Het Wettig Gebruik Der Wet

  • May 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Het Wettig Gebruik Der Wet as PDF for free.

More details

  • Words: 53,990
  • Pages: 102
   +HW:HWWLJ*HEUXLNGHU:HW 7LP

GRRU       +%XOWHPD9'0     8LWJDYHYDQ 'H%HUHHU3XEOLVKLQJ&RPP 0XVNHJRQ0LFK 

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

,1+28'

I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X.

H et Karakter d er Wet..........................................................5 H et Wettig Gebru ik d er Wet............................................13 Christu s en d e Wet.............................................................25 De Wet en het Evangelie...................................................33 Is d e Wet een Regel d er Dankbaarheid ?.........................41 De Rechte Verhou d ing d er Geloovigen tot d e Wet......53 De Wet en d e Sabbat..........................................................61 De Wet van Christu s..........................................................69 De Pred iking d er Wet........................................................75 De Vrees voor het Antinomianism e................................85

%LEOLRWKHFD&ROOHJLL1HRPDJHQVLV6- ([/LEULV8QLYHUVLWDWLV1RYLRPDJHQVLV$ ,QGLJLWDOHYRUPJHEUDFKWGRRU$UHQYDQ:DDUGH 0HL

2

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

9225:225'  H et is een verblijd end verschijnsel onzer d agen, d at d e H eere d oor Zijn Geest en Woord tal van w aarhed en nad er tot het bew ustzijn d er geloovigen gebracht heeft. De p ersoonlijke tegenw oord igheid d es H eiligen Geestes in d e Gem eente, d e eisch van d e volheid d es Geestes, Christu s als d e w aarachtige Mensch, ons vleesch en been, in heerlijkheid , het d rievou d ig karakter d er zaligheid op zichtens verled en, hed en en d e toekom st, d e macht d es gebed s en d er voorbid d ing alsm ed e d e bijzond ere kracht van het gem eenschap p elijk gebed , d e roep ing en d e heerlijkheid d er Zend ing, d e w ed erkomst d es H eeren tot op nam e Zijner Gemeente en iets later tot Israëls herstel en d e op richting van Zijn koninkrijk, d e leer en d e listige m ethod en van d en du ivel, zietd aar w aarhed en, d ie in vroegere tijd en w el d oor enkelen gekend w erd en, d och nooit in d ie mate als ze in onze d agen gekend w ord en d oor hen, d ie beven voor heel het Woord God s. En zoo heeft het d en H eere ook behaagd om in d eze zw are tijd en m eer licht te w erp en op d e rechte verhou d ing van w et en genad e en in verband d aarmed e op d e volkomene genoegd oening van Christu s, d e vrijheid d er geloovigen en d e algeheele toew ijd ing u it d ankbaarheid aan Zijn heiligen d ienst. In d e tien jaren m ijner bed iening had ik, - het zij hier met schaam te beled en ! - niet het rechte inzicht in d e algeheele vrijheid d er geloovigen van d e w et. Doch toen m ij d it d oor ernstig en onbevooroord eeld ond erzoek d er Schrift du id elijk w erd , gevoeld e ik mij geroep en om ook and eren hierm ed e in kennis te stellen en d it w erkje is er het gevolg van. Ik hoop en bid d at het bid dend, onbevooroord eeld en m et een op en Bijbel in d e hand gelezen en ond erzocht m ag w ord en en d at alles w at niet m ocht strooken m et God s Woord , verw orp en en d aarentegen alles w at d aarmed e w el overeenkom t geloovig aangenom en mag w ord en. H et is m ijn begeerte niet om eigen m eeningen, m aar w el om d e ged achten d es H eeren nad er tot hoofd en hart van God s kind eren te brengen. Bij alle gebrekkigheid van menschenw erk en een kennen ten d eele, m een ik,

3

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d at het boekske, d at bij d ezen bid d end d en lezers w ord t aangebod en, volkomen is naar d e H. Schrift. De Gem eente onzer d agen heeft te w aken tegen tw ee d reigend e gevaren: hier een vleeschelijke band eloosheid , d aar een geest van w ettische gebond enheid . H oew el het eerste ongetw ijfeld gevaarlijker is d an het tw eed e, zoo zijn ze nochtans beid e af te bid d en en te w eerstaan. En d oor het tw eed e te w eerstaan zal m en tevens veel sterker staan tegen het eerste. Waar toch d e heerlijke vrijheid d er kind eren God s genoten w ord t, d aar zal m en geen d ienst d es vleesches ontmoeten of begeeren. Aan broed er D. Veltm an, Ph.D., zij m ijn hartelijke d ank gebracht, d ew ijl hij zijn sp eu rend oog over het hand schrift heeft w illen laten gaan en m ij enkele w enken ten nu tte heeft w illen geven. En nu, mijn p ap ieren kind je, ga d e kou d e w ereld in en d oe in God s naam een gezegend w erk d oor d en gevangenen vrijheid u it te roep en. H . BULTEMA 19 Au gu stu s 1922.

4

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678., +(7.$5$.7(5'(5:(7 De w et is goed , zegt d e Ap ostel, en d aarm ed e heeft hij alle Antinom ianism e voor altoos d e d eu r u itgew ezen. De w et is goed , of gelijk er in het oorsp ronkelijke staat, schoon, ed el, voortreffelijk, d ew ijl zij van god d elijken oorsp rong is, Ex. 20. Door d en d ienst d er engelen heeft Jehova Zijne w et besteld in d e hand van Mozes, d en m id d elaar d es Ou d en Verbond s. Bij d e w etgeving w ord t ons d aarvan niets verm eld , d och H and. 7:53 en Gal. 3:19 zeggen het ons, terw ijl Ps. 68:18, H ebr. 2:2 en H ebr. 12:22 er op zinsp elen. De w et is goed WHQ RS]LFKWH YDQKDDU LQQHUOLMN NDUDNWHU Zij is d e u itd ru kking van Zijn heiligen w il en d ie w il is d e op enbaring van Zijn heilig w ezen. Bijgevolg blijft d e w et in haar w ezen altoos d ezelfd e. Zij zal, ond er w elke om stand ighed en, tijd en en volken m en haar ook verp laatst, nimm er tot eenig sterveling gaan zeggen: "N u m oogt gij afgod erij en beeld end ienst bed rijven, vloeken, stelen, d ood slaan en hoereeren." Deze w et is d e grond w et, ingegrift in het gew eten van ied er m ensch. Is d e w et zond e? zoo roep t d e Ap ostel u it in Rom. 7:7 en hij beantw oord t d eze vraag met een: "Dat zij verre !" Verd er noem t hij haar KHLOLJ UHFKWYDDUGLJ en JRHG in vs.12. In tegenstelling m et zijn eigen vleeschelijk bestaan noem t hij d e w et zelfs geestelijk, vs.14. Deze voortreffelijkheid d er w et is Israël van ou d s reed s meerm alen voorgehou d en. Wat groot volk is er, d at zoo rechtvaard ige inzettingen en rechten heeft, als deze gansche w et is, zoo riep Mozes u it in Deu t. 4:8. De w ed ergekeerd e Levieten noemd en ze rechtm atige rechten, getrou w e w etten, goed e inzettingen en gebod en, N eh. 9:13, terw ijl ook Ps. 119 een d oorloop end loflied is op d e voortreffelijkheid van 's H eeren w et. H oe schoon d e natuu r ook m oge zijn, d e w et d es H eeren is veel heerlijker, w ijl volm aakt, gew is, rein en zu iver, Ps. 19:8,9. Met het oog op haren LQKRXG en HLVFK is d e w et al w ed er ed el en goed . Imm ers eischt zij nim m er iets onbillijks of kw aad s, m aar altoos het hoogste goed , namelijk liefd e tot God , Deu t. 6:5; 10:12; Matth. 22:37, 38; Mark. 12:29,30; Lu k. 10:27, en liefd e tot d en naaste als het schepsel God s, Matth. 7:12; Lu k. 6:31; Rom . 13:9; Gal. 5:14; Jak. 2:8. Liefd e is het

5

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

eene grond w oord , d at heel d e w et vervu lt, Rom . 13:8,10; Gal. 5:14; 1 Tim . 1:5; Jak. 2:8. In het nau w ste verband hiermed e eischt d e w et eene volkomene gehoorzaamheid d es harten, Deu t. 6:5; 10:12; 11:1; 12:32; 17:11,19; 29:29; 31:12; Lev. 19:17; Joz. 1:7; 2 Kron. 33:8; Ps. 119:4; Matth. 5:19. Voornam elijk Deu teronom iu m is het boek van d e gehoorzaam heid d er w et. Uit d eze p laatsen zoow el als u it het tiend e gebod is het d u id elijk, d at het niet aangaat om te bew eren, d at d e w et bloot u itw end ig zou zijn en niet zou w illen heerschen over het verborgen leven d es harten. H ierin is d e w et God s ju ist van alle staatsw etten en p olitiemaatregelen ond erscheid en, d at zij w el afd aalt tot in het allerbinnenste d es harten. H et volmaakt en heilig karakter d er w et is evenw el ju ist d e red en, w aarom zij voor d en totaal verd orven zond aar als beschreven in Rom . 3:9-23 zoo vreeselijk is. Men vergete toch niet het ap ostolisch w oord , GDWDOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRWGHJHQHQGLHRQGHU GHZHW]LMQ Rom . 3:19. De w et richt tot niemand het w oord en dreigt niem and met haren vloek, d an d ie ond er haar is. H et is d an ook merkw aard ig, d at al d e beeld en, w elke d e Schrift gebru ikt ter aand u id ing van d e w et, naar d it vreesaanjagend karakter d er w et heenw ijzen. Slaan w e slechts een vlu chtigen blik op d e zinnebeeld ige aand u id ingen d er w et in d e Schrift. Een YXXU is het beeld d er w et en w etgeving, Deu t. 4:33; 5:22; 33:2; Ex. 19:16,18; H ebr. 12:18. Dit vuu r w ijst ons op het vu u r d es gerichts en op d en vurigen vloek w aard oor alle overtred ers d er w et w ord en getroffen. H et GHNVHO op Mozes’ aangezicht, Ex. 34:33-35, w as, volgens d en Ap ostel in 2 Cor. 3:7,13, een beeld van d e bed ekking en het schadu w achtig karakter d er w et. De w et m et hare ontzaggelijke vloeksp raken bed ekt nam elijk nog veelszins d e volle op enbaring d er heerlijkheid God s. Om d eze red en w ord t ze ook een schad u w geheeten, H ebr. 8:5; 10:1; Col. 2:17, terw ijl Christu s het lichaam is. H ij w as d e belichaam d e op enbaring van al God s d eu gd en en d e groote Profeet, Die al d en raad God s tot onze verlossing geop enbaard heeft. De w et w ord t genoem d een SDHGDJRRJ een tu chtm eester, Gal. 3:24,25. De Engelsche vertaling heeft hier het w oord “schoolm aster”, d och d eze vertaling is onju ist. Een p aed agoog w as bij d e ou d e Grieken niet w at w ij thans een p aed agoog noem en, maar een zekere slaaf, d ie 6

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d en jeu gd igen knaap van d ag tot d ag naar zijn meester bracht, hem gew end e aan strenge ord e en tucht en hem aan d en lijve strafte, zoo hij iets m isd aan: had. H ij w as d u s niet d e leeraar zelf, m aar leid d e d en knaap tot d en leeraar. Zu lk een m an w as in ou d -Griekenland geen overbod ig w eeld eartikel, d aar d e p aed erastie, d e ontucht m et knap en, een zeer algem eene zond e w as, en d eze d us w el bescherming behoefd en. De w et w ord t in Col. 2:14 genoem d een KDQGVFKULIW in d en zin van een VFKXOGEULHI d at ons tegen w as, d aar w ij van natu re d oor d e overtred ing d er w et allen haar vloek op ons gelad en had d en. Christus heeft aan het kru is d e rood e bloed streep d oor d it schu ld schrift gehaald en, gelijk m en ou d tijd s m et betaald e schu ld brieven d eed , het op enlijk aan het kru is genageld . Zeer verschillend zijn van ou d s d e ged achten gew eest over d e vraag w at d e schriftelijke schu ld bekentenis hier aand u idt, d och d e nieu w ere verklaard ers zijn het hierover schier allen eens, d at hiermed e d e Mozaische w et in haar geheel en niet bloot d e ceremonieele w et is bed oeld . En d it staat voor m ij op d e volgend e grond en vast: 1. Pau lu s streed hier kennelijk tegen w etd rijvers, d ie d e gansche w et verbind end steld en en alleen bij d eze op vatting is zijn betoog tegenover d ie d w aalleeraars raak. 2. De scheid ing of ook ond erscheid ing van schad u w achtige, bu rgerlijke w etten en d e zed ew et is Pau lus ten eenenmale vreemd . 3. Deze brief w erd geschreven aan geloovigen u it d e H eid enen, d ie nim mer het ju k d er cerem oniën ged ragen of gekend had d en, zood at Pau lu s d aarvan niet w el kon zeggen, d at d ie hu n tegen, of beter, YLMDQGLJ w as. Doch van d e zed ew et, d ie ook d e H eid enen, volgens Rom . 2:15, beschu ld igt, kon d it w el gezegd . 4. De vergeving d er zond en hing, volgens d en Ap ostel, van d e vernietiging van d it schu ld schrift af en d it kon van d e vervu lling d er z.g. cerem onieele w etten niet gezegd w ord en. In Gal. 3:22,23 w ord t d e w et vergeleken bij een FLSLHU of JHYDQJHQEHZDDUGHU De beid e w erkw oord en d oor besloten vertaald , w ijzen op een op sluiten, w aaraan geen ontkom en is. Gelijk een misd ad iger in w el verzekerd e bew aring achter slot en grend el gep laatst w ord t, alzoo heeft God d oor Zijn w et voor d e kom st van Christu s en voor het geloof, d at d e m ystieke band is, d ie eeu w ig bind t aan H em, alle zond aren ond er d e zond e en d e w et op gesloten. Ook

7

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hier hebben w e d u s w ed er als bij d e vorige beeld en een angstaanjagend e ged achte. De w et w ord t vergeleken bij een MXNGHUGLHQVWEDDUKHLG H and. 15:10; Gal. 5:1. De gelijkenis is hier ontleend aan d e lastd ieren, d ie zw are lasten moesten torsen. Er w aren u it d e Jod en, d ie bew eerd en, d at m en zond er d e ond erhou d ing d er Mozaische w et niet behou d en kon w ord en. Volgens Petrus nam en ze hierm ed e een last op zich d ie noch zij, noch hunne vad eren hebben ku nnen d ragen. De besnijd enis alleen w as volstrekt geen zw are last, m aar volgens Gal. 5:1, 2 m aakte ze Christus onnu t en steld e ze tot schu ld enaar om d e geheele w et te d oen. Uit d ie p laats blijkt ten d u id elijkste, d at d e Ap ostel Pau lu s van geene scheid ing tu sschen d e schad u w achtige w et en d e zed ew et w il w eten. Zoo ku nnen we d ezen regel ook om keeren en zeggen, d at w ie nu nog d e geheele w et w il d oen, zich ook moet laten besnijd en. De Ad ventisten zijn zeer inconsequ ent, d at zij zich niet laten besnijd en. Want d e w et is imm ers eene eenheid. In Gal. 4:1-7 gebru ikt d e Ap ostel het zinnebeeld van een PLQGHUMDULJNLQG d at, ofschoon erfgenaam zijnd e van al d e vad erlijke bezitting, volgens vad erlijke bep aling nog ond er op zicht en voogd ijschap staat. Hij heeft d us het genot d ier goed eren nog niet, maar is nog onvrij, onm ond ig en loop t nog aan d en leiband van d en tuchtm eester. En volgens Gal. 3:3 en Col. 2 ontvingen d eze onmond ige kind eren d er w et ook nog m aar elementair ond erricht: zooals d it aan kleine kind eren w ord t gegeven. H et is zeker niet overbod ig om op te m erken, d at d it eigenlijk geen beeld d er w et als zood anig is, m aar van d e Jod en ond er d e w et. Israël w as vanou d s nog niet vrij en m ond ig en w erd ook nog geenszins ingeleid d oor d en H . Geest in al d e verborgenhed en d es Evangelies, d och w erd nog m aar in d e eerste beginselen d er w aarheid ond erw ezen. Zoo zagen w e d an, dat hoe heerlijk d e w et God s op zichzelf genomen ook m ag zijn, zij vanw ege d e zond e d es m enschen geen liefelijken ind ru k tew eeg brengt, en d at d e beeld en van vuu r, d eksel, tuchtm eester, schu ld brief, gevangenbew aard er, ju k en een onmond ig kind veeleer er op berekend zijn om af te schrikken. Men m ake hier niet d e tegenw erp ing, d at d it afschrikw ekkend e alleen geld t van d e schadu w achtige of bu rgerlijke w et, w ant d eze ond erscheid ing is d en 8

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ap ostel ten eenenm ale vreemd . Terecht schrijft Van And el in zijne "Verklaring van d en brief aan d e Rom einen": "Onze d eeling d er Wet in zed elijke en schadu w achtige w as aan zijn tijd vreem d : d e Wet w as d en Jood een ond eelbare eenheid." Alle bekw ame en onbevooroord eeld e u itleggers laten zich hierover u it in gelijken zin. Eene ond erscheid ing ontglip t echter vele verklaard ers van Pau lu s’ Brieven, nam elijk d ie van w et, zond er bep alend lid w oord , en d e w et, met het bep alend lid w oord . In het eerste geval neem t hij d e Mozaische w et als onkreu kbaar rechtsbeginsel, zooals ook ond er d e H eid enen, of beter, in het hart d er H eid enen gevond en w ord t. Bij d e w et d enkt hij alleen aan a1les w at God d oor Mozes gebod en heeft, d e gansche Mozaische w et. De goed gu nstige lezer gelieve d it w el voor d e aand acht te hou d en. Als een korte en toch tevens volled ige voorstelling d er w et volge hier w at Prof. A. Van Veld hu izen zegt in zijne "N ieu w e Verklaring van Rom einen." H ij schrijft: “Bij zond e behoort d e w et. Dit begrip is voor Pau lu s veel ru im er d an voor ons. Behalve in d en gew onen zin kom t het w oord voor als aand u id ing van d e eerste vijf boeken d es O. T., ja van het geheele O. T., Rom . 3:19, 1 Cor. 14:34, Gal. 4:21. De thans gangbare ond erscheid ing tusschen cerem onieele en and ere w etten w as Pau lu s vreem d . Wel staat in Galaten en Colossensen meer het ritu eele en in Rom . meer het zed elijke elem ent op d en voorgrond . Toch is in Gal. 5:14 en Rom. 13:8 d e liefd e d e hoofd som d er w et. H et bezit van d e w et is een voorrecht voor Israël, Rom . 3:1,2; 7:12,14,22; 8:4. Wie echter ond er d e w et van Christus zijn, 1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, m oeten Israël overtreffen, 1 Cor. 7:19. N aast d e lichtzijd en ziet Pau lu s groote schad u w p lekken, d ie er d oor het Jood sche d rijven niet lichter op w erd en, Gal. 6:13. Zooals d e w et d aar ligt, is ze een sam enstel van d ogm ata, Col. 2:14, vgl. Ef. 2:15. Ze m ag d an Rom . 7:14 geestelijk heeten, ze staat d an als letter, d ie d ood t, ver af van d en Geest, d ie d oet leven, Rom . 2:29; 7:6; 2 Cor. 3:6. Ze staat ver van God af, w ant ze is m aar d oor bem id d eling van engelen aan een tusschenp ersoon ter hand gesteld. Gal. 3:19. Ze is nationaal bep erkt en m oet w ijken voor het niet bep erkte, Gal. 3:14, 26. Ze heeft bij Christu s afged aan, Rom . 10:4. H aar voorschriften w ord en als een nevelachtige schadu w gesteld tegenover d e massieve gestalte van Christu s, 2 Col. 2:17. Er is een hooger d ienst nood ig d an d e hare, 12:1,2. De w et steld e eischen, w aaraan d e belofte van leven verbond en w as, 9

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Rom . 10:5; Gal. 3:12, d och niem and kon ze vervu llen, Rom. 3:2. De u itbund ig verheerlijkte w et kan het hoogere leven in d en m ensch niet vrij d oen w ord en, Rom . 7:8-10; Gal. 3:21. Ze staat machteloos bij het vleesch. Rom . 8:3. De illu sie d ier eigengerechtigen m oet w reed w ord en verstoord , Rom . 9:31, 32; 10:2, 3, gelijk eenm aal ook Pau lu s zelf w erd teleu rgesteld, Gal. 2:19. Israël heeft er geen oog voor, hoe d e glans van Mozes'gelaat verbleekt, 2 Cor. 3. H et leven ond er d e w et is een leven in het vleesch, ond er d e zond e, Rom. 7:4-6. De Galatiers mogen niet tot iets zoo elementairs, tot iets, d at d oor het angstig tellen van d agen herinnert aan d en elementend ienst, d e astrologie u it hu n heid enschen tijd , teru gvallen, Gal. 4:3, 9; vgl. 3:21, 5:4. De w et maakt niet gelu kkiger, d och ongelu kkig, Rom . 4:15; 1 Cor. 15:56. Pau lu s heeft ervaren, hoe d e glans d er w et verbleekt voor d ien van Christu s, Gal. 2:19. Ze verklaart im mers zich zelf d ood , Gal. 4:21; vgl. Rom . 7:1-4. De w et is gelijk in Pau lus' eigen leven ook in d at d er menschheid slechts een faze gew eest. Ze is evenm in God s laatste w oord als ze het eerste w as. De belofte is 430 jaar ou d er, Gal. 3:17-19. N iet een ep isod e, d och slechts een p arisod e, een ind ringsel, w ord t d e w et genoem d , Rom . 5:20; Gal. 3:19, iets als een vreemd e verschijning in een stoet of een ad d itioneele bep aling bij een artikel, Gal. 3:15, 19. Ze is een halte op d en w eg van Abraham , Rom . 4:1-25; Gal. 3:6-14, tot Christu s, Rom . 10:4. Maar God vergist zich niet, ook niet m et d e w et. Ze m aakt niet enkel ongelu kkig, ze m oet d it d oen. Er w aren al zond en voor Mozes'tijd , Rom . 5:13, m aar d e w et op ent d e oogen er voor, Rom. 3:2; 7:7-9, 10, 13. Ze martelt en d ood t, Rom. 4:15, Gal. 3:24; vgl. 4:1-5, d .w.z. d e slaaf, d ie d e kind eren d rilt: in onze taal, althans nu, in d e d agen van d e tuchtschool, w eer: d e tu chtm eester. De p aed agoog is niet d e vad er, d och staat tegenover hem naast sup p oosten en d ienstp ersoneel. H ij m aakt niet geleid elijk klaar voor Christu s zooals d e zon het ooft d oet rijp en, m aar d oet zu chtend naar zijn komst u itzien. De w et is gevangenis en gevangenbew aard er. Meer nog d an zond ebew u stzijn zelfs zond elu st moet d e w et w ekken, niet naar d e zond e als beginsel, d och naar het botvieren aan w at latent voortw oekert, Rom . 5:20, Gal. 3:19. Zij laat d en m ensch niet met ru st, Rom. 4:15; 5:13. Ze m oet hom eop athisch het ziektep roces bevord eren en d e crisis te voorschijn roep en, Rom . 7:5-13. De vijand schap tegen God moet ontmaskerd w ord en, Rom . 1:30; 5:10; 8:7; 10

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

11:28; Kol. 1:20. Zond er strijd en ned erlaag geen vred e. Om d en vred e is het te d oen. Word t d e zond e gew eld ig als een stroom , d e genad e rijst hooger, gelijk een zon, Rom. 5:20. De heid en behoeft niet langs d en hollen w eg d er w et tot Christu s te w ord en geleid , Rom . 2:14, 15; vgl. 1 en 2 Thess., m aar Israël w el, op w elks bod em ook Christus zijn strijd volstreed . Wat Pau lu s d oorleefd e en ook Israël d oor m oet m aken, zegt Gal. 2:19. De w et is d e m orgenster, d ie aan het zonnelicht voorafgaat, er d oor verbleekt. Terecht hoord e Pau lu s u it d en eigen m ond d er w et een belijd enis als van d en Doop er: "ik ben het niet," Gal. 3:24”.

11

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

12

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,,  +(7:(77,**(%58,.'(5:(7 7LP  Een zaak d ie op zichzelf goed is kan d oor een verkeerd gebru ik zeer veel kw aad stichten. Dit is ook ten volle van toep assing op d e w et. Op zichzelf is ze goed , god d elijk goed en kan ze in d er eeu w igheid niet kw aad w ord en, d och hoeveel kw aad heeft ze al d e w entelend e eeuw en d oor niet gesticht, doord at zij niet w ettig gebru ikt w erd . H oevele vromen hebben niet gezu cht en zijn er nog zu chtend, omd at zij meenen, d at zij d oor d e w et gerechtvaard igd of geheiligd moeten w ord en. Zu llen w e d e w et w ettig gebru iken, d an is het volstrekt nood ig, d at w ij w eten ZDW]LMLVZDWKHWWDDONXQGLJJHEUXLNYDQGLWZRRUGLV YRRUZLH]HLVZDDUWRH]HLVHQWRWKRHODQJ]HLV Tast men bij een van d eze vragen en hunne antw oord en m is, d an is het onverm ijd elijk gevolg, d at men d e w et verkeerd elijk gaat gebru iken. Achtereenvolgens slaan w e d an een blik op d eze vragen om er het Bijbelsch antw oord op te zoeken. En d an kan natu u rlijk op d e eerste vraag het antw oord kort zijn, d aar het vorige hoofd stu k reed s ten d eele een antw oord op d eze vraag zocht te geven. Doch er w ord e hier nog herinnerd aan een zeer gew ichtigen trek d er w et, namelijk, haar negatief karakter. Van d e tien gebod en zijn er negen, d ie negatief verbied en m et een: "Gij zu lt niet." Vanw ege d it negatief karakter staat het vast d at zij nimm er mag beschou w d als een kort begrip van al d e w aarheid , noch als d e maatstaf d er heiligm aking of als d en inhou d van alle m oraal. Tot groote schad e van het geestelijk leven d er geloovigen w ord t d e w et echter m aar al te zeer beschou w d als een kort begrip van d e gansche w aarheid God s. Bij eenig nu chter nad enken zou m en beter kunnen w eten, w ant d e heerlijkste Schriftw aarhed en w ord en in d e w et ju ist niet gevond en. Men vind t hier toch geene verkiezing, geene H . Drieëenheid , geene vleeschw ord ing, geen kru is, geen op stand ing, geen w ed ergeboorte, rechtvaard igm aking, heiligm aking of verheerlijking d es zond aars, geen vold oening, verzoening, genad e en voorbid d ing 13

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

van Christu s of van d en H. Geest, geen w ed erkom st van Christu s, geen Du ivel of Antichrist, geen p elgrim sw and el, geen gebed of zend ing, geen Gemeente, geen gemeenschap d er heiligen noch ook een Vad erhu is m et zijn vele w oningen. H oe ter w ereld kan m en nu een brokstu k van d en w ille God s, w aarin al d eze e. a. w aarhed en gem ist w ord en ooit aanleggen tot een m id d el ter behou d enis of ook ter heiliging en als d en inhou d van alle m oraal. Door zu lks te d oen is het volstrekt niet tw ijfelachtig of m en d e w et w ettig d an w el onw ettig gebru ikt. Wat is het taalkund ig gebru ik van het w oord w et? H et H ebreeu w sche w oord voor w et is WKRUDK en kom t van een w ortelw oord , d at beteekent iets als met d en vinger aan te w ijzen, zood at het gevoegelijk zou ku nnen vertaald w ord en d oor aanw ijzing, vingerw ijzing. God heeft in Zijne w et eene vingerw ijzing gegeven naar Zijn heiligen w il. Let w el, geene volle op enbaring, m aar eene vingerw ijzing. De w et gaf d e vingerw ijzing naar God s heiligheid, toorn over d e zond e, Zijn eisch d er liefd e en volkomen gehoorzaam heid, d och van d e genad e God s w ist ze hoegenaam d niet af. H et Grieksche w oord QRPRV is het w oord , d at in d en regel in het N. Testament voorkomt van d e Mozaische w et. H et is afgeleid van het w erkw oord QHPR, ik verd eel, d eel u it, zood at het oorsp ronkelijk w ees op het u itged eeld e, op hetgeen iem and bezat en vervolgens het gebru ik d at hij van het hem toeged eeld bezit m aakte. Waarschijnlijk echter hebben w e het w oord meer in zijn actieve beteekenis te nem en van d e u itd eeling en aandu id ing van iem and s d eel (p licht). H oe d it ook zij, het is d it w oord , d at d oorgaans van d e w et van Mozes gebru ikt w ord t. Slechts een enkele keer w ord t het Evangelie voorgesteld als d e NRQLQNOLMNH ZHW d . i. d e w et, d ie alle and ere w etten in zich beslu it, d e grond w et d es koninkrijks, Jac. 2:3; GH ZHW YDQ &KULVWXV, Gal. 6:2; vergelijk hierm ed e Joh. 13:34; 15:12. 'H ZHW GHV JHORRIV van Rom . 3:27 staat tegenover GH ZHW GHU ZHUNHQ van d atzelfd e vers en w ijst eenvou d ig naar d e tw ee tegenovergesteld e beginselen. De term en YROPDDNWHZHW en GH ZHW GHU YULMKHLG van Jac. 1:25 zijn hetzelfd e als GH ZHW YDQ &KULVWXV Gal. 6:2. In Joh. 10:34; 12:34; 15:25 en 1 Cor. 14:21 w ord t het w oord QRPRV gebezigd voor heel het Ou d e Testament, terw ijl het in Matth. 12:5; Lu k. 2:23, 24; 1 Cor. 9:8, 9; 14:23 blijkbaar alleen m aar van d en Pentateuch, d . i. d e vijf boeken van Mozes, gebru ikt w ord t. De 14

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

u itd ru kking ZHW HQ GH SURIHWHQ, voorkom end e in Matth. 7:12; 11:13; Lu k. 16:16; H and . 24:14 ,w ijzen w ed er op het geheele Ou d e Testament. In Lu k. 24:44 w ord en zelfs al d e d rie d eelen, w aarin d it verd eeld w as, genoemd . Een eigenaard ig gebru ik van het w oord ZHW vind en w e nog in Rom. 7, w aar Pau lu s sp reekt van een w et in zich, van een DQGHUH ZHW in zijne led en, w elke strijd t tegen d e w et zijns JHPRHGV. Voorts sp reekt hij d aar nog tw eem aal van d e ZHWGHU]RQGH. H et is d u id elijk, d at hij hier het w oord ZHW eenvou d ig met het oog op het verband gebru ikt in d en zin van een d w ingend e, overw eld igend e, bind end e en tot d en d ood leid end e m acht. Zie ook Rom. 8:2. Uit d eze voorbeeld en blijkt w el, d at w ij ons niet aan overd rijving schu ld ig maken, zoo w ij stellen, d at, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, het w oord ZHW in het N . Testam ent steeds voorkom t in d en zin van d e Mozaische w et in haar geheel. Voor w ie is d e w et? Zietd aar, d e d erd e vraag, w aarop w e het antw oord zou d en zoeken. Met d eze vraag is bed oeld aan w ie ze is gegeven en voor w ie ze is bestem d . Op het eerste kan het antw oord niet and ers lu id en, d an d at d e w et oorsp ronkelijk aan Israël en aan geen and er volk is gegeven. Men d enke slechts aan d e inleid ing tot d e tien gebod en: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland u it het d iensthu is u itgeleid heb," Ex. 20:2; Deu t. 5:6; Ps. 81:11. Behalve d e vijf boeken van Mozes, d ie een d oorloop end getu igenis zijn van d e stelling, d at d e w et aan Israël en aan geen and er volk is gegeven, w ord t ons d it ook nad ru kkelijk in d e volgend e p laatsen geleerd in het N . Testam ent. De Ap ostel zegt van Israël naar het vleesch: "Welker is d e w etgeving," Rom . 9:4. In Rom. 2:14 w ord t ons nad ru kkelijk gezegd , d at d e H eid enen d e w et niet hebben. Daarom zu llen ze ook eens niet d oor d e w et geoord eeld w ord en, m aar zond er d e w et verloren gaan, vs. 12. De H eid enen w isten het w el, d at d e Jod en een eigene w et hadd en, ond erscheid en van d ie van alle and ere volken, Joh. 18:31; H and. 18:14, 15; 23:29; 25:8. Mozes w as d e m id d elaar d es Ou d en Verbond s voor Israël alleen, en nu zegt d e Schrift telkens w eer, d at d e w et d oor Mozes is gegeven. In schoone tegenstelling w ord t d e w et van Mozes gep laatst tegenover Christus en Diens w erk in Joh. 1:17: 'HZHWLVGRRU0R]HV JHJHYHQ PDDU GH JHQDGH HQ GH ZDDUKHLG ]LMQ GRRU -H]XV &KULVWXV JHZRUGHQ Om d eze red en heet d e w et God s in Ou d en N ieu w Testam ent ged u rig w ed er d e w et van Mozes, terw ijl er zelfs sterke 15

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

nad ru k op w ord t gelegd , niet d at d e w et d oor d e Engelen, m aar w el, d at zij d oor d en d ienst van Mozes aan Israël is gegeven, Ex. 31:18; Lev. 10:1; Deu t. 4:5; 5:1-22; 6:1; 9:10; 10:13; 27:8; 33:4; Joz. 1:7; 22:5; N eh. 9:14; 2 Kon. 21:8; 2 Kron. 33:8; Mal. 4:4; Joh. 7:19. Voeg bij d eze onw ed ersp rekelijke Schriftbew ijzen nu het feit, d at d e H eere in geen enkel geval Zijne w et heeft ingesteld voor d e Gemeente of d e volken en d an zal men zelf inzien, d at m en Zijne w et niet "w ettelijk gebru ikt," zoo m en haar w il gebru iken om d e Gemeente u it d e volken in d it ju k te knellen. Ind ien Du itschland eene w et u itvaard igt of N ed erland , d an zou d t gij het toch d w aas achten, ind ien m en in Am erika d aarnaar w ild e leven. Doch heeft d e H eere Zijne heilige w et toch som s ook niet voor d e Gem eente bestemd , zoo vragen w e in d e tw eed e p laats in verband met d e ged achte, d ie ons hier bezig hou d t. Voor w ie heeft God d an Zijn w et bestemd ? H ij gaf haar oorsp ronkelijk alleen aan Israël, d it w erd ons d u id elijk, d och nu zou het w el ku nnen zijn, d at H ij haar een meer algem eene toep assing gegeven w ild e hebben en haar ook med e voor Zijn Gem eente bestem d had , d aar toch naar het w oord d es d ichters Zijn gebod zeer w ijd is, d aarm ed e d oelend e op hare u itgebreid e toep assing, Ps. 119:96. Daar w e op d it u iterst gew ichtig stu k nog w ed er teru g kom en, w ijzen w e hier alleen m aar op 1 Tim. 1:9, w aar d e Ap ostel ons nad ru kkelijk verklaart voor w ie d e w et niet en voor w ie ze w el is bestem d . H ij verklaart d aar het w ettig gebru ik d er w et m et d eze w oord en: (Q KLM GLW ZHHW GDW GHQ UHFKWYDDUGLJHQ GH ZHWQLHW LV JH]HW PDDU GHQ RQUHFKWYDDUGLJHQ enz. H ij zegt hier, d at tot een w ettig gebru ik d er w et volstrekt nood zakelijk is d e w etenschap aangaand e d e klasse van m enschen voor w ie d e w et is. Men d ient te w eten, zegt hij, d at d e w et niet is gezet, d . w . z. naar d en raad God s niet is bestem d, bep aald , vastgesteld, u itgevaard igd voor d e rechtvaard igen. De rechtvaard igen zijn m enschen, d ie onschu ld ig en vaard ig in het recht tegenover God staan, zood at het nu m aar d e vraag is of d e Gem eente van Christu s rechtvaard ig of nog onrechtvaard ig is. Dan leert d e Schrift ons d at Christu s hare rechtvaard igheid is, Jer. 23:6; 1 Cor. 1:30. Zij heeft als een vrije gave en zond er d e w et d e volkom ene gerechtigheid d oor het geloof in Christu s ontvangen, Rom. 3:21, 22; 4:13; 5:1, 17,18; 9:30-32; 10:4-6; 2 Cor. 5:19-21; Fil. 3:9.

16

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Vervolgens blijkt u it d e d onkere teekening d ergenen w ien d e w et w el gezet is genoegzaam d at d e geloovigen hier niet ond er begrep en zijn. H ij noem t eerst d e RQUHFKWYDDUGLJHQ, of gelijk er in het Grieksch staat d e ZHWWHORR]HQ. De KDOVVWDUULJHQ zijn d e lied en, d ie w eigeren gehoorzaam heid te betoonen. De JRGGHORR]HQ zijn zij, d ie los van God, zond er God en zond er hop e in d e w ereld leven. N au w verbond en d aarm ed e zijn zij, d ie hij verd er ]RQGDUHQ RQKHLOLJHQ en RQJRGGHOLMNHQ noem t. N og hou d t d e Ap ostel niet op, w ant het is hem er kennelijk om te d oen om zijn lezers klaarlijk te d oen inzien voor w ie d e w et niet is gesteld en voor w ie ze w el is gesteld. H ij som t dan vervolgens nog enkele zond aars op tegen d en tw eed en tafel van God s w et, als hij in d e ord e d er afzond erlijke gebod en noem t: d e YDGHUPRRUGHUV en PRHGHUPRRUGHUV, w aarm ed e inbegrep en zijn zij d ie hunne ou d ers niet eeren en d aard oor een nagel aan hu n d ood kist w ord en; d e GRRGVODJHUVKRHUHHUGHUV6RGRPLHWHQPHQVFKHQGLHYHQ OHXJHQDDUV PHLQHHGLJHQ en zoo er iets and ers tegen d e gezond e leer is. Als d e Ap ostel d an verd er nog laat volgen: "N aar het Evangelie d er heerlijkheid d es zaligen God s," d an is d eze toevoeging zeer rijk van zin voor d e w aarheid , d ie ons hier bezig hou d t. H ij w il er blijkens het oorsp ronkelijke kennelijk med e zeggen, d at onze kennis inzake het w ettig gebru ik d er w et zich heeft te regelen niet naar d e w et, m aar naar d e blijd e bood schap d er glorie van d en gelu kkigen God , zooals w ij zijne w oord en gevoegelijk zou d en ku nnen overzetten. De w et leert ons nim m er d e w et te verstaan of recht te gebru iken. Alleen het Evangelie, alleen Christu s d oor Zijn Geest verm ag d it te d oen. Geliefd e lezer, zoo gij d it eene Ap ostolische w oord geloovig aanneemt, zal het u volkom en d u id elijk zijn, d at God Zijn heilige w et geenszins voor Zijne in Christu s gerechtvaard igd e en geheiligd e Gem eente heeft verord end. In het vervolg kom en w e nog w ed er op d it u iterst belangrijk ond erw erp teru g. Waartoe is d e w et? Tot w elk d oel is ze ingesteld? H ier hebben w e het gelu k d at d eze vraag in d enzelfd en vorm d oor d en Ap ostel gesteld w ord t in Gal. 3:19 en d at hijzelf er ook het onfeilbare antw oord op geeft. Men lu istere d an aand achtig naar d it god d elijk antw oord : =LM LV RP GHU RYHUWUHGLQJHQ ZLO GDDUELM JHVWHOG De w et is d an, volgens d it god d elijk w oord , niet gegeven tot verlossing of heiliging of leering, m aar om d er overtred ingen w il. Pau lu s betoogt hier tegenover 17

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d e Ju d aisten, d at d e belofte van d en Messias 430 jaren voor d e w et aan Abraham is gegeven. En d e w et heeft aan d ie belofte niets verand erd of toegebracht en God s verbond is d oor d e w et niet verijd eld . Abraham w erd niet d oor d e w et maar alleen u it genad e erfgenaam d er god d elijke beloften. Maar als d e w et d an niets heeft toe- of afged aan aan d e bond sbelofte van d en Messias, w aartoe d ient zij d an, zietdaar nu d e vraag d es Ap ostels. Waarom liet God het d an niet bij d e eens gegeven belofte? Is d e w et alzoo niet ganschelijk overbod ig? H et antw oord hierop lu id t, d at d e w et een gansch and ere bed oeling heeft d an d e heilsbelofte. De w et heeft m et het heil als zood anig niets te maken. Zij w erd gegeven niet met het oog op d e belofte, maar m et het oog op d e overtred ingen. Deze u itd ru kking w ord t op d rieërlei w ijze verklaard , nam elijk: 1e. Om d e overtred ingen te beteu gelen, d och d it strijd t tegen het verband en tegen Rom. 5:20 en and ere p laatsen; 2e. Om d e overtred ers te leid en tot d e erkentenis d er overtred ingen. Zoo vatten Au gu stinus, Calvijn, Beza, Winer, H offm an, Ellicot, e. a. het op , d och ook d eze op vatting is in strijd m et d e algem eene Pau linische op vatting d er w et; 3e. Om d e zond e te op enbaren als w etsovertred ing. Waar imm ers geene w et is is geene overtred ing, Rom . 4:15. Daar is w el ]RQGH (ham artia) m aar geene RYHUWUHGLQJ (p arabasis). God gaf d e w et om d e zond e in het rechte licht te stellen, haar te d oen kennen als ongehoorzaam heid , overtred ing, bond sbreu k, w etteloosheid , rebellie. Deze laatste op vatting is ongetw ijfeld d e ju iste, w ijl overeenstem mend met d en regel d er Schrift ten op zichte van het d oel d er w et. Reed s in Ez. 20:25 vind en w ij een treffend e comm entaar op d it w oord d es Ap ostels, als d e H eere d aar zegt, na over Israëls zond en gesp roken te hebben: 'DDURP JDI ,N KXQ RRN EHVOXLWLQJHQ GLH QLHW JRHG ZDUHQ (w el goed in zichzelf, d och niet heilaanbrengend voor Israël) HQ UHFKWHQ ZDDUELM ]LM QLHW OHYHQ ]RXGHQ In Rom . 5:20 lezen w e w ezenlijk hetzelfd e in d eze w oord en: "Maar d e w et is bovend ien ingekomen, op d at d e m isd aad te meerd er w ord e." H ier is ook sp rake van het d oel en d e bestemm ing d er Mozaische w et, en d aarvan w ord t gezegd , d at zij ten d oel had om d e m isd aad overvloed ig, rijkelijk, menigvu ld ig te m aken, d . w. z., om d e zond e in al haar satanisch en vloekw aard ig karakter te d oen u itkom en tegenover een vlekkeloos heilig God . Daartegenover zou d an eenm aal God s genad e in Christus d es te heerlijker schitteren. De heerlijkheid d er genad e w ord t hed en 18

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ten d age zoo w einig gekend , d oord ien men d e zond e zoo w einig p eilt in hare vreeselijkheid en strafw aard igheid voor een heilig God . Men vergelijke m et d eze merkw aard ige Schriftuu rp laatsen om trent het d oel d er w et Rom . 4:15; 5:13; 7:8; Joh. 15:22; 1 Cor. 15:56. Voor d e w et w as d e zond e in d e w ereld , m aar zij w ord t niet toegerekend als er geene w et is, Rom. 5:13. Ware er geen w et, d an zou d e zond e het karakter van ongehoorzaam heid en overtred ing niet dragen; zij zou geen zich heenzetten over een slagboom , geen verzet tegen een gesteld e rechtsord e zijn. H oe zou zij d an met d en d ood w ord en gestraft? Is d e zond e alzoo d e p rikkel, d ie ons d en d ood elijken stoot toebrengt, w at d ien p rikkel zoo aand rijft, d at hij onze hartad er treft, is d e w et." (Van And el.) Eind elijk stellen w e ons kortelijks d e vraag ter beantw oord ing, hoelang d e w et van d uu r is? H ier ond erscheid e men echter w el tusschen d en verborgen w ortel d er w et, d e liefd e, d ie eeu w ig en onverand erlijk is en d e Jood sche, tijd elijke vorm d er w et, d ie geen van beid e, d och tijd elijk en verand erlijk is. De w et is in zijn Jood schen vorm eerst om streeks tw ee d u izend jaren na d e Schepp ing gegeven, en d e oorsp ronkelijke w erkw oord en SDUHLVHHOWKHQ en SURVHWHWKHH van Rom. 5:20 en Gal. 3:19 w ijzen er beid e op , d at d e w et als een ond ergeschikt ad d end u m, toevoegsel, tot d e aartsvad erlijke bond sbeloften is ingesteld. De w et w as voor God niet d e hoofd zaak, m aar d e belofte en d aarom w as d e belofte niet ond ergeschikt aan d e w et, gelijk d e w etsd rijvers het w ild en, maar om gekeerd d e w et aan d e belofte. De w et is een p arenthese, een tusschenbed rijf, inliggend tu sschen d e belofte en hare vervu lling. N iet als hoofd d oel, maar als bijzaak w erd ze d oor God gegeven, teneind e aan een ond ergeschikt d oel te beantw oord en. Wat d it d oel w as, zagen w ij reed s boven. H et w as om d e zond e in al hare gru w elijkheid en verd oem elijkheid aan het bew u stzijn van Israël te brengen en alzoo verkreeg d e w et d e tijd elijke op voed ku nd ige beteekenis van een tu chtmeester tot Christus te zijn. Met Christu s'komst had d e tu chtmeester zijn w erk verricht, Gal. 3:24, 25. Tot Christus is hier WRWRSGHQWLMGYDQ&KULVWXV. De w et heeft d us een begin gehad en zoo heeft ze ook een eind e. N atuu rlijk niet naar haren w ortel en w ezen: d e liefd e, maar in haren Jood schen, eischend en, onbarmhartigen, vloekd reigend en vorm als ijzeren w et, d ie van geen ontferm ing w eet. H et w ord t ons nad ru kkelijk 19

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verzekerd in Rom . 10:4: +HW HLQGH GHU ZHW LV &KULVWXV Daar d it w oord van d e m eest verreikend e beteekenis is voor d e w etsbeschou w ing d er Schrift, zoo is het van het grootste belang d at d it w oord goed verstaan w ord t. De Ap ostel p laatst in d it verband d e rechtvaard igheid , d ie u it d e w et is en d e rechtvaard igheid , d ie u it het geloof is, tegenover elkand er en voert ze beid e als p ersonen sp rekend in. De eerste zegt van d e w et: "De m ensch, d ie d eze d ingen d oet, zal d oor d ezelve leven." Doch w ie is in staat God s w et volkom en te ond erhou d en? Wie zal langs d ezen w eg ooit het leven verkrijgen? De w et zelve w ees d u s naar haar eind e. Zij w as benau w end en d eed alzoo bij d e vrom en het verlangen naar d en Wetsvervu ller ontstaan. Christu s is gekom en in d e volheid d es tijd s en heeft Zich gep laatst ond er d e w et, m et d it aangegeven d oel, RSGDW+LM GHJHQHQ GLH RQGHU GH ZHW ZDUHQYHUORVVHQ]RX Gal. 4:5. Door Zijne d ad elijke gehoorzaam heid volbracht H ij d e w et volkom enlijk en d oor Zijne lijd elijke gehoorzaam heid heeft H ij haar vloek volkomen ged ragen, en d it alles in d e p laats d ergenen, d ie zuchtten ond er d e w et als ond er een ond ragelijk, d ood d ru kkend ju k. Door het geloof in Christus krijgt men d eel aan Zijn verw orven gerechtigheid. Deze rechtvaard igheid voert d e Ap ostel hier sp rekend e in en d an hooren w e haar ernstig verm anen om niet te zoeken naar d e gerechtighid en behou d enis in d en hem el of in H ad es, d ew ijl ze in Christu s geschonken is. N iet zoeken in d e w et, ZLMO&KULVWXVKHWHLQGHGHUZHWLV. Antinomianen hebben in verled en eeu w en soms d it w oord m isbru ikt ten einde hunne w etteloosheid en band eloosheid er m ed e te rechtvaard igen en u it vrees voor d it schand elijk misbru ik hebben d e rechtzinnige d ogm atici en exegeten aan d it w oord in d en regel niet zijn volle kracht laten ervaren. Men vatte d it w oord veelal op in d en zin van Gal. 3:24,25, d at d e w et nam elijk als d e tu chtm eester naar Christus als het object heenw ees. In d it verband w ees m en er d an ook op d at d e w et eene schadu w d er toekom end e goed eren w as, Col. 2:17; H ebr. 9:9; 10:1; en d it is alles volkomen w aar, d och het staat voor ons ook vast, d at d e Ap ostel d it hier niet w il zeggen. And eren gingen een stap verd er en verklaard en d it w oord van Christu s als GH9HUYXOOHU of GHYHUYXOOLQJ d er w et. Ook d it is op zichzelf een grond ige w aarheid , d ie ons overvloed iglijk in d e Schrift geleerd w ord t. Men zie slechts Matth. 3:15; 5:17; Lu k. 2:21-24, 39; Joh. 4:34; 15:10; Rom . 5:19; Fil. 2:8; H ebr. 10:7. H et w oord hier 20

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

vertaald d oor eind e w ord t evenw el in geen enkel geval vertaald d oor vervu lling. H et w oord telos, hier gebezigd , beteekent in d en regel het tijd stip, w aarop iets op hou d t te bestaan, m et d e bijged achte, d at het d oel bereikt is en het d aarom afged aan heeft. De tw ee begrip p en van tijd seind e en d oeleind e liggen er d u s in besloten, d och het eerste begrip is het p rim aire, zooals m en u it d e volgen d e voorbeeld en, w aar d it w oord gebru ikt w ord t, zelf kan zien: "Die volstand ig zal blijven tot het HLQGH, d ie zal zalig w ord en," Matth. 10:22. "Gij zu lt hooren van oorlogen, en geru chten van oorlogen; ziet toe, w ord t niet verschrikt; w ant al d ie d ingen moeten geschied en, m aar nog is het HLQGH niet," Matth. 24:6. "En d it Evangelie d es Koninkrijks zal in d e geheele w ereld gep red ikt w ord en tot een getu igenis allen volken, en d an zal het HLQGH kom en," vs. 24. "En ind ien d e Satan tegen zichzelven op staat, en verd eeld is, zoo kan hij niet bestaan, m aar heeft een HLQGH," Mark. 3:26. "En H ij zal over het hu is Jacobs Koning zijn in d er eeu w igheid en Zijns koninkrijks zal geen HLQGH zijn," Lu k. 1:33. - "Want ook d e d ingen, d ie van Mij geschreven zijn, hebben een HLQGH," 22:37. - "Zoo heeft H ij hen liefgehad tot het HLQGH," Joh. 13:1. - "Want het HLQGH d erzelve is d e d ood , m aar nu, van d e zond e vrijgem aakt zijnd e, en God e d ienstbaar gem aakt zijnd e, hebt gij u w e vru cht tot heiligm aking, en het HLQGH het eeu w ige leven," Rom. 6:21, 22. - "Alzoo het u aan geene gave ontbreekt, verw achtend e d e op enbaring van onzen Heere Jezu s Christus, welke God u ook zal bevestigen tot het HLQGHtoe," 1 Cor. 1:7, 8. - "Daarna zal het HLQGH zijn, w anneer H ij het Koninkrijk aan God en d en Vad er zal overgegeven hebben." Maar genoeg, van d e een en veertig m alen d at d it w oord voorkom t in het N ieu w e Testament, komt het in d en regel voor als in d e gegeven voorbeeld en. Zelfs d e u itd ru kking KHW HLQGH GHV+HHUHQ van Jac. 5:11 w ijst op het eindp unt, w aarop d e w egen d es H eeren u itloop en. Al zou m en d it w oord hier behalve d e tijd sid ee ook d en zin w illen geven van vervu lling, term inus, object, d oeleind e, d an is ook d it ten volle van toep assing op hetgeen Christus in betrekking tot d e w et ged aan heeft, d och d e tijd sid ee m ag in geen geval w ord en u itgeschakeld . Zoo teekent d an ook Dr. D. H arting in zijn Grieksch Woord enboek op d e u itd ru kking van Rom . 10:4, d ie ons hier bezig hou d t, terecht aan: "Christu s w ord t het eind e d er w et genoem d , voor zoover d e ou d e bed eeling, als w etsverbond , m et H em een eind e neemt, 21

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

en d oor een nieu w e bed eeling vervangen w ord t." En d e Leid sche vertaling heeft hier terecht overgezet: "Christu s m aakte een eind e aan d e w et." Zoo hebben w e d an gezien, d at d e w et beperkt van d u u r w as. Word t ze nochtans HHXZLJ geheeten, d an is hierm ed e d e betrekkelijke eeu w igheid bed oeld , gelijk d it bijv. ook van d e besnijd enis gezegd w ord t. En niet alleen in Rom. 10:4, m aar op tal van and ere p laatsen w ord t ons d it tijd elijk karakter nad ru kkelijk geleerd . De w et is om d er overtred ingen w il d aarbij gesteld WRWGDW het zaad (d . i. Christu s) zou gekomen zijn, Gal. 3:19. 'H ZHW LV GH WXFKWPHHVWHU JHZHHVW WRW &KULVWXV PDDU DOV KHW JHORRI JHNRPHQ LV ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU RQGHUGHQWXFKWPHHVWHU Gal. 3:24, 25. Men leest d it w oord veelal alsof er stond : "De w et is onze tu chtm eester tot Christu s," d och d it zegt d e Ap ostel ju ist niet en dit zou hij voor w at ter w ereld ook niet hebben w illen zeggen, w ant hij sp reekt nad ru kkelijk in d it verband van Israël voor d e komst van Christu s en hij roep t met verheffing van stem u it tegen d e w etsd rijvers: "Maar als het geloof gekom en is, ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU RQGHU GHQ WXFKWPHHVWHU Israël zat in w elverzekerd e bew aring als in een gevangenis RQGHU GH ZHW, vs. 23. En hoelang d u u rd e d it? Laat hemzelf het antw oord geven: WRWRSKHWJHORRIGDW JHRSHQEDDUG]RXZRUGHQ Men zie ook H ebr. 7:12-19, w aar het eind e d er w et in bijzond erhed en is beschreven. En ook in 2 Cor. 3:7-9 sp reekt d e Ap ostel van d e w et als d e bed iening d es d ood s en d er verd oem enis tw eem aal als zijnd e in heerlijkheid JHZHHVW, terw ijl hij in vs. 11 er van zegt: "Want ind ien hetgeen TE N IET GEDAAN w ord t, in heerlijkheid w as, veel m eer is H ETGEEN BLIJFT, in heerlijkheid ." Wed erom w ord t ons hier nad ru kkelijk verzekerd , d at d e bed iening d er d ood en d e w et vernietigd is en tot het verled en behoort. Wie d erhalve toch nog d e w et w il nem en, om haar als w et voor d e Gemeente te bed ienen, d ient w el te bed enken, d at hij een bed iening d es d ood s u itoefent, eene bed iening d er verd oemenis, eene teniet ged ane heerlijkheid en d at hij alzoo d e w et niet w ettiglijk gebru ikt, en erger nog d e m eerd ere heerlijkheid d es Evangelies een slag in het aangezicht geeft. Ind ien er toch iets d u idelijk is in d e Schrift, d an is het w el d it, d at d e wet als w et alleen geld ige kracht zou hebben, totd at het beloofd e zaad zou gekom en zijn, w ant Christu s is het eind e d er w et. Sinai eischte eene volm aakte gerechtigheid, Christu s volbracht haar en gaf en geeft haar aan een 22

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

iegelijk, d ie in H em gelooft, lezer. Wat gij in d er eeu w igheid niet ku nt d oen, d at heeft d ie Dierbare ged aan. Geloof d an in H em en d an zu lt gij rechtvaard ig voor God staan alsof gij nooit eenige zond e gekend of ged aan had t. Doch laat ons tot recht verstand d er w et en haar gebru ik nog nad er stilstaan bij hetgeen Christus ged aan heeft in betrekking tot d e w et.

23

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

24

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,,, &+5,6786(1'(:(7 Christu s is het geheim d er w et, gelijk d er gansche God sop enbaring. Wie H em en Zijn w erk niet verstaat, kan onm ogelijk kom en tot een schriftmatig begrip d er w et. Laat ons d an zien, w at d e Schrift zegt in betrekking tot Christus’ hou d ing tegenover d e w et. En d an vraagt Joh. 1:17 hier allereerst onze aand acht. We lezen d aar: 'HZHWLVGRRU0R]HVJHJHYHQGHJHQDGHHQZDDUKHLGLVGRRU -H]XV &KULVWXV JHZRUGHQ Johannes sp reekt hier over d e vleeschw ord ing d es Woord s en zegt van Christu s, d at w ij u it Zijne volheid allen hebben ontvangen JHQDGH YRRU JHQDGH. Dit w as iets nieu ws in d e w ereld . Genad e w as er voorzeker ook reed s ond er Israël gew eest en d e vrom en had d en zich reed s m eermalen in d e goed ertierenhed en d es H eeren verheu gd , d och d it w as geschied ten sp ijt d er w et en w etsbed eeling, w ant d e w et kent geene barm hartigheid of genad e in eenigerlei vorm, H ebr. 10:28. Mozes' bed eeling d er w et en Christu s'bed eeling van genad e, zietd aar, d e eerste tegenstelling, d ie aan d ezen merkw aard igen tekst ten grond slag ligt. Mozes en Christu s vorm en meerm alen eene tegenstelling in God s Woord . Ze w aren beid e van God gezond en, w aren beid e Mid d elaars; w aren beid e getrou w en, had d en beid e een hu is of hu ishou d ing; in d eze p u nten w aren ze een. Overigens w as er tu sschen hen en hu nne hu ishou d ing d e grootste tegenstelling. Christu s' hu ishou d ing heeft meerd ere heerlijkheid , 2 Cor. 3:7-11; H ebr. 3:3. Mozes w as een d ienaar over eens and ers hu is, d at hij niet gebou w d had, terw ijl Christus Zoon en H eer over Zijn eigen hu ishou d ing w as. Men leze en bep einze d e schoone tegenstelling van H ebr. 3:1-6. De tw eed e tegenstelling van Joh. 1:17 is d ie van w et en genad e. Mozes gaf ook eenige genad e, d och d it gaf hij niet in d e w et als zood anig. Zooals reed s gezegd , d e w et kent geene genad e. Genade is God s onverd iend e en verbeu rd e gu nst jegens schu ld igen en d eze vind t men niet in d e w et als zood anig. De w et zegt: "Doe d at of vaar ter helle," w ant het w oord vervloekt heeft toch d ie beteekenis. Zij zegt nooit: "Doe u w best maar en d an zal God het straks w el goed m et u

25

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

maken." Zij heeft geen m ed elijd en met onze zw akhed en, geen toeschietelijkheid tegenover d e stru ikelend en. Zij eischt eenvou d ig gehoorzaam heid en wel eene volm aakte gehoorzaam heid , zood at zij nim m er zich ned erbu igt tot eene arm en tollenaar of w eenend e Magd alena. Zu lk een w et gaf God vanou d s d oor d e hand van Mozes. Zij w as god d elijk volm aakt, m aar volm aakt om een ied eren zond aar zond er ond erscheid ter hel te verw ijzen, w ant geen sterveling ond er d e zon kon volbrengen hetgeen in d e w et geschreven w as. Ze stru ikeld en allen d agelijks in vele. Doch in Christu s Jezu s is d e volheid d er liefd e God s aan schu ld igen geop enbaard . H ij veroord eelt niet naar d e w et een oversp elige, op heeterd aad betrap t, maar zend t haar m et liefd erijk verm aan vrij henen. Eene d erd e tegenstelling in d it vers, Joh. 1:17, is d ie van d e w et eenerzijd s en d e w aarheid and erzijd s. Was d e w et d an leu gen? O, neen, god d elijke w aarheid, m aar eene schadu w achtige w aarheid, eene schadu w of d u istere schets geheeten. Welnu, tegenover d eze schadu w en d er w et p laatst d e evangelist d e w aarheid als d e vervu lling, d e verw erkelijking d er w ettische schadu w en. Christu s Zelf is het lichaam , d at al d e schad u w en d eed vlu chten. N aar Zijn eigen w oord is H ijzelf d e belichaam d e en verp ersoonlijkte Waarheid . En d e vierd e tegenstelling eind elijk van d it w oord is d ie van d e w ijze, w aarop d e w et en d e genad e en w aarheid tot stand kw am en. Deze tegenstelling w ord t u itged ru kt d oor d e w erkw oord en JHJHYHQ en JHZRUGHQ. De w etgeving w as als het w are een enkele d aad, d och d e genad e en w aarheid zijn ons gew ord en in d en ontzaggelijken w eg d er verned ering en verbrijzeling van onzen H eiland . Zijne ned erige menschw ord ing, Zijn lijd en, sterven en begraven w ord en d e mijlp alen van Zijn bangen lijd ensw eg, d oor H em bew and eld , om ons d e genad e en w aarheid te d oen gew ord en. Bij Zijne kom st in d e w ereld had Christu s eene bep aald e Zend ing van Zijn Vad er in betrekking tot d e w et. Dit leert ons Gal. 4:4, 5, w aar w e vervolgens een vluchtigen blik op w enschen te slaan. We lezen d aar d eze w oord en: "Maar w anneer d e volheid d es tijd s gekomen is, heeft God Zijnen Zoon u itgezond en, gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et w aren verlossen zou, en op d at w ij d e aannem ing tot kind eren zoud en

26

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verkrijgen." - Kortheid shalve w enschen w e over d it m erkw aard ig vers slechts enkele zaken aan te stipp en. De Zoon is XLWJH]RQGHQ van d en Vad er. N iet gezond en, m aar u itgezond en. De Vad er zond H em u it het binnenste van Zijn liefdevol hart, u it het binnenste van Zijn schoot, w aarin H ij gesp eeld had . H ij zond H em op een bepaald en WLMG, d e volheid d es tijd s, d. i. toen d e tijd , in Zijn raad bep aald en in Zijn Woord beloofd , vervu ld w as. H ij zond H em op een bep aald e ZLM]H, nam elijk u it eene Jood sche m aagd , d ie ond er d e w et van Mozes stond en zoo is ook d e Zoon gew ord en RQGHU GH ZHW H ij verscheen niet alleen als m enschenkind, m aar ook als Jod enkind . Daarmed e m aakte H ij Zich gelijk aan een m ind erjarige, een onmond ige, een d ienstknecht, d ie in het m id d en Zijner volgeren w as als een d ie d iend e. *HZRUGHQRQGHUGHZHW. Welke w et, zoo heeft m en hier gevraagd en m en heeft geantw oord , d at d e cerem oniëele w et hier bed oeld zou zijn en dan heeft m en gew ezen op Zijn besnijd enis, Lu k. 2:21; op Zijn voorstelling in d en temp el, vs. 22; op Zijn d oop , d ie geschied d e om aan alle gerechtigheid te vold oen, Matth. 3:15, en op Zijn betalen van tol en schatting, Ex. 30:13, Matth. 17:24-27, alsmed e Zijn op gaan naar d e hooge feesten te Jeru zalem . Wij d w alen echter, zoo w ij m eenen, d at d e Ap ostel d it bed oelt m et het JHZRUGHQ RQGHU GH ZHW Men verlieze niet u it het oog d at Pau lus, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, bij het begrip w et d enkt aan d e gansche Mozaische w et en w el voornam elijk aan d e w et d er zed en, aangezien d e w etd rijvers d eze inzond erheid w ild en gebru iken, om d aarmed e hunne zaligheid te verd ienen. Men zal hierop vragen, hoe het mogelijk is d at Christu s ond er d e w et d er zeden is gew ord en. H et w oord JHZRUGHQ w ijst er im mers op , d at H ij eerst niet ond er d e w et stond , maar bij Zijn geboorte in d e volheid d es tijd s d aarond er is gekom en. H et w erkw oord w ord en d u id t altijd een overgang aan u it d en eenen staat tot d en and eren. In w elken zin kan nu d an van d en Zoon gezegd , d at H ij ond er d e w et is gaan staan. Gold d e volmaakte eisch d er gehoorzaam heid vroeger voor H em d an niet? Mocht H ij toen d an soms ongehoorzaam zijn? Dat zij verre! Voor Zijne menschw ord ing stond H ij als d e Zone God s, als Wetgever ERYHQ d e w et, d och nu ging H ij niet als God , noch u itslu itend als w aarachtig m ensch, m aar als d en Mid d elaar ond er d e w et staan. Als Zoon van God w as H ij boven d e w et, nu steld e H ij Zich als d ienstknecht er ond er. In d it licht alleen kan 27

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

men verstaan d e w ond erlijke u itsp raken van H ebr. 2:10; 5:9; en Fil. 2:7, 8. De w et, w aarond er Christu s Zich steld e d eed tw eeërlei: zij eischte een volmaakte gehoorzaam heid en zij eischte een onherroep elijken vloek. Christu s heeft haar op d it tw eetal pu nten volkomen genoeg ged aan. H oew el Zijne gehoorzaam heid w ezenlijk een w as tegenover d en w il Zijns Vad ers, zoo kan men haar toch gevoegelijk ond erscheid en in eene d ad elijke en lijd elijke. De d ad elijke betoond e zich in een GRHQ van d e gansche w et en d e lijd elijke in een lijd en en d ragen van d en vloek d er w et. Christus is een YORHN gew ord en voor ons, w ant er is geschreven: "Vervloekt is een iegelijk, d ie aan het hou t hangt." Dit w oord roep t ons m et een afgrijselijk tafereel in het leven van Ou d -Israël voor d en geest. Zietd aar, een hoop volk d at een misd ad iger, d ie tegen d e w et van Mozes gezond igd heeft, u itleidt tot bu iten d e p oort d er stad . De ou dsten leggen thans p lechtig d e hand en op hem ten teeken d aarvan, d at zij zich en d e gansche schare zu iveren van d en sm et, d ie op d ezen gru w el ligt en symbolisch brengen ze d ien op d ezen ramp zalige over. Al is d aar een moed er, d ie gilt: "Ach, sp aar mijn zoon!" naar hare jam m erklachten w ord t niet gehoord , w ant er is geene barmhartigheid . Men grijp t naar steenen en rotsklomp en, d ie alom op d en rotsachtigen bod em liggen en men beijvert zich om d en eenen steenklom p na d en and ere op den misd ad iger te d oen ned erd alen. H artd oord ringend kermt en krijt d e ongelu kkige, d och men gooit al m aar d oor m et d e steenen, totd at zijn lichaam een bloed erige massa is gew ord en en d e d ood is ingetred en. Daarop haalt men het bebloed e en gekneusd e lijk van ond er d e steenen te voorschijn en hangt het aan een p aal op een eenzaam veld , w aar straks d e roofvogels op hetzelve neer zu llen strijken. Wat w as nu d e bed oeling van d it akelig en afgrijselijk schou w sp el? Was het alleen om Israël een heilzamen afschrik van d e zond e te geven? N een, het beteekend e, d at d eze m ensch een totaal verw orp ene w as, beid e van d en hem el en van d e aard e, van God en m enschen. De aard e sp u w d e hem u it en d e hem el w ild e hem niet ontvangen. H ij w as een d oor Mozes' w et gevloekte. En, o lezer, alzoo heeft d e w et m et onzen H eiland ged aan. +HWEHKDDJGHGHQ+HHUH+HPWHYHUEULM]HOHQ, Jes. 53:10. Dit hou d t het in, d at H ij RQGHU GH ZHW gew ord en is; H ij kw am ond er haar vloek, getu ige slechts Gethsemane en Golgotha.

28

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

En m et w elk d oel d eed H ij d it alles? Om te verlossen, letterlijk YULM WH NRRSHQ, d ie ond er d e w et w aren en om hen tevens het zoonschap in d ien w eg te verw erven. De slaven d er w et en d e slachtoffers d es vloeks kocht H ij vrij met Zijn d ierbaar bloed . Door een genad ige toerekening, zoo aanbid d elijk als heerlijk, rekent God d e Rechter hen nu Zijne gehoorzaam heid d er w etsvervu lling toe en rekent H ij d ien ged ragen vloek als d oor hen w egged ragen. Om alle begrip sverw arring te voorkom en, zij hier als terloop s op gem erkt, d at Christu s een d rieërlei gerechtigheid bezat, nam elijk, als d e Zoon God s, als rechtvaard ig mensch, en d eze god d elijke en p ersoonlijke gerechtigheid zijn hu n niet toegerekend , w aren p er sé onmed ed eelbaar, d och d e gerechtigheid , d ie H ij als plaatsvervangend Borg en Mid d elaar verw ierf in onze p laats, d eze heeft God hun, d ie ond er d e w et zaten, zond er u itzicht om er ooit ond er w eg te komen, toegerekend om niet, w ant w ij w ord en om niet gerechtvaard igd d oor d e genad e, d ie in Christus Jezus is. Door d e gehoorzaam heid van d ien Eenen zijn velen rechtvaard ig gem aakt, Rom . 5:19. H ij d ie geene zond e gekend heeft, heeft H ij zond e voor ons gem aakt op d at w ij zou d en w ord en rechtvaard igheid God s in H em, 2 Cor. 5:21. Als H ij aan het eind Zijns levens kan zeggen: "Vad er, Ik heb U verheerlijkt op d e aard e," Joh. 17:4, en verd er: "Ik heb YROHLQGLJGKHWZHUN, d at Gij Mij gegeven hebt om te d oen," d an w ord t d it alles ons volkomen toegerekend . H oe heerlijk is d it, nietw aar? N iet alleen heeft d e w et nu alle rechten en aansp raken op ons verloren, m aar w ij zijn ook terzelfd er tijd in d e p ositie van volw assene, mond ige zonen gesteld, d ie in d en raad slag d es Vad ers zijn op genom en en aan geen leiband van allerlei w ettische bep alingen en regelen meer gebond en behoeven te w ord en. Onze vrijheid is volkomen. Geen enkele band of ju k is overgebleven, behalve d e band d es Woord s en het zachte ju k van Christu s. En Zijne gebod en zijn niet zw aar, 1 Joh. 5:3; zijn geen knellend, ond ragelijk, d ood end ju k als het ju k d er Mozaische w et. Wanneer w ij blikken op het w erk d er w et van onzen geliefd en Zaligm aker, Die ons zoo u itnem end heeft liefgehad, d an zingen w ij: ,,’k H eb Jezu s lief. H ij heeft God s recht vold aan. Geen vloek d er w et kan im m ermeer mij treffen, H ij d roeg d en vloek en bracht verzoening aan. Zoo, Sinai, zw ijg, Zijn bloed sp reekt m ij vrij. O w ond er van gena, ja, ook voor m ij."

29

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Wij hebben nu d an gezien, d at Christus het HLQGH d er w et is, d ew ijl H ij haar 9HUYXOOHU is en d at H ij langs d ien w eg tevens d e 9HUORVVHU is gew ord en d ergenen, d ie ond er d e w et w aren. H ij heeft voor ons, in onze p laats d e w et vervu ld en haren vloek ged ragen, zood at God in Zijne genad ige toerekening ons aanziet, alsof w ij d it alles in eigen p ersoon ged aan had d en. Zien w ij vervolgens, d at Christu s ook d e 8LWOHJJHU van d en rechten zin d er w et is. Israël globaal genomen, heeft d e w et nooit recht begrep en. H et volk m eend e althans in d e d agen van Christu s d at het d oor d e ond erhou d ing d er w et het leven kon verd ienen. Men d enke zich d eze d w aasheid eens recht in. De bed iening d es GRRGV en d er YHUGRHPHQLV w ild e men gebru iken als mid d el tot ingang in het leven. Ofschoon d e H eere zoo m enigmaal d en overtred er d er w et vervloekt had , d . i. ter helle verw ezen had , zoo w ild en ze d esniettegenstaand e d ezen ingang d er hel tot ingang d es hem els gebru iken. Kan het blind er en d w azer? En toch, w ie u it d e Christenheid zal d en eersten steen op Israël w erp en? Welk genootschap zal hare hand in d en boezem steken, d at zij er rein w ed er u itkomt? Want is d e m eening niet alom verbreid , d at m en d e w et ond erhou d en moet, zoo al niet ter rechtvaard iging, d an toch ter heiliging en tot een bew ijs van d ankbaarheid ? Ond er d it blind e Israël d an, d at zijn eigen w et en p rofeten niet begreep , is Christu s op getred en als d e w are Uitlegger d er w et. H ij legd e m eer d an eens haren verborgen w ortel bloot, als H ij aantoond e aan het oversp elig geslacht Zijner d agen, d at liefd e tot God en d en naaste d e grond slag is van d e w et en d e p rofeten. Wie d u s niet in d e liefd e w and eld e, d ie schond d e w et en w as schu ld ig aan haren vloek, al d roeg hij d e rollen d er w et ook in d e slipp en van zijn gew aad en al vertiend e hij ook getrou w al d e kleine tu invru chten. Wie d e w et netjes meend e te hou d en en op zekeren hoek d er straat eene vrou w aanzag om haar te begeeren, d ie had alreed e oversp el in zijn hart m et haar ged aan, Matth. 5:28, en w erd d us getroffen d oor d en vloek d er w et. H ij toont aan, d at geen sterveling het recht heeft om d e w et te ontbind en. H ij heeft d it Zelf niet ged aan, (w ijl H ij niet is gekom en ' om d ie te ontbind en, m aar om haar te vervu llen, Matth. 5:17-19. H ij w ijst op d en GXXU d er w et als H ij zegt: "De w et en d e p rofeten zijn WRWRS-RKDQQHV," Matth. 11:12, 13; Lu k. 16:16. Als H ij zegt, d at geen jota of tittel d er w et zal voorbijgaan zond er vervu ld te w ord en, d an d enkt hij d aarbij 30

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kennelijk aan heel het Ou d e Testament, Matth. 5:18; Lu k. 16:17. H ij verw eet het geslacht, w aarond er H ij op trad , en d at zich verhoovaard igd e op d e w et, d at het in w eerw il van hun roem en op d e w et, haar niet hield , als H ij zeid e: "H eeft Mozes u niet d e w et gegeven? HQ QLHPDQG YDQ X GRHW GH ZHW Joh. 7:19. In d it w oord alsm ed e u it Joh. 8:17 bew ijst H ij, d at H ij d e w et van Mozes niet als d e Zijne beschou w d e. H ij zegt niet ten op zichte van Mozes’ w et: "Zalig zijt gij zoo gij d ezelve d oet," en toch heeft H ij in Joh. 13:17 d it w oord gesp roken, d och in toep assing op d e d ienend e liefd e, w aarvan H ijzelf ju ist zu lk een heerlijk voorbeeld had gegeven in d e voetw assching. Tot iem and echter, d ie zich op Mozaisch standpu nt p laatst, zegt H ij: "Wilt gij in het leven ingaan, ond erhou d d e gebod en," Matth. 19:17, terw ijl H ij verd er nad ru kkelijk verklaart, d at H ij ged acht w il hebben aan d e w et d er tien gebod en, vs. 18, 19. En eind elijk heeft H ij Zijn eigen w et gegeven in d eze w oord en: "Dat gij elkand er liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb." H ij neem t hier d erhalve d en verborgen w ortel d er alou d e w et en geeft haar een nieu w en vorm , w ant d e Jood sche en w ettische vorm en vervallen hier. H ij geeft d it nieu w gebod niet als d e w et van Mozes ond er d ond er en bliksem en aard beving, maar ond erw ijl d e jongeren aan Zijn borst leu nd en. H ij geeft d it gebod niet naar d en ou d en d rijfveer, d at H ij ze u it Egyp te u itgeleid heeft, maar naar een nieu w m otief, een veel eenvou diger bew eegred en, d eze nam elijk, d at H ij hen KHHIW OLHIJHKDG. Dit nieu w e gebod w erd voorts naar een nieu w m od el gegeven, voor een nieu w e taak en eene nieu w e bed eeling, d e bed eeling d es Geestes en d er genad e God s. Een ou d boek en toch in een volslagen nieu w e ed itie, tot onherkenbaar w ord ens toe verand erd en verbeterd , zoo is d it nieu w e gebod . Terecht heeft iemand het vergeleken bij een ou d en zilveren beker, d och om gesm olten, geheel om gegoten en m et and ere nam en, graveerselen en versierselen er ingegrift. Dat Christus m et d it nieu w gebod w ezenlijk iets nieu w s bed oeld e als in tegenstelling m et het ou d e en voorbijgegane, kan ons blijken u it Joh. 13:34, 35; 14:15, 21, 23; 15:10-12. En d at d e Ap ostelen hun Meester du s en niet and ers hebben begrep en is u it d e volgend e p laatsen d u id elijk: Rom . 13:8-10; Gal. 5:13, 14; Ef. 5:1; 1 Tim . 1:5; 1 Joh. 2:3; 3:24; 5:3. Zij hield en zich aan d e w et d es Geestes d es levens in Christu s Jezu s. Rom. 8:3, aan d e volmaakte w et, d ie d er vrijheid is, Jac. 1:25, in een w oord , GHZHWYDQ&KULVWXV, Gal. 6:2. Wat d u nkt u, w aard e 31

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

lezer, zu llen w ij ons niet hou d en aan d it Ap ostolisch voorbeeld en staan in d e vrijheid , w aarm ed e Christu s ons vrijgemaakt heeft? Zie, het ou d e is voorbijgegaan en het is alles nieu w gew ord en.

32

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,9 '(:(7(1+(7(9$1*(/,( Wet en Evangelie vorm en eene tegenstelling, w aarvoor het oog d er geloovigen m aar al te w einig is geop end. Ongetw ijfeld is d it te verklaren u it het feit, d at m en niet kent d e verschillend e bed eelingen in d e hu ishou d ing God s en niet kent of w il erkennen het groot ond erscheid tusschen Israël en d e Gemeente. H et heeft God e behaagd , om in d e u itw erking van Zijn raad ter verlossing Zijne w eld ad en niet altoos op d ezelfd e w ijze aan d e m enschenkind eren te op enbaren. H ij hand eld e m et d en m ensch gansch and ers in het Parad ijs d an bu iten het Parad ijs, voor d en zond vloed . N a d en zond vloed w eer and ers d an voor d en grooten vloed in w at w ij meerm alen noemen, d e eerste w ereld . Bij Abraham ' s roep ing sloeg H ij w eer een gansch and eren w eg in, terw ijl H ij m et Israël bij H oreb w eer een and ere bed eeling, d. i. u itd eeling, toebed eeling Zijner gu nstbew ijzen gaf. Met d eze verschillend e bed eelingen d enken w e niet aan verschillend e Gem eenten of nieu we fund amenten d er zaligheid , d och w el aan gansch verschillend e hu ishou d elijke w erkzaam hed en God s om d en zond aar d oor het bloed d es Lam s te red d en. In het w ezen d er zaak gaf God altoos hetzelfd e: GH]DOLJKHLGLQ&KULVWXV'LHNRPHQ]RX, d och H ij gaf haar op ond erscheid ene w ijze en d an w el zoo, d at elke nieu w e bed eeling eene nadere op enbaring ontving van enkele Zijner god d elijke d eu gd en. H ij gaf steed s eenig m eer licht en d esw ege m eer verantw oord elijkheid . Zoo nu w as er ook eene bed eeling, d ie zich kenmerkte d oor d e w et en tallooze w ettische bep alingen. Waar regel op regel is d aar is geene vrijheid . Wie heeft som s niet een kind op zw aarm oed igen toon hooren klagen: "Ik m ag ook niets," w ijl een niet al te verstand ig ou d er het ond er het knellend ju k van allerlei w ettelijke bep alingen bracht. Zoo nu ongeveer w as het ook m et Israël, hoew el God natuu rlijk in Zijne gad elooze w ijsheid d ezen tu chtm eester had gegeven. Ond er Israël w erd letterlijk alles geregeld en beheerscht d oor d e w et. Geen os en ezel m ochten sam en voor een p loeg of w agen gesp annen, geen tw ee soorten zaad m ochten op een akker gestrooid , geen tw ee soorten

33

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kleed ing m ochten in een kleed ingstu k sam en genaaid w ord en. De w etten liep en over het w eggeloop en vee, over een gevallen ezel, over mannen- en vrou w en-gew ad en, over een vogelnestje met m oed er en jongen en over een leuning op het d ak, Deu t. 22:1-12. In het Evangelie vind en w ij d it niet. Pau lus toornt tegenover d e valsche leeraars, d ie d e Gem eente m et allerlei inzettingen w illen belasten. Wat w ord t gij, zoo roep t hij u it, alsof gij in d e w ereld leefd et, m et inzettingen belast? N amelijk raak niet, smaak niet en roer niet aan, Col. 2:20,21. Alle genootschapp en hebben voor eeu w en aaneen gep oogd , om hu n eigen systeem van kerkrecht, kerkregeering, kerkinrichting en w ijze d er kerkelijke vergad eringen met d e Schrift te rechtvaard igen, d och het is hun nooit ten volle m ogen gelu kken, om d e eenvou d ige red en, d at d e H eere Zijne m ond ige en vrije Gemeente geen ju k van regelen heeft op gelegd . 'H ZHW ZHUNW WRRUQ en H ij w ild e Zijne lieve bru id niet toornig m aken. Israël had d an ond er d e w et geene vrijheid , d och w as als een onm ond ig kind eke ond er allerlei voogd en en verzorgers gesteld , terw ijl d e Gemeente d e aanneming tot zonen heeft verkregen en als een volw assen en m ond ig zoon d oor H em behand eld w ord t, Gal. 4:1-7. Een tw eed e punt van tegenstelling is d it, d at d e w et onm achtig en krachteloos w as om Israël te rechtvaard igen of te heiligen, terw ijl het. Evangelie een kracht God s tot zaligheid is een iegelijk d ie gelooft, Rom . 1:16. De RQPDFKW GHU ZHW, zietd aar, een ond erw erp van het allerhoogst belang, d och ons bestek ged oogt niet om er m eer d an een enkel w oord aan te w ijd en. Men zou ku nnen m eenen, d at d e term RQPDFKWGHUZHW eenigszins onvoegelijk is in toep assing op d e w et d es H eeren, d ie volm aakt, heilig, rechtvaard ig en goed geheeten w ord t, d och d e Schrift zelf gaat ons hierin voor. Men zie slechts naar Rom. 2:17-29. De Ap ostel sp reekt d aar een Jood aan, d ie op d e w et ru st, zooals w ij nog zeggen van iem and , d at hij op zijn lau w eren ru st, roem t op d en God van Israël, een fijnp roever is in god sd ienstzaken, of gelijk w ij thans zou d en zeggen, een fijnen ketterreuk heeft, en gecatechiseerd is in d e w et, zooals er letterlijk staat, een kastijd er is d er onw ijzen en een leermeester d er onw etend en, ofschoon hij niet het w ezen, maar slechts d en vorm d er kennis en d er w aarheid heeft in d e w et. Doch d iezelfd e man, d ie daar w elbehagelijk ru st op d e w et, en in zijn hoogheid and eren leert, leert zichzelven niet, en terw ijl hij and eren d e 34

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w et tegen d iefstal voorhou d t, steelt hij zelf. H et zevend e gebod d reu nd e hij and eren in d e ooren, zood at het d en hoord ers w as alsof d e Sinai op nieu w d ond erd e, d och zelf bed reef hij oversp el. Van d e afgod en, o foei, hij gru w d e ervan, d och zelf beroofd e hij d en tem p el d er H eid enen, in w ier m id d en hij w oond e. En d oor d it alles w erd hij oorzaak, d at d e naam d es H eeren ond er d e H eid enen gelasterd w erd . Zooals het in Pau lu s’ d agen w as, is het hed en ten d age nog, er zijn d u izend en van strenge w etp red ikers, d ie zelf d e w et d er liefd e, zoo niet d e w et d er tien gebod en m et voeten tred en. Dit toont, d at er in d e w et geene macht ter rechtvaard igheid of heiligheid gevond en w ord t. H et zou onmogelijk zijn om van harte op Christu s te leunen, in H em te roem en en H em te ond erw ijzen en niet geheiligd te w ord en, d och m et d e w et kan men d it zeer gem akkelijk d oen. Voorts is d e w et onm achtig d oor haren bep erkten w erkkring. Wij w eten, zegt d e Ap ostel, d at DOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRW KHQGLHRQGHUGHZHW]LMQ Rom. 3:19. In het Grieksch is hier sp rake van d egenen, d ie in d e w et zijn. H et beeld van d e gevangenis en gevangenbew aard er zw eeft d en Ap ostel hier voor d en geest evenals in Gal. 3:22, 23. Plaats nu tegenover d it w oord d es Ap ostels d at and ere: *LM]LMWQLHWRQGHUGHZHWPDDURQGHUGHJHQDGH Rom . 5:20. Waar nu d e w et alleen m aar macht heeft om te sp reken tot hen, d ie ond er of in haar zijn en d e geloovigen thans niet ond er haar zijn, d aar ligt d e natuu rlijke gevolgtrekking voor d e hand, d at d e w et geene m acht heeft om te sp reken, te eischen of te vloeken ten opzichte van ons, d ie ond er d e zoete heerschap p ij d er genad e leven. Zij sp reekt alleen tot hen d ie ond er haar zijn, Rom . 3:19 ; w ij zijn niet ond er haar, Rom . 6:20, d u s sp reekt zij niet tot ons. De w et kan w el kennis d er zond e geven, doch zij vermag d e zond e zelf niet w eg te nem en, w ant u it d e w erken d er w et zal geen vleesch gerechtvaard igd w ord en, Rom . 4:20; Gal 2:16. Wel verre van d e zond e w eg te nemen, roept d e w et haar ju ist te voorschijn, w ant ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG Rom. 7:8, 9. De w et d oet d e zond e ook niet ontstaan, d och stelt haar eigenlijk karakter als overtred ing in het licht, gelijk w ij reed s vroeger hebben gezien. De w et is niet d e eigenlijke oorzaak, m aar w el d e aanleid end e en mid d ellijke oorzaak d er overtred ingen, w ant w aar geene w et is, d aar is geene overtred ing. Werp een d am in een bru ischend en stroom en d an zu llen d e w ateren al 35

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

onstu im iger gaan schu im en. H et is m et d e w et als m et d e zon, d ie d e eieren van een ad d er u itbroed t en toch niet d e oorzaak van het gif d es ad d ers is; verp estend e d amp en u it het m oeras d oet op stijgen en toch niet d e oorzaak d er tew eeg brengend e verp esting is. De zon brengt alleen m aar d e ad d ers en d e giftd amp en tot op enbaring. En d it d eed d e w et m et d e zond e, en evenmin als d e zon d e ad d ers en d e p estw almen kan w egnemen of beteu gelen, zoo m in kan ook d e w et d it d e zond e d oen. Dit geld t van alle w etten. De p rohibitie heeft een vloed golf van w etteloosheid voortgebracht. Volgens Seneca had een Rom einsche w et tegen vad erm oord m eer vad ermoord en tengevolge. 'H NUDFKW GHU ]RQGHLVGHZHW 1 Cor. 15:56. 'HZHWZHUNWWRRUQ, gelijk een zw eep d it d oet bij een schichtig p aard . Een rijke w enk ten op zichte van d e onm acht d er w et w ord t ons gegeven in Rom . 8:3. De w et w as krachteloos (om te rechtvaard igen) d oor het vleeseh. In het vleesch w oont ten eeu w igen d age geen goed , maar alleenlijk het kw ad e. H et is echter niet alleen het vleesch d at zich van bu iten af tegen d e w et aankant en verzet, d at haar zoo krachteloos maakt, d och ook "d e w et eens vleeschelijken gebod s," H ebr. 7:16, zelve. De w et staat, om zoo te zeggen, niet op het niveau van d en Geest, m aar op d at d es vleesches, d ew ijl zij berekend w as op een volk, d at nog een vleeschelijk klein kind gelijk w as, een volk d at d en H. Geest nog niet had ontvangen, gelijk d e Gemeente Dien nu in zich heeft w onen om haar in alle w aarheid te leid en. Vanw ege d it vleeschelijk karakter w ord t d e w et in H ebr. 7:18 ]ZDN en RQSURILMWHOLMN genoem d , d ie JHHQ GLQJYROPDDNW heeft, vs. 19. Dit is het eigenaard ige d er w et, zij eischt het volm aakte, d och zij heeft geen d ing volm aakt. Desw ege heeft zij ook nooit een enkelen zond aar tot volm aking gebracht. Doch w at lezen w e ond er het Evangelie? *LM]LMWYROPDDNWLQ+HP, Col. 2:10. H oe zal nu d an een w et, d ie geen d ing volm aakt heeft, eene volm aakte Gem eente volm aken? H et antw oord hierop d ient tw eeërlei te zijn: "Zij kan het niet d oen en zij behoeft het niet m eer te d oen." Men leze en bep einze in d it verband ook Gal. 3:21 en H ebr. 10:1. Op d e eerste p laats w ord t gezegd , d at d e w et niet verm ag te rechtvaard igen en op d e tw eed e d at zij niet verm ag te heiligen. Ond er d e w et w erd nim m er d e rechte vred e d es gew etens gesmaakt, zooals d ie ond er het Evangelie gekend w ord t. De w ettische offerd ienst NRQ QLHW KHLOLJHQ QDDU KHW JHZHWHQ, H ebr. 9:9, en op 36

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zichzelf slechts een UHFKWYDDUGLJPDNLQJ GHV YOHHVFKHV, vs. 10, verleenen. Zelfs d e H oogep riesters, d ie d en dienst p leegd en, behield en toch steed s, in w eerw il van al het offerbloed d er bokken en stieren HHQ JHZHWHQ GHU ]RQGHQ H ebr. 10:2. Alle jaren op d en grooten Verzoend ag verkregen ze bij vernieu w ing w ed er een p ijnlijke zelfbew u stheid d er zond en. Ju ist d ew ijl d at offer telken jare op nieu w w ed er gebracht moest w ord en, gevoeld en ze het zoo sm artelijk, d at het onmogelijk w as, d at het bloed van stieren en bokken d e zond e w egnam , H ebr. 10:4, en zu llen ze ook p ijnlijk gevoeld hebben het gem is aan d at eenig slachtoffer, d at in eeu w igheid volm aakte d egenen, d ie geheiligd w ord en, vs. 14. Dit laatste is ond er het Evangelie een vold ongen feit gew ord en. H et bloed van het volm aakte Lam God s heeft gestroom d en heeft d e zond e d er w ereld w eggenom en. De Schrift getu igt het ons, ons gew eten getu igt het ons "en d e H eilige Geest getu igt het ons ook," Hebr. 10:15. In 2 Cor. 3:7-18 w ord t ons een schoone tegenstelling gegeven tusschen d e w et en het Evangelie. Dat d e letter, d ie d ood t, d aar d e w et beteekent is thans d e ged achte van alle verklaard ers. De tegenstellingen zijn d aar als volgt: De w et is gegrift in steenen tafelen, het Evangelie d oor d en Geest in d e vleeschen tafelen d es harten. De w et d ood t, d e Geest m aakt levend . De bed iening d er w et w as een bed iening d es d ood s en d er verd oem enis, d e bed iening d es Evangelies is een bed iening d er verzoening, 2 Cor. 5:18, en een bed iening d er rechtvaard igheid . De bed iening d er w et is in heerlijkheid GEWEEST, d ie d es Geestes IS YHHOPHHULQKHHUOLMNKHLG. De bed iening d er w et is WHQLHWJHGDDQ, d e bed iening d es Geestes is KHWJHHQEOLMIW. Bij d e te niet ged ane glorie d er w et zijn Israëls zinnen verhard gew ord en en hebben ze in het lezen d es Ou d en Testam ents een d eksel op het aangezicht gekregen, d och "w aar d e Geest d es H eeren is, ald aar is vrijheid . En w ij allen, met onged ekten aangezichte d e heerlijkheid d es H eeren als in eenen sp iegel aanschou w end e, w ord en naar hetzelfd e beeld in ged aante verand erd , van heerlijkheid tot heerlijkheid , als van d es H eeren Geest." Ond er d e w et w as het u iterst m oeilijk om WRHJDQJ tot God te verkrijgen. Dit gold zelfs van d e Oostersche m onarchen in het algemeen. Jozef' s broed ers m ochten zijn aangezicht niet aanschouw en d an op d e voorw aard en d oor hem gesteld , Gen. 44:23. Absalom m ocht 37

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

voor een tijd niet in David s koninklijke tegenw oord igheid verschijnen, terw ijl ook Esther op p ijnlijke w ijze heeft ervaren w at het inhield om te verschijnen in d e tegenw oord igheid van een Oostersch d esp oot, 4:11; 5:2. Volgens H ebr. 12:18-21 w aren d e om heiningen rond om d en berg d er w etgeving sym bolen, d ie d e m oeilijkheid van d en toegang tot d en Allerhoogste afteekend en. In d en tabernakeld ienst w as d e toegang eveneens zeer bezw aarlijk. In Nu m eri w ord t ons vijfm aal herhaald , d at d e vreem d eling, d ie het w aagd e om te nad eren tot het heiligd om ged ood moest w ord en, 1:51; 3:10, 38; 16:40; 18:7. Zelfs d e Kenathieten, d ie in am btelijke hoed anigheid d e vaten d es H eeren d roegen, m ochten geen heilig voorw erp aanraken en zij mochten ook "niet inkom en om te zien," op d at zij niet stierven. Doch ond er het Evangelie is GHYHUVFKH HQ OHYHQGH ZHJ gebaand en hebben d e geloovigen YULMPRHGLJKHLG RP LQ WH JDDQ LQ KHW KHLOLJGRP GRRU KHW EORHG YDQ -H]XV H ebr. 10:19-22. H et voorhangsel is bij het sterven van het d ierbaar Lam God s gescheu rd, Matth. 27:51. Terecht is op gemerkt d at het ond er d e w et, op d e eene u itzond ering na van d en H oogep riester op d en grooten Verzoend ag, een gew issen d ood inhield om binnen te gaan, thans is het een w isse d ood , zoo men bu iten blijft. Christus is d e d eu r d er schap en en d e ZHJ. Het H ebreeu w sche w oord voor p riester is &RKHHQ d at zeggen w il QDGHUHQWRHWUHGHQ. Welnu d e geloovigen d es N ieuw en Verbond s zijn naar Petru s’ w oord allen p riesters, ja zelfs een koninklijk p riesterd om , 1 Petr. 2:9 . Doch w aar blijven w ij, ind ien w ij zoo d oor w ild en gaan, om te w ijzen op d e tegenstelling van w et en Evangelie? De w et is hoofd zakelijk negatief, het Evangelie is p ositief; d e w et geeft ons d ood en d oem, het Evangelie het eeu w ig leven. De w et zegt: 'RHHQOHHI, het Evangelie: /HHIHQGRH. Ond er d e w et hand eld e God m et Zijn volk als een arend, d ie ru w zijn jong u it het nest schu d t, Deu t. 32:11, ond er het Evangelie komt d e H eiland m eer teed er als een hen, d ie hare kiekens ond er d e vleu gelèn bijeen w il vergad eren. Ond er d e w et w erd d oor het eerste w ond er w ater in bloed , Ex. 7:19, 20; ond er het Evangelie w erd d oor Christu s'eerste w ond er het w ater in w ijn verand erd , Joh. 2:9, 10. H et w ettisch ju k w as ond ragelijk, H and. 15:10; Gal. 5:1; Christu s'juk is zacht. De w et hield Israël als in een gevangenis besloten, Gal. 3:22, 23; w ij m ogen thans ons heensp oed en om d e blijd e bood schap te brengen ond er d en ganschen hemel. Mozes, d e w etgever, kan Israël niet in 38

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Kanaan leid en, Jozu a, d e typ e van Jezu s, d en Zaligm aker, kon d it w el. Ond er d e w et kon d e p riester d e m elaatschheid, beeld d er zond e, ond erzoeken en rein verklaren, d och Christus PDDNWH ze rein. De w et w as WRWGHQWLMGGHUYHUEHWHULQJ, H ebr. 9:10; Christus is m et ons tot aan d e voleind ing d ezer bed eeling, Matth. 28:19. De w et m aakte niet volm aakt, d e EHWHUH KRSH, d ie w ij bezitten, w el, H ebr. 7:19. De w et is gegeven aan een volk, d och het veld d es Evangelies is d e geheele w ereld , Matth. 13:38; 28:19. De w et w il u itslu itend het strenge recht, zond er barm hartigheid , het Evangelie is gegrond op Christu s’ rechtsvold oening en heeft lu st in barm hartigheid . De w et had haar bu rgerschap in Kanaan, ons bu rgerschap is in d e hem elen. H et Evangelie is w at d e w et nooit bed oeld e te zijn of w ezen kon, een blijd e bood schap d er zaligheid , 1 Tim . 1:15; een kracht God s tot zaligheid, Rom . 1:16; 1 Cor. 1:18; een w oord d er zaligheid , d er genad e en d er verzoening, H and. 13:26; 14:3; 20:32; 2 Cor. 5:19, d at ons op enbaart d e menigerlei genad e God s en het leven en d e onverd erfelijkheid , Col. 1:5, 6; 2 Tim. 1:10 en ons schenkt d e hoop, d en vred e en een volheid van zegeningen, Col. 1:5, 23; Ef. 6:15; Rom . 15:20. "H oew el zij (w et en Evangelie) d aarin overeenkomen, d at zij beide God tot auteu r hebben, beid e van eene en d ezelfd e volkom ene gerechtigheid sp reken, beid e zich richten tot d en mensch om hem te brengen tot het eeu w ig leven, zoo verschillen zij toch ook d aarin, d at d e w et u it God s heiligheid , het Evangelie u it God s genad e voortkom t; d at d e w et van natu re, het Evangelie alleen d oor bijzond ere op enbaring bekend is; d at d e w et volkomene gerechtigheid eischt, maar het Evangelie haar schenkt; d at d e w et d oor d e w erken heen tot het eeu w ig leven leid t, en het Evangelie d e w erken d oet voortkom en u it het in het geloof geschonkene eeu w ige leven; d at d e w et thans d en m ensch verd oem t en het Evangelie hem vrijsp reekt; d at d e w et zich richt tot alle menschen en het Evangelie alleen tot d egenen, d ie er ond er leven (Dr. H . Bavinck). De laatste clau su le d ient ju ist and ersom gezet, d ew ijl d e w et, volgens Rom . 3:19, spreekt tot hen d ie ond er d e w et zijn, terw ijl toch het Evangelie aan alle volken d ient te w ord en gep red ikt. Zoo hebben w e d an klaarlijk, op grond d er Schrift, aangetoond , d at er niet bloot een ond erscheid , maar een strenge tegenstelling bestaat tusschen d e w et en het Evangelie als blijd e bood schap d es heils.

39

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

40

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9 ,6'(:(7((15(*(/'(5'$1.%$$5+(,'" Van d e p rilste jeu gd af is het ons geleerd , d at d e w et een regel d er d ankbaarheid voor d e verlosten is. Van kansel en kathed er is ons d it geleerd . Deze ged achte zit er d erhalve zeer d iep in. Zoo d iep zelfs d at ik p ersoonlijk u it volle overtu iging d it als p red ikant ged u rend e het tiental jaren m ijner bed iening in allen ernst gep red ikt en geleerd heb. H et w as m ij w elbekend , d at er lied en w aren en ook zeer ernstige en god zalige lied en, d ie d eze beschou w ing niet d eeld en, d och d eze beschou w d e ik als verkap te Antinomianen, d ie d e w et niet begrep en of ook heimelijk d e ongebond enheid lief had d en en van d it laatste gru w d e ik en gru w ik d oor God s genad e nog. Toen het d an nog maar enkele maand en geled en, d en H eere behaagd e om m ij d oor Zijn Woord en Geest het rechte inzicht in d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et te schenken, ontstond er eene m engeling van groote blijd schap en d roefenis in m ijne ziel. Groote blijd schap, d ew ijl ik een grooten schat gevond en had in d en gou d mijn Zijns Woord s; groote d roefenis evenw el, d aar ik m et een op en Bijbel voor m ij en d en H . Geest in mij al d e tien jaren mijner heilige bed iening althans op een gew ichtig pu nt d en m enschen verkeerd ond erw ezen had en ook d ew ijl ik mij tevens geroep en gevoeld e om ons d ierbaar volk op d it stu k nad er te ond erw ijzen, w aarvan ik voorzag, d at hieru it w eer lichtelijk allerlei vijand schap , sm aad , miskenning en hartzeer zou voortvloeien. Dit alles neem t echter niet w eg, d at ik thans in d e heilige overtu iging sta, d at noch d e w et van Mozes in haar geheel, noch d e w et d er tien gebod en in het bijzond er, d e regel d er d ankbaarheid voor d e geloovigen is. Van d eze overtu iging m ag ik niet zw ijgen, maar w ensch ik m et teedere liefd e en vrijm oed igheid rekenschap te geven. Doch, om alle m isverstand bij d en w ortel af te snijd en, w ensch ik op d en voorgrond te p laatsen, d at ik m eer d an ooit te voren in d e d ankbaarheid d er geloovigen geloof. Meer d an ooit te voren ru ischt als in heilige verlegenheid d oor m ijne ziel het w oord d es Psalm d ichters: "Wat zal ik d en H eere vergeld en voor al Zijne w eld ad en aan m ij bew ezen?" Ik d raag in m ij altoos een gevoel van led igheid en

41

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zelfaanklachte alsof ik in heel mijn leven nog nooit iets voor H em ged aan heb, voor H em , Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor m ij heeft overgegeven. Dankbaarheid , w elke verloste zou er niet aan gelooven, er geen vu rig voorstand er van zijn! De d ankbaarheid verm eerd ert zelfs in niet geringe m ate als w ij eerst recht beseffen, d at God s Zoon vleesch w erd , ond er d e w et ging staan, om d oor Zijne d ad elijke en lijd elijke gehoorzaam heid ons vrij te koop en u it d e banden d er zond e en het knellend ju k van d en vloek d er w et. Een and er misverstand zij hier voorkom en d oor er op te w ijzen, d at ik w el terd ege geloof in God s Woord als regel en richtsnoer d er d ankbaarheid . Er is in d e Gem eente vaak veel slord igheid in het juiste gebru ik d er termen. En zoo d enkt m en bij w et als regel d er d ankbaarheid meerm alen aan het Woord in zijn geheel en in d ien zin natuu rlijk is d it volkomen ju ist. Alleen is d an niet ju ist het gebru ik, d at men m aakt van het w oord w et, d at in geen enkel geval in d en breed en zin van heel d en Bijbel voorkom t. Wel w ord t het w oord w et in breed eren zin genomen voor heel het Ou d e Testam ent. Als Christus bijvoorbeeld zegt, d at er geen jota d er w et zal voorbijgaan zond er vervu ld te w ord en, Matth. 5:18; Lu k. 16:17, d an d enkt H ij d aar bij het w oord w et niet alleen aan d e tien gebod en, maar aan heel het Ou d e Testam ent, w et, p rofetie en p salm, d e d rie d eelen, w aarin Israël zijne geschriften verd eeld e. De H eid elbergsche Catechismus d enkt bij het w oord w et inzake d e behand eling van het stu k d er d ankbaarheid echter u itslu itend aan d e tien gebod en, zooals voor een ied er d u id elijk is, d ie d e m oeite neemt om d it leerboekje hierop na te zien. De w et w ord t d aar genomen, niet als het voornaamste stu k, d och w el als d e regel d er d ankbaarheid . Daartegen nu gaat hier ter p laatse m ijn ernstig bezw aar. En w el op d e volgend e grond en: 1e. 'H]H UHJHO KHHIW QLHW GRHOWUHIIHQG JHZHUNW Een boom w ord t aan zijn vrucht gekend . N iet alleen in onze H ollandsche Christelijke kringen, d och in heel d it land en zelfs in heel het Christend om is d e w et d er tien gebod en van schier alle kansels en op alle Zond agsscholen d en m enschen voorgehou d en als d e basis en het top p unt van alle m oraal, van alle zed elijkheid in breed eren zin d es w oord s. Men treft zelfs nu, in d eze verw ild erd e tijd en, nog m aar w einig ou d e en jonge menschen aan, d ie d en d ekaloog, d e tien gebod en, niet van bu iten geleerd hebben. Maar is het na al d it 42

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w etsond erw ijs niet een onw ed ersp rekelijk feit, d at d e overtred ing van al d eze gebod en nooit gru w zam er en menigvu ld iger is gew eest d an in onze d agen? Is het ook niet een onloochenbaar feit, d at zij, d ie d e w et bep aald elijk aannem en als regel d er d ankbaarheid m eer w ereld gelijkvormig zijn d an ooit te voren, meer afgod jes hebben, m eer jagen naar geld en goed , m eer het ongeboren zaad verm oord en en meer w ereld sche begeerlijkhed en najagen d an ooit te voren? En d it alles is im m ers tegen d e heilige w et d es H eeren, d ie men voorgeeft zoo hoog te hou d en als regel d er d ankbaarheid . 2e. 'HZHWLVDDQ,VUDsODOVUHJHOGHUGDQNEDDUKHLGJHJHYHQHQ QLPPHU DDQ GH *HPHHQWH DOV KHW /LFKDDP YDQ &KULVWXV Er is geen enkele tekst, d ie ons zegt, d at d e w et als w et in zijn Jood schen vorm aan d e Gem eente is gegeven. Wel natu u rlijk haren verborgen w ortel als liefd e tot God en d en naaste. Doch Israël ontving d e w et als regel d er d ankbaarheid , w ant d e H eere zegt er nad ru kkelijk bij: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is u itgeleid heb." Daaraan w ord t Israël telkens w ed er herinnerd . De w et w as tevens Israëls tuchtm eester en p laatsen als Richt. 17:6; 18:8; 19:1; 20:25; 1 Sam. 9:17 toonen genoegzaam , d at Israël d e tuchtiging d er w et w el behoefd e. Vanw ege het onverbeterlijk booze hart d es zond aars is ook d e w et voor Israël geen regel d er d ankbaarheid gew eest. Men had ook toen d e w et w el in d en m ond, maar verw ierp haar met het hart, Ps. 50:16, 17. Al d e p rofeten klaagd en er over, d at Israël d e w et w eigerd e te gehoorzam en, Jes. 24:5; 30:9; 42:24; Jer. 6:19; 16:11; 32:23; 44:10; Ez. 22:26; H os. 4:6; Amos 2:4; Zach. 7:12. Waar nu d e w et d an, zelfs toen ze med ebed oeld w as als regel d er d ankbaarheid , d oor het vleesch krachteloos bleek om een d ankbaar volk te kw eeken, hoeveel te m ind er hop e is er nu d an, d at d e w et, w aar ze niet als regel d er d ankbaarheid is ingesteld en bed oeld , toch in betrekking tot het leven d er d ankbaarheid d oelm atig zal w erken. 3e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ YRRU GH JHORRYLJHQGDDU]LMQHJDWLHILV terw ijl het heilig, d . i. d ankbaar leven d er geloovigen, p ositief is. De geloovigen scheid en zich niet alleen af van d e zond e, maar zij w ijd en zich ook aan d en H eere en Zijn geheelen d ienst. Als gevolg van "het w erk d er w et," d at ook zelfs d e blind ste H eid enen in het gew eten geschreven hebben, is het Christend om vervu ld m et negatieve Christenen, d ie er roem op d ragen, d at zij niet 43

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

stelen, bed riegen, vloeken, d rinken, rooken en p ru im en. Doch d e H eere w il niet alleen een u iterlijke afscheid ing van d e zond e, maar ook eene algeheele toew ijd ing met insp anning van alle krachten aan Zijn d ienst. De heiligmaking bestaat niet u it een, m aar u it tw ee d eelen: eene afscheid ing van d e zond e in eIken vorm en een zich w ijd en aan G.od en Zijn d ienst. 4e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ GHZLMO GH JHORRYLJHQ JHVWRUYHQ ]LMQDDQGHZHW H erhaald elijk w ord t ons in d e Schrift geleerd , d at d e geloovigen m et Christus gekru isigd , gestorven en begraven zijn, Rom . 6:4-8; Ef. 2:12; Col. 2:20; 3:1-5; 1 Petr. 2:24; 4:1. N ad ru kkelijk w ord t ons nu gezegd , d at d e geloovigen ook aan d e w et gestorven zijn. Men oord eele zelf: =RR GDQ PLMQH EURHGHUV JLM ]LMW RRNGHUZHWJHGRRGGRRUKHWOLFKDDPYDQ&KULVWXV Rom. 7:4. Door d e genad ige toerekening God s zijn d e geloovigen m et Christus d er w et gestorven. H ij is nu in d en hem el en d e w et heeft nu van H em niets meer te eischen. De geloovigen zijn m et H em op gew ekt en in d en hem el gezet en ook voor hen heeft d e w et niets meer te eischen. Men hoore nog eens w ed er m et een aand achtig oor naar Pau lus: 0DDUZLM ]LMQ QX YULMJHPDDNW YDQ GH ZHW RYHUPLWV ZLM GLHQ JHVWRUYHQ ]LMQ RQGHU ZHONHQ ZLM JHKRXGHQ ZDUHQ 5RP  En m en lu istere nog eens w ed er naar hem als hij zegt: :DQW LN EHQ GRRU GH ZHW GHU ZHW JHVWRUYHQ RSGDW LN *RGH OHYHQ ]RX Gal. 2:19. H ier is nu d an in d e nad ru kkelijkste term en geleerd d at d e d ood d er geloovigen een eind e gem aakt heeft aan d e heerschapp ij d er w et. Wat heeft nu d e w et te zeggen tot een d ood e en w at heeft een d ood e te d oen m et d e w et? Kan d e w et ooit bind end zijn voor een lijk? Kan ze ooit een regel d es levens zijn voor iem and , d ie geen leven meer heeft, maar d ood is? En indien men nu mocht tegenw erp en, d at Pau lus de w et als regel voor het nieu w e leven d er geloovigen w il aangelegd hebben, d an verw ijzen w e naar zijn w oord in 1 Tim . 1:8, w aar hij zegt, d at d e w et d en onrechtvaard igen en niet d en rechtvaard igen is gezet. De zaken staan d an alzoo, d at het oud e leven, d e ou d e mensch, d ie trou w ens nooit heilig gemaakt kan w ord en en d ies ook geen regel ter heiligm aking behoeft, d er w et gestorven is, terw ijl voor d en nieu w en m ensch d e w et nooit is ingesteld of bed oeld . Bovend ien is d eze m ensch reed s rechtens met Christu s in d en hem el gezet, zood at hij ook d aarom geen leiband of tuchtm eester d er w et m eer zal behoeven. 44

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

H'HZHUNLQJGHUZHWLVYDQGLHQDDUGGDW]LMRQPRJHOLMNWRW HHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG RI ZDW KHW]HOIGH LV WRW HHQ UHJHO YDQ KHLOLJKHLG NDQ JHEUXLNW ZRUGHQ Wij zagen vroeger reed s, d at d e zond e ju ist hare kracht heeft in d e w et, 1 Cor. 15:56. De zond e, zegt d e Ap ostel, oorzaak genom en hebbend e d oor het gebod , heeft in mij alle begeerlijkheid gew rocht, ZDQW ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG Rom . 7:8. Vergelijk Joh. 15:22; Rom . 4:15; 5:20; Gal. 3:19. De zond e w ord t bovenm ate zond igend e d oor het gebod d er w et, Rom. 7:13. 'H ZHWZHUNWWRRUQ Gezien nu d an d eze eigenaard ige w erking d er w et, hoe kan zij d an ooit tot een regel van heiligm aking zijn? De w et heeft JHHQGLQJYROPDDNW H ebr. 7:19. Doch d e geloovigen zijn volmaakt in Christu s, Col. 2:19. N u verklare m en ons en zegge, hoe het onvolm aakte ooit tot richtsnoer ter heiliging van d e volm aakten kan d ienen. Is d it niet gansch onmogelijk? Zou d e H eere eerst tot d e geloovigen d es nieu w en verbond s ku nnen zeggen, d at zij tot d e volm aaktheid m oeten voortvaren, H ebr. 6:1, en d aarna d at zij d it d ienen te d oen aan d en leiband d er w et, d ie geen d ing volm aakt heeft? Zou H ij eerst tot hen zeggen: "Uw bu rgerschap is in d e hem elen" en d aarna: "Wand el naar d e w et," d ie voor een ou d volk in Kanaan is berekend ? Bij d ezen regel d er w et, verneem t d e geloovige zelfs niet hoe hij zich om trent Zijn Zaligmaker heeft te ged ragen. Volgens d eze op vatting d an d ient de geloovige zijne d ankbaarheid te bew ijzen naar d en regel eener w et, d ie van Zijn Red d er, Die hem kocht m et Zijn bloed , naar lijf en ziel, en van d ood en d oem en alle gew eld d es d u ivels verlost heeft, niets afw eet. De w et kent d en Zaligm aker zelve niet, hoe kan ze ons d an zeggen, op w elke w ijze w e H em d ankbaar hebben te zijn? Zij kent d en H. Geest niet, hoe kan ze ons d an leeren w and elen in d en Geest? H oe kan ze ons troosten, leeren en in alle w aarheid leid en? De w et heeft d us geene heiligend e w erking, m aar is veeleer d e op w ekker d er zond e. 6e. De DDUG d er w et laat niet toe, d at d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s haar tot regel en richtsnoer aannemen. N aast het gezegd e d ienaangaand e behoeft hierover thans niet veel meer gezegd te w ord en. De w et is eene eenheid , d ie zich nooit halveeren of vierend eelen laat. En toch p oogt m en d it w elbezien ged u rig te d oen als men eenerzijd s w el toestemt, d at zij geen m id d el ter rechtvaard igmaking is of kan zijn, terw ijl men haar and erzijd s nog w el w il 45

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gebru iken als mid d el ter heiligm aking. Doch als m en haar voor d it laatste d oel w il gebru iken, d an gaat m en haar slechts ten d eele nemen en niet zooals God haar w erkelijk heeft gegeven. H et vierd e gebod bijvoorbeeld laat m en varen of w eet men zoo u it te leggen, d at ten slotte d e Zond ag bed oeld is. De Ad ventisten hebben een schijn van recht als ze hiertegen toornen, w ant d e w et laat zich alzoo niet verm inken. Wie toch eenm aal m et d e w et begint, is schu ld ig d e gansche w et te hou d en. De w et w eet van geen transactie of comp rom is. H ier geld t het volstrekt absolu te: alles of niets. Voorts laat men ook d e aansp raak nim m er geld en in al zijne kracht, w ant men gevoelt m aar al te goed , d at m en nooit bij Egyp te’s tichelovens gelegen heeft. Toch w as d eze inleid ing d er w et voor Israël volle historische w erkelijkheid en w as d e verlossing u it Egyp te voor haar nationaal leven van het grootste belang gew eest. Toen w as er een gew ichtige p rofetie voor hen in vervu lling gaan tred en. Zie Gen. 15:13, 14. Toen w as hu n eene nationale verlossing bereid d oor vele teekenen en w ond eren. Toen w as het Paaschfeest ingesteld . Toen had d en ze in d e Mozaische w et hu nne nationale grond w et ontvangen. Bij een nu chter en onbevooroord eeld lezen d er w et gevoelt m en d an ook zoo m aar, d at d e w et aan Israël en niet aan ons is gegeven en voor ons als w et en regel ten eenenm ale niet meer van toep assing is. De w oord en: "N och zijnen d ienstknecht, noch zijne d ienstmaagd ," zien op d e Oostersche slaven en slavinnen. In het vijfd e gebod w ord t ged acht bij d e belofte van een lang leven aan een leven in Kanaan. Inzake het ijd el gebru ik van ' s H eeren naam w ord t ged reigd , d at d e H eere d en schu ld igen geenszins onschu ld ig zal hou d en. Een ijd el gebru ik is een zinled ig gebru ik. H oe vaak m aken d e geloovigen zich d aaraan schu ld ig, zelfs in het leven d es gebed s. Toch staan zij naar hun staat in Christu s als onschu ld igen voor God en ku nnen nooit m eer schu ld ig verklaard w ord en. Zal m en ze nu d an toch nog d reigen met d e w et van schu ld en straf? Zeg niet, d at m en d it niet zoo zw aar m oet op vatten, w ant d e w et m eent JUIST w at ZIJ zegt, en kent geen m eed oogen of toegeeflijkheid . N iet van ons geld t w at aan het hoofd d ezer gebod en staat: "Ik ben d e H eere, u w God , d ie u u it het d iensthu is, u it Egyp teland u itgeleid heb." Geestelijk-m ystiek ja, m aar niet als w etsform u le, w ant het volk van N ed erland is nooit in het d iensthu is d er Farao' s, noch in het land van d en N ijl gew eest. En evenzoo ku nnen w ij niet begeeren onzes naasten d ienstknecht of 46

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ienstm aagd , eenvou d ig om d at er geene slavernij ond er ons m eer bestaat, en er van hu urd ienst hier geene sp rake is. Wat het is, een os van zijn naaste te begeeren begreep m en in Israël, w aar ied er land bou w er w as, en een os als trekd ier w erd gebru ikt, maar bij ons zou veeleer m oeten gesp roken w ord en van een p aard , d aar bij ons het p aard het algem een ingevoerd e trekd ier is." (Dr. A. Ku yp er.) Intusschen bed enke m en, d at het niet aangaat om m et eene w et allerlei op vattingen, u itzond eringen en verd eelingen te m aken. 7e. De WHNVWHQ, d ie m en w el eens aanhaalt voor d e w et als levensregel bew ijzen d it volstrekt niet, ongeacht nu nog het feit d at in geen enkelen tekst de w et als levensregel aan d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s w ord t voorgehou d en. Men w ijst op Rom . 3:31 w aar w e lezen: "Doen w ij d an d e w et te niet d oor het geloof? d at zij verre, m aar w ij bevestigen d e w et." Pau lu s heeft gezegd in vers 21, d at d e rechtvaard igheid God s is geop enbaard ]RQGHUGH ZHW. Zie ook vs. 27 en 28. Nu zou m en licht m isbru ik van d ie leer d er vrije genad e ku nnen m aken, gelijk men ook in zijne d agen reed s d eed , en zeggen, d at m en d e w et w el kon terzijd e stellen of sterker: vernietigen, en leven er maar op los. Maar de mensch heeft nimm er het recht om iets terzijd e te stellen van hetgeen God heeft ingezet. Dit kan God alleen d oen. De geloovige is bovend ien niet ond er d e w et, maar bevestigt haar, d . w . z. in Christu s vervu lt hij hare eischen volkom en. De leer d er rechtvaard igmaking d oor het geloof strijd t d u s niet tegen d e w et d es H eeren als zood anig. De u itd ru kking YRRU&KULVWXVRQGHUGHZHW in 1 Cor. 9:21 is ook op gew ezen. Doch blijkens het verband , heeft d e Ap ostel het hier over d e Christelijke vrijheid . H oew el hij van allen (ook van Mozes) vrij w as, zoo heeft hij zich nochtans aan allen d ienstbaar gem aakt, op d at hij d aard oor m eer zielen voor Christu s m ocht w innen. Zoo is hij krachtens zijne vrijheid , om Christu s'w il voor bijzond ere gevallen ond er d e w et gaan staan, om hen die ond er d e w et w aren te gew innen. Men gevoelt d at d it niets zegt voor d e w et als d en staand en regel d er heiligm aking voor d e geloovigen. Integend eel, het toont ju ist, d at Pau lu s als regel niet meer ond er d e w et w as. Voorts heeft m en gew ezen op Gal. 5:14, w aar w e lezen: “Want d e geheele w et w ord t in een w oord vervu ld , nam elijk in d it: "Gij zu lt u w en naaste liefhebben gelijk u zelven." Dit Ap ostolisch w oord is ju ist een sterk bew ijs tegen d e w et als levensregel. Want Pau lu s zinspeelt 47

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hier kennelijk op het nieu w e gebod van Christu s in Joh. 13:34. Ind ien d e w et in een w oord vervu ld w ord t, w aarom gaat m en d an telkens nog w ed er d e w et d er tien w oord en gebru iken? Waarom d an in d ezen niet bij d en eenvou d d es Evangelies gebleven? 8e. 'H 3HUVRRQ HQ KHW ZHUN GHV *HHVWHV verbied en d e w et als levensregel voor d e geloovigen. Wanneer w e d e Schrift ond erzoeken om trent d en H. Geest, d an is het du id elijk d at d e H . Geest Zich nimm er bij d e w et heeft aangesloten om zaligend of heiligend met haar te w erken. Dit is een m erkw aard ig feit en valt gem akkelijker te constateeren d an te verklaren. De Schrift laat ook hier echter aan d u id elijkheid niets te w enschen over. Zoolang Christus d e w et nog niet volbracht had , kw am d e H . Geest niet wonen in d en temp el d er Gem eente en in het hart van elk geloovige. H ij slu it Zich in al Zijn w erk aan bij het Woord in Zijn geheel, d och nim mer bij d e w et afzond erlijk. De voornaam ste red en w aarom d e H . Geest Zich niet aanslu it bij d e w et van Mozes tot rechtvaard iging en heiliging is misschien w el d eze, d at H ij Zijn eigene w et heeft, w aarnaar H ij d en zond aar het leven geeft en vrijm aakt. In Rom. 8:2 noemt d e Ap ostel d it GH ZHW GHV *HHVWHV GHVOHYHQVLQ&KULVWXV-H]XV Daar het levend m akend en vrijm akend w erk d es Geestes onw ed erstand elijk en onverw inlijk is, noemt hij d it eene ZHW. Tevens d oet hij hierm ed e sterk u itkomen d e tegenstelling, w elke er tu sschen d eze w et en "d e w et der zond e en d es d ood s" bestaat. Ik d u rf "d e w et d er zond e en d es d ood s" niet nemen voor d e w et God s, w ant d ie w ijze van sp reken schijnt te hard, zegt Calvijn hierop, d och het is zonneklaar d at d e Ap ostel hier d enkt aan d e Mozaische w et. Men zie slechts naar het volgend e vers. H ij kan haar zoo noem en, omd at ze d e zond e tot zond e, tot overtred ing, w etteloosheid m aakte en over alle overtred ers het schrikkelijk d ood vonnis u itsp rak. En hij sp reekt hier w elbezien niets sterker van d e alou d e w et d an eld ers. Men zie slechts 2 Cor. 3. H et is d oor d en Geest d at al d e rechtvaard ige eischen d er w et in d e geloovigen vervu ld w ord en. H et is d e H. Geest, d ie d en geloovige d oet. w and elen in QLHXZLJKHLGGHV*HHVWHV en niet naar d e ou d heid d er letter (d er w et) Rom . 7:6. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet ond er d e w et," Gal. 5:18. - "Zoovelen er d oor d en Geest God s geleid w ord en, d ie zijn kind eren God s." Du s zijn d e kind eren God s niet ond er d e w et. Van hen, d ie d e vru cht d es Geestes hebben, w ord t gezegd : 48

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

7HJHQ GH ]RRGDQLJHQ LV GH ZHW QLHW Gal. 5:23. "De Geest kon onmogelijk zond er m eer aan d e Wet verbond en zijn. De Wet toch w as niet gegeven om d e zond e w eg te nem en, m aar om haar te ontd ekken." (Van And el) . 9e. 'H QLHXZH QDWXXU GHU JHORRYLJHQ w ijst d e w et als levensregel d er heiliging af. De vermaningen d es N ieu w en Testam ents hou d en er rekening med e, d at d e geloovigen in Christu s nieu w e schepselen zijn gew ord en en d at al het Ou d e is voorbijgegaan, ook d e ou d e letter d er w et. De geest d er w etgeving zoo w el als d e hard e, w ettische geest is geheel vreemd aan het N ieu w e Testam ent. Al d e verm aningen w ord en gegeven niet in d en vorm eener ijzeren w et, maar in d en vorm van liefd erijke op w ekkingen op d en grond slag van het volbrachte w erk van Christu s, of van d en staat d er geloovigen in H em of op d en grond d er belofte Zijner toekom st. Wie is zoo d w aas te meenen d at een kind van God in allen ernst bevolen zou m oeten w ord en om niet te stelen. Dit w eet een H eid en en w eet du izend m aal beter een geloovige, d ew ijl hij een gereinigd gew eten heeft en d e w ortel d er w et in zijn hart, namelijk d e liefd e om Zijn Red d er in alles w el behagelijk te zijn. H ij kent d e w et niet alleen, m aar hij w il en w eet d oor God s genad e haar ook te volbrengen. H et w etvervu ld e leven van Christu s is hem u it genad e toegerekend . Zooals gezegd , hou d en d e Ap ostelen in hu nne vermaningen hiermed e rekening. Zoo zegt Paulu s: "Ik bid u d an, broed ers, bij d e ontferm ingen God s," Rom. 12:1. "Bed roeft d en H . Geest, d oor w elken gij verzegeld zijt tot d en d ag u w er verlossing," Ef. 4:30. - "Ind ien gij d an op gew ekt zijt m et Christu s, zoo zoekt d e d ingen, d ie boven zijn," Col. 3:1. En zoo gaat het altoos d oor, zood at een ied er, d ie het leest, voelen kan d at er een hem elsbreed verschil in toon en vorm bestaat tu sschen het JLM]XOW van Sinai en d e Ap ostolische verm aningen. H et gansche boek d er H ebreën betoogt, d at het systeem d er w et vervangen is d oor "d e betere d ingen" en d eze liefelijke verm aningen behooren ook tot d at betere. Is het w elbeschou w d niet ongerijm d om een tienmaal herhaald gij zu lt te m aken tot een regel d er d ankbaarheid . Zal een verloste u it d ankbaarheid gaan zeggen: "N u zal ik, o God , u it d ankbaarheid niet knielen voor d e afgod en; ik zal geene beeld en maken, niet vloeken, niet d en Sabbat schend en; ik zal mijn vad er en m oed er niet onteeren, niet stelen, moord en, hoereeren, liegen, bed riegen of mijns buu rm ans 49

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

vrou w begeeren." Is dat d ankbaarheid ? Stel, gij had t een man u it een groot gevaar gered . Zou d t gij niet ten hoogste verw ond erd zijn over d e onbeschaam d heid d es gered d en, w anneer hij tot u sp rak: ,,O m an, w at ben ik u d ankbaar en veel verp licht. Ik zal uit d ank u w goed en naam niet beklad d en, u w e vrou w niet tot ontucht verleid en en u w e au to niet stelen." Zeg niet, d at d eze voorstelling onju ist is, w ant naar d ezen maatstaf w ord t d e leer d er d ankbaarheid gep red ikt. De Catechism u s vat d e w et w el d iep en breed op , d och d it d oet ze in het licht d es Evangelies, terw ijl d e w et als w et geen Evangelie of genad e kent. 10e. 1LHWGHZHWPDDU&KULVWXVLVGHUHJHO GHUGDQNEDDUKHLG Tot d usver w erd aangetoond , d at om tal van red enen d e w et niet kan of m ag w ord en aangelegd als regel van het nieu w e leven d er geloovigen. Zoo blijft d e vraag d an ten slotte nog over w at w el regel en richtsnoer voor hu n leven is. En op d eze vraag kan het antw oord niet tw ijfelachtig zijn. N iet d e w et, d ie voor vele eeu w en aan een allen, d ie ond er haar w aren, het d oemvonnis heeft toegeslingerd , d och Christus heeft ons in Zijn leven en lijd en een voorbeeld ter navolging gegeven, Joh. 13:15; 1 Petr. 2:21; 1 Joh. 2:6. Aan Zijn liefd egebod w ord t telkens w ed er herinnerd , Joh. 15:12; Ef. 2:10; 5:2; 1 Thess. 4:9; 1 Petr. 4:8; 1 Joh. 3:23; 4:21. De geloovigen hebben te w and elen, gelijk H ij gew and eld heeft, 1 Joh. 2:6, en lief te hebben, gelijk H ij liefgehad heeft, Joh. 15:13; 1 Joh. 3:16; Ef. 5:2. En d at gevoelen van d e d iep ste zelfverned ering, d ie in Christu s w as, behoort in hen te zijn, Fil. 2:5. Geen enkel geloovige zal er zijn d ie du rft te ontkennen, d at Christus, Die als d e zond elooze onschu ld ig leed , 1 Petr. 2:22, ged w ee en ond erw orp en leed , vs. 23, en als onze Borg en Plaatsvervanger leed , vs. 24, ook als ons 9RRUEHHOG heeft geled en, vs. 21. Ied er geloovige zal ook m oeten toestem men, d at d it voorbeeld d es H eiland s eind eloos hooger staat d an d e regel eener w et, d ie van d en H eiland niets afw eet. Zoo men d it echter toestemt, w aarom eischt m en d an niet van d e p red ikers, d at zij w ijzen op Christu s, d e belichaam d e liefd e God s, d en Vervu ller d er w et en ons volm aakt Voorbeeld , instee van op d e w et, d ie nooit één Ad am skind gerechtvaard igd of geheiligd heeft. Christu s toch is het een en het al voor het leven d er geloovigen. H ij is d e kracht van hunne kracht en het leven van hu n leven, Col. 3:4. H ij is hunne gerechtigheid en heiligmaking, 1 Cor. 1:30, hunne vred e en vrijheid , hu n H erd er en hu n H eer, Rom . 6:7; Gal. 2:20,21; Ef. 2:4-6; Col. 2:10-15; 1 Petr. 5:1. "Want w ij 50

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zijn led en Zijns lichaam s, van Zijn vleesch en van Zijne beenen," Ef. 5:30. Al d e volheid w oont in H em en in H em zijn verborgen al d e schatten d er w ijsheid en d er kennis, Col. 1:19; 2:3. En in H em zijn d e geloovigen d e arm zalige eerste beginselen d er w ereld afgestorven, Gal. 4:9; Col. 2:20. O, d at m en toch inzag, d at er d oor Christus’ kru isd ood een nieu w e bed eeling is ontstaan, en d e ou d e bed eeling d er w et heeft moeten p laats maken voor d e bed eeling d es Geestes, d er genad e en d er Gem eente van Christu s. Christus kw am tot het zijne, d och d e zijnen hebben H em niet aangenom en, Joh. 1:11. Daarom zeid e H ij eind elijk w eenend tot Jeru zalem : "Ziet, XZ hu is w ord e u w oest gelaten," Matth. 23:37-39. Wat d e p rofeet Ezechiël p rofetisch had gezien geschied d e nu: d e heerlijkheid d es H eeren verliet het hu is, het voorhangsel scheu rd e en kort d aarna kw am en d e Romeinen om het te verw oesten en gevolg w as d at niet een steen op d en and eren bleef. De moord enaars van d en zoon d es w ijngaard eniers w erd en toen gestraft, d e natuu rlijke takken d es tam m en olijfboom s afgebroken, Rom . 11:13-25, terw ijl d e tw ijgen van d en tam m en olijfboom op d en w ortel d es tamm en w erd en ingeënt. Door d en H . Geest w erd er thans een m ystiek lichaam gevormd u it Jood en H eid en, 1 Cor. 12:12. De Gem eente w erd nu gebou w d op d en kostelijken steen, d ien Israëls bou w lied en verw orp en had d en. In d e Gem eente kw am tot op enbaring d e verborgenheid, d ie alle vorige eeu w en verborgen w as gew eest. Deze Gemeente kw am voort u it d e geop end e zijd e van d en tw eed en Ad am en w erd niet op gericht in verband met d e w et, maar als vru cht d er genad e, Joh. 1:17; Ef. 2:4-6, en heeft, volgens Ef. 3:2, haar eigen EHGHHOLQJ GHU JHQDGH in Christu s Jezu s.

51

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

52

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9, '(5(&+7(9(5+28',1*'(5*(/229,*(1 727'(:(7 Op d at d e geloovige lezer zich zijne verhou d ing tot d e w et van Mozes held er bew u st w ord t, zal hier zoo kort en klaar m ogelijk in enkele stellingen d e ju iste verhou d ing van d en geloovige tot d e w et w ord en aangew ezen. En d aar het kenm erkend e van een zaak altoos het best u it zijne tegenstellingen gekend word t, zoo zal eerst w ord en gezegd hoe d eze verhou d ing niet is. De geloovige is niet als d e H eid enen ]RQGHU d e w et. Van hem kan niet gezegd w ord en w at d e Ap ostel in Rom . 2:14 van d e volken bu iten Israël zegt. H ij vind t toch in zijn Bijbel, d at van het begin tot het eind e het onfeilbaar Woord van God is, d e wet van Mozes. N och is d e geloovige als Israël RQGHU d e w et. Dat het Woord hier w ed er zelf sp reke: "Gij zijt niet ond er d e w et, maar ond er d e genad e," Rom . 6:14. Christu s is in d e volheid d es tijd s gew ord en ond er d e w et, "op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et w aren vrijkoop en zou," Gal. 4:5. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet ond er d e w et, Gal. 5:18. Israël w ord t altoos voorgesteld als ond er d e w et zijnd e, d e Gem eente nim m er. Ter and ere zijd e w ord t herhaald elijk en nad ru kkelijk verklaard d at zij niet ond er d e w et is. De geloovige is niet als d e Wetgever ERYHQ d e w et. God kan sou verein over d e w et beschikken, naar Zijn vrijm achtig w elbehagen, d och d it kan en mag d e geloovige niet d oen. Dit d ient hij nimm er te vergeten en d aarom is alle "p reken alsof d e w et onheilig of d ood w are ten sterkste af te keu ren. H et behoeft nau w elijks gezegd , d at hij ook niet boven d e w et is verheven, zooals d e Oostersche m onarchen en d e vroegere Ru ssische Tsaar zich boven d e w et huns rijks verheven achtten. Deze d esp oten kond en hu nne ond erd anen d ood en of verkrachten zond er dat er een w et of gerechtshof w as, w aard oor ze gestraft kond en w ord en; ze w aren eenvou d ig boven d e w et. In d ien zin nu zijn d e geloovigen in d er eeu w igheid niet boven d e w et God s verheven.

53

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

De geloovige is ook niet WHJHQ d e w et. Dit kan niet, d ew ijl d e w et van Mozes d e eigenschapp en van heilig, rechtvaard ig en goed w ord en toegekend . De w et is een d eel van God s d ierbaar Woord en is d oor God voor tw eed u izend jaren tot een w ijs d oel gebru ikt. Om d u s u it te roep en: "aan d e galg m et Mozes!" zooals d e Antinom iaan Johann Agricola in d e d agen d er H ervorm ing d eed (Lu ther zeid e eens: dass verd am m te Gesetz) gaat voor een Schriftgeloovig christen ten eenenm ale niet aan, hoew el het historisch w el als vaststaand beschou w d m ag w ord en, d at in d e verloop en eeu w en vaak als Antinom ianism e verketterd is w at niets and ers w as d an een rechtm atige strijd tegen het onw ettig gebru ik d er w et. Zoo ik m ij niet vergis, w as d it het geval m et Jakob Verschoor en d e Verschoristen in d e tw eed e helft d er 17d e eeu w in Zeeland. De geloovige staat niet QDDVW d e w et als zijn regel en richtsnoer. De meeste geloovigen onzer d agen stem m en er u volm ond ig toe, d at d e w et geen m id d el ter rechtvaard iging is, doch men w il haar nog w el gebru iken als mid d el ter heiliging; niet als mid d el ten leven, m aar nog w el als m id d el ten overvloed igen leven; niet voor d en aanvang d es levens, m aar nog w el voor d en voortgang en groei d es levens; niet als voorw aard e d es leven s, maar nog w el als bind end en regel d es levens. De geloovige d ient, volgens d eze voorstelling nog te w and elen als een kind eke naast d en norm d er w et, als aan een’ leiband. Doch, volgens d en Ap ostel, behoort d it voor d e geloovigen tot het verled en, tot Israël en d e bed eeling d er w et, Gal. 3:24, 25; 4:1,2. Christu s'eerste komst heeft aan d it alles een eind e gem aakt, vs. 4-7. Met H em kw am d e tijd d er YHUEHWHULQJ, of, gelijk d e Engelsche vertaling heeft, d er UHIRUPDWLH, tot op w elke d e w etten w aren, H ebr. 9:10. Toen het Aaronietisch p riesterschap verand erd e, geschIed d e er, volgens H ebr. 7:12, ook YHUDQGHULQJ d er w et en, volgens vs. 18, zelfs YHUQLHWLJLQJ. H eel het Woord , d e gekru isigd e en levend e H eiland en d e H . Geest zijn het regel en richtsnoer d er geloovigen, m aar niet d e w et van Mozes. Beknop telijk w erd alzoo ontkennend erw ijs aangetoond w at d e verhou d ing van d en geloovige tot d e w et niet is. Zoo rest d an d e vraag w at d ie ju iste verhou d ing w el is? Die verhou d ing w ord t u itged ru kt in het eene w oord GRRG. De geloovigen zijn d er w et ged ood d oor het lichaam van Christu s, Rom . 7:4, 6; Gal. 2:19. Dit eene w oord sp reekt een boekd eel ten aanzien van d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et. 54

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Men torne niet aan het w oord JHGRRG, m aar legge er vollen nad ru k op . Dit d oet m en im mers ook, en terecht, met het d ood -zijn in d e zon d en en m isd ad en van d en onw ed ergeboren m ensch. Christus ging Zich stellen ond er d e w et en du s ook ond er haren vloek. De w et sloeg d u s Christu s, gelijk eens d e staf van Mozes d e rots sloeg, w at in d en regel beschou w d w ord t als een typ e van Christus als geslagen d oor d e w et, N u m . 20:8. Dit bed oelt d e Ap ostel als hij zegt, d at d e geloovigen "d er w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christus." H iertegen strijd t niet w at hij zegt in Gal. 2:19: "Ik ben d oor d e w et d er w et gestorven," daar hij zich als m et Christu s gestorven rekent d oor d e w et. Dood ten op zichte van d e w et. Men gevoelt w at d it inhou d t. H et beteekent, d at d e w et als w et niets meer over ons te zeggen heeft. H et slu it in d at w ij d en d ond er d er w et niet m eer ku nnen hooren, d at w ij hare vloeksp raken niet meer vreezen. De d ood toch is eene verbreking van alle betrekkingen tot hetgeen bu iten ons is. Zoo is tusschen d e w et en d en geloovige alle relatie verbroken. De w et als w et d . i. als verbind end e regel en tot gehoorzaam heid d w ingend e en d en overtred er vloekend e m acht, heeft niet m eer van ons te eischen, w ant Christu s is aan al hare eischen tegem oet gekom en en heeft ze volkomenlijk volbracht. N iet onze WRHVWDQG, m aar w el onze VWDDW voor God is d ezelfd e als d ie van Christu s d. i. een staat van volkomen onschu ld, rechtvaard igheid en heiligheid . Zoo is ook Zijne rechtsp ositie tegenover d e w et d e onze. Men stelle d an d e vraag: w at d e Mozaische w et nog van Christu s te eischen heeft? Volm aakte gehoorzaam heid ? Die heeft hij haar im m ers d oor Zijn vlekkeloos heilig leven betoond . De vloek, d ie om onzentw il op H em ru stte? Die heeft H ij im mers ged ragen. Wanneer onze menschelijke strafw et van een misd ad iger zegt, d at hij d rie jaar in d e gevangenis m oet zitten en d aarna ged ood w ord en en d eze straf w ord t naar d e w et aan hem voltrokken, w at heeft d e w et d an nog tot het lijk d es m isd ad igers te zeggen? Welnu ook Christu s is met d e m isd ad igers gerekend gew eest en d e w et heeft ook H em gevonnisd en verslagen. Door H em op te w ekken u it het graf en H em aan Zijne rechterhand te zetten, verklaard e d e Vad er pu bliekelijk, d at H ij m et d en Borg tevred en w as en H em d esw ege onschu ld ig heeft verklaard . Dit d eed d e hoogste Rechter, Die Zelf d e w et eens insteld e. En Christu s Zelf kon getu igen: "Ik heb d e gebod en Mijns Vad ers bew aard ," Joh. 15:10. Wat heeft nu 55

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d an d e w et nog op d ien Rechtvaard ige en Verheerlijkte te zeggen? N iets, absolu ut niets. Maar vrage, w at heeft d e w et d an nog te eischen van hen, d ie in H em begrep en w aren? N iets, absolu u t niets. H oew el ze in zichzelf w etsovertred end e, d us strafw aard ige zond aars zijn, zoo zijn ze evenm in VWUDIEDDU als Christu s. Een tw eetal opheld eringen d ienen hier echter nog aan toegevoegd te w ord en. Men zou toch hierop d e vraag ku nnen stellen of alzoo d e eisch d er gehoorzaam heid en d er goed e w erken niet in het ged rang kom t, of w e alzoo niet strand en op d e klip van het Antinom ianism e, of w e geen d ad ers d es Woord s behoeven te zijn? Voorzeker w at d it laatste betreft, w ant "het is onm ogelijk, d at zoo w ie Christu s d oor een op recht geloof ingep lant is, niet zou d e voortbrengen vru chten d er d ankbaarheid ." Nu is er d esniettemin geene w ettische gehoorzaam heid m eer, m aar eene vrijw illige gehoorzaamheid d er liefd e, "om d at H ij het ged aan heeft." Nu hebben w e H em lief, om d at H ij ons eerst heeft liefgehad . Een man gaat zijn geliefd e gad e niet op strengen toon bevelen, om hem tot een hu lp e te zijn. Zij d ient hem im mers d oor d en d rang d er liefd e. Al w at in haar is is bereid w illig en d ienstvaard ig om hem ter w ille te zijn en te behagen. Zoo nu is het ook met hen, d ie d oor Christu s vrijgekocht zijn van ond er d e w et. Zij behoeven niet m eer den d ond er en d en d w ang d er w et, w ijl zij d en d rang d er w ed erliefd e bezitten. De liefd e van Christu s d ringt hen en niet d e vrees voor een vertoornd Wetgever. In d e tw eed e p laats zou d e tegenw erp ing gem aakt ku nnen w ord en, d at, volgens d eze beschou w ing d e geloovige d ood is voor een stu k van God s Woord , d aar toch d e w et een d eel u itm aakt van het onfeilbaar Woord God s. H ierop m ag het antw oord niet and ers lu id en d an d at d e geloovigen d ood zijn voor d e w et als w et, d. i. als rechterlijke, bind end e, eischend e en vloekend e m acht, d och niet voor d e w et als historische w aarheid en hare geestelijke, god sd ienstige en eeu w ige w ortel d er liefd e, w aaraan d e gansche w et en d e p rofeten hing. Dat d e Ap ostel Pau lus m et d e w et als historische w aarheid rekent, blijkt u it Ef. 6:1, 2. En in Rom. 13:8-10 geeft hij in navolging van Christu s d en w ortel d er w et op als geld ig voor d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s. Ook u it Gal. 5:13, 14 blijkt d at hij d oor d e geloovigen vollen ernst gemaakt w il hebben met het nieu w e gebod , d at Christu s Zijn d iscip elen heeft gegeven. Zie ook 1 Tim . 1:5. Jacobu s 56

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

noem t d ezen geestelijken en onverand erlijken grond slag d er w et GH NRQLQNOLMNH ZHW zood at w ij d it vrijelijk d e d oorloop end e leer d es N ieu w en Testam ents m ogen noem en. Inzond erheid het voorbeeld van Jacobu s is van bijzond ere kracht. Want hij stond bekend als een stoere en steile Jood en toch w ijst hij niet teru g naar d e w et van Mozes, m aar integend eel naar d e w et d er liefd e, d e eenheid d er w et en "d e w et d er vrijheid ," w at ook hetzelfd e is als GH ZHWYDQ&KULVWXV van Gal. 6:2, nam elijk het gebod om elkand er lief te hebben, gelijk H ij ons liefgehad heeft. Men zal het ond erscheid gevoelen tusschen d e w et van Mozes, zooals d ie van H oreb tot Israël kw am, en d e geestelijke sam envatting d er w et. Zoo toch is voor d e geloovige Gem eente al het rechterlijk eischend e, al het w ettisch gestrenge, al het Jood sche, tijd elijke, u itw end ige, ja, zelfs d e vorm en bew oord ing d er w et w egged aan, terw ijl alleen hare verborgen, d iep e, eeu w ige, god d elijke w ortel voor d e Gemeente is blootgelegd en voorgehou d en. De w et is hier d oor god d elijke hand om gezet in een liefelijk Evangelie d er d ankbaarheid en d er w ed erliefd e. In d ezen vorm is d e w et geen w et meer, maar een blijd e bood schap, d ie d en geloovigen nooit teveel kan w ord en gep red ikt en voorgehou d en. De Ap ostelen, w e zagen het, leveren d u s in d e w ijze, w aarop zij over d e w et sp reken, het m eest d oorslaand bew ijs, d at zij d e geloovigen beschou w en als d er w et JHVWRUYHQ en d at zij allen ernst gem aakt w illen hebben m et het nieu w e gebod , d e w et van Christus, d e w et d er vrijheid . H et is d iep treu rig, d at tengevolge van een verkeerd e beschou w ing omtrent d e w et d e christelijke vrijheid niet w ord t gevat naar d e Schrift, en d e geloovigen onzer d agen geenszins staan in d e vrijheid , w aarm ed e Christu s hen vrijgem aakt heeft. Er zijn zeer velen, d ie d oor d e herschep p end e genad e God s levend gemaakt, m aar nog niet ten volle vrijgem aakt zijn. Zij vind en hun beeld als het w are in d en levend gem aakten Lazaru s. De levend w ekkend e roep stem van Christu s d eed hem op staan en voortkom en u it het graf d es d ood s. Doch ziet, hij w as nog aan hand en en voeten gebond en m et grafd oeken, zood at hij zich nog niet vrijelijk kon bew egen, terw ijl zijn gelaat nog w as om w ond en m et een zw eetd oek, zood at hij ook niet onbelem m erd kon zien, Joh. 11:44. H ier w as leven, d och nog geene vrije bew eging. Jezu s sp rak nog eens w ed er: "Ontbind t hem, en laat hem henengaan." Dezelfd e stem, d ie levend m aakte, m aakte ook vrij. En zoo zal het ook 57

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

nu m et d e geloovigen onzer d agen gaan. Dezelfd e genad e, w aard oor zij het leven hebben verkregen, zal hen ook vrij moeten m aken. Zij hebben het leven niet eens d oor d e w et verkregen en zoolang ze ook nog m aar eenigszins ond er d e w et blijven, zu llen ze nimm er d e heerlijke vrijheid d er kind eren God s genieten, m aar altoos in een w ettische d ienstbaarheid tot vreeze blijven verkeeren. En d e vreeze d rijft d e liefd e, d . i. ju ist d e grond slag en het w ezen d er w et, bu iten. Terw ijl men d u s roemt op d e w et als op een mid d el ter heiliging, tast men haar ju ist in haar hartad er aan, terw ijl zij, d ie zich als d ood voor haar beschou w en, d och terzelfd er tijd w and elen naar d e liefd ew et van Christu s "d en rechtvaard igen eisch d er w et vervu llen," Rom . 8:4. Wie niet staan in d e vrijheid van Christus, d och in d e w et, gelijk d e Ap ostel het ergens naar het oorsp ronkelijke u itd ru kt, op enbaren in d en regel een liefd eloozen, kou d en, hard en en and eren licht veroord eelend en geest. H et d ragen van een gou d en ring aan d en vinger, het getooid zijn m et baard of knevel d oor een p red ikant, het rijd en naar d e kerk met een rijtu ig of au to en tal van and ere zaken zijn zu lke w ettische christenen ten eenenm ale ongeoorloofd . H et gaat hun eenigerm ate als d e Jod en, d ie ond erling kond en tw isten over d e vraag of het geoorloofd w as voor een Jood een ei te eten, d at d oor een Sam aritaansche kip of een d ie d oor een Jood sche kip op d en Sabbat gelegd w as. H et is w el een w ond er, d at van een d ergelijk soort christenen niet m eer tot het Ad ventisme zijn vervallen. Im mers d e w et heeft ook gezegd : op d en zevend en d ag zu lt gij geen w erk d oen. H et is u iterst inconsequ ent van d eze w etd rijvers, d at m en d en eersten en niet d en zevend en d ag viert. Is d e w et voor ons bestemd om d ie geheel te ond erhou d en, d an blijve m en zichzelf gelijk en d oe m en d e w et in haar geheel, w ant d eze w eet van geen d eelen of schip peren. Deze lied en kom en d oor d it alles echter gevaarlijk d icht bij het stand punt, d at d oor Pau lu s genoem d w ord t een YHUYDOYDQGHJHQDGH, Gal. 2:21 ; 5:4. H oe traag is toch d e m ensch in het leeren ! H oe w einig m erkt hij op d e lessen, d ie d e Schrift en d e geschied enis in d ezen bied en. Want im mers, d e w et heeft Israël nim mer tot een heilig, en d ankbaar, volk ku nnen m aken. Men vergete toch niet, d at het hardnekkig volk d er Jod en d e w et nog hed en ten d age heeft en d at ze d aard oor als in Pau lu s'd agen nog hunne eigene gerechtigheid zoeken op te richten en intu sschen d er rechtvaard igheid God s niet ond erw orp en zijn. En 58

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w aaraan heeft Israël nu d ie d w aasheid te d anken, d at hij nam elijk d e w et als een hem ellad d er w il gebru iken, om d aarmed e ten hem el op te klimm en? Alleen d aaraan, d at hij niet ziet, d at Christu s het eind d er w et is, Rom . 10:4. De Jod en, d ie hun sou vereinen koning verm oord d en, hebben d it ged aan als ijveraars voor d e w et en in naam d er w et. De moord enaars van Christu s hebben het sterkst bew ijs geleverd , d at men conscientieu s ijveraar voor d e w et kan zijn en terzelfd er tijd d e afschu w elijkste w etsovertred ers. De Jood sche w etgeleerd en gaven Ju d as geld om een onschu ld ige te verrad en, ze hu u rd en voor geld valsche getu igen om tegen d en H eilige te getu igen. Ze hebben d ien Dierbare mishand eld en laten m ishand elen, zooals men zelfs ten op zichte van een schu ld ige niet zou d oen, en d at nog w el in d e p laats d es gerichts. Toch had d itzelfd e gesp u is gew etensbezw aar om d e d ertig zilverlingen, d ie d e verrad er hen voor d e voeten w ierp , in d e schatkist d es temp els te d oen. Toch had d en d eze m oord enaren er bezw aar in om d e w et te overtred en d oor zich in d e zaal van Pilatus te begeven. Zooveel heiligend e kracht gaat er uit van d e w et. Zie d it ook nog aan Pau lus voor zijne bekeering. H ij w as naar d e w et een Farizeër, d . i. een van d e strenge, afgezond erd e volksp artij; naar d e UHFKWYDDUGLJKHLG GLH XLW GH ZHW LV w as hij onberisp elijk. N iem and had iets op hem aan te merken of te berisp en. In eigen en anderer schatting w as hij d e rechtschap enheid zelve en d e verp ersoonlijkte d eu gd . Doch bij al zijne w etsbetrachting w as hij een vu rig vervolger d er Gem eente, een w olf voor Jezu s'schapen. H ij d rong d e hu izen binnen en sleep te m annen en vrou w en in d en kerker. Gelijk een w ild d ier snu ivend van w oed e op zijn p rooi kan aanstorm en, zoo d ol-d riftig en m oord end viel d eze ijveraar d er w et op d e geloovigen aan, H and. 9:1. En later w aren zijn vervolgers LMYHUDDUV *RGV zooals hij d it vroeger gew eest w as. Zij had d en een ijver voor God s w et, d och niet met verstand . Uit ijver voor hu n w et gingen ze d en Ap ostel bitterlijk vervolgen en riep en eens bij een op loop , d oor hun ijver verw ekt: "Weg van d e aard e m et zu lk een; w ant het is niet behoorlijk d at hij leve!" Uit ijver voor d e w et bew erkten veertig Jod en eene sam enzw ering, tengevolge w aarvan hij in d en kerker w erd op gesloten. We kunnen evenw el veilig aannem en, d at d e d oor Christu s vrijgem aakte Apostel meer vrij w as in d e gevangenis d an d e Jod en, d ie in d e w et ond er

59

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

verzekerd e bew aring zich bleven op slu iten en Christus, het eind e d er w et, verw ierp en.

60

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9,, '(:(7(1'(6$%%$7 Wie in onze d agen over d e w et w il schrijven, ziet zich genood zaakt om ook een w oord in het m id d en te brengen over d en Sabbat en d e Sabbatviering. Want hoew el er alle w entelend e eeuw en d oor Sabbatariers gew eest zijn, zoo is hun aantal toch nim m er zoo groot gew eest als in onze d agen. In alle landen zijn er thans lied en, d ie d en zw akgeloovigen het vierd e gebod ond er d e oogen hou d en, ten eind e hun m et klem van red enen te betu igen, d at zij d e w et d es H eeren moeten ond erhou d en en du s niet op d en eersten, m aar op d en laatsten d ag d er w eek m oeten ru sten. Wie ook maar eenigszins m ed eleeft m et het rijke en veelbew ogen leven onzer d agen w eet d at d oor het op tred en d ezer, overigens w elm eenend e, lied en vele geloovigen op d it pu nt eenigerm ate verontru st zijn. Deze Sabbatariers m aken zich sterk, en staan ook ind erd aad in som m ige op zichten sterk, d oor d e onku nd e van vele belijd ers inzake d e w et en d e verhou d ing d er geloovigen tegenover d e w et. Want hu n w ord t w el eens w at betw ist w at m en hun veel liever gew onnen m oest geven. Zoo lijd t het b.v. geen tw ijfel of d e zevend e en niet d e eerste d ag is d e Sabbat d es H eeren. H et is eenvou d ig d w aas om d it te ontkennen, w ant het vierd e gebod sp reekt hier m aar al te d u id elijk: "Zes d agen zu lt gij arbeid en en al u w w erk d oen, m aar d e zevend e d ag is d e Sabbat d es H eeren u w s God s, d an zu lt gij geen w erk d oen," Enz. Dat God op d en zevend en d ag ru stte en Israël op d en zeven d en d ag m oest ru sten is bu iten kijf. Zij staan ook in hun recht, w anneer zij nad ru k leggen op het onverand erlijk karakter d er w et inzake d en eisch van d en Sabbat. De w et van d en Sabbat is toch zeker nog m eer d an een tittel d er w et, terw ijl ons in Lu k. 16:17 nad ru kkelijk gezegd w ord t, d at geen tittel d er w et zal ter aard e vallen. H emel en aard e zu llen eens m et ged ru isch voorbijgaan, d och geen tittel d er w et. Men moffele d eze ontzaggelijke w oord en niet w eg. H et d oor tittel vertaald e w oord beteekent d e kleine stip , w elke som m ige H ebreeu w sche letters hebben. H et betaam t d erhalve ied er christen om d it d en Sabbatvierd ers op grond d er Schrift volm ond ig toe te stemm en.

61

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Wil m en d eze sectaristen m et goed gevolg bestrijd en, d an d ient d erhalve een gansch and ere w eg te w ord en ingeslagen d an m en tot d u sver meestal gevolgd is. Dan d ient m en hun in d e eerste p laats te w ijzen op het groote ond erscheid tu sschen d e EHGHHOLQJHQ God s. Om terstond nog even teru g te kom en op d en tekst, w aarop zij zu lk een sterken nad ru k leggen, nam elijk Lu k. 16:17. Goed ! Verre zij het van een Christen om d aaraan te w illen tornen. Maar w aarom leggen zij nu niet even sterken nad ru k op het vorige vers, w aar w e lezen: 'HZHWHQGH SURIHWHQ]LMQ TOT OP JOH AN N ES." Liever d an mijn eigene verklaring van d it w oord te geven, schrijf ik hier d e verklaring af van tw ee zeer god zalige en bekw am e u itleggers nam elijk Ryle en Van And el. Eerstgenoem d e schrijft: "Maar gij (Farizeërs) vergeet d at d e bed eeling d er w et en p rofeten alleen bestemd w as om d en w eg te banen voor d e betere bed eeling van het koninkrijk God s, d ie d oor Johannes d en Doop er ingeleid m oest w ord en. Die bed eeling is gekom en. Johannes d e Doop er is verschenen. H et koninkrijk God s is ond er u . Met al d en ijver, d ien gij belijd t te hebben voor d e w et en d e p rofeten, zijt gij u iterst blind voor d at koninkrijk w aar d e w et en d e p rofeten bestem d w aren u in te leid en." Van And el verklaart d eze w oord en ald us: "Tot Johannes toe heerschte d e Wet over Israël en w erd het koninkrijk d er hem elen, d at thans verschenen is, nog slechts d oor p rofeten aangekond igd als iets, d at in d e toekom st lag. Dit m aakte een verschijnsel als van het Farizeism e m ogelijk; ond er d e bed eeling d er Wet of om m et Pau lus te sp reken, d er letter, kond en ook lied en, d ie van geestelijke gezind hed en, d en kind eren d es koninkrijks eigen, ontbloot w aren, zich d oor gestrenge naleving van d en letter d er gebod en d en roem van heiligheid ond er het volk verw erven. Maar d at hou dt w eld ra op. De Doop er heeft een nieu w e ord e van zaken aangekond igd , w aarin d e geest d er Wet tot heerschapp ij zal kom en, een rijk God s, w aarin d e Geest het geheim d er gehoorzaamheid is. Dan is het m et het geesteloos Farizeism e ged aan. In het koninkrijk d er hem elen is er geene p laats, allerm inst een stoel d er eere voor d en mensch, d ie zijne vijand schap tegen d en geest d er Wet bed ekt met een u iterlijk vertoon van gerechtigheid. De gelegenheid, hu n tijd ens d e heerschapp ij d er Wet gelaten, om d oor u iterlijk vertoon zich roem te verw erven, w ord t hun in het rijk d es Geestes ontnomen."

62

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Grenst het niet aan het hu ichelachtige om voor d e menschen het eene w oord op d e sp its te d rijven en d aarentegen het and ere d ood te zw ijgen? De Sabbatvierd ers – en zij helaas niet alleen! m iskennen ten eenenm ale het heerlijk feit, d at d e bed eeling d er w et met Christu s is afgeloop en, d at, zooals Pau lu s zegt, Christu s het eind e d er w et is voor d egenen d ie in H em gelooven. De Gem eente leeft niet in d e bed eeling d er w et, m aar in d ie d er genad e, Joh. 1:17. Intu sschen blijft Lu k. 16:17 d e volle, bange w erkelijkheid voor Israël. H et orthod oxe Jod end om hou d t zich d an ook ten hu id igen d age nog angstvallig vast aan d e w et. God heeft reed s in H os. 3:4 voorsp eld , d at Israël vele d agen zou blijven zitten zond er koning en zond er vorst, zond er offer en zond er op gericht beeld , zond er afgod en zond er terafim , d och, het ontga d e aand acht niet, H ij zegt niet ]RQGHU GH ZHW. Voor Israël zal van d eze w et geen tittel vergaan. Ten tw eed e, m oet in verband m et d e verschillend e bed eelingen God s d en Sabbatvierd ers gew ezen op het groote ond erscheid tu sschen Israël en d e Gem eente. De H eere heeft aan Israël Zijne w et gegeven. Van Ad am tot Mozes w as d e Mozaische w et er niet and ers d an een ingeschap en zed ew et, gelijk ook d e H eid enen, d ie zelfs in hu nne gew etens hebben ingegrift. H et kan niet genoeg herhaald en beklem toond w ord en, GDW *RG DDQ ,VUDsO HQ DDQ JHHQ HQNHO DQGHU YRON =LMQ ZHW KHHIW JHJHYHQ God zond Zijne Priesters, d e w etverklaard ers, tot Israël en tot geen and er volk. H ij verw ekte ond er d it w ond ervolk Zijn p rofeten om het te bestraffen over zijne ontw ijd ing van d en Sabbat, Jes. 58:13, 14; Am os 8:4-6; N eh. 13:15-22. Israël is zelfs ond er d e volkeren verstrooid tot op d ezen d ag vanw ege zijne ontheiliging van d en Sabbat, Lev. 26:34, 43. Meer nog, zelfs na Israëls volkomen herstel in d e toekomst zal er voor Israël geen tittel d er Sabbatsw et ter aard e vallen, w ant d e Schrift leert ons nad ru kkelijk, d at in d e toekomend e heilseeu w d e Sabbat d oor Israël zal w ord en ond erhou d en. Men leze slechts aand achtig Jes. 56:2-6; 58:13, 14; Ez. 46:1-3. En ook d e volken, w elke in d ie eeu w bekeerd zu llen w ord en, hebben kennelijk d e roep ing om d en Sabbat te ond erhoud en, w ant w ij lezen: "H et zal geschied en, d at van d e eene nieu w e maan tot d e and ere en YDQ GHQ HHQHQ 6DEEDW WRW GHQ DQGHUHQ, alle vleesch kom en zal om aan te bid d en voor Mijn aangezicht, zegt d e H eere," Jes. 66:23. In betrekking tot Israëls toekomst heeft m en ook te nem en het 63

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w oord van Matth. 24:20: "Doch bid t, d at u w e vlu cht niet geschied e d es w inters noch RS HHQHQ 6DEEDW Met een algeheele veronachtzaming van het verband gaan onze Sabbats-vriend en d it verklaren alsof Christu s hier d e Gem eente op het oog had en d an w el bij d e verw oesting van Jeru zalem. Doch m en leze slechts d e verzen 15 en 16, w aar van d e heilige p laats en van Ju d ea sp rake is. En als zij d it op d e verw oesting van Jeru zalem laten slaan, d an m iskennen ze d e aanw ijzing van vs. 21 d at hier nam elijk gesp roken w ord t d oor d en H eiland van d e JURRWHYHUGUXNNLQJ Men zal echter begrijp en w aarom zij d it op Jeru zalem s’ verw oesting laten slaan, w ant d an zou hiermed e gezegd zijn, d at m en veertig jaren, nad at Christu s d it zeid e, d en Sabbat nog ond erhou d en moest. N een, hier is sp rake van d e groote verd ru kking, zooals d ie er nooit gew eest w as en nooit zijn zou . N u w eet een ied er, d ie m aar een w einig geschied enis kent, d at er w el zw aard er verd ru kkingen gew eest w aren d an d e verw oesting van Jeru zalem en d at er na d en ond ergang d ier stad ook w el grootere verd ru kking is gew eest. Men d enke alleen m aar aan d en grooten w ereld oorlog, w aard oor, naar m en thans berekent, een veertig m illioen menschen zijn om gekomen. De rechte verklaring is d eze: d at Israël in d en d ag d er groote verd ru kking in Jeru zalem zal benau w d w ord en d oor d en Antichrist en d an nog d en Sabbat zal hou d en, zood at een vlu cht op d en Sabbat af te bid d en is. N u gevoelt m en echter terstond d at een ied er d ie niet in Israëls herstel gelooft, noch in d e groote verd ru kking voor het Israël d er toekom st, hier zw ak komt te staan tegenover d e mod erne Sabbatariers. Want heeft Christus hier d e Gem eente bij Jeru zalem s ond ergang op het oog, d an is hiermed e ook gezegd , d at d e volgelingen d es H eeren in elk geval nog veertig jaren lang d en Sabbat moesten ond erhou d en. Doch d an zou d it w oord ind ru ischen tegen Rom. 6:14: "Gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e." Wie geen ernst maakt m et het ond erscheid tu sschen Israël en d e Gem eente kan evenm in komen tot het rechte inzicht in d e w et als d e p rofeten. In elk op zicht is eind elooze verw arring het gevolg van het vereenzelvigen van d eze tw ee. In d e d erd e p laats m iskent het Sabbatism e het ZHUN alsm ed e het YRRUEHHOG van Christu s. De Vad er heeft u itd ru kkelijk van d en hem el gezegd : "Deze is Mijn geliefd e Zoon, in d enw elken Ik Mijn w elbehagen heb: KRRUW+HP H et is na al het voorgaand e niet nood ig om lang en 64

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

breed in te gaan op Zijn w etvervu llend leven als onze Borg en Plaatsvervanger en op Zijn d ragen van d en vloek in Zijn lijd elijke gehoorzaam heid . H iermed e w ord t d oor d eze secte niet d en m insten ernst gem aakt. Men w ijst zeld en of nooit op hetgeen H ij ged aan heeft, maar altoos w eer op hetgeen d e m ensch m oet d oen. Vand aar d at men bij d eze lied en nimmer een w arm en toon van d ankbaarheid kan belu isteren voor hetgeen Christu s in Zijn grond elooze ontferm ing tot stand gebracht heeft, m aar w el m eerm alen een kou d e, d offe toon van Farizeism e. Terecht schrijft J. d e H eer in zijn kostelijk w erkje tegen het Zevend e Dags Ad ventism e, d at d e kou d e van d en w inter en d e kou d e van d e Jood sche Sabbatsviering tam elijk w el overeenkom en. De Schrift leert d at Christus ond er d e w et is gegaan, op d at H ij zou vrijkoop en hen, d ie ond er d e w et w aren, Gal. 4:4, 5. H ij heeft d oor Zijn sterven het hand schrift d er w et u itgew ischt, Col. 2:16,17. Beroemd e u itleggers als Beza, Van Til, Gom aru s, Grotiu s en Van And el m ogen hier al aan d e ceremoniëele w et ged acht w illen hebben, ik meen in een vorig hoofd stu k genoegzam e grond en te hebben bijgebracht voor d e stelling, d at aan d e gansche w et ged acht moet w ord en, gelijk ook Prof. Biesterveld in zijne voortreffelijke comm entaar d it d oet. H et navolgensw aard ig voorbeeld d es H eeren schijnt voor d eze lied en ook niets te zeggen. Volgens Joh. 5:1-15 gaf Christu s op d en Sabbat bevel aan d en kranke om zijn bed d eke te d ragen. H ad H ij Zich echter strikt aan d en letter d er w et gehou d en, d an had H ij d it niet ku nnen of m ogen d oen, Jer. 17:21. Wie toch in Israël eenig w erk op d en Sabbat d eed , moest zond er ontferming ged ood w ord en, Ex. 35:2. Israël mocht niet koken of bakken op d en Sabbat, Ex. 16:23, 26; geen vu u r aansteken, 35:2, en zich zelfs niet u it zijne woonp laats begeven. Willen d e Sabbatvierd ers naar Jood sche w ijze d en Sabbat hou d en, d an d ienen ze zich aan al d eze Mozaische voorschriften stip telijk te houd en. Christu s d eed d it echter niet, w ijl H ij d e Wetgever en d e Wetvervu ller w as en d ew ijl eene N ieu w e Bed eeling, d ie d er genad e, w as aangebroken. H ij liep op d en Sabbat d oor het gezaaid e, p lu kte d e aren en w reef ze, w at voor d e Jod en gelijk stond m et d orschen. Wie oversp el bed reef in Israël m oest gesteenigd w ord en, Lev. 20:10; Deu t. 22:22, d och H ij, Die als d e Vlekkelooze het kw aad u it Israël kon u itroeien, d eed het niet, maar sp rak d e oversp elige vrou w vrij, Joh. 8:111. H ij roeid e het kw aad niet u it d oor d e w et, m aar d oor d e genad e, 65

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d oor het kw aad op Zich te lad en en d oor Zich tot zond e en tot een vloek te laten maken. Straks blijft H ij op d en Jood schen Sabbat in het graf liggen als om d aarm ed e te zeggen, d at H ij d en Sabbat begraaft voor Zijne Gem eente, d ie met H em begraven w erd en op stond u it d e d ood en. H ij verrees op d en eersten d ag als Verw innaar van d ood en graf, van Satan, zond e en hel, en verscheen herhaald elijk op d ien d ag aan Zijne jongeren en op d ien d ag heeft H ij Zijn Geest u itgestort m et teekenen en w ond eren. Doch d eze groote w erken en d oorlu chtige voorbeeld en schijnen voor d eze lied en van nu l en geenerlei w aard e te zijn. In d e vierd e p laats miskent m en d en heerlijken staat d er geloovigen. De geloovigen zijn niet m eer in d en eersten Ad am, m aar in d en tw eed en, Christu s. Zij zijn met Christus ied er w et gestorven en nu zijn ze één lichaam m et H em gew ord en. H eeft nu d e w et van H em nog een tittel te eischen? N een. Welnu , d an ook niet van hen, d ie in H em begrep en zijn. Zij zijn toch w ezenlijk, zij het d an ook op m ystieke w ijze, eene p lante met H em gew ord en. H ij is d e Wijnstok, zij d e ranken; H ij het H oofd , zij d e led en, vleesch van Zijn vleesch en been van Zijn been. Zij zijn m et H em gekru isigd , gestorven, begraven, op gew ekt en in d en hem el gezet. H u n bu rgerschap is in d e hemelen, niet in Kanaän, ond er d e w et van Mozes. Deze w aarhed en, zoo heerlijk en troostrijk, w ord en schand elijk d oor d eze lied en m iskend . Als men hond erd tractaten van hen leest, d an zijn er stellig een negentig, d ie over d e Sabbatsvierin g hand elen. Men hoort van hen zeld en of nooit het vroolijk geju ich der rechtvaard igen, m aar altoos w eer het d of en onheilsp ellend gerom mel van H oreb. En eind elijk m iskennen d eze lied en het nad ru kkelijk Woord d es H eeren ten op zichte van d e verhou d ing der N ieu w Testam entisch geloovigen tot d e w et. Israël w erd meerm alen bestraft, d och van welke zond en d e Gem eenten ook bestraft w ord en, w e lezen in geen enkel geval d at zij bestraft w erd en, om d at ze d en Jood schen Sabbat niet hield en. Wel vind en w ij voorbeeld en van het tegend eel, Gal. 4:10 ; Col. 2:16. Laten zij ons op hu n stand pu nt eens eene ongew rongene verklaring geven van d e volgend e Schriftu u rp laatsen: Joh. 1:17; 8:1-11; Rom . 6:14, 15; 7:1-6; Col. 2:14; Gal. 2:19; 3 en 4. De verborgenheid van Israëls ged eeltelijke en tijd elijke verhard ing en d e verborgenheid d er Gem eente zijn hu n beid e ten eenenm ale onbekend en d at terw ijl d e 66

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ap ostel zegt: ,N ZLO QLHW EURHGHUV GDW X GH]H YHUERUJHQKHLG RQEHNHQG]LM Rom. 11:25. Zij schijnen ook niet te zien of te w illen zien, d at, hoew el d e geestelijke, eeu w ige w ortel d er w et in het Nieu w e Testament telkens w eer in d e Ap ostolische vermaningen teru gkeert, er nochtans aldaar geen zw eem van een Sabbatsgebod te vind en is. Ten eind e d it te d oen zien, neem ik hier het volgend e over u it het voorm eld e boekske van J. d e H eer als hij schrijft: "Laten d e Sabbatvierd ers, d ie zich in d eze op het N . T. beroep en, nu d e volgend e onvolled ige op gave van d e op som ming d er 9 gebod en in het N. T. eens nagaan. le gebod : Mark. 12:30; Gal. 3:20; 1 Tim. 2:5; 1 Cor. 8:4; Ef. 4:3-6; 1 Thess. 1:10. H et geheele N. T. getu igt, d at er maar één God is. 2e gebod : 1 Cor. 8:4; 1 Cor. 10:7; 1 Cor. 10:20; H and . 15:20; 1 Thess. 1:9; 1 Joh. 5:21; Op enb. 9:20. H et geheele N . T. w aarschu w t ons tegen het d ienen d er afgod en. 3e gebod : Matth. 6:9; Joh. 12:28; 1 Joh. 5:13; Matth. 28:19; Matth. 5:34. H et geheele N. T. legt nad ru k op d e verheerlijking van God s naam . ----------------------------------5e gebod : Ef. 6:2; Col. 3:20. H et N. T. verm aant tot d e gehoorzaam heid d er kind eren aan d e ou d ers. 6e gebod : Matth. 5:22; Matth. 26:52; 1 Joh. 3:15; Op enb. 22:15. H et N. T. verscherpt het verbod van d ood slaan. 7e gebod : Matth. 5:28, 32; H and . 15:20; 1 Cor. 5:1,13; 1 Cor. 6:10; H ebr. 13:4; Gal. 5:19. H et N. T. veroord eelt ten sterkste hoererij en oversp el. 8e gebod : Ef. 4:28; Rom . 13:9. H et N. T. veroord eelt het stelen als een overtred ing d er liefd e. 9e gebod : Rom . 13:9; Ef. 4:31; 1 Cor. 13:5; 1 Petr. 2:1. H et N . T. verscherp t het gebod van valsch getu igenis sp reken. 10e gebod : Lu k. 12:15; Rom . 13:9; Ef. 5:3; Ef. 5:5; Col. 3:5. H et N. T. veroord eelt het begeeren, als zond e. Wij vind en alle gebod en teru g, d och het geheele N ieu w e Testam ent zw ijgt van een gebod tot het hou d en van d en Sabbat voor d e Gem eente."

67

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

68

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.9,,, '(:(79$1&+5,6786 Wanneer men d e geloovigen aantoont d at zij niet ond er d e w et van Mozes zijn, d an zien zij u niet zeld en m et groote verbazing aan en vragen: "Zijn d e geloovigen d an in geen enkel op zicht ond er eenige w et?" Daarom is het zeker niet overbod ig om d e geloovigen er aan te herinneren, d at zij ond er d e w et niet van Mozes, m aar van Christu s zijn. De ZHW van Christu s! Gal. 6:2. H et lijd t geen tw ijfel of d e Ap ostel gebru ikt m et op zet d it w oord m et het oog op d e w etd rijvers. Wij w eten d at zij hem soms beschu ld igd en van tegen d e w et van Mozes te zijn. H et w as zijn lot om gesmaad te w ord en om d er w aarheid w il. De w aarheid d er Schrift m oest zich altoos al strijd end eene p laats veroveren. H et is zoo w aar, d at het Evangelie niet naar d en mensch is. En ook zelfs geloovige m enschen ku nnen somm ige w aarhed en, d ie niet met hunne inzichten en m eeningen strooken, som s zeer vijand ig gezind zijn. Als vele geloovigen zich eerlijk w ild en u itsp reken, d an zou d en ze u toestemm en, d at zij som s gaarne het Woord iets and ers had d en; w at m eer in overeenstem m ing m et hu n geliefkoosd e beschou w ingen of hunne ou d e schrijvers. Doch gelu kkig stoort het Woord zich d aaraan niet het m inst, m aar hou d t altoos koers en gaat recht d oor zee, als het ons d e raad slagen d es H eeren verkond igt. De Schrift geeft zoo w el leerstellingen voor het leven als voor het geloof. Zij legt niet m ind er nad ru k op een rein leven d an op d e zu ivere leer. Dit kom t vooral u it in d e p raktische ged eelten van d e Zend brieven. Zoo geeft d e Ap ostel in d e tw ee laatste hoofd stu kken van d ezen bij u itnem end heid zoo leerstelligen Galaterbrief ook w ed er tal van p raktische w enken en vermaningen. H eeft hij in d e hoofd stu kken d rie en vier met klem gehand haafd , d at niemand gerechtvaard igd w ord t d oor d e w erken d er w et, hij toont vervolgens aan. d at m en ook niet zalig w ord t zond er d e goed e w erken. Wij w ord en zalig niet d oor het geloof en d e w erken, maar d oor het geloof met d e w erken, een geloof, d at vru chten van d ankbaarheid voortbrengt en d oor d e liefd e w erkzaam is.

69

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Met GH ZHW YDQ &KULVWXV bed oelt d e Ap ostel d e w et d er liefd e als aangegeven in Joh. 13:34, 35. Deze w et is eene volkom ene tegenstelling van d e w et van Mozes. Allereerst is er groot verschil in d en tijd w aarop beid er w et w erd gegeven. Mozes gaf zijne w et ru im 2000 jaren na d e schepp ing, Christu s ru im 4000 jaren. H ij gaf Zijne liefd ew et nad at ons d e verzekering gegeven is, d at H ij d e Zijnen liefgehad heeft tot d en eind e, Joh. 13:1, en nad at H ij in volkom ene zelfverloochening d e slavend ienst d er liefd e verricht had in d e voetw assching Zijner jongeren; en voorts nad at H ij d en liefd em aaltijd , het H eilig Avond m aal, had ingesteld. N a al d it liefd ebew ijs d an gaf H ij voor Zijne jongeren d e w et d er liefd e met het d oel d at d eze d e regel en vaste norm voor al hunne hand elingen w ezen zou. N iet alleen d e tijd , maar ook d e ZLM]H w aarop d eze w et gegeven w erd , verschild e hemelsbreed van d e w ijze, w aarop d e w et op H oreb w erd gegeven. Daar w as er d ond er en bliksem, d och hier slechts het ru ischen eener zachte stilte. Daar d e m id d elaar d es Ou d en, hier d ie d es N ieu w en verbond s; daar vele heilige engelen, hier een d u ivel, d ie in het hart van Ju d as gevaren w as. Deze w et van Christus w ord t nieu w , fonkelnieu w , geheeten. N och in d en d ekaloog, noch eld ers w as d eze w et te vind en. Deze w et w as echter niet alleen m et het oog op haren tijd en hare w ijze van op enbaring nieu w , doch inzond erheid met het oog op haren m erkw aard igen LQKRXG H are inhou d toch w as niet eene gew one naastenliefd e, d och eene liefd e, JHOLMN ,N X OLHIJHKDG KHE Zijne eind elooze zond aarsliefd e, d ie hooger is d an d e bergen en d iep er d an d e zeeën, is tegelijk d e grond en d e m aatstaf van onze liefd e. Om d u s te w eten, hoe w e ons naar d e w et van Christu s hebben te ged ragen, hebben w e alleen maar te vragen hoe Christu s ons heeft liefgehad . En d an mag het antw oord niet and ers lu id en, d an d at H ij ons heeft liefgehad m et eene w eergalooze liefd e, eene liefd e, d ie geheel en al van een kant kw am , eene liefd e niet bloot tot een vijand , maar eene liefd e, d ie zich in d en d ood gaf voor d ood - en d oem schu ld ige vijand en, eene liefd e, d ie zich tot een vloek liet m aken voor d e haters God s. Ach, m ijn p en verm ag d ie liefd e niet af te malen! Wij zien, gelooven en ervaren d eze u itnemend e liefd e, d och zij gaat d e kennis te boven. Eerst al d e heiligen tezam en zu llen in d ien volm aakten d ag m et elkand er d e afm etingen d ezer liefd e ten volle begrijp en. Deze liefd e nu zij het richtsnoer van ons leven! 70

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Zij d ie naar d e w et van Mozes leven of w illen leven zijn veelal hard , m eed oogenloos en stroef. Daar krijgt m en iets van d e hard heid en onbarm hartigheid d er w et. Doch ook hier is d e w et van Christu s eene volkom ene tegenstelling. Daar gaan m en, volgens Gal. 6:1, d e gevallenen terecht brengen. En w el op teed ere, liefd erijke w ijze in d en geest d er lankm oed igheid . Daar gaat m en elkand er geen last op leggen, is m en niet lastig, m aar d raagt m en elkand ers lasten en verd raagt men elkand ers lastighed en. O, er is soms ond er d e belijd end e menschen zooveel hoogheid en zooveel heim elijk Farizeism e. Wat kan m en hard en verachtelijk hand elen ten op zichte van d en broed er of zu ster, d ie kw am te vallen. Dit is tegen d e w et van Christus en d us zeer onchristelijk. Christus’ w et is ook d e w et d es Geestes, Rom . 8:2. Wie d oor d en Geest geleid w ord t is niet ond er d e w et, Gal. 5:18. De w et van Mozes is niet tegen d e zood anigen, d ie d e vru chten d es Geestes hebben, vs. 23. Geliefd e lezers, w ie gij ook m oogt zijn, gaat niet van Christus teru g tot Mozes, gelijk d e Galaten en d e H ebreën. Dit w ord t d oor d en Ap ostel beschou w d als schrikkelijke achteruitgang en een overloop en tot een and er Evangelie, hetw elk geen Evangelie, geene blijd e tijd ing is. Laat u leid en d oor Christu s'w et en Geest. Bed roeft d en H eiligen Geest God s niet, d oor Welken gij verzegeld tot d en d ag u w er verlossing. De H eere is kennelijk nabij. Alle bitterheid, toorn, gram schap , geroep en lastering zij van u gew eerd , met alle boosheid . Weest jegens elkand er goed ertieren, bannhartig, vergevend e elkand er, JHOLMNHUZLMV RRN*RG LQ &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW En w and elt in d e liefd e, JHOLMNHUZLMV RRN &KULVWXV RQV OLHIJHKDG KHHIW en Zichzelve voor ons heeft overgegeven tot eene offerand e en slachtoffer God s, tot een w elriekend en reu k, Ef. 5:2. *HOLMN &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW GRHW RRNJLMDO]RR En boven d it alles d oet aan d e liefd e, d ew elke is d e band d er volm aaktheid . H et w oord van Christu s w one rijkelijk in u ," Col. 3:13, 14, 16. "En al wat gij d oet, d oet d at van harte als d en H eere, w etend e, d at gij van d en H eere zu lt ontvangen d e vergeld ing d er erfenis, w ant gij d ient d en H eere Jezus Christus," Col. 3:23, 24. $OOHHQOLMN ZDQGHOW ZDDUGLJOLMN KHW (YDQJHOLH YDQ &KULVWXV - Zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan om nog tientallen van teksten aan te geven, w aaru it ten d u id elijkste blijkt, d at niet d e w et van Mozes, maar Christu s en Zijn Woord en Geest het DOOHHQJHOGLJHULFKWVQRHUYDQGHQ 71

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ZDQGHO GHU 1LHXZ 7HVWDPHQWLVFKH YURPHQ LV Ind ien d e Gem eente onzer d agen d it recht kw am te verstaan en te beleven, d an zou d e hel treu ren, d e hemel ju ichen en d e inw oners d er aard e zou d en zich verw ond eren. Want d oor d e w et van Christu s te ond erhou d en, kom t ook d e w et van Mozes tot haar recht. Alzoo w ord t zij bevestigd , Rom . 3:31, en ten volle vervu ld en is ju ist alle gevaar van w etteloosheid bij d en w ortel afgesned en. Bij d eze nieu w e gehoorzaam heid aan d eze nieu w e w et in d eze nieu we bed eeling d er genad e w ord t ju ist Mozes gehoorzaam d , w ant hij roep t ons im m ers u it d e w olk d er getu igen toe: "Ziet op Jezus, d en oversten Leid sman en voleind er d es geloofs," Hebr. 12:1,2. Wij zien Mozes, d en w etgever, m et Elia, d en w etijveraar, op d en berg d er verheerlijkin g. En w at d oen zij d aar? Zij sp reken met J ezu s. Waarover hebben zij gesp roken? Zeker over d e heerlijkheid en d e rechtvaard ige eischen d er Mozaische w et. Neen. Sp reken zij d an soms over d en lu ister d es hem els d aarboven? N een, zij sp reken m et Jezu s over Zijn u itgang, Zijn lijd en en sterven. Zij vind en Zijn d ood het mid d elp unt en zw aartep u nt d er verlossing en d aarin is kennelijk hu n lu st. Zij zagen d us niet op d e w et, d och op H em , Die het eind e d er w et genaam d w ord t. Volgen w ij d an hun voorbeeld . Om trent d e w et van Christu s is er nog een m erkw aard ige p laats in 1 Cor. 9:21. Pau lu s sp reekt d aar in zeer w einige w oord en over zijne rechte verhou d ing tot d e w et. H ij heeft d aar gezegd , d at hij zich allen tot slaaf gem aakt heeft m et het bep aald e d oel op d at hij er m eer zielen voor Christus m ocht w innen. In d ien w eg is hij d en H eid enen, d ie zond er d e w et zijn, gew ord en als zond er d e w et zijnd e. Om nu echter d e ged achte te voorkom en, d at hij bij d e H eid enen op een w ettelooze en tu chtelooze w ijze leefd e, geeft hij kortelijks zijne verhou d ing tot d e w et aan, als hij zegt, d at hij in betrekking tot God niet DQRPRV, w etteloos is. Doch d it is bloot negatief, vand aar d at hij in d e volgend e zinsned e zegt: HQQRPRV &KULVWL, d . i. w etp lichtig aan Christu s, gehoorzaam aan d e wet van Cliristu s, of eigenlijk nog sterker, LQ GH ZHWYDQ &KULVWXV H ij stelt zich hier d us voor als ond er cu rateele van Christu s en niet ond er d ie van Mozes. In H and . 19:39 w ord t d itzelfd e w oord HQQRPRV gebru ikt en vertaald d oor ZHWWHOLMNH vergad ering." De Ap ostel beschou wt zich d erhalve als vrij van d e w et van Mozes eenerzijd s, en and erzijd s als w etp lichtig aan d e w et van Christus, 72

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

zood at al w ord t hij d engenen, d ie zond er d e w et zijn, ook als zond er d e w et zijnd e, hij nochtans niet w etteloos is ten op zichte van God en Christu s. Deze verhou d ing, hier zoo ju ist en heerlijk bep aald , is d e verhou d ing van elk geloovige tot d e w et. En een ied er d ie nu van d e w et van Christu s tot d ie van Mozes teru g w il gaan, zond igt zoow el tegen d e w et van Mozes als tegen Christu s, d oor d e w et niet w ettelijk te gebru iken, maar haar te m isbru iken en d oor eveneens Christu s’ nieu w e w et te m iskennen. Laat ons d an evenals Pau lus ZHWWHOLMN zijn, maar nim m er ZHWWLVFK De sm eltend e liefd e van Christu s is w ettelijk, nim m er w etteloos of w ettisch. H et is voorzeker een op m erkelijk en tevens zeer d roevig verschijnsel in het kerkelijk. leven onzer d agen, d at er eenerzijd s ]RRYHHO YDQ GH ZHW YDQ 0R]HV JHPDDNW ZRUGW HQ DQGHU]LMGV ]RR ZHLQLJ YDQ GH ZHW YDQ &KULVWXV H et heeft d en schijn w el alsof d e verblind ing zoo groot is gew ord en, d at men het ond erscheid tu sschen schadu w en w ezen, belofte en vervu lling niet m eer ond erscheidt. Men schijnt het lagere stand p unt van Mozes veel aantrekkelijker te vind en d an het eind eloos hoogere van Christu s. Van Israëls p rofetie w il m en w einig of niets w eten, d och met Israëls w et d w eep t m en, althans men leest en zingt en verklaart haar jaar in jaar u it. Doch d e gevolgen hiervan blijven niet u it. Een kou d en harteloos Christend om , d at zich beijvert om schatten te vergad eren op aard e en intusschen het lijd elijk aanziet d at m illioenen w egsterven zond er d en Christu s is er het vreeselijk gevolg van. Ik sp rak d aar p as van verblind ing en d it schijnt zeer sterk te zijn gesp roken in toep assing op het Christend om , d och het is niet te sterk ten op zichte van het Mozaisch Christend om onzer d agen. H et ond erscheid , of beter, d e tegenstelling tusschen d e w et en genad e is im mers zoo klaar als d e zon voor een ied er d ie hier zien w il. In d e taal van Prof. Van Oosterzee gesp roken, ku nnen w e im mers zeggen: "H ier staat d e heiligheid , d aar d e liefd e God s op d en voorgrond ; hier sp reekt d e H eere voornam elijk in storm w ind , aard beving en vuu r, d aar kom t H ij in het su izen eener lieflijke stilte. H ier w ord t kennis van zond en gew ekt; d aar vergeving van zond en geschonken. H ier is d e geest d er d ienstbaarheid w ed erom tot vreeze; d aar d e geest d er aannem ing tot kind eren heerschend e. H ier is d e hoop d es eeu w igen levens voor d e meesten verborgen en voor d e besten w el vast, m aar niet held er; d aar 73

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

is leven en onverd erfelijkheid voor aller oog in het verrassend ste d aglicht gep laatst. H ier w ord t d e m id d elm u u r d es afscheid seis op getrokken; d aar ter ned er gew orp en." Of w ilt gij m et nog and ere w oord en gew ezen hebben op d e tegenstelling van d e w et van Mozes en d e w et van Christu s, zoo laat d an d e w elsp rekend e red enaar en d ichter Ten Kate het u zeggen, als hij d ie tegenstelling ald us aangeeft in zijne lezing over het Cred o in d e Psalmen: "H ier heerscht d e Wet, d aar het Evangelie. De Wet, d ie van d en mensch liefd e vord ert; het Evangelie, d at d en m ensch liefd e geeft. De Wet, d ie leert w at d e mensch voor God m oet d oen; het Evangelie, d at leert w at God voor d en m ensch ged aan heeft. De Wet, d ie d en m ensch offers vraagt; het Evangelie, d at d en mensch gaven brengt. De Wet, d ie eischt; het Evangelie, d at schenkt. De Wet, d ie beveelt; het Evangelie, d at belooft. De Wet, d ie ons van zond e beschu ld igt; het Evangelie, d at ons van zond e vrij sp reekt. De Wet, d ie d en zond aar d e zaligheid ontzegt; het Evangelie, d at hem d e zaligheid toezegt. De Wet, d ie ons aanklaagt en verw erp t; het Evangelie, d at ons rechtvaard igt en aanneem t. De Wet, d ie ons vervloekt; het Evangelie, d at haren vloek in eeu w igen zegen verand ert." Een en and er is even ju ist als w aar aangegeven, m aar zoo zal m en tevens m oeten toestemm en, d at het niets m ind er d an een ramp voor het geestelijk leven m oet zijn, ind ien m en teru ggaat van Christu s tot Mozes.

74

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.,; '(35(',.,1*'(5:(7 Zal d e w et nog scherp elijk voor d e geloovigen gep red ikt w ord en? Zietd aar een zeer belangrijke vraag, w aarop m et d e Schrift nog het antw oord aan d e lezers d ient gegeven te w ord en. De term w etp red iking is een vage term gew ord en en w ord t thans meerm alen gebru ikt om eene strenge p red iking in het algem een of nad er eene p red iking van d e helsche verd oem enis en eeu w ige straf aan te du id en en in d ezen zin genom en d ient er natu u rlijk altoos w etp red iking te zijn. Doch d e w et d ient voor d e geloovigen niet te w ord en gep red ikt als een tuchtm eester tot Christu s. Ds. G. Doekes zegt in zijn w erkje over d e Antinom ianen: "Ook voor d e geloovigen is het een voortd u rend e behoefte, d oor d e Wet als tu chtmeester altoos w eer naar Christu s te w ord en u itged reven." Dit strijd t lijnrecht tegen het w oord d es Ap ostels in Gal. 3:24, 25: "Zoo d an, d e w et is onze tu chtmeester JHZHHVW tot Christu s, op d at w ij u it het geloof zou d en gerechtvaard igd w ord en. Maar als het geloof gekom en is, ]RR]LMQZLMQLHWZHHURQGHU GHQWXFKWPHHVWHU De tuchtm eester heeft in d e bed eeling d er w et voor Israël zijn taak volbracht. De w et kon zelf geene leerm eester zijn, w as alleen m aar, gelijk het H ebreeu w sche w oord voor d e w et, thora, het u itd ru kt, een w egw ijzer naar d en eisch d er heiligheid God s. Doch d e zaligmakend e genad e God s ond erw ijst ons nu inzake het verled en, het hed en en d e toekom st, Tit. 2:11-14. Zelfs schreef Dr. A. Ku yp er Sr. in zijn w erk over d en Eered ienst: "Is d e schare in het kerkgebou w niet een groep hoord ers, m aar eene vergad ering d er geloovigen, d an kan d e w et niet ond er hen optred en als d e tu chtmeester tot Christu s. Dit is w el hare roep ing bij eene Evangelisatie of Missie, m aar niet in een vergad ering van m annen en vrou w en, d ie ju ist d aarom sam enkom en, om d at zij belijd en WRW&KULVWXVJHNRPHQWH]LMQ De w et moet ook niet gep red ikt als een zw eep voor het vleesch d er heiligen, gelijk Calvijn w ild e en d ie zich hierover ald u s u itliet: "Voor d at vleesch is d e w et een geesel, d oor w elken het, gelijk een botte en trage ezel, tot het w erk w ord t voortgezw eep t." H ierop kan

75

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

geantw oord d it tw eeerlei: 1e. N ergens leert d e H eere in Zijn Woord , d at H ij vooru itgang of verbetering van het vleesch begeert. In het vleesch w oont ten eeuw igen d age geen goed . H et ond erw erp t zich d er w et God s niet en het kan d it ook niet. H et is vijand schap tegen God en d aarom w il God het ged ood hebben, Rom . 13:14; Col. 4:5; Ef. 4:22. Meer nog, d oor Christu s heeft H ij het rechtens reed s ged ood , Rom . 6:6, en nu roep t H ij d e geloovigen toe: "H ou d t het d aarvoor, d at gij w el d er zond e d ood zijt, maar God e levend e zijt in Christu s Jezu s, onzen H eere." 2e. Gesteld echter d at God het vleesch w ild e verbeteren en heiligen, d an zou H ij d aartoe in geen geval d e w et gebru iken. Want d e w et w as d oor het vleesch ju ist krachteloos om te rechtvaard igen en te heiligen en is alzoo voor het vleesch eene bed iening d es d ood s en d er verd oem enis gew ord en. En eind elijk w ord e d e w et ook niet gep red ikt als d e regel d es levens voor d e geloovigen. H et is niet w aar w at Ds. Doekes schrijft: "In d e w et vind en zij het antw oord op d e vraag, w at d e H eere w il, d at zij d oen zu llen." De w et is im m ers bijna u itslu itend negatief van aard en zegt ons w at w ij niet d oen m oeten. Men komt hier niet klaar d oor te zeggen, d at elk verbod een gebod inslu it, want d it is geene w et, maar u itlegging en toep assing d er w et. Ds. Doekes zal ons toestem men, d at zijn ged rag als christen inzond erheid d oor Christus en d ienst Geest bep aald m oet w ord en. Welnu zegt d e w et hem d an hoe hij zich jegens Zijn H eiland heeft te ged ragen? H oe hij heeft te w and elen in d en Geest? H oe hij kan ru sten in Christu s’ verzoenend lijd en en sterven? En, om m aar niet m eer te noem en, hoe hij God s Zoon u it d e hem elen kan verw achten en met om gord e lend enen en brand end e lam p en op zijn H eere kan w achten? En zoo hij d it alles met ons aanneemt op grond van het N ieu we Testament, d ient hij d an niet toe te stemm en, d at d eze heerlijke w aarhed en du izend m aal hooger staan d an het: JLM ]XOW QLHW" Waarom d an van Christus teru ggegaan tot Mozes? Maar, zoo zal m en zeggen: Is d e w et d an niet volm aakt? Welzeker, d och zij is volm aakt om te verd oem en, gelijk het Evangelie d at is om te behou d en. De w et eischt GRHQ of GRHP Zij heeft geene voorziening voor eene onvolm aakte gehoorzaamheid , hoe goed d ie ook bed oeld mag zijn, en zij kent geene barm hartigheid , Hebr. 10:28. De w et d ient gep red ikt te w ord en QDDUGHZDDUKHLGGHU6FKULIW En w ord t zij ald us gep red ikt, d an zal allereerst w ord en aangetoond, 76

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d at d e w et nooit aan d e Gemeente, maar aan Israël is gegeven en d at alleen d e algem een verbreid e d w aling, d at de Gemeente Israël is, kan staand e hou d en, d at d e w et ook aan d e Gem eente is gegeven. Deze tw ee zijn echter in oorsp rong, aard , roep ing en toekom st ten zeerste ond erscheid en, zooals d e beste Bijbelkenners onzer d agen d it volm ond ig toestem men. N a al het voorgaand e m ag het hier overbod ig w ord en geacht om Schriftbew ijs aan te voeren, d at d e w et aan Israël en niet aan d e Gemeente is gegeven. Bovend ien is d e Schrift vol van bew ijzen voor het eerste d eel d ezer stelling, terw ijl er d aarentegen geen enkele tekst in d en Bijbel is, d ie ons leert d at aan d e Gemeente een w et is gegeven. Wel w ord t nad ru kkelijk gezegd : "Gij zijt niet ond er d e w et, maar ond er d e genad e," Rom . 6:14. Voor een ied er d ie kind erlijk d e Schrift gelooft is d it eene w oord genoeg. De genad e eischt en d ringt en vloekt niet als d e w et, m aar zij geeft ons al w at d e w et eischte en nim m er geven kon: "De genad egifte God s is het eeu w ige leven, d oor Jezu s Christu s, onzen H eere." De gelijkenis van d e vrou w en hare tw ee hu w elijken als beschreven in Rom. 7:1-6 laat aan d u id elijkheid niets te w enschen over voor het eenvou d ig en kind erlijk geloof. Gelijk d e d ood een eind e maakt aan d en hu w elijksband, zood at d e levend e p artij vrij is om w ed er te hu w en, alzoo is het met d e Gem eente gesteld. De mensch w as vroeger gehu w d m et d e w et van Mozes. Israël w as w ettelijk aan d e w et verbond en. En vanw ege Israëls zond en w as het geen gelu kkig hu w elijk, m aar een zw aar en ond ragelijk ju k. Doch zie, d e d ood maakte een eind aan d it ongelu kkig hu w elijk. De w et stierf niet. In d e illustratie of gelijkenis is het d e man, d ie sterft, d och Pau lus voorkom t in d e toep assing d e ged achte, d at d e w et gestorven zou zijn. H et w as d an ook van d en bekend en Dr. Kohlbru gge u iterst onvoorzichtig u itged ru kt, toen hij in zijn beroem d e, of beru chte, p reek zich liet ontvallen, d at d e w et een lijk gew ord en w as. Gevolg d aarvan is gew ord en d at Da Costa, Ds. L. Wagenaar, Ds. Doekes en Dr. J. Van Lonkhu izen hem van Antinom ianism e verd acht hebben, ofschoon hij d it volstrekt niet w as. N een, niet d e w et stierf, maar d e geloovige stierf m et Christus aan d e w et en is nu een nieu w hu w elijk m et d en op gew ekten Christu s aangegaan. Men leze en bep einze d e verzen 4 en 6. Gelijk een gehu w d e m an en vrou w één lichaam zijn en elkanders vleesch en been, alzoo zijn d e geloovigen nu led en Zijns lichaams, van Zijn vleesch en van Zijne beenen, Ef. 5:30. 77

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

In betrekking tot Israël d ient er op gew ezen, d at d e w et Israël nim m er heeft kunnen verlossen of heiligen. Vand aar d at in verband met d e w etgeving in Ex. 20 en d e ged enksteenen d er w et in Deut. 27:18 onm id d ellijk op het altaar w erd gew ezen, d at sp rak van offerand e en verzoening, als om Israël er aan te herinneren, d at d e behou d enis niet u it d e w et, m aar u it het beloofd e offer en d e bloed storting zou voortsp ru iten. Er d ient te w ord en gep red ikt, d oor een ied er d ie het Woord d er w aarheid recht w il snijd en, d at d e w et haar eigen tijd sbed eeling heeft, d ie m et Mozes begon en met Christu s eind igd e, Rom . 10:4. Dat er m et d e kom st van Christus en het scheu ren d es voorhangsels eene groote verand ering in God s hand elw ijze m et den zond aar heeft p laats gegrep en, w ord t in d en regel w el erkend , d och m aar w einig w ord t d e natuu r en d e grootte d ier verand ering beseft. De m eeste Protestanten meenen m et Rom e, d at d e komst van Christu s in het vleesch slechts d eze verand ering inzake d e w et tew eeg bracht, d at d e Mozaische w etgeving, voorheen het d eel van Israël, nu d e schat d er kerk gew ord en is. Wat d e kerk d an aanstaat kiest ze voor zich en al het and ere verklaart ze voor schadu w achtig en als alleen voor Israël geld end , d och m en laat d e w etsbed eeling evenw ijd ig naast d e bed eeling d er genad e voortloop en. Wil men al niet d oor d e w et gerechtvaard igd w ord en, m en w il d an toch d oor haar geheiligd w ord en. En van d e zoogenaam d e christelijke overhed en meend e men stellig, d at d eze d e Mozaische w etten moesten handhaven. Vand aar ook d at Calvijn, Beza, Danaeus, Junius, Amesiu s en Perkins en bijna alle ou d e Gereformeerd e en Pu riteinsche god geleerd en d e ketterd ood straf op grond van d e Mozaische w et verd ed igd hebben. Men w ees d an op p laatsen als Ex. 22:18; Deut. 13:6, 8 en 18:20. Dit w as consequ ent, zoo m en m eend e d at m en nog in Mozes'hu is zat. Mozes had een eigen hu is en hu ishou d ing, w aarin God Zijn w il aan Zijn volk d oor allerlei bep alingen en w ettelijke voorschriften bekend m aakte. De w et w as d oor Mozes gegeven, Joh. 1:17, en Mozes w as d e m id d elaar d ier w etsbed eeling, Gal. 3:19. Israël kon sp reken van een gelooven aan Mozes en van d iscip elen van Mozes, Joh. 5:46; 9:28. Voorts sp reekt d e Schrift van een verloochening van Mozes, H and . 7:35, en een afval van Mozes, H and . 21:21, en zelfs van een ged oop t zijn in Mozes, 1 Cor. 10:2. En w ie Mozes verw ierp en, zou d en ervaren, d at Mozes als hun 78

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

aanklager op trad , Joh. 5:45. Zoo ging het toe in Mozes’ hu ishou ding d er w et. Doch Christu s, d e Borg d es beteren verbond s, heeft ook een hu is, :LHQVKXLVZLM]LMQ H ebr. 3:6. Door d en H eere Jezu s Christus is Mozes' d ienst en hu ishou d ing beëind igd . Door Zijne gehoorzaam heid heeft H ij al d en eisch d er w et vold aan, terw ijl H ij stervend hare vervloeking op Zich heeft genomen, Gal. 3:13. En alzoo is H ij het eind e d er w et gew ord en, niet in d en zin van afschaffing, maar in d en zin van hare volkom ene vervu lling. H ij w as toch niet gekomen om haar te ontbind en maar te vervu llen en d it heeft H ij d oor Zijn lijd en en sterven ged aan. H et w as d us m ind er ju ist u itged ru kt als Melanchton schreef: "Men m oet inzien, d at d e Wet d er tien gebod en nu afgeschaft is." Op grond van Jes. 2:3 en Micha 4:2 ku nnen w e veilig aannemen, d at d e w et van Mozes in het vred erijk voor d e volken van kracht zal zijn. H et is inzond erheid van het hoogste belang, d at in d e p red iking sterke nad ru k w ord e gelegd op het w erk van Christus ten op zichte van d e w et, d at H ij m et d at eene offer van Zijn eigen d ierbaar bloed in eeu w igheid volm aakt heeft d egenen, d ie geheiligd w ord en, Hebr. 10:14, en d at H ij d aard oor niet alleen onze gerechtigheid m aar ook onze heiligheid gew ord en is. De voorstelling leeft toch m aar al te zeer in onze kringen, d at Christu s en niet d e w et onze gerechtigheid is, maar d at w ij nu m et behu lp van Christus en d e w et onze heiligheid voor God m oeten zien te verkrijgen. Dit doet echter tekort aan het volbrachte w erk van Christus, w ant Christus is evenzeer onze heiligheid als onze gerechtigheid . "Op d ezelfd e w ijze, als God in het N ieu w e Verbond voor Zijn volk d e gerechtigheid in Christu s heeft aangebracht, heeft hij hu n ook in d en Zoon Zijner liefd e d e heiligheid geschonken. Christu s is op d ezelfd e w ijze en in d enzelfd en zin onze heiligheid , als H ij onze w ijsheid, onze verlossing is." (Dr. H. Bavinck.) "De d ood van Christu s heeft nam elijk niet alleen rechtvaard igend e, maar ook heilig- en levend m akend e kracht, 2 Cor. 5:15, en het geloof, d at van d en echten stemp el is, neemt Christus niet alleen als gerechtigheid, maar ook als heiligheid aan; het een is zelfs zond er het and er niet m ogelijk. Want Christus is niet te d eelen en Zijne w eld ad en zijn van Zijn p ersoon onafscheid elijk. H ij is tegelijk onze w ijsheid , en onze gerechtigheid, onze heiligheid en verlossing, 1 Cor. 1:30. Zoo is H ij ons van God gew ord en en zoo w ord t H ij ons d oor God 79

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

geschonken. De heiligheid , w elke w ij d eelachtig m oeten w ord en, ligt d u s volkom en voor ons in Christu s gereed . Er zijn vele Christenen, d ie althans in d e p raktijk van het leven, d aar and ers over d enken. Zij erkennen, d at zij gerechtvaard igd zijn d oor d e gerechtigheid, w elke Christu s heeft tot stand gebracht, m aar zij hou d en het er voor of hand elen ernaar, alsof zij geheiligd m oesten w ord en d oor eene heiligheid , w elke zij zelven had d en u it te werken. Ind ien d it het geval w are, zou d en w ij, in strijd m et het ap ostolisch getu igenis, Rom . 6:14; Gal. 4:31; 5:1, 13, niet ond er d e genad e leven en in d e vrijheid staan, maar nog altijd ond er d e w et verkeeren. De evangelische heiligm aking is echter evenzeer van d e w ettische ond erscheid en, als d e gerechtigheid God s, in het Evangelie geop enbaard , niet in inhou d, maar in w ijze van m ed ed eeling, verschilt van d ie, w elke in d e w et w erd geeischt. Zij bestaat d aarin, d at God ons in Christu s, m et d e gerechtigheid, ook d e volkom ene heiligheid schenkt, en d eze ons innerlijk m ed ed eelt d oor d e w ed erbarend e en vernieu w end e w erking d es H eiligen Geestes. Ind ien d e gerechtigheid en d e heiligheid u it d e w et w aren, zou d en w ij ze beid e d oor het d oen van goed e w erken tot stand m oeten brengen. Maar in het Evangelie zijn zij een gave God s, in d en p ersoon van Christus ons geschonken, in H em is eene volheid van genad e en w aarheid , Joh. 1:17; van w ijsheid en kennis, Col. 2:3; van gerechtigheid en heiligheid , 1 Cor. 1:30; alle geestelijke zegeningen liggen in H em besloten, Ef. 1:3; d e volheid d er God heid w oont in H em licham elijk, Col. 2:9. Deze Christu s d eelt Zichzelven aan ons med e d oor d en H . Geest en vereenigt Zich zoo nau w en innig met ons, als d e w ijnstok m et d e rank, Joh. 15:2, als het hoofd m et het lichaam , Ef. 1:22, 23, als d e man met d e vrou w , Ef. 5:32, als H ij zelf als Mid d elaar vereenigd is m et d en Vad er, Joh. 14:20; 17:21-23. De geloovigen zijn met H em één geest, 1 Cor. 6:17, en één vleesch, Ef. 5:30, 31. Christus leeft in hen en zij leven in Christu s, Gal. 2:20. Christu s is alles in hen allen, Col. 3:11. Tegen d eze leer d er Schrift hebben velen bezw aar; zij achten haar eenzijd ig en voor het zed elijk leven gevaarlijk. Som s geven zij nog w el toe, d at bij d e rechtvaard igm aking d er w et is u itgesloten en het geloof alleen op treed t; maar als zij over d e heiligm aking hand elen, meenen zij, d at het geloof alleen ongenoegzaam is en d at d e w et m et hare gebod en en verbod en, met hare belooningen en straffen erbij m oet kom en, om m et vru cht tot een heiligen w and el en tot het d oen van 80

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

goed e w erken aan te sp oren" (Dr. H. Bavinck). Deze lange aanhalingen u it d e Magnalia Dei van. Dr. H . Bavinck toonen w el d at d e geleerd e op het stu k d er w et en d er heiligmaking volkom en Bijbelsch stond. Als hij nu toch nog als terloops neerschrijft: "Ofschoon het nu volkomen w aar is, d at d e w et voor d en Christen regel d es levens blijft," d an is d it eene concessie, d ie hij kennelijk niet alleen ongaarne d oet, maar ook nooit had moeten d oen, w ant hij toont in het vervolg zelf breed voerig en afd oend aan, d at het Evangelie d e vermaningen tot een heiligen w and el nooit ontleent "aan d e verschrikkingen d er w et, m aar aan d e hooge roep ing, w aartoe d e geloovigen in Christu s geroep en zijn," Joh. 15:5; Rom . 6:11; 7:4; 8:5; 13:12; 1 Cor. 6:15, 20; Gal. 2:19; 5:1, 6; Ef. 4:21; 5:2, 6, 8. "De aangehaald e w oord en zijn genoegzaam , om in het licht te stellen, d at zij alle aan het Evangelie, en niet aan d e w et, w ord en ontleend " (Dr. H. Bavinck) . Zoo is ons d an d u id elijk gew ord en d at d e w et noch als voorw aard e d er rechtvaard igm aking, noch als voorw aard e d er heiligmaking of d er d ankbaarheid mag w ord en gep red ikt. Schaam te bed ekt mijn aangezicht, d at ik voor een tiental jaren d e w et in laatstgenoem d en zin heb gep red ikt. H et is toch niet naar God s Woord , d aar d e verlosten d oor Christu s altoos w ed er op H em als op d e bron en het voorbeeld d er heiligmaking w ord en gew ezen. Op d e vraag d erhalve of d e w et gep red ikt zal w ord en, dient geantw oord : N iet als levensmid d el, tuchtmeester of levensregel, d och w el als een d eel van het onfeilbaar Woord d er w aarheid . N iet als bind end en eisch, m aar als w aarheid heeft d e Apostel haar ook gep red ikt. Men zie slechts 1 Cor. 9:9; 14:21, 34; Ef. 6:2; Tit. 2:9. Christu s Zelf, Zijn Woord en Zijn Geest zijn onze levensregels. In het nau w ste verband m et het voorgaand e is hier echter d e vraag aan d e ord e of d e w et ook gelezen zal w ord en in d e vergad eringen d er geloovigen. H et m ag som m igen haast als heiligschennis toeschijnen, d at iem and het d u rft bestaan om te gaan tornen aan een eeu wenou d e instelling, d ie bovend ien geslacht na geslacht d oor bekw am e en god zalige p red ikers als zeer voortreffelijk is aangep rezen. Doch hoe eerbied w aard ig d it alles ook mag schijnen, het beteekent alles niets, ind ien het niet op d e Schrift gegrond is. En nu is het m ijne vaste overtu iging, d at d eze gew oonte zich niet op d e Schrift

81

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kan beroep en en d at ze ten sterkste afgekeu rd moet w ord en op d e volgend e grond en: le. Deze gew oonte is nergens in d e Schrift voorgeschreven. Gaan w ij d e historie op d it p u nt na, d an vind en w ij d at d e Jod en vanou d s en nog hed en d e gew oonte hebben om d e w et in hu nne synagogen te lezen, d at Rom e d it reed s in d e vroegste eeu w en van d e Jod en heeft overgenomen en d at d e groote Ku yp er, in navolging van Calvijn, zegt van d e w et: "Dat ze in d en Eered ienst behoort te zijn op genomen, is bu iten kijf," terw ijl in navolging van hem, d e m eeste Professoren en Pred ikanten d e voorlezing d er w et ook bu iten kijf achten. 2e. H et voorlezen d er w et is gansch overbod ig, w ant van d en groote tot d en kleine kent m en d e w et d oor en d oor. N u kan het in geenerlei geval tot eere God s en tot stichting d er Gemeente zijn om telkens w ed er iets te verrichten, d at van u it een op voed ku nd ig oogp unt volstrekt geene beteekenis heeft en ten eenenm ale overbod ig genaam d m ag w ord en. H et kan toch niet ontkend w ord en, d at het een sleu r is, terw ijl d e H eere zegt in Zijn Woord , d at al w at u it het geloof niet is, zond e is. In het heilige zij evenw el geen sleu r! 3e. H et is af te keu ren, om d at het oneerbied ig is. Wij d ienen niet te vergeten, d at d e w et als stu k van God s Woord heilig is en heilig behand eld w il w ord en. Men d enke slechts aan d e w etgeving en d e om heining om d en berg. Mensch en d ier w erd met een p ijl d oorschoten, zoo m en aan d e schutting d orst te kom en. Wat ontw aren w ij nu bij het lezen der w et? Dit d at d e helft d er vergad ering er niet naar lu istert, m aar d at d e eene intusschen het raam u itziet en een and ere naar bu u rvrou w ’s hoed . Te verschoonen valt d it niet, d och te verklaren w el, d aar m en d e w et al d u izend maal eerd er gehoord heeft en haar w el van bu iten kent. Doch een w ettig gebru ik w ord t er op d ie w ijze van d e w et niet gem aakt. 4e. H et is ten eenenmale d oelloos. Want men stemt zelf toe, d at men d e w et niet voorleest als mid d el ter zaligheid , m aar als regel d er d ankbaarheid . Ind ien m en d u rft bew eren, dat d it in laatstgenoem d en zin nood zakelijk is, d an d ient men een schred e verd er te gaan en d e stelling aanvaard en: "Wij ond erhou d en u it d ankbaarheid d e w et d er zed en en w ie d it niet d oet kan niet zalig w ord en." Want d e w et p er se w eet enkel van d oen of d oem. En m en m eene volstrekt niet, d at het iets nieu ws is, w anneer m en stelt, d at men d e w et als regel d er 82

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ankbaarheid w il ond erhou d en, w ant d it m oest Israël vier d u izend jaren geled en ook reed s d oen, getu ige d en aanhef d er w et: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is, u itgeleid heb." God w ees Israël op zijne groote nationale verlossing en op het heerlijk feit, d at H ij Israëls God w as. Israël behoefd e d u s d e w et niet te gebru iken als m id d el om Jehova tot zijn d eel te verkrijgen, w ant H ij zegt: "Ik ben d e H eere u w God ," zood at d it eene w oord op zichzelf aan Israël d en w enk gaf, d at H ij onmogelijk in d en w eg d er w etsond erhou d ing Israëls God kon w ord en. 5e. H et voorlezen d er w et heeft een heilloozen en schad elijken invloed . H et votu m : "Onze hu lp e is in d en naam d es H eeren," enz. w ijst d e geloovigen aan als d ezu lken, d ie aan d en strik d es vogelvangers zijn ontkom en en d ie d aarom roemen in d e hu lp e, in d e verlossing, d ie hun ten d eel gevallen is, zood at zij zich nu vrij en gelu kkig gevoelen als een ontsnap te vogel u it het vogelnet. Doch terstond d aarop w eerklinkt d an d e som bere w et. Ervaring leert ons, d at d it nood w end ig in een som bere stemming m oet brengen en zelfs bij vele zw akke geloovigen en jeu gd igen d en ind ru k vestigt, d at zij hun best m oeten d oen om d ie w et te ond erhoud en. Zoo zucht men d an: "Och of w ij Uw geboon volbrachten, gena, o hoogste Majesteit. Gun d oor ' t geloof in Christu s krachten, om d ie te d oen u it d ankbaarheid ." H et d iep gevoel van onmacht om zelf d e w et geheel te ond erhou d en leidt d an tot d e verm enging van w et en genad e, een streven, w aartegen d e Ap ostel in d en brief aan d e Galaten zoo ernstig heeft gew aarschu w d . Ind ien het toch vast staat, d at Christus Zelf in onze p laats d e w et volkom en heeft vervu ld tot onze gerechtigheid en heiligheid , d an is het imm ers tastbare zond e, om ook nog m aar een p oging tot w etsond erhou d ing aan te w end en. Ind ien Christu s op bovenstaand versje, d at d oor velen als onfeilbaar w ord t beschouw d , zou antw oord en, d an zou H ij ongetw ijfeld Zich ald us u itlaten: ,,O gij kleingeloovige, w aarom ru st gij niet in Mijn volm aakte offerand e, w ant Ik heb in u w e p laats d ie w et volkom en gehoorzaamd en haren vloek ten volle ged ragen. Laat af van d at ijd el, onvru chtbaar en Mijn offer onteerend p ogen, om ond er d en schoonen naam van d ankbaarheid, meer levend , geestelijk en heilig te w ord en. Die d ankbaarheid verlang Ik, d at gij in Mijn zoenoffer ten volle vertrou w t en voorts niet d e w et, maar Mijzelf tot u w m od el en regel d er d ankbaarheid aanneemt. 83

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Geloof toch, d at gij d er w et gestorven zijt, Rom . 7:4, 6, en niet m eer zijt ond er d e w et, maar ond er d e genad e, Rom. 6:14. En w at u w gebed om krachten betreft, d aar moet bij d ezen afw ijzend over beschikt w ord en. Ik geef geene krachten tot een zond ig streven." Op d eze en m eer p raktische grond en d an d ient het geregeld voorlezen d er w et ten sterkste te w ord en afgekeu rd . Tot geru ststelling van d eze en gene, die m ocht m eenen, d at het voorlezen d er w et Gereform eerd is en het nalaten d aarvan ongereform eerd , zij nog op gem erkt, d at vele Gereformeerd e kerken in N ed erland d e w et nim m er voorlezen.

84

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

+22)'678.; '(95((69225+(7$17,120,$1,60( De vrees voor het Chiliasme heeft in het verled en tot op d en hu id igen d ag grootend eels in het bew u stzijn d er geloovigen d e Schriftbeschou w ing d er laatste d ingen beheerscht; d e vrees voor Room sche loond ienst heeft ontw ikkeling van het heerlijk stu k van het genad eloon in d en w eg gestaan en zoo heeft d e vrees voor het Antinom ianism e kennelijk d e rechte op vatting van d e verhou d ing van w et en genad e tegengehou d en. Wanneer w ij een vlu chtige blik w erp en op d e geschied enis van d e beschou w ingen om trent d e w et, d an zal ons d it blijken, d at d e theologen veelal d e geloovigen m et d e rechterhand vrijmaakten van d e w et en m et d e linkerhand w ed er bond en aan d e w et. Lu ther sp reekt in zijne verklaring van d en Galatenbrief op Gal. 2:19 als volgt: "Pau lu s sp reekt hier niet over d e cerem oniëele w et, gelijk ik vroeger breed er heb aangetoond , m aar van d e geheele w et, hetzij ceremoniëel of moreel, d ie voor een christen ganschelijk heeft afged aan, w ant hij is er d ood voor. N iet d at d e w et is w eggenom en, neen, d ie blijft, leeft en heerscht nog in d e god d eloozen. Maar d e geloovige is d ood voor d e w et, gelijk hij ook d ood voor d e zond e, d en d u ivel, d ood en helle is, d ie nochtans ook blijven met al d e god d eloozen in hen. Als d an d e Pap isten meenen, d at d e cerem oniëele w et alleen afged aan heeft, zoo verstaat d at Pau lu s en elk christen d er w et gestorven is. Wij w illen Mozes noch zien noch hooren. Mozes is alleen aan het Jood sche volk gegeven en gaat ons H eid enen en Christenen niets aan. Mozes is d ood , zijne regeering hield op toen Christu s kw am ; hij d ient verd er voor ons niet. Ook d e tien gebod en gaan ons niet aan." H ij geeft in zijn beroem d e verklaring van Galaten d e volgend e d efinitie van een geloovige: "Dit is d an d e eigenlijke en ju iste om schrijving van een christen: hij is een kind d er genad e en d er vergeving d er zond e en is ond er geene w et, d och is verlost van d e w et, zond e, d ood en hel. En evenals Christu s vrij is van het graf en Petru s van d e gevangenis, zoo is een christen vrij van d e w et."

85

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ju ister en afgerond er d an d it laatste had het niet gezegd ku nnen w ord en. Doch toen d e Antinom iaansch gezind e Johann Agricola von Eisleben begon te w oelen, begon Lu ther w eer eenigszins teru g te krabbelen en riep hij o. a. d en Pred ikanten toe: "Pred ikt volstand ig, d at een zond aar tot boetvaard igheid m oet getrokken w ord en niet alleen d oor d e zoetigheid d er genad e, d at Christu s voor ons gestorven is, maar ook d oor d e verschrikkingen d er Wet," terw ijl ond er zijn invloed in d e Formu la Concord ia veroord eeld w erd en "d e bestrijd ers d er w et, d ie d e w etp red iking u it d e kerk w illen verbannen, en d ie verzekeren, d at alleen u it het Evangelie en niet u it de w et d e zond en moeten w ord en aangew ezen." Agricola liet zich intu sschen terecht w ijzen en keerd e teru g van zijn uitersten. Calvijn teekent bij d e zinrijke gelijkenis van d e vrou w m et haar tw ee hu w elijken op Rom . 7:4 aan: "Christu s heeft het kru is tot een zegeteeken op gericht, en over d e zond e getriu mfeerd en op d at d it geschied d e, zoo m oest het handschrift, w aarm ed e w ij verbond en w aren, gescheu rd w ord en. Dit hand schrift is d e w et, w elke ons d er zond e schu ld ig m aakt, w anneer zij haar kracht bew ijst, d aard oor w ord t zij d e kracht d er zond e genoem d . Zoo zijn w ij d an d oor d e u itw issching van d it hand schrift verlost in het lichaam van Christu s, als het aan het kru is gehecht w as. Maar d e Ap ostel gaat verd er, te w eten, d at d e band d er w et is ontbond en gew eest, niet om d at w ij naar ons goed d u nken leven zou d en, gelijk eene w ed u w e zichzelve is, zoolang zij in het w ed u w schap leeft; m aar d at w ij nu aan een and eren man verbond en zijn, ja, d at w ij gelijk van hand tot hand van d e w et tot Christu s gegaan zijn. Intusschen verzoet hij d e hard igheid d ezer w oord en, als hij zegt, d at Christu s ons, om ons in Zijn lichaam te p lanten, van het ju k d er w et verlost heeft. Want hoew el Christu s Zichzelven w illens voor een tijd d er w et ond erw orp en heeft, zoo is het nochtans niet recht, dat d e w et heerschap p ij over H em hebbe. Voorts, d e vrijheid , d ie H em eigenlijk toekomt, m aakt H ij ook Zijnen led en gem een. Daarom is het geen w ond er, d at H ij d ie van het ju k d er w et verlost, d ie H ij m et een heiligen band aan Zich vereenigt, op d at zij een lichaam met H em zijn. 'LHQV GLH XLW GH GRRGHQ RSJHZHNW LV Wij hebben nu gezegd , dat Christu s in d e p laats d er w et gesteld w ord t, op d at bu iten H em geene vrijheid ged icht w ord e, en d at niemand besta d e w et te verlaten, zoo hij zichzelven nog niet gestorven is." Dit alles is 86

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

schoon gezien en gezegd en op al d e p laatsen, d ie sp reken over het d ood -zijn aan en d e vrijheid d er geloovigen van d e w et, laat Calvijn zich in gelijken zin u it; d och slaan w ij d aarna zijn Institu tie, zijne Dogm atiek, op d an m eet hij tegenover d e Antinom ianen lang en breed u it over d e voortreffelijkheid d er w et voor d e geloovigen. Wat d e Exegeet d us op bou w t, breekt d e Dogm aticu s af. De op schu d d ing d ie Coccejus in d e Ned erland sche Kerk verw ekte d oor zijn w etsbeschou w ing is algemeen bekend . Volgens hem had het genad everbond eene d rievou d ige hu ishou d ing, een vóór d e w et, een ond er d e w et, en een na d e w et, of ond er het Evangelie. H ij achtte d e w et naar haar bind end en eisch en heerschapp ij voor d e geloovigen afgeschaft, m et name het Sabbatsgebod . Deze geleerd e theoloog had in zijn tijd ju ister inzichten in d e w et en d e p rofeten d an een and ere in zijne d agen. Com rie kan als trou w e naloop er van Calvijn en voorloop er van Ku yp er beschou w d w ord en. In zijn Catechism u s d oet hij d e vraag: Wat moet bij d e p red iking d e eerste p laats innemen: het d oen hooren van d en d ond er d er Wet of het u itroep en van d e Vrije genad e? H ij antw oord t d aarop : "Het laatste. Laten d e leeraars en ook d e hoord ers w eten, w at ze voornamelijk beoogen moeten in hu nne behand eling van zielen. H et is niet het voornaam ste eind e om terrificatie in of verschrikkingen in d e conscientiën te veroorzaken, d e aard e in een hel te verand eren en d an d e menschen te laten liggen; neen, slaan w ij, het moet zijn met een oogmerk om te genezen en w ij m oeten als d ienaren van Christus allerovervloed igst zijn om d e troostleer voor te hou d en. Ik heb in het beloop van m ijn leven en ook van m ijne bed iening ond ervond en, d at het p red iken YDQ GH YULMH JHQDGH YDQ GH KHHUOLMNKHLG YDQ GHQ SHUVRRQ GHV 0LGGHODDUV YDQ KHW DDQERG YDQ ]DOLJKHLGYDQGHJHZLOOLJKHLGYDQ&KULVWXVRPWH]DOLJHQHQYDQGH YRRUUHFKWHQGHU]XONHQGLHLQ+HP]LMQ het m eest te w eeg brengt om d e harten ond er liefelijke aand oening te brengen; en in tegend eel, d at u it alle d e d ond eren der Wet niet and ers d an een Kainsberou w en een Ju d asbekeering voortkom t. God s barm hartigheid , in Christu s, d oet het harte sm elten, maar God s rechtvaard igheid in d e Wet d oet het harte inkrim p en. Ik w eet d at velen and ers gevoelen. Ik zeg m aar het m ijne. Sinai d roogt d e sp ringbron van zieletranen op, m aar Sion d oet ze ongeforceerd of onged w ongen d ru ip en; d e Zon d er gerechtigheid 87

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

ontd ooit, m aar Mozes is als d e kou d e u it het N oord en, d ie alles conglacieert en consolid eert of bevriest en verstijft. H oe hebt gij d en Geest ontvangen, vraagt Pau lu s, Gal 3:2, "u it d e w et of u it d e p red iking d es geloofs?" De w et is (gew eest! H. B.) een WXFKWPHHVWHUWRW&KULVWXV. Wij m oeten d aarop u it zijn, d at d e Wet het hare krijgt, m aar zorg d ragen, d at haar meesterlijk gezag niet te groot w ord e in d e conscienties boven en tegen d en H eere zelf. Want hoe m eer d e Wet m et zijn vloek in d e conscientie op d en troon gezet w ord t, hoe m eer w ij Christu s u it d e ziele bannen, en het koninkrijk van d en Du ivel m et al zijne helsche angsten op richten en stabiliëeren, w ant al zijne macht heeft hij van d e Wet van het verbroken w erkverbond , en nu is het d e Wet onm ogelijk, nad at d e zond e in d e w ereld gekom en is, het leven te geven; zood ra d e Wet in d e conscientie kom t, kom t ook d e Du ivel en hel d aarin. Lu ther zegt ergens in zijne Verklaring over d e Galaten d at d e w et in d e conscientie erger is d an d e Du ivel. O, m ijne Vriend en, d at God w ijsheid mocht geven om van het beste en allerheiligste ding, naast God , geen m isbru ik te m aken; en d at ied er recht leeren m ocht, niet alleen hoe Wet en Evangeliu m ond ergeschikt zijn aan elkand er, maar ook hoe ze tegen m alkand er strijd en als vu u r en w ater, licht en d u isternis, hemel en hel, nad at d e Wet d oor d e zond e krachteloos is gew ord en om het leven te geven. Wierd toch alles w at w ij zeggen w el op gem erkt, w ij zou d en nooit w ettische beroeringen, op zichzelven aangem erkt, op geven als zaligm akend e w erkingen, m aar er op u it zijn om het Evangeliu m tot troost en bem oed iging te op enen, op d at het geloof kom end e, d e tu chtm eester, als H agar en hare kind eren m ocht bu itengew orp en w ord en. God d oe een ied er m ijne rechte m eeningen in d ezen recht verstaan." Uit d it haast w at te lang citaat alsm ed e u it een d oor Com rie u it het Engelsch vertaald w erkje over d e Verlossing van d e Wet, blijkt zonneklaar d at ook d eze bekw am e god geleerd e een held er inzicht had in d e w et, d och ook h ij heeft in zijn strijd tegen d e Antinom ianen d e w et w ed er als verbind end en regel voor d e geloovigen gesteld en w el in d e m eest krasse bew oord ingen. Bij Jakobu s Koelm an vind en w e hetzelfd e en in heel d en strijd d er Voetianen en Coccejanen. Het is altijd geven en nemen. Dr. H. H. Ku yp er schrijft in zijn keu rig w erkje over d e Christelijke Vrijheid van d e w et als volgt: "Men kan God d ienen op 88

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

tw eeërlei w ijze: óf w ettisch, óf evangelisch, óf als d ienstknecht, óf als vrije, óf als slaaf, óf als kind . En eerst d an zal verstaan w ord en, w aarom d it d ienen God s vrijheid is, w anneer klaar en held er is ingezien, hoe God s kind bij d it d ienen van God vrij staat tegenover d e w et, God niet d ient als slaaf, m aar als kind. Op d it stu k d er Chr. vrijheid , d e vrijm aking van d e w et, w ord t evenzeer als op het eerste in God s Woord d e nad ru k gelegd . In d e brieven van d en Ap ostel Pau lus is d at "vrij van d e w et," d e grond toon d ie in alle m ogelijke toonsoorten w ord t herhaald. De volle roem d es geloofs w ord t eerst d an gekend, w anneer d ie vrijm aking d er w et ons d eel gew ord en is. Of, gelijk d e Ap ostel het in beeld spraak u itd ru kt in Rom . 7: van natu re zijn w ij aan d e w et verbond en, gelijk d e vrou w aan d en m an d oor d en band d es hu w elijks. Die band kan niet and ers verbroken w ord en d an d oor d en d ood ; w ant w ie zond er het sterven van d en m an m et een and er trou w t, d oet oversp el. En zoo ook m oet eerst d oor d en d ood d e band m et d en eersten m an, d e w et, verbroken zijn, zu llen w ij zond er geestelijk oversp el d e bru id w ord en van Christu s. Elke p oging, d ie d an ook in Pau lu s'd agen bep roefd w erd d oor d e Farizeesche Christenen om God s volk w eer ond er het ju k d er w et teru g te brengen, w erd d oor hem m et heiligen ijver w ed erstaan. "Staat d an in d e vrijheid , w aarmed e Christus u heeft vrijgemaakt, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d el' d ienstbaarheid bevangen," zoo roep t hij d en Galaten en in hen aan heel d e Christelijke Kerk toe. En w at m et d at "ju k d er d ienstbaarheid " bed oeld w ord t, blijkt d u id elijk genoeg u it hetgeen vlak voorafgaat, w aar hij het verbond op d en berg Sinai met Israël gesloten, vergelijkt bij H agar, d e slavin van Abraham , d ie met haar kind een typ e w as van het vleeschelijk Israël, d at in d e d ienstbaarheid d er w et lag verzonken. Wij zijn kind eren, niet d er d ienstm aagd , m aar d er vrije, zoo zegt hij. Ook d e u itvlu cht van Roomsche zijd e, d at Pau lu s m et d eze vrijheid tegenover d e w et alleen het oog had op d e ceremoniën en schad uw en d es Ou d en Testam ents, gaat, gelijk Calvijn terecht op m erkt, niet op . H et lijd t geen tw ijfel, d at m et d e w et, u it w ier d ienstbaarheid Christu s ons bevrijd heeft, w el d egelijk is bed oeld d e w et niet alleen d er ceremoniën, maar ook d er zed en. En ongetw ijfeld heeft veler gemis aan d en vred e d er conscientie, d ie alle verstand te boven gaat, d aarin zijn oorzaak, d at d eze vrijheid tegenover d e w et niet genoegzaam gep red ikt en d oor God s kind eren niet d iep genoeg verstaan w ord t." 89

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Bleef d eze geleerd e nu m aar bij d ie w aarheid , hier zoo u itnem end d oor hem ontvou w d , d an zou hij volstrekt niet d e m oeilijkheid hebben, w aarover hij vervolgens klaagt in d eze w oord en: "Zoo staan w ij d u s voor d e m oeilijkheid , d at volgens God s Woord aan d e eene zijd e d e w et geheel voor God s kind is te niet ged aan, of w il m en liever, d oor Christu s vervu ld is gew ord en, en d at aan d e and ere zijd e d e w et onverand erlijk voor God s kind blijft als regel d es levens. Om d eze moeilijkheid op te lossen, m oet er op gelet w ord en, d at hierbij alles afhangt van d e w ijze w aarop w ij tegenover d e w et staan en d e w et staat tegenover ons." En d an gaat hij w ed erop het alou d e voetsp oor voort d at d e w et voor d en geloovige ten volle geld ig is als regel d es levens. Dit is een onbew ezen stelling, w aarvoor m en in d e gansche Schrift geen greintje bew ijs kan leveren en d ie m en kennelijk alleen maar u it kracht d er trad itie en DGSRSXOXP blijft hand haven tot groote schad e van het geestelijk leven d er geloovigen. H et schijnt, d at men om zijner hu id w il allen loyalen, eerlijken strijd schu w t. H et is toch zonneklaar, d at het GRRG YRRU GH ZHW in geen enkel op zicht valt te rijm en m et d e w et als bind end en regel d es levens. Of het een of het and er is een leu gen. En w aar het een d u idelijk in d e Schrift geleerd w ord t, d aar m oeten w ij niet aarzelen om het and ere een ou d e leu gen van d en vad er d er leu genen te heeten, ten d oel hebbend e om het leven d er geloovigen ond er eene w olk te hou d en. Dr. H. Bavinck komt in zijn Magnalia Dei ged u rig w ed er teru g op d e w et. H ij schrijft er o. a. d it van: "Voor Pau lu s had d e vraag naar d en zin en d e bed oeling d er w et zoo groote beteekenis, d at hij er menigm aal in zijne brieven op teru gkom t. H et antw oord d at hij geeft, bevat d e volgend e m omenten: Ten eerste, d e w et is bij d e belofte bijgekom en, zij is er later aan toegevoegd , m aar w as er oorsp ronkelijk niet m ed e verbond en. Vele jaren verliep en er, eer d e w et na d e belofte werd afgekond igd . En toen zij bij d e belofte bijkw am , d roeg zij toch een tijd elijk, voorbijgaand karakter. Terw ijl d e belofte of het verbond d er genad e eeu w ig is, d u u rd e d e w et slechts tot d en tijd , in w elken het eigenlijke zaad van Abraham, n.l. d e Christus, verschijnen zou, aan w ien d e belofte w ezenlijk geschied was en d ie d en inhou d d er belofte ontvangen en u itd eelen m oest, Rom . 5:20; Gal. 3:17, 19.

90

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ten tw eed e, d it tijd elijk, voorbijgaand karakter d er w et kom t ook reed s in haar oorsp rong u it. De w et is w el van God afkom stig, maar zij is toch d oor H em niet rechtstreeks en onm id d ellijk aan Israël en aan ied er lid van d at volk zelf gegeven. Maar er had d en allerlei bem id d elingen bij p laats. Van d e zijd e God s w erd d e w et gegeven d oor mid d el van d e engelen, ond er d ond er en bliksem in een zw are w olk en bij het gelu id eener zeer sterke bazu in. En van d en kant d es volks, d at bevreesd w as en m oest blijven staan aan den voet d es bergs, werd Mozes verzocht, om als m id d elaar op te tred en, m et God te sp reken en d e w et in ontvangst te nemen. Ten d erd e, als van God afkom stig, is d e w et w el heilig en rechtvaard ig en goed en geestelijk; zij is op geenerlei w ijze aanleid ing of oorzaak d er zond e, al neem t d e zond e ook oorzaak d oor het gebod . Zij is zelfs niet in zichzelve krachteloos, is eigenlijk een gebod ten leven, m aar is alleen krachteloos bij d en mensch d oor zijn zond ig vleesch. Ten vierd e, d at bijzond er d oel, hetw elk aan d e w et eigen en w aarm ed e zij d oor God gegeven is, is tw eeled ig van aard . Vooreerst is zij bij d e belofte bijgekom en ter w ille van d e overtred ingen, Gal. 3:19, d at is, om d e overtred ingen meerd er te maken. Want w el w as er zond e, ook voord at, en d aar, w aar d e w et van Mozes niet bestond, Rom . 5:12, 13. Maar d an d raagt d e zond e toch een and er karakter; d an is ze niet overtred ing in d en zin, w aarvan Pau lus sp reekt in ond erscheid ing van zond e in het algem een. Doch in verband m et d it negatieve d oel, d e verm eerd ering d er overtred ingen en d e verzw aring d es oord eels, krijgt d e w et, d oor God aan Israël gegeven, toch ook een p ositief d oel. Want ju ist, d oor aan d e zond e het karakter van overtred ing, bond sbreu k, ontrou w te geven, d oor alle zond e, ook d e verborgene begeerlijkheid in het hart, als zond e, als in strijd met God s w et en als Zijn toorn en d e straf d es d ood s w aard ig, te d oen kennen, Rom . 3:20; 7:7; 1 Cor. 15:56, stelt zij d e nood zakelijkheid d er belofte in het licht, en bew ijst zij, d at als er een rechtvaard iging d es zond aars m ogelijk zal zijn, er eene and ere gerechtigheid moest bestaan d an u it d e w erken, Gal. 3:11: - In het Ou d e Testament w ord t d e religie d oorgaans nog als vreeze d es H eeren om schreven, en d e geloovigen heeten m enigmaal knechten d es H eeren. Zij w aren w el kind eren, m aar onmond ige kind eren, en d aarom aan d ienstknechten gelijk, ond er voogd en en verzorgers 91

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gesteld tot d en tijd , d oor d en Vad er bep aald , Gal. 4:1, 2; 3:23, 24. Maar toen d e volheid d es tijd s gekom en is, heeft God Zijnen Zoon gezond en, gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, 4:4. Door Zelf in onze p laats alle gerechtigheid te vervu llen, Matth. 4:15, d oor een vloek te w ord en voor ons, Gal. 3:15, en Zichzelf voor ons tot zond e te laten maken, 2 Cor. 5:21, heeft Christus ons van d en vloek d er w et verlost en van haar eisch volkom en vrijgemaakt. Wij zijn niet m eer m et haar gehu w d , w ij zijn haar d ienstknechten niet meer, w ij zijn d oor haar zelve aan haar zelve gestorven, en w ij zijn nu d ienstknechten van Christu s en leven Gode, Rom. 7:1-4; Gal. 2:19; w ij zijn niet m eer ond er d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom . 6:15, w ij staan in d e vrijheid, w aarm ed e Christus ons vrijgem aakt heeft, Gal. 5:1. Voor ons geld t d e regel niet m eer: d oe d at, en gij zu lt leven, maar is d e ord e geheel om gekeerd ; w ij leven d oor het geloof en d oen d e w et, omd at w ij een verm aak in haar hebben naar d en inw end igen m enseh. Zoo is d e w et tegenover d e geloovigen m achteloos gew ord en; zij kan hem niet m eer aanklagen, w aar haar schu ld is d oor Christus ged ragen en haar eisch is d oor Christu s vervu ld ; zij kan hen niet meer veroord eelen, w ant Christu s heeft haar vloek op Zich genom en en al hare straffen geled en; satan zelfs kan zich van haar niet m eer bed ienen, om d e broed eren aan te klagen, w ant wie kan beschu ld iging inbrengen tegen d e u itverkorenen God s, als God Zelf ze rechtvaard igt, en d e gestorven en verheerlijkte Christu s in d en hem el voor hen bid t?" Is het geregeld u itleggen en voorlezen d er w et voor d e geloovigen nu bestaanbaar met d eze heerlijke vrijheid d er kind eren God s ? Werkzaam hed en, d ie er geheel op berekend zijn om d en ind ru k in d e harten te vestigen, d at zij hu n best moeten d oen om u it d ankbaarheid , zij het d an ook m et behu lp van Christu s’ krachten, d ie eischen d er w et te vold oen. Verre zij het van m ij om het op te nemen voor band elooze w etsverkrachting, d och het staat voor m ij op grond van Schrift en ervaring vast, d at d it streven d iep zond ig, onbijbelsch en u iterst schad elijk is voor het geestelijk leven d er geloovigen. Een ied er, d ie iets kent van het leven van ons christenvolk w eet, d at er d u izend en zijn, d ie jaar in jaar u it zu chten, alsof ze in d e gevangenis zaten en nim m er tot d e blijd schap en d e verzekerd heid d es geloofs kom en. Dit is grootend eels d e schu ld d ergenen, d ie vand aag m et d e zilveren

92

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

evangelietromp et het aangename jaar d er vrijheid u itroep en en d e geloovigen morgen knellen ond er het ju k d er w et. Ds. J. Van And el heeft een u itnemend w erk geschreven over d e Mozaische w et, w aaru it tot leering enkele aanhalingen volgen: "Bij Zijne ned erd aling op d en Sinai verhief H ij Jakobs stam men tot een geheiligd en staat, een rijk, m et een p riesterlijk karakter; d aar vatte H ij ze rijksgew ijs in zichzelven saam . Van d ien d ag af heet H ij Israëls Koning, Deut. 33:5, "d e groote Koning," d e "Koning d er eere." Als zood anig is H ij Israëls heirvoerd er in d en strijd , Nu m . 10:36, zijn Wetgever en zijn Rechter, Jes. 33:22, een Alleenheerscher in een rijk, d at bestem d is om d e volle belicham ing van Zijn w il te zijn. Israël is Zijn heirleger, Ex. 12:24; ' s volks oorlogen zijn heilig, krijgen van Jehova Zelven, N u m. 21:14. Geen volk erkent H ij voor het Zijne d an d it volk, en d at toont H ij, d oor nergens eene w et te geven of eene w oning te kiezen d an ond er hetzelve. Om echter aan te w ijzen, d at d e w et ook voor ons groote beteekenis heeft, d aartoe behoeft m en zijne toevlu cht niet te nem en tot sp litsing d er w et. Gem eenlijk toch hand elt men zoo, d at men d e zed elijke w et in d en d ecaloog vervat, als iets d at op zichzelf staat, afscheid t van d e levietische en m aatschapp elijke inzettingen, deze voor vervallen, gene voor eeu w iggeld end verklaart. Maar nergens kan m en in d e Schrift zelve grond vind en voor zu lk eene sp litsing d er w et; d aar w ord t ons d e w et steed s voorgehou d en als één ond eelbaar geheel, w aarin w el ond erscheid en kan w ord en, maar geene afscheid ing gem aakt. Wij m oeten d e w et in haar geheel laten, maar haar ond erscheid en van d en w il van God , d ie d oor haar tot gebod en verbod , m et belofte en vloek, w ord t verheven. Als w et bezien, zijn w ij van haar vrij; w ant Pau lu s zegt ons, Rom . 7:4, d at w ij d er w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christu s, op d at gij eens and eren zoud en w ord en, d esgenen namelijk, d ie van d e d ood en op gew ekt is. In H em vind t d e w et w aarlijk haar eind e, d at is, haar oogmerk en afloop beid en. O hoe heerlijk m oet Christu s niet zijn, als zoovele inzettingen, van ou d e herkom st, van eeu w enlange heerschapp ij, ja van god d elijk gezag, en zoo gew ichtig, d at reed s hare verw aarloozing ond er vloek brengt, enkel voor H em m oeten w ijken! H ij kom t en sterft, en ziet na Zijnen d ood kan niets meer leven. H et gelaat d er w ereld verand ert; p riester en offer verd w ijnen, zelfs d e tem p el ziet zijn voorhang scheu ren en zijne steenen vallen. . . . . maar H ij blijft, gisteren en hed en, 93

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

hed en en m orgen, d ezelfd e, rechtmatig d rager van Jehovah’s naam. Maar m et d e w et verd w ijnt ook alles w at ten onzen koste, haars ond anks bloeid e ond er hare heerschapp ij; d e vloek is verre w egged aan, het kw aad is van d en troon gestooten, d e d ood is ten d ood e gew ond , m aar d e w il van God is geborgen in onze harten, om d at Christu s Zelf er het leven van w erd ." Volgens Ds. Van And el d ragen d e geloovigen thans d en w il van God u itged ru kt in het hart en d eze ged achte is even Bijbelsch als schoon. Doch ind ien d e geloovigen naar w aarheid met Christu s ku nnen zeggen: "Ik d raag Uw heil’ ge w et, Dien Gij d en sterv’ling zet, In ’t binnenst ingew and ," w aarom zal d e w et als w et d an nog telkens w ed er in hunne ooren gebazu ind w ord en? Ds. G. Doekes, een van d e vooraanstaande Geref. Pred ikanten in N ed erland , heeft een w erkje over d e Antinom ianen geschreven, waarin hij zich aldus u itlaat: "De christen is vrijgem aakt van d e w et, Rom . 7:6. Wij zijn niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom. 6:14. Christus toch heeft volkom en voor Zijn volk vold aan. Al hu n schu ld is d oor Zijn "lijd elijke" gehoorzaamheid u itged elgd , heel d e w et d oor Zijn "d ad elijke" gehoorzaam heid volbracht. H ij verw ierf ons niet alleen d e gerechtigheid, m aar ook het eeu w ige leven. H ij is ons niet alleen rechtvaard igheid , maar ook heiligmaking gew ord en, 1 Cor. 1:30. En d aarom m ogen w ij roem en in d e hop e d es eeu w igen levens, ook al klaagt het gew eten ons aan, d at w ij tegen alle God s gebod en zw aarlijk gezond igd hebben en nog steed s tot alle boosheid geneigd zijn. De zond aar w ord t d oor het geloof, w ord t om niet gerechtvaard igd , zond er d e w erken d er w et, Rom . 3:24, 28. Eerst in het N ieu w e Testam ent trad d eze w aarheid in het volle licht. De geloovigen ond er d e ou d e bed eeling zijn evenals w ij zalig gew ord en alleen d oor het geloof, zond er d e w erken d er w et. Maar d e op enbaring van hunne vrijheid w as nog niet volkom en. Ze w aren ond er d e w et in bew aring gesteld , ze had d en als kind eren een tu chtm eester of p aed agoog, ze stond en nog ond er w et en gebod , Gal. 3 en 4. Groot is d u s het voorrecht, d at w ij boven hen hebben. De volheid van genad e is over ons u itgegoten. Want d e w et is d oor Mozes gegeven, d e genad e en d e w aarheid is d oor Christu s gew ord en, Joh. 1:17. Dien zegen hebben w ij d ankbaar te w aard eeren d oor een afzien van alle w erkheiligheid en een roemen in d en rijkd om d er genad e God s. Vooral in d e Zend brieven van Pau lu s 94

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

w ord en w e d aartoe op gew ekt en tegen alle w ettische afd w alingen gew aarschu w d: "Staat d an in d e vrijheid , m et w elke ons Christus vrijgem aakt heeft, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d er d ienstbaarheid bevangen," - zied aar eene verm aning, d ie nimm er in d e Gem eente d es H eeren m ag nagelaten w ord en. Sterk is d e neiging van ons bed orven vleesch tot w erkheiligheid . En d e kerkgeschiedenis getu igt op veelvu ld ige w ijze, w elk ernstig gevaar d aarin voor ’s H eeren Gem eente schu ilt. Ged u rig w eer zien w e haar afglijd en naar den w ettischen d oolw eg. Ou d e en nieu w e QRPLDQHQ of w etd rijvers staken achtereenvolgens het hoofd op en voerd en d e Gem eente in d ienstbaarheid ." Schoon en w aar gezegd , d och d eze bekw ame broed er gaat zelf niet vrij u it als hij in w eerw il van het bovengezegd e d e w et nog m et d rieërlei oogm erk op d en kansel gebracht w il hebben. Waar vind t hij d aarvoor eenigen grond in d e Zend brieven van Pau lu s? N ergens ook m aar een enkel w oord en w el voor het tegend eel. Ds. N. Y. Van Goor zegt in zijne Verklaring d er Belijd enis op Art. 25 o. a. d it: "N u is het rechte inzicht in d e verhou d ing tegenover d e w et zeker een d er m oeilijkste stu kken u it d e H eilige Schrift. Wie in onze ou d e god geleerd heid thu is is, w eet ook, hoe onze vad eren bij voorkeu r over d it ond erw erp hebben geschreven en m oeite hebben ged aan om d ie verhou d ing recht voor te stellen. Ond er het Ou d e Testam ent w as God s kind nog ond er d en tu chtm eester van d e w et. Gebod op gebod en regel op regel w erd en d aar op eengestap eld . Israël w as w el een kind God s, maar een klein kind , d at nog telkens van d en Vad er m oest hooren, w at het mocht en w at het niet m ocht d oen. Doch ond er het N ieu w e Testam ent is d at and ers gew ord en. De H eere heeft zijn H . Geest u itgestort en d oor d ien Geest leert H ij w at Zijn w il is. Eerst d aard oor is d e volkom ene vrijheid tegenover d e w et gekom en, in zooverre als God s kind eren niet d oor eenigen d w ang, maar d oor d e innerlijke d rijving d es Geestes naar d en regel d er w et begeeren te w and elen. Toch is het w aar, d at d e volle Christelijke vrijheid hier op aard e niet ons d eel is en d at eerst in d en hem el het hoogste stand pu nt zal w ord en bereikt. Daar eerst hou d t d e w et ook op een staf te zijn, w aarop w ij nu nog m oeten leu nen om verd er te kom en." Ook hier is w ed er d e vermenging van w et en genad e en het d u bbelzinnige geven en nem en. De vraag zou hier gesteld ku nnen w ord en of iem and d ie

95

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

d ood is voor d e w et toch nog op haar als op een staf kan leunen m et het d oel om verd er te komen. Vestigen w e thans nog d e aand acht op d e u itlatingen over d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et van een d rietal Gereform eerd en hier te land e. Ds. M. Bord u in zegt in zijne u itgave van Dathenu s’ Paarl d er Christelijke Vertroosting d eze w are w oord en: "Wanneer w ij d oor het geloof d e genad e aannem en, d an w ord en d eze heilsw eld ad en d oor toerekening God s zoo ons eigend om alsof w ij in eigen p ersoon w aren gekru isigd en gestorven. God rekent ons als gekru isigd en gestorven. Daarom zijn w e van d e w et verlost, w ant over een d ood e heeft d e w et niets m eer te zeggen. H aar vloek en verd oemenis geld t ons niet m eer. Een zw are m isd ad iger d oor het recht gevat zijnd e, staat geheel ond er d e m acht van het recht of van d e w et. Aanverw anten ku nnen hem niet in hu nne gem eenschap hebben, zij ku nnen hem het gelu k niet schenken en hij kan hen niet d ienen. De w et beschikt naar w elgevallen over hem en d ood t hem straks. Zij hebben alle zeggenschap over hem verloren. Zoo zijn w ij van natu re in d e m acht d er w et en als d ood voor God . Word en w ij echter van d e w et verlost, d oord at God ons in Christu s gekru isigd en gestorven rekent, d an gaan w ij God e w eer leven. In Zijn gem eenschap w ord en w e op genomen. Zijne zaligheid maakt H ij ons d eelachtig en w ij m ogen H em w eer d ienen. Dat w ij nu d it laatste d oen zou den, GDDUWRH zijn w ij verlost." Deze broed er legt terecht veel nad ru k op d e toerekening God s, d och nu zal hij ook moeten toestem m en, d at Christu s d oor d ie toerekening en als Wetvervu ller niet alleen onze gerechtigheid , m aar ook onze heiligmaking is, zood at w ij als geloovigen niet m eer d e w et te baat behoeven te nem en als mid d el ter heiliging of d ankbaarheid of iets d ergelijks. Ds. R. B. Ku ip er zegt in zijne lezing over d e Christelijke Vrijheid het volgend e: "Is it necessary to emp hasize the tru th that the Christian no longer stand s und er God ’s law, that he has ou tgrow n it? Any one w ho has but cu rsorily read the ep isties of Pau l, the ap ostie of liberty, esp ecially that very one that he ad d ressed to the Galatians, know s that this is sound d octrine. ’The law ,’ he says, ’w as ou r schoolm aster to bring u s u nto Christ, that w e m ight be ju stified by faith; bu t after that faith is come, w e are no longer u nd er the schoolm aster.’ (Gal. 3:24, 25.) Again: ’When the fu lness of time w as com e, God sent forth H is son, 96

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

mad e of a w om an, mad e und er the law, to red eem them that were u nd er the law ,’ (4:3, 4). And what m ore exp licit statem ent than this can be d esired : "Bu t now are w e d elivered from the law ?’ (Rom . 7:6). "Qu ite so," is has been rem arked , "bu t it w ill have to be sp ecified w hat Pau l means by ’the law.’ H e certainly cannot mean to inform his read ers that they are free from the w hole law of God . Evid ently he has reference only to the civil and the cerem onial law s of Israel and not to the moral law , the ten com m and ments; for they are as lasting as God ’s ow n essence, of w hich they are an exp ression." We rep ly: What business has any one to p lace this restriction on Pau l’s u se of the term "law "? Mu st it be sup p osed that he w as lacking in ability to exp ress himself w ith exactness? As it is, he p roclaims a freed om from the law w ithou t any restriction whatever, and, therefore, w e conclu d e from the w hole of it, Let us observe a p articu lar instance. A m om ent ago a few w ord s from Rom . 7:6 w ere qu oted: "Bu t now w e are d elivered from the law." In the very next verse, the seventh, Pau l says: "I had not know n lu st excep t the law had said: thou shalt not covet." The reference IS p lainly to the tenth com m and m ent of the m oral law . H ere most assu red ly the apostle teaches that the Christian is d elivered from the law of m orals. Bu t there is a m u ch m ore p rofou nd objection to any lim itation of the Christian’s liberty. Christ gained this liberty by H im self fu lfilling the law . Therefore, w hosoever d ares to m aintain that the Christian is not free from the m oral law , thereby d enies that it w as fu lfilled by Christ. H e d etracts from the w ork of ou r Savior. God forbid that w e shou ld brook this! It can stand rep etition w ith em phasis: Christian Liberty is freed om from God ’s ZKROH law ." Theoretisch is d it volkom en ju ist, d och ook d eze schrijver w ord t terstond na d eze w oord en w ed er bevreesd voor het Antinom iaansche sp ook en komt w eer met d e onbew ezene en onbew ijsbare stelling aand ragen, d at d e geloovigen toch d e w et moeten hou d en als regel hu ns levens. In één w oord het is altijd koekoek een zang: GRRG HQ WRFK OHYHQ Wie het vatten kan vatte het, d och ik kan het niet and ers vatten d an als een trad itioneele stelling, w aaraan m en niet d u rft tornen. Men m oet zich bij d ergelijke w etsvoorstellingen niet inbeeld en, d at het geloovig volk ooit tot d e rechte op vatting d er vrijheid zal kom en. H et zal steed s m eer w ord en gelijk het thans reed s is: Eenerzijd s een zuchten ond er het ju k d er w et; and erzijd s een lichtzinnigheid, d ie alle perken te bu iten gaat. 97

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

Ten slotte zij hier nog gew ezen op een artikel in d e H op e van 24 Jan. 1922 ond er d en titel: "Onze verhou d ing tegenover d e Wet," d oor Ds. M. E. Broekstra. Dit artikel w as d oor en d oor nom istisch. Allen, d ie naar d e Schrift vrij van d e w et w illen zijn, w ord en voorgesteld als lied en, d ie in god sd ienstige band eloosheid verloop en en d ie ond er den schoonen d ekmantel d er liefd e zich zoeken los te m aken van allen band , om heer en m eester van eigen leven te zijn, w eshalve hij het niet ond ienstig acht om op d it gevaar te w ijzen en aan te geven w at onze verhou d ing tegenover d e w et God s m oet zijn. Dan w ijst hij er in d e eerste p laats op , d at er geene tegenstelling bestaat tu sschen w et en genad e. Deze tegenstelling, zegt hij, bestaat niet om d e d ood eenvou d ige red en, d at beid en u it God zijn en in God geene tegenstelling is. Doch d eze red en is w at al te d ood eenvou d ig, w ant hoew el het op zichzelf genom en volkom en w aar is d at beid e u it God zijn en d at God geen tw ee d ingen kan voortbrengen, w elke m et elkand er in tegenstrijd zijn, w ijl d it in strijd zou zijn m et d e eenheid in het w ezen God s, d e broed er ziet hier voorbij d at God Zelf eene tegenstelling maakt in d eze w oord en: "De w et is d oor Mozes gegeven, d e genad e en d e w aarheid is d oor Jezu s Christu s gew ord en," Joh. 1:17. "Want gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e," Rom . 6:14. "Zu llen w ij zond igen, om d at w ij niet zijn ond er d e w et, m aar ond er d e genad e?" vs. 15. "Maar nu zijn w ij vrijgemaakt van d e w et, overm its w ij d ien gestorven zijn," Rom. 7:6. En zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan, om tegenstellingen op te som m en, d ie d e Schrift zelf nad ru kkelijk maakt. De broed er zou zijn red en w el hebben ku nnen aanvoeren tegen d e stelling d er ou d e Gnostieken, d ie leerd en d at d e w et en heel het Ou d e Testam ent d e op enbaring van een lagere God heid w aren en op grond d aarvan leerd en, d at d e christenen geroep en w aren d e w et van Mozes te verachten en zelfs te trotseeren. Ook d e Marcionieten maakten eene absolu te tegenstelling tusschen d eze tw ee en volgens hen had d e lagere god van het Ou d e Verbond tevergeefs getracht het menschd om m et d e w et gelu kkig te maken. Doch eene relatieve tegenstelling leert d e Schrift ons d u id elijk en klaar. Wet en genad e verschillen als eisch en gifte, als bevel en belofte, als vraag en aanbod . De w et m oge al evenzeer als het Evangelie heilig, w ijs, goed en geestelijk zijn, ja volm aakt, zij w ord t toch d oor God Zelf vanw ege d e zond e, krachteloos, Rom . 8:2, vijand schap, Ef. 2:15, vleeschelijk, H ebr. 98

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

7:16, zw ak en onp rofijtelijk, vs. 18, een schadu w , H ebr. 10:1, en zond er barm hartigheid geheeten, vs. 28. Vervolgens w ord t d oor Ds. Broekstra gezegd , d at al d e w etten gegeven w erd en "in de bed eeling d er genad e." H oe is het mogelijk, d at een scherp zinnig man als hij zoo iets voor het p u bliek kon neerschrijven! Want w el is het w aar, d at ond er d en ou d en d ag d e rechtvaard igmaking d oor het geloof niet onbekend w as, Gen. 15:6; Rom . 4:1-4; 6-8; Gal. 3:6; Jac. 2:23 en d e Heere ook toen reed s Zijne genad e w ist te verheerlijken, d och d e Schrift leert ons d at God in d en tijd van Mozes Zijn w il in een w ettelijken vorm aan Zijn volk heeft bekend gem aakt. H et w as toen d e bed eeling d er w et, d ie bovend ien nog bep erkt w as tot een klein volk van een paar m illioen inw oners. Vervolgens w ord t d it aangegeven als onze ju iste verhou d ing tot d e w et: "De genad e is ons van God verleend , op d at w ij d aard oor d es te beter in staat zou d en zijn om d e w et te volbrengen." Ik vrees d at d it maar al te ju ist d e algem eene op inie in d ezen w eergeeft, d och het is in één w oord Galatianisme, d e ou d e d w aling d er Galaten, w aartegen Pau lu s zoo ernstig w aarschu w t, d e verm enging van w et en genad e, en terecht is d aarvan op gemerkt, d at geen beker van vergif m eer d ood elijk is d an d eze, w aarin w et en genad e gemengd zijn. Maar zeer zeld en kom t d e d u ivel als Pelagiaan tot d en m ensch, hij kom t in d en regel als Sem ip elagiaan, d at n.l. God en m ensch moeten co-op ereeren, sam enw erken, God w at en d en m ensch w at en d an zal het w el gaan, d an zal het d oel w el bereikt w ord en. Waar vind t Ds. Broekstra ook maar een enkel Schriftbew ijs voor zijne stelling? Ind ien w ij als geloovigen d oor Christu s'w etsvervu lling in gem eenschap m et H em een lijk gew ord en zijn voor d e w et als w et, w aarom zou God ons d an nog genad e, d . i. vrije gu nst geven om nu d ie w et nog te gaan betrachten? Deze stelling behelst niets m ind er d an een ged eeltelijke verloochening van Christu s' w erk en een d ienstbaar m aken van d egenen, d ie vrij zijn in Christu s Jezu s. Verd er bekam p t Ds. Broekstra d e id ee, d at liefd e d e hoogste w et van het geestelijk leven d er geloovigen zou zijn. Ik stem d en broed er volkomen toe, d at d e vrije liefd e een m onster is, d at in d e hel geboren is. Maar is d e liefd e niet d e m eeste? Zelfs m eer d an geloof en hoop? Is het niet een d iep zinnige w aarheid , w at d e kerkvad er Au gu stinus zeid e: "H eb lief en d oe d an w at gij w ilt?" H angt aan d e liefd e niet d e 99

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

gansche w et en d e p rofeten? En stelt Pau lus niet herhaald elijk in het eene w oord OLHIGH d e vervu lling d er geheele w et? Rom . 13:8, 10; Gal. 5:14; 1 Tim. 1:5; Jac. 2:8. Ind ien nu d an d it eene w oord d e vervu lling d er w et is, w aarom zu llen w ij d an, en nog w el m et behu lp van God s genad e, er naar streven om d e tien w oord en d er w et stiptelijk te ond erhou d en? Waarom toch niet gebleven bij het eenvou d ig Evangelie van Christus? Deze en d ergelijke vragen verm enigvu ld igen zich bij het lezen van zu lke onbijbelsche stellingen. De w et is niet iets form eels, ze is geen d w angju k, d at ons knelt en benau w t en belemm ert, zoo lu id t het verd er. Dit is al w ed er eene onw aarheid , w ant d e w et is zoo formeel, d at er geen titel of jota ooit van ter aard e zal vallen, en Petrus noem d e d e w et een ju k d er d ienstbaarheid , d at zoo kneld e, d at noch onze vad eren, noch w ij haar hebben kunnen d ragen. En Pau lu s w aarschu w t er d e geloovigen van Galatië tegen om hun nek niet w ed erom te bu igen ond er d it knellend ju k. De slotsom van ons historisch ond erzoek kan geen and ere zijn d an d eze, d at m en kennelijk u it vreeze voor d e band eloosheid van enkele ou d e Antinom ianen d e volle vrijheid d er geloovigen niet d u rft hand haven. De vrees voor het Antinomianisme is groot. H et is genoemd "d e d onkere schad u w, d ie altoos het Evangelie verzelt." De vrees en ook d eze d rijft echter d e liefd e naar bu iten en d ie is ju ist d e vervu lling d er w et. Wanneer w ij bovend ien d e geschied enis van het Antinom ianism e nagaan, d an blijkt ons al ras d at veel voor w etbestrijd ing is u itgekreten w at niet and ers w as d an een Schriftm atig op kom en voor het recht gebru ik d er w et en d e vrijheid van een christenm enseh. Om slechts een enkel voorbeeld te noem en, Jakob Verschoor van Zeeland w ord t geregeld in d e historie d er N ed . H erv. Kerk voorgesteld als een Antinomiaan. Wat w aren nu d e grond stellingen van ' s mans leven? Deze drie: le. Wie d eelgenooten zijn van Christus'vold oening, hebben geene schu ld m eer, w ant w äar nog schu ld is overgebleven, kan in w aarheid geene vold oening hebben p laats gehad . 2e. Zij, voor w ie Christus vold aan heeft, hebben nog w el gebreken, d och zijn daarvoor niet strafbaar m eer, aangezien Christus hunne straf aan het kru is volkom en ged ragen heeft. 3e. Zoo het God behaagd e, kon H ij d e verlosten w el geheel rein d oen geboren w ord en, aangezien hu nne rechtvaard iging en heiliging d oor Christus aan het 100

HET WETTIG GEBRUIK DER WET

kru is verd iend zijn. Deze stellingen mogen verkeerd zijn toegep ast, in d en grond zijn ze volkom en naar d e Schrift. Eind elijk, een boom w ord t aan zijne vru cht gekend. En d an is het m erkw aard ig d at zij d ie u itgekreten zijn voor Antinom ianen, als Van H attem , Verschoor, Kohlbru gge en and eren geroem d zijn om hu n zed ig, ingetogen en god zalig leven. H et god zalig leven van Torrey, Gaebelein, Scofield en vele and eren hier te land e, Joh. d e H eer in N ed erland en van Bijbelkenners als Gray, d ie allen d en sterksten nad ru k leggen op d e volkomene vrijheid d er geloovigen van d e w et, m oest een ied er aanm anen om niet te haastig te zijn m et het geroep van band eloosheid , zed eloosheid , tuchteloosheid en w at d ies meer zij. Want een boom w ord t aan zijne vru cht gekend . Men legge af een vrees, d ie d oor Schrift en historie niet gew ettigd w ord t en d ie veelszins belem m erend heeft gew erkt voor d e nad ere belichting en beleving d er vrijheid d er kind eren God s. Dat d e geloovigen d oor Zijn Woord en Geest zich hunne heerlijke vrijheid ten volle bew u st w ord en, hunne vrijheid nim m er m ogen gebru iken "tot een oorzaak voor het vleesch," maar aan d en band van heel het Woord m ogen leven tot verheerlijking d es d rieëenigen God s! "ALLEEN LIJK WAN DELT WAARDIGLIJK H ET EVANGELIE VAN CH RISTUS"

101

OVER DE SCH RIJVER Dominee H arry Bu ltema (1894-1952) w erd geboren te Uithu izen (Groningen, N ed erland ). H ij volgd e een kerkelijke op leid ing aan het Calvin Sem inary in Grand Rap ids (Michigan, U.S.A.). Ds.Bu ltem a d iend e d e Christian Reformed Chu rch te Pella, Iow a en d e First Christian Reform ed Chu rch van Mu skegon, Michigan. Tijd ens d e vruchtbaarste p eriod e van zijn leven d iend e d s.Bu ltem a d e Berean Chu rch, eveneens te Muskegon. Deze groeid e snel en ontw ikkeld e zich tot één van d e grootste christelijke gemeenten in d e Verenigd e Staten w aarbinnen m en oog had voor d e toekom st van Israël en het bijzond ere m and aat van d e ap ostel Pau lu s voor d e volken. Bu ltema startte tevens één van d e langst voorgezette christelijke rad iop rogramm a’s u it d e geschied enis van d e stad Mu skegon. H ij schreef regelmatig voor d iverse christelijke blad en zoals *UDFHDQG*ORU\0DJD]LQH, en 7KH0RUQLQJ6WDU. Zijn om vangrijke oeu vre om vat een groot aantal bijbelstu d ieboeken d ie m eerd ere m alen w erd en herd ru kt. Aanvankelijk schreef hij vooral in d e N ed erland se taal. Tot zijn belangrijkste w erken behoren com m entaren op d e bijbelboeken Jesaja, Jerem ia, Ezechiël en Daniël. Zijn allerbekend ste w erk is het boek 0DUDQDWKD, w aard oor in d e Am erikaanse Mid w est veel belangstelling w erd gew ekt voor d e w ed erkom st van Christus en het d aarop volgend e d u izend jarige vred erijk. Zijn bekend ste w erk in d e Engelse taal is 7KH%LEOHDQG%DSWLVP. And ere veelgelezen geschriften zijn 1DPHVRI2XU:RQGHUIXO/RUG, :LOO WKHUH %H 5HFRJQLWLRQ LQ +HDYHQ 7KH 8QLRQ RI WKH %HOLHYHU ZLWK &KULVW en %ULHI1RWHVRQ*HQHVLV. Een u itgebreid e levensbeschrijving van d s. Bu ltema is enkele jaren geled en gep u bliceerd in het blad 3URIHWLVFK3HUVSHFWLHI (2e jaargang, no.9, p ag.35-38, 1997).

Related Documents