Het Werkwoord

  • November 2019
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Het Werkwoord as PDF for free.

More details

  • Words: 1,340
  • Pages: 3
1. Het werkwoord Het analogieprincipe is logisch en helder, toch wordt er herhaaldelijk tegen gezondigd. Zijn al die mensen dan zo dom? Ik denk dat het veleer te maken heeft met het feit dat onze spelling zich baseert op woordbeelden. Je denkt er gewoon niet bij na, de woorden verschijnen a.h.w. “automatisch” in je geest. Daarom dat we dikwijls, als we toch aan een schrijfwijze twijfelen, de verschillende versies onder mekaar opschrijven, in de hoop de “correcte” vorm te ontdekken. (Satteliet, sateliet, sattelliet, satelliet?) Met inzicht heeft dat dus weinig te maken. Het probleem bij werkwoordsvormen is nu, dat je hier verschillende woordbeelden ontwikkelt: haat, haatte, gehaat, gehate, word, wordt... het kan allemaal. (Men zal bv. niet zo vlug “werdt” schrijven, omdat dat woordbeeld niet voorkomt, tenzij dan in de archaïsme vorm “gij werdt”, maar daar kunnen we dus best over zwijgen!) De regels blijken niet zo veel op te lossen, ze leiden dikwijls tot een “blindelingse” toepassing, zonder inzicht. Denk aan de regel dat de t in de OTT 2de persoon enkelvoud wegvalt bij inversie: je wordt moe; word je moe? Elke leerkracht Nederlands kent de klassieke fout: *word je zus moe? Nee, zeg je dan, want deze “je” is geen onderwerp: “je zus” is onderwerp en dat is derde persoon, geen tweede. De “je” in “je zus” is bezittelijk voornaamwoord: men kan die vervangen door “jouw”. Als leerkracht vind je je uitleg helder als pompwater, maar dat arme kind, dat nu inderdaad heel moe wordt, hoort het in Keulen donderden: inversie, onderwerp, tweede persoon, derde persoon, bezittelijk voornaamwoord, je en jouw... Persoonlijk voel ik er nog het meest voor, om gewoon te wijzen op de analogie, zonder er regels aan te verbinden. Hoe minder regels en hoe minder grammaticale begrippen we nodig hebben, hoe meer kans op een beetje resultaat. Laat bv. De werkwoordsvorm vervangen door de corresponderende vorm van “komen” (of een ander, waarvan de stam niet eindigt op d of t.) Hij vindt schrijf ik met een t want ik hoor ze ook in Hij komt. Hij vond schrijf ik zonder t want ik hoor ze evenmin in Hij kwam. Braad je de kip? zonder t want Kom je? Braadt je kip? met t want Komt je kip? Soms moet je wat inventief zijn: Wend u tot haar zonder t want Draai u om (wend is imperatief, u is LV). Wendt u zich tot haar want Draait u zich om (wendt is vervoegd ww bij OND u) Wat met de OVT van zwakke (of onregelmatige) werkwoorden? Hij wachtte, hij antwoordde. Je kan bv. vergelijken met hij lachte, hij belde. Bij de stam komt –te of –de. (“Stam” is een van de taalkundige begrippen die we toch moeilijk kunnen missen!) Ook in de voltooide deelworden worden veel fouten gemaakt. Zelfde vraag: d of t? (Bij sterke, d.i. onregelmatige werkwoorden stelt zich het probleem natuurlijk niet.) Gebeld, geantwoord, verhuisd, geërfd, gewacht, geplant, gesust, gepuft Men gebruikt hier dikwijls de regel van ’t kofschip (of ’t fokschaap): als de stam eindigt op een van de medeklinkers in dat rare word (dus: t k f s ch p), dan krijgt het VD een t, in alle andere gevallen een d. Het lijkt wel een soort toverformule. Ik zou de leerlingen toch eens vertellen dat dat gekke woord ’t kofschip of ’t fokschaap een geheugensteuntje is om alle stemloze medeklinkers te onthouden. Het verschil stemloos-stemhebbend kunnen ze zelf voelen: bij de uitspraak van een klinker (a e i o u) of een stemhebbende medeklinker (b, d, v, ...) voel je de stembanden trillen als je je

Het werkwoord – Staf Elst

-1-

vingers op je keel legt. Bij de stemloze voel je geen trilling. Dat is alles: het al of niet trillen van de stembanden. Welnu, bij stemloos hoort stemloos (een t), bij stemhebbend hoort stemhebbend (een d). De leerlingen zeggen nu: gepuft met een t want die f staat in ’t kofschip (ze is dus stemloos), gebeld met een d want de l staat niet in ’t kofschip (ze is dus stemhebbend). Ook hier zitten addertjes onder het gras: waarom schrijven we verhuisd en geërfd met een d, terwijl die s (verhuis) en die f (erf) toch in’t kofschip staan? De stam van het werkwoord is wat overblijft als je de uitgang van de infinitief (-en, soms –n) laat vallen. Van verhuizen is dat dus verhuiz, en van erven is dat erv. Voor leerlingen die ondánks dat kofschip toch nog fouten maken, kunnen we het proberen met het verlengstukje. Denk bij het VD een –e en je hoort vanzelf wat je moet schrijve, t of d: Gebelde, geantwoorde, verhuisde, geërfde, gewachte, geplante, gesuste, gepufte. Dat werkt altijd, slechts in enkele gevallen kan het misschien wat twijfel wekken: geschrobd, gekrabd (gesponst en gesponsd zijn beide juist, omdat zowel sponsen als sponzen bestaan.) Toch blijven veel kinderen fouten maken, om de eenvoudige reden dat ze niet zien dat het om een voltooid deelwoord gaat! Eventueel moet je eerst oefeningen voorzien om het VD te laten zoeken. Een elementair grammaticaal besef is toch wel nodig... Tot overmaat van ramp gebruiken we een VD soms als bijvoeglijk naamwoord: de beantwoorde brief, de gehate tiran, de geredde drenkeling, de verbrede straat. Deze woordbeelden staan naast de vormen van de OVT: beantwoordde, haatte, verbreedde... en dus liggen de fouten weer voor het grijpen. Ook hier kunnen we makkelijk op analogie: de kleine straat: bijvoeglijk naamwoord met buigingsuitgang –e de verbrede straat: VD verbreed met buigingsuitgang –e (verbreede wordt verbrede: open lettergreep) Eventueel hulpmiddeltje: in het VD gebruikt als bijvoeglijk naamwoord staan zoveel klinkers en medeklinkers als je vindt in de infinitief: haten-gehate, redden-geredde, vergrotenvergrote. Een dt-fout is geen ramp. De leerlingen moeten wel beseffen, dat men daar, al of niet terecht, in bepaalde omstandigheden veel belang aan hecht (sollicitatie, publicatie, reclame, brief...) Het gaat dus ook om de attitude. Zo kennen we het verschijnsel dat sommige studenten een spellingsproef over werkwoordsvormen perfect maken, maar in een andere tekst de blunders opstapelen. Bij het invoeren van de nieuwe spelling 1995 heeft men ook onze vervoeging van Engelse werkwoorden duidelijk geregeld. Veel Engelse werkwoorden waren immers in de gesproken taal binnengedrongen (faxen, updaten, racen, bodybuilden...) maar hoe moest je al die vervoegde vormen spellen? De oplossing is eenvoudig: we volgen gewoon de vervoeging van de regelmatige (= zwakke) werkwoorden. Maar nu moet je er toch even je gedachten bijhouden. Laten we met iets simpels beginnen: Hij wacht, hij wachtte, heeft gewacht; dus ook: hij faxt, hij faxte, heeft gefaxt. Hij belt, belde, heeft gebeld; dus ook: hij volleybalt, volleybalde, heeft gevolleybald. (Voor baseballen behouden we wel de dubbele l, omdat we dat woord, in tegenstelling tot volleyballen, op zijn Engels uitspreken: baseballt, baseballde, gebaseballd.) Nu even opletten. Wat is de stam van racen, deleten, updaten, bridgen?

Het werkwoord – Staf Elst

-2-

Je zou denken: ik laat gewoon de –en vallen: rac, delet, updat, bridg. Mis: als je dat hardop leest, dan merk je dat je niet de “stam” hoort. Het komt allemaal in orde als we schrijven: race, delete, update, bridge. (De e uit de Engelse spelling die de uitspraak van de klinker in de voorgaande lettergreep bepaalt, blijft behouden.) En nu kan er niks meer mislopen, je doet met deze stammen, wat je met alle stammen doet: Hij racet, racete, heeft geracet Deletet, deletete, gedeletet Bridget, bridgede, gebridged (met d, dan die “dg” is stemhebbend) Updatet, updatete, geüpdatet (let op trema: prachtig bastaardwoord!) Deze regel geldt vanaf 2006 ook voor cruisen, housen en leasen: Wij cruiseten/cruiseden, ze houseten/houseden, ze leaseten/leaseden (telkens twee mogelijkheden omdat men twee uitspraakvarianten aanvaardt waarbij de s stemloos of stemhebbend wordt uitgesproken!) Je moet er wel je verstand bijhouden: op spellingproeven krijg ik allerlei merkwaardige vormen te zien zoals hij heeft *gedeletetet. Trop is teveel en teveel is trop, zei Van den Boeynants ooit. Alleen voor werkwoorden met o (scoren, choke, promoten) gaat het bovenstaande niet op omdat die vormen blijkbaar vernederlandst zijn: Chookt, chookte, gechookt (en niet *choket, *chokete) Scoort, scoorde, gescoord Promoot, promootte, gepromoot

Het werkwoord – Staf Elst

-3-

Related Documents

Het Werkwoord
November 2019 5
Reflecteren Is Een Werkwoord
December 2019 15
Het Exces In Het Luisteren
October 2019 100
Het Voetbal
July 2020 42
Het Register
June 2020 35