Essentials

69. Human qualities

Menselijke eigenschappen

He has a noble character She is a good sort He is a bad sort All sorts and conditions of people You are a good sport He is a little eccentric (peculiar) Don't be rude Polite; impolite Honest; honesty; dishonest Honesty is the best policy Grateful, thankful. Don't be ungrateful Gratitude; ingratitude Merry, cheerful, in high spirits Merriment, mirth, cheerfulness Down-hearted, dejected, in low spirits Irritable, touchy; petulance She was jealous of him Jealousy, envy. Why do you envy him? He is proud of his son; his pride He boasted of his wealth Conceited; his conceit A respectful attitude We respect him I think a lot of him Aspoiltchild Avaricious, stingy, niggardly, closefisted. — Mean Avarice, miserliness. A miser A careful house keeper

Hij heeft een edel karakter Zij is een goed mens Hij deugt niet Mensen van allerlei slag Je bent een fidele vent (meid) Hij is een beetje buitenissig Wees niet onbeleefd Beleefd; onbeleefd Eerlijk; eerlijkheid; oneerlijk Eerlijk duurt het langst Dankbaar. Wees niet ondankbaar Dankbaarheid; ondankbaarheid Vrolijk, opgewekt Vrolijkheid, opgewektheid Neerslachtig Prikkelbaar; prikkelbaarheid Ze was jaloers op hem Jaloersheid. Waarom benijd je hem? Hij is trots op zijn zoon; zijn trots Hij ging prat op zijn rijkdom Verwaand; zijn verwaandheid Een eerbiedige houding Wij hebben respect voor hem Ik heb een hoge dunk van hem Een verwend kind Gierig, inhalig Krenterig Gierigheid. Een gierigaard, vrek Een zuinige huishoudster

107. Movements

Beweginge n

To walk; to run They walked in single file To rush; to march; to stroll Don't move! To move about Don't hurry! — Hurry up! He was in a hurry To climb a tree I scrambled over the debris He lay down on the couch He laid his hand on my shoulder Sit down! He satdown To rise, to get up. He stood up He rosé from his chair He turned round I stumbled over a stone He staggered to a seat He jumped to his feet She tripped and feil He tried to trip me up He wandered (roamed)about the country They sauntered along Oxford Street He strode (to stride) down the street We must try to catch up with him Clear out! Get out of here! He made himself scarce I dashed off to school They came tearing into the room To go on all fours He stole into the room She squatted down She stooped to piek something up

Wandelen, lopen; hard lopen Ze liepen achter elkaar Snellen; marcheren; slenteren Beweeg je niet! Heen en weer gaan Haast je niet! — Maak voort! Hij had haast In een boom klimmen Ik klauterde over het puin Hij ging op de divan liggen Hij legde zijn hand op mijn schouder Ga zitten! Hij ging zitten Opstaan. Hij stond op Hij stond van zijn stoel op Hij draaide zich om Ik struikelde over een steen Hij wankelde naar een stoel Hij sprong op Ze struikelde en viel Hij probeerde mij beentje te lichten Hij zwierf door het land Ze slenterden door Oxford Street Hij liep met lange passen door de straat We moeten proberen hem in te halen Maak datje wegkomt! Hij nam de benen Ik rende (holde) naar school Ze kwamen de kamer binnenstormen Op handen en voeten gaan Hij sloop de kamer binnen Ze ging op de hurken zitten, hurkte neer Ze bukte zich om iets op te rapen

284. Animal noises

Diergeluiden

A dog barks; whines A cat mews, purrs Acow lows or moos A horse neighs or whinnies A sheep, a lamb, bleats A donkey brays A pig grunts A cock crows A duck quacks A hen cackles or clucks A mouse squeaks A buil bellows A snake hisses A crow, a raven, caws An owl hoots A parrot screeches A lion roars A bee hums A bear grumbles, growls A frog croaks A pigeon coos A bird whistles; chirps, twitters;

Een hond blaft; jankt Een kat miauwt, spint Een koe loeit Een paard hinnikt Een schaap, een lam, blaat Een ezel balkt Een varken knort Een haan kraait Een eend kwaakt Een kip kakelt Een muis piept Een stier bulkt Een slang sist Een kraai, een raaf, krast Een uil krast Een papegaai krijst Een leeuw brult Een bij gonst Een beer gromt Een kikker kwaakt De duif kirt Een vogel fluit; sjilpt, kweelt

25. Law and justice

Wet en recht

359. Crime A criminaJ is a person who commits (perpetrates) a crime A criminal act Criminal Investigation Department (CID) He was caught in the act The thief was run in A policeman arrested him, took him into custody. The remand prison A burglary (a break-in) had been committed A burglar breaks into a house We had our house broken into (burgled) last night Burglars had broken in while we were on holiday Everything was turned upside down The thief had stolen his money He had his watch stolen Petty thefts Apickpocket To pilfer, pinch Who's pinched my knife? A pilferer A receiver (fence) receives stolen goods A bank robbery; a bank robber; a holdup; the Great Train Robbery Beware of pickpockets The hijackers hijacked the plane The cashier embezzled £10,000 A suicide; to commit suicide An incendiary sets fire to a house (sets a house on fire). Arson A forger forges a signature Forged banknotes; counterfeit money It's a downright swindle Fraud; fraudulent practices The murderer murdered his victim in cold blood Wilful murder Manslaughter, homicide She was poisoned, strangled He was as drunk as a lord A drunk, a drunkard; drunkenness; under the influence of alcohol Police control; a breathalyser A panda car; Black Maria He was tipsy; to get tight Inspector Brown, the famous detective, is in charge of the case The crook is in jail, in prison, doing time

Misdaad Een misdadiger is iemand die een misdaad begaat Een misdadige handeling Vergelijkbaar Centrale Recherche Hij werd op heterdaad betrapt De dief werd ingerekend Een politieagent arresteerde hem. Het huis van bewaring Er was een inbraak gepleegd Een inbreker breekt in Er is vannacht bij ons ingebroken Er was bij ons ingebroken terwijl wij met vakantie waren Alles werd ondersteboven gehaald De dief had zijn geld gestolen Zijn horloge was gestolen Kleine diefstallen Een zakkenroller Gappen, pikken Wie heeft mijn mes gegapt? Een kruimeldief Een heler heelt gestolen goederen Een bankroof; een bankrover; een overval; de grote treinroof Pas op voor zakkenrollers De kapers kaapten het vliegtuig De kassier verduisterde £ 10.000 Een zelfmoordenaar; zelfmoord plegen Een brandstichter steekt een huis in brand. Brandstichting Een falsaris vervalst een handtekening Valse bankbiljetten; vals geld Het is gewoonweg oplichterij Fraude, oplichting; oplichterspraktijken De moordenaar vermoordde zijn slachtoffer in koelen bloede Moord met voorbedachten rade Doodslag, moord Zij werd vergiftigd, gewurgd Hij was stomdronken Een dronken man; dronkenschap; onder de invloed van alcohol Politiecontrole; een blaaspijpje Een politie-auto; overvalwagen Hij was aangeschoten; dronken worden Inspecteur Brown, de beroemde rechercheur, heeft de zaak in handen De oplichter zit in de gevangenis

360. Legal matters

A court of justice, a law court To appearin court To take a matter into court To bring a person up for trial She has brought an action against him To sue a person for damages He was summoned; a summons Ajudge; Justice of the Peace, magistrate Barristers and solicitors A lawyer is a person who has studied law and gives legal advice Counsel for the prosecution Counsel for the defence The Public Prosecutor The Attorney General The solicitor briefs a barrister A barrister is a member of the Bar, who pleads in court A Queen's Counsel (Q.C.) or King's Counsel (K.C.) is higher in authority than other barristers He was called to the Bar To read for the Bar; to study law The defendant (the accused) was accused of (charged with) murder The plaintiff is the person who brings an action against the defendant The witnesses give evidence There is not much evidence of his guilt The accused pleaded guilty He pleaded not guilty He was allowed (released on) bail He was remanded (in custody) The jury brought in (returned) a verdict The judge passes (pronounces) sentence He was found guilty (of the crime); he was convicted of the crime He was sentenced to death (to hard labour, to ten years' imprisonment) The judge gave the prisoner a caution (cautioned him) and set him free The coroner holds an inquest to find the cause of death of persons who have died as a result of crime or accident A post-mortem

Rechtszaken

Een gerechtshof, een rechtbank Voor de rechtbank verschijnen Een zaak voor de rechtbank brengen Iemand voor de rechtbank brengen Ze heeft hem een proces aangedaan Een eis tot schadevergoeding instellen Hij werd gedagvaard; een dagvaarding Een rechter; politierechter (vergelijkbaar) Pleitende en raadgevende advocaten Een jurist (rechtsgeleerde) is iemand die rechten heeft gestudeerd en rechtskundig advies geeft. Het Openbaar Ministerie (vergelijkbaar) De verdediger, de advocaat De officier van justitie, openbare aanklager (vergelijkbaar) De Procureur-Generaal (vergelijkbaar) De procureur instrueert een advocaat. Een advocaat (pleiter) is een lid van de balie, die voor het hof pleit Een Q.C. of K.C. is hoger in rang dan andere advocaten Hij werd toegelaten als advocaat Rechten studeren De beklaagde (verdachte) werd van moord beschuldigd De aanklager (eiser) is degene die de gedaagde een proces aandoet De getuigen leggen getuigenis af Er zijn niet veel bewijzen voor zijn schuld De beklaagde bekende Hij ontkende schuldig te zijn Hij werd tegen borgtocht vrijgelaten Hij werd in voorarrest gehouden De jury deed uitspraak De rechter velt het vonnis Hij werd schuldig bevonden (aan de misdaad); hij werd schuldig verklaard Hij werd ter dood (tot dwangarbeid, tot tien jaar gevangenisstraf) veroordeeld De rechter gaf de gevangene een waarschuwing (berisping) en stelde hem in vrijheid De gerechtelijke lijkschouwer stelt een onderzoek in naar de doodsoorzaak van personen die gestorven zijn tengevolge van misdaad of ongeluk Een lijkschouwing (fig. 'nakaarten')