+HW:HWWLJ*HEUXLNGHU:HW 7LP
GRRU +%XOWHPD9'0 8LWJDYHYDQ 'H%HUHHU3XEOLVKLQJ&RPP 0XVNHJRQ0LFK
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
,1+28'
I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X.
H et Karakter d er Wet..........................................................5 H et Wettig Gebru ik d er Wet............................................13 Christu s en d e Wet.............................................................25 De Wet en het Evangelie...................................................33 Is d e Wet een Regel d er Dankbaarheid ?.........................41 De Rechte Verhou d ing d er Geloovigen tot d e Wet......53 De Wet en d e Sabbat..........................................................61 De Wet van Christu s..........................................................69 De Pred iking d er Wet........................................................75 De Vrees voor het Antinomianism e................................85
%LEOLRWKHFD&ROOHJLL1HRPDJHQVLV6- ([/LEULV8QLYHUVLWDWLV1RYLRPDJHQVLV$ ,QGLJLWDOHYRUPJHEUDFKWGRRU$UHQYDQ:DDUGH 0HL
2
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
9225:225' H et is een verblijd end verschijnsel onzer d agen, d at d e H eere d oor Zijn Geest en Woord tal van w aarhed en nad er tot het bew ustzijn d er geloovigen gebracht heeft. De p ersoonlijke tegenw oord igheid d es H eiligen Geestes in d e Gem eente, d e eisch van d e volheid d es Geestes, Christu s als d e w aarachtige Mensch, ons vleesch en been, in heerlijkheid , het d rievou d ig karakter d er zaligheid op zichtens verled en, hed en en d e toekom st, d e macht d es gebed s en d er voorbid d ing alsm ed e d e bijzond ere kracht van het gem eenschap p elijk gebed , d e roep ing en d e heerlijkheid d er Zend ing, d e w ed erkomst d es H eeren tot op nam e Zijner Gemeente en iets later tot Israëls herstel en d e op richting van Zijn koninkrijk, d e leer en d e listige m ethod en van d en du ivel, zietd aar w aarhed en, d ie in vroegere tijd en w el d oor enkelen gekend w erd en, d och nooit in d ie mate als ze in onze d agen gekend w ord en d oor hen, d ie beven voor heel het Woord God s. En zoo heeft het d en H eere ook behaagd om in d eze zw are tijd en m eer licht te w erp en op d e rechte verhou d ing van w et en genad e en in verband d aarmed e op d e volkomene genoegd oening van Christu s, d e vrijheid d er geloovigen en d e algeheele toew ijd ing u it d ankbaarheid aan Zijn heiligen d ienst. In d e tien jaren m ijner bed iening had ik, - het zij hier met schaam te beled en ! - niet het rechte inzicht in d e algeheele vrijheid d er geloovigen van d e w et. Doch toen m ij d it d oor ernstig en onbevooroord eeld ond erzoek d er Schrift du id elijk w erd , gevoeld e ik mij geroep en om ook and eren hierm ed e in kennis te stellen en d it w erkje is er het gevolg van. Ik hoop en bid d at het bid dend, onbevooroord eeld en m et een op en Bijbel in d e hand gelezen en ond erzocht m ag w ord en en d at alles w at niet m ocht strooken m et God s Woord , verw orp en en d aarentegen alles w at d aarmed e w el overeenkom t geloovig aangenom en mag w ord en. H et is m ijn begeerte niet om eigen m eeningen, m aar w el om d e ged achten d es H eeren nad er tot hoofd en hart van God s kind eren te brengen. Bij alle gebrekkigheid van menschenw erk en een kennen ten d eele, m een ik,
3
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d at het boekske, d at bij d ezen bid d end d en lezers w ord t aangebod en, volkomen is naar d e H. Schrift. De Gem eente onzer d agen heeft te w aken tegen tw ee d reigend e gevaren: hier een vleeschelijke band eloosheid , d aar een geest van w ettische gebond enheid . H oew el het eerste ongetw ijfeld gevaarlijker is d an het tw eed e, zoo zijn ze nochtans beid e af te bid d en en te w eerstaan. En d oor het tw eed e te w eerstaan zal m en tevens veel sterker staan tegen het eerste. Waar toch d e heerlijke vrijheid d er kind eren God s genoten w ord t, d aar zal m en geen d ienst d es vleesches ontmoeten of begeeren. Aan broed er D. Veltm an, Ph.D., zij m ijn hartelijke d ank gebracht, d ew ijl hij zijn sp eu rend oog over het hand schrift heeft w illen laten gaan en m ij enkele w enken ten nu tte heeft w illen geven. En nu, mijn p ap ieren kind je, ga d e kou d e w ereld in en d oe in God s naam een gezegend w erk d oor d en gevangenen vrijheid u it te roep en. H . BULTEMA 19 Au gu stu s 1922.
4
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678., +(7.$5$.7(5'(5:(7 De w et is goed , zegt d e Ap ostel, en d aarm ed e heeft hij alle Antinom ianism e voor altoos d e d eu r u itgew ezen. De w et is goed , of gelijk er in het oorsp ronkelijke staat, schoon, ed el, voortreffelijk, d ew ijl zij van god d elijken oorsp rong is, Ex. 20. Door d en d ienst d er engelen heeft Jehova Zijne w et besteld in d e hand van Mozes, d en m id d elaar d es Ou d en Verbond s. Bij d e w etgeving w ord t ons d aarvan niets verm eld , d och H and. 7:53 en Gal. 3:19 zeggen het ons, terw ijl Ps. 68:18, H ebr. 2:2 en H ebr. 12:22 er op zinsp elen. De w et is goed WHQ RS]LFKWH YDQKDDU LQQHUOLMN NDUDNWHU Zij is d e u itd ru kking van Zijn heiligen w il en d ie w il is d e op enbaring van Zijn heilig w ezen. Bijgevolg blijft d e w et in haar w ezen altoos d ezelfd e. Zij zal, ond er w elke om stand ighed en, tijd en en volken m en haar ook verp laatst, nimm er tot eenig sterveling gaan zeggen: "N u m oogt gij afgod erij en beeld end ienst bed rijven, vloeken, stelen, d ood slaan en hoereeren." Deze w et is d e grond w et, ingegrift in het gew eten van ied er m ensch. Is d e w et zond e? zoo roep t d e Ap ostel u it in Rom. 7:7 en hij beantw oord t d eze vraag met een: "Dat zij verre !" Verd er noem t hij haar KHLOLJ UHFKWYDDUGLJ en JRHG in vs.12. In tegenstelling m et zijn eigen vleeschelijk bestaan noem t hij d e w et zelfs geestelijk, vs.14. Deze voortreffelijkheid d er w et is Israël van ou d s reed s meerm alen voorgehou d en. Wat groot volk is er, d at zoo rechtvaard ige inzettingen en rechten heeft, als deze gansche w et is, zoo riep Mozes u it in Deu t. 4:8. De w ed ergekeerd e Levieten noemd en ze rechtm atige rechten, getrou w e w etten, goed e inzettingen en gebod en, N eh. 9:13, terw ijl ook Ps. 119 een d oorloop end loflied is op d e voortreffelijkheid van 's H eeren w et. H oe schoon d e natuu r ook m oge zijn, d e w et d es H eeren is veel heerlijker, w ijl volm aakt, gew is, rein en zu iver, Ps. 19:8,9. Met het oog op haren LQKRXG en HLVFK is d e w et al w ed er ed el en goed . Imm ers eischt zij nim m er iets onbillijks of kw aad s, m aar altoos het hoogste goed , namelijk liefd e tot God , Deu t. 6:5; 10:12; Matth. 22:37, 38; Mark. 12:29,30; Lu k. 10:27, en liefd e tot d en naaste als het schepsel God s, Matth. 7:12; Lu k. 6:31; Rom . 13:9; Gal. 5:14; Jak. 2:8. Liefd e is het
5
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
eene grond w oord , d at heel d e w et vervu lt, Rom . 13:8,10; Gal. 5:14; 1 Tim . 1:5; Jak. 2:8. In het nau w ste verband hiermed e eischt d e w et eene volkomene gehoorzaamheid d es harten, Deu t. 6:5; 10:12; 11:1; 12:32; 17:11,19; 29:29; 31:12; Lev. 19:17; Joz. 1:7; 2 Kron. 33:8; Ps. 119:4; Matth. 5:19. Voornam elijk Deu teronom iu m is het boek van d e gehoorzaam heid d er w et. Uit d eze p laatsen zoow el als u it het tiend e gebod is het d u id elijk, d at het niet aangaat om te bew eren, d at d e w et bloot u itw end ig zou zijn en niet zou w illen heerschen over het verborgen leven d es harten. H ierin is d e w et God s ju ist van alle staatsw etten en p olitiemaatregelen ond erscheid en, d at zij w el afd aalt tot in het allerbinnenste d es harten. H et volmaakt en heilig karakter d er w et is evenw el ju ist d e red en, w aarom zij voor d en totaal verd orven zond aar als beschreven in Rom . 3:9-23 zoo vreeselijk is. Men vergete toch niet het ap ostolisch w oord , GDWDOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRWGHJHQHQGLHRQGHU GHZHW]LMQ Rom . 3:19. De w et richt tot niemand het w oord en dreigt niem and met haren vloek, d an d ie ond er haar is. H et is d an ook merkw aard ig, d at al d e beeld en, w elke d e Schrift gebru ikt ter aand u id ing van d e w et, naar d it vreesaanjagend karakter d er w et heenw ijzen. Slaan w e slechts een vlu chtigen blik op d e zinnebeeld ige aand u id ingen d er w et in d e Schrift. Een YXXU is het beeld d er w et en w etgeving, Deu t. 4:33; 5:22; 33:2; Ex. 19:16,18; H ebr. 12:18. Dit vuu r w ijst ons op het vu u r d es gerichts en op d en vurigen vloek w aard oor alle overtred ers d er w et w ord en getroffen. H et GHNVHO op Mozes’ aangezicht, Ex. 34:33-35, w as, volgens d en Ap ostel in 2 Cor. 3:7,13, een beeld van d e bed ekking en het schadu w achtig karakter d er w et. De w et m et hare ontzaggelijke vloeksp raken bed ekt nam elijk nog veelszins d e volle op enbaring d er heerlijkheid God s. Om d eze red en w ord t ze ook een schad u w geheeten, H ebr. 8:5; 10:1; Col. 2:17, terw ijl Christu s het lichaam is. H ij w as d e belichaam d e op enbaring van al God s d eu gd en en d e groote Profeet, Die al d en raad God s tot onze verlossing geop enbaard heeft. De w et w ord t genoem d een SDHGDJRRJ een tu chtm eester, Gal. 3:24,25. De Engelsche vertaling heeft hier het w oord “schoolm aster”, d och d eze vertaling is onju ist. Een p aed agoog w as bij d e ou d e Grieken niet w at w ij thans een p aed agoog noem en, maar een zekere slaaf, d ie 6
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d en jeu gd igen knaap van d ag tot d ag naar zijn meester bracht, hem gew end e aan strenge ord e en tucht en hem aan d en lijve strafte, zoo hij iets m isd aan: had. H ij w as d u s niet d e leeraar zelf, m aar leid d e d en knaap tot d en leeraar. Zu lk een m an w as in ou d -Griekenland geen overbod ig w eeld eartikel, d aar d e p aed erastie, d e ontucht m et knap en, een zeer algem eene zond e w as, en d eze d us w el bescherming behoefd en. De w et w ord t in Col. 2:14 genoem d een KDQGVFKULIW in d en zin van een VFKXOGEULHI d at ons tegen w as, d aar w ij van natu re d oor d e overtred ing d er w et allen haar vloek op ons gelad en had d en. Christus heeft aan het kru is d e rood e bloed streep d oor d it schu ld schrift gehaald en, gelijk m en ou d tijd s m et betaald e schu ld brieven d eed , het op enlijk aan het kru is genageld . Zeer verschillend zijn van ou d s d e ged achten gew eest over d e vraag w at d e schriftelijke schu ld bekentenis hier aand u idt, d och d e nieu w ere verklaard ers zijn het hierover schier allen eens, d at hiermed e d e Mozaische w et in haar geheel en niet bloot d e ceremonieele w et is bed oeld . En d it staat voor m ij op d e volgend e grond en vast: 1. Pau lu s streed hier kennelijk tegen w etd rijvers, d ie d e gansche w et verbind end steld en en alleen bij d eze op vatting is zijn betoog tegenover d ie d w aalleeraars raak. 2. De scheid ing of ook ond erscheid ing van schad u w achtige, bu rgerlijke w etten en d e zed ew et is Pau lus ten eenenmale vreemd . 3. Deze brief w erd geschreven aan geloovigen u it d e H eid enen, d ie nim mer het ju k d er cerem oniën ged ragen of gekend had d en, zood at Pau lu s d aarvan niet w el kon zeggen, d at d ie hu n tegen, of beter, YLMDQGLJ w as. Doch van d e zed ew et, d ie ook d e H eid enen, volgens Rom . 2:15, beschu ld igt, kon d it w el gezegd . 4. De vergeving d er zond en hing, volgens d en Ap ostel, van d e vernietiging van d it schu ld schrift af en d it kon van d e vervu lling d er z.g. cerem onieele w etten niet gezegd w ord en. In Gal. 3:22,23 w ord t d e w et vergeleken bij een FLSLHU of JHYDQJHQEHZDDUGHU De beid e w erkw oord en d oor besloten vertaald , w ijzen op een op sluiten, w aaraan geen ontkom en is. Gelijk een misd ad iger in w el verzekerd e bew aring achter slot en grend el gep laatst w ord t, alzoo heeft God d oor Zijn w et voor d e kom st van Christu s en voor het geloof, d at d e m ystieke band is, d ie eeu w ig bind t aan H em, alle zond aren ond er d e zond e en d e w et op gesloten. Ook
7
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
hier hebben w e d u s w ed er als bij d e vorige beeld en een angstaanjagend e ged achte. De w et w ord t vergeleken bij een MXNGHUGLHQVWEDDUKHLG H and. 15:10; Gal. 5:1. De gelijkenis is hier ontleend aan d e lastd ieren, d ie zw are lasten moesten torsen. Er w aren u it d e Jod en, d ie bew eerd en, d at m en zond er d e ond erhou d ing d er Mozaische w et niet behou d en kon w ord en. Volgens Petrus nam en ze hierm ed e een last op zich d ie noch zij, noch hunne vad eren hebben ku nnen d ragen. De besnijd enis alleen w as volstrekt geen zw are last, m aar volgens Gal. 5:1, 2 m aakte ze Christus onnu t en steld e ze tot schu ld enaar om d e geheele w et te d oen. Uit d ie p laats blijkt ten d u id elijkste, d at d e Ap ostel Pau lu s van geene scheid ing tu sschen d e schad u w achtige w et en d e zed ew et w il w eten. Zoo ku nnen we d ezen regel ook om keeren en zeggen, d at w ie nu nog d e geheele w et w il d oen, zich ook moet laten besnijd en. De Ad ventisten zijn zeer inconsequ ent, d at zij zich niet laten besnijd en. Want d e w et is imm ers eene eenheid. In Gal. 4:1-7 gebru ikt d e Ap ostel het zinnebeeld van een PLQGHUMDULJNLQG d at, ofschoon erfgenaam zijnd e van al d e vad erlijke bezitting, volgens vad erlijke bep aling nog ond er op zicht en voogd ijschap staat. Hij heeft d us het genot d ier goed eren nog niet, maar is nog onvrij, onm ond ig en loop t nog aan d en leiband van d en tuchtm eester. En volgens Gal. 3:3 en Col. 2 ontvingen d eze onmond ige kind eren d er w et ook nog m aar elementair ond erricht: zooals d it aan kleine kind eren w ord t gegeven. H et is zeker niet overbod ig om op te m erken, d at d it eigenlijk geen beeld d er w et als zood anig is, m aar van d e Jod en ond er d e w et. Israël w as vanou d s nog niet vrij en m ond ig en w erd ook nog geenszins ingeleid d oor d en H . Geest in al d e verborgenhed en d es Evangelies, d och w erd nog m aar in d e eerste beginselen d er w aarheid ond erw ezen. Zoo zagen w e d an, dat hoe heerlijk d e w et God s op zichzelf genomen ook m ag zijn, zij vanw ege d e zond e d es m enschen geen liefelijken ind ru k tew eeg brengt, en d at d e beeld en van vuu r, d eksel, tuchtm eester, schu ld brief, gevangenbew aard er, ju k en een onmond ig kind veeleer er op berekend zijn om af te schrikken. Men m ake hier niet d e tegenw erp ing, d at d it afschrikw ekkend e alleen geld t van d e schadu w achtige of bu rgerlijke w et, w ant d eze ond erscheid ing is d en 8
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ap ostel ten eenenm ale vreemd . Terecht schrijft Van And el in zijne "Verklaring van d en brief aan d e Rom einen": "Onze d eeling d er Wet in zed elijke en schadu w achtige w as aan zijn tijd vreem d : d e Wet w as d en Jood een ond eelbare eenheid." Alle bekw ame en onbevooroord eeld e u itleggers laten zich hierover u it in gelijken zin. Eene ond erscheid ing ontglip t echter vele verklaard ers van Pau lu s’ Brieven, nam elijk d ie van w et, zond er bep alend lid w oord , en d e w et, met het bep alend lid w oord . In het eerste geval neem t hij d e Mozaische w et als onkreu kbaar rechtsbeginsel, zooals ook ond er d e H eid enen, of beter, in het hart d er H eid enen gevond en w ord t. Bij d e w et d enkt hij alleen aan a1les w at God d oor Mozes gebod en heeft, d e gansche Mozaische w et. De goed gu nstige lezer gelieve d it w el voor d e aand acht te hou d en. Als een korte en toch tevens volled ige voorstelling d er w et volge hier w at Prof. A. Van Veld hu izen zegt in zijne "N ieu w e Verklaring van Rom einen." H ij schrijft: “Bij zond e behoort d e w et. Dit begrip is voor Pau lu s veel ru im er d an voor ons. Behalve in d en gew onen zin kom t het w oord voor als aand u id ing van d e eerste vijf boeken d es O. T., ja van het geheele O. T., Rom . 3:19, 1 Cor. 14:34, Gal. 4:21. De thans gangbare ond erscheid ing tusschen cerem onieele en and ere w etten w as Pau lu s vreem d . Wel staat in Galaten en Colossensen meer het ritu eele en in Rom . meer het zed elijke elem ent op d en voorgrond . Toch is in Gal. 5:14 en Rom. 13:8 d e liefd e d e hoofd som d er w et. H et bezit van d e w et is een voorrecht voor Israël, Rom . 3:1,2; 7:12,14,22; 8:4. Wie echter ond er d e w et van Christus zijn, 1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, m oeten Israël overtreffen, 1 Cor. 7:19. N aast d e lichtzijd en ziet Pau lu s groote schad u w p lekken, d ie er d oor het Jood sche d rijven niet lichter op w erd en, Gal. 6:13. Zooals d e w et d aar ligt, is ze een sam enstel van d ogm ata, Col. 2:14, vgl. Ef. 2:15. Ze m ag d an Rom . 7:14 geestelijk heeten, ze staat d an als letter, d ie d ood t, ver af van d en Geest, d ie d oet leven, Rom . 2:29; 7:6; 2 Cor. 3:6. Ze staat ver van God af, w ant ze is m aar d oor bem id d eling van engelen aan een tusschenp ersoon ter hand gesteld. Gal. 3:19. Ze is nationaal bep erkt en m oet w ijken voor het niet bep erkte, Gal. 3:14, 26. Ze heeft bij Christu s afged aan, Rom . 10:4. H aar voorschriften w ord en als een nevelachtige schadu w gesteld tegenover d e massieve gestalte van Christu s, 2 Col. 2:17. Er is een hooger d ienst nood ig d an d e hare, 12:1,2. De w et steld e eischen, w aaraan d e belofte van leven verbond en w as, 9
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Rom . 10:5; Gal. 3:12, d och niem and kon ze vervu llen, Rom. 3:2. De u itbund ig verheerlijkte w et kan het hoogere leven in d en m ensch niet vrij d oen w ord en, Rom . 7:8-10; Gal. 3:21. Ze staat machteloos bij het vleesch. Rom . 8:3. De illu sie d ier eigengerechtigen m oet w reed w ord en verstoord , Rom . 9:31, 32; 10:2, 3, gelijk eenm aal ook Pau lu s zelf w erd teleu rgesteld, Gal. 2:19. Israël heeft er geen oog voor, hoe d e glans van Mozes'gelaat verbleekt, 2 Cor. 3. H et leven ond er d e w et is een leven in het vleesch, ond er d e zond e, Rom. 7:4-6. De Galatiers mogen niet tot iets zoo elementairs, tot iets, d at d oor het angstig tellen van d agen herinnert aan d en elementend ienst, d e astrologie u it hu n heid enschen tijd , teru gvallen, Gal. 4:3, 9; vgl. 3:21, 5:4. De w et maakt niet gelu kkiger, d och ongelu kkig, Rom . 4:15; 1 Cor. 15:56. Pau lu s heeft ervaren, hoe d e glans d er w et verbleekt voor d ien van Christu s, Gal. 2:19. Ze verklaart im mers zich zelf d ood , Gal. 4:21; vgl. Rom . 7:1-4. De w et is gelijk in Pau lus' eigen leven ook in d at d er menschheid slechts een faze gew eest. Ze is evenm in God s laatste w oord als ze het eerste w as. De belofte is 430 jaar ou d er, Gal. 3:17-19. N iet een ep isod e, d och slechts een p arisod e, een ind ringsel, w ord t d e w et genoem d , Rom . 5:20; Gal. 3:19, iets als een vreemd e verschijning in een stoet of een ad d itioneele bep aling bij een artikel, Gal. 3:15, 19. Ze is een halte op d en w eg van Abraham , Rom . 4:1-25; Gal. 3:6-14, tot Christu s, Rom . 10:4. Maar God vergist zich niet, ook niet m et d e w et. Ze m aakt niet enkel ongelu kkig, ze m oet d it d oen. Er w aren al zond en voor Mozes'tijd , Rom . 5:13, m aar d e w et op ent d e oogen er voor, Rom. 3:2; 7:7-9, 10, 13. Ze martelt en d ood t, Rom. 4:15, Gal. 3:24; vgl. 4:1-5, d .w.z. d e slaaf, d ie d e kind eren d rilt: in onze taal, althans nu, in d e d agen van d e tuchtschool, w eer: d e tu chtm eester. De p aed agoog is niet d e vad er, d och staat tegenover hem naast sup p oosten en d ienstp ersoneel. H ij m aakt niet geleid elijk klaar voor Christu s zooals d e zon het ooft d oet rijp en, m aar d oet zu chtend naar zijn komst u itzien. De w et is gevangenis en gevangenbew aard er. Meer nog d an zond ebew u stzijn zelfs zond elu st moet d e w et w ekken, niet naar d e zond e als beginsel, d och naar het botvieren aan w at latent voortw oekert, Rom . 5:20, Gal. 3:19. Zij laat d en m ensch niet met ru st, Rom. 4:15; 5:13. Ze m oet hom eop athisch het ziektep roces bevord eren en d e crisis te voorschijn roep en, Rom . 7:5-13. De vijand schap tegen God moet ontmaskerd w ord en, Rom . 1:30; 5:10; 8:7; 10
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
11:28; Kol. 1:20. Zond er strijd en ned erlaag geen vred e. Om d en vred e is het te d oen. Word t d e zond e gew eld ig als een stroom , d e genad e rijst hooger, gelijk een zon, Rom. 5:20. De heid en behoeft niet langs d en hollen w eg d er w et tot Christu s te w ord en geleid , Rom . 2:14, 15; vgl. 1 en 2 Thess., m aar Israël w el, op w elks bod em ook Christus zijn strijd volstreed . Wat Pau lu s d oorleefd e en ook Israël d oor m oet m aken, zegt Gal. 2:19. De w et is d e m orgenster, d ie aan het zonnelicht voorafgaat, er d oor verbleekt. Terecht hoord e Pau lu s u it d en eigen m ond d er w et een belijd enis als van d en Doop er: "ik ben het niet," Gal. 3:24”.
11
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
12
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,, +(7:(77,**(%58,.'(5:(7 7LP Een zaak d ie op zichzelf goed is kan d oor een verkeerd gebru ik zeer veel kw aad stichten. Dit is ook ten volle van toep assing op d e w et. Op zichzelf is ze goed , god d elijk goed en kan ze in d er eeu w igheid niet kw aad w ord en, d och hoeveel kw aad heeft ze al d e w entelend e eeuw en d oor niet gesticht, doord at zij niet w ettig gebru ikt w erd . H oevele vromen hebben niet gezu cht en zijn er nog zu chtend, omd at zij meenen, d at zij d oor d e w et gerechtvaard igd of geheiligd moeten w ord en. Zu llen w e d e w et w ettig gebru iken, d an is het volstrekt nood ig, d at w ij w eten ZDW]LMLVZDWKHWWDDONXQGLJJHEUXLNYDQGLWZRRUGLV YRRUZLH]HLVZDDUWRH]HLVHQWRWKRHODQJ]HLV Tast men bij een van d eze vragen en hunne antw oord en m is, d an is het onverm ijd elijk gevolg, d at men d e w et verkeerd elijk gaat gebru iken. Achtereenvolgens slaan w e d an een blik op d eze vragen om er het Bijbelsch antw oord op te zoeken. En d an kan natu u rlijk op d e eerste vraag het antw oord kort zijn, d aar het vorige hoofd stu k reed s ten d eele een antw oord op d eze vraag zocht te geven. Doch er w ord e hier nog herinnerd aan een zeer gew ichtigen trek d er w et, namelijk, haar negatief karakter. Van d e tien gebod en zijn er negen, d ie negatief verbied en m et een: "Gij zu lt niet." Vanw ege d it negatief karakter staat het vast d at zij nimm er mag beschou w d als een kort begrip van al d e w aarheid , noch als d e maatstaf d er heiligm aking of als d en inhou d van alle m oraal. Tot groote schad e van het geestelijk leven d er geloovigen w ord t d e w et echter m aar al te zeer beschou w d als een kort begrip van d e gansche w aarheid God s. Bij eenig nu chter nad enken zou m en beter kunnen w eten, w ant d e heerlijkste Schriftw aarhed en w ord en in d e w et ju ist niet gevond en. Men vind t hier toch geene verkiezing, geene H . Drieëenheid , geene vleeschw ord ing, geen kru is, geen op stand ing, geen w ed ergeboorte, rechtvaard igm aking, heiligm aking of verheerlijking d es zond aars, geen vold oening, verzoening, genad e en voorbid d ing 13
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
van Christu s of van d en H. Geest, geen w ed erkom st van Christu s, geen Du ivel of Antichrist, geen p elgrim sw and el, geen gebed of zend ing, geen Gemeente, geen gemeenschap d er heiligen noch ook een Vad erhu is m et zijn vele w oningen. H oe ter w ereld kan m en nu een brokstu k van d en w ille God s, w aarin al d eze e. a. w aarhed en gem ist w ord en ooit aanleggen tot een m id d el ter behou d enis of ook ter heiliging en als d en inhou d van alle m oraal. Door zu lks te d oen is het volstrekt niet tw ijfelachtig of m en d e w et w ettig d an w el onw ettig gebru ikt. Wat is het taalkund ig gebru ik van het w oord w et? H et H ebreeu w sche w oord voor w et is WKRUDK en kom t van een w ortelw oord , d at beteekent iets als met d en vinger aan te w ijzen, zood at het gevoegelijk zou ku nnen vertaald w ord en d oor aanw ijzing, vingerw ijzing. God heeft in Zijne w et eene vingerw ijzing gegeven naar Zijn heiligen w il. Let w el, geene volle op enbaring, m aar eene vingerw ijzing. De w et gaf d e vingerw ijzing naar God s heiligheid, toorn over d e zond e, Zijn eisch d er liefd e en volkomen gehoorzaam heid, d och van d e genad e God s w ist ze hoegenaam d niet af. H et Grieksche w oord QRPRV is het w oord , d at in d en regel in het N. Testament voorkomt van d e Mozaische w et. H et is afgeleid van het w erkw oord QHPR, ik verd eel, d eel u it, zood at het oorsp ronkelijk w ees op het u itged eeld e, op hetgeen iem and bezat en vervolgens het gebru ik d at hij van het hem toeged eeld bezit m aakte. Waarschijnlijk echter hebben w e het w oord meer in zijn actieve beteekenis te nem en van d e u itd eeling en aandu id ing van iem and s d eel (p licht). H oe d it ook zij, het is d it w oord , d at d oorgaans van d e w et van Mozes gebru ikt w ord t. Slechts een enkele keer w ord t het Evangelie voorgesteld als d e NRQLQNOLMNH ZHW d . i. d e w et, d ie alle and ere w etten in zich beslu it, d e grond w et d es koninkrijks, Jac. 2:3; GH ZHW YDQ &KULVWXV, Gal. 6:2; vergelijk hierm ed e Joh. 13:34; 15:12. 'H ZHW GHV JHORRIV van Rom . 3:27 staat tegenover GH ZHW GHU ZHUNHQ van d atzelfd e vers en w ijst eenvou d ig naar d e tw ee tegenovergesteld e beginselen. De term en YROPDDNWHZHW en GH ZHW GHU YULMKHLG van Jac. 1:25 zijn hetzelfd e als GH ZHW YDQ &KULVWXV Gal. 6:2. In Joh. 10:34; 12:34; 15:25 en 1 Cor. 14:21 w ord t het w oord QRPRV gebezigd voor heel het Ou d e Testament, terw ijl het in Matth. 12:5; Lu k. 2:23, 24; 1 Cor. 9:8, 9; 14:23 blijkbaar alleen m aar van d en Pentateuch, d . i. d e vijf boeken van Mozes, gebru ikt w ord t. De 14
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
u itd ru kking ZHW HQ GH SURIHWHQ, voorkom end e in Matth. 7:12; 11:13; Lu k. 16:16; H and . 24:14 ,w ijzen w ed er op het geheele Ou d e Testament. In Lu k. 24:44 w ord en zelfs al d e d rie d eelen, w aarin d it verd eeld w as, genoemd . Een eigenaard ig gebru ik van het w oord ZHW vind en w e nog in Rom. 7, w aar Pau lu s sp reekt van een w et in zich, van een DQGHUH ZHW in zijne led en, w elke strijd t tegen d e w et zijns JHPRHGV. Voorts sp reekt hij d aar nog tw eem aal van d e ZHWGHU]RQGH. H et is d u id elijk, d at hij hier het w oord ZHW eenvou d ig met het oog op het verband gebru ikt in d en zin van een d w ingend e, overw eld igend e, bind end e en tot d en d ood leid end e m acht. Zie ook Rom. 8:2. Uit d eze voorbeeld en blijkt w el, d at w ij ons niet aan overd rijving schu ld ig maken, zoo w ij stellen, d at, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, het w oord ZHW in het N . Testam ent steeds voorkom t in d en zin van d e Mozaische w et in haar geheel. Voor w ie is d e w et? Zietd aar, d e d erd e vraag, w aarop w e het antw oord zou d en zoeken. Met d eze vraag is bed oeld aan w ie ze is gegeven en voor w ie ze is bestem d . Op het eerste kan het antw oord niet and ers lu id en, d an d at d e w et oorsp ronkelijk aan Israël en aan geen and er volk is gegeven. Men d enke slechts aan d e inleid ing tot d e tien gebod en: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland u it het d iensthu is u itgeleid heb," Ex. 20:2; Deu t. 5:6; Ps. 81:11. Behalve d e vijf boeken van Mozes, d ie een d oorloop end getu igenis zijn van d e stelling, d at d e w et aan Israël en aan geen and er volk is gegeven, w ord t ons d it ook nad ru kkelijk in d e volgend e p laatsen geleerd in het N . Testam ent. De Ap ostel zegt van Israël naar het vleesch: "Welker is d e w etgeving," Rom . 9:4. In Rom. 2:14 w ord t ons nad ru kkelijk gezegd , d at d e H eid enen d e w et niet hebben. Daarom zu llen ze ook eens niet d oor d e w et geoord eeld w ord en, m aar zond er d e w et verloren gaan, vs. 12. De H eid enen w isten het w el, d at d e Jod en een eigene w et hadd en, ond erscheid en van d ie van alle and ere volken, Joh. 18:31; H and. 18:14, 15; 23:29; 25:8. Mozes w as d e m id d elaar d es Ou d en Verbond s voor Israël alleen, en nu zegt d e Schrift telkens w eer, d at d e w et d oor Mozes is gegeven. In schoone tegenstelling w ord t d e w et van Mozes gep laatst tegenover Christus en Diens w erk in Joh. 1:17: 'HZHWLVGRRU0R]HV JHJHYHQ PDDU GH JHQDGH HQ GH ZDDUKHLG ]LMQ GRRU -H]XV &KULVWXV JHZRUGHQ Om d eze red en heet d e w et God s in Ou d en N ieu w Testam ent ged u rig w ed er d e w et van Mozes, terw ijl er zelfs sterke 15
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
nad ru k op w ord t gelegd , niet d at d e w et d oor d e Engelen, m aar w el, d at zij d oor d en d ienst van Mozes aan Israël is gegeven, Ex. 31:18; Lev. 10:1; Deu t. 4:5; 5:1-22; 6:1; 9:10; 10:13; 27:8; 33:4; Joz. 1:7; 22:5; N eh. 9:14; 2 Kon. 21:8; 2 Kron. 33:8; Mal. 4:4; Joh. 7:19. Voeg bij d eze onw ed ersp rekelijke Schriftbew ijzen nu het feit, d at d e H eere in geen enkel geval Zijne w et heeft ingesteld voor d e Gemeente of d e volken en d an zal men zelf inzien, d at m en Zijne w et niet "w ettelijk gebru ikt," zoo m en haar w il gebru iken om d e Gemeente u it d e volken in d it ju k te knellen. Ind ien Du itschland eene w et u itvaard igt of N ed erland , d an zou d t gij het toch d w aas achten, ind ien m en in Am erika d aarnaar w ild e leven. Doch heeft d e H eere Zijne heilige w et toch som s ook niet voor d e Gem eente bestemd , zoo vragen w e in d e tw eed e p laats in verband met d e ged achte, d ie ons hier bezig hou d t. Voor w ie heeft God d an Zijn w et bestemd ? H ij gaf haar oorsp ronkelijk alleen aan Israël, d it w erd ons d u id elijk, d och nu zou het w el ku nnen zijn, d at H ij haar een meer algem eene toep assing gegeven w ild e hebben en haar ook med e voor Zijn Gem eente bestem d had , d aar toch naar het w oord d es d ichters Zijn gebod zeer w ijd is, d aarm ed e d oelend e op hare u itgebreid e toep assing, Ps. 119:96. Daar w e op d it u iterst gew ichtig stu k nog w ed er teru g kom en, w ijzen w e hier alleen m aar op 1 Tim. 1:9, w aar d e Ap ostel ons nad ru kkelijk verklaart voor w ie d e w et niet en voor w ie ze w el is bestem d . H ij verklaart d aar het w ettig gebru ik d er w et m et d eze w oord en: (Q KLM GLW ZHHW GDW GHQ UHFKWYDDUGLJHQ GH ZHWQLHW LV JH]HW PDDU GHQ RQUHFKWYDDUGLJHQ enz. H ij zegt hier, d at tot een w ettig gebru ik d er w et volstrekt nood zakelijk is d e w etenschap aangaand e d e klasse van m enschen voor w ie d e w et is. Men d ient te w eten, zegt hij, d at d e w et niet is gezet, d . w . z. naar d en raad God s niet is bestem d, bep aald , vastgesteld, u itgevaard igd voor d e rechtvaard igen. De rechtvaard igen zijn m enschen, d ie onschu ld ig en vaard ig in het recht tegenover God staan, zood at het nu m aar d e vraag is of d e Gem eente van Christu s rechtvaard ig of nog onrechtvaard ig is. Dan leert d e Schrift ons d at Christu s hare rechtvaard igheid is, Jer. 23:6; 1 Cor. 1:30. Zij heeft als een vrije gave en zond er d e w et d e volkom ene gerechtigheid d oor het geloof in Christu s ontvangen, Rom. 3:21, 22; 4:13; 5:1, 17,18; 9:30-32; 10:4-6; 2 Cor. 5:19-21; Fil. 3:9.
16
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Vervolgens blijkt u it d e d onkere teekening d ergenen w ien d e w et w el gezet is genoegzaam d at d e geloovigen hier niet ond er begrep en zijn. H ij noem t eerst d e RQUHFKWYDDUGLJHQ, of gelijk er in het Grieksch staat d e ZHWWHORR]HQ. De KDOVVWDUULJHQ zijn d e lied en, d ie w eigeren gehoorzaam heid te betoonen. De JRGGHORR]HQ zijn zij, d ie los van God, zond er God en zond er hop e in d e w ereld leven. N au w verbond en d aarm ed e zijn zij, d ie hij verd er ]RQGDUHQ RQKHLOLJHQ en RQJRGGHOLMNHQ noem t. N og hou d t d e Ap ostel niet op, w ant het is hem er kennelijk om te d oen om zijn lezers klaarlijk te d oen inzien voor w ie d e w et niet is gesteld en voor w ie ze w el is gesteld. H ij som t dan vervolgens nog enkele zond aars op tegen d en tw eed en tafel van God s w et, als hij in d e ord e d er afzond erlijke gebod en noem t: d e YDGHUPRRUGHUV en PRHGHUPRRUGHUV, w aarm ed e inbegrep en zijn zij d ie hunne ou d ers niet eeren en d aard oor een nagel aan hu n d ood kist w ord en; d e GRRGVODJHUVKRHUHHUGHUV6RGRPLHWHQPHQVFKHQGLHYHQ OHXJHQDDUV PHLQHHGLJHQ en zoo er iets and ers tegen d e gezond e leer is. Als d e Ap ostel d an verd er nog laat volgen: "N aar het Evangelie d er heerlijkheid d es zaligen God s," d an is d eze toevoeging zeer rijk van zin voor d e w aarheid , d ie ons hier bezig hou d t. H ij w il er blijkens het oorsp ronkelijke kennelijk med e zeggen, d at onze kennis inzake het w ettig gebru ik d er w et zich heeft te regelen niet naar d e w et, m aar naar d e blijd e bood schap d er glorie van d en gelu kkigen God , zooals w ij zijne w oord en gevoegelijk zou d en ku nnen overzetten. De w et leert ons nim m er d e w et te verstaan of recht te gebru iken. Alleen het Evangelie, alleen Christu s d oor Zijn Geest verm ag d it te d oen. Geliefd e lezer, zoo gij d it eene Ap ostolische w oord geloovig aanneemt, zal het u volkom en d u id elijk zijn, d at God Zijn heilige w et geenszins voor Zijne in Christu s gerechtvaard igd e en geheiligd e Gem eente heeft verord end. In het vervolg kom en w e nog w ed er op d it u iterst belangrijk ond erw erp teru g. Waartoe is d e w et? Tot w elk d oel is ze ingesteld? H ier hebben w e het gelu k d at d eze vraag in d enzelfd en vorm d oor d en Ap ostel gesteld w ord t in Gal. 3:19 en d at hijzelf er ook het onfeilbare antw oord op geeft. Men lu istere d an aand achtig naar d it god d elijk antw oord : =LM LV RP GHU RYHUWUHGLQJHQ ZLO GDDUELM JHVWHOG De w et is d an, volgens d it god d elijk w oord , niet gegeven tot verlossing of heiliging of leering, m aar om d er overtred ingen w il. Pau lu s betoogt hier tegenover 17
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d e Ju d aisten, d at d e belofte van d en Messias 430 jaren voor d e w et aan Abraham is gegeven. En d e w et heeft aan d ie belofte niets verand erd of toegebracht en God s verbond is d oor d e w et niet verijd eld . Abraham w erd niet d oor d e w et maar alleen u it genad e erfgenaam d er god d elijke beloften. Maar als d e w et d an niets heeft toe- of afged aan aan d e bond sbelofte van d en Messias, w aartoe d ient zij d an, zietdaar nu d e vraag d es Ap ostels. Waarom liet God het d an niet bij d e eens gegeven belofte? Is d e w et alzoo niet ganschelijk overbod ig? H et antw oord hierop lu id t, d at d e w et een gansch and ere bed oeling heeft d an d e heilsbelofte. De w et heeft m et het heil als zood anig niets te maken. Zij w erd gegeven niet met het oog op d e belofte, maar m et het oog op d e overtred ingen. Deze u itd ru kking w ord t op d rieërlei w ijze verklaard , nam elijk: 1e. Om d e overtred ingen te beteu gelen, d och d it strijd t tegen het verband en tegen Rom. 5:20 en and ere p laatsen; 2e. Om d e overtred ers te leid en tot d e erkentenis d er overtred ingen. Zoo vatten Au gu stinus, Calvijn, Beza, Winer, H offm an, Ellicot, e. a. het op , d och ook d eze op vatting is in strijd m et d e algem eene Pau linische op vatting d er w et; 3e. Om d e zond e te op enbaren als w etsovertred ing. Waar imm ers geene w et is is geene overtred ing, Rom . 4:15. Daar is w el ]RQGH (ham artia) m aar geene RYHUWUHGLQJ (p arabasis). God gaf d e w et om d e zond e in het rechte licht te stellen, haar te d oen kennen als ongehoorzaam heid , overtred ing, bond sbreu k, w etteloosheid , rebellie. Deze laatste op vatting is ongetw ijfeld d e ju iste, w ijl overeenstem mend met d en regel d er Schrift ten op zichte van het d oel d er w et. Reed s in Ez. 20:25 vind en w ij een treffend e comm entaar op d it w oord d es Ap ostels, als d e H eere d aar zegt, na over Israëls zond en gesp roken te hebben: 'DDURP JDI ,N KXQ RRN EHVOXLWLQJHQ GLH QLHW JRHG ZDUHQ (w el goed in zichzelf, d och niet heilaanbrengend voor Israël) HQ UHFKWHQ ZDDUELM ]LM QLHW OHYHQ ]RXGHQ In Rom . 5:20 lezen w e w ezenlijk hetzelfd e in d eze w oord en: "Maar d e w et is bovend ien ingekomen, op d at d e m isd aad te meerd er w ord e." H ier is ook sp rake van het d oel en d e bestemm ing d er Mozaische w et, en d aarvan w ord t gezegd , d at zij ten d oel had om d e m isd aad overvloed ig, rijkelijk, menigvu ld ig te m aken, d . w. z., om d e zond e in al haar satanisch en vloekw aard ig karakter te d oen u itkom en tegenover een vlekkeloos heilig God . Daartegenover zou d an eenm aal God s genad e in Christus d es te heerlijker schitteren. De heerlijkheid d er genad e w ord t hed en 18
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ten d age zoo w einig gekend , d oord ien men d e zond e zoo w einig p eilt in hare vreeselijkheid en strafw aard igheid voor een heilig God . Men vergelijke m et d eze merkw aard ige Schriftuu rp laatsen om trent het d oel d er w et Rom . 4:15; 5:13; 7:8; Joh. 15:22; 1 Cor. 15:56. Voor d e w et w as d e zond e in d e w ereld , m aar zij w ord t niet toegerekend als er geene w et is, Rom. 5:13. Ware er geen w et, d an zou d e zond e het karakter van ongehoorzaam heid en overtred ing niet dragen; zij zou geen zich heenzetten over een slagboom , geen verzet tegen een gesteld e rechtsord e zijn. H oe zou zij d an met d en d ood w ord en gestraft? Is d e zond e alzoo d e p rikkel, d ie ons d en d ood elijken stoot toebrengt, w at d ien p rikkel zoo aand rijft, d at hij onze hartad er treft, is d e w et." (Van And el.) Eind elijk stellen w e ons kortelijks d e vraag ter beantw oord ing, hoelang d e w et van d uu r is? H ier ond erscheid e men echter w el tusschen d en verborgen w ortel d er w et, d e liefd e, d ie eeu w ig en onverand erlijk is en d e Jood sche, tijd elijke vorm d er w et, d ie geen van beid e, d och tijd elijk en verand erlijk is. De w et is in zijn Jood schen vorm eerst om streeks tw ee d u izend jaren na d e Schepp ing gegeven, en d e oorsp ronkelijke w erkw oord en SDUHLVHHOWKHQ en SURVHWHWKHH van Rom. 5:20 en Gal. 3:19 w ijzen er beid e op , d at d e w et als een ond ergeschikt ad d end u m, toevoegsel, tot d e aartsvad erlijke bond sbeloften is ingesteld. De w et w as voor God niet d e hoofd zaak, m aar d e belofte en d aarom w as d e belofte niet ond ergeschikt aan d e w et, gelijk d e w etsd rijvers het w ild en, maar om gekeerd d e w et aan d e belofte. De w et is een p arenthese, een tusschenbed rijf, inliggend tu sschen d e belofte en hare vervu lling. N iet als hoofd d oel, maar als bijzaak w erd ze d oor God gegeven, teneind e aan een ond ergeschikt d oel te beantw oord en. Wat d it d oel w as, zagen w ij reed s boven. H et w as om d e zond e in al hare gru w elijkheid en verd oem elijkheid aan het bew u stzijn van Israël te brengen en alzoo verkreeg d e w et d e tijd elijke op voed ku nd ige beteekenis van een tu chtmeester tot Christus te zijn. Met Christu s'komst had d e tu chtmeester zijn w erk verricht, Gal. 3:24, 25. Tot Christus is hier WRWRSGHQWLMGYDQ&KULVWXV. De w et heeft d us een begin gehad en zoo heeft ze ook een eind e. N atuu rlijk niet naar haren w ortel en w ezen: d e liefd e, maar in haren Jood schen, eischend en, onbarmhartigen, vloekd reigend en vorm als ijzeren w et, d ie van geen ontferm ing w eet. H et w ord t ons nad ru kkelijk 19
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
verzekerd in Rom . 10:4: +HW HLQGH GHU ZHW LV &KULVWXV Daar d it w oord van d e m eest verreikend e beteekenis is voor d e w etsbeschou w ing d er Schrift, zoo is het van het grootste belang d at d it w oord goed verstaan w ord t. De Ap ostel p laatst in d it verband d e rechtvaard igheid , d ie u it d e w et is en d e rechtvaard igheid , d ie u it het geloof is, tegenover elkand er en voert ze beid e als p ersonen sp rekend in. De eerste zegt van d e w et: "De m ensch, d ie d eze d ingen d oet, zal d oor d ezelve leven." Doch w ie is in staat God s w et volkom en te ond erhou d en? Wie zal langs d ezen w eg ooit het leven verkrijgen? De w et zelve w ees d u s naar haar eind e. Zij w as benau w end en d eed alzoo bij d e vrom en het verlangen naar d en Wetsvervu ller ontstaan. Christu s is gekom en in d e volheid d es tijd s en heeft Zich gep laatst ond er d e w et, m et d it aangegeven d oel, RSGDW+LM GHJHQHQ GLH RQGHU GH ZHW ZDUHQYHUORVVHQ]RX Gal. 4:5. Door Zijne d ad elijke gehoorzaam heid volbracht H ij d e w et volkom enlijk en d oor Zijne lijd elijke gehoorzaam heid heeft H ij haar vloek volkomen ged ragen, en d it alles in d e p laats d ergenen, d ie zuchtten ond er d e w et als ond er een ond ragelijk, d ood d ru kkend ju k. Door het geloof in Christus krijgt men d eel aan Zijn verw orven gerechtigheid. Deze rechtvaard igheid voert d e Ap ostel hier sp rekend e in en d an hooren w e haar ernstig verm anen om niet te zoeken naar d e gerechtighid en behou d enis in d en hem el of in H ad es, d ew ijl ze in Christu s geschonken is. N iet zoeken in d e w et, ZLMO&KULVWXVKHWHLQGHGHUZHWLV. Antinomianen hebben in verled en eeu w en soms d it w oord m isbru ikt ten einde hunne w etteloosheid en band eloosheid er m ed e te rechtvaard igen en u it vrees voor d it schand elijk misbru ik hebben d e rechtzinnige d ogm atici en exegeten aan d it w oord in d en regel niet zijn volle kracht laten ervaren. Men vatte d it w oord veelal op in d en zin van Gal. 3:24,25, d at d e w et nam elijk als d e tu chtm eester naar Christus als het object heenw ees. In d it verband w ees m en er d an ook op d at d e w et eene schadu w d er toekom end e goed eren w as, Col. 2:17; H ebr. 9:9; 10:1; en d it is alles volkomen w aar, d och het staat voor ons ook vast, d at d e Ap ostel d it hier niet w il zeggen. And eren gingen een stap verd er en verklaard en d it w oord van Christu s als GH9HUYXOOHU of GHYHUYXOOLQJ d er w et. Ook d it is op zichzelf een grond ige w aarheid , d ie ons overvloed iglijk in d e Schrift geleerd w ord t. Men zie slechts Matth. 3:15; 5:17; Lu k. 2:21-24, 39; Joh. 4:34; 15:10; Rom . 5:19; Fil. 2:8; H ebr. 10:7. H et w oord hier 20
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
vertaald d oor eind e w ord t evenw el in geen enkel geval vertaald d oor vervu lling. H et w oord telos, hier gebezigd , beteekent in d en regel het tijd stip, w aarop iets op hou d t te bestaan, m et d e bijged achte, d at het d oel bereikt is en het d aarom afged aan heeft. De tw ee begrip p en van tijd seind e en d oeleind e liggen er d u s in besloten, d och het eerste begrip is het p rim aire, zooals m en u it d e volgen d e voorbeeld en, w aar d it w oord gebru ikt w ord t, zelf kan zien: "Die volstand ig zal blijven tot het HLQGH, d ie zal zalig w ord en," Matth. 10:22. "Gij zu lt hooren van oorlogen, en geru chten van oorlogen; ziet toe, w ord t niet verschrikt; w ant al d ie d ingen moeten geschied en, m aar nog is het HLQGH niet," Matth. 24:6. "En d it Evangelie d es Koninkrijks zal in d e geheele w ereld gep red ikt w ord en tot een getu igenis allen volken, en d an zal het HLQGH kom en," vs. 24. "En ind ien d e Satan tegen zichzelven op staat, en verd eeld is, zoo kan hij niet bestaan, m aar heeft een HLQGH," Mark. 3:26. "En H ij zal over het hu is Jacobs Koning zijn in d er eeu w igheid en Zijns koninkrijks zal geen HLQGH zijn," Lu k. 1:33. - "Want ook d e d ingen, d ie van Mij geschreven zijn, hebben een HLQGH," 22:37. - "Zoo heeft H ij hen liefgehad tot het HLQGH," Joh. 13:1. - "Want het HLQGH d erzelve is d e d ood , m aar nu, van d e zond e vrijgem aakt zijnd e, en God e d ienstbaar gem aakt zijnd e, hebt gij u w e vru cht tot heiligm aking, en het HLQGH het eeu w ige leven," Rom. 6:21, 22. - "Alzoo het u aan geene gave ontbreekt, verw achtend e d e op enbaring van onzen Heere Jezu s Christus, welke God u ook zal bevestigen tot het HLQGHtoe," 1 Cor. 1:7, 8. - "Daarna zal het HLQGH zijn, w anneer H ij het Koninkrijk aan God en d en Vad er zal overgegeven hebben." Maar genoeg, van d e een en veertig m alen d at d it w oord voorkom t in het N ieu w e Testament, komt het in d en regel voor als in d e gegeven voorbeeld en. Zelfs d e u itd ru kking KHW HLQGH GHV+HHUHQ van Jac. 5:11 w ijst op het eindp unt, w aarop d e w egen d es H eeren u itloop en. Al zou m en d it w oord hier behalve d e tijd sid ee ook d en zin w illen geven van vervu lling, term inus, object, d oeleind e, d an is ook d it ten volle van toep assing op hetgeen Christus in betrekking tot d e w et ged aan heeft, d och d e tijd sid ee m ag in geen geval w ord en u itgeschakeld . Zoo teekent d an ook Dr. D. H arting in zijn Grieksch Woord enboek op d e u itd ru kking van Rom . 10:4, d ie ons hier bezig hou d t, terecht aan: "Christu s w ord t het eind e d er w et genoem d , voor zoover d e ou d e bed eeling, als w etsverbond , m et H em een eind e neemt, 21
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
en d oor een nieu w e bed eeling vervangen w ord t." En d e Leid sche vertaling heeft hier terecht overgezet: "Christu s m aakte een eind e aan d e w et." Zoo hebben w e d an gezien, d at d e w et beperkt van d u u r w as. Word t ze nochtans HHXZLJ geheeten, d an is hierm ed e d e betrekkelijke eeu w igheid bed oeld , gelijk d it bijv. ook van d e besnijd enis gezegd w ord t. En niet alleen in Rom. 10:4, m aar op tal van and ere p laatsen w ord t ons d it tijd elijk karakter nad ru kkelijk geleerd . De w et is om d er overtred ingen w il d aarbij gesteld WRWGDW het zaad (d . i. Christu s) zou gekomen zijn, Gal. 3:19. 'H ZHW LV GH WXFKWPHHVWHU JHZHHVW WRW &KULVWXV PDDU DOV KHW JHORRI JHNRPHQ LV ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU RQGHUGHQWXFKWPHHVWHU Gal. 3:24, 25. Men leest d it w oord veelal alsof er stond : "De w et is onze tu chtm eester tot Christu s," d och d it zegt d e Ap ostel ju ist niet en dit zou hij voor w at ter w ereld ook niet hebben w illen zeggen, w ant hij sp reekt nad ru kkelijk in d it verband van Israël voor d e komst van Christu s en hij roep t met verheffing van stem u it tegen d e w etsd rijvers: "Maar als het geloof gekom en is, ]RR ]LMQ ZLM QLHW PHHU RQGHU GHQ WXFKWPHHVWHU Israël zat in w elverzekerd e bew aring als in een gevangenis RQGHU GH ZHW, vs. 23. En hoelang d u u rd e d it? Laat hemzelf het antw oord geven: WRWRSKHWJHORRIGDW JHRSHQEDDUG]RXZRUGHQ Men zie ook H ebr. 7:12-19, w aar het eind e d er w et in bijzond erhed en is beschreven. En ook in 2 Cor. 3:7-9 sp reekt d e Ap ostel van d e w et als d e bed iening d es d ood s en d er verd oem enis tw eem aal als zijnd e in heerlijkheid JHZHHVW, terw ijl hij in vs. 11 er van zegt: "Want ind ien hetgeen TE N IET GEDAAN w ord t, in heerlijkheid w as, veel m eer is H ETGEEN BLIJFT, in heerlijkheid ." Wed erom w ord t ons hier nad ru kkelijk verzekerd , d at d e bed iening d er d ood en d e w et vernietigd is en tot het verled en behoort. Wie d erhalve toch nog d e w et w il nem en, om haar als w et voor d e Gemeente te bed ienen, d ient w el te bed enken, d at hij een bed iening d es d ood s u itoefent, eene bed iening d er verd oemenis, eene teniet ged ane heerlijkheid en d at hij alzoo d e w et niet w ettiglijk gebru ikt, en erger nog d e m eerd ere heerlijkheid d es Evangelies een slag in het aangezicht geeft. Ind ien er toch iets d u idelijk is in d e Schrift, d an is het w el d it, d at d e wet als w et alleen geld ige kracht zou hebben, totd at het beloofd e zaad zou gekom en zijn, w ant Christu s is het eind e d er w et. Sinai eischte eene volm aakte gerechtigheid, Christu s volbracht haar en gaf en geeft haar aan een 22
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
iegelijk, d ie in H em gelooft, lezer. Wat gij in d er eeu w igheid niet ku nt d oen, d at heeft d ie Dierbare ged aan. Geloof d an in H em en d an zu lt gij rechtvaard ig voor God staan alsof gij nooit eenige zond e gekend of ged aan had t. Doch laat ons tot recht verstand d er w et en haar gebru ik nog nad er stilstaan bij hetgeen Christus ged aan heeft in betrekking tot d e w et.
23
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
24
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,,, &+5,6786(1'(:(7 Christu s is het geheim d er w et, gelijk d er gansche God sop enbaring. Wie H em en Zijn w erk niet verstaat, kan onm ogelijk kom en tot een schriftmatig begrip d er w et. Laat ons d an zien, w at d e Schrift zegt in betrekking tot Christus’ hou d ing tegenover d e w et. En d an vraagt Joh. 1:17 hier allereerst onze aand acht. We lezen d aar: 'HZHWLVGRRU0R]HVJHJHYHQGHJHQDGHHQZDDUKHLGLVGRRU -H]XV &KULVWXV JHZRUGHQ Johannes sp reekt hier over d e vleeschw ord ing d es Woord s en zegt van Christu s, d at w ij u it Zijne volheid allen hebben ontvangen JHQDGH YRRU JHQDGH. Dit w as iets nieu ws in d e w ereld . Genad e w as er voorzeker ook reed s ond er Israël gew eest en d e vrom en had d en zich reed s m eermalen in d e goed ertierenhed en d es H eeren verheu gd , d och d it w as geschied ten sp ijt d er w et en w etsbed eeling, w ant d e w et kent geene barm hartigheid of genad e in eenigerlei vorm, H ebr. 10:28. Mozes' bed eeling d er w et en Christu s'bed eeling van genad e, zietd aar, d e eerste tegenstelling, d ie aan d ezen merkw aard igen tekst ten grond slag ligt. Mozes en Christu s vorm en meerm alen eene tegenstelling in God s Woord . Ze w aren beid e van God gezond en, w aren beid e Mid d elaars; w aren beid e getrou w en, had d en beid e een hu is of hu ishou d ing; in d eze p u nten w aren ze een. Overigens w as er tu sschen hen en hu nne hu ishou d ing d e grootste tegenstelling. Christu s' hu ishou d ing heeft meerd ere heerlijkheid , 2 Cor. 3:7-11; H ebr. 3:3. Mozes w as een d ienaar over eens and ers hu is, d at hij niet gebou w d had, terw ijl Christus Zoon en H eer over Zijn eigen hu ishou d ing w as. Men leze en bep einze d e schoone tegenstelling van H ebr. 3:1-6. De tw eed e tegenstelling van Joh. 1:17 is d ie van w et en genad e. Mozes gaf ook eenige genad e, d och d it gaf hij niet in d e w et als zood anig. Zooals reed s gezegd , d e w et kent geene genad e. Genade is God s onverd iend e en verbeu rd e gu nst jegens schu ld igen en d eze vind t men niet in d e w et als zood anig. De w et zegt: "Doe d at of vaar ter helle," w ant het w oord vervloekt heeft toch d ie beteekenis. Zij zegt nooit: "Doe u w best maar en d an zal God het straks w el goed m et u
25
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
maken." Zij heeft geen m ed elijd en met onze zw akhed en, geen toeschietelijkheid tegenover d e stru ikelend en. Zij eischt eenvou d ig gehoorzaam heid en wel eene volm aakte gehoorzaam heid , zood at zij nim m er zich ned erbu igt tot eene arm en tollenaar of w eenend e Magd alena. Zu lk een w et gaf God vanou d s d oor d e hand van Mozes. Zij w as god d elijk volm aakt, m aar volm aakt om een ied eren zond aar zond er ond erscheid ter hel te verw ijzen, w ant geen sterveling ond er d e zon kon volbrengen hetgeen in d e w et geschreven w as. Ze stru ikeld en allen d agelijks in vele. Doch in Christu s Jezu s is d e volheid d er liefd e God s aan schu ld igen geop enbaard . H ij veroord eelt niet naar d e w et een oversp elige, op heeterd aad betrap t, maar zend t haar m et liefd erijk verm aan vrij henen. Eene d erd e tegenstelling in d it vers, Joh. 1:17, is d ie van d e w et eenerzijd s en d e w aarheid and erzijd s. Was d e w et d an leu gen? O, neen, god d elijke w aarheid, m aar eene schadu w achtige w aarheid, eene schadu w of d u istere schets geheeten. Welnu, tegenover d eze schadu w en d er w et p laatst d e evangelist d e w aarheid als d e vervu lling, d e verw erkelijking d er w ettische schadu w en. Christu s Zelf is het lichaam , d at al d e schad u w en d eed vlu chten. N aar Zijn eigen w oord is H ijzelf d e belichaam d e en verp ersoonlijkte Waarheid . En d e vierd e tegenstelling eind elijk van d it w oord is d ie van d e w ijze, w aarop d e w et en d e genad e en w aarheid tot stand kw am en. Deze tegenstelling w ord t u itged ru kt d oor d e w erkw oord en JHJHYHQ en JHZRUGHQ. De w etgeving w as als het w are een enkele d aad, d och d e genad e en w aarheid zijn ons gew ord en in d en ontzaggelijken w eg d er verned ering en verbrijzeling van onzen H eiland . Zijne ned erige menschw ord ing, Zijn lijd en, sterven en begraven w ord en d e mijlp alen van Zijn bangen lijd ensw eg, d oor H em bew and eld , om ons d e genad e en w aarheid te d oen gew ord en. Bij Zijne kom st in d e w ereld had Christu s eene bep aald e Zend ing van Zijn Vad er in betrekking tot d e w et. Dit leert ons Gal. 4:4, 5, w aar w e vervolgens een vluchtigen blik op w enschen te slaan. We lezen d aar d eze w oord en: "Maar w anneer d e volheid d es tijd s gekomen is, heeft God Zijnen Zoon u itgezond en, gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et w aren verlossen zou, en op d at w ij d e aannem ing tot kind eren zoud en
26
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
verkrijgen." - Kortheid shalve w enschen w e over d it m erkw aard ig vers slechts enkele zaken aan te stipp en. De Zoon is XLWJH]RQGHQ van d en Vad er. N iet gezond en, m aar u itgezond en. De Vad er zond H em u it het binnenste van Zijn liefdevol hart, u it het binnenste van Zijn schoot, w aarin H ij gesp eeld had . H ij zond H em op een bepaald en WLMG, d e volheid d es tijd s, d. i. toen d e tijd , in Zijn raad bep aald en in Zijn Woord beloofd , vervu ld w as. H ij zond H em op een bep aald e ZLM]H, nam elijk u it eene Jood sche m aagd , d ie ond er d e w et van Mozes stond en zoo is ook d e Zoon gew ord en RQGHU GH ZHW H ij verscheen niet alleen als m enschenkind, m aar ook als Jod enkind . Daarmed e m aakte H ij Zich gelijk aan een m ind erjarige, een onmond ige, een d ienstknecht, d ie in het m id d en Zijner volgeren w as als een d ie d iend e. *HZRUGHQRQGHUGHZHW. Welke w et, zoo heeft m en hier gevraagd en m en heeft geantw oord , d at d e cerem oniëele w et hier bed oeld zou zijn en dan heeft m en gew ezen op Zijn besnijd enis, Lu k. 2:21; op Zijn voorstelling in d en temp el, vs. 22; op Zijn d oop , d ie geschied d e om aan alle gerechtigheid te vold oen, Matth. 3:15, en op Zijn betalen van tol en schatting, Ex. 30:13, Matth. 17:24-27, alsmed e Zijn op gaan naar d e hooge feesten te Jeru zalem . Wij d w alen echter, zoo w ij m eenen, d at d e Ap ostel d it bed oelt m et het JHZRUGHQ RQGHU GH ZHW Men verlieze niet u it het oog d at Pau lus, tenzij het tegend eel d u id elijk blijkt, bij het begrip w et d enkt aan d e gansche Mozaische w et en w el voornam elijk aan d e w et d er zed en, aangezien d e w etd rijvers d eze inzond erheid w ild en gebru iken, om d aarmed e hunne zaligheid te verd ienen. Men zal hierop vragen, hoe het mogelijk is d at Christu s ond er d e w et d er zeden is gew ord en. H et w oord JHZRUGHQ w ijst er im mers op , d at H ij eerst niet ond er d e w et stond , maar bij Zijn geboorte in d e volheid d es tijd s d aarond er is gekom en. H et w erkw oord w ord en d u id t altijd een overgang aan u it d en eenen staat tot d en and eren. In w elken zin kan nu d an van d en Zoon gezegd , d at H ij ond er d e w et is gaan staan. Gold d e volmaakte eisch d er gehoorzaam heid vroeger voor H em d an niet? Mocht H ij toen d an soms ongehoorzaam zijn? Dat zij verre! Voor Zijne menschw ord ing stond H ij als d e Zone God s, als Wetgever ERYHQ d e w et, d och nu ging H ij niet als God , noch u itslu itend als w aarachtig m ensch, m aar als d en Mid d elaar ond er d e w et staan. Als Zoon van God w as H ij boven d e w et, nu steld e H ij Zich als d ienstknecht er ond er. In d it licht alleen kan 27
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
men verstaan d e w ond erlijke u itsp raken van H ebr. 2:10; 5:9; en Fil. 2:7, 8. De w et, w aarond er Christu s Zich steld e d eed tw eeërlei: zij eischte een volmaakte gehoorzaam heid en zij eischte een onherroep elijken vloek. Christu s heeft haar op d it tw eetal pu nten volkomen genoeg ged aan. H oew el Zijne gehoorzaam heid w ezenlijk een w as tegenover d en w il Zijns Vad ers, zoo kan men haar toch gevoegelijk ond erscheid en in eene d ad elijke en lijd elijke. De d ad elijke betoond e zich in een GRHQ van d e gansche w et en d e lijd elijke in een lijd en en d ragen van d en vloek d er w et. Christus is een YORHN gew ord en voor ons, w ant er is geschreven: "Vervloekt is een iegelijk, d ie aan het hou t hangt." Dit w oord roep t ons m et een afgrijselijk tafereel in het leven van Ou d -Israël voor d en geest. Zietd aar, een hoop volk d at een misd ad iger, d ie tegen d e w et van Mozes gezond igd heeft, u itleidt tot bu iten d e p oort d er stad . De ou dsten leggen thans p lechtig d e hand en op hem ten teeken d aarvan, d at zij zich en d e gansche schare zu iveren van d en sm et, d ie op d ezen gru w el ligt en symbolisch brengen ze d ien op d ezen ramp zalige over. Al is d aar een moed er, d ie gilt: "Ach, sp aar mijn zoon!" naar hare jam m erklachten w ord t niet gehoord , w ant er is geene barmhartigheid . Men grijp t naar steenen en rotsklomp en, d ie alom op d en rotsachtigen bod em liggen en men beijvert zich om d en eenen steenklom p na d en and ere op den misd ad iger te d oen ned erd alen. H artd oord ringend kermt en krijt d e ongelu kkige, d och men gooit al m aar d oor m et d e steenen, totd at zijn lichaam een bloed erige massa is gew ord en en d e d ood is ingetred en. Daarop haalt men het bebloed e en gekneusd e lijk van ond er d e steenen te voorschijn en hangt het aan een p aal op een eenzaam veld , w aar straks d e roofvogels op hetzelve neer zu llen strijken. Wat w as nu d e bed oeling van d it akelig en afgrijselijk schou w sp el? Was het alleen om Israël een heilzamen afschrik van d e zond e te geven? N een, het beteekend e, d at d eze m ensch een totaal verw orp ene w as, beid e van d en hem el en van d e aard e, van God en m enschen. De aard e sp u w d e hem u it en d e hem el w ild e hem niet ontvangen. H ij w as een d oor Mozes' w et gevloekte. En, o lezer, alzoo heeft d e w et m et onzen H eiland ged aan. +HWEHKDDJGHGHQ+HHUH+HPWHYHUEULM]HOHQ, Jes. 53:10. Dit hou d t het in, d at H ij RQGHU GH ZHW gew ord en is; H ij kw am ond er haar vloek, getu ige slechts Gethsemane en Golgotha.
28
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
En m et w elk d oel d eed H ij d it alles? Om te verlossen, letterlijk YULM WH NRRSHQ, d ie ond er d e w et w aren en om hen tevens het zoonschap in d ien w eg te verw erven. De slaven d er w et en d e slachtoffers d es vloeks kocht H ij vrij met Zijn d ierbaar bloed . Door een genad ige toerekening, zoo aanbid d elijk als heerlijk, rekent God d e Rechter hen nu Zijne gehoorzaam heid d er w etsvervu lling toe en rekent H ij d ien ged ragen vloek als d oor hen w egged ragen. Om alle begrip sverw arring te voorkom en, zij hier als terloop s op gem erkt, d at Christu s een d rieërlei gerechtigheid bezat, nam elijk, als d e Zoon God s, als rechtvaard ig mensch, en d eze god d elijke en p ersoonlijke gerechtigheid zijn hu n niet toegerekend , w aren p er sé onmed ed eelbaar, d och d e gerechtigheid , d ie H ij als plaatsvervangend Borg en Mid d elaar verw ierf in onze p laats, d eze heeft God hun, d ie ond er d e w et zaten, zond er u itzicht om er ooit ond er w eg te komen, toegerekend om niet, w ant w ij w ord en om niet gerechtvaard igd d oor d e genad e, d ie in Christus Jezus is. Door d e gehoorzaam heid van d ien Eenen zijn velen rechtvaard ig gem aakt, Rom . 5:19. H ij d ie geene zond e gekend heeft, heeft H ij zond e voor ons gem aakt op d at w ij zou d en w ord en rechtvaard igheid God s in H em, 2 Cor. 5:21. Als H ij aan het eind Zijns levens kan zeggen: "Vad er, Ik heb U verheerlijkt op d e aard e," Joh. 17:4, en verd er: "Ik heb YROHLQGLJGKHWZHUN, d at Gij Mij gegeven hebt om te d oen," d an w ord t d it alles ons volkomen toegerekend . H oe heerlijk is d it, nietw aar? N iet alleen heeft d e w et nu alle rechten en aansp raken op ons verloren, m aar w ij zijn ook terzelfd er tijd in d e p ositie van volw assene, mond ige zonen gesteld, d ie in d en raad slag d es Vad ers zijn op genom en en aan geen leiband van allerlei w ettische bep alingen en regelen meer gebond en behoeven te w ord en. Onze vrijheid is volkomen. Geen enkele band of ju k is overgebleven, behalve d e band d es Woord s en het zachte ju k van Christu s. En Zijne gebod en zijn niet zw aar, 1 Joh. 5:3; zijn geen knellend, ond ragelijk, d ood end ju k als het ju k d er Mozaische w et. Wanneer w ij blikken op het w erk d er w et van onzen geliefd en Zaligm aker, Die ons zoo u itnem end heeft liefgehad, d an zingen w ij: ,,’k H eb Jezu s lief. H ij heeft God s recht vold aan. Geen vloek d er w et kan im m ermeer mij treffen, H ij d roeg d en vloek en bracht verzoening aan. Zoo, Sinai, zw ijg, Zijn bloed sp reekt m ij vrij. O w ond er van gena, ja, ook voor m ij."
29
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Wij hebben nu d an gezien, d at Christus het HLQGH d er w et is, d ew ijl H ij haar 9HUYXOOHU is en d at H ij langs d ien w eg tevens d e 9HUORVVHU is gew ord en d ergenen, d ie ond er d e w et w aren. H ij heeft voor ons, in onze p laats d e w et vervu ld en haren vloek ged ragen, zood at God in Zijne genad ige toerekening ons aanziet, alsof w ij d it alles in eigen p ersoon ged aan had d en. Zien w ij vervolgens, d at Christu s ook d e 8LWOHJJHU van d en rechten zin d er w et is. Israël globaal genomen, heeft d e w et nooit recht begrep en. H et volk m eend e althans in d e d agen van Christu s d at het d oor d e ond erhou d ing d er w et het leven kon verd ienen. Men d enke zich d eze d w aasheid eens recht in. De bed iening d es GRRGV en d er YHUGRHPHQLV w ild e men gebru iken als mid d el tot ingang in het leven. Ofschoon d e H eere zoo m enigmaal d en overtred er d er w et vervloekt had , d . i. ter helle verw ezen had , zoo w ild en ze d esniettegenstaand e d ezen ingang d er hel tot ingang d es hem els gebru iken. Kan het blind er en d w azer? En toch, w ie u it d e Christenheid zal d en eersten steen op Israël w erp en? Welk genootschap zal hare hand in d en boezem steken, d at zij er rein w ed er u itkomt? Want is d e m eening niet alom verbreid , d at m en d e w et ond erhou d en moet, zoo al niet ter rechtvaard iging, d an toch ter heiliging en tot een bew ijs van d ankbaarheid ? Ond er d it blind e Israël d an, d at zijn eigen w et en p rofeten niet begreep , is Christu s op getred en als d e w are Uitlegger d er w et. H ij legd e m eer d an eens haren verborgen w ortel bloot, als H ij aantoond e aan het oversp elig geslacht Zijner d agen, d at liefd e tot God en d en naaste d e grond slag is van d e w et en d e p rofeten. Wie d u s niet in d e liefd e w and eld e, d ie schond d e w et en w as schu ld ig aan haren vloek, al d roeg hij d e rollen d er w et ook in d e slipp en van zijn gew aad en al vertiend e hij ook getrou w al d e kleine tu invru chten. Wie d e w et netjes meend e te hou d en en op zekeren hoek d er straat eene vrou w aanzag om haar te begeeren, d ie had alreed e oversp el in zijn hart m et haar ged aan, Matth. 5:28, en w erd d us getroffen d oor d en vloek d er w et. H ij toont aan, d at geen sterveling het recht heeft om d e w et te ontbind en. H ij heeft d it Zelf niet ged aan, (w ijl H ij niet is gekom en ' om d ie te ontbind en, m aar om haar te vervu llen, Matth. 5:17-19. H ij w ijst op d en GXXU d er w et als H ij zegt: "De w et en d e p rofeten zijn WRWRS-RKDQQHV," Matth. 11:12, 13; Lu k. 16:16. Als H ij zegt, d at geen jota of tittel d er w et zal voorbijgaan zond er vervu ld te w ord en, d an d enkt hij d aarbij 30
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kennelijk aan heel het Ou d e Testament, Matth. 5:18; Lu k. 16:17. H ij verw eet het geslacht, w aarond er H ij op trad , en d at zich verhoovaard igd e op d e w et, d at het in w eerw il van hun roem en op d e w et, haar niet hield , als H ij zeid e: "H eeft Mozes u niet d e w et gegeven? HQ QLHPDQG YDQ X GRHW GH ZHW Joh. 7:19. In d it w oord alsm ed e u it Joh. 8:17 bew ijst H ij, d at H ij d e w et van Mozes niet als d e Zijne beschou w d e. H ij zegt niet ten op zichte van Mozes’ w et: "Zalig zijt gij zoo gij d ezelve d oet," en toch heeft H ij in Joh. 13:17 d it w oord gesp roken, d och in toep assing op d e d ienend e liefd e, w aarvan H ijzelf ju ist zu lk een heerlijk voorbeeld had gegeven in d e voetw assching. Tot iem and echter, d ie zich op Mozaisch standpu nt p laatst, zegt H ij: "Wilt gij in het leven ingaan, ond erhou d d e gebod en," Matth. 19:17, terw ijl H ij verd er nad ru kkelijk verklaart, d at H ij ged acht w il hebben aan d e w et d er tien gebod en, vs. 18, 19. En eind elijk heeft H ij Zijn eigen w et gegeven in d eze w oord en: "Dat gij elkand er liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb." H ij neem t hier d erhalve d en verborgen w ortel d er alou d e w et en geeft haar een nieu w en vorm , w ant d e Jood sche en w ettische vorm en vervallen hier. H ij geeft d it nieu w gebod niet als d e w et van Mozes ond er d ond er en bliksem en aard beving, maar ond erw ijl d e jongeren aan Zijn borst leu nd en. H ij geeft d it gebod niet naar d en ou d en d rijfveer, d at H ij ze u it Egyp te u itgeleid heeft, maar naar een nieu w m otief, een veel eenvou diger bew eegred en, d eze nam elijk, d at H ij hen KHHIW OLHIJHKDG. Dit nieu w e gebod w erd voorts naar een nieu w m od el gegeven, voor een nieu w e taak en eene nieu w e bed eeling, d e bed eeling d es Geestes en d er genad e God s. Een ou d boek en toch in een volslagen nieu w e ed itie, tot onherkenbaar w ord ens toe verand erd en verbeterd , zoo is d it nieu w e gebod . Terecht heeft iemand het vergeleken bij een ou d en zilveren beker, d och om gesm olten, geheel om gegoten en m et and ere nam en, graveerselen en versierselen er ingegrift. Dat Christus m et d it nieu w gebod w ezenlijk iets nieu w s bed oeld e als in tegenstelling m et het ou d e en voorbijgegane, kan ons blijken u it Joh. 13:34, 35; 14:15, 21, 23; 15:10-12. En d at d e Ap ostelen hun Meester du s en niet and ers hebben begrep en is u it d e volgend e p laatsen d u id elijk: Rom . 13:8-10; Gal. 5:13, 14; Ef. 5:1; 1 Tim . 1:5; 1 Joh. 2:3; 3:24; 5:3. Zij hield en zich aan d e w et d es Geestes d es levens in Christu s Jezu s. Rom. 8:3, aan d e volmaakte w et, d ie d er vrijheid is, Jac. 1:25, in een w oord , GHZHWYDQ&KULVWXV, Gal. 6:2. Wat d u nkt u, w aard e 31
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
lezer, zu llen w ij ons niet hou d en aan d it Ap ostolisch voorbeeld en staan in d e vrijheid , w aarm ed e Christu s ons vrijgemaakt heeft? Zie, het ou d e is voorbijgegaan en het is alles nieu w gew ord en.
32
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,9 '(:(7(1+(7(9$1*(/,( Wet en Evangelie vorm en eene tegenstelling, w aarvoor het oog d er geloovigen m aar al te w einig is geop end. Ongetw ijfeld is d it te verklaren u it het feit, d at m en niet kent d e verschillend e bed eelingen in d e hu ishou d ing God s en niet kent of w il erkennen het groot ond erscheid tusschen Israël en d e Gemeente. H et heeft God e behaagd , om in d e u itw erking van Zijn raad ter verlossing Zijne w eld ad en niet altoos op d ezelfd e w ijze aan d e m enschenkind eren te op enbaren. H ij hand eld e m et d en m ensch gansch and ers in het Parad ijs d an bu iten het Parad ijs, voor d en zond vloed . N a d en zond vloed w eer and ers d an voor d en grooten vloed in w at w ij meerm alen noemen, d e eerste w ereld . Bij Abraham ' s roep ing sloeg H ij w eer een gansch and eren w eg in, terw ijl H ij m et Israël bij H oreb w eer een and ere bed eeling, d. i. u itd eeling, toebed eeling Zijner gu nstbew ijzen gaf. Met d eze verschillend e bed eelingen d enken w e niet aan verschillend e Gem eenten of nieu we fund amenten d er zaligheid , d och w el aan gansch verschillend e hu ishou d elijke w erkzaam hed en God s om d en zond aar d oor het bloed d es Lam s te red d en. In het w ezen d er zaak gaf God altoos hetzelfd e: GH]DOLJKHLGLQ&KULVWXV'LHNRPHQ]RX, d och H ij gaf haar op ond erscheid ene w ijze en d an w el zoo, d at elke nieu w e bed eeling eene nadere op enbaring ontving van enkele Zijner god d elijke d eu gd en. H ij gaf steed s eenig m eer licht en d esw ege m eer verantw oord elijkheid . Zoo nu w as er ook eene bed eeling, d ie zich kenmerkte d oor d e w et en tallooze w ettische bep alingen. Waar regel op regel is d aar is geene vrijheid . Wie heeft som s niet een kind op zw aarm oed igen toon hooren klagen: "Ik m ag ook niets," w ijl een niet al te verstand ig ou d er het ond er het knellend ju k van allerlei w ettelijke bep alingen bracht. Zoo nu ongeveer w as het ook m et Israël, hoew el God natuu rlijk in Zijne gad elooze w ijsheid d ezen tu chtm eester had gegeven. Ond er Israël w erd letterlijk alles geregeld en beheerscht d oor d e w et. Geen os en ezel m ochten sam en voor een p loeg of w agen gesp annen, geen tw ee soorten zaad m ochten op een akker gestrooid , geen tw ee soorten
33
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kleed ing m ochten in een kleed ingstu k sam en genaaid w ord en. De w etten liep en over het w eggeloop en vee, over een gevallen ezel, over mannen- en vrou w en-gew ad en, over een vogelnestje met m oed er en jongen en over een leuning op het d ak, Deu t. 22:1-12. In het Evangelie vind en w ij d it niet. Pau lus toornt tegenover d e valsche leeraars, d ie d e Gem eente m et allerlei inzettingen w illen belasten. Wat w ord t gij, zoo roep t hij u it, alsof gij in d e w ereld leefd et, m et inzettingen belast? N amelijk raak niet, smaak niet en roer niet aan, Col. 2:20,21. Alle genootschapp en hebben voor eeu w en aaneen gep oogd , om hu n eigen systeem van kerkrecht, kerkregeering, kerkinrichting en w ijze d er kerkelijke vergad eringen met d e Schrift te rechtvaard igen, d och het is hun nooit ten volle m ogen gelu kken, om d e eenvou d ige red en, d at d e H eere Zijne m ond ige en vrije Gemeente geen ju k van regelen heeft op gelegd . 'H ZHW ZHUNW WRRUQ en H ij w ild e Zijne lieve bru id niet toornig m aken. Israël had d an ond er d e w et geene vrijheid , d och w as als een onm ond ig kind eke ond er allerlei voogd en en verzorgers gesteld , terw ijl d e Gemeente d e aanneming tot zonen heeft verkregen en als een volw assen en m ond ig zoon d oor H em behand eld w ord t, Gal. 4:1-7. Een tw eed e punt van tegenstelling is d it, d at d e w et onm achtig en krachteloos w as om Israël te rechtvaard igen of te heiligen, terw ijl het. Evangelie een kracht God s tot zaligheid is een iegelijk d ie gelooft, Rom . 1:16. De RQPDFKW GHU ZHW, zietd aar, een ond erw erp van het allerhoogst belang, d och ons bestek ged oogt niet om er m eer d an een enkel w oord aan te w ijd en. Men zou ku nnen m eenen, d at d e term RQPDFKWGHUZHW eenigszins onvoegelijk is in toep assing op d e w et d es H eeren, d ie volm aakt, heilig, rechtvaard ig en goed geheeten w ord t, d och d e Schrift zelf gaat ons hierin voor. Men zie slechts naar Rom. 2:17-29. De Ap ostel sp reekt d aar een Jood aan, d ie op d e w et ru st, zooals w ij nog zeggen van iem and , d at hij op zijn lau w eren ru st, roem t op d en God van Israël, een fijnp roever is in god sd ienstzaken, of gelijk w ij thans zou d en zeggen, een fijnen ketterreuk heeft, en gecatechiseerd is in d e w et, zooals er letterlijk staat, een kastijd er is d er onw ijzen en een leermeester d er onw etend en, ofschoon hij niet het w ezen, maar slechts d en vorm d er kennis en d er w aarheid heeft in d e w et. Doch d iezelfd e man, d ie daar w elbehagelijk ru st op d e w et, en in zijn hoogheid and eren leert, leert zichzelven niet, en terw ijl hij and eren d e 34
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w et tegen d iefstal voorhou d t, steelt hij zelf. H et zevend e gebod d reu nd e hij and eren in d e ooren, zood at het d en hoord ers w as alsof d e Sinai op nieu w d ond erd e, d och zelf bed reef hij oversp el. Van d e afgod en, o foei, hij gru w d e ervan, d och zelf beroofd e hij d en tem p el d er H eid enen, in w ier m id d en hij w oond e. En d oor d it alles w erd hij oorzaak, d at d e naam d es H eeren ond er d e H eid enen gelasterd w erd . Zooals het in Pau lu s’ d agen w as, is het hed en ten d age nog, er zijn d u izend en van strenge w etp red ikers, d ie zelf d e w et d er liefd e, zoo niet d e w et d er tien gebod en m et voeten tred en. Dit toont, d at er in d e w et geene macht ter rechtvaard igheid of heiligheid gevond en w ord t. H et zou onmogelijk zijn om van harte op Christu s te leunen, in H em te roem en en H em te ond erw ijzen en niet geheiligd te w ord en, d och m et d e w et kan men d it zeer gem akkelijk d oen. Voorts is d e w et onm achtig d oor haren bep erkten w erkkring. Wij w eten, zegt d e Ap ostel, d at DOZDWGHZHW]HJW]LMGDWVSUHHNWWRW KHQGLHRQGHUGHZHW]LMQ Rom. 3:19. In het Grieksch is hier sp rake van d egenen, d ie in d e w et zijn. H et beeld van d e gevangenis en gevangenbew aard er zw eeft d en Ap ostel hier voor d en geest evenals in Gal. 3:22, 23. Plaats nu tegenover d it w oord d es Ap ostels d at and ere: *LM]LMWQLHWRQGHUGHZHWPDDURQGHUGHJHQDGH Rom . 5:20. Waar nu d e w et alleen m aar macht heeft om te sp reken tot hen, d ie ond er of in haar zijn en d e geloovigen thans niet ond er haar zijn, d aar ligt d e natuu rlijke gevolgtrekking voor d e hand, d at d e w et geene m acht heeft om te sp reken, te eischen of te vloeken ten opzichte van ons, d ie ond er d e zoete heerschap p ij d er genad e leven. Zij sp reekt alleen tot hen d ie ond er haar zijn, Rom . 3:19 ; w ij zijn niet ond er haar, Rom . 6:20, d u s sp reekt zij niet tot ons. De w et kan w el kennis d er zond e geven, doch zij vermag d e zond e zelf niet w eg te nem en, w ant u it d e w erken d er w et zal geen vleesch gerechtvaard igd w ord en, Rom . 4:20; Gal 2:16. Wel verre van d e zond e w eg te nemen, roept d e w et haar ju ist te voorschijn, w ant ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG Rom. 7:8, 9. De w et d oet d e zond e ook niet ontstaan, d och stelt haar eigenlijk karakter als overtred ing in het licht, gelijk w ij reed s vroeger hebben gezien. De w et is niet d e eigenlijke oorzaak, m aar w el d e aanleid end e en mid d ellijke oorzaak d er overtred ingen, w ant w aar geene w et is, d aar is geene overtred ing. Werp een d am in een bru ischend en stroom en d an zu llen d e w ateren al 35
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
onstu im iger gaan schu im en. H et is m et d e w et als m et d e zon, d ie d e eieren van een ad d er u itbroed t en toch niet d e oorzaak van het gif d es ad d ers is; verp estend e d amp en u it het m oeras d oet op stijgen en toch niet d e oorzaak d er tew eeg brengend e verp esting is. De zon brengt alleen m aar d e ad d ers en d e giftd amp en tot op enbaring. En d it d eed d e w et m et d e zond e, en evenmin als d e zon d e ad d ers en d e p estw almen kan w egnemen of beteu gelen, zoo m in kan ook d e w et d it d e zond e d oen. Dit geld t van alle w etten. De p rohibitie heeft een vloed golf van w etteloosheid voortgebracht. Volgens Seneca had een Rom einsche w et tegen vad erm oord m eer vad ermoord en tengevolge. 'H NUDFKW GHU ]RQGHLVGHZHW 1 Cor. 15:56. 'HZHWZHUNWWRRUQ, gelijk een zw eep d it d oet bij een schichtig p aard . Een rijke w enk ten op zichte van d e onm acht d er w et w ord t ons gegeven in Rom . 8:3. De w et w as krachteloos (om te rechtvaard igen) d oor het vleeseh. In het vleesch w oont ten eeu w igen d age geen goed , maar alleenlijk het kw ad e. H et is echter niet alleen het vleesch d at zich van bu iten af tegen d e w et aankant en verzet, d at haar zoo krachteloos maakt, d och ook "d e w et eens vleeschelijken gebod s," H ebr. 7:16, zelve. De w et staat, om zoo te zeggen, niet op het niveau van d en Geest, m aar op d at d es vleesches, d ew ijl zij berekend w as op een volk, d at nog een vleeschelijk klein kind gelijk w as, een volk d at d en H. Geest nog niet had ontvangen, gelijk d e Gemeente Dien nu in zich heeft w onen om haar in alle w aarheid te leid en. Vanw ege d it vleeschelijk karakter w ord t d e w et in H ebr. 7:18 ]ZDN en RQSURILMWHOLMN genoem d , d ie JHHQ GLQJYROPDDNW heeft, vs. 19. Dit is het eigenaard ige d er w et, zij eischt het volm aakte, d och zij heeft geen d ing volm aakt. Desw ege heeft zij ook nooit een enkelen zond aar tot volm aking gebracht. Doch w at lezen w e ond er het Evangelie? *LM]LMWYROPDDNWLQ+HP, Col. 2:10. H oe zal nu d an een w et, d ie geen d ing volm aakt heeft, eene volm aakte Gem eente volm aken? H et antw oord hierop d ient tw eeërlei te zijn: "Zij kan het niet d oen en zij behoeft het niet m eer te d oen." Men leze en bep einze in d it verband ook Gal. 3:21 en H ebr. 10:1. Op d e eerste p laats w ord t gezegd , d at d e w et niet verm ag te rechtvaard igen en op d e tw eed e d at zij niet verm ag te heiligen. Ond er d e w et w erd nim m er d e rechte vred e d es gew etens gesmaakt, zooals d ie ond er het Evangelie gekend w ord t. De w ettische offerd ienst NRQ QLHW KHLOLJHQ QDDU KHW JHZHWHQ, H ebr. 9:9, en op 36
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
zichzelf slechts een UHFKWYDDUGLJPDNLQJ GHV YOHHVFKHV, vs. 10, verleenen. Zelfs d e H oogep riesters, d ie d en dienst p leegd en, behield en toch steed s, in w eerw il van al het offerbloed d er bokken en stieren HHQ JHZHWHQ GHU ]RQGHQ H ebr. 10:2. Alle jaren op d en grooten Verzoend ag verkregen ze bij vernieu w ing w ed er een p ijnlijke zelfbew u stheid d er zond en. Ju ist d ew ijl d at offer telken jare op nieu w w ed er gebracht moest w ord en, gevoeld en ze het zoo sm artelijk, d at het onmogelijk w as, d at het bloed van stieren en bokken d e zond e w egnam , H ebr. 10:4, en zu llen ze ook p ijnlijk gevoeld hebben het gem is aan d at eenig slachtoffer, d at in eeu w igheid volm aakte d egenen, d ie geheiligd w ord en, vs. 14. Dit laatste is ond er het Evangelie een vold ongen feit gew ord en. H et bloed van het volm aakte Lam God s heeft gestroom d en heeft d e zond e d er w ereld w eggenom en. De Schrift getu igt het ons, ons gew eten getu igt het ons "en d e H eilige Geest getu igt het ons ook," Hebr. 10:15. In 2 Cor. 3:7-18 w ord t ons een schoone tegenstelling gegeven tusschen d e w et en het Evangelie. Dat d e letter, d ie d ood t, d aar d e w et beteekent is thans d e ged achte van alle verklaard ers. De tegenstellingen zijn d aar als volgt: De w et is gegrift in steenen tafelen, het Evangelie d oor d en Geest in d e vleeschen tafelen d es harten. De w et d ood t, d e Geest m aakt levend . De bed iening d er w et w as een bed iening d es d ood s en d er verd oem enis, d e bed iening d es Evangelies is een bed iening d er verzoening, 2 Cor. 5:18, en een bed iening d er rechtvaard igheid . De bed iening d er w et is in heerlijkheid GEWEEST, d ie d es Geestes IS YHHOPHHULQKHHUOLMNKHLG. De bed iening d er w et is WHQLHWJHGDDQ, d e bed iening d es Geestes is KHWJHHQEOLMIW. Bij d e te niet ged ane glorie d er w et zijn Israëls zinnen verhard gew ord en en hebben ze in het lezen d es Ou d en Testam ents een d eksel op het aangezicht gekregen, d och "w aar d e Geest d es H eeren is, ald aar is vrijheid . En w ij allen, met onged ekten aangezichte d e heerlijkheid d es H eeren als in eenen sp iegel aanschou w end e, w ord en naar hetzelfd e beeld in ged aante verand erd , van heerlijkheid tot heerlijkheid , als van d es H eeren Geest." Ond er d e w et w as het u iterst m oeilijk om WRHJDQJ tot God te verkrijgen. Dit gold zelfs van d e Oostersche m onarchen in het algemeen. Jozef' s broed ers m ochten zijn aangezicht niet aanschouw en d an op d e voorw aard en d oor hem gesteld , Gen. 44:23. Absalom m ocht 37
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
voor een tijd niet in David s koninklijke tegenw oord igheid verschijnen, terw ijl ook Esther op p ijnlijke w ijze heeft ervaren w at het inhield om te verschijnen in d e tegenw oord igheid van een Oostersch d esp oot, 4:11; 5:2. Volgens H ebr. 12:18-21 w aren d e om heiningen rond om d en berg d er w etgeving sym bolen, d ie d e m oeilijkheid van d en toegang tot d en Allerhoogste afteekend en. In d en tabernakeld ienst w as d e toegang eveneens zeer bezw aarlijk. In Nu m eri w ord t ons vijfm aal herhaald , d at d e vreem d eling, d ie het w aagd e om te nad eren tot het heiligd om ged ood moest w ord en, 1:51; 3:10, 38; 16:40; 18:7. Zelfs d e Kenathieten, d ie in am btelijke hoed anigheid d e vaten d es H eeren d roegen, m ochten geen heilig voorw erp aanraken en zij mochten ook "niet inkom en om te zien," op d at zij niet stierven. Doch ond er het Evangelie is GHYHUVFKH HQ OHYHQGH ZHJ gebaand en hebben d e geloovigen YULMPRHGLJKHLG RP LQ WH JDDQ LQ KHW KHLOLJGRP GRRU KHW EORHG YDQ -H]XV H ebr. 10:19-22. H et voorhangsel is bij het sterven van het d ierbaar Lam God s gescheu rd, Matth. 27:51. Terecht is op gemerkt d at het ond er d e w et, op d e eene u itzond ering na van d en H oogep riester op d en grooten Verzoend ag, een gew issen d ood inhield om binnen te gaan, thans is het een w isse d ood , zoo men bu iten blijft. Christus is d e d eu r d er schap en en d e ZHJ. Het H ebreeu w sche w oord voor p riester is &RKHHQ d at zeggen w il QDGHUHQWRHWUHGHQ. Welnu d e geloovigen d es N ieuw en Verbond s zijn naar Petru s’ w oord allen p riesters, ja zelfs een koninklijk p riesterd om , 1 Petr. 2:9 . Doch w aar blijven w ij, ind ien w ij zoo d oor w ild en gaan, om te w ijzen op d e tegenstelling van w et en Evangelie? De w et is hoofd zakelijk negatief, het Evangelie is p ositief; d e w et geeft ons d ood en d oem, het Evangelie het eeu w ig leven. De w et zegt: 'RHHQOHHI, het Evangelie: /HHIHQGRH. Ond er d e w et hand eld e God m et Zijn volk als een arend, d ie ru w zijn jong u it het nest schu d t, Deu t. 32:11, ond er het Evangelie komt d e H eiland m eer teed er als een hen, d ie hare kiekens ond er d e vleu gelèn bijeen w il vergad eren. Ond er d e w et w erd d oor het eerste w ond er w ater in bloed , Ex. 7:19, 20; ond er het Evangelie w erd d oor Christu s'eerste w ond er het w ater in w ijn verand erd , Joh. 2:9, 10. H et w ettisch ju k w as ond ragelijk, H and. 15:10; Gal. 5:1; Christu s'juk is zacht. De w et hield Israël als in een gevangenis besloten, Gal. 3:22, 23; w ij m ogen thans ons heensp oed en om d e blijd e bood schap te brengen ond er d en ganschen hemel. Mozes, d e w etgever, kan Israël niet in 38
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Kanaan leid en, Jozu a, d e typ e van Jezu s, d en Zaligm aker, kon d it w el. Ond er d e w et kon d e p riester d e m elaatschheid, beeld d er zond e, ond erzoeken en rein verklaren, d och Christus PDDNWH ze rein. De w et w as WRWGHQWLMGGHUYHUEHWHULQJ, H ebr. 9:10; Christus is m et ons tot aan d e voleind ing d ezer bed eeling, Matth. 28:19. De w et m aakte niet volm aakt, d e EHWHUH KRSH, d ie w ij bezitten, w el, H ebr. 7:19. De w et is gegeven aan een volk, d och het veld d es Evangelies is d e geheele w ereld , Matth. 13:38; 28:19. De w et w il u itslu itend het strenge recht, zond er barm hartigheid , het Evangelie is gegrond op Christu s’ rechtsvold oening en heeft lu st in barm hartigheid . De w et had haar bu rgerschap in Kanaan, ons bu rgerschap is in d e hem elen. H et Evangelie is w at d e w et nooit bed oeld e te zijn of w ezen kon, een blijd e bood schap d er zaligheid , 1 Tim . 1:15; een kracht God s tot zaligheid, Rom . 1:16; 1 Cor. 1:18; een w oord d er zaligheid , d er genad e en d er verzoening, H and. 13:26; 14:3; 20:32; 2 Cor. 5:19, d at ons op enbaart d e menigerlei genad e God s en het leven en d e onverd erfelijkheid , Col. 1:5, 6; 2 Tim. 1:10 en ons schenkt d e hoop, d en vred e en een volheid van zegeningen, Col. 1:5, 23; Ef. 6:15; Rom . 15:20. "H oew el zij (w et en Evangelie) d aarin overeenkomen, d at zij beide God tot auteu r hebben, beid e van eene en d ezelfd e volkom ene gerechtigheid sp reken, beid e zich richten tot d en mensch om hem te brengen tot het eeu w ig leven, zoo verschillen zij toch ook d aarin, d at d e w et u it God s heiligheid , het Evangelie u it God s genad e voortkom t; d at d e w et van natu re, het Evangelie alleen d oor bijzond ere op enbaring bekend is; d at d e w et volkomene gerechtigheid eischt, maar het Evangelie haar schenkt; d at d e w et d oor d e w erken heen tot het eeu w ig leven leid t, en het Evangelie d e w erken d oet voortkom en u it het in het geloof geschonkene eeu w ige leven; d at d e w et thans d en m ensch verd oem t en het Evangelie hem vrijsp reekt; d at d e w et zich richt tot alle menschen en het Evangelie alleen tot d egenen, d ie er ond er leven (Dr. H . Bavinck). De laatste clau su le d ient ju ist and ersom gezet, d ew ijl d e w et, volgens Rom . 3:19, spreekt tot hen d ie ond er d e w et zijn, terw ijl toch het Evangelie aan alle volken d ient te w ord en gep red ikt. Zoo hebben w e d an klaarlijk, op grond d er Schrift, aangetoond , d at er niet bloot een ond erscheid , maar een strenge tegenstelling bestaat tusschen d e w et en het Evangelie als blijd e bood schap d es heils.
39
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
40
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9 ,6'(:(7((15(*(/'(5'$1.%$$5+(,'" Van d e p rilste jeu gd af is het ons geleerd , d at d e w et een regel d er d ankbaarheid voor d e verlosten is. Van kansel en kathed er is ons d it geleerd . Deze ged achte zit er d erhalve zeer d iep in. Zoo d iep zelfs d at ik p ersoonlijk u it volle overtu iging d it als p red ikant ged u rend e het tiental jaren m ijner bed iening in allen ernst gep red ikt en geleerd heb. H et w as m ij w elbekend , d at er lied en w aren en ook zeer ernstige en god zalige lied en, d ie d eze beschou w ing niet d eeld en, d och d eze beschou w d e ik als verkap te Antinomianen, d ie d e w et niet begrep en of ook heimelijk d e ongebond enheid lief had d en en van d it laatste gru w d e ik en gru w ik d oor God s genad e nog. Toen het d an nog maar enkele maand en geled en, d en H eere behaagd e om m ij d oor Zijn Woord en Geest het rechte inzicht in d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et te schenken, ontstond er eene m engeling van groote blijd schap en d roefenis in m ijne ziel. Groote blijd schap, d ew ijl ik een grooten schat gevond en had in d en gou d mijn Zijns Woord s; groote d roefenis evenw el, d aar ik m et een op en Bijbel voor m ij en d en H . Geest in mij al d e tien jaren mijner heilige bed iening althans op een gew ichtig pu nt d en m enschen verkeerd ond erw ezen had en ook d ew ijl ik mij tevens geroep en gevoeld e om ons d ierbaar volk op d it stu k nad er te ond erw ijzen, w aarvan ik voorzag, d at hieru it w eer lichtelijk allerlei vijand schap , sm aad , miskenning en hartzeer zou voortvloeien. Dit alles neem t echter niet w eg, d at ik thans in d e heilige overtu iging sta, d at noch d e w et van Mozes in haar geheel, noch d e w et d er tien gebod en in het bijzond er, d e regel d er d ankbaarheid voor d e geloovigen is. Van d eze overtu iging m ag ik niet zw ijgen, maar w ensch ik m et teedere liefd e en vrijm oed igheid rekenschap te geven. Doch, om alle m isverstand bij d en w ortel af te snijd en, w ensch ik op d en voorgrond te p laatsen, d at ik m eer d an ooit te voren in d e d ankbaarheid d er geloovigen geloof. Meer d an ooit te voren ru ischt als in heilige verlegenheid d oor m ijne ziel het w oord d es Psalm d ichters: "Wat zal ik d en H eere vergeld en voor al Zijne w eld ad en aan m ij bew ezen?" Ik d raag in m ij altoos een gevoel van led igheid en
41
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
zelfaanklachte alsof ik in heel mijn leven nog nooit iets voor H em ged aan heb, voor H em , Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor m ij heeft overgegeven. Dankbaarheid , w elke verloste zou er niet aan gelooven, er geen vu rig voorstand er van zijn! De d ankbaarheid verm eerd ert zelfs in niet geringe m ate als w ij eerst recht beseffen, d at God s Zoon vleesch w erd , ond er d e w et ging staan, om d oor Zijne d ad elijke en lijd elijke gehoorzaam heid ons vrij te koop en u it d e banden d er zond e en het knellend ju k van d en vloek d er w et. Een and er misverstand zij hier voorkom en d oor er op te w ijzen, d at ik w el terd ege geloof in God s Woord als regel en richtsnoer d er d ankbaarheid . Er is in d e Gem eente vaak veel slord igheid in het juiste gebru ik d er termen. En zoo d enkt m en bij w et als regel d er d ankbaarheid meerm alen aan het Woord in zijn geheel en in d ien zin natuu rlijk is d it volkomen ju ist. Alleen is d an niet ju ist het gebru ik, d at men m aakt van het w oord w et, d at in geen enkel geval in d en breed en zin van heel d en Bijbel voorkom t. Wel w ord t het w oord w et in breed eren zin genomen voor heel het Ou d e Testam ent. Als Christus bijvoorbeeld zegt, d at er geen jota d er w et zal voorbijgaan zond er vervu ld te w ord en, Matth. 5:18; Lu k. 16:17, d an d enkt H ij d aar bij het w oord w et niet alleen aan d e tien gebod en, maar aan heel het Ou d e Testam ent, w et, p rofetie en p salm, d e d rie d eelen, w aarin Israël zijne geschriften verd eeld e. De H eid elbergsche Catechismus d enkt bij het w oord w et inzake d e behand eling van het stu k d er d ankbaarheid echter u itslu itend aan d e tien gebod en, zooals voor een ied er d u id elijk is, d ie d e m oeite neemt om d it leerboekje hierop na te zien. De w et w ord t d aar genomen, niet als het voornaamste stu k, d och w el als d e regel d er d ankbaarheid . Daartegen nu gaat hier ter p laatse m ijn ernstig bezw aar. En w el op d e volgend e grond en: 1e. 'H]H UHJHO KHHIW QLHW GRHOWUHIIHQG JHZHUNW Een boom w ord t aan zijn vrucht gekend . N iet alleen in onze H ollandsche Christelijke kringen, d och in heel d it land en zelfs in heel het Christend om is d e w et d er tien gebod en van schier alle kansels en op alle Zond agsscholen d en m enschen voorgehou d en als d e basis en het top p unt van alle m oraal, van alle zed elijkheid in breed eren zin d es w oord s. Men treft zelfs nu, in d eze verw ild erd e tijd en, nog m aar w einig ou d e en jonge menschen aan, d ie d en d ekaloog, d e tien gebod en, niet van bu iten geleerd hebben. Maar is het na al d it 42
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w etsond erw ijs niet een onw ed ersp rekelijk feit, d at d e overtred ing van al d eze gebod en nooit gru w zam er en menigvu ld iger is gew eest d an in onze d agen? Is het ook niet een onloochenbaar feit, d at zij, d ie d e w et bep aald elijk aannem en als regel d er d ankbaarheid m eer w ereld gelijkvormig zijn d an ooit te voren, meer afgod jes hebben, m eer jagen naar geld en goed , m eer het ongeboren zaad verm oord en en meer w ereld sche begeerlijkhed en najagen d an ooit te voren? En d it alles is im m ers tegen d e heilige w et d es H eeren, d ie men voorgeeft zoo hoog te hou d en als regel d er d ankbaarheid . 2e. 'HZHWLVDDQ,VUDsODOVUHJHOGHUGDQNEDDUKHLGJHJHYHQHQ QLPPHU DDQ GH *HPHHQWH DOV KHW /LFKDDP YDQ &KULVWXV Er is geen enkele tekst, d ie ons zegt, d at d e w et als w et in zijn Jood schen vorm aan d e Gem eente is gegeven. Wel natu u rlijk haren verborgen w ortel als liefd e tot God en d en naaste. Doch Israël ontving d e w et als regel d er d ankbaarheid , w ant d e H eere zegt er nad ru kkelijk bij: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is u itgeleid heb." Daaraan w ord t Israël telkens w ed er herinnerd . De w et w as tevens Israëls tuchtm eester en p laatsen als Richt. 17:6; 18:8; 19:1; 20:25; 1 Sam. 9:17 toonen genoegzaam , d at Israël d e tuchtiging d er w et w el behoefd e. Vanw ege het onverbeterlijk booze hart d es zond aars is ook d e w et voor Israël geen regel d er d ankbaarheid gew eest. Men had ook toen d e w et w el in d en m ond, maar verw ierp haar met het hart, Ps. 50:16, 17. Al d e p rofeten klaagd en er over, d at Israël d e w et w eigerd e te gehoorzam en, Jes. 24:5; 30:9; 42:24; Jer. 6:19; 16:11; 32:23; 44:10; Ez. 22:26; H os. 4:6; Amos 2:4; Zach. 7:12. Waar nu d e w et d an, zelfs toen ze med ebed oeld w as als regel d er d ankbaarheid , d oor het vleesch krachteloos bleek om een d ankbaar volk te kw eeken, hoeveel te m ind er hop e is er nu d an, d at d e w et, w aar ze niet als regel d er d ankbaarheid is ingesteld en bed oeld , toch in betrekking tot het leven d er d ankbaarheid d oelm atig zal w erken. 3e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ YRRU GH JHORRYLJHQGDDU]LMQHJDWLHILV terw ijl het heilig, d . i. d ankbaar leven d er geloovigen, p ositief is. De geloovigen scheid en zich niet alleen af van d e zond e, maar zij w ijd en zich ook aan d en H eere en Zijn geheelen d ienst. Als gevolg van "het w erk d er w et," d at ook zelfs d e blind ste H eid enen in het gew eten geschreven hebben, is het Christend om vervu ld m et negatieve Christenen, d ie er roem op d ragen, d at zij niet 43
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
stelen, bed riegen, vloeken, d rinken, rooken en p ru im en. Doch d e H eere w il niet alleen een u iterlijke afscheid ing van d e zond e, maar ook eene algeheele toew ijd ing met insp anning van alle krachten aan Zijn d ienst. De heiligmaking bestaat niet u it een, m aar u it tw ee d eelen: eene afscheid ing van d e zond e in eIken vorm en een zich w ijd en aan G.od en Zijn d ienst. 4e. 'H ZHW NDQ JHHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG ]LMQ GHZLMO GH JHORRYLJHQ JHVWRUYHQ ]LMQDDQGHZHW H erhaald elijk w ord t ons in d e Schrift geleerd , d at d e geloovigen m et Christus gekru isigd , gestorven en begraven zijn, Rom . 6:4-8; Ef. 2:12; Col. 2:20; 3:1-5; 1 Petr. 2:24; 4:1. N ad ru kkelijk w ord t ons nu gezegd , d at d e geloovigen ook aan d e w et gestorven zijn. Men oord eele zelf: =RR GDQ PLMQH EURHGHUV JLM ]LMW RRNGHUZHWJHGRRGGRRUKHWOLFKDDPYDQ&KULVWXV Rom. 7:4. Door d e genad ige toerekening God s zijn d e geloovigen m et Christus d er w et gestorven. H ij is nu in d en hem el en d e w et heeft nu van H em niets meer te eischen. De geloovigen zijn m et H em op gew ekt en in d en hem el gezet en ook voor hen heeft d e w et niets meer te eischen. Men hoore nog eens w ed er m et een aand achtig oor naar Pau lus: 0DDUZLM ]LMQ QX YULMJHPDDNW YDQ GH ZHW RYHUPLWV ZLM GLHQ JHVWRUYHQ ]LMQ RQGHU ZHONHQ ZLM JHKRXGHQ ZDUHQ 5RP En m en lu istere nog eens w ed er naar hem als hij zegt: :DQW LN EHQ GRRU GH ZHW GHU ZHW JHVWRUYHQ RSGDW LN *RGH OHYHQ ]RX Gal. 2:19. H ier is nu d an in d e nad ru kkelijkste term en geleerd d at d e d ood d er geloovigen een eind e gem aakt heeft aan d e heerschapp ij d er w et. Wat heeft nu d e w et te zeggen tot een d ood e en w at heeft een d ood e te d oen m et d e w et? Kan d e w et ooit bind end zijn voor een lijk? Kan ze ooit een regel d es levens zijn voor iem and , d ie geen leven meer heeft, maar d ood is? En indien men nu mocht tegenw erp en, d at Pau lus de w et als regel voor het nieu w e leven d er geloovigen w il aangelegd hebben, d an verw ijzen w e naar zijn w oord in 1 Tim . 1:8, w aar hij zegt, d at d e w et d en onrechtvaard igen en niet d en rechtvaard igen is gezet. De zaken staan d an alzoo, d at het oud e leven, d e ou d e mensch, d ie trou w ens nooit heilig gemaakt kan w ord en en d ies ook geen regel ter heiligm aking behoeft, d er w et gestorven is, terw ijl voor d en nieu w en m ensch d e w et nooit is ingesteld of bed oeld . Bovend ien is d eze m ensch reed s rechtens met Christu s in d en hem el gezet, zood at hij ook d aarom geen leiband of tuchtm eester d er w et m eer zal behoeven. 44
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
H'HZHUNLQJGHUZHWLVYDQGLHQDDUGGDW]LMRQPRJHOLMNWRW HHQ UHJHO GHU GDQNEDDUKHLG RI ZDW KHW]HOIGH LV WRW HHQ UHJHO YDQ KHLOLJKHLG NDQ JHEUXLNW ZRUGHQ Wij zagen vroeger reed s, d at d e zond e ju ist hare kracht heeft in d e w et, 1 Cor. 15:56. De zond e, zegt d e Ap ostel, oorzaak genom en hebbend e d oor het gebod , heeft in mij alle begeerlijkheid gew rocht, ZDQW ]RQGHU GH ZHW LV GH ]RQGH GRRG Rom . 7:8. Vergelijk Joh. 15:22; Rom . 4:15; 5:20; Gal. 3:19. De zond e w ord t bovenm ate zond igend e d oor het gebod d er w et, Rom. 7:13. 'H ZHWZHUNWWRRUQ Gezien nu d an d eze eigenaard ige w erking d er w et, hoe kan zij d an ooit tot een regel van heiligm aking zijn? De w et heeft JHHQGLQJYROPDDNW H ebr. 7:19. Doch d e geloovigen zijn volmaakt in Christu s, Col. 2:19. N u verklare m en ons en zegge, hoe het onvolm aakte ooit tot richtsnoer ter heiliging van d e volm aakten kan d ienen. Is d it niet gansch onmogelijk? Zou d e H eere eerst tot d e geloovigen d es nieu w en verbond s ku nnen zeggen, d at zij tot d e volm aaktheid m oeten voortvaren, H ebr. 6:1, en d aarna d at zij d it d ienen te d oen aan d en leiband d er w et, d ie geen d ing volm aakt heeft? Zou H ij eerst tot hen zeggen: "Uw bu rgerschap is in d e hem elen" en d aarna: "Wand el naar d e w et," d ie voor een ou d volk in Kanaan is berekend ? Bij d ezen regel d er w et, verneem t d e geloovige zelfs niet hoe hij zich om trent Zijn Zaligmaker heeft te ged ragen. Volgens d eze op vatting d an d ient de geloovige zijne d ankbaarheid te bew ijzen naar d en regel eener w et, d ie van Zijn Red d er, Die hem kocht m et Zijn bloed , naar lijf en ziel, en van d ood en d oem en alle gew eld d es d u ivels verlost heeft, niets afw eet. De w et kent d en Zaligm aker zelve niet, hoe kan ze ons d an zeggen, op w elke w ijze w e H em d ankbaar hebben te zijn? Zij kent d en H. Geest niet, hoe kan ze ons d an leeren w and elen in d en Geest? H oe kan ze ons troosten, leeren en in alle w aarheid leid en? De w et heeft d us geene heiligend e w erking, m aar is veeleer d e op w ekker d er zond e. 6e. De DDUG d er w et laat niet toe, d at d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s haar tot regel en richtsnoer aannemen. N aast het gezegd e d ienaangaand e behoeft hierover thans niet veel meer gezegd te w ord en. De w et is eene eenheid , d ie zich nooit halveeren of vierend eelen laat. En toch p oogt m en d it w elbezien ged u rig te d oen als men eenerzijd s w el toestemt, d at zij geen m id d el ter rechtvaard igmaking is of kan zijn, terw ijl men haar and erzijd s nog w el w il 45
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
gebru iken als mid d el ter heiligm aking. Doch als m en haar voor d it laatste d oel w il gebru iken, d an gaat m en haar slechts ten d eele nemen en niet zooals God haar w erkelijk heeft gegeven. H et vierd e gebod bijvoorbeeld laat m en varen of w eet men zoo u it te leggen, d at ten slotte d e Zond ag bed oeld is. De Ad ventisten hebben een schijn van recht als ze hiertegen toornen, w ant d e w et laat zich alzoo niet verm inken. Wie toch eenm aal m et d e w et begint, is schu ld ig d e gansche w et te hou d en. De w et w eet van geen transactie of comp rom is. H ier geld t het volstrekt absolu te: alles of niets. Voorts laat men ook d e aansp raak nim m er geld en in al zijne kracht, w ant men gevoelt m aar al te goed , d at m en nooit bij Egyp te’s tichelovens gelegen heeft. Toch w as d eze inleid ing d er w et voor Israël volle historische w erkelijkheid en w as d e verlossing u it Egyp te voor haar nationaal leven van het grootste belang gew eest. Toen w as er een gew ichtige p rofetie voor hen in vervu lling gaan tred en. Zie Gen. 15:13, 14. Toen w as hu n eene nationale verlossing bereid d oor vele teekenen en w ond eren. Toen w as het Paaschfeest ingesteld . Toen had d en ze in d e Mozaische w et hu nne nationale grond w et ontvangen. Bij een nu chter en onbevooroord eeld lezen d er w et gevoelt m en d an ook zoo m aar, d at d e w et aan Israël en niet aan ons is gegeven en voor ons als w et en regel ten eenenm ale niet meer van toep assing is. De w oord en: "N och zijnen d ienstknecht, noch zijne d ienstmaagd ," zien op d e Oostersche slaven en slavinnen. In het vijfd e gebod w ord t ged acht bij d e belofte van een lang leven aan een leven in Kanaan. Inzake het ijd el gebru ik van ' s H eeren naam w ord t ged reigd , d at d e H eere d en schu ld igen geenszins onschu ld ig zal hou d en. Een ijd el gebru ik is een zinled ig gebru ik. H oe vaak m aken d e geloovigen zich d aaraan schu ld ig, zelfs in het leven d es gebed s. Toch staan zij naar hun staat in Christu s als onschu ld igen voor God en ku nnen nooit m eer schu ld ig verklaard w ord en. Zal m en ze nu d an toch nog d reigen met d e w et van schu ld en straf? Zeg niet, d at m en d it niet zoo zw aar m oet op vatten, w ant d e w et m eent JUIST w at ZIJ zegt, en kent geen m eed oogen of toegeeflijkheid . N iet van ons geld t w at aan het hoofd d ezer gebod en staat: "Ik ben d e H eere, u w God , d ie u u it het d iensthu is, u it Egyp teland u itgeleid heb." Geestelijk-m ystiek ja, m aar niet als w etsform u le, w ant het volk van N ed erland is nooit in het d iensthu is d er Farao' s, noch in het land van d en N ijl gew eest. En evenzoo ku nnen w ij niet begeeren onzes naasten d ienstknecht of 46
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d ienstm aagd , eenvou d ig om d at er geene slavernij ond er ons m eer bestaat, en er van hu urd ienst hier geene sp rake is. Wat het is, een os van zijn naaste te begeeren begreep m en in Israël, w aar ied er land bou w er w as, en een os als trekd ier w erd gebru ikt, maar bij ons zou veeleer m oeten gesp roken w ord en van een p aard , d aar bij ons het p aard het algem een ingevoerd e trekd ier is." (Dr. A. Ku yp er.) Intusschen bed enke m en, d at het niet aangaat om m et eene w et allerlei op vattingen, u itzond eringen en verd eelingen te m aken. 7e. De WHNVWHQ, d ie m en w el eens aanhaalt voor d e w et als levensregel bew ijzen d it volstrekt niet, ongeacht nu nog het feit d at in geen enkelen tekst de w et als levensregel aan d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s w ord t voorgehou d en. Men w ijst op Rom . 3:31 w aar w e lezen: "Doen w ij d an d e w et te niet d oor het geloof? d at zij verre, m aar w ij bevestigen d e w et." Pau lu s heeft gezegd in vers 21, d at d e rechtvaard igheid God s is geop enbaard ]RQGHUGH ZHW. Zie ook vs. 27 en 28. Nu zou m en licht m isbru ik van d ie leer d er vrije genad e ku nnen m aken, gelijk men ook in zijne d agen reed s d eed , en zeggen, d at m en d e w et w el kon terzijd e stellen of sterker: vernietigen, en leven er maar op los. Maar de mensch heeft nimm er het recht om iets terzijd e te stellen van hetgeen God heeft ingezet. Dit kan God alleen d oen. De geloovige is bovend ien niet ond er d e w et, maar bevestigt haar, d . w . z. in Christu s vervu lt hij hare eischen volkom en. De leer d er rechtvaard igmaking d oor het geloof strijd t d u s niet tegen d e w et d es H eeren als zood anig. De u itd ru kking YRRU&KULVWXVRQGHUGHZHW in 1 Cor. 9:21 is ook op gew ezen. Doch blijkens het verband , heeft d e Ap ostel het hier over d e Christelijke vrijheid . H oew el hij van allen (ook van Mozes) vrij w as, zoo heeft hij zich nochtans aan allen d ienstbaar gem aakt, op d at hij d aard oor m eer zielen voor Christu s m ocht w innen. Zoo is hij krachtens zijne vrijheid , om Christu s'w il voor bijzond ere gevallen ond er d e w et gaan staan, om hen die ond er d e w et w aren te gew innen. Men gevoelt d at d it niets zegt voor d e w et als d en staand en regel d er heiligm aking voor d e geloovigen. Integend eel, het toont ju ist, d at Pau lu s als regel niet meer ond er d e w et w as. Voorts heeft m en gew ezen op Gal. 5:14, w aar w e lezen: “Want d e geheele w et w ord t in een w oord vervu ld , nam elijk in d it: "Gij zu lt u w en naaste liefhebben gelijk u zelven." Dit Ap ostolisch w oord is ju ist een sterk bew ijs tegen d e w et als levensregel. Want Pau lu s zinspeelt 47
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
hier kennelijk op het nieu w e gebod van Christu s in Joh. 13:34. Ind ien d e w et in een w oord vervu ld w ord t, w aarom gaat m en d an telkens nog w ed er d e w et d er tien w oord en gebru iken? Waarom d an in d ezen niet bij d en eenvou d d es Evangelies gebleven? 8e. 'H 3HUVRRQ HQ KHW ZHUN GHV *HHVWHV verbied en d e w et als levensregel voor d e geloovigen. Wanneer w e d e Schrift ond erzoeken om trent d en H. Geest, d an is het du id elijk d at d e H . Geest Zich nimm er bij d e w et heeft aangesloten om zaligend of heiligend met haar te w erken. Dit is een m erkw aard ig feit en valt gem akkelijker te constateeren d an te verklaren. De Schrift laat ook hier echter aan d u id elijkheid niets te w enschen over. Zoolang Christus d e w et nog niet volbracht had , kw am d e H . Geest niet wonen in d en temp el d er Gem eente en in het hart van elk geloovige. H ij slu it Zich in al Zijn w erk aan bij het Woord in Zijn geheel, d och nim mer bij d e w et afzond erlijk. De voornaam ste red en w aarom d e H . Geest Zich niet aanslu it bij d e w et van Mozes tot rechtvaard iging en heiliging is misschien w el d eze, d at H ij Zijn eigene w et heeft, w aarnaar H ij d en zond aar het leven geeft en vrijm aakt. In Rom. 8:2 noemt d e Ap ostel d it GH ZHW GHV *HHVWHV GHVOHYHQVLQ&KULVWXV-H]XV Daar het levend m akend en vrijm akend w erk d es Geestes onw ed erstand elijk en onverw inlijk is, noemt hij d it eene ZHW. Tevens d oet hij hierm ed e sterk u itkomen d e tegenstelling, w elke er tu sschen d eze w et en "d e w et der zond e en d es d ood s" bestaat. Ik d u rf "d e w et d er zond e en d es d ood s" niet nemen voor d e w et God s, w ant d ie w ijze van sp reken schijnt te hard, zegt Calvijn hierop, d och het is zonneklaar d at d e Ap ostel hier d enkt aan d e Mozaische w et. Men zie slechts naar het volgend e vers. H ij kan haar zoo noem en, omd at ze d e zond e tot zond e, tot overtred ing, w etteloosheid m aakte en over alle overtred ers het schrikkelijk d ood vonnis u itsp rak. En hij sp reekt hier w elbezien niets sterker van d e alou d e w et d an eld ers. Men zie slechts 2 Cor. 3. H et is d oor d en Geest d at al d e rechtvaard ige eischen d er w et in d e geloovigen vervu ld w ord en. H et is d e H. Geest, d ie d en geloovige d oet. w and elen in QLHXZLJKHLGGHV*HHVWHV en niet naar d e ou d heid d er letter (d er w et) Rom . 7:6. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet ond er d e w et," Gal. 5:18. - "Zoovelen er d oor d en Geest God s geleid w ord en, d ie zijn kind eren God s." Du s zijn d e kind eren God s niet ond er d e w et. Van hen, d ie d e vru cht d es Geestes hebben, w ord t gezegd : 48
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
7HJHQ GH ]RRGDQLJHQ LV GH ZHW QLHW Gal. 5:23. "De Geest kon onmogelijk zond er m eer aan d e Wet verbond en zijn. De Wet toch w as niet gegeven om d e zond e w eg te nem en, m aar om haar te ontd ekken." (Van And el) . 9e. 'H QLHXZH QDWXXU GHU JHORRYLJHQ w ijst d e w et als levensregel d er heiliging af. De vermaningen d es N ieu w en Testam ents hou d en er rekening med e, d at d e geloovigen in Christu s nieu w e schepselen zijn gew ord en en d at al het Ou d e is voorbijgegaan, ook d e ou d e letter d er w et. De geest d er w etgeving zoo w el als d e hard e, w ettische geest is geheel vreemd aan het N ieu w e Testam ent. Al d e verm aningen w ord en gegeven niet in d en vorm eener ijzeren w et, maar in d en vorm van liefd erijke op w ekkingen op d en grond slag van het volbrachte w erk van Christu s, of van d en staat d er geloovigen in H em of op d en grond d er belofte Zijner toekom st. Wie is zoo d w aas te meenen d at een kind van God in allen ernst bevolen zou m oeten w ord en om niet te stelen. Dit w eet een H eid en en w eet du izend m aal beter een geloovige, d ew ijl hij een gereinigd gew eten heeft en d e w ortel d er w et in zijn hart, namelijk d e liefd e om Zijn Red d er in alles w el behagelijk te zijn. H ij kent d e w et niet alleen, m aar hij w il en w eet d oor God s genad e haar ook te volbrengen. H et w etvervu ld e leven van Christu s is hem u it genad e toegerekend . Zooals gezegd , hou d en d e Ap ostelen in hu nne vermaningen hiermed e rekening. Zoo zegt Paulu s: "Ik bid u d an, broed ers, bij d e ontferm ingen God s," Rom. 12:1. "Bed roeft d en H . Geest, d oor w elken gij verzegeld zijt tot d en d ag u w er verlossing," Ef. 4:30. - "Ind ien gij d an op gew ekt zijt m et Christu s, zoo zoekt d e d ingen, d ie boven zijn," Col. 3:1. En zoo gaat het altoos d oor, zood at een ied er, d ie het leest, voelen kan d at er een hem elsbreed verschil in toon en vorm bestaat tu sschen het JLM]XOW van Sinai en d e Ap ostolische verm aningen. H et gansche boek d er H ebreën betoogt, d at het systeem d er w et vervangen is d oor "d e betere d ingen" en d eze liefelijke verm aningen behooren ook tot d at betere. Is het w elbeschou w d niet ongerijm d om een tienmaal herhaald gij zu lt te m aken tot een regel d er d ankbaarheid . Zal een verloste u it d ankbaarheid gaan zeggen: "N u zal ik, o God , u it d ankbaarheid niet knielen voor d e afgod en; ik zal geene beeld en maken, niet vloeken, niet d en Sabbat schend en; ik zal mijn vad er en m oed er niet onteeren, niet stelen, moord en, hoereeren, liegen, bed riegen of mijns buu rm ans 49
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
vrou w begeeren." Is dat d ankbaarheid ? Stel, gij had t een man u it een groot gevaar gered . Zou d t gij niet ten hoogste verw ond erd zijn over d e onbeschaam d heid d es gered d en, w anneer hij tot u sp rak: ,,O m an, w at ben ik u d ankbaar en veel verp licht. Ik zal uit d ank u w goed en naam niet beklad d en, u w e vrou w niet tot ontucht verleid en en u w e au to niet stelen." Zeg niet, d at d eze voorstelling onju ist is, w ant naar d ezen maatstaf w ord t d e leer d er d ankbaarheid gep red ikt. De Catechism u s vat d e w et w el d iep en breed op , d och d it d oet ze in het licht d es Evangelies, terw ijl d e w et als w et geen Evangelie of genad e kent. 10e. 1LHWGHZHWPDDU&KULVWXVLVGHUHJHO GHUGDQNEDDUKHLG Tot d usver w erd aangetoond , d at om tal van red enen d e w et niet kan of m ag w ord en aangelegd als regel van het nieu w e leven d er geloovigen. Zoo blijft d e vraag d an ten slotte nog over w at w el regel en richtsnoer voor hu n leven is. En op d eze vraag kan het antw oord niet tw ijfelachtig zijn. N iet d e w et, d ie voor vele eeu w en aan een allen, d ie ond er haar w aren, het d oemvonnis heeft toegeslingerd , d och Christus heeft ons in Zijn leven en lijd en een voorbeeld ter navolging gegeven, Joh. 13:15; 1 Petr. 2:21; 1 Joh. 2:6. Aan Zijn liefd egebod w ord t telkens w ed er herinnerd , Joh. 15:12; Ef. 2:10; 5:2; 1 Thess. 4:9; 1 Petr. 4:8; 1 Joh. 3:23; 4:21. De geloovigen hebben te w and elen, gelijk H ij gew and eld heeft, 1 Joh. 2:6, en lief te hebben, gelijk H ij liefgehad heeft, Joh. 15:13; 1 Joh. 3:16; Ef. 5:2. En d at gevoelen van d e d iep ste zelfverned ering, d ie in Christu s w as, behoort in hen te zijn, Fil. 2:5. Geen enkel geloovige zal er zijn d ie du rft te ontkennen, d at Christus, Die als d e zond elooze onschu ld ig leed , 1 Petr. 2:22, ged w ee en ond erw orp en leed , vs. 23, en als onze Borg en Plaatsvervanger leed , vs. 24, ook als ons 9RRUEHHOG heeft geled en, vs. 21. Ied er geloovige zal ook m oeten toestem men, d at d it voorbeeld d es H eiland s eind eloos hooger staat d an d e regel eener w et, d ie van d en H eiland niets afw eet. Zoo men d it echter toestemt, w aarom eischt m en d an niet van d e p red ikers, d at zij w ijzen op Christu s, d e belichaam d e liefd e God s, d en Vervu ller d er w et en ons volm aakt Voorbeeld , instee van op d e w et, d ie nooit één Ad am skind gerechtvaard igd of geheiligd heeft. Christu s toch is het een en het al voor het leven d er geloovigen. H ij is d e kracht van hunne kracht en het leven van hu n leven, Col. 3:4. H ij is hunne gerechtigheid en heiligmaking, 1 Cor. 1:30, hunne vred e en vrijheid , hu n H erd er en hu n H eer, Rom . 6:7; Gal. 2:20,21; Ef. 2:4-6; Col. 2:10-15; 1 Petr. 5:1. "Want w ij 50
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
zijn led en Zijns lichaam s, van Zijn vleesch en van Zijne beenen," Ef. 5:30. Al d e volheid w oont in H em en in H em zijn verborgen al d e schatten d er w ijsheid en d er kennis, Col. 1:19; 2:3. En in H em zijn d e geloovigen d e arm zalige eerste beginselen d er w ereld afgestorven, Gal. 4:9; Col. 2:20. O, d at m en toch inzag, d at er d oor Christus’ kru isd ood een nieu w e bed eeling is ontstaan, en d e ou d e bed eeling d er w et heeft moeten p laats maken voor d e bed eeling d es Geestes, d er genad e en d er Gem eente van Christu s. Christus kw am tot het zijne, d och d e zijnen hebben H em niet aangenom en, Joh. 1:11. Daarom zeid e H ij eind elijk w eenend tot Jeru zalem : "Ziet, XZ hu is w ord e u w oest gelaten," Matth. 23:37-39. Wat d e p rofeet Ezechiël p rofetisch had gezien geschied d e nu: d e heerlijkheid d es H eeren verliet het hu is, het voorhangsel scheu rd e en kort d aarna kw am en d e Romeinen om het te verw oesten en gevolg w as d at niet een steen op d en and eren bleef. De moord enaars van d en zoon d es w ijngaard eniers w erd en toen gestraft, d e natuu rlijke takken d es tam m en olijfboom s afgebroken, Rom . 11:13-25, terw ijl d e tw ijgen van d en tam m en olijfboom op d en w ortel d es tamm en w erd en ingeënt. Door d en H . Geest w erd er thans een m ystiek lichaam gevormd u it Jood en H eid en, 1 Cor. 12:12. De Gem eente w erd nu gebou w d op d en kostelijken steen, d ien Israëls bou w lied en verw orp en had d en. In d e Gem eente kw am tot op enbaring d e verborgenheid, d ie alle vorige eeu w en verborgen w as gew eest. Deze Gemeente kw am voort u it d e geop end e zijd e van d en tw eed en Ad am en w erd niet op gericht in verband met d e w et, maar als vru cht d er genad e, Joh. 1:17; Ef. 2:4-6, en heeft, volgens Ef. 3:2, haar eigen EHGHHOLQJ GHU JHQDGH in Christu s Jezu s.
51
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
52
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9, '(5(&+7(9(5+28',1*'(5*(/229,*(1 727'(:(7 Op d at d e geloovige lezer zich zijne verhou d ing tot d e w et van Mozes held er bew u st w ord t, zal hier zoo kort en klaar m ogelijk in enkele stellingen d e ju iste verhou d ing van d en geloovige tot d e w et w ord en aangew ezen. En d aar het kenm erkend e van een zaak altoos het best u it zijne tegenstellingen gekend word t, zoo zal eerst w ord en gezegd hoe d eze verhou d ing niet is. De geloovige is niet als d e H eid enen ]RQGHU d e w et. Van hem kan niet gezegd w ord en w at d e Ap ostel in Rom . 2:14 van d e volken bu iten Israël zegt. H ij vind t toch in zijn Bijbel, d at van het begin tot het eind e het onfeilbaar Woord van God is, d e wet van Mozes. N och is d e geloovige als Israël RQGHU d e w et. Dat het Woord hier w ed er zelf sp reke: "Gij zijt niet ond er d e w et, maar ond er d e genad e," Rom . 6:14. Christu s is in d e volheid d es tijd s gew ord en ond er d e w et, "op d at H ij d egenen, d ie ond er d e w et w aren vrijkoop en zou," Gal. 4:5. "Ind ien gij d oor d en Geest geleid w ord t, zoo zijt gij niet ond er d e w et, Gal. 5:18. Israël w ord t altoos voorgesteld als ond er d e w et zijnd e, d e Gem eente nim m er. Ter and ere zijd e w ord t herhaald elijk en nad ru kkelijk verklaard d at zij niet ond er d e w et is. De geloovige is niet als d e Wetgever ERYHQ d e w et. God kan sou verein over d e w et beschikken, naar Zijn vrijm achtig w elbehagen, d och d it kan en mag d e geloovige niet d oen. Dit d ient hij nimm er te vergeten en d aarom is alle "p reken alsof d e w et onheilig of d ood w are ten sterkste af te keu ren. H et behoeft nau w elijks gezegd , d at hij ook niet boven d e w et is verheven, zooals d e Oostersche m onarchen en d e vroegere Ru ssische Tsaar zich boven d e w et huns rijks verheven achtten. Deze d esp oten kond en hu nne ond erd anen d ood en of verkrachten zond er dat er een w et of gerechtshof w as, w aard oor ze gestraft kond en w ord en; ze w aren eenvou d ig boven d e w et. In d ien zin nu zijn d e geloovigen in d er eeu w igheid niet boven d e w et God s verheven.
53
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
De geloovige is ook niet WHJHQ d e w et. Dit kan niet, d ew ijl d e w et van Mozes d e eigenschapp en van heilig, rechtvaard ig en goed w ord en toegekend . De w et is een d eel van God s d ierbaar Woord en is d oor God voor tw eed u izend jaren tot een w ijs d oel gebru ikt. Om d u s u it te roep en: "aan d e galg m et Mozes!" zooals d e Antinom iaan Johann Agricola in d e d agen d er H ervorm ing d eed (Lu ther zeid e eens: dass verd am m te Gesetz) gaat voor een Schriftgeloovig christen ten eenenm ale niet aan, hoew el het historisch w el als vaststaand beschou w d m ag w ord en, d at in d e verloop en eeu w en vaak als Antinom ianism e verketterd is w at niets and ers w as d an een rechtm atige strijd tegen het onw ettig gebru ik d er w et. Zoo ik m ij niet vergis, w as d it het geval m et Jakob Verschoor en d e Verschoristen in d e tw eed e helft d er 17d e eeu w in Zeeland. De geloovige staat niet QDDVW d e w et als zijn regel en richtsnoer. De meeste geloovigen onzer d agen stem m en er u volm ond ig toe, d at d e w et geen m id d el ter rechtvaard iging is, doch men w il haar nog w el gebru iken als mid d el ter heiliging; niet als mid d el ten leven, m aar nog w el als m id d el ten overvloed igen leven; niet voor d en aanvang d es levens, m aar nog w el voor d en voortgang en groei d es levens; niet als voorw aard e d es leven s, maar nog w el als bind end en regel d es levens. De geloovige d ient, volgens d eze voorstelling nog te w and elen als een kind eke naast d en norm d er w et, als aan een’ leiband. Doch, volgens d en Ap ostel, behoort d it voor d e geloovigen tot het verled en, tot Israël en d e bed eeling d er w et, Gal. 3:24, 25; 4:1,2. Christu s'eerste komst heeft aan d it alles een eind e gem aakt, vs. 4-7. Met H em kw am d e tijd d er YHUEHWHULQJ, of, gelijk d e Engelsche vertaling heeft, d er UHIRUPDWLH, tot op w elke d e w etten w aren, H ebr. 9:10. Toen het Aaronietisch p riesterschap verand erd e, geschIed d e er, volgens H ebr. 7:12, ook YHUDQGHULQJ d er w et en, volgens vs. 18, zelfs YHUQLHWLJLQJ. H eel het Woord , d e gekru isigd e en levend e H eiland en d e H . Geest zijn het regel en richtsnoer d er geloovigen, m aar niet d e w et van Mozes. Beknop telijk w erd alzoo ontkennend erw ijs aangetoond w at d e verhou d ing van d en geloovige tot d e w et niet is. Zoo rest d an d e vraag w at d ie ju iste verhou d ing w el is? Die verhou d ing w ord t u itged ru kt in het eene w oord GRRG. De geloovigen zijn d er w et ged ood d oor het lichaam van Christu s, Rom . 7:4, 6; Gal. 2:19. Dit eene w oord sp reekt een boekd eel ten aanzien van d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et. 54
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Men torne niet aan het w oord JHGRRG, m aar legge er vollen nad ru k op . Dit d oet m en im mers ook, en terecht, met het d ood -zijn in d e zon d en en m isd ad en van d en onw ed ergeboren m ensch. Christus ging Zich stellen ond er d e w et en du s ook ond er haren vloek. De w et sloeg d u s Christu s, gelijk eens d e staf van Mozes d e rots sloeg, w at in d en regel beschou w d w ord t als een typ e van Christus als geslagen d oor d e w et, N u m . 20:8. Dit bed oelt d e Ap ostel als hij zegt, d at d e geloovigen "d er w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christus." H iertegen strijd t niet w at hij zegt in Gal. 2:19: "Ik ben d oor d e w et d er w et gestorven," daar hij zich als m et Christu s gestorven rekent d oor d e w et. Dood ten op zichte van d e w et. Men gevoelt w at d it inhou d t. H et beteekent, d at d e w et als w et niets meer over ons te zeggen heeft. H et slu it in d at w ij d en d ond er d er w et niet m eer ku nnen hooren, d at w ij hare vloeksp raken niet meer vreezen. De d ood toch is eene verbreking van alle betrekkingen tot hetgeen bu iten ons is. Zoo is tusschen d e w et en d en geloovige alle relatie verbroken. De w et als w et d . i. als verbind end e regel en tot gehoorzaam heid d w ingend e en d en overtred er vloekend e m acht, heeft niet m eer van ons te eischen, w ant Christu s is aan al hare eischen tegem oet gekom en en heeft ze volkomenlijk volbracht. N iet onze WRHVWDQG, m aar w el onze VWDDW voor God is d ezelfd e als d ie van Christu s d. i. een staat van volkomen onschu ld, rechtvaard igheid en heiligheid . Zoo is ook Zijne rechtsp ositie tegenover d e w et d e onze. Men stelle d an d e vraag: w at d e Mozaische w et nog van Christu s te eischen heeft? Volm aakte gehoorzaam heid ? Die heeft hij haar im m ers d oor Zijn vlekkeloos heilig leven betoond . De vloek, d ie om onzentw il op H em ru stte? Die heeft H ij im mers ged ragen. Wanneer onze menschelijke strafw et van een misd ad iger zegt, d at hij d rie jaar in d e gevangenis m oet zitten en d aarna ged ood w ord en en d eze straf w ord t naar d e w et aan hem voltrokken, w at heeft d e w et d an nog tot het lijk d es m isd ad igers te zeggen? Welnu ook Christu s is met d e m isd ad igers gerekend gew eest en d e w et heeft ook H em gevonnisd en verslagen. Door H em op te w ekken u it het graf en H em aan Zijne rechterhand te zetten, verklaard e d e Vad er pu bliekelijk, d at H ij m et d en Borg tevred en w as en H em d esw ege onschu ld ig heeft verklaard . Dit d eed d e hoogste Rechter, Die Zelf d e w et eens insteld e. En Christu s Zelf kon getu igen: "Ik heb d e gebod en Mijns Vad ers bew aard ," Joh. 15:10. Wat heeft nu 55
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d an d e w et nog op d ien Rechtvaard ige en Verheerlijkte te zeggen? N iets, absolu ut niets. Maar vrage, w at heeft d e w et d an nog te eischen van hen, d ie in H em begrep en w aren? N iets, absolu u t niets. H oew el ze in zichzelf w etsovertred end e, d us strafw aard ige zond aars zijn, zoo zijn ze evenm in VWUDIEDDU als Christu s. Een tw eetal opheld eringen d ienen hier echter nog aan toegevoegd te w ord en. Men zou toch hierop d e vraag ku nnen stellen of alzoo d e eisch d er gehoorzaam heid en d er goed e w erken niet in het ged rang kom t, of w e alzoo niet strand en op d e klip van het Antinom ianism e, of w e geen d ad ers d es Woord s behoeven te zijn? Voorzeker w at d it laatste betreft, w ant "het is onm ogelijk, d at zoo w ie Christu s d oor een op recht geloof ingep lant is, niet zou d e voortbrengen vru chten d er d ankbaarheid ." Nu is er d esniettemin geene w ettische gehoorzaam heid m eer, m aar eene vrijw illige gehoorzaamheid d er liefd e, "om d at H ij het ged aan heeft." Nu hebben w e H em lief, om d at H ij ons eerst heeft liefgehad . Een man gaat zijn geliefd e gad e niet op strengen toon bevelen, om hem tot een hu lp e te zijn. Zij d ient hem im mers d oor d en d rang d er liefd e. Al w at in haar is is bereid w illig en d ienstvaard ig om hem ter w ille te zijn en te behagen. Zoo nu is het ook met hen, d ie d oor Christu s vrijgekocht zijn van ond er d e w et. Zij behoeven niet m eer den d ond er en d en d w ang d er w et, w ijl zij d en d rang d er w ed erliefd e bezitten. De liefd e van Christu s d ringt hen en niet d e vrees voor een vertoornd Wetgever. In d e tw eed e p laats zou d e tegenw erp ing gem aakt ku nnen w ord en, d at, volgens d eze beschou w ing d e geloovige d ood is voor een stu k van God s Woord , d aar toch d e w et een d eel u itm aakt van het onfeilbaar Woord God s. H ierop m ag het antw oord niet and ers lu id en d an d at d e geloovigen d ood zijn voor d e w et als w et, d. i. als rechterlijke, bind end e, eischend e en vloekend e m acht, d och niet voor d e w et als historische w aarheid en hare geestelijke, god sd ienstige en eeu w ige w ortel d er liefd e, w aaraan d e gansche w et en d e p rofeten hing. Dat d e Ap ostel Pau lus m et d e w et als historische w aarheid rekent, blijkt u it Ef. 6:1, 2. En in Rom. 13:8-10 geeft hij in navolging van Christu s d en w ortel d er w et op als geld ig voor d e geloovigen d es N ieu w en Verbond s. Ook u it Gal. 5:13, 14 blijkt d at hij d oor d e geloovigen vollen ernst gemaakt w il hebben met het nieu w e gebod , d at Christu s Zijn d iscip elen heeft gegeven. Zie ook 1 Tim . 1:5. Jacobu s 56
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
noem t d ezen geestelijken en onverand erlijken grond slag d er w et GH NRQLQNOLMNH ZHW zood at w ij d it vrijelijk d e d oorloop end e leer d es N ieu w en Testam ents m ogen noem en. Inzond erheid het voorbeeld van Jacobu s is van bijzond ere kracht. Want hij stond bekend als een stoere en steile Jood en toch w ijst hij niet teru g naar d e w et van Mozes, m aar integend eel naar d e w et d er liefd e, d e eenheid d er w et en "d e w et d er vrijheid ," w at ook hetzelfd e is als GH ZHWYDQ&KULVWXV van Gal. 6:2, nam elijk het gebod om elkand er lief te hebben, gelijk H ij ons liefgehad heeft. Men zal het ond erscheid gevoelen tusschen d e w et van Mozes, zooals d ie van H oreb tot Israël kw am, en d e geestelijke sam envatting d er w et. Zoo toch is voor d e geloovige Gem eente al het rechterlijk eischend e, al het w ettisch gestrenge, al het Jood sche, tijd elijke, u itw end ige, ja, zelfs d e vorm en bew oord ing d er w et w egged aan, terw ijl alleen hare verborgen, d iep e, eeu w ige, god d elijke w ortel voor d e Gemeente is blootgelegd en voorgehou d en. De w et is hier d oor god d elijke hand om gezet in een liefelijk Evangelie d er d ankbaarheid en d er w ed erliefd e. In d ezen vorm is d e w et geen w et meer, maar een blijd e bood schap, d ie d en geloovigen nooit teveel kan w ord en gep red ikt en voorgehou d en. De Ap ostelen, w e zagen het, leveren d u s in d e w ijze, w aarop zij over d e w et sp reken, het m eest d oorslaand bew ijs, d at zij d e geloovigen beschou w en als d er w et JHVWRUYHQ en d at zij allen ernst gem aakt w illen hebben m et het nieu w e gebod , d e w et van Christus, d e w et d er vrijheid . H et is d iep treu rig, d at tengevolge van een verkeerd e beschou w ing omtrent d e w et d e christelijke vrijheid niet w ord t gevat naar d e Schrift, en d e geloovigen onzer d agen geenszins staan in d e vrijheid , w aarm ed e Christu s hen vrijgem aakt heeft. Er zijn zeer velen, d ie d oor d e herschep p end e genad e God s levend gemaakt, m aar nog niet ten volle vrijgem aakt zijn. Zij vind en hun beeld als het w are in d en levend gem aakten Lazaru s. De levend w ekkend e roep stem van Christu s d eed hem op staan en voortkom en u it het graf d es d ood s. Doch ziet, hij w as nog aan hand en en voeten gebond en m et grafd oeken, zood at hij zich nog niet vrijelijk kon bew egen, terw ijl zijn gelaat nog w as om w ond en m et een zw eetd oek, zood at hij ook niet onbelem m erd kon zien, Joh. 11:44. H ier w as leven, d och nog geene vrije bew eging. Jezu s sp rak nog eens w ed er: "Ontbind t hem, en laat hem henengaan." Dezelfd e stem, d ie levend m aakte, m aakte ook vrij. En zoo zal het ook 57
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
nu m et d e geloovigen onzer d agen gaan. Dezelfd e genad e, w aard oor zij het leven hebben verkregen, zal hen ook vrij moeten m aken. Zij hebben het leven niet eens d oor d e w et verkregen en zoolang ze ook nog m aar eenigszins ond er d e w et blijven, zu llen ze nimm er d e heerlijke vrijheid d er kind eren God s genieten, m aar altoos in een w ettische d ienstbaarheid tot vreeze blijven verkeeren. En d e vreeze d rijft d e liefd e, d . i. ju ist d e grond slag en het w ezen d er w et, bu iten. Terw ijl men d u s roemt op d e w et als op een mid d el ter heiliging, tast men haar ju ist in haar hartad er aan, terw ijl zij, d ie zich als d ood voor haar beschou w en, d och terzelfd er tijd w and elen naar d e liefd ew et van Christu s "d en rechtvaard igen eisch d er w et vervu llen," Rom . 8:4. Wie niet staan in d e vrijheid van Christus, d och in d e w et, gelijk d e Ap ostel het ergens naar het oorsp ronkelijke u itd ru kt, op enbaren in d en regel een liefd eloozen, kou d en, hard en en and eren licht veroord eelend en geest. H et d ragen van een gou d en ring aan d en vinger, het getooid zijn m et baard of knevel d oor een p red ikant, het rijd en naar d e kerk met een rijtu ig of au to en tal van and ere zaken zijn zu lke w ettische christenen ten eenenm ale ongeoorloofd . H et gaat hun eenigerm ate als d e Jod en, d ie ond erling kond en tw isten over d e vraag of het geoorloofd w as voor een Jood een ei te eten, d at d oor een Sam aritaansche kip of een d ie d oor een Jood sche kip op d en Sabbat gelegd w as. H et is w el een w ond er, d at van een d ergelijk soort christenen niet m eer tot het Ad ventisme zijn vervallen. Im mers d e w et heeft ook gezegd : op d en zevend en d ag zu lt gij geen w erk d oen. H et is u iterst inconsequ ent van d eze w etd rijvers, d at m en d en eersten en niet d en zevend en d ag viert. Is d e w et voor ons bestemd om d ie geheel te ond erhou d en, d an blijve m en zichzelf gelijk en d oe m en d e w et in haar geheel, w ant d eze w eet van geen d eelen of schip peren. Deze lied en kom en d oor d it alles echter gevaarlijk d icht bij het stand punt, d at d oor Pau lu s genoem d w ord t een YHUYDOYDQGHJHQDGH, Gal. 2:21 ; 5:4. H oe traag is toch d e m ensch in het leeren ! H oe w einig m erkt hij op d e lessen, d ie d e Schrift en d e geschied enis in d ezen bied en. Want im mers, d e w et heeft Israël nim mer tot een heilig, en d ankbaar, volk ku nnen m aken. Men vergete toch niet, d at het hardnekkig volk d er Jod en d e w et nog hed en ten d age heeft en d at ze d aard oor als in Pau lu s'd agen nog hunne eigene gerechtigheid zoeken op te richten en intu sschen d er rechtvaard igheid God s niet ond erw orp en zijn. En 58
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w aaraan heeft Israël nu d ie d w aasheid te d anken, d at hij nam elijk d e w et als een hem ellad d er w il gebru iken, om d aarmed e ten hem el op te klimm en? Alleen d aaraan, d at hij niet ziet, d at Christu s het eind d er w et is, Rom . 10:4. De Jod en, d ie hun sou vereinen koning verm oord d en, hebben d it ged aan als ijveraars voor d e w et en in naam d er w et. De moord enaars van Christu s hebben het sterkst bew ijs geleverd , d at men conscientieu s ijveraar voor d e w et kan zijn en terzelfd er tijd d e afschu w elijkste w etsovertred ers. De Jood sche w etgeleerd en gaven Ju d as geld om een onschu ld ige te verrad en, ze hu u rd en voor geld valsche getu igen om tegen d en H eilige te getu igen. Ze hebben d ien Dierbare mishand eld en laten m ishand elen, zooals men zelfs ten op zichte van een schu ld ige niet zou d oen, en d at nog w el in d e p laats d es gerichts. Toch had d itzelfd e gesp u is gew etensbezw aar om d e d ertig zilverlingen, d ie d e verrad er hen voor d e voeten w ierp , in d e schatkist d es temp els te d oen. Toch had d en d eze m oord enaren er bezw aar in om d e w et te overtred en d oor zich in d e zaal van Pilatus te begeven. Zooveel heiligend e kracht gaat er uit van d e w et. Zie d it ook nog aan Pau lus voor zijne bekeering. H ij w as naar d e w et een Farizeër, d . i. een van d e strenge, afgezond erd e volksp artij; naar d e UHFKWYDDUGLJKHLG GLH XLW GH ZHW LV w as hij onberisp elijk. N iem and had iets op hem aan te merken of te berisp en. In eigen en anderer schatting w as hij d e rechtschap enheid zelve en d e verp ersoonlijkte d eu gd . Doch bij al zijne w etsbetrachting w as hij een vu rig vervolger d er Gem eente, een w olf voor Jezu s'schapen. H ij d rong d e hu izen binnen en sleep te m annen en vrou w en in d en kerker. Gelijk een w ild d ier snu ivend van w oed e op zijn p rooi kan aanstorm en, zoo d ol-d riftig en m oord end viel d eze ijveraar d er w et op d e geloovigen aan, H and. 9:1. En later w aren zijn vervolgers LMYHUDDUV *RGV zooals hij d it vroeger gew eest w as. Zij had d en een ijver voor God s w et, d och niet met verstand . Uit ijver voor hu n w et gingen ze d en Ap ostel bitterlijk vervolgen en riep en eens bij een op loop , d oor hun ijver verw ekt: "Weg van d e aard e m et zu lk een; w ant het is niet behoorlijk d at hij leve!" Uit ijver voor d e w et bew erkten veertig Jod en eene sam enzw ering, tengevolge w aarvan hij in d en kerker w erd op gesloten. We kunnen evenw el veilig aannem en, d at d e d oor Christu s vrijgem aakte Apostel meer vrij w as in d e gevangenis d an d e Jod en, d ie in d e w et ond er
59
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
verzekerd e bew aring zich bleven op slu iten en Christus, het eind e d er w et, verw ierp en.
60
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9,, '(:(7(1'(6$%%$7 Wie in onze d agen over d e w et w il schrijven, ziet zich genood zaakt om ook een w oord in het m id d en te brengen over d en Sabbat en d e Sabbatviering. Want hoew el er alle w entelend e eeuw en d oor Sabbatariers gew eest zijn, zoo is hun aantal toch nim m er zoo groot gew eest als in onze d agen. In alle landen zijn er thans lied en, d ie d en zw akgeloovigen het vierd e gebod ond er d e oogen hou d en, ten eind e hun m et klem van red enen te betu igen, d at zij d e w et d es H eeren moeten ond erhou d en en du s niet op d en eersten, m aar op d en laatsten d ag d er w eek m oeten ru sten. Wie ook maar eenigszins m ed eleeft m et het rijke en veelbew ogen leven onzer d agen w eet d at d oor het op tred en d ezer, overigens w elm eenend e, lied en vele geloovigen op d it pu nt eenigerm ate verontru st zijn. Deze Sabbatariers m aken zich sterk, en staan ook ind erd aad in som m ige op zichten sterk, d oor d e onku nd e van vele belijd ers inzake d e w et en d e verhou d ing d er geloovigen tegenover d e w et. Want hu n w ord t w el eens w at betw ist w at m en hun veel liever gew onnen m oest geven. Zoo lijd t het b.v. geen tw ijfel of d e zevend e en niet d e eerste d ag is d e Sabbat d es H eeren. H et is eenvou d ig d w aas om d it te ontkennen, w ant het vierd e gebod sp reekt hier m aar al te d u id elijk: "Zes d agen zu lt gij arbeid en en al u w w erk d oen, m aar d e zevend e d ag is d e Sabbat d es H eeren u w s God s, d an zu lt gij geen w erk d oen," Enz. Dat God op d en zevend en d ag ru stte en Israël op d en zeven d en d ag m oest ru sten is bu iten kijf. Zij staan ook in hun recht, w anneer zij nad ru k leggen op het onverand erlijk karakter d er w et inzake d en eisch van d en Sabbat. De w et van d en Sabbat is toch zeker nog m eer d an een tittel d er w et, terw ijl ons in Lu k. 16:17 nad ru kkelijk gezegd w ord t, d at geen tittel d er w et zal ter aard e vallen. H emel en aard e zu llen eens m et ged ru isch voorbijgaan, d och geen tittel d er w et. Men moffele d eze ontzaggelijke w oord en niet w eg. H et d oor tittel vertaald e w oord beteekent d e kleine stip , w elke som m ige H ebreeu w sche letters hebben. H et betaam t d erhalve ied er christen om d it d en Sabbatvierd ers op grond d er Schrift volm ond ig toe te stemm en.
61
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Wil m en d eze sectaristen m et goed gevolg bestrijd en, d an d ient d erhalve een gansch and ere w eg te w ord en ingeslagen d an m en tot d u sver meestal gevolgd is. Dan d ient m en hun in d e eerste p laats te w ijzen op het groote ond erscheid tu sschen d e EHGHHOLQJHQ God s. Om terstond nog even teru g te kom en op d en tekst, w aarop zij zu lk een sterken nad ru k leggen, nam elijk Lu k. 16:17. Goed ! Verre zij het van een Christen om d aaraan te w illen tornen. Maar w aarom leggen zij nu niet even sterken nad ru k op het vorige vers, w aar w e lezen: 'HZHWHQGH SURIHWHQ]LMQ TOT OP JOH AN N ES." Liever d an mijn eigene verklaring van d it w oord te geven, schrijf ik hier d e verklaring af van tw ee zeer god zalige en bekw am e u itleggers nam elijk Ryle en Van And el. Eerstgenoem d e schrijft: "Maar gij (Farizeërs) vergeet d at d e bed eeling d er w et en p rofeten alleen bestemd w as om d en w eg te banen voor d e betere bed eeling van het koninkrijk God s, d ie d oor Johannes d en Doop er ingeleid m oest w ord en. Die bed eeling is gekom en. Johannes d e Doop er is verschenen. H et koninkrijk God s is ond er u . Met al d en ijver, d ien gij belijd t te hebben voor d e w et en d e p rofeten, zijt gij u iterst blind voor d at koninkrijk w aar d e w et en d e p rofeten bestem d w aren u in te leid en." Van And el verklaart d eze w oord en ald us: "Tot Johannes toe heerschte d e Wet over Israël en w erd het koninkrijk d er hem elen, d at thans verschenen is, nog slechts d oor p rofeten aangekond igd als iets, d at in d e toekom st lag. Dit m aakte een verschijnsel als van het Farizeism e m ogelijk; ond er d e bed eeling d er Wet of om m et Pau lus te sp reken, d er letter, kond en ook lied en, d ie van geestelijke gezind hed en, d en kind eren d es koninkrijks eigen, ontbloot w aren, zich d oor gestrenge naleving van d en letter d er gebod en d en roem van heiligheid ond er het volk verw erven. Maar d at hou dt w eld ra op. De Doop er heeft een nieu w e ord e van zaken aangekond igd , w aarin d e geest d er Wet tot heerschapp ij zal kom en, een rijk God s, w aarin d e Geest het geheim d er gehoorzaamheid is. Dan is het m et het geesteloos Farizeism e ged aan. In het koninkrijk d er hem elen is er geene p laats, allerm inst een stoel d er eere voor d en mensch, d ie zijne vijand schap tegen d en geest d er Wet bed ekt met een u iterlijk vertoon van gerechtigheid. De gelegenheid, hu n tijd ens d e heerschapp ij d er Wet gelaten, om d oor u iterlijk vertoon zich roem te verw erven, w ord t hun in het rijk d es Geestes ontnomen."
62
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Grenst het niet aan het hu ichelachtige om voor d e menschen het eene w oord op d e sp its te d rijven en d aarentegen het and ere d ood te zw ijgen? De Sabbatvierd ers – en zij helaas niet alleen! m iskennen ten eenenm ale het heerlijk feit, d at d e bed eeling d er w et met Christu s is afgeloop en, d at, zooals Pau lu s zegt, Christu s het eind e d er w et is voor d egenen d ie in H em gelooven. De Gem eente leeft niet in d e bed eeling d er w et, m aar in d ie d er genad e, Joh. 1:17. Intu sschen blijft Lu k. 16:17 d e volle, bange w erkelijkheid voor Israël. H et orthod oxe Jod end om hou d t zich d an ook ten hu id igen d age nog angstvallig vast aan d e w et. God heeft reed s in H os. 3:4 voorsp eld , d at Israël vele d agen zou blijven zitten zond er koning en zond er vorst, zond er offer en zond er op gericht beeld , zond er afgod en zond er terafim , d och, het ontga d e aand acht niet, H ij zegt niet ]RQGHU GH ZHW. Voor Israël zal van d eze w et geen tittel vergaan. Ten tw eed e, m oet in verband m et d e verschillend e bed eelingen God s d en Sabbatvierd ers gew ezen op het groote ond erscheid tu sschen Israël en d e Gem eente. De H eere heeft aan Israël Zijne w et gegeven. Van Ad am tot Mozes w as d e Mozaische w et er niet and ers d an een ingeschap en zed ew et, gelijk ook d e H eid enen, d ie zelfs in hu nne gew etens hebben ingegrift. H et kan niet genoeg herhaald en beklem toond w ord en, GDW *RG DDQ ,VUDsO HQ DDQ JHHQ HQNHO DQGHU YRON =LMQ ZHW KHHIW JHJHYHQ God zond Zijne Priesters, d e w etverklaard ers, tot Israël en tot geen and er volk. H ij verw ekte ond er d it w ond ervolk Zijn p rofeten om het te bestraffen over zijne ontw ijd ing van d en Sabbat, Jes. 58:13, 14; Am os 8:4-6; N eh. 13:15-22. Israël is zelfs ond er d e volkeren verstrooid tot op d ezen d ag vanw ege zijne ontheiliging van d en Sabbat, Lev. 26:34, 43. Meer nog, zelfs na Israëls volkomen herstel in d e toekomst zal er voor Israël geen tittel d er Sabbatsw et ter aard e vallen, w ant d e Schrift leert ons nad ru kkelijk, d at in d e toekomend e heilseeu w d e Sabbat d oor Israël zal w ord en ond erhou d en. Men leze slechts aand achtig Jes. 56:2-6; 58:13, 14; Ez. 46:1-3. En ook d e volken, w elke in d ie eeu w bekeerd zu llen w ord en, hebben kennelijk d e roep ing om d en Sabbat te ond erhoud en, w ant w ij lezen: "H et zal geschied en, d at van d e eene nieu w e maan tot d e and ere en YDQ GHQ HHQHQ 6DEEDW WRW GHQ DQGHUHQ, alle vleesch kom en zal om aan te bid d en voor Mijn aangezicht, zegt d e H eere," Jes. 66:23. In betrekking tot Israëls toekomst heeft m en ook te nem en het 63
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w oord van Matth. 24:20: "Doch bid t, d at u w e vlu cht niet geschied e d es w inters noch RS HHQHQ 6DEEDW Met een algeheele veronachtzaming van het verband gaan onze Sabbats-vriend en d it verklaren alsof Christu s hier d e Gem eente op het oog had en d an w el bij d e verw oesting van Jeru zalem. Doch m en leze slechts d e verzen 15 en 16, w aar van d e heilige p laats en van Ju d ea sp rake is. En als zij d it op d e verw oesting van Jeru zalem laten slaan, d an m iskennen ze d e aanw ijzing van vs. 21 d at hier nam elijk gesp roken w ord t d oor d en H eiland van d e JURRWHYHUGUXNNLQJ Men zal echter begrijp en w aarom zij d it op Jeru zalem s’ verw oesting laten slaan, w ant d an zou hiermed e gezegd zijn, d at m en veertig jaren, nad at Christu s d it zeid e, d en Sabbat nog ond erhou d en moest. N een, hier is sp rake van d e groote verd ru kking, zooals d ie er nooit gew eest w as en nooit zijn zou . N u w eet een ied er, d ie m aar een w einig geschied enis kent, d at er w el zw aard er verd ru kkingen gew eest w aren d an d e verw oesting van Jeru zalem en d at er na d en ond ergang d ier stad ook w el grootere verd ru kking is gew eest. Men d enke alleen m aar aan d en grooten w ereld oorlog, w aard oor, naar m en thans berekent, een veertig m illioen menschen zijn om gekomen. De rechte verklaring is d eze: d at Israël in d en d ag d er groote verd ru kking in Jeru zalem zal benau w d w ord en d oor d en Antichrist en d an nog d en Sabbat zal hou d en, zood at een vlu cht op d en Sabbat af te bid d en is. N u gevoelt m en echter terstond d at een ied er d ie niet in Israëls herstel gelooft, noch in d e groote verd ru kking voor het Israël d er toekom st, hier zw ak komt te staan tegenover d e mod erne Sabbatariers. Want heeft Christus hier d e Gem eente bij Jeru zalem s ond ergang op het oog, d an is hiermed e ook gezegd , d at d e volgelingen d es H eeren in elk geval nog veertig jaren lang d en Sabbat moesten ond erhou d en. Doch d an zou d it w oord ind ru ischen tegen Rom. 6:14: "Gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e." Wie geen ernst maakt m et het ond erscheid tu sschen Israël en d e Gem eente kan evenm in komen tot het rechte inzicht in d e w et als d e p rofeten. In elk op zicht is eind elooze verw arring het gevolg van het vereenzelvigen van d eze tw ee. In d e d erd e p laats m iskent het Sabbatism e het ZHUN alsm ed e het YRRUEHHOG van Christu s. De Vad er heeft u itd ru kkelijk van d en hem el gezegd : "Deze is Mijn geliefd e Zoon, in d enw elken Ik Mijn w elbehagen heb: KRRUW+HP H et is na al het voorgaand e niet nood ig om lang en 64
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
breed in te gaan op Zijn w etvervu llend leven als onze Borg en Plaatsvervanger en op Zijn d ragen van d en vloek in Zijn lijd elijke gehoorzaam heid . H iermed e w ord t d oor d eze secte niet d en m insten ernst gem aakt. Men w ijst zeld en of nooit op hetgeen H ij ged aan heeft, maar altoos w eer op hetgeen d e m ensch m oet d oen. Vand aar d at men bij d eze lied en nimmer een w arm en toon van d ankbaarheid kan belu isteren voor hetgeen Christu s in Zijn grond elooze ontferm ing tot stand gebracht heeft, m aar w el m eerm alen een kou d e, d offe toon van Farizeism e. Terecht schrijft J. d e H eer in zijn kostelijk w erkje tegen het Zevend e Dags Ad ventism e, d at d e kou d e van d en w inter en d e kou d e van d e Jood sche Sabbatsviering tam elijk w el overeenkom en. De Schrift leert d at Christus ond er d e w et is gegaan, op d at H ij zou vrijkoop en hen, d ie ond er d e w et w aren, Gal. 4:4, 5. H ij heeft d oor Zijn sterven het hand schrift d er w et u itgew ischt, Col. 2:16,17. Beroemd e u itleggers als Beza, Van Til, Gom aru s, Grotiu s en Van And el m ogen hier al aan d e ceremoniëele w et ged acht w illen hebben, ik meen in een vorig hoofd stu k genoegzam e grond en te hebben bijgebracht voor d e stelling, d at aan d e gansche w et ged acht moet w ord en, gelijk ook Prof. Biesterveld in zijne voortreffelijke comm entaar d it d oet. H et navolgensw aard ig voorbeeld d es H eeren schijnt voor d eze lied en ook niets te zeggen. Volgens Joh. 5:1-15 gaf Christu s op d en Sabbat bevel aan d en kranke om zijn bed d eke te d ragen. H ad H ij Zich echter strikt aan d en letter d er w et gehou d en, d an had H ij d it niet ku nnen of m ogen d oen, Jer. 17:21. Wie toch in Israël eenig w erk op d en Sabbat d eed , moest zond er ontferming ged ood w ord en, Ex. 35:2. Israël mocht niet koken of bakken op d en Sabbat, Ex. 16:23, 26; geen vu u r aansteken, 35:2, en zich zelfs niet u it zijne woonp laats begeven. Willen d e Sabbatvierd ers naar Jood sche w ijze d en Sabbat hou d en, d an d ienen ze zich aan al d eze Mozaische voorschriften stip telijk te houd en. Christu s d eed d it echter niet, w ijl H ij d e Wetgever en d e Wetvervu ller w as en d ew ijl eene N ieu w e Bed eeling, d ie d er genad e, w as aangebroken. H ij liep op d en Sabbat d oor het gezaaid e, p lu kte d e aren en w reef ze, w at voor d e Jod en gelijk stond m et d orschen. Wie oversp el bed reef in Israël m oest gesteenigd w ord en, Lev. 20:10; Deu t. 22:22, d och H ij, Die als d e Vlekkelooze het kw aad u it Israël kon u itroeien, d eed het niet, maar sp rak d e oversp elige vrou w vrij, Joh. 8:111. H ij roeid e het kw aad niet u it d oor d e w et, m aar d oor d e genad e, 65
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d oor het kw aad op Zich te lad en en d oor Zich tot zond e en tot een vloek te laten maken. Straks blijft H ij op d en Jood schen Sabbat in het graf liggen als om d aarm ed e te zeggen, d at H ij d en Sabbat begraaft voor Zijne Gem eente, d ie met H em begraven w erd en op stond u it d e d ood en. H ij verrees op d en eersten d ag als Verw innaar van d ood en graf, van Satan, zond e en hel, en verscheen herhaald elijk op d ien d ag aan Zijne jongeren en op d ien d ag heeft H ij Zijn Geest u itgestort m et teekenen en w ond eren. Doch d eze groote w erken en d oorlu chtige voorbeeld en schijnen voor d eze lied en van nu l en geenerlei w aard e te zijn. In d e vierd e p laats miskent m en d en heerlijken staat d er geloovigen. De geloovigen zijn niet m eer in d en eersten Ad am, m aar in d en tw eed en, Christu s. Zij zijn met Christus ied er w et gestorven en nu zijn ze één lichaam m et H em gew ord en. H eeft nu d e w et van H em nog een tittel te eischen? N een. Welnu , d an ook niet van hen, d ie in H em begrep en zijn. Zij zijn toch w ezenlijk, zij het d an ook op m ystieke w ijze, eene p lante met H em gew ord en. H ij is d e Wijnstok, zij d e ranken; H ij het H oofd , zij d e led en, vleesch van Zijn vleesch en been van Zijn been. Zij zijn m et H em gekru isigd , gestorven, begraven, op gew ekt en in d en hem el gezet. H u n bu rgerschap is in d e hemelen, niet in Kanaän, ond er d e w et van Mozes. Deze w aarhed en, zoo heerlijk en troostrijk, w ord en schand elijk d oor d eze lied en m iskend . Als men hond erd tractaten van hen leest, d an zijn er stellig een negentig, d ie over d e Sabbatsvierin g hand elen. Men hoort van hen zeld en of nooit het vroolijk geju ich der rechtvaard igen, m aar altoos w eer het d of en onheilsp ellend gerom mel van H oreb. En eind elijk m iskennen d eze lied en het nad ru kkelijk Woord d es H eeren ten op zichte van d e verhou d ing der N ieu w Testam entisch geloovigen tot d e w et. Israël w erd meerm alen bestraft, d och van welke zond en d e Gem eenten ook bestraft w ord en, w e lezen in geen enkel geval d at zij bestraft w erd en, om d at ze d en Jood schen Sabbat niet hield en. Wel vind en w ij voorbeeld en van het tegend eel, Gal. 4:10 ; Col. 2:16. Laten zij ons op hu n stand pu nt eens eene ongew rongene verklaring geven van d e volgend e Schriftu u rp laatsen: Joh. 1:17; 8:1-11; Rom . 6:14, 15; 7:1-6; Col. 2:14; Gal. 2:19; 3 en 4. De verborgenheid van Israëls ged eeltelijke en tijd elijke verhard ing en d e verborgenheid d er Gem eente zijn hu n beid e ten eenenm ale onbekend en d at terw ijl d e 66
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ap ostel zegt: ,N ZLO QLHW EURHGHUV GDW X GH]H YHUERUJHQKHLG RQEHNHQG]LM Rom. 11:25. Zij schijnen ook niet te zien of te w illen zien, d at, hoew el d e geestelijke, eeu w ige w ortel d er w et in het Nieu w e Testament telkens w eer in d e Ap ostolische vermaningen teru gkeert, er nochtans aldaar geen zw eem van een Sabbatsgebod te vind en is. Ten eind e d it te d oen zien, neem ik hier het volgend e over u it het voorm eld e boekske van J. d e H eer als hij schrijft: "Laten d e Sabbatvierd ers, d ie zich in d eze op het N . T. beroep en, nu d e volgend e onvolled ige op gave van d e op som ming d er 9 gebod en in het N. T. eens nagaan. le gebod : Mark. 12:30; Gal. 3:20; 1 Tim. 2:5; 1 Cor. 8:4; Ef. 4:3-6; 1 Thess. 1:10. H et geheele N. T. getu igt, d at er maar één God is. 2e gebod : 1 Cor. 8:4; 1 Cor. 10:7; 1 Cor. 10:20; H and . 15:20; 1 Thess. 1:9; 1 Joh. 5:21; Op enb. 9:20. H et geheele N . T. w aarschu w t ons tegen het d ienen d er afgod en. 3e gebod : Matth. 6:9; Joh. 12:28; 1 Joh. 5:13; Matth. 28:19; Matth. 5:34. H et geheele N. T. legt nad ru k op d e verheerlijking van God s naam . ----------------------------------5e gebod : Ef. 6:2; Col. 3:20. H et N. T. verm aant tot d e gehoorzaam heid d er kind eren aan d e ou d ers. 6e gebod : Matth. 5:22; Matth. 26:52; 1 Joh. 3:15; Op enb. 22:15. H et N. T. verscherpt het verbod van d ood slaan. 7e gebod : Matth. 5:28, 32; H and . 15:20; 1 Cor. 5:1,13; 1 Cor. 6:10; H ebr. 13:4; Gal. 5:19. H et N. T. veroord eelt ten sterkste hoererij en oversp el. 8e gebod : Ef. 4:28; Rom . 13:9. H et N. T. veroord eelt het stelen als een overtred ing d er liefd e. 9e gebod : Rom . 13:9; Ef. 4:31; 1 Cor. 13:5; 1 Petr. 2:1. H et N . T. verscherp t het gebod van valsch getu igenis sp reken. 10e gebod : Lu k. 12:15; Rom . 13:9; Ef. 5:3; Ef. 5:5; Col. 3:5. H et N. T. veroord eelt het begeeren, als zond e. Wij vind en alle gebod en teru g, d och het geheele N ieu w e Testam ent zw ijgt van een gebod tot het hou d en van d en Sabbat voor d e Gem eente."
67
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
68
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.9,,, '(:(79$1&+5,6786 Wanneer men d e geloovigen aantoont d at zij niet ond er d e w et van Mozes zijn, d an zien zij u niet zeld en m et groote verbazing aan en vragen: "Zijn d e geloovigen d an in geen enkel op zicht ond er eenige w et?" Daarom is het zeker niet overbod ig om d e geloovigen er aan te herinneren, d at zij ond er d e w et niet van Mozes, m aar van Christu s zijn. De ZHW van Christu s! Gal. 6:2. H et lijd t geen tw ijfel of d e Ap ostel gebru ikt m et op zet d it w oord m et het oog op d e w etd rijvers. Wij w eten d at zij hem soms beschu ld igd en van tegen d e w et van Mozes te zijn. H et w as zijn lot om gesmaad te w ord en om d er w aarheid w il. De w aarheid d er Schrift m oest zich altoos al strijd end eene p laats veroveren. H et is zoo w aar, d at het Evangelie niet naar d en mensch is. En ook zelfs geloovige m enschen ku nnen somm ige w aarhed en, d ie niet met hunne inzichten en m eeningen strooken, som s zeer vijand ig gezind zijn. Als vele geloovigen zich eerlijk w ild en u itsp reken, d an zou d en ze u toestemm en, d at zij som s gaarne het Woord iets and ers had d en; w at m eer in overeenstem m ing m et hu n geliefkoosd e beschou w ingen of hunne ou d e schrijvers. Doch gelu kkig stoort het Woord zich d aaraan niet het m inst, m aar hou d t altoos koers en gaat recht d oor zee, als het ons d e raad slagen d es H eeren verkond igt. De Schrift geeft zoo w el leerstellingen voor het leven als voor het geloof. Zij legt niet m ind er nad ru k op een rein leven d an op d e zu ivere leer. Dit kom t vooral u it in d e p raktische ged eelten van d e Zend brieven. Zoo geeft d e Ap ostel in d e tw ee laatste hoofd stu kken van d ezen bij u itnem end heid zoo leerstelligen Galaterbrief ook w ed er tal van p raktische w enken en vermaningen. H eeft hij in d e hoofd stu kken d rie en vier met klem gehand haafd , d at niemand gerechtvaard igd w ord t d oor d e w erken d er w et, hij toont vervolgens aan. d at m en ook niet zalig w ord t zond er d e goed e w erken. Wij w ord en zalig niet d oor het geloof en d e w erken, maar d oor het geloof met d e w erken, een geloof, d at vru chten van d ankbaarheid voortbrengt en d oor d e liefd e w erkzaam is.
69
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Met GH ZHW YDQ &KULVWXV bed oelt d e Ap ostel d e w et d er liefd e als aangegeven in Joh. 13:34, 35. Deze w et is eene volkom ene tegenstelling van d e w et van Mozes. Allereerst is er groot verschil in d en tijd w aarop beid er w et w erd gegeven. Mozes gaf zijne w et ru im 2000 jaren na d e schepp ing, Christu s ru im 4000 jaren. H ij gaf Zijne liefd ew et nad at ons d e verzekering gegeven is, d at H ij d e Zijnen liefgehad heeft tot d en eind e, Joh. 13:1, en nad at H ij in volkom ene zelfverloochening d e slavend ienst d er liefd e verricht had in d e voetw assching Zijner jongeren; en voorts nad at H ij d en liefd em aaltijd , het H eilig Avond m aal, had ingesteld. N a al d it liefd ebew ijs d an gaf H ij voor Zijne jongeren d e w et d er liefd e met het d oel d at d eze d e regel en vaste norm voor al hunne hand elingen w ezen zou. N iet alleen d e tijd , maar ook d e ZLM]H w aarop d eze w et gegeven w erd , verschild e hemelsbreed van d e w ijze, w aarop d e w et op H oreb w erd gegeven. Daar w as er d ond er en bliksem, d och hier slechts het ru ischen eener zachte stilte. Daar d e m id d elaar d es Ou d en, hier d ie d es N ieu w en verbond s; daar vele heilige engelen, hier een d u ivel, d ie in het hart van Ju d as gevaren w as. Deze w et van Christus w ord t nieu w , fonkelnieu w , geheeten. N och in d en d ekaloog, noch eld ers w as d eze w et te vind en. Deze w et w as echter niet alleen m et het oog op haren tijd en hare w ijze van op enbaring nieu w , doch inzond erheid met het oog op haren m erkw aard igen LQKRXG H are inhou d toch w as niet eene gew one naastenliefd e, d och eene liefd e, JHOLMN ,N X OLHIJHKDG KHE Zijne eind elooze zond aarsliefd e, d ie hooger is d an d e bergen en d iep er d an d e zeeën, is tegelijk d e grond en d e m aatstaf van onze liefd e. Om d u s te w eten, hoe w e ons naar d e w et van Christu s hebben te ged ragen, hebben w e alleen maar te vragen hoe Christu s ons heeft liefgehad . En d an mag het antw oord niet and ers lu id en, d an d at H ij ons heeft liefgehad m et eene w eergalooze liefd e, eene liefd e, d ie geheel en al van een kant kw am , eene liefd e niet bloot tot een vijand , maar eene liefd e, d ie zich in d en d ood gaf voor d ood - en d oem schu ld ige vijand en, eene liefd e, d ie zich tot een vloek liet m aken voor d e haters God s. Ach, m ijn p en verm ag d ie liefd e niet af te malen! Wij zien, gelooven en ervaren d eze u itnemend e liefd e, d och zij gaat d e kennis te boven. Eerst al d e heiligen tezam en zu llen in d ien volm aakten d ag m et elkand er d e afm etingen d ezer liefd e ten volle begrijp en. Deze liefd e nu zij het richtsnoer van ons leven! 70
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Zij d ie naar d e w et van Mozes leven of w illen leven zijn veelal hard , m eed oogenloos en stroef. Daar krijgt m en iets van d e hard heid en onbarm hartigheid d er w et. Doch ook hier is d e w et van Christu s eene volkom ene tegenstelling. Daar gaan m en, volgens Gal. 6:1, d e gevallenen terecht brengen. En w el op teed ere, liefd erijke w ijze in d en geest d er lankm oed igheid . Daar gaat m en elkand er geen last op leggen, is m en niet lastig, m aar d raagt m en elkand ers lasten en verd raagt men elkand ers lastighed en. O, er is soms ond er d e belijd end e menschen zooveel hoogheid en zooveel heim elijk Farizeism e. Wat kan m en hard en verachtelijk hand elen ten op zichte van d en broed er of zu ster, d ie kw am te vallen. Dit is tegen d e w et van Christus en d us zeer onchristelijk. Christus’ w et is ook d e w et d es Geestes, Rom . 8:2. Wie d oor d en Geest geleid w ord t is niet ond er d e w et, Gal. 5:18. De w et van Mozes is niet tegen d e zood anigen, d ie d e vru chten d es Geestes hebben, vs. 23. Geliefd e lezers, w ie gij ook m oogt zijn, gaat niet van Christus teru g tot Mozes, gelijk d e Galaten en d e H ebreën. Dit w ord t d oor d en Ap ostel beschou w d als schrikkelijke achteruitgang en een overloop en tot een and er Evangelie, hetw elk geen Evangelie, geene blijd e tijd ing is. Laat u leid en d oor Christu s'w et en Geest. Bed roeft d en H eiligen Geest God s niet, d oor Welken gij verzegeld tot d en d ag u w er verlossing. De H eere is kennelijk nabij. Alle bitterheid, toorn, gram schap , geroep en lastering zij van u gew eerd , met alle boosheid . Weest jegens elkand er goed ertieren, bannhartig, vergevend e elkand er, JHOLMNHUZLMV RRN*RG LQ &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW En w and elt in d e liefd e, JHOLMNHUZLMV RRN &KULVWXV RQV OLHIJHKDG KHHIW en Zichzelve voor ons heeft overgegeven tot eene offerand e en slachtoffer God s, tot een w elriekend en reu k, Ef. 5:2. *HOLMN &KULVWXV X YHUJHYHQ KHHIW GRHW RRNJLMDO]RR En boven d it alles d oet aan d e liefd e, d ew elke is d e band d er volm aaktheid . H et w oord van Christu s w one rijkelijk in u ," Col. 3:13, 14, 16. "En al wat gij d oet, d oet d at van harte als d en H eere, w etend e, d at gij van d en H eere zu lt ontvangen d e vergeld ing d er erfenis, w ant gij d ient d en H eere Jezus Christus," Col. 3:23, 24. $OOHHQOLMN ZDQGHOW ZDDUGLJOLMN KHW (YDQJHOLH YDQ &KULVWXV - Zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan om nog tientallen van teksten aan te geven, w aaru it ten d u id elijkste blijkt, d at niet d e w et van Mozes, maar Christu s en Zijn Woord en Geest het DOOHHQJHOGLJHULFKWVQRHUYDQGHQ 71
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ZDQGHO GHU 1LHXZ 7HVWDPHQWLVFKH YURPHQ LV Ind ien d e Gem eente onzer d agen d it recht kw am te verstaan en te beleven, d an zou d e hel treu ren, d e hemel ju ichen en d e inw oners d er aard e zou d en zich verw ond eren. Want d oor d e w et van Christu s te ond erhou d en, kom t ook d e w et van Mozes tot haar recht. Alzoo w ord t zij bevestigd , Rom . 3:31, en ten volle vervu ld en is ju ist alle gevaar van w etteloosheid bij d en w ortel afgesned en. Bij d eze nieu w e gehoorzaam heid aan d eze nieu w e w et in d eze nieu we bed eeling d er genad e w ord t ju ist Mozes gehoorzaam d , w ant hij roep t ons im m ers u it d e w olk d er getu igen toe: "Ziet op Jezus, d en oversten Leid sman en voleind er d es geloofs," Hebr. 12:1,2. Wij zien Mozes, d en w etgever, m et Elia, d en w etijveraar, op d en berg d er verheerlijkin g. En w at d oen zij d aar? Zij sp reken met J ezu s. Waarover hebben zij gesp roken? Zeker over d e heerlijkheid en d e rechtvaard ige eischen d er Mozaische w et. Neen. Sp reken zij d an soms over d en lu ister d es hem els d aarboven? N een, zij sp reken m et Jezu s over Zijn u itgang, Zijn lijd en en sterven. Zij vind en Zijn d ood het mid d elp unt en zw aartep u nt d er verlossing en d aarin is kennelijk hu n lu st. Zij zagen d us niet op d e w et, d och op H em , Die het eind e d er w et genaam d w ord t. Volgen w ij d an hun voorbeeld . Om trent d e w et van Christu s is er nog een m erkw aard ige p laats in 1 Cor. 9:21. Pau lu s sp reekt d aar in zeer w einige w oord en over zijne rechte verhou d ing tot d e w et. H ij heeft d aar gezegd , d at hij zich allen tot slaaf gem aakt heeft m et het bep aald e d oel op d at hij er m eer zielen voor Christus m ocht w innen. In d ien w eg is hij d en H eid enen, d ie zond er d e w et zijn, gew ord en als zond er d e w et zijnd e. Om nu echter d e ged achte te voorkom en, d at hij bij d e H eid enen op een w ettelooze en tu chtelooze w ijze leefd e, geeft hij kortelijks zijne verhou d ing tot d e w et aan, als hij zegt, d at hij in betrekking tot God niet DQRPRV, w etteloos is. Doch d it is bloot negatief, vand aar d at hij in d e volgend e zinsned e zegt: HQQRPRV &KULVWL, d . i. w etp lichtig aan Christu s, gehoorzaam aan d e wet van Cliristu s, of eigenlijk nog sterker, LQ GH ZHWYDQ &KULVWXV H ij stelt zich hier d us voor als ond er cu rateele van Christu s en niet ond er d ie van Mozes. In H and . 19:39 w ord t d itzelfd e w oord HQQRPRV gebru ikt en vertaald d oor ZHWWHOLMNH vergad ering." De Ap ostel beschou wt zich d erhalve als vrij van d e w et van Mozes eenerzijd s, en and erzijd s als w etp lichtig aan d e w et van Christus, 72
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
zood at al w ord t hij d engenen, d ie zond er d e w et zijn, ook als zond er d e w et zijnd e, hij nochtans niet w etteloos is ten op zichte van God en Christu s. Deze verhou d ing, hier zoo ju ist en heerlijk bep aald , is d e verhou d ing van elk geloovige tot d e w et. En een ied er d ie nu van d e w et van Christu s tot d ie van Mozes teru g w il gaan, zond igt zoow el tegen d e w et van Mozes als tegen Christu s, d oor d e w et niet w ettelijk te gebru iken, maar haar te m isbru iken en d oor eveneens Christu s’ nieu w e w et te m iskennen. Laat ons d an evenals Pau lus ZHWWHOLMN zijn, maar nim m er ZHWWLVFK De sm eltend e liefd e van Christu s is w ettelijk, nim m er w etteloos of w ettisch. H et is voorzeker een op m erkelijk en tevens zeer d roevig verschijnsel in het kerkelijk. leven onzer d agen, d at er eenerzijd s ]RRYHHO YDQ GH ZHW YDQ 0R]HV JHPDDNW ZRUGW HQ DQGHU]LMGV ]RR ZHLQLJ YDQ GH ZHW YDQ &KULVWXV H et heeft d en schijn w el alsof d e verblind ing zoo groot is gew ord en, d at men het ond erscheid tu sschen schadu w en w ezen, belofte en vervu lling niet m eer ond erscheidt. Men schijnt het lagere stand p unt van Mozes veel aantrekkelijker te vind en d an het eind eloos hoogere van Christu s. Van Israëls p rofetie w il m en w einig of niets w eten, d och met Israëls w et d w eep t m en, althans men leest en zingt en verklaart haar jaar in jaar u it. Doch d e gevolgen hiervan blijven niet u it. Een kou d en harteloos Christend om , d at zich beijvert om schatten te vergad eren op aard e en intusschen het lijd elijk aanziet d at m illioenen w egsterven zond er d en Christu s is er het vreeselijk gevolg van. Ik sp rak d aar p as van verblind ing en d it schijnt zeer sterk te zijn gesp roken in toep assing op het Christend om , d och het is niet te sterk ten op zichte van het Mozaisch Christend om onzer d agen. H et ond erscheid , of beter, d e tegenstelling tusschen d e w et en genad e is im mers zoo klaar als d e zon voor een ied er d ie hier zien w il. In d e taal van Prof. Van Oosterzee gesp roken, ku nnen w e im mers zeggen: "H ier staat d e heiligheid , d aar d e liefd e God s op d en voorgrond ; hier sp reekt d e H eere voornam elijk in storm w ind , aard beving en vuu r, d aar kom t H ij in het su izen eener lieflijke stilte. H ier w ord t kennis van zond en gew ekt; d aar vergeving van zond en geschonken. H ier is d e geest d er d ienstbaarheid w ed erom tot vreeze; d aar d e geest d er aannem ing tot kind eren heerschend e. H ier is d e hoop d es eeu w igen levens voor d e meesten verborgen en voor d e besten w el vast, m aar niet held er; d aar 73
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
is leven en onverd erfelijkheid voor aller oog in het verrassend ste d aglicht gep laatst. H ier w ord t d e m id d elm u u r d es afscheid seis op getrokken; d aar ter ned er gew orp en." Of w ilt gij m et nog and ere w oord en gew ezen hebben op d e tegenstelling van d e w et van Mozes en d e w et van Christu s, zoo laat d an d e w elsp rekend e red enaar en d ichter Ten Kate het u zeggen, als hij d ie tegenstelling ald us aangeeft in zijne lezing over het Cred o in d e Psalmen: "H ier heerscht d e Wet, d aar het Evangelie. De Wet, d ie van d en mensch liefd e vord ert; het Evangelie, d at d en m ensch liefd e geeft. De Wet, d ie leert w at d e mensch voor God m oet d oen; het Evangelie, d at leert w at God voor d en m ensch ged aan heeft. De Wet, d ie d en m ensch offers vraagt; het Evangelie, d at d en mensch gaven brengt. De Wet, d ie eischt; het Evangelie, d at schenkt. De Wet, d ie beveelt; het Evangelie, d at belooft. De Wet, d ie ons van zond e beschu ld igt; het Evangelie, d at ons van zond e vrij sp reekt. De Wet, d ie d en zond aar d e zaligheid ontzegt; het Evangelie, d at hem d e zaligheid toezegt. De Wet, d ie ons aanklaagt en verw erp t; het Evangelie, d at ons rechtvaard igt en aanneem t. De Wet, d ie ons vervloekt; het Evangelie, d at haren vloek in eeu w igen zegen verand ert." Een en and er is even ju ist als w aar aangegeven, m aar zoo zal m en tevens m oeten toestemm en, d at het niets m ind er d an een ramp voor het geestelijk leven m oet zijn, ind ien m en teru ggaat van Christu s tot Mozes.
74
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.,; '(35(',.,1*'(5:(7 Zal d e w et nog scherp elijk voor d e geloovigen gep red ikt w ord en? Zietd aar een zeer belangrijke vraag, w aarop m et d e Schrift nog het antw oord aan d e lezers d ient gegeven te w ord en. De term w etp red iking is een vage term gew ord en en w ord t thans meerm alen gebru ikt om eene strenge p red iking in het algem een of nad er eene p red iking van d e helsche verd oem enis en eeu w ige straf aan te du id en en in d ezen zin genom en d ient er natu u rlijk altoos w etp red iking te zijn. Doch d e w et d ient voor d e geloovigen niet te w ord en gep red ikt als een tuchtm eester tot Christu s. Ds. G. Doekes zegt in zijn w erkje over d e Antinom ianen: "Ook voor d e geloovigen is het een voortd u rend e behoefte, d oor d e Wet als tu chtmeester altoos w eer naar Christu s te w ord en u itged reven." Dit strijd t lijnrecht tegen het w oord d es Ap ostels in Gal. 3:24, 25: "Zoo d an, d e w et is onze tu chtmeester JHZHHVW tot Christu s, op d at w ij u it het geloof zou d en gerechtvaard igd w ord en. Maar als het geloof gekom en is, ]RR]LMQZLMQLHWZHHURQGHU GHQWXFKWPHHVWHU De tuchtm eester heeft in d e bed eeling d er w et voor Israël zijn taak volbracht. De w et kon zelf geene leerm eester zijn, w as alleen m aar, gelijk het H ebreeu w sche w oord voor d e w et, thora, het u itd ru kt, een w egw ijzer naar d en eisch d er heiligheid God s. Doch d e zaligmakend e genad e God s ond erw ijst ons nu inzake het verled en, het hed en en d e toekom st, Tit. 2:11-14. Zelfs schreef Dr. A. Ku yp er Sr. in zijn w erk over d en Eered ienst: "Is d e schare in het kerkgebou w niet een groep hoord ers, m aar eene vergad ering d er geloovigen, d an kan d e w et niet ond er hen optred en als d e tu chtmeester tot Christu s. Dit is w el hare roep ing bij eene Evangelisatie of Missie, m aar niet in een vergad ering van m annen en vrou w en, d ie ju ist d aarom sam enkom en, om d at zij belijd en WRW&KULVWXVJHNRPHQWH]LMQ De w et moet ook niet gep red ikt als een zw eep voor het vleesch d er heiligen, gelijk Calvijn w ild e en d ie zich hierover ald u s u itliet: "Voor d at vleesch is d e w et een geesel, d oor w elken het, gelijk een botte en trage ezel, tot het w erk w ord t voortgezw eep t." H ierop kan
75
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
geantw oord d it tw eeerlei: 1e. N ergens leert d e H eere in Zijn Woord , d at H ij vooru itgang of verbetering van het vleesch begeert. In het vleesch w oont ten eeuw igen d age geen goed . H et ond erw erp t zich d er w et God s niet en het kan d it ook niet. H et is vijand schap tegen God en d aarom w il God het ged ood hebben, Rom . 13:14; Col. 4:5; Ef. 4:22. Meer nog, d oor Christu s heeft H ij het rechtens reed s ged ood , Rom . 6:6, en nu roep t H ij d e geloovigen toe: "H ou d t het d aarvoor, d at gij w el d er zond e d ood zijt, maar God e levend e zijt in Christu s Jezu s, onzen H eere." 2e. Gesteld echter d at God het vleesch w ild e verbeteren en heiligen, d an zou H ij d aartoe in geen geval d e w et gebru iken. Want d e w et w as d oor het vleesch ju ist krachteloos om te rechtvaard igen en te heiligen en is alzoo voor het vleesch eene bed iening d es d ood s en d er verd oem enis gew ord en. En eind elijk w ord e d e w et ook niet gep red ikt als d e regel d es levens voor d e geloovigen. H et is niet w aar w at Ds. Doekes schrijft: "In d e w et vind en zij het antw oord op d e vraag, w at d e H eere w il, d at zij d oen zu llen." De w et is im m ers bijna u itslu itend negatief van aard en zegt ons w at w ij niet d oen m oeten. Men komt hier niet klaar d oor te zeggen, d at elk verbod een gebod inslu it, want d it is geene w et, maar u itlegging en toep assing d er w et. Ds. Doekes zal ons toestem men, d at zijn ged rag als christen inzond erheid d oor Christus en d ienst Geest bep aald m oet w ord en. Welnu zegt d e w et hem d an hoe hij zich jegens Zijn H eiland heeft te ged ragen? H oe hij heeft te w and elen in d en Geest? H oe hij kan ru sten in Christu s’ verzoenend lijd en en sterven? En, om m aar niet m eer te noem en, hoe hij God s Zoon u it d e hem elen kan verw achten en met om gord e lend enen en brand end e lam p en op zijn H eere kan w achten? En zoo hij d it alles met ons aanneemt op grond van het N ieu we Testament, d ient hij d an niet toe te stemm en, d at d eze heerlijke w aarhed en du izend m aal hooger staan d an het: JLM ]XOW QLHW" Waarom d an van Christus teru ggegaan tot Mozes? Maar, zoo zal m en zeggen: Is d e w et d an niet volm aakt? Welzeker, d och zij is volm aakt om te verd oem en, gelijk het Evangelie d at is om te behou d en. De w et eischt GRHQ of GRHP Zij heeft geene voorziening voor eene onvolm aakte gehoorzaamheid , hoe goed d ie ook bed oeld mag zijn, en zij kent geene barm hartigheid , Hebr. 10:28. De w et d ient gep red ikt te w ord en QDDUGHZDDUKHLGGHU6FKULIW En w ord t zij ald us gep red ikt, d an zal allereerst w ord en aangetoond, 76
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d at d e w et nooit aan d e Gemeente, maar aan Israël is gegeven en d at alleen d e algem een verbreid e d w aling, d at de Gemeente Israël is, kan staand e hou d en, d at d e w et ook aan d e Gem eente is gegeven. Deze tw ee zijn echter in oorsp rong, aard , roep ing en toekom st ten zeerste ond erscheid en, zooals d e beste Bijbelkenners onzer d agen d it volm ond ig toestem men. N a al het voorgaand e m ag het hier overbod ig w ord en geacht om Schriftbew ijs aan te voeren, d at d e w et aan Israël en niet aan d e Gemeente is gegeven. Bovend ien is d e Schrift vol van bew ijzen voor het eerste d eel d ezer stelling, terw ijl er d aarentegen geen enkele tekst in d en Bijbel is, d ie ons leert d at aan d e Gemeente een w et is gegeven. Wel w ord t nad ru kkelijk gezegd : "Gij zijt niet ond er d e w et, maar ond er d e genad e," Rom . 6:14. Voor een ied er d ie kind erlijk d e Schrift gelooft is d it eene w oord genoeg. De genad e eischt en d ringt en vloekt niet als d e w et, m aar zij geeft ons al w at d e w et eischte en nim m er geven kon: "De genad egifte God s is het eeu w ige leven, d oor Jezu s Christu s, onzen H eere." De gelijkenis van d e vrou w en hare tw ee hu w elijken als beschreven in Rom. 7:1-6 laat aan d u id elijkheid niets te w enschen over voor het eenvou d ig en kind erlijk geloof. Gelijk d e d ood een eind e maakt aan d en hu w elijksband, zood at d e levend e p artij vrij is om w ed er te hu w en, alzoo is het met d e Gem eente gesteld. De mensch w as vroeger gehu w d m et d e w et van Mozes. Israël w as w ettelijk aan d e w et verbond en. En vanw ege Israëls zond en w as het geen gelu kkig hu w elijk, m aar een zw aar en ond ragelijk ju k. Doch zie, d e d ood maakte een eind aan d it ongelu kkig hu w elijk. De w et stierf niet. In d e illustratie of gelijkenis is het d e man, d ie sterft, d och Pau lus voorkom t in d e toep assing d e ged achte, d at d e w et gestorven zou zijn. H et w as d an ook van d en bekend en Dr. Kohlbru gge u iterst onvoorzichtig u itged ru kt, toen hij in zijn beroem d e, of beru chte, p reek zich liet ontvallen, d at d e w et een lijk gew ord en w as. Gevolg d aarvan is gew ord en d at Da Costa, Ds. L. Wagenaar, Ds. Doekes en Dr. J. Van Lonkhu izen hem van Antinom ianism e verd acht hebben, ofschoon hij d it volstrekt niet w as. N een, niet d e w et stierf, maar d e geloovige stierf m et Christus aan d e w et en is nu een nieu w hu w elijk m et d en op gew ekten Christu s aangegaan. Men leze en bep einze d e verzen 4 en 6. Gelijk een gehu w d e m an en vrou w één lichaam zijn en elkanders vleesch en been, alzoo zijn d e geloovigen nu led en Zijns lichaams, van Zijn vleesch en van Zijne beenen, Ef. 5:30. 77
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
In betrekking tot Israël d ient er op gew ezen, d at d e w et Israël nim m er heeft kunnen verlossen of heiligen. Vand aar d at in verband met d e w etgeving in Ex. 20 en d e ged enksteenen d er w et in Deut. 27:18 onm id d ellijk op het altaar w erd gew ezen, d at sp rak van offerand e en verzoening, als om Israël er aan te herinneren, d at d e behou d enis niet u it d e w et, m aar u it het beloofd e offer en d e bloed storting zou voortsp ru iten. Er d ient te w ord en gep red ikt, d oor een ied er d ie het Woord d er w aarheid recht w il snijd en, d at d e w et haar eigen tijd sbed eeling heeft, d ie m et Mozes begon en met Christu s eind igd e, Rom . 10:4. Dat er m et d e kom st van Christus en het scheu ren d es voorhangsels eene groote verand ering in God s hand elw ijze m et den zond aar heeft p laats gegrep en, w ord t in d en regel w el erkend , d och m aar w einig w ord t d e natuu r en d e grootte d ier verand ering beseft. De m eeste Protestanten meenen m et Rom e, d at d e komst van Christu s in het vleesch slechts d eze verand ering inzake d e w et tew eeg bracht, d at d e Mozaische w etgeving, voorheen het d eel van Israël, nu d e schat d er kerk gew ord en is. Wat d e kerk d an aanstaat kiest ze voor zich en al het and ere verklaart ze voor schadu w achtig en als alleen voor Israël geld end , d och m en laat d e w etsbed eeling evenw ijd ig naast d e bed eeling d er genad e voortloop en. Wil men al niet d oor d e w et gerechtvaard igd w ord en, m en w il d an toch d oor haar geheiligd w ord en. En van d e zoogenaam d e christelijke overhed en meend e men stellig, d at d eze d e Mozaische w etten moesten handhaven. Vand aar ook d at Calvijn, Beza, Danaeus, Junius, Amesiu s en Perkins en bijna alle ou d e Gereformeerd e en Pu riteinsche god geleerd en d e ketterd ood straf op grond van d e Mozaische w et verd ed igd hebben. Men w ees d an op p laatsen als Ex. 22:18; Deut. 13:6, 8 en 18:20. Dit w as consequ ent, zoo m en m eend e d at m en nog in Mozes'hu is zat. Mozes had een eigen hu is en hu ishou d ing, w aarin God Zijn w il aan Zijn volk d oor allerlei bep alingen en w ettelijke voorschriften bekend m aakte. De w et w as d oor Mozes gegeven, Joh. 1:17, en Mozes w as d e m id d elaar d ier w etsbed eeling, Gal. 3:19. Israël kon sp reken van een gelooven aan Mozes en van d iscip elen van Mozes, Joh. 5:46; 9:28. Voorts sp reekt d e Schrift van een verloochening van Mozes, H and . 7:35, en een afval van Mozes, H and . 21:21, en zelfs van een ged oop t zijn in Mozes, 1 Cor. 10:2. En w ie Mozes verw ierp en, zou d en ervaren, d at Mozes als hun 78
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
aanklager op trad , Joh. 5:45. Zoo ging het toe in Mozes’ hu ishou ding d er w et. Doch Christu s, d e Borg d es beteren verbond s, heeft ook een hu is, :LHQVKXLVZLM]LMQ H ebr. 3:6. Door d en H eere Jezu s Christus is Mozes' d ienst en hu ishou d ing beëind igd . Door Zijne gehoorzaam heid heeft H ij al d en eisch d er w et vold aan, terw ijl H ij stervend hare vervloeking op Zich heeft genomen, Gal. 3:13. En alzoo is H ij het eind e d er w et gew ord en, niet in d en zin van afschaffing, maar in d en zin van hare volkom ene vervu lling. H ij w as toch niet gekomen om haar te ontbind en maar te vervu llen en d it heeft H ij d oor Zijn lijd en en sterven ged aan. H et w as d us m ind er ju ist u itged ru kt als Melanchton schreef: "Men m oet inzien, d at d e Wet d er tien gebod en nu afgeschaft is." Op grond van Jes. 2:3 en Micha 4:2 ku nnen w e veilig aannemen, d at d e w et van Mozes in het vred erijk voor d e volken van kracht zal zijn. H et is inzond erheid van het hoogste belang, d at in d e p red iking sterke nad ru k w ord e gelegd op het w erk van Christus ten op zichte van d e w et, d at H ij m et d at eene offer van Zijn eigen d ierbaar bloed in eeu w igheid volm aakt heeft d egenen, d ie geheiligd w ord en, Hebr. 10:14, en d at H ij d aard oor niet alleen onze gerechtigheid m aar ook onze heiligheid gew ord en is. De voorstelling leeft toch m aar al te zeer in onze kringen, d at Christu s en niet d e w et onze gerechtigheid is, maar d at w ij nu m et behu lp van Christus en d e w et onze heiligheid voor God m oeten zien te verkrijgen. Dit doet echter tekort aan het volbrachte w erk van Christus, w ant Christus is evenzeer onze heiligheid als onze gerechtigheid . "Op d ezelfd e w ijze, als God in het N ieu w e Verbond voor Zijn volk d e gerechtigheid in Christu s heeft aangebracht, heeft hij hu n ook in d en Zoon Zijner liefd e d e heiligheid geschonken. Christu s is op d ezelfd e w ijze en in d enzelfd en zin onze heiligheid , als H ij onze w ijsheid, onze verlossing is." (Dr. H. Bavinck.) "De d ood van Christu s heeft nam elijk niet alleen rechtvaard igend e, maar ook heilig- en levend m akend e kracht, 2 Cor. 5:15, en het geloof, d at van d en echten stemp el is, neemt Christus niet alleen als gerechtigheid, maar ook als heiligheid aan; het een is zelfs zond er het and er niet m ogelijk. Want Christus is niet te d eelen en Zijne w eld ad en zijn van Zijn p ersoon onafscheid elijk. H ij is tegelijk onze w ijsheid , en onze gerechtigheid, onze heiligheid en verlossing, 1 Cor. 1:30. Zoo is H ij ons van God gew ord en en zoo w ord t H ij ons d oor God 79
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
geschonken. De heiligheid , w elke w ij d eelachtig m oeten w ord en, ligt d u s volkom en voor ons in Christu s gereed . Er zijn vele Christenen, d ie althans in d e p raktijk van het leven, d aar and ers over d enken. Zij erkennen, d at zij gerechtvaard igd zijn d oor d e gerechtigheid, w elke Christu s heeft tot stand gebracht, m aar zij hou d en het er voor of hand elen ernaar, alsof zij geheiligd m oesten w ord en d oor eene heiligheid , w elke zij zelven had d en u it te werken. Ind ien d it het geval w are, zou d en w ij, in strijd m et het ap ostolisch getu igenis, Rom . 6:14; Gal. 4:31; 5:1, 13, niet ond er d e genad e leven en in d e vrijheid staan, maar nog altijd ond er d e w et verkeeren. De evangelische heiligm aking is echter evenzeer van d e w ettische ond erscheid en, als d e gerechtigheid God s, in het Evangelie geop enbaard , niet in inhou d, maar in w ijze van m ed ed eeling, verschilt van d ie, w elke in d e w et w erd geeischt. Zij bestaat d aarin, d at God ons in Christu s, m et d e gerechtigheid, ook d e volkom ene heiligheid schenkt, en d eze ons innerlijk m ed ed eelt d oor d e w ed erbarend e en vernieu w end e w erking d es H eiligen Geestes. Ind ien d e gerechtigheid en d e heiligheid u it d e w et w aren, zou d en w ij ze beid e d oor het d oen van goed e w erken tot stand m oeten brengen. Maar in het Evangelie zijn zij een gave God s, in d en p ersoon van Christus ons geschonken, in H em is eene volheid van genad e en w aarheid , Joh. 1:17; van w ijsheid en kennis, Col. 2:3; van gerechtigheid en heiligheid , 1 Cor. 1:30; alle geestelijke zegeningen liggen in H em besloten, Ef. 1:3; d e volheid d er God heid w oont in H em licham elijk, Col. 2:9. Deze Christu s d eelt Zichzelven aan ons med e d oor d en H . Geest en vereenigt Zich zoo nau w en innig met ons, als d e w ijnstok m et d e rank, Joh. 15:2, als het hoofd m et het lichaam , Ef. 1:22, 23, als d e man met d e vrou w , Ef. 5:32, als H ij zelf als Mid d elaar vereenigd is m et d en Vad er, Joh. 14:20; 17:21-23. De geloovigen zijn met H em één geest, 1 Cor. 6:17, en één vleesch, Ef. 5:30, 31. Christus leeft in hen en zij leven in Christu s, Gal. 2:20. Christu s is alles in hen allen, Col. 3:11. Tegen d eze leer d er Schrift hebben velen bezw aar; zij achten haar eenzijd ig en voor het zed elijk leven gevaarlijk. Som s geven zij nog w el toe, d at bij d e rechtvaard igm aking d er w et is u itgesloten en het geloof alleen op treed t; maar als zij over d e heiligm aking hand elen, meenen zij, d at het geloof alleen ongenoegzaam is en d at d e w et m et hare gebod en en verbod en, met hare belooningen en straffen erbij m oet kom en, om m et vru cht tot een heiligen w and el en tot het d oen van 80
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
goed e w erken aan te sp oren" (Dr. H. Bavinck). Deze lange aanhalingen u it d e Magnalia Dei van. Dr. H . Bavinck toonen w el d at d e geleerd e op het stu k d er w et en d er heiligmaking volkom en Bijbelsch stond. Als hij nu toch nog als terloops neerschrijft: "Ofschoon het nu volkomen w aar is, d at d e w et voor d en Christen regel d es levens blijft," d an is d it eene concessie, d ie hij kennelijk niet alleen ongaarne d oet, maar ook nooit had moeten d oen, w ant hij toont in het vervolg zelf breed voerig en afd oend aan, d at het Evangelie d e vermaningen tot een heiligen w and el nooit ontleent "aan d e verschrikkingen d er w et, m aar aan d e hooge roep ing, w aartoe d e geloovigen in Christu s geroep en zijn," Joh. 15:5; Rom . 6:11; 7:4; 8:5; 13:12; 1 Cor. 6:15, 20; Gal. 2:19; 5:1, 6; Ef. 4:21; 5:2, 6, 8. "De aangehaald e w oord en zijn genoegzaam , om in het licht te stellen, d at zij alle aan het Evangelie, en niet aan d e w et, w ord en ontleend " (Dr. H. Bavinck) . Zoo is ons d an d u id elijk gew ord en d at d e w et noch als voorw aard e d er rechtvaard igm aking, noch als voorw aard e d er heiligmaking of d er d ankbaarheid mag w ord en gep red ikt. Schaam te bed ekt mijn aangezicht, d at ik voor een tiental jaren d e w et in laatstgenoem d en zin heb gep red ikt. H et is toch niet naar God s Woord , d aar d e verlosten d oor Christu s altoos w ed er op H em als op d e bron en het voorbeeld d er heiligmaking w ord en gew ezen. Op d e vraag d erhalve of d e w et gep red ikt zal w ord en, dient geantw oord : N iet als levensmid d el, tuchtmeester of levensregel, d och w el als een d eel van het onfeilbaar Woord d er w aarheid . N iet als bind end en eisch, m aar als w aarheid heeft d e Apostel haar ook gep red ikt. Men zie slechts 1 Cor. 9:9; 14:21, 34; Ef. 6:2; Tit. 2:9. Christu s Zelf, Zijn Woord en Zijn Geest zijn onze levensregels. In het nau w ste verband m et het voorgaand e is hier echter d e vraag aan d e ord e of d e w et ook gelezen zal w ord en in d e vergad eringen d er geloovigen. H et m ag som m igen haast als heiligschennis toeschijnen, d at iem and het d u rft bestaan om te gaan tornen aan een eeu wenou d e instelling, d ie bovend ien geslacht na geslacht d oor bekw am e en god zalige p red ikers als zeer voortreffelijk is aangep rezen. Doch hoe eerbied w aard ig d it alles ook mag schijnen, het beteekent alles niets, ind ien het niet op d e Schrift gegrond is. En nu is het m ijne vaste overtu iging, d at d eze gew oonte zich niet op d e Schrift
81
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kan beroep en en d at ze ten sterkste afgekeu rd moet w ord en op d e volgend e grond en: le. Deze gew oonte is nergens in d e Schrift voorgeschreven. Gaan w ij d e historie op d it p u nt na, d an vind en w ij d at d e Jod en vanou d s en nog hed en d e gew oonte hebben om d e w et in hu nne synagogen te lezen, d at Rom e d it reed s in d e vroegste eeu w en van d e Jod en heeft overgenomen en d at d e groote Ku yp er, in navolging van Calvijn, zegt van d e w et: "Dat ze in d en Eered ienst behoort te zijn op genomen, is bu iten kijf," terw ijl in navolging van hem, d e m eeste Professoren en Pred ikanten d e voorlezing d er w et ook bu iten kijf achten. 2e. H et voorlezen d er w et is gansch overbod ig, w ant van d en groote tot d en kleine kent m en d e w et d oor en d oor. N u kan het in geenerlei geval tot eere God s en tot stichting d er Gemeente zijn om telkens w ed er iets te verrichten, d at van u it een op voed ku nd ig oogp unt volstrekt geene beteekenis heeft en ten eenenm ale overbod ig genaam d m ag w ord en. H et kan toch niet ontkend w ord en, d at het een sleu r is, terw ijl d e H eere zegt in Zijn Woord , d at al w at u it het geloof niet is, zond e is. In het heilige zij evenw el geen sleu r! 3e. H et is af te keu ren, om d at het oneerbied ig is. Wij d ienen niet te vergeten, d at d e w et als stu k van God s Woord heilig is en heilig behand eld w il w ord en. Men d enke slechts aan d e w etgeving en d e om heining om d en berg. Mensch en d ier w erd met een p ijl d oorschoten, zoo m en aan d e schutting d orst te kom en. Wat ontw aren w ij nu bij het lezen der w et? Dit d at d e helft d er vergad ering er niet naar lu istert, m aar d at d e eene intusschen het raam u itziet en een and ere naar bu u rvrou w ’s hoed . Te verschoonen valt d it niet, d och te verklaren w el, d aar m en d e w et al d u izend maal eerd er gehoord heeft en haar w el van bu iten kent. Doch een w ettig gebru ik w ord t er op d ie w ijze van d e w et niet gem aakt. 4e. H et is ten eenenmale d oelloos. Want men stemt zelf toe, d at men d e w et niet voorleest als mid d el ter zaligheid , m aar als regel d er d ankbaarheid . Ind ien m en d u rft bew eren, dat d it in laatstgenoem d en zin nood zakelijk is, d an d ient men een schred e verd er te gaan en d e stelling aanvaard en: "Wij ond erhou d en u it d ankbaarheid d e w et d er zed en en w ie d it niet d oet kan niet zalig w ord en." Want d e w et p er se w eet enkel van d oen of d oem. En m en m eene volstrekt niet, d at het iets nieu ws is, w anneer m en stelt, d at men d e w et als regel d er 82
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d ankbaarheid w il ond erhou d en, w ant d it m oest Israël vier d u izend jaren geled en ook reed s d oen, getu ige d en aanhef d er w et: "Ik ben d e H eere u w God , Die u u it Egyp teland, u it het d iensthu is, u itgeleid heb." God w ees Israël op zijne groote nationale verlossing en op het heerlijk feit, d at H ij Israëls God w as. Israël behoefd e d u s d e w et niet te gebru iken als m id d el om Jehova tot zijn d eel te verkrijgen, w ant H ij zegt: "Ik ben d e H eere u w God ," zood at d it eene w oord op zichzelf aan Israël d en w enk gaf, d at H ij onmogelijk in d en w eg d er w etsond erhou d ing Israëls God kon w ord en. 5e. H et voorlezen d er w et heeft een heilloozen en schad elijken invloed . H et votu m : "Onze hu lp e is in d en naam d es H eeren," enz. w ijst d e geloovigen aan als d ezu lken, d ie aan d en strik d es vogelvangers zijn ontkom en en d ie d aarom roemen in d e hu lp e, in d e verlossing, d ie hun ten d eel gevallen is, zood at zij zich nu vrij en gelu kkig gevoelen als een ontsnap te vogel u it het vogelnet. Doch terstond d aarop w eerklinkt d an d e som bere w et. Ervaring leert ons, d at d it nood w end ig in een som bere stemming m oet brengen en zelfs bij vele zw akke geloovigen en jeu gd igen d en ind ru k vestigt, d at zij hun best m oeten d oen om d ie w et te ond erhoud en. Zoo zucht men d an: "Och of w ij Uw geboon volbrachten, gena, o hoogste Majesteit. Gun d oor ' t geloof in Christu s krachten, om d ie te d oen u it d ankbaarheid ." H et d iep gevoel van onmacht om zelf d e w et geheel te ond erhou d en leidt d an tot d e verm enging van w et en genad e, een streven, w aartegen d e Ap ostel in d en brief aan d e Galaten zoo ernstig heeft gew aarschu w d . Ind ien het toch vast staat, d at Christus Zelf in onze p laats d e w et volkom en heeft vervu ld tot onze gerechtigheid en heiligheid , d an is het imm ers tastbare zond e, om ook nog m aar een p oging tot w etsond erhou d ing aan te w end en. Ind ien Christu s op bovenstaand versje, d at d oor velen als onfeilbaar w ord t beschouw d , zou antw oord en, d an zou H ij ongetw ijfeld Zich ald us u itlaten: ,,O gij kleingeloovige, w aarom ru st gij niet in Mijn volm aakte offerand e, w ant Ik heb in u w e p laats d ie w et volkom en gehoorzaamd en haren vloek ten volle ged ragen. Laat af van d at ijd el, onvru chtbaar en Mijn offer onteerend p ogen, om ond er d en schoonen naam van d ankbaarheid, meer levend , geestelijk en heilig te w ord en. Die d ankbaarheid verlang Ik, d at gij in Mijn zoenoffer ten volle vertrou w t en voorts niet d e w et, maar Mijzelf tot u w m od el en regel d er d ankbaarheid aanneemt. 83
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Geloof toch, d at gij d er w et gestorven zijt, Rom . 7:4, 6, en niet m eer zijt ond er d e w et, maar ond er d e genad e, Rom. 6:14. En w at u w gebed om krachten betreft, d aar moet bij d ezen afw ijzend over beschikt w ord en. Ik geef geene krachten tot een zond ig streven." Op d eze en m eer p raktische grond en d an d ient het geregeld voorlezen d er w et ten sterkste te w ord en afgekeu rd . Tot geru ststelling van d eze en gene, die m ocht m eenen, d at het voorlezen d er w et Gereform eerd is en het nalaten d aarvan ongereform eerd , zij nog op gem erkt, d at vele Gereformeerd e kerken in N ed erland d e w et nim m er voorlezen.
84
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
+22)'678.; '(95((69225+(7$17,120,$1,60( De vrees voor het Chiliasme heeft in het verled en tot op d en hu id igen d ag grootend eels in het bew u stzijn d er geloovigen d e Schriftbeschou w ing d er laatste d ingen beheerscht; d e vrees voor Room sche loond ienst heeft ontw ikkeling van het heerlijk stu k van het genad eloon in d en w eg gestaan en zoo heeft d e vrees voor het Antinom ianism e kennelijk d e rechte op vatting van d e verhou d ing van w et en genad e tegengehou d en. Wanneer w ij een vlu chtige blik w erp en op d e geschied enis van d e beschou w ingen om trent d e w et, d an zal ons d it blijken, d at d e theologen veelal d e geloovigen m et d e rechterhand vrijmaakten van d e w et en m et d e linkerhand w ed er bond en aan d e w et. Lu ther sp reekt in zijne verklaring van d en Galatenbrief op Gal. 2:19 als volgt: "Pau lu s sp reekt hier niet over d e cerem oniëele w et, gelijk ik vroeger breed er heb aangetoond , m aar van d e geheele w et, hetzij ceremoniëel of moreel, d ie voor een christen ganschelijk heeft afged aan, w ant hij is er d ood voor. N iet d at d e w et is w eggenom en, neen, d ie blijft, leeft en heerscht nog in d e god d eloozen. Maar d e geloovige is d ood voor d e w et, gelijk hij ook d ood voor d e zond e, d en d u ivel, d ood en helle is, d ie nochtans ook blijven met al d e god d eloozen in hen. Als d an d e Pap isten meenen, d at d e cerem oniëele w et alleen afged aan heeft, zoo verstaat d at Pau lu s en elk christen d er w et gestorven is. Wij w illen Mozes noch zien noch hooren. Mozes is alleen aan het Jood sche volk gegeven en gaat ons H eid enen en Christenen niets aan. Mozes is d ood , zijne regeering hield op toen Christu s kw am ; hij d ient verd er voor ons niet. Ook d e tien gebod en gaan ons niet aan." H ij geeft in zijn beroem d e verklaring van Galaten d e volgend e d efinitie van een geloovige: "Dit is d an d e eigenlijke en ju iste om schrijving van een christen: hij is een kind d er genad e en d er vergeving d er zond e en is ond er geene w et, d och is verlost van d e w et, zond e, d ood en hel. En evenals Christu s vrij is van het graf en Petru s van d e gevangenis, zoo is een christen vrij van d e w et."
85
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ju ister en afgerond er d an d it laatste had het niet gezegd ku nnen w ord en. Doch toen d e Antinom iaansch gezind e Johann Agricola von Eisleben begon te w oelen, begon Lu ther w eer eenigszins teru g te krabbelen en riep hij o. a. d en Pred ikanten toe: "Pred ikt volstand ig, d at een zond aar tot boetvaard igheid m oet getrokken w ord en niet alleen d oor d e zoetigheid d er genad e, d at Christu s voor ons gestorven is, maar ook d oor d e verschrikkingen d er Wet," terw ijl ond er zijn invloed in d e Formu la Concord ia veroord eeld w erd en "d e bestrijd ers d er w et, d ie d e w etp red iking u it d e kerk w illen verbannen, en d ie verzekeren, d at alleen u it het Evangelie en niet u it de w et d e zond en moeten w ord en aangew ezen." Agricola liet zich intu sschen terecht w ijzen en keerd e teru g van zijn uitersten. Calvijn teekent bij d e zinrijke gelijkenis van d e vrou w m et haar tw ee hu w elijken op Rom . 7:4 aan: "Christu s heeft het kru is tot een zegeteeken op gericht, en over d e zond e getriu mfeerd en op d at d it geschied d e, zoo m oest het handschrift, w aarm ed e w ij verbond en w aren, gescheu rd w ord en. Dit hand schrift is d e w et, w elke ons d er zond e schu ld ig m aakt, w anneer zij haar kracht bew ijst, d aard oor w ord t zij d e kracht d er zond e genoem d . Zoo zijn w ij d an d oor d e u itw issching van d it hand schrift verlost in het lichaam van Christu s, als het aan het kru is gehecht w as. Maar d e Ap ostel gaat verd er, te w eten, d at d e band d er w et is ontbond en gew eest, niet om d at w ij naar ons goed d u nken leven zou d en, gelijk eene w ed u w e zichzelve is, zoolang zij in het w ed u w schap leeft; m aar d at w ij nu aan een and eren man verbond en zijn, ja, d at w ij gelijk van hand tot hand van d e w et tot Christu s gegaan zijn. Intusschen verzoet hij d e hard igheid d ezer w oord en, als hij zegt, d at Christu s ons, om ons in Zijn lichaam te p lanten, van het ju k d er w et verlost heeft. Want hoew el Christu s Zichzelven w illens voor een tijd d er w et ond erw orp en heeft, zoo is het nochtans niet recht, dat d e w et heerschap p ij over H em hebbe. Voorts, d e vrijheid , d ie H em eigenlijk toekomt, m aakt H ij ook Zijnen led en gem een. Daarom is het geen w ond er, d at H ij d ie van het ju k d er w et verlost, d ie H ij m et een heiligen band aan Zich vereenigt, op d at zij een lichaam met H em zijn. 'LHQV GLH XLW GH GRRGHQ RSJHZHNW LV Wij hebben nu gezegd , dat Christu s in d e p laats d er w et gesteld w ord t, op d at bu iten H em geene vrijheid ged icht w ord e, en d at niemand besta d e w et te verlaten, zoo hij zichzelven nog niet gestorven is." Dit alles is 86
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
schoon gezien en gezegd en op al d e p laatsen, d ie sp reken over het d ood -zijn aan en d e vrijheid d er geloovigen van d e w et, laat Calvijn zich in gelijken zin u it; d och slaan w ij d aarna zijn Institu tie, zijne Dogm atiek, op d an m eet hij tegenover d e Antinom ianen lang en breed u it over d e voortreffelijkheid d er w et voor d e geloovigen. Wat d e Exegeet d us op bou w t, breekt d e Dogm aticu s af. De op schu d d ing d ie Coccejus in d e Ned erland sche Kerk verw ekte d oor zijn w etsbeschou w ing is algemeen bekend . Volgens hem had het genad everbond eene d rievou d ige hu ishou d ing, een vóór d e w et, een ond er d e w et, en een na d e w et, of ond er het Evangelie. H ij achtte d e w et naar haar bind end en eisch en heerschapp ij voor d e geloovigen afgeschaft, m et name het Sabbatsgebod . Deze geleerd e theoloog had in zijn tijd ju ister inzichten in d e w et en d e p rofeten d an een and ere in zijne d agen. Com rie kan als trou w e naloop er van Calvijn en voorloop er van Ku yp er beschou w d w ord en. In zijn Catechism u s d oet hij d e vraag: Wat moet bij d e p red iking d e eerste p laats innemen: het d oen hooren van d en d ond er d er Wet of het u itroep en van d e Vrije genad e? H ij antw oord t d aarop : "Het laatste. Laten d e leeraars en ook d e hoord ers w eten, w at ze voornamelijk beoogen moeten in hu nne behand eling van zielen. H et is niet het voornaam ste eind e om terrificatie in of verschrikkingen in d e conscientiën te veroorzaken, d e aard e in een hel te verand eren en d an d e menschen te laten liggen; neen, slaan w ij, het moet zijn met een oogmerk om te genezen en w ij m oeten als d ienaren van Christus allerovervloed igst zijn om d e troostleer voor te hou d en. Ik heb in het beloop van m ijn leven en ook van m ijne bed iening ond ervond en, d at het p red iken YDQ GH YULMH JHQDGH YDQ GH KHHUOLMNKHLG YDQ GHQ SHUVRRQ GHV 0LGGHODDUV YDQ KHW DDQERG YDQ ]DOLJKHLGYDQGHJHZLOOLJKHLGYDQ&KULVWXVRPWH]DOLJHQHQYDQGH YRRUUHFKWHQGHU]XONHQGLHLQ+HP]LMQ het m eest te w eeg brengt om d e harten ond er liefelijke aand oening te brengen; en in tegend eel, d at u it alle d e d ond eren der Wet niet and ers d an een Kainsberou w en een Ju d asbekeering voortkom t. God s barm hartigheid , in Christu s, d oet het harte sm elten, maar God s rechtvaard igheid in d e Wet d oet het harte inkrim p en. Ik w eet d at velen and ers gevoelen. Ik zeg m aar het m ijne. Sinai d roogt d e sp ringbron van zieletranen op, m aar Sion d oet ze ongeforceerd of onged w ongen d ru ip en; d e Zon d er gerechtigheid 87
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
ontd ooit, m aar Mozes is als d e kou d e u it het N oord en, d ie alles conglacieert en consolid eert of bevriest en verstijft. H oe hebt gij d en Geest ontvangen, vraagt Pau lu s, Gal 3:2, "u it d e w et of u it d e p red iking d es geloofs?" De w et is (gew eest! H. B.) een WXFKWPHHVWHUWRW&KULVWXV. Wij m oeten d aarop u it zijn, d at d e Wet het hare krijgt, m aar zorg d ragen, d at haar meesterlijk gezag niet te groot w ord e in d e conscienties boven en tegen d en H eere zelf. Want hoe m eer d e Wet m et zijn vloek in d e conscientie op d en troon gezet w ord t, hoe m eer w ij Christu s u it d e ziele bannen, en het koninkrijk van d en Du ivel m et al zijne helsche angsten op richten en stabiliëeren, w ant al zijne macht heeft hij van d e Wet van het verbroken w erkverbond , en nu is het d e Wet onm ogelijk, nad at d e zond e in d e w ereld gekom en is, het leven te geven; zood ra d e Wet in d e conscientie kom t, kom t ook d e Du ivel en hel d aarin. Lu ther zegt ergens in zijne Verklaring over d e Galaten d at d e w et in d e conscientie erger is d an d e Du ivel. O, m ijne Vriend en, d at God w ijsheid mocht geven om van het beste en allerheiligste ding, naast God , geen m isbru ik te m aken; en d at ied er recht leeren m ocht, niet alleen hoe Wet en Evangeliu m ond ergeschikt zijn aan elkand er, maar ook hoe ze tegen m alkand er strijd en als vu u r en w ater, licht en d u isternis, hemel en hel, nad at d e Wet d oor d e zond e krachteloos is gew ord en om het leven te geven. Wierd toch alles w at w ij zeggen w el op gem erkt, w ij zou d en nooit w ettische beroeringen, op zichzelven aangem erkt, op geven als zaligm akend e w erkingen, m aar er op u it zijn om het Evangeliu m tot troost en bem oed iging te op enen, op d at het geloof kom end e, d e tu chtm eester, als H agar en hare kind eren m ocht bu itengew orp en w ord en. God d oe een ied er m ijne rechte m eeningen in d ezen recht verstaan." Uit d it haast w at te lang citaat alsm ed e u it een d oor Com rie u it het Engelsch vertaald w erkje over d e Verlossing van d e Wet, blijkt zonneklaar d at ook d eze bekw am e god geleerd e een held er inzicht had in d e w et, d och ook h ij heeft in zijn strijd tegen d e Antinom ianen d e w et w ed er als verbind end en regel voor d e geloovigen gesteld en w el in d e m eest krasse bew oord ingen. Bij Jakobu s Koelm an vind en w e hetzelfd e en in heel d en strijd d er Voetianen en Coccejanen. Het is altijd geven en nemen. Dr. H. H. Ku yp er schrijft in zijn keu rig w erkje over d e Christelijke Vrijheid van d e w et als volgt: "Men kan God d ienen op 88
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
tw eeërlei w ijze: óf w ettisch, óf evangelisch, óf als d ienstknecht, óf als vrije, óf als slaaf, óf als kind . En eerst d an zal verstaan w ord en, w aarom d it d ienen God s vrijheid is, w anneer klaar en held er is ingezien, hoe God s kind bij d it d ienen van God vrij staat tegenover d e w et, God niet d ient als slaaf, m aar als kind. Op d it stu k d er Chr. vrijheid , d e vrijm aking van d e w et, w ord t evenzeer als op het eerste in God s Woord d e nad ru k gelegd . In d e brieven van d en Ap ostel Pau lus is d at "vrij van d e w et," d e grond toon d ie in alle m ogelijke toonsoorten w ord t herhaald. De volle roem d es geloofs w ord t eerst d an gekend, w anneer d ie vrijm aking d er w et ons d eel gew ord en is. Of, gelijk d e Ap ostel het in beeld spraak u itd ru kt in Rom . 7: van natu re zijn w ij aan d e w et verbond en, gelijk d e vrou w aan d en m an d oor d en band d es hu w elijks. Die band kan niet and ers verbroken w ord en d an d oor d en d ood ; w ant w ie zond er het sterven van d en m an m et een and er trou w t, d oet oversp el. En zoo ook m oet eerst d oor d en d ood d e band m et d en eersten m an, d e w et, verbroken zijn, zu llen w ij zond er geestelijk oversp el d e bru id w ord en van Christu s. Elke p oging, d ie d an ook in Pau lu s'd agen bep roefd w erd d oor d e Farizeesche Christenen om God s volk w eer ond er het ju k d er w et teru g te brengen, w erd d oor hem m et heiligen ijver w ed erstaan. "Staat d an in d e vrijheid , w aarmed e Christus u heeft vrijgemaakt, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d el' d ienstbaarheid bevangen," zoo roep t hij d en Galaten en in hen aan heel d e Christelijke Kerk toe. En w at m et d at "ju k d er d ienstbaarheid " bed oeld w ord t, blijkt d u id elijk genoeg u it hetgeen vlak voorafgaat, w aar hij het verbond op d en berg Sinai met Israël gesloten, vergelijkt bij H agar, d e slavin van Abraham , d ie met haar kind een typ e w as van het vleeschelijk Israël, d at in d e d ienstbaarheid d er w et lag verzonken. Wij zijn kind eren, niet d er d ienstm aagd , m aar d er vrije, zoo zegt hij. Ook d e u itvlu cht van Roomsche zijd e, d at Pau lu s m et d eze vrijheid tegenover d e w et alleen het oog had op d e ceremoniën en schad uw en d es Ou d en Testam ents, gaat, gelijk Calvijn terecht op m erkt, niet op . H et lijd t geen tw ijfel, d at m et d e w et, u it w ier d ienstbaarheid Christu s ons bevrijd heeft, w el d egelijk is bed oeld d e w et niet alleen d er ceremoniën, maar ook d er zed en. En ongetw ijfeld heeft veler gemis aan d en vred e d er conscientie, d ie alle verstand te boven gaat, d aarin zijn oorzaak, d at d eze vrijheid tegenover d e w et niet genoegzaam gep red ikt en d oor God s kind eren niet d iep genoeg verstaan w ord t." 89
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Bleef d eze geleerd e nu m aar bij d ie w aarheid , hier zoo u itnem end d oor hem ontvou w d , d an zou hij volstrekt niet d e m oeilijkheid hebben, w aarover hij vervolgens klaagt in d eze w oord en: "Zoo staan w ij d u s voor d e m oeilijkheid , d at volgens God s Woord aan d e eene zijd e d e w et geheel voor God s kind is te niet ged aan, of w il m en liever, d oor Christu s vervu ld is gew ord en, en d at aan d e and ere zijd e d e w et onverand erlijk voor God s kind blijft als regel d es levens. Om d eze moeilijkheid op te lossen, m oet er op gelet w ord en, d at hierbij alles afhangt van d e w ijze w aarop w ij tegenover d e w et staan en d e w et staat tegenover ons." En d an gaat hij w ed erop het alou d e voetsp oor voort d at d e w et voor d en geloovige ten volle geld ig is als regel d es levens. Dit is een onbew ezen stelling, w aarvoor m en in d e gansche Schrift geen greintje bew ijs kan leveren en d ie m en kennelijk alleen maar u it kracht d er trad itie en DGSRSXOXP blijft hand haven tot groote schad e van het geestelijk leven d er geloovigen. H et schijnt, d at men om zijner hu id w il allen loyalen, eerlijken strijd schu w t. H et is toch zonneklaar, d at het GRRG YRRU GH ZHW in geen enkel op zicht valt te rijm en m et d e w et als bind end en regel d es levens. Of het een of het and er is een leu gen. En w aar het een d u idelijk in d e Schrift geleerd w ord t, d aar m oeten w ij niet aarzelen om het and ere een ou d e leu gen van d en vad er d er leu genen te heeten, ten d oel hebbend e om het leven d er geloovigen ond er eene w olk te hou d en. Dr. H. Bavinck komt in zijn Magnalia Dei ged u rig w ed er teru g op d e w et. H ij schrijft er o. a. d it van: "Voor Pau lu s had d e vraag naar d en zin en d e bed oeling d er w et zoo groote beteekenis, d at hij er menigm aal in zijne brieven op teru gkom t. H et antw oord d at hij geeft, bevat d e volgend e m omenten: Ten eerste, d e w et is bij d e belofte bijgekom en, zij is er later aan toegevoegd , m aar w as er oorsp ronkelijk niet m ed e verbond en. Vele jaren verliep en er, eer d e w et na d e belofte werd afgekond igd . En toen zij bij d e belofte bijkw am , d roeg zij toch een tijd elijk, voorbijgaand karakter. Terw ijl d e belofte of het verbond d er genad e eeu w ig is, d u u rd e d e w et slechts tot d en tijd , in w elken het eigenlijke zaad van Abraham, n.l. d e Christus, verschijnen zou, aan w ien d e belofte w ezenlijk geschied was en d ie d en inhou d d er belofte ontvangen en u itd eelen m oest, Rom . 5:20; Gal. 3:17, 19.
90
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ten tw eed e, d it tijd elijk, voorbijgaand karakter d er w et kom t ook reed s in haar oorsp rong u it. De w et is w el van God afkom stig, maar zij is toch d oor H em niet rechtstreeks en onm id d ellijk aan Israël en aan ied er lid van d at volk zelf gegeven. Maar er had d en allerlei bem id d elingen bij p laats. Van d e zijd e God s w erd d e w et gegeven d oor mid d el van d e engelen, ond er d ond er en bliksem in een zw are w olk en bij het gelu id eener zeer sterke bazu in. En van d en kant d es volks, d at bevreesd w as en m oest blijven staan aan den voet d es bergs, werd Mozes verzocht, om als m id d elaar op te tred en, m et God te sp reken en d e w et in ontvangst te nemen. Ten d erd e, als van God afkom stig, is d e w et w el heilig en rechtvaard ig en goed en geestelijk; zij is op geenerlei w ijze aanleid ing of oorzaak d er zond e, al neem t d e zond e ook oorzaak d oor het gebod . Zij is zelfs niet in zichzelve krachteloos, is eigenlijk een gebod ten leven, m aar is alleen krachteloos bij d en mensch d oor zijn zond ig vleesch. Ten vierd e, d at bijzond er d oel, hetw elk aan d e w et eigen en w aarm ed e zij d oor God gegeven is, is tw eeled ig van aard . Vooreerst is zij bij d e belofte bijgekom en ter w ille van d e overtred ingen, Gal. 3:19, d at is, om d e overtred ingen meerd er te maken. Want w el w as er zond e, ook voord at, en d aar, w aar d e w et van Mozes niet bestond, Rom . 5:12, 13. Maar d an d raagt d e zond e toch een and er karakter; d an is ze niet overtred ing in d en zin, w aarvan Pau lus sp reekt in ond erscheid ing van zond e in het algem een. Doch in verband m et d it negatieve d oel, d e verm eerd ering d er overtred ingen en d e verzw aring d es oord eels, krijgt d e w et, d oor God aan Israël gegeven, toch ook een p ositief d oel. Want ju ist, d oor aan d e zond e het karakter van overtred ing, bond sbreu k, ontrou w te geven, d oor alle zond e, ook d e verborgene begeerlijkheid in het hart, als zond e, als in strijd met God s w et en als Zijn toorn en d e straf d es d ood s w aard ig, te d oen kennen, Rom . 3:20; 7:7; 1 Cor. 15:56, stelt zij d e nood zakelijkheid d er belofte in het licht, en bew ijst zij, d at als er een rechtvaard iging d es zond aars m ogelijk zal zijn, er eene and ere gerechtigheid moest bestaan d an u it d e w erken, Gal. 3:11: - In het Ou d e Testament w ord t d e religie d oorgaans nog als vreeze d es H eeren om schreven, en d e geloovigen heeten m enigmaal knechten d es H eeren. Zij w aren w el kind eren, m aar onmond ige kind eren, en d aarom aan d ienstknechten gelijk, ond er voogd en en verzorgers 91
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
gesteld tot d en tijd , d oor d en Vad er bep aald , Gal. 4:1, 2; 3:23, 24. Maar toen d e volheid d es tijd s gekom en is, heeft God Zijnen Zoon gezond en, gew ord en u it eene vrou w , gew ord en ond er d e w et, 4:4. Door Zelf in onze p laats alle gerechtigheid te vervu llen, Matth. 4:15, d oor een vloek te w ord en voor ons, Gal. 3:15, en Zichzelf voor ons tot zond e te laten maken, 2 Cor. 5:21, heeft Christus ons van d en vloek d er w et verlost en van haar eisch volkom en vrijgemaakt. Wij zijn niet m eer m et haar gehu w d , w ij zijn haar d ienstknechten niet meer, w ij zijn d oor haar zelve aan haar zelve gestorven, en w ij zijn nu d ienstknechten van Christu s en leven Gode, Rom. 7:1-4; Gal. 2:19; w ij zijn niet m eer ond er d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom . 6:15, w ij staan in d e vrijheid, w aarm ed e Christus ons vrijgem aakt heeft, Gal. 5:1. Voor ons geld t d e regel niet m eer: d oe d at, en gij zu lt leven, maar is d e ord e geheel om gekeerd ; w ij leven d oor het geloof en d oen d e w et, omd at w ij een verm aak in haar hebben naar d en inw end igen m enseh. Zoo is d e w et tegenover d e geloovigen m achteloos gew ord en; zij kan hem niet m eer aanklagen, w aar haar schu ld is d oor Christus ged ragen en haar eisch is d oor Christu s vervu ld ; zij kan hen niet meer veroord eelen, w ant Christu s heeft haar vloek op Zich genom en en al hare straffen geled en; satan zelfs kan zich van haar niet m eer bed ienen, om d e broed eren aan te klagen, w ant wie kan beschu ld iging inbrengen tegen d e u itverkorenen God s, als God Zelf ze rechtvaard igt, en d e gestorven en verheerlijkte Christu s in d en hem el voor hen bid t?" Is het geregeld u itleggen en voorlezen d er w et voor d e geloovigen nu bestaanbaar met d eze heerlijke vrijheid d er kind eren God s ? Werkzaam hed en, d ie er geheel op berekend zijn om d en ind ru k in d e harten te vestigen, d at zij hu n best moeten d oen om u it d ankbaarheid , zij het d an ook m et behu lp van Christu s’ krachten, d ie eischen d er w et te vold oen. Verre zij het van m ij om het op te nemen voor band elooze w etsverkrachting, d och het staat voor m ij op grond van Schrift en ervaring vast, d at d it streven d iep zond ig, onbijbelsch en u iterst schad elijk is voor het geestelijk leven d er geloovigen. Een ied er, d ie iets kent van het leven van ons christenvolk w eet, d at er d u izend en zijn, d ie jaar in jaar u it zu chten, alsof ze in d e gevangenis zaten en nim m er tot d e blijd schap en d e verzekerd heid d es geloofs kom en. Dit is grootend eels d e schu ld d ergenen, d ie vand aag m et d e zilveren
92
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
evangelietromp et het aangename jaar d er vrijheid u itroep en en d e geloovigen morgen knellen ond er het ju k d er w et. Ds. J. Van And el heeft een u itnemend w erk geschreven over d e Mozaische w et, w aaru it tot leering enkele aanhalingen volgen: "Bij Zijne ned erd aling op d en Sinai verhief H ij Jakobs stam men tot een geheiligd en staat, een rijk, m et een p riesterlijk karakter; d aar vatte H ij ze rijksgew ijs in zichzelven saam . Van d ien d ag af heet H ij Israëls Koning, Deut. 33:5, "d e groote Koning," d e "Koning d er eere." Als zood anig is H ij Israëls heirvoerd er in d en strijd , Nu m . 10:36, zijn Wetgever en zijn Rechter, Jes. 33:22, een Alleenheerscher in een rijk, d at bestem d is om d e volle belicham ing van Zijn w il te zijn. Israël is Zijn heirleger, Ex. 12:24; ' s volks oorlogen zijn heilig, krijgen van Jehova Zelven, N u m. 21:14. Geen volk erkent H ij voor het Zijne d an d it volk, en d at toont H ij, d oor nergens eene w et te geven of eene w oning te kiezen d an ond er hetzelve. Om echter aan te w ijzen, d at d e w et ook voor ons groote beteekenis heeft, d aartoe behoeft m en zijne toevlu cht niet te nem en tot sp litsing d er w et. Gem eenlijk toch hand elt men zoo, d at men d e zed elijke w et in d en d ecaloog vervat, als iets d at op zichzelf staat, afscheid t van d e levietische en m aatschapp elijke inzettingen, deze voor vervallen, gene voor eeu w iggeld end verklaart. Maar nergens kan m en in d e Schrift zelve grond vind en voor zu lk eene sp litsing d er w et; d aar w ord t ons d e w et steed s voorgehou d en als één ond eelbaar geheel, w aarin w el ond erscheid en kan w ord en, maar geene afscheid ing gem aakt. Wij m oeten d e w et in haar geheel laten, maar haar ond erscheid en van d en w il van God , d ie d oor haar tot gebod en verbod , m et belofte en vloek, w ord t verheven. Als w et bezien, zijn w ij van haar vrij; w ant Pau lu s zegt ons, Rom . 7:4, d at w ij d er w et ged ood zijn d oor het lichaam van Christu s, op d at gij eens and eren zoud en w ord en, d esgenen namelijk, d ie van d e d ood en op gew ekt is. In H em vind t d e w et w aarlijk haar eind e, d at is, haar oogmerk en afloop beid en. O hoe heerlijk m oet Christu s niet zijn, als zoovele inzettingen, van ou d e herkom st, van eeu w enlange heerschapp ij, ja van god d elijk gezag, en zoo gew ichtig, d at reed s hare verw aarloozing ond er vloek brengt, enkel voor H em m oeten w ijken! H ij kom t en sterft, en ziet na Zijnen d ood kan niets meer leven. H et gelaat d er w ereld verand ert; p riester en offer verd w ijnen, zelfs d e tem p el ziet zijn voorhang scheu ren en zijne steenen vallen. . . . . maar H ij blijft, gisteren en hed en, 93
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
hed en en m orgen, d ezelfd e, rechtmatig d rager van Jehovah’s naam. Maar m et d e w et verd w ijnt ook alles w at ten onzen koste, haars ond anks bloeid e ond er hare heerschapp ij; d e vloek is verre w egged aan, het kw aad is van d en troon gestooten, d e d ood is ten d ood e gew ond , m aar d e w il van God is geborgen in onze harten, om d at Christu s Zelf er het leven van w erd ." Volgens Ds. Van And el d ragen d e geloovigen thans d en w il van God u itged ru kt in het hart en d eze ged achte is even Bijbelsch als schoon. Doch ind ien d e geloovigen naar w aarheid met Christu s ku nnen zeggen: "Ik d raag Uw heil’ ge w et, Dien Gij d en sterv’ling zet, In ’t binnenst ingew and ," w aarom zal d e w et als w et d an nog telkens w ed er in hunne ooren gebazu ind w ord en? Ds. G. Doekes, een van d e vooraanstaande Geref. Pred ikanten in N ed erland , heeft een w erkje over d e Antinom ianen geschreven, waarin hij zich aldus u itlaat: "De christen is vrijgem aakt van d e w et, Rom . 7:6. Wij zijn niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e, Rom. 6:14. Christus toch heeft volkom en voor Zijn volk vold aan. Al hu n schu ld is d oor Zijn "lijd elijke" gehoorzaamheid u itged elgd , heel d e w et d oor Zijn "d ad elijke" gehoorzaam heid volbracht. H ij verw ierf ons niet alleen d e gerechtigheid, m aar ook het eeu w ige leven. H ij is ons niet alleen rechtvaard igheid , maar ook heiligmaking gew ord en, 1 Cor. 1:30. En d aarom m ogen w ij roem en in d e hop e d es eeu w igen levens, ook al klaagt het gew eten ons aan, d at w ij tegen alle God s gebod en zw aarlijk gezond igd hebben en nog steed s tot alle boosheid geneigd zijn. De zond aar w ord t d oor het geloof, w ord t om niet gerechtvaard igd , zond er d e w erken d er w et, Rom . 3:24, 28. Eerst in het N ieu w e Testam ent trad d eze w aarheid in het volle licht. De geloovigen ond er d e ou d e bed eeling zijn evenals w ij zalig gew ord en alleen d oor het geloof, zond er d e w erken d er w et. Maar d e op enbaring van hunne vrijheid w as nog niet volkom en. Ze w aren ond er d e w et in bew aring gesteld , ze had d en als kind eren een tu chtm eester of p aed agoog, ze stond en nog ond er w et en gebod , Gal. 3 en 4. Groot is d u s het voorrecht, d at w ij boven hen hebben. De volheid van genad e is over ons u itgegoten. Want d e w et is d oor Mozes gegeven, d e genad e en d e w aarheid is d oor Christu s gew ord en, Joh. 1:17. Dien zegen hebben w ij d ankbaar te w aard eeren d oor een afzien van alle w erkheiligheid en een roemen in d en rijkd om d er genad e God s. Vooral in d e Zend brieven van Pau lu s 94
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
w ord en w e d aartoe op gew ekt en tegen alle w ettische afd w alingen gew aarschu w d: "Staat d an in d e vrijheid , m et w elke ons Christus vrijgem aakt heeft, en w ord t niet w ed erom m et het ju k d er d ienstbaarheid bevangen," - zied aar eene verm aning, d ie nimm er in d e Gem eente d es H eeren m ag nagelaten w ord en. Sterk is d e neiging van ons bed orven vleesch tot w erkheiligheid . En d e kerkgeschiedenis getu igt op veelvu ld ige w ijze, w elk ernstig gevaar d aarin voor ’s H eeren Gem eente schu ilt. Ged u rig w eer zien w e haar afglijd en naar den w ettischen d oolw eg. Ou d e en nieu w e QRPLDQHQ of w etd rijvers staken achtereenvolgens het hoofd op en voerd en d e Gem eente in d ienstbaarheid ." Schoon en w aar gezegd , d och d eze bekw ame broed er gaat zelf niet vrij u it als hij in w eerw il van het bovengezegd e d e w et nog m et d rieërlei oogm erk op d en kansel gebracht w il hebben. Waar vind t hij d aarvoor eenigen grond in d e Zend brieven van Pau lu s? N ergens ook m aar een enkel w oord en w el voor het tegend eel. Ds. N. Y. Van Goor zegt in zijne Verklaring d er Belijd enis op Art. 25 o. a. d it: "N u is het rechte inzicht in d e verhou d ing tegenover d e w et zeker een d er m oeilijkste stu kken u it d e H eilige Schrift. Wie in onze ou d e god geleerd heid thu is is, w eet ook, hoe onze vad eren bij voorkeu r over d it ond erw erp hebben geschreven en m oeite hebben ged aan om d ie verhou d ing recht voor te stellen. Ond er het Ou d e Testam ent w as God s kind nog ond er d en tu chtm eester van d e w et. Gebod op gebod en regel op regel w erd en d aar op eengestap eld . Israël w as w el een kind God s, maar een klein kind , d at nog telkens van d en Vad er m oest hooren, w at het mocht en w at het niet m ocht d oen. Doch ond er het N ieu w e Testam ent is d at and ers gew ord en. De H eere heeft zijn H . Geest u itgestort en d oor d ien Geest leert H ij w at Zijn w il is. Eerst d aard oor is d e volkom ene vrijheid tegenover d e w et gekom en, in zooverre als God s kind eren niet d oor eenigen d w ang, maar d oor d e innerlijke d rijving d es Geestes naar d en regel d er w et begeeren te w and elen. Toch is het w aar, d at d e volle Christelijke vrijheid hier op aard e niet ons d eel is en d at eerst in d en hem el het hoogste stand pu nt zal w ord en bereikt. Daar eerst hou d t d e w et ook op een staf te zijn, w aarop w ij nu nog m oeten leu nen om verd er te kom en." Ook hier is w ed er d e vermenging van w et en genad e en het d u bbelzinnige geven en nem en. De vraag zou hier gesteld ku nnen w ord en of iem and d ie
95
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
d ood is voor d e w et toch nog op haar als op een staf kan leunen m et het d oel om verd er te komen. Vestigen w e thans nog d e aand acht op d e u itlatingen over d e verhou d ing d er geloovigen tot d e w et van een d rietal Gereform eerd en hier te land e. Ds. M. Bord u in zegt in zijne u itgave van Dathenu s’ Paarl d er Christelijke Vertroosting d eze w are w oord en: "Wanneer w ij d oor het geloof d e genad e aannem en, d an w ord en d eze heilsw eld ad en d oor toerekening God s zoo ons eigend om alsof w ij in eigen p ersoon w aren gekru isigd en gestorven. God rekent ons als gekru isigd en gestorven. Daarom zijn w e van d e w et verlost, w ant over een d ood e heeft d e w et niets m eer te zeggen. H aar vloek en verd oemenis geld t ons niet m eer. Een zw are m isd ad iger d oor het recht gevat zijnd e, staat geheel ond er d e m acht van het recht of van d e w et. Aanverw anten ku nnen hem niet in hu nne gem eenschap hebben, zij ku nnen hem het gelu k niet schenken en hij kan hen niet d ienen. De w et beschikt naar w elgevallen over hem en d ood t hem straks. Zij hebben alle zeggenschap over hem verloren. Zoo zijn w ij van natu re in d e m acht d er w et en als d ood voor God . Word en w ij echter van d e w et verlost, d oord at God ons in Christu s gekru isigd en gestorven rekent, d an gaan w ij God e w eer leven. In Zijn gem eenschap w ord en w e op genomen. Zijne zaligheid maakt H ij ons d eelachtig en w ij m ogen H em w eer d ienen. Dat w ij nu d it laatste d oen zou den, GDDUWRH zijn w ij verlost." Deze broed er legt terecht veel nad ru k op d e toerekening God s, d och nu zal hij ook moeten toestem m en, d at Christu s d oor d ie toerekening en als Wetvervu ller niet alleen onze gerechtigheid , m aar ook onze heiligmaking is, zood at w ij als geloovigen niet m eer d e w et te baat behoeven te nem en als mid d el ter heiliging of d ankbaarheid of iets d ergelijks. Ds. R. B. Ku ip er zegt in zijne lezing over d e Christelijke Vrijheid het volgend e: "Is it necessary to emp hasize the tru th that the Christian no longer stand s und er God ’s law, that he has ou tgrow n it? Any one w ho has but cu rsorily read the ep isties of Pau l, the ap ostie of liberty, esp ecially that very one that he ad d ressed to the Galatians, know s that this is sound d octrine. ’The law ,’ he says, ’w as ou r schoolm aster to bring u s u nto Christ, that w e m ight be ju stified by faith; bu t after that faith is come, w e are no longer u nd er the schoolm aster.’ (Gal. 3:24, 25.) Again: ’When the fu lness of time w as com e, God sent forth H is son, 96
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
mad e of a w om an, mad e und er the law, to red eem them that were u nd er the law ,’ (4:3, 4). And what m ore exp licit statem ent than this can be d esired : "Bu t now are w e d elivered from the law ?’ (Rom . 7:6). "Qu ite so," is has been rem arked , "bu t it w ill have to be sp ecified w hat Pau l means by ’the law.’ H e certainly cannot mean to inform his read ers that they are free from the w hole law of God . Evid ently he has reference only to the civil and the cerem onial law s of Israel and not to the moral law , the ten com m and ments; for they are as lasting as God ’s ow n essence, of w hich they are an exp ression." We rep ly: What business has any one to p lace this restriction on Pau l’s u se of the term "law "? Mu st it be sup p osed that he w as lacking in ability to exp ress himself w ith exactness? As it is, he p roclaims a freed om from the law w ithou t any restriction whatever, and, therefore, w e conclu d e from the w hole of it, Let us observe a p articu lar instance. A m om ent ago a few w ord s from Rom . 7:6 w ere qu oted: "Bu t now w e are d elivered from the law." In the very next verse, the seventh, Pau l says: "I had not know n lu st excep t the law had said: thou shalt not covet." The reference IS p lainly to the tenth com m and m ent of the m oral law . H ere most assu red ly the apostle teaches that the Christian is d elivered from the law of m orals. Bu t there is a m u ch m ore p rofou nd objection to any lim itation of the Christian’s liberty. Christ gained this liberty by H im self fu lfilling the law . Therefore, w hosoever d ares to m aintain that the Christian is not free from the m oral law , thereby d enies that it w as fu lfilled by Christ. H e d etracts from the w ork of ou r Savior. God forbid that w e shou ld brook this! It can stand rep etition w ith em phasis: Christian Liberty is freed om from God ’s ZKROH law ." Theoretisch is d it volkom en ju ist, d och ook d eze schrijver w ord t terstond na d eze w oord en w ed er bevreesd voor het Antinom iaansche sp ook en komt w eer met d e onbew ezene en onbew ijsbare stelling aand ragen, d at d e geloovigen toch d e w et moeten hou d en als regel hu ns levens. In één w oord het is altijd koekoek een zang: GRRG HQ WRFK OHYHQ Wie het vatten kan vatte het, d och ik kan het niet and ers vatten d an als een trad itioneele stelling, w aaraan m en niet d u rft tornen. Men m oet zich bij d ergelijke w etsvoorstellingen niet inbeeld en, d at het geloovig volk ooit tot d e rechte op vatting d er vrijheid zal kom en. H et zal steed s m eer w ord en gelijk het thans reed s is: Eenerzijd s een zuchten ond er het ju k d er w et; and erzijd s een lichtzinnigheid, d ie alle perken te bu iten gaat. 97
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
Ten slotte zij hier nog gew ezen op een artikel in d e H op e van 24 Jan. 1922 ond er d en titel: "Onze verhou d ing tegenover d e Wet," d oor Ds. M. E. Broekstra. Dit artikel w as d oor en d oor nom istisch. Allen, d ie naar d e Schrift vrij van d e w et w illen zijn, w ord en voorgesteld als lied en, d ie in god sd ienstige band eloosheid verloop en en d ie ond er den schoonen d ekmantel d er liefd e zich zoeken los te m aken van allen band , om heer en m eester van eigen leven te zijn, w eshalve hij het niet ond ienstig acht om op d it gevaar te w ijzen en aan te geven w at onze verhou d ing tegenover d e w et God s m oet zijn. Dan w ijst hij er in d e eerste p laats op , d at er geene tegenstelling bestaat tu sschen w et en genad e. Deze tegenstelling, zegt hij, bestaat niet om d e d ood eenvou d ige red en, d at beid en u it God zijn en in God geene tegenstelling is. Doch d eze red en is w at al te d ood eenvou d ig, w ant hoew el het op zichzelf genom en volkom en w aar is d at beid e u it God zijn en d at God geen tw ee d ingen kan voortbrengen, w elke m et elkand er in tegenstrijd zijn, w ijl d it in strijd zou zijn m et d e eenheid in het w ezen God s, d e broed er ziet hier voorbij d at God Zelf eene tegenstelling maakt in d eze w oord en: "De w et is d oor Mozes gegeven, d e genad e en d e w aarheid is d oor Jezu s Christu s gew ord en," Joh. 1:17. "Want gij zijt niet ond er d e w et, m aar ond er d e genad e," Rom . 6:14. "Zu llen w ij zond igen, om d at w ij niet zijn ond er d e w et, m aar ond er d e genad e?" vs. 15. "Maar nu zijn w ij vrijgemaakt van d e w et, overm its w ij d ien gestorven zijn," Rom. 7:6. En zoo zou d en w ij d oor ku nnen gaan, om tegenstellingen op te som m en, d ie d e Schrift zelf nad ru kkelijk maakt. De broed er zou zijn red en w el hebben ku nnen aanvoeren tegen d e stelling d er ou d e Gnostieken, d ie leerd en d at d e w et en heel het Ou d e Testam ent d e op enbaring van een lagere God heid w aren en op grond d aarvan leerd en, d at d e christenen geroep en w aren d e w et van Mozes te verachten en zelfs te trotseeren. Ook d e Marcionieten maakten eene absolu te tegenstelling tusschen d eze tw ee en volgens hen had d e lagere god van het Ou d e Verbond tevergeefs getracht het menschd om m et d e w et gelu kkig te maken. Doch eene relatieve tegenstelling leert d e Schrift ons d u id elijk en klaar. Wet en genad e verschillen als eisch en gifte, als bevel en belofte, als vraag en aanbod . De w et m oge al evenzeer als het Evangelie heilig, w ijs, goed en geestelijk zijn, ja volm aakt, zij w ord t toch d oor God Zelf vanw ege d e zond e, krachteloos, Rom . 8:2, vijand schap, Ef. 2:15, vleeschelijk, H ebr. 98
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
7:16, zw ak en onp rofijtelijk, vs. 18, een schadu w , H ebr. 10:1, en zond er barm hartigheid geheeten, vs. 28. Vervolgens w ord t d oor Ds. Broekstra gezegd , d at al d e w etten gegeven w erd en "in de bed eeling d er genad e." H oe is het mogelijk, d at een scherp zinnig man als hij zoo iets voor het p u bliek kon neerschrijven! Want w el is het w aar, d at ond er d en ou d en d ag d e rechtvaard igmaking d oor het geloof niet onbekend w as, Gen. 15:6; Rom . 4:1-4; 6-8; Gal. 3:6; Jac. 2:23 en d e Heere ook toen reed s Zijne genad e w ist te verheerlijken, d och d e Schrift leert ons d at God in d en tijd van Mozes Zijn w il in een w ettelijken vorm aan Zijn volk heeft bekend gem aakt. H et w as toen d e bed eeling d er w et, d ie bovend ien nog bep erkt w as tot een klein volk van een paar m illioen inw oners. Vervolgens w ord t d it aangegeven als onze ju iste verhou d ing tot d e w et: "De genad e is ons van God verleend , op d at w ij d aard oor d es te beter in staat zou d en zijn om d e w et te volbrengen." Ik vrees d at d it maar al te ju ist d e algem eene op inie in d ezen w eergeeft, d och het is in één w oord Galatianisme, d e ou d e d w aling d er Galaten, w aartegen Pau lu s zoo ernstig w aarschu w t, d e verm enging van w et en genad e, en terecht is d aarvan op gemerkt, d at geen beker van vergif m eer d ood elijk is d an d eze, w aarin w et en genad e gemengd zijn. Maar zeer zeld en kom t d e d u ivel als Pelagiaan tot d en m ensch, hij kom t in d en regel als Sem ip elagiaan, d at n.l. God en m ensch moeten co-op ereeren, sam enw erken, God w at en d en m ensch w at en d an zal het w el gaan, d an zal het d oel w el bereikt w ord en. Waar vind t Ds. Broekstra ook maar een enkel Schriftbew ijs voor zijne stelling? Ind ien w ij als geloovigen d oor Christu s'w etsvervu lling in gem eenschap m et H em een lijk gew ord en zijn voor d e w et als w et, w aarom zou God ons d an nog genad e, d . i. vrije gu nst geven om nu d ie w et nog te gaan betrachten? Deze stelling behelst niets m ind er d an een ged eeltelijke verloochening van Christu s' w erk en een d ienstbaar m aken van d egenen, d ie vrij zijn in Christu s Jezu s. Verd er bekam p t Ds. Broekstra d e id ee, d at liefd e d e hoogste w et van het geestelijk leven d er geloovigen zou zijn. Ik stem d en broed er volkomen toe, d at d e vrije liefd e een m onster is, d at in d e hel geboren is. Maar is d e liefd e niet d e m eeste? Zelfs m eer d an geloof en hoop? Is het niet een d iep zinnige w aarheid , w at d e kerkvad er Au gu stinus zeid e: "H eb lief en d oe d an w at gij w ilt?" H angt aan d e liefd e niet d e 99
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
gansche w et en d e p rofeten? En stelt Pau lus niet herhaald elijk in het eene w oord OLHIGH d e vervu lling d er geheele w et? Rom . 13:8, 10; Gal. 5:14; 1 Tim. 1:5; Jac. 2:8. Ind ien nu d an d it eene w oord d e vervu lling d er w et is, w aarom zu llen w ij d an, en nog w el m et behu lp van God s genad e, er naar streven om d e tien w oord en d er w et stiptelijk te ond erhou d en? Waarom toch niet gebleven bij het eenvou d ig Evangelie van Christus? Deze en d ergelijke vragen verm enigvu ld igen zich bij het lezen van zu lke onbijbelsche stellingen. De w et is niet iets form eels, ze is geen d w angju k, d at ons knelt en benau w t en belemm ert, zoo lu id t het verd er. Dit is al w ed er eene onw aarheid , w ant d e w et is zoo formeel, d at er geen titel of jota ooit van ter aard e zal vallen, en Petrus noem d e d e w et een ju k d er d ienstbaarheid , d at zoo kneld e, d at noch onze vad eren, noch w ij haar hebben kunnen d ragen. En Pau lu s w aarschu w t er d e geloovigen van Galatië tegen om hun nek niet w ed erom te bu igen ond er d it knellend ju k. De slotsom van ons historisch ond erzoek kan geen and ere zijn d an d eze, d at m en kennelijk u it vreeze voor d e band eloosheid van enkele ou d e Antinom ianen d e volle vrijheid d er geloovigen niet d u rft hand haven. De vrees voor het Antinomianisme is groot. H et is genoemd "d e d onkere schad u w, d ie altoos het Evangelie verzelt." De vrees en ook d eze d rijft echter d e liefd e naar bu iten en d ie is ju ist d e vervu lling d er w et. Wanneer w ij bovend ien d e geschied enis van het Antinom ianism e nagaan, d an blijkt ons al ras d at veel voor w etbestrijd ing is u itgekreten w at niet and ers w as d an een Schriftm atig op kom en voor het recht gebru ik d er w et en d e vrijheid van een christenm enseh. Om slechts een enkel voorbeeld te noem en, Jakob Verschoor van Zeeland w ord t geregeld in d e historie d er N ed . H erv. Kerk voorgesteld als een Antinomiaan. Wat w aren nu d e grond stellingen van ' s mans leven? Deze drie: le. Wie d eelgenooten zijn van Christus'vold oening, hebben geene schu ld m eer, w ant w äar nog schu ld is overgebleven, kan in w aarheid geene vold oening hebben p laats gehad . 2e. Zij, voor w ie Christus vold aan heeft, hebben nog w el gebreken, d och zijn daarvoor niet strafbaar m eer, aangezien Christus hunne straf aan het kru is volkom en ged ragen heeft. 3e. Zoo het God behaagd e, kon H ij d e verlosten w el geheel rein d oen geboren w ord en, aangezien hu nne rechtvaard iging en heiliging d oor Christus aan het 100
HET WETTIG GEBRUIK DER WET
kru is verd iend zijn. Deze stellingen mogen verkeerd zijn toegep ast, in d en grond zijn ze volkom en naar d e Schrift. Eind elijk, een boom w ord t aan zijne vru cht gekend. En d an is het m erkw aard ig d at zij d ie u itgekreten zijn voor Antinom ianen, als Van H attem , Verschoor, Kohlbru gge en and eren geroem d zijn om hu n zed ig, ingetogen en god zalig leven. H et god zalig leven van Torrey, Gaebelein, Scofield en vele and eren hier te land e, Joh. d e H eer in N ed erland en van Bijbelkenners als Gray, d ie allen d en sterksten nad ru k leggen op d e volkomene vrijheid d er geloovigen van d e w et, m oest een ied er aanm anen om niet te haastig te zijn m et het geroep van band eloosheid , zed eloosheid , tuchteloosheid en w at d ies meer zij. Want een boom w ord t aan zijne vru cht gekend . Men legge af een vrees, d ie d oor Schrift en historie niet gew ettigd w ord t en d ie veelszins belem m erend heeft gew erkt voor d e nad ere belichting en beleving d er vrijheid d er kind eren God s. Dat d e geloovigen d oor Zijn Woord en Geest zich hunne heerlijke vrijheid ten volle bew u st w ord en, hunne vrijheid nim m er m ogen gebru iken "tot een oorzaak voor het vleesch," maar aan d en band van heel het Woord m ogen leven tot verheerlijking d es d rieëenigen God s! "ALLEEN LIJK WAN DELT WAARDIGLIJK H ET EVANGELIE VAN CH RISTUS"
101
OVER DE SCH RIJVER Dominee H arry Bu ltema (1894-1952) w erd geboren te Uithu izen (Groningen, N ed erland ). H ij volgd e een kerkelijke op leid ing aan het Calvin Sem inary in Grand Rap ids (Michigan, U.S.A.). Ds.Bu ltem a d iend e d e Christian Reformed Chu rch te Pella, Iow a en d e First Christian Reform ed Chu rch van Mu skegon, Michigan. Tijd ens d e vruchtbaarste p eriod e van zijn leven d iend e d s.Bu ltem a d e Berean Chu rch, eveneens te Muskegon. Deze groeid e snel en ontw ikkeld e zich tot één van d e grootste christelijke gemeenten in d e Verenigd e Staten w aarbinnen m en oog had voor d e toekom st van Israël en het bijzond ere m and aat van d e ap ostel Pau lu s voor d e volken. Bu ltema startte tevens één van d e langst voorgezette christelijke rad iop rogramm a’s u it d e geschied enis van d e stad Mu skegon. H ij schreef regelmatig voor d iverse christelijke blad en zoals *UDFHDQG*ORU\0DJD]LQH, en 7KH0RUQLQJ6WDU. Zijn om vangrijke oeu vre om vat een groot aantal bijbelstu d ieboeken d ie m eerd ere m alen w erd en herd ru kt. Aanvankelijk schreef hij vooral in d e N ed erland se taal. Tot zijn belangrijkste w erken behoren com m entaren op d e bijbelboeken Jesaja, Jerem ia, Ezechiël en Daniël. Zijn allerbekend ste w erk is het boek 0DUDQDWKD, w aard oor in d e Am erikaanse Mid w est veel belangstelling w erd gew ekt voor d e w ed erkom st van Christus en het d aarop volgend e d u izend jarige vred erijk. Zijn bekend ste w erk in d e Engelse taal is 7KH%LEOHDQG%DSWLVP. And ere veelgelezen geschriften zijn 1DPHVRI2XU:RQGHUIXO/RUG, :LOO WKHUH %H 5HFRJQLWLRQ LQ +HDYHQ 7KH 8QLRQ RI WKH %HOLHYHU ZLWK &KULVW en %ULHI1RWHVRQ*HQHVLV. Een u itgebreid e levensbeschrijving van d s. Bu ltema is enkele jaren geled en gep u bliceerd in het blad 3URIHWLVFK3HUVSHFWLHI (2e jaargang, no.9, p ag.35-38, 1997).