Ekd Nrc 4 Maart 2009

  • Uploaded by: Elisabeth de Leeuw
  • 0
  • 0
  • April 2020
  • PDF

This document was uploaded by user and they confirmed that they have the permission to share it. If you are author or own the copyright of this book, please report to us by using this DMCA report form. Report DMCA


Overview

Download & View Ekd Nrc 4 Maart 2009 as PDF for free.

More details

  • Words: 906
  • Pages: 1
NH 04-03-09 katern 1 pagina 03

Code rood als voorspeller van opvoedingsproblemen

Schoolartsen proberen met vragenlijst problemen van kinderen snel te signaleren, sommige ouders zijn kritisch

Met name goed opgeleide ouders staan kritisch tegenover de vele vragen die schoolartsen sinds kort over hun kind willen stellen. „Liegt of bedriegt hij vaak?” Door onze redacteur

Frederiek Weeda Amsterdam, 4 maart. Waarom mogen alle kinderen de enquête invullen en ik niet? Haar dochter, zegt Elisabeth de Leeuw, klonk verontwaardigd. De Leeuw had geweigerd een vragenlijst van de schoolarts in te vullen over het welzijn van haar dochter. Omdat ze niet wil dat de schoolarts zich op grond van vage vragen een oordeel over haar opvoeding aanmeet, legde De Leeuw, managementconsultant van beroep, uit. En omdat alle antwoorden jarenlang worden opgeslagen in een elektronisch kinddossier. Dat ook nog eens moeilijk te beveiligen is. Sinds kort heeft de schoolarts een nieuwe taak: hij moet via vragenlijsten kinderen screenen op „psychosociale problemen” en

moeilijkheden thuis. Alle kinderen. Op vijf-, tien- en dertienjarige leeftijd krijgen ze een vragenlijst mee met ongeveer dertig vragen. Het past in het beleid van minister Rouvoet (Jeugd en Gezin, CU) om ernstige problemen in de opvoeding te voorkomen. Volgens de nieuwe richtlijn Vroegsignalering psychosociale problemen moeten schoolartsen problemen van kinderen vroeg opsporen en ouders helpen voordat ze uit de hand gelopen zijn. Maar veel hoogopgeleide ouders vinden het onzinnig. Zo ook Paul Sturm in Bergen op Zoom van wie de elfjarige zoon onlangs de vragenlijst meekreeg. „Ik hoorde dat het bestand van het consultatiebureau wordt gekoppeld aan dat van de schoolarts en dat daar risicoprofielen aan worden verbonden. Dan ben je als kind later mooi de klos als je ouders naar eer en geweten zo’n vragenformulier hebben ingevuld.” Stel, zegt Sturm, dat zijn zoontje later bekend wordt. „En dat een of andere onderzoeksjournalist erin duikt en stuit op de antwoorden die zijn ouders hadden gegeven.” Het zijn altijd de hoogopgeleide

ouders die bezwaren hebben tegen vragen over de opvoeding, zegt de Utrechtse schoolarts Piet van Lieshout lachend. Gelukkig, zegt hij, weet de meerderheid van de ouders ook wel hoe ze moeten opvoeden. En gelukkig gaat het met de meeste gezinnen goed. „Maar er is een groep die er moeite mee heeft

Lieshout wijst erop dat het kinddossier wordt vernietigd als men 29 jaar wordt. Maar De Leeuw vindt de hele operatie „verspilling”. „Vroeger brachten ze problemen in kaart als ze aanwijzigingen hadden dát er iets mis was.” Wie te veel onrustbarende antwoorden scoort, wordt opgeroe-

‘Dan ben ik maar verdacht’ Elisabeth de Leeuw wil vragenlijst over haar dochter niet invullen

en een groep kinderen die daaronder lijdt. En daar kunnen we de ogen niet voor sluiten.” Het werkt zo: de arts legt een lijst vragen voor aan kind, ouders en leerkracht. Die variëren van ‘Biedt uw kind vaak vrijwillig hulp aan anderen?’ en ‘Is uw kind nogal op zichzelf, neigt hij ertoe alleen te spelen?’ tot ‘Liegt of bedriegt hij vaak?’ Voor elke leeftijdsgroep zijn er specifieke vragen. In sommige regio’s, zoals Amsterdam waar De Leeuw woont en Brabant waar Sturm woont, begonnen ze er vorig jaar al mee. Schoolarts Piet van

pen voor een vervolggesprek met de schoolarts. Hij kan verwijzen naar een psycholoog, maatschappelijk werker of bureau jeugdzorg. Schoolarts Van Lieshout: „De vragen zijn slechts een hulpmiddel maar wel een wetenschappelijk onderbouwd hulpmiddel. Vervolgens kijkt de arts of er echt iets aan de hand is.” De arts zoekt naar angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, psychosomatische klachten; agressief gedrag, onrustig gedrag en delinquent gedrag. Volgens de overheidsrichtlijn

heeft 11 tot 28 procent van de kinderen sommige van die problemen (of alle). Ouders rapporteren slechts 4 tot 6 procent. „Het feit dat de Jeugdgezondheidszorg vaker psychosociale problemen signaleert dan de ouders is mogelijk te verklaren doordat ouders alleen vragen over het gedrag van hun kind beantwoord hebben en geen vragen over de omstandigheden in het gezin en hun eigen opvoedingscapaciteiten, terwijl de JGZprofessionals hier wel rekening mee gehouden hebben”, zo meldt de richtlijn. Elk kind krijgt een risicoprofiel, op grond van gegevens van het consultatiebureau en van de huidige antwoorden – die weer naast de sociologische statistiek worden gelegd. Te veel risicofactoren bij elkaar – gescheiden ouders, laaggeletterdheid thuis, psychische problemen, werkloosheid – geven het kind code rood. Weinig of geen risicofactoren geven het kind code groen. Ook dáár heeft De Leeuw bezwaren tegen. „Als je categorieën maakt, moet iedereen die vragen op precies dezelfde manier invullen. Dat gebeurt niet: de een

vult in ‘vreselijk’, waar een ander schrijft ‘kan beter’. Bij inlichtingendiensten werken risicoprofielen ook slecht: iemand die aan het profiel voldoet blijkt geen terrorist te zijn; iemand die nergens aan voldoet, blijkt dat wel te zijn.” Daarnaast veranderen inzichten over opvoeding voortdurend: moet je een baby wel laten huilen of niet? Moet een moeder wel drie maanden na de geboorte werken? Code rood op zichzelf betekent toch niet dat een kind slecht wordt opgevoed? Nee, onderstreept Piet van Lieshout. „Een alleenstaande moeder kan prima opvoeden. Maar het is wel zo dat armoede bijvoorbeeld echt een voorspeller is voor problemen in gezinnen.” En dan zijn er ouders die niets invullen, zoals De Leeuw. „Als ze ook al niet kwamen opdagen bij afspraken op het consultatiebureau, kan dat reden zijn om contact op te nemen”, zegt Van Lieshout. „Maar ook dan geldt: als we geen problemen vaststellen, houdt het op.” Invullen is niet verplicht. En dus is Elisabeth de Leeuw daar stellig over: „Dan ben ik maar verdacht.”

Related Documents


More Documents from ""