet zo dat je daarbij allemaal verschillende stapjes voor onderneemt. In het onderwijs komt dit ook zeker voor. Als de docent een opdracht geeft om bepaalde feiten en gevolgen uit te zoeken ga je dit eerst op verschillende manieren proberen. Je denkt zelf na, je gaat erover lezen, je zoekt verschillende feiten op en probeert die logisch in kaart te brengen. Als je dan merkt dat erover lezen het beste werkte en je zo de meest nuttige informatie verkreeg, zal je de volgende keer, bij een gelijksoortige opdracht, als eerste beginnen met erover te lezen. (4) Bert van Oers van de Vrije Universiteit Amsterdam schrijft in zijn stuk Narrativiteit in leerprocessen dat Van Parreren dat al had onderzocht. Van Parreren pleit daarbij voor inzicht bevorderend leren, dat berust op enerzijds een bij de leerling zelf gevoelde behoefte aan denk- en ordeningsmiddelen en anderzijds een actieve constructie van de ordeningsmiddelen (zoals abstracte modellen) door de leerlingen zelf. (2)
Verder schrijft hij ook dat zij hetgeen wat van Parreren zegt kunnen bevestigen. Ze hebben dit met een groep 7 geprobeerd. Het was een quasi-experimenteel onderzoek waar ze de leerlingen een lastig wiskunde vraagstuk gaven met procenten. Een groep kreeg de principes om de vraag op te lossen aangereikt, en de andere groep mocht samen onder leiding van de docent de modellen zelf ontwikkelen. De laatst genoemde groep presteerde beter dan de eerste. Hij zegt dus dat voor het functioneren van kennis in nieuwe situaties het blijkbaar van belang is de kennis in samenspraak actief te hebben geconstrueerd. Van Pararren zelf deed deze onderzoeken met apen, waarbij hij eten buiten de kooi legde, en gereedschappen er binnen in. De apen hadden deze spullen nooit gebruikt, maar langzaam beetje bij beetje kregen ze door dat ze deze gereedschappen heel handig konden gebruiken om bij het voedsel te komen. Zo kwam hij er ook achter dat bij het inzichtbevorderend leren, niet iedereen even snel gaat. De een komt er langzaam achter, en de ander sneller. Maar kenmerken van inzichtig gedrag omschrijft hij zo: Kenmerken van inzichtig gedrag: De oplossing wordt pas na kortere of langere tijd gevonden, maar treedt dan niet op bij stukjes en beetjes, maar plotseling in haar geheel. Als oplossing gevonden is, kan dier het gemakkelijk herhalen, ook al is de situatie iets anders. Of de aap de oplossing vindt hangt af van de inrichting van de probleemsituatie, bijv. waar ligt de stok, dichtbij, veraf, moet de stok eerst ergens van afgehaald worden? (bijv. oude boom met takken wordt als geheel gezien (Gestalt) niet als stam met afzonderlijke takken). De apen: het stokgebruik was dus een principe dat zij los van de opdrachten konden inzetten. Apen die al kisten gebruikt hadden om op te klimmen, konden deze inzetten om een hoger gelegen stok te pakken en vervolgens hoger gelegen fruit te pakken of de banaan. Alle oplossingen moesten zij eerst ontdekken, nieuw inzicht moest ontstaan." (4) 2. Verwerven van feitenkennis Iedereen heeft vandaag de dag een hoop feitenkennis nodig, dat is deel van de ontwikkeling. Op school krijg je ook een pakket mee aan informatie op allerlei vakgebieden. En met name met Aardrijkskunde, Geschiedenis en Biologie krijg je een hoop feiten op je bord geschoven die je moet kennen. Het verwerven van concrete feiten die worden geleerd, behoren eigenlijk tot de algemene ontwikkeling. Er wordt een inzicht opgebouwd door het onbewust leren van onderliggende feitjes en de samenhang ervan. Zonder zulke kennis is er geen sprake van ontwikkeling. Het gaat hier ook niet zozeer om het feit dat het een goede leermethode is, maar omdat de dingen die de leerlingen leren, de moeite waard zijn. Bij geschiedenis leer je dat je van de geschiedenis kan leren, zodat je de fouten die vroeger gemaakt zijn, niet nog een keer doet. 3. Memoriseren Memoriseren wordt veel gebruikt in het onderwijs. Het is simpelweg gewoon leren, stampen is bij leerlingen ook wel een veelgebruikt woord. Denk maar aan woordjes leren. Dit is vooral een belangrijke leermethode in de verschillende talen die de leerlingen op de middelbare scholen krijgen. Ook rijtjes uit het hoofd leren en regels. Nu zonder achterliggende feiten maar puur dingen onthouden die nergens met elkaar in verband staan.
Wanneer je dingen uit het hoofd leert, moet je het letterlijk kunnen nazeggen of op kunnen schrijven, dus reproduceren. Dus niet zozeer allerlei andere feiten kunnen weten of de samenhang ervan zoals gebeurd bij het verwerven van feitenkennis. Maar het vastleggen, onthouden van woorden, getallen, letters, zinnen of grammatica regels. Dit kan slaan op allerlei vakken of onderwerpen. Het kan betrekking hebben op hetgeen wat is geleerd met de methode van het verwerven van feiten maar hoeft niet perse. Memoriseren kan wel in verschillende moeilijkheidsgraden komen. Erg makkelijk is het alfabet uit het hoofd leren, moeilijker zal de goede betekenis bij het goede woord leren wanneer het over een vreemde taal gaat. 4. Vorming van automatismen Automatismen is iets wat iedereen zich eigen moet maken. Bij kinderen begint dat langzaam, eerst weten hoe je je arm moet bewegen, dat wordt een automatisme. En met een automatisme hoef je niet zo hard meer na te denken. Dus ga je nadenken over de spelling, heb je dat eenmaal onder de knie, dat komt het meer filosofische. Het nadenken over wat je hebt geschreven. "Bijv. als schijven automatisch gaat, kan aandacht geschonken worden aan spellen, gaat dat ook automatisch, dan komt er aandacht voor de inhoud.", (C.F. van Parreren, 2000) Alle voorgaande leermethodes gaan over het leren en kennen van stof. Deze methode gaat over het doen ervan. De Nederlandse psycholoog Carel van Parreren ontwikkelde een actie-theoretische theorie van leren op de basis van de actie theorie van Kurt Lewin. Volgens van Parreren is leren een proces in de transformatie van een actie structuur. Bijvoorbeeld hoe een leerling leert typen. In het begin zal je zien dat de desbetreffende persoon op zoek moet naar bepaalde letters keer op keer. Stel dat je bijvoorbeeld het woord "kat" wilt typen. Hij zal op zoek gaan naar de letters, en hij toetst de letter k in, maar dan bedenkt hij zich, Nee het moet hoofdletter K zijn. Hoe maak ik er een hoofdletter van. Hij vraagt aan de leraar of begint een "trial and error" proces. Eindelijk vind hij de hoofdletter K. Dan bedenkt hij zich, wat moet ik nu doen? A, ja een a. Waar is de a? Na wat zoekwerk vind hij de gezochte letter. Hij toetst de a in. Dan staat er Ka (of misschien KA als de caps lock aan staat). En dit herhaalt zich, en herhaalt zich. Als je een analyse van deze actie maakt, zie je dat een beginnende typer zeer uitgebreid en onzeker te werk gaat. Hij brengt een serie van acties (indrukken van een toets), gescheiden door een oriënterende actie. Naarmate de leerling meer ervaring verwerft in het typen zal dit proces een stuk soepeler gaan. (4) Het nadeel alleen van de vorming van automatismen, is dat wanneer men een fout maakt, dat deze steeds ook wordt herhaal, er wordt namelijk niet meer nagedacht over hetgeen dat men doet. Dus die fout is in geleerd en duiken steeds weer op. De houding van de docent is hierbij dus belangrijk, vooral in het begin. Er moeten duidelijke instructies worden gegeven, zodat aan het begin van het proces deze fouten er niet insluipen.
Een tweede nadeel is dat wanneer we memoriseren te ver doordrijven, dat het ook een automatisme wordt, en de leerling hetgeen wat hij geleerd heeft niet losstaand kan onthouden. Stel dat de tafel van 8 steeds word opgedreund, zal de leerling niet meer een losstaande soms als 7x8 kunnen opzeggen zonder de hele tafel af te gaan. 5. Dynamisch leren Dit leren is meer gericht op het persoonlijke vlak. Naarmate je groeit veranderen ook je persoonlijke interesses en normen en waarden, zo leert een mens onbewust ook wat hij wel zou moeten leren en wat hij zal moeten laten. Dynamisch leren is meer dan alleen cognitief leren. Dynamisch leren gaat om het kunnen leggen van de verbinding tussen kennis en (zintuiglijke) ervaring. Dynamisch leren gaat vooral ook over het opdoen van zelfkennis. Ik leer mensen vooral beter en anders te kijken naar zich zelf en (hun relatie met) anderen. (3) Als de leerling de juiste instructie en het juiste materiaal heeft, gaat het leren vanzelf. Men moet leerhandelingen voltrekken, waarbij elke soort van leren zijn eigen type zijn handeling vereist.
Welke soorten van leren zijn belangrijk voor het aanleren van je vak? Het vak waar wij naar gaan kijken is uiteraard Engels. Een leerling moet een grote vocabulaire verwerven, moet grammaticaal juiste zinnen kunnen maken, moet zonder haperen de taal kunnen spreken en een accent zo goed mogelijk overnemen. Maar wat is er nou voor nodig om een leerling al deze individuele vaardigheden aan te leren. We gaan kijken naar de eerder genoemde leertheoriën van Van Parreren: inzichtbevorderend leren, verwerven van feitenkennis, memoriseren, vorming van automatismen en dynamisch leren. Inzichtbevorderend leren Het eerste waar we naar gaan kijken is het inzichtbevorderend leren, dwz het verbeteren van iemands inzicht, mening of opvatting. Tijdens het geven van het vak Engels is inzichtbevorderend leren een weinig voorkomende zaak. De meeste docenten zullen Engels geven aan een middelbare school of aan een MBO, en hier wordt er weinig tijd aan besteed. Tijdens het aanleren van grammatica kun je ze de regeltjes leren of verder gaan, en dus inzicht geven in het toepassen van die regeltjes. Op de middelbare school en het MBO wordt hier minimale aandacht aan besteed, en dus is het voor 2e graads docenten nog niet van belang. Echter, docenten die lesgeven aan de universiteit, of lesgeven aan leraren in opleiding zullen wel te maken krijgen met inzichtbevorderend leren. Een oefening die goed is bij het inzichtbevorderend leren is:
Een woord laten ontbreken in een zin, de leerling de juiste vorm van dat woord laten invullen en ze de grammatica regel laten opschrijven en laten uitleggen waarom die grammatica regel daar moet worden toegepast. Bij deze manier van vragen stellen moeten de leerlingen na gaan denken hoe een regel werkt en zal hij of zij inzicht krijgen in de werking van de Engelse grammatica. De middelbare school leerling of de MBO student hoeft in de praktijk vaak de regel niet uit te leggen en zal meestal door het kennen van eerdere voorbeelden of op het gehoor. Verwerven van feitenkennis Tijdens de Engelse lessen wordt er weinig actieve tijd aan feitenkennis besteed. De docent doet weinig bewust aan feitenkennis, maar onderbewust krijgen leerlingen toch redelijk wat mee. In de werkboeken die worden gebruikt zitten veel feitjes over Engeland en andere culturen waarin Engels de 1e taal is. Een leraar hoeft dus niet actief de leerlingen feitenkennis te geven, dit zal door werkboeken en teksten die de leerlingen voor zich krijgen gebeuren. Feitenkennis is dan veelal gebasseerd op de cultuur en gewoontes van Engelssprekende mensen. Memoriseren Memoriseren is het stampen van kleine feitjes. Het is de meest bekende manier van leren binnen het vak Engels. Memoriseren is heel handig als je grote aantallen kleine dingen moet onthouden, zoals bijvoorbeeld rijtjes woorden met hun vertaling. De leerling hoeft daarbij niets te begrijpen, maar moet bij elk woord de vertaling of definitie kunnen produceren. Om de vocabulaire van leerlingen te vergroten worden verschillende memorisatietechniekengebruikt. Vooral in de eerste twee klassen wordt veel gedaan aan memoriseren, het is de eerste stap in het leren van een nieuwe taal. Je moet dan denken aan het aanleren van makkelijke, vaak gebruikte woorden, of het leren van de Engelse cijfers. Maar ook bij de grammatica gebruik je vormen van memoriseren, denk bijvoorbeeld bij het vervoegen van werkwoorden. Hierbij moeten de leerlingen eindeloze rijen uit hun hoofd leren. Docenten zullen altijd te maken hebben met memoriseren, maar naarmate een leerling een taal beter gaat kennen zal hij minder gebruik hoeven maken van memoriseren en meer gebruik gaan maken van zijn automatismen. Vorming van automatismen Het automatiseren van het Engels is eigenlijk het einddoel waar je als leraar naar toe werkt met je leerlingen. Het beginnen met memoriseren, inzichtbevorderend leren en enigsinds ook het verwerven van feitenkennis leidt uiteindelijk tot automatismen. Als leraar ben je hier niet actief mee bezig, maar begeleidt je dit hele process en zorgt er voor dat de leerling geen fouten aanleert. Dit laatste is erg belangrijk, want het is erg moeilijk om dit ongedaan te maken als een leerling iets echt heeft geinternaliseerd en dus heeft geautomatiseerd. De leerling zal bijvoorbeeld bij het leren van een accent eerst van de leraar of mbv luister en kijk materiaal horen hoe een bepaalde klank of woord moet worden uitgesproken en zal vervolgens door te oefenen of gewoon door in de praktijk de goede uitspraak gaan gebruiken.
Als leraar is het jou doel om te begeleiden, te verbeteren en waar nodig dingen voor te doen, om zo de zeker te stellen dat leerlingen dingen goed aanleren. Door de verplichting om in de klas Engels te spreken, of door mondelinge toetsen te geven kan je er voor zorgen, dat leerlingen oefeing krijgen en kan je goed bijhouden wie waar verbetering nodig heeft. Dit geldt in de zelfde mate voor het (vloeiend)spreken van de taal en het automatisch toepassen van grammatica en spelling.
Dynamisch leren Bij het vak Engels ben je niet bezig met het dynamisch leren.
Werking van het geheugen en het belang van “Doeltaal als voertaal” voor het aanleren van een vreemde taal Het geheugen is het vermogen van een mens om informatie te onthouden en bevindt zich in de hersenen. Het omvat drie belangrijke aspecten, namelijk de opslag, het vasthouden (of: bewaren) en het terugzoeken van informatie. Leren is het proces waardoor nieuwe kennis en vaardigheden in de hersenen wordt opgeslagen. Het geheugen bevat sporen die ontstaan doordat er iets nieuws opgenomen wordt. De organisatie van het geheugen bestaat uit sporensystemen die los van elkaar staan en ontstaan zijn doordat sporen die met elkaar verbonden zijn na de loop van tijd meestal een innerlijke samenhang vormen. (dus niet letterlijk aan elkaar maar door de inhoud). Een systeem waarin kennis wordt bewaard kan bestaan voor elk onderwerp wat je maar kunt verzinnen. Zo’n sporensysteem is een geheel van geheugensporen die nauw verbonden zijn, alleen hebben de systemen onderling geen / weinig verbinding De geheugensporen zelf zijn wel met elkaar verbonden, bijvoorbeeld als één spoor actief wordt dan raakt een daarmee verbonden spoor ook actief. Wanneer een sporensysteem actief wordt, d.w.z. iets eruit moet gereproduceerd of iets nieuws moet toegevoegd worden, maakt dat meer los dan alleen kennis. Er kunnen gevoelens opgeroepen worden doordat er bijvoorbeeld iets gebeurd is tijdens het actief zijn van een sporensysteem wat geen verband met de inhoud hoeft te hebben. De belangrijkste eigenschap van een sporensysteem is dat het wisselend actief kan zijn. Een systeem dat vaak actief is heeft tot gevolg dat de sporen ook vaak en gemakkelijk actief worden. Dit betekent dat er vaak gedacht wordt aan iets binnen een systeem en er gemakkelijk iets uit gereproduceerd kan worden. Bij een systeem dat weinig actief is wordt er weinig aan iets gedacht en zul je diep in je geheugen moet graven voordat je er echt iets van kan herinneren. Er zijn wel bepaalde hoofdzaken of bepaalde details die je voor de geest kan halen maar wat je net zoekt, meestal een detail, kun je niet meer ‘vinden.’ De sporen(systemen) zijn nog wel aanwezig maar zijn moeilijk te bereiken. Dit komt doordat je een systeem voor een bepaalde tijd niet gebruikt hebt en dus kan ervoor kan
zorgen dat je iets vergeet. Als er vervolgens iets aan de orde komt wat je herkent, kun je wel weer bepaalde sporen bereiken dus weer dingen herinner die je dacht vergeten te zijn.
Een belangrijk principe uit de theorie van Van Parreren is het principe van systeemscheiding wat inhoudt dat je kennis en vaardigheden aanleert binnen een systeem, (bijvoorbeeld een vak) en wanneer je die verworven kennis moet toepassen binnen een ander systeem (bijvoorbeeld in de praktijk van alledag) dan lukt dat niet. Informatie uit verschillende vakgebieden komt in het geheugen namelijk op verschillende plaatsen terecht, de sporensystemen die vaak sterk van elkaar gescheiden zijn om verwarring te voorkomen. Dit heeft een positief effect op het aanleren van een vreemde taal. Wie namelijk een vreemde taal wil leren beheersen, moet niet telkens bezig zijn met het vertalen (in je hoofd, fig.) en ook niet de zinsbouw door elkaar gaan halen. Door systeemscheiding blijft wanneer je de ene taal behandelt, het systeem actief is voor dat vak, het andere taalsysteem non actief is. Door in de vreemde taal te onderwijzen zullen de leerlingen dus beter gebruik maken van het systeem en uiteindelijk de taal beter beheersen. Dit principe heet ‘doeltaal=voertaal,’ wat uit gaat van onderdompeling, dus er wordt uitsluitend gesproken in de taal die je de leerlingen probeert aan te leren. Dit helpt bij het vormen van automatismen, waar je niet zonder kan als je een taal eigen wil maken.
Presentatieopzet Inleiding Wie: Denise Wat: Het introduceren van onderwerp/duidelijk maken Hoe: Presentatie m.b.v powerpoint Tijd: 1-2 minuten
Uitleg Wie: Christy, Jelle en Bram Wat: Leertheorieen uitleggen Hoe: Presentatie m.b.v powerpoint Tijd: 1-5 minuten
Allen: Activerende werkvorm: Groep een opdracht laten verzinnen bij elk van de leertheorieen. Begeleiden van leerlingen. Ongeveer 5 minuten Afsluiting: Doornemen per groepje wat er bedacht is aan opdrachten.
Kort verslag n.a.v. De Presentatie (reacties van medestudenten & docent) Het publiek vond dat we een duidelijk structuur hadden in onze presentatie en daar was ik het ook wel mee eens. Ik vond wel dat we iets beter hadden kunnen samenwerken. Ook vond ik dat we wat meer hadden moeten begeleiden bij de actieve werkvorm, want dat is ten slotte wat docenten ook horen te doen. Ik vond dat de opdracht goed werd begrepen door het publiek. De meeste mensen in het publiek hadden goed opgelet, want ze kwamen met goede zelfverzonnen opdrachten bij elk van de cognitivitische leertheorieen die we hadden uitgelegd.
Kort verslag n.a.v. De Samenwerking En De Individuele Bijdrage Zoals ik op de vorige pagina al zei: we hadden wel wat beter samen kunnen werken. Maar we hadden meer vakken en presentaties aan ons hoofd en andere dossiers, en we wonen redelijk ver uit elkaar. We hadden wel een MSN gesprek met zijn vieren gehad de maandag voor de presentatie op de vrijdag in dezelfde week. Dat was wel een goed idee, we hebben goed afgesproken wie na wie kwam met zijn deel en we hebben nog even kort over het artikel gepraat, en het in elkaar gezet. Bram het alles bij elkaar gedaan en een geheel ervan gemaakt, en ik heb het twintig keer gekopieerd op mijn stageschool. We hebben het tijdens de presentatie uitgedeeld toen we de activerende werkvorm aan het doen waren, want dan konden ze het als naslagwerk gebruiken. Er waren niet genoeg kopieen dus ik heb de hele klas nog een keer het artikel gemaild. Ik heb zelf de powerpoint gemaakt, alleen ik vond dat ik daar wel wat meer tijd in had mogen steken. Meestal werken ze goed, maar ik had nu geen animaties erin gedaan en er ging iets mis met de letterkleur bij Jelle’s dia. Daar was gelukkig wel een reden voor. Ik heb de nieuwe versie van Powerpoint en ik moest het bestand omzetten om het op het Smartboard af te kunnen spelen, waarschijnlijk is toen de letterkleur en het lettertype veranderd. Ik vond het handig om het onderwerp kort en krachtig in te leiden, zodat niemand in slaap zou vallen.
Leerpunten n.a.v. Alle Gelezen Artikelen -
Imitatieleren:
Ik vond de theorieen van Albert Bandura wel interessant. Hij stelt dat mensen leren door het gedrag van anderen te observeren. Dit staat bekend als modeling. Ik vond zijn theorie over het imitatieleren heel interessant, dat persoonlijkheid, gedrag en omgeving elkaar beinvloeden. Het feit dat modelleren eigenlijk niks nieuws is vind ik ook grappig, kinderen doen ook vaak hun ouders na in gedrag. Of in ieder geval doen kinderen degene na die ze als idool zien, dus als ze door hun tante of oma het meest worden opgevoed, dan doen ze meestal die na. Het zou mooi zijn als docenten voor iedere leerling een rolmodel zouden zijn, zodat er nooit akevietjes ontstaan en er gewoon geleerd kan worden. Daarom vind ik het begrijpen van modelleren belangrijk: ik krijg er ook mee te maken in mijn carrière. Ik merk soms op mijn stageschool dat bruggers het leuk vinden dat ik nog jong bent, ze vinden mij nog ‘cool’. Een brugger flapt er altijd van alles uit en hij zei dat ik ‘echt hard’ was, omdat ik coole vesten draag! Het zou heel mooi zijn als ze mij in alles gaan imiteren, inclusief respect voor iedereen en leergierigheid! Ik heb ook wel het idee als een docent cool is, dat de leerlingen dan meer interesse tonen in het vak en dat ze beter hun best willen doen, omdat de docent ze dan ook mag en de docent is dan hun idool, als het ware! Het is handig voor docenten om dit in acht te nemen, de leerlingen nemen je ook serieus als je wat dichter bij hen staat. Wat ik ook interessant vond was dat wanneer het bekend is dat bepaald gedrag beloont wordt, het gedrag ook wordt vertoond. Als meisjes beloont worden voor het doen van meisjesdingen, dan doen ze die dingen ook erg graag.
-
Constructivisme:
Wat interessant aan dit onderwerp is, is dat Piaget de eerste was die het nut van het spelen van kinderen inzag. Dat vind ik voor mij ook een goed leerpunt. De simpelste dingen die kinderen en jongeren doen kunnen van groot belang zijn voor hun verdere ontwikkeling. Het allerinteressantste vind ik dat we het minste leren van wat we lezen, we leren het meest van wat we aan anderen uitleggen. Dat merk ik nu ook met mijn bijlessen aan allerlei niveaus, als ik grammatica uitleg leer ik er zelf ook veel van. Van het horen en zien leren kinderen ook veel, dus hoe ik dat toepas: ik schrijf moeilijke Engelse woorden altijd op het bord en ik spreek het zelf uit en ik laat hen het nog een keer uitspreken. Dit werkt zeer goed. Ik merk bij mijn stagebegeleider dat kinderen minder snel leren, en dat ze vaak aan mij vragen hoe je een bepaald woord schrijft. Dit vind ik een minder punt van mijn stagedocent. Ik heb veel geleerd van de verschillen in denken van Piaget en Vygotsky. Ze hadden veel overkomsten maar ook veel verschillen in hun denken: “Waar Piaget geloofde dat elk kind een min of meer identiek ontwikkelingspatroon had, geloofde Vygotsky dat de ontwikkeling afhankelijk is van de cultuur.” Was een belangrijk leerpunt voor mij. Ik ben het met Vygotsky eens. Het kan ook zijn dat Piaget nog helemaal niet zover was om te denken aan culturen. Feiten over het Nieuwe Leren zijn ook erg interessant, niet iedereen in het onderwijs is het met die nieuwe leervormen eens. Ik ben enigzins voor het Nieuwe Leren, omdat ik vind dat leerlingen moeten leren op een leuke manier. Als leerlingen leren saai vinden stoppen ze er ook vaak mee, en gooien ze er met de pet naar. Er zijn veel saaie methodes in het onderwijs die best vernieuwd kunnen worden. Toch wordt er ook veel gezegd dat de meeste leerlingen helemaal niet toe zijn aan het opstellen hun eigen leervragen en er antwoorden op zoeken.
-
Behaviorisme:
De hond van Pavlov, daar had ik van een ex-docent Engels al eens van gehoord, dat vind ik ook een belangrijk leerpunt. Het uitgangspunt van behaviorisme is dat al het gedrag word gezien als een reactie op een situatie. Door tijdlang een consequentie(C) bij een bepaalde reactie(B) van een prikkel(A) te geven en na verloop van tijd de consequentie(C) weg te halen, blijft de reactie(B) hetzelfde bij het geven van de prikkel(A). Het gaat hier vooral om het reflex van straffen en belonen. Nog een leerpunt voor mij is dat beloning leidt tot het gewenste gedrag, en straf leert het ongewenste gedrag af. Dit is voor mij essentieel om te weten aangezien ik docent wil worden. Hoewel belonen altijd tot goed gedrag leidt, is dat bij straf niet altijd het geval. Sommige leerlingen kicken erop om straf te krijgen, en vinden dit dus ook niets negatiefs. Meestal stoken ze andere leerlingen ook op, en dan werkt de theorie van het belonen en straffen die dag niet meer. Leerlingen moeten precies kunnen zien wanneer hun docent serieus is en als die een keer een grapje maakt.
-
Cognitivisme:
Dit was het onderwerp voor mijn eigen presentatie. Ik heb er best veel van geleerd. Leerpunten waren vooral hoe de hersens werken, hoe ze wordt gezien als een sporenstelsel. Nog meer leerpunten waren de volgende begrippen: inzichtbevorderend leren, verwerven van feitenkennis, memoriseren, vorming van automatismen en dynamisch leren. Die de Nederlandse psycholoog Van Parreren bedacht. Deze begrippen zijn leerpunten omdat de begrippen allemaal voorkomen in het onderwijs. Memoriseren vooral, is het stampen van rijtjes woorden. Hoe doen leerlingen dat? Pagina’s stampen vol met woordjes?
Inzichtbevorderend leren is een leerpunt voor mij. Inzichtbevorderend betekent dat je inzicht, je mening of opvatting ergens van verbeterd, en vooruit gaat. Iedereen kan voor situaties komen te staan waar men geen raad mee weet, vaak is dit dan ook gelijk een probleem. Niet iedereen heeft altijd gelijk een oplossing voor een probleem. Zeker niet een waar men nooit tegen aan is gelopen. Men kan dus zomaar wat verzinnen, in het wilde weg iets kiezen. Maar elk mens en dier heeft het vermogen om in onbekende situaties daarin te redden, door de dingen van een andere invalshoek te bekijken en alle mogelijkheden na te gaan.