Het Ontstaan Der Dingen Theodoor Bogler

  • May 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Het Ontstaan Der Dingen Theodoor Bogler as PDF for free.

More details

  • Words: 946
  • Pages: 7
Het Bauhaus, opgericht in Weimar door Walter Gropius in 1919, ontwikkelde zich dankzij de inspirerende invloed van prominente leerkrachten - Lyonel Feininger, Johannes Itten, Wassily Kandinsky, Paul Klee, Gerhard Marcks, Laszlo Moholy-Nagy en Oskar Schlemmer - tot de belangrijkste school voor vormgeving van de twintigste eeuw, de eerste professionele hogeschool voor design ter wereld, waar opmerkelijke resultaten geboekt werden op het gebied van kunstpedagogie, beeldende kunst, vormgeving, toneel en architectuur. De pedagogische kant van deze avant-gardeschool werd bepaald door een meervoudige onderwijsmethode: creatief spell creativiteitstraining en praktijkgerichte samenwerking in de ateliers. Onder het motto 'kunst en techniek- een nieuwe eenheid' gaf Gropius het Bauhaus in 1922 een toekomstgericht profiel. De Bauhaus-ateliers werden 'Iaboratoria van de industrie', waar door een aantal studenten gepatenteerde modellen en prototypes ontwikkeld werden, die nu tot de vroege klassiekers op het gebied van design gerekend worden, zoals de Bauhaus-tafellampen van Jucker/Wagenfeld, de kindermeubels van Marcel Breuer en de textiele ontwerpen van Gunta SWlzl. Academische nabootsing en stijloefeningen maakten plaats voor het principe van de inventie - de innovatie van materiaal, technologie, vorm en functie als uitdrukking van de moderne industriele samenleving. Met zijn internationale docentencorps en circa 25 procent buitenlandse studenten werd het Bauhaus een trefpunt van de Europese avant-garde. Men had zeer gevarieerde contacten met de Nederlandse Stijl-beweging, waarbij vooral de cursus die Theo van Doesburg in 1922 te Weimar gaf vermeldenswaardig is. De keramiekwerkplaats van het Bauhaus, geleid door de beeldhouwer Gerhard Marcks, de zogeheten 'Formmeister', was vanaf 1920 ondergebracht in de gerenommeerde pottenbakkerij van Max Krehan in Dornburg an der Saale, dertig kilometer van Weimar. In Krehans werkplaats werd een traditionele vakopleiding gegev~n,

maar daarnaast kwam er een tweede atelier waar men naar nieuwe wegen

voor keramisch vaatwerk zocht. Dit atelier was gevestigd in het voormalige stalgebouw van de kastelen van Dornburg, waar ook studenten ondergebracht waren. Belangrijke oud-Ieerlingen van de keramiekwerkplaats waren Werner Burri, Johannes Driesch, Johannes Lessmann, Wilhelm Lober, Marguerite Friedlaender, Margarete Heymann-Marks en Franz RudolfWildenhain . In het voorjaar van 1923 zochten de twee begaafdste keramisten Theodor Bogler en Otto Lindig, die net hun gezellendiploma hadden behaald, contact met verschillende aardewerk- en porseleinfabrieken en deden ervaring op met het gieten van keramiek. Zij maakten bewust de sprong van de ambachtelijke draaischijf naar de industriele technologie en zetten een atelier op, waar gipsmodellen vervaardigd konden worden. In het voorjaar van 1923 ontwikkelde Theodor Bogler in de keramiekwerkplaats van het Bauhaus de eerste designfamilie: van serviesgoed, flessen, voorraadpotten en kannen tot en met mokkamachines, met als hoogtepunt zijn befaamde combinatietheepotten. Het is geen toeval dat bij deze seriemodellen voor het eerst een type-

e::.e a ant-garde=. creatief spell :'"5. Onde r het

e-e end worden, 5 van Marcel ing en stij 1-

_ ocem buiten~

-garde. Men bij vooral dig is.

-"

e1

=>

er Gerhard cht In de Saale, dertig opleid ing

een ty pe-

dan niet Dvr-",,-..a

aanduiding in de keramiekwerkplaats (L l-L6) gebruikt werd, want zij belichaamden bij uitstek de uitgangspunten en beeldende principes van moderne vormgeving. Bogler streefde niet aileen naar functionele veelzijdigheid, maar hield zich ook bezig met het probleem van de uniformiteit van industriele massaproducten, waarvoor hij strategische oplossingen ontwikkelde. Om verschillende vormvarianten mogelijk te maken, ging hij uit van de functionele elementen van een kan: het handvat, de vulopening en de tuit. Naast het traditionele hengsel ontwierp hij een handvat aan de zijkant en keramische schijven met openingen, waar een metalen of rieten handvat in paste. De vulopening kon op verschillende manieren worden uitgevoerd: al dan niet excentrisch, met of zonder trechterelement en met verschillende zeefjes. Het lichaam bestond uit een cilindervorm en een halve bol. De laatste kon aan de boven- of onderkant van de cilinder aangebracht worden - de stand ring en de vulopening hadden dezelfde diameter. Ten slotte waren er nog driesubvarianten voor de tuit mogelijk: in het midden van, boven- of onderaan de cilinder. Van de talrijke vormvarianten die theoretisch mogelijk waren, werden toch nog meer dan tien modellen van de grote theepot geselecteerd en deels als prototype in kleine oplagen geproduceerd, nadat ze ook getest waren op hun praktische. gebruikswaarde en

verantwoorde vorm . Met de juiste glazuren en glazuurtechnieken konden van deze industrieel vervaardigde - oftewel identieke - potten unica gemaakt worden met een geheel eigen karakter. Theodor Bogler had met deze eerste designfamilie uit de keramickwcrkplaats van het Bauhaus deugdelijke ontwerpmethoden ontwikkeld voor moderne industriele vormgeving. Des te pijnlijker moet het dan ook zijn geweest dat de verkoop op de beurzen in Le ipzig, Frankfurt en Weimar enorm tegenviel. Het ideaal dat Walter Gropius voor ogen stond, brede lagen van de bevolkingfraai vormgcgeven, doe lmatige, goedkope en duurzame producten aan te bieden, vervaardigd me t een minimum aan materiaal e n arbeid, leek stuk te lopen op de avant-gardistische vormgeving. Op deze feedback reageerden Bogler en Lindig prompt met nieuwe ideeen voor productie. Voor een theeservies (L40-42) en een serie koffiepotten van Lindig (L 1 O-L 16) werd een meer organische vormentaal gebruikt, die dichterbij de traditionele modellenlijn stond. Bovendien werden horizontale ribbels op het

lichaam van de pot aangebracht, die doen denken aan de traditionele techniek van de pottenbakkersschijf. Aan het eindpunt van deze ontwikkeling staat de koffiepot van Otto Lindig (L 19) die nog in 1923 geproduceerd werd, zowel in aardewerk als in porselein (Aelteste Volkstedter Porzellanfabrik). Deze kan was een voorbeeldige synthese van innovat ie en traditie en lu idde een fase van 'nieuwe eenvoud ' in, die zich ook in de andere Bauhaus-ateliers deed gelden. De strenge Bauhaus-stijl van 1923 maakte plaats voor vrijere ontwerpopvattingen.

. n

literatuur Klaus Webe r (red.), Keramik und Bauhaus, Berl ijn 1989 Michael Siebenbrodt (red.), Bauhaus Weimar, Entwurfe fur die Zukunft, Ostflldern Ruit 2000

Related Documents